SCHOOLONDERSTEUNINGSPROFIEL
De Zonnewijzer Afdeling SO 12-01-2012
De profielen dienen, enerzijds per school en anderzijds gebundeld tot een overzichtelijk geheel, de dialoog binnen de samenwerkingsverbanden in de regio’ s in voorbereiding op het ondersteuningsplan.
Het profiel legt in deze fase de focus op het beschrijven van de gespecialiseerde dieptezorg die in de huidige situatie door de scholen voor (V)SO geboden wordt. Voor wat betreft de beschrijving van basis- en breedtezorg, en de (kwaliteit)afspraken daarbinnen, wordt in een volgende fase aangesloten bij de specifieke afspraken per samenwerkingsverband. Het is geen statisch document, maar zal zijn dynamiek en doorontwikkeling kennen binnen het toekomstige passend onderwijs.
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 1
SCHOOLONDERSTEUNINGSPROFIEL SO
VSO
AB
School:
De Zonnewijzer
Adres:
Heldevierlaan 4
Postcode:
6415 SB
Plaats:
Heerlen
Brinnr.:
21SG -
Identiteit:
R.K.
Tel.:
045-5725519
Email:
[email protected]
Site:
www.so-zonnewijzer.nl
(bestuurs- en schoolnummer)
Maakt deel uit van SWV(-en): 55.01 / 55.02 / 55.03 / 55.04 /
/
(nummers)
Dit document is vastgesteld door het bestuur, na advies (G)MR. Datum:
-
-
Handtekening:
Naam, functie:
,
ALGEMEEN De school is onderdeel van bevoegd gezag INNOVO. De school heeft een formele (op overeenkomsten gebaseerde) samenwerkingsrelatie met: niet van toepassing MKD Xonar i.v.m. de plaatsing van residentiële leerlingen. In dit kader stromen kinderen parttime of fulltime in. Parttime kinderen zijn gedeeltelijk nog in behandeling bij het MKD en volgen gedeeltelijk onderwijs op de SO afdeling van De Zonnewijzer
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 2
De school is een doelgroepenschool en biedt (voortgezet) speciaal onderwijs voor leerlingen van 4 t/m 14 jaar van de volgende doelgroep(en) en omvang: 1-10-2012
ZMLK LG MG LZ -somatisch ZMOK LZ -psychiatrisch
93
LL LL LL LL LL LL LL LL
1-10-2011
88
LL LL LL LL LL LL LL LL
1-10-2010
100
1-10-2009
LL LL LL LL LL LL LL LL
93
LL LL LL LL LL LL LL LL
De doelgroepenscholen van het speciaal en het voortgezet speciaal onderwijs zien wij als voorzieningen binnen de regionale samenwerkingsverbanden, die daar waar nodig de reguliere scholen aanvullen in hun opdracht om passend onderwijs te bieden. Plaatsing wordt met de invoering van passend onderwijs afhankelijk van de onderlinge afspraken in het regionale samenwerkingsverband. Voedingsgebied => De leerlingen zijn voornamelijk afkomstig uit de gemeenten: Venray Horst aan de Maas Venlo Nederweert Beesel Weert Maasgouw Leudal Roermond Roerdalen
Peel en Maas Echt-Susteren Sittard-Geleen Stein Onderbanken Schinnen Brunssum Heerlen Landgraaf Beek
Meerssen Nuth Maastricht Kerkrade Voerendaal Valkenburg aan de Geul Simpelveld Gulpen-Wittem Eijsden-Margraten Vaals
Onderwijslokaties (aantal): 1 Adressen (buiten het hoofdgebouw) i.g.v. meerdere leslokaties: n.v.t. Lokaties andere activiteiten (leerwerkbedrijf, etc. => soort activiteit en adres opnemen): De gymnastieklessen vinden plaats in de sporthal naast de school.
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 3
BESCHRIJVING VAN DE DOELGROEP De doelgroep(en) zijn leerlingen met specifieke onderwijs- en ondersteuningsbehoeften in de school- en (vaak ook de) thuissituatie: De Zonnewijzer biedt onderwijs aan ‘zeer moeilijk opvoedbare kinderen’ (ZMOK). Zo staat het in de wet. Het team spreekt zelf liever over leerlingen in een moeilijke opvoedingssituatie. De leerlingen hebben vaak veel negatieve ervaringen op andere scholen achter de rug, soms al langere tijd. Als gevolg daarvan is hun motivatie om te leren vaak zwak en hebben ze weinig zelfvertrouwen. Soms wantrouwen ze anderen zelfs en kunnen ze geen relaties met andere leerlingen en met volwassenen aangaan. Ook hebben ze, als gevolg van hun gedragsproblemen, vaak een leerachterstand. De leerlingen zijn vaak zeer prikkelgevoelig en hebben een negatief zelfbeeld. Hun cognitief niveau is vergelijkbaar met leerlingen in het regulier onderwijs. Globaal zijn de leerlingen van De Zonnewijzer onder te verdelen in vijf typen: 1. Angstige leerlingen, die bijvoorbeeld agressief of clownesk gedrag vertonen; 2. Leerlingen met ADHD; 3. Leerlingen met grote sociaal-emotionele problematiek, bijvoorbeeld als gevolg van een scheiding, ziekte of overlijden; 4. Leerlingen die moeilijk tot geen relaties aan kunnen gaan; 5. Leerlingen met autistisch spectrum problematiek (vaak PDD-NOS). Er is ook een specifieke afdeling voor leerlingen met autisme binnen de Zonnewijzer, maar leerlingen die het niet nodig hebben dat de gehele onderwijsomgeving wordt aangepast aan hun autisme volgen onderwijs op de SO-afdeling. (Naar te onderscheiden doelgroepen de onderwijs- en ondersteuningsbehoeften kort typeren, handelingsgericht gekoppeld en gerelateerd aan (groepen van) leerlingkenmerken)
Instroom: De meeste leerlingen zijn ingestroomd vanuit: KDC MKD SBO regulier PO PRO LWOO / OPDC regulierVO andere SO school
25,61 4,88 54,88
14,63
% % % % % % % % % % %
Procentueel deel is het gemiddelde van de afgelopen 3 jaar
Toelating: Tot 1-8-2014** is toelating mogelijk met een indicatie* op grond van de landelijke indicatiecriteria. Na de aanmelding bij de school start de interne procedure bij de Commissie van Begeleiding (CvB) van de school en neemt het bevoegd gezag vervolgens een toelatingsbesluit op basis van het advies van de CvB.
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 4
Deze commissie bestaat uit: psycholoog/orthopedagoog maatschappelijk deskundige directielid jeugdarts revalidatiearts IBer jeugdarts en contactpersoon BJZ op afroep. . In principe zijn tot 1-8-2014 alle leerlingen met een indicatie voor de schoolsoort (cl 3) of het cluster (cl 4) plaatsbaar. Vanaf 1-8-2014 is plaatsing gebonden aan de toelaatbaarheidafspraken per SWV, met een overgangsregeling van 2 jaar voor zittende leerlingen. *zie bijlage voor de huidige criteria
** of zoveel later als de wetgeving passend onderwijs in gaat na 1-8-2014
Grenzen aan toelaatbaarheid: Aan welke leerlingen kan de school geen passend aanbod bieden: In principe zijn alle leerlingen met een cluster 4 indicatie plaatsbaar op de Zonnewijzer. Als sprake is van internaliserende problematiek, depressiviteit of een angststoornis wordt vaak verwezen naar de Buitenhof; deze school kan een passender aanbod aan deze leerlingen bieden. De Zonnewijzer heeft veel expertise op het gebied van gedrag en kan op didactisch niveau het beste aanbod bieden aan leerlingen met een gemiddelde intelligentie. Dit heeft gevolgen voor het aanbod aan leerlingen met een hoge of lage intelligentie. Als leerlingen een IQ hebben boven de 125 neemt de school een leerling vaak tijdelijk op; gedragsproblemen komen dan vaak voort uit het feit dat de leerling didactisch niet op zijn of haar niveau wordt aangesproken. Meestal nemen de gedragsproblemen af en kan de leerling weer terug naar regulier onderwijs. Als een leerling met een hoog IQ voor langere tijd speciale ondersteuning nodig heeft, verwijst de Zonnewijzer vaak door naar een Leonardoschool. Terugplaatsing: Criteria voor terugplaatsing van leerlingen naar het reguliere onderwijs: Didactisch: De meeste leerlingen van de Zonnewijzer hebben een gemiddelde intelligentie; terugplaatsing is vanuit didactisch oogpunt dus meestal wel mogelijk. Pedagogisch: Bij de overweging of een leerling teruggeplaatst kan worden, is de nodige pedagogische aanpak en ondersteuningsbehoefte de belangrijkste overweging. Het is van belang om goed te overwegen of een leerling die het goed doet op de Zonnewijzer het goed zou blijven doen binnen het regulier onderwijs. Mogelijk heeft de leerling behoefte aan een bepaalde aanpak of structuren die door het regulier onderwijs niet geboden kunnen worden. Om dat te bepalen, worden bepaalde structuren binnen de Zonnewijzer voor een leerling soms losgelaten, om zo te zien hoe een leerling hierop reageert. Ondersteuningsbehoefte: Anders: Jaarlijks wordt besproken of plaatsing in het speciaal onderwijs nog steeds nodig is voor de betreffende leerling. Als een leerling teruggeplaatst wordt, is er vaak eerst een proefperiode. De leerling wordt daarna ook ambulant begeleid. De AB-er die verbonden is aan de school waar de leerling naar toe gaat, bereidt de school altijd voor op de komst van de leerling. Ze vertellen bijvoorbeeld hoe de leerling in elkaar zit, welke aanpak de leerling nodig heeft en wat eventueel aangepast moet worden (in de
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 5
inrichting van de klas of het rooster, bijvoorbeeld). De leerling komt ook altijd kennismaken met de leerkracht, de AB-er is hierbij ook aanwezig. De wens van ouders is ook heel belangrijk bij een eventuele terugplaatsing; als zij er niet achter staan dat een leerling teruggeplaatst wordt naar het regulier onderwijs is de kans van slagen gering. Percentage terugplaatsing: <1% van de leerlingen wordt teruggeplaatst naar het regulier onderwijs. (gemiddelde over laatste 3 jaar) Uitstroom: De meeste leerlingen verlaten de school rond hun 13e levensjaar. Gemiddeld % afgelopen 3 jaar
En stromen ze uit naar: VSO VSO VSO VMBO HAVO / VWO PRO LWOO / OPDC MBO HBO / WO Betaalde baan in vrij bedrijf Betaalde baan in sociale werkvoorziening Dagbesteding met arbeidsmatig karakter Dagbesteding met ervaringsgericht zorgkarakter
onbekend
75
13 2 2 8
% % % % % % % % % % % % % % % %
Toelichting: Voor wat betreft de tussentijdse uitstroom is een opvallend gegeven dat veel leerlingen tussentijds uitstromen naar een andere school voor cluster 4. Dat betreft vaak leerlingen die naar de Buitenhof gaan, omdat ze naast onderwijs ook behandeling nodig hebben. Er zijn leerlingen die na de periode van deels behandeling en deels onderwijs weer terug komen op de Zonnewijzer.
DOELSTELLING Doel van het onderwijs van de school in één zin: Doel van de Zonnewijzer is een zodanig klimaat te creëren dat de leerling met de voor zijn of haar noodzakelijke ondersteuning en begeleiding succeservaringen opdoet, leert sociale relaties aan te gaan en zich positief ontwikkelt op sociaal emotioneel en didactisch gebied. (Korte typering van het onderwijs en wat school belangrijk vindt)
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 6
ONDERWIJS: AANBOD EN ORGANISATIE VOOR GEPLAATSTE LEERLINGEN De (V)SO-school kenmerkt zich als doelgroepenschool door een specifiek, specialistisch en verdiept aanbod, gericht op een kleine en af te bakenen doelgroep van leerlingen met vergelijkbare kindkenmerken en daaraan te koppelen specifieke behoeften in onderwijsondersteuning, zorg en vaak ook ondersteuning in de thuissituatie. Enkele kenmerkende uitgangspunten en opvattingen bij de doelgroepenbenadering: -
De doelgroep heeft betrekkelijk uniforme onderwijs- en ondersteuningsbehoeften
-
Leren in homogene groepen van leerlingen met betreffende onderwijsbehoeften heeft voorkeur
-
De expertise die de doelgroep nodig heeft vraagt een omgeving van een specialistische voorziening.
De school biedt speciale ondersteuning aan leerlingen, die door hun beperking niet in staat zijn om deel te nemen aan het reguliere onderwijs. Op hoofdlijnen een beschrijving.
Onderwijsconcept / Schoolconcept / Uitgangspunten: De rode draad binnen het onderwijs en aanpak van de Zonnewijzer is dat iedere leerling succeservaringen opdoet; doel is dat de leerling een goed en positief zelfbeeld krijgt. De ‘Vreedzame school’ is een concept dat schoolbreed wordt toegepast. Niet alleen de lessen uit de methode worden gedaan in de klassen; de vreedzame school is ook uitgangspunt voor het pedagogisch klimaat. Leerlingen zijn zelf mede verantwoordelijk voor het pedagogisch klimaat en hun eigen gedrag. Ook de schoolregels zijn gebaseerd op dit concept. ‘Geef me de vijf’ van Colette de Bruijn is ontwikkeld voor kinderen met autisme, maar kan ook goed toegepast worden bij leerlingen met een gedragsstoornis. Naast het wie, wat, wanneer, waar en hoe wordt voor de duidelijkheid ook aandacht besteed aan het ‘waarom’. Streven is om deze uitgangspunten een rode draad voor de aanpak van de leerlingen te laten zijn. Het personeel werkt op basis van een aantal orthopedagogische uitgangspunten: Onvoorwaardelijke acceptatie van de leerling; ondanks alles blijft de leerling de moeite waard. Non-acceptatie van storend gedrag. Duidelijke grenzen stellen. De leerlingen overwegend positief benaderen, ook als ze negatieve aandacht trekken. Relatiebevorderend werken, waarbij de interactie tussen leerkracht, leerling en ouders een belangrijke plek inneemt. Geen straf op straf stapelen. Voorleven en een voorbeeld geven. Bemoedigen; oog hebben voor de positieve ontwikkeling bij de leerlingen. Doordat het personeel de omgeving structureert en het onderwijs gestructureerd aanbiedt, krijgen de leerlingen meer kansen zich te ontwikkelen. Streven is dat de leerlingen niet
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 7
afhankelijk blijven van de geboden structuur. (Het gaat hier om theorieën als uitgangspunt voor handelingsgericht en/of ontwikkelingsgericht werken, langs de lijnen instroom-doorstroom-uitstroom en ontwikkelingsperspectief).
Samenstelling groepen: De groepen zijn samengesteld op basis van: leeftijd sociaal/emotionele criteria didactische criteria specifieke doelgroep specifieke doelgroep
Toelichting: De stamgroepen zijn voornamelijk samengesteld op basis van leeftijd en didactisch niveau. Daarnaast wordt rekening gehouden met de vereiste aanpak. Uiteindelijk is de samenstelling van de klassen altijd maatwerk. (Evt. toelichting op kenmerken voor inrichting van het onderwijs i.r.t. samenstelling groepen)
Omgaan met verschillen en speciale onderwijs- en ontwikkelingsbehoeften: ontwikkelingsperspectief, uitstroomniveau’ s en referentieniveau’ s Voor iedere leerling stelt de CvB een ontwikkelingsperspectief op. In dit ontwikkelingsperspectief wordt het verwachte didactische uitstroomniveau vermeld. Later in de schoolloopbaan wordt hier het pedagogische uitstroomniveau aan toegevoegd; heeft de leerling plaatsing in het VSO nodig, of kan hij of zij de overstap maken naar regulier onderwijs? groepsplannen en individuele handelingsplannen Leerlingen voor wie een herindicatie aangevraagd moet worden, hebben een individueel handelingsplan. Voor alle leerlingen is een zogenoemde ‘aanpak’ opgenomen in het ontwikkelingsperspectief. Drie keer per schooljaar bespreken leerkracht, de CvB en de logopedist (op afroep) de pedagogische en de didactische ontwikkeling van de leerlingen; twee keer tijdens de groepsbespreking en eenmaal tijdens de leerlingbespreking. Tevens vindt 2 keer per jaar een didactisch voortgangsgesprek plaats tussen leerkracht, IB-er en remedial teacher. De leerkracht bespreekt het ontwikkelingsperspectief en de aanpak drie keer per jaar met de ouders. In sommige gevallen is een lid van de CvB ook aanwezig bij dit gesprek. één plan onderwijs en zorg Leerlingen die instromen vanuit het MKD maken vaak in één keer de overstap naar het SO. Als dat niet het geval is, wordt voor die korte periode geen gezamenlijk plan opgesteld, maar is er sprake van een warme overdracht en tussentijds overleg. leerroutes, leerstofsysteem en leerlijnen ** Op de Zonnewijzer SO wordt dezelfde leerstof behandeld als binnen het reguliere onderwijs. Niet alle leerlingen kunnen didactisch het niveau van groep 8 bereiken; voor deze leerlingen wordt het einddoel en de leerlijn aangepast. In sommige gevallen past de leerkracht ook werkvormen of opdrachten aan, omdat het niet haalbaar is of te onrustig voor de leerlingen van het SO. Bij de vakken lezen, rekenen en taal/spelling wordt in groepsoverstijgende niveaugroepen gewerkt. Daarnaast zijn in het lesrooster van de stamgroepen extra
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 8
’zorgmomenten’ ingepland. Leerlingen werken dan aan didactische gebieden waar zij achterstanden hebben of op uitvallen. Ze krijgen bijvoorbeeld extra inoefentijd, of extra instructie. Voor leerlingen met dyslexie wordt de Kurzweil methode gebruikt. Dit betreft ongeveer 10 procent van de leerlingen binnen het SO. de relaties daarbinnen (Beschrijven van aanpak:. Tevens opnemen: looptijd van plannen, betrokkenheid van partijen bij opstellen en ondertekenen, evaluatie, bewaken voortgang, etc.) ** Door de CED groep zijn voor leerlingen met een IQ tot 35 en voor ZML-leerlingen leerlijnen ontwikkeld. Deze zijn ter informatie toegelicht in de bijlage.
Continuïteit onderwijszorg: Zorgstructuur: De school heeft een uitgebreid zorgplan, waarin de zorgcyclus en activiteiten per periode zijn beschreven. De IB-er heeft een coördinerende rol betreffende de (cyclische) zorgcyclus. Binnen de zorgcyclus kunnen de volgende fasen doorlopen worden: 1. Signaleringsfase: op basis van testen, toetsen en observaties wordt de ontwikkeling van leerlingen gevolgd en vastgelegd en eventuele problemen gesignaleerd. 2. Intakefase: informatie verzamelen (Wat is de hulpvraag? Wat gaat goed?) 3. Strategiefase: hebben we alle informatie, is er nader onderzoek noodzakelijk? 4. Onderzoeksfase: op basis van informatie, gesprekken en observaties wordt gezocht naar oplossingen in handelen en aanpak van leerling én leerkracht. 5. Indiceringfase: welke interventie is noodzakelijk- de ingrediënten voor het handelingsplan. 6. Adviesfase: tijdens een leerlingbespreking worden de resultaten besproken. 7. Uitwerkingsfase: uitvoeren van het handelingsplan. De groepsplannen en individuele handelingsplannen worden tijdens de groepsbespreking besproken. Tijdens de leerlingbespreking bespreekt de leerkracht alle individuele leerlingen met de CvB. Indien noodzakelijk worden externe instanties ingeschakeld voor onderzoek of begeleiding. Alle leerlingen worden meerdere keren per jaar besproken tijdens de ‘zorggesprekken’. Bij deze gesprekken zijn de leden van de CvB en de medewerkers die betrokken zijn bij de leerling aanwezig. Leerlingvolgsysteem en rapporten: Vanaf de kleutergroepen worden de leerlingen gescreend op dyslexie. Alle leerlingen worden ook logopedisch gescreend. Als het IQ van de leerling niet bekend is, wordt een IQtest afgenomen. Leerkrachten vullen regelmatig gedragsvragenlijsten in. Hierdoor ontstaat een beeld van hoe de leerling omgaat met de medeleerlingen en volwassenen en hoe zijn of haar sociale vaardigheden zijn. Dit beeld wordt tijdens intervisieoverleg met collega’s besproken. De leerkracht vult ook dagelijks een gedragsstaat in voor iedere leerling. Om de sociaal emotionele ontwikkeling te volgen wordt indien nodig de TRF en CBCL ingevuld. Een leerling kan ook de YSR invullen. Als een leerling de school verlaat, worden deze lijsten altijd ingevuld. De didactische ontwikkeling van de leerlingen wordt gevolgd met de methodeonafhankelijke toetsen van Cito. De resultaten hiervan worden ook vergeleken met de methodegebonden toetsen; soms valt een leerling op bepaalde onderdelen uit. Tijdens de didactische voortgangsbesprekingen worden de resultaten op de Cito-toetsen en de
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 9
methodegebonden toetsen daarom altijd naast elkaar gelegd. De vorderingen van de leerlingen worden bijgehouden in een digitaal administratie- en leerlingvolgsysteem; ‘Eduscope’. De leerlingen krijgen drie keer per jaar een rapport mee naar huis. Dit rapport wordt vooraf met ouders besproken waarbij zowel de didactische als de sociaal-emotionele ontwikkeling uitgebreid aan bod komt. Specifieke aandachtsvelden bij leergebiedoverstijgende doelen / activiteiten: De methode ‘Vreedzame school’ wordt behandeld in de lessen. De uitgangspunten van deze methode vormen de basis voor het pedagogisch klimaat van de school. In groep drie neemt de leerkracht twee keer per week zijn hond mee naar school; op school wordt de hond de ‘leeshond’ genoemd. Leerlingen mogen voorlezen aan de hond, dit blijkt effectief te zijn voor de leesontwikkeling van de leerlingen. De hond kijkt bijvoorbeeld op als de leerling stopt met lezen. Arbeidstoeleiding en Stage: n.v.t. Onderwijstijd en behandeltijd: De leerlingen zijn op school van 8:45-14:45 uur, behalve op woensdag. Dan zijn alle leerlingen om 12:45 uur vrij. Leerlingen die het nodig hebben, kunnen ergotherapie krijgen onder schooltijd. Het is ook mogelijk om sociale vaardigheids- en weerbaarheidstrainingen (bijv. Rots en Watertraining) te volgen op school. (Schooltijden noemen en beschrijven of en welke zorg en/of therapie leerlingen onder schooltijd krijgen)
Randvoorwaarden, Thuissituatie, Wonen en Vrije tijd: Het is in het belang van de ontwikkeling van de leerling, dat het schoolteam en de ouders goed en regelmatig contact met elkaar hebben. Leerlingen krijgen vanaf O3 (groep 3) een gedragsstaat mee naar huis. Ouders kunnen op deze gedragsstaat per dag o.a. zien hoe de houding van de leerling was ten opzichte van volwassenen en leerlingen, het huiswerk en de schoolspullen. In het eerste jaar krijgen de leerlingen de gedragsstaat dagelijks mee naar huis, daarna wekelijks. Doel van deze gedragsstaat is dat de ouders inzicht krijgen in het gedrag van hun kind en dit ook met hem of haar bespreken. Via de mail wordt ook veel met de ouders gecommuniceerd; een goede samenwerking tussen school en de ouders is cruciaal voor de ontwikkeling van de leerling. Als er vragen zijn rond afstemming, dan wordt een rondetafelgesprek georganiseerd waarbij de leerkracht, ouders en eventueel andere betrokkenen (bijvoorbeeld een zorgverlener) aanwezig is. Rondetafelgesprekken vinden gemiddeld eens per week plaats op de Zonnewijzer. Waar mogelijk wordt aangesloten bij projecten en mogelijkheden die er zijn om leerlingen te laten kennismaken met en stimuleren tot sport en andere vrijetijdsactiviteiten. De Zonnewijzer neemt nu bijvoorbeeld deel aan Special Heroes (een sportstimuleringsproject
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 10
voor leerlingen met een chronische ziekte of met een lichamelijke, verstandelijke of meervoudige beperking). Ouders kunnen informatie krijgen op school over sportverenigingen, verschillende voorzieningen en aanbieders van hulp en ondersteuning. Bijzonderheden / Aanvullingen:
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 11
VOORZIENINGEN Beschrijving van de speciale voorzieningen volgens het huidige arrangement op de volgende vijf velden: 1. De hoeveelheid aandacht/handen in de groep. 2. Speciale onderwijsmaterialen en aanpak. 3. De ruimtelijke omgeving. 4. Expertise. 5. Samenwerking met externe instanties rond de zorg voor deze leerlingen.
1. AANDACHT Groepsgrootte: Doelgroep of combi daarvan invullen: MG, ZML, ZMOK, autisme, etc.
12
leerlingen gemiddeld per doelgroep leerlingen gemiddeld per doelgroep leerlingen gemiddeld per doelgroep leerlingen gemiddeld per doelgroep leerlingen gemiddeld per doelgroep
ZMOK
Toelichting: er zitten nooit meer dan 14 leerlingen in een groep. (inhoudelijke toelichting onderscheid tussen doelgroepen en eventuele bijzonderheden)
Handen in de klas (per klas gemiddeld; invullen met 2 decimalen): Leerkracht Onderwijs-/klassenassistent Vakleerkracht
1,0 0,843
FTE FTE FTE FTE FTE
Toelichting: In drie klassen is een onderwijs/klassenassistent werkzaam. Dit betreft overwegend de onderbouwgroepen. Het is afhankelijk van de ondersteuningsbehoefte van een groep; momenteel werkt in een midden-/bovenbouwgroep bijvoorbeeld ook een assistente. Soms wordt een assistente verdeeld over 2 klassen. (indien gewenst: toelichting en eventuele bijzonderheden vermelden)
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 12
Disciplines in de school (inzetbaar t.b.v. onderwijs en ondersteuning naast en in de klas; met 2 decimalen ): Orthopedagoog / Psycholoog Logopedie Maatschappelijk werk Fysiotherapie Ergotherapie Verpleegkundige Spel- / Creatieve therapie IB RT Psychologisch assistent Stagebegeleiding voor LL-en ICT Extern inzetbaar: (P)AB vakleerkrachten gym en muziek
0,6 0,3 0,4 0,1
1,0 0,8 0,4 0,2 0,7
FTE FTE FTE FTE FTE FTE FTE FTE FTE FTE FTE FTE FTE Via centrum AB FTE FTE FTE FTE FTE
2. MATERIALEN en AANPAK Materialen en aanpak met speciale didactische kenmerken: In alle klassen wordt gebruik gemaakt van pictogrammen en dagplanners. Waar nodig kunnen de leerlingen timetimers gebruiken. Materialen en aanpak met speciale pedagogische/psychologische kenmerken: De school werkt met ‘mediatoren’; leerlingen bemiddelen in conflicten tussen medeleerlingen. Ze surveilleren ook op het schoolplein. Tijdens de dagafsluiting wordt geëvalueerd wat goed ging en wat minder goed ging. Leerlingen mogen elkaar dan ook ‘opstekers’ geven; het positieve gedrag van die dag van een medeleerling benoemen. Ieder klaslokaal heeft een time-out hoek. Dit is een neutrale plek in de klas waar een leerling rustig kan worden of nadenken. Bij blijvend negatief gedrag, om negatief gedrag niet te laten escaleren of om de rust te herstellen kan een leerling naar de opvang gestuurd worden. Als een leerling dermate onhandelbaar is, kan een leerling tijdelijk in de time-outkamer geplaatst worden. De onder- en bovenbouw hebben apart pauze. Tijdens iedere pauze is er een begeleid spel (door een leerkracht), waar leerlingen aan deel kunnen nemen. Sommige leerlingen doen verplicht mee aan dit spel. Indien nodig wordt voorafgaand aan de pauze met een leerling besproken wat hij of zij gaat doen.
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 13
Materiaal en aanpak gericht op aanpassing aan kindspecifieke fysieke en medische belemmeringen: Als leerlingen onleesbaar schrijven kunnen ze een computer gebruiken. Indien noodzakelijk kunnen leerlingen in afgeschermde werkplekken werken, waar mogelijk wordt dit ook weer afgebouwd. Er zijn ook gehoorbeschermers aanwezig in de klassen om voor de kinderen, die daar behoefte aan hebben, extra rust te creëren. Bijzonderheden: (Indien van toepassing)
3. FYSIEKE OMGEVING EN VERVOER
FYSIEKE OMGEVING De school kent de volgende speciale en extra ruimtelijke voorzieningen, gericht op de doelgroep: verzorgingsruimte(s) behandelruimte(s) rolstoeltoegankelijkheid snoezelruimte prikkelarme lokalen ruimtes voor één op één begeleiding ruimte voor een time out aangepaste toiletten praktijklokalen/-voorzieningen: keuken tuinkas / tuin
zwembad intern prikkelarme werkplekken 'opvang' Toelichting en bijzonderheden ‘Prikkelarme lokalen’ houdt in, dat lokalen bewust worden ingericht. Rondom het bord is de muur bijvoorbeeld zo leeg/rustig mogelijk. Qua inrichting hebben alle lokalen ook een vaste structuur. (Beschrijven van nadere bijzonderheden van de voorzieningen en aanpassingen)
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 14
VERVOER Ongeveer 90% van de leerlingen komt met leerlingenvervoer naar school. Een aantal leerlingen komt zelfstandig op de fiets, anderen worden door hun ouders gebracht. Iedere ochtend staat de locatiedirecteur of intern begeleider bij de taxi. Hij of zij doet de deur open en verwelkomt de leerlingen persoonlijk. Als zich tijdens de rit incidenten of grof taalgebruik hebben voorgedaan, koppelt de chauffeur dit terug en wordt daartegen opgetreden op school. De chauffeurs worden een keer per jaar op school uitgenodigd om situaties/problemen rondom het taxivervoer te bespreken. De directie heeft regelmatig contact met het taxibedrijf i.v.m. wijzigingen m.b.t. leerlingen en chauffeurs.
4. EXPERTISE
Binnen de school is sprake van teamexpertise: kennis, ervaring en vaardigheden die geïntegreerd zijn in de teamaanpak en geïnternaliseerd in het handelen van alle medewerkers. Daarnaast is er ook sprake van specifieke expertise die bij één of meer collega’ s aanwezig is, intern dan wel extern. Algemeen: (Korte beschrijving: wat is kenmerkend voor personeel van de school? Wat maakt ze tot personeel dat geschikt is voor deze leerlingen? Wat heeft personeel nodig om met deze leerlingen te werken, wat maakt ze geschikt voor dit onderwijs? Het gaat hierbij om (ortho)pedagogische, (ortho)didactische, organisatorische competenties en competenties m.b.t. interne en externe samenwerking)
Om op de Zonnewijzer te kunnen werken moet je affiniteit met de doelgroep en een groot incasserings- en relativeringsvermogen hebben. Je moet een evenwichtige persoonlijkheid hebben en je kwetsbaar op durven stellen. Goed kunnen samenwerken met anderen en kunnen reflecteren op je eigen handelen is een voorwaarde, om op een professionele wijze te kunnen functioneren op de Zonnewijzer. Personeel moet bovendien flexibel zijn; je moet je planning kunnen en durven aanpassen. Inlevingsvermogen in de leerling en een lerende houding zijn ook belangrijk. Teamexpertise: Regelmatig zijn er studiedagen voor personeel over gedragsstoornissen. Op dit moment wordt het personeel geschoold in het kader van opbrengstgericht werken; de leerlingen zitten op de Zonnewijzer vanwege hun gedragsproblematiek en hebben dus een specifieke benadering en aanpak nodig, maar het uiteindelijk doel is leren en onderwijs. Alle personeel heeft scholing gevolgd over de vreedzame school. Ook heeft iedereen de cursus ‘autisme in de klas’ en 'Geef me de vijf' gedaan. (te onderscheiden naar gecertificeerde expertise en ervaring)
Specifieke expertise bij delen van het team / teamleden: Een aantal teamleden heeft de opleiding tot SVIB-er afgerond. Zij kunnen dus School Video
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 15
Interactie Begeleiding verzorgen. Dit doen zij in en ook buiten de Zonnewijzer. Er is een dyslexiespecialist, een aantal teamleden heeft een Master SEN afgerond en de school heeft tevens een GZ-psycholoog en schoolmaatschappelijk werkster in dienst. (te onderscheiden naar gecertificeerde expertise en ervaring)
Expertise buitenschools snel toegankelijk: Middels het ‘centrum ambulante diensten en diagnostiek’ (een samenwerking tussen scholen voor cluster 2, 3 en 4 binnen het bestuur) is expertise snel toegankelijk en inzetbaar.
5. SAMENWERKING MET ANDERE INSTANTIES Deze samenwerking kan variëren van intensieve samenwerking met een zorgpartner (bijvoorbeeld revalidatiecentrum bij LG/LZ/MG-scholen), het inroepen van ondersteuning bij heel specifieke zorgvragen tot sporadische contacten.
nooit
sporadisch regelmatig
vaak
integraal handelingsplan
GGD BJZ GGZ Revalidatie(kliniek) (Kinder)Ziekenhuis Maatschappelijk werk MEE Justitiële inrichting KDC MKD CCE Gemeente CJG Leerplicht Politie Wetenschap/Kenniscentra Xonar Radar NVA (Limburg) Steunpunt autisme Mondriaan Zorggroep Virenze Lionarons
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 16
AMBULANTE DIENSTVERLENING EN ARRANGEMENTEN ARRANGEMENTEN In een aantal gevallen bieden (V)SO-scholen, naast langdurige plaatsing en AB, andersoortige arrangementen (Herstart, Op de Rails, Diabetesprojecten, kortdurende opvang en begeleiding , crisisinterventie, etc.)
Leerlingen kunnen tijdelijk geplaatst worden op de Zonnewijzer via de projecten Herstart en Op de Rails. Jaarlijks heeft de Zonnewijzer ongeveer 10 plekken voor Herstart en 24 voor Op de Rails (SO en VSO totaal). In samenwerking met MKD Xonar zijn er residentiële plaatsen binnen de Zonnewijzer; zogenoemde ‘plaatsbekostigde plekken’ voor leerlingen die zowel onderwijs als behandeling nodig hebben. (Beschrijving inhoud van de arrangementen en aantal leerlingen)
AMBULANTE DIENSTVERLENING De ambulant begeleiders bieden vanuit de school reguliere ambulante begeleiding (AB), terugplaatsing ambulante begeleiding (TAB) en preventieve ambulante begeleiding (PAB) aan leerlingen in het regulier onderwijs, die onder de doelgroep van de school vallen. Huidig aanbod: Doel van de Ambulant Begeleiders is hun kennis en kunde overdragen aan het regulier onderwijsveld, zodat iedere leerling met een rugzak op zijn of haar ondersteuningsbehoefte afgestemde vorm van onderwijs krijgt. De Ambulant Begeleiders werken, in samenwerking met Ambulant Begeleiders van de Catharinaschool (cluster 3) en SO/VSO mgr. Hanssen (cluster 2), vanuit het Centrum Ambulante Diensten en Diagnostiek in Hoensbroek. Een multidisciplinair team bespreekt de binnenkomende hulpvragen. Naast Ambulante Begeleiding voor geïndiceerde leerlingen (Ambulante Begeleiding), teruggeplaatste leerlingen (TAB) en preventieve Ambulante Begeleiding (PAB) biedt het centrum ook: verschillende cursussen (bijvoorbeeld over autisme); ondersteuning voor leerlingen (bijvoorbeeld logopedisch); ondersteuning voor personeel (bijvoorbeeld coaching); en diagnostiek. De arrangementen die de dienst biedt, zijn blijvend in ontwikkeling. In de regio(’s): dezelfde als aangegeven bij ‘voedingsgebied’. Aantal leerlingen dat wordt bediend: LG / LZ
BAO SBO VMBO HAVO/VWO PRO LWOO MBO
ZML
LL LL LL LL LL LL LL
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
MG
LL LL LL LL LL LL LL
cluster 4
LL LL LL LL LL LL LL
47 1 53
30
LL LL LL LL LL LL LL
blz. 17
Bijzonderheden:
TOEKOMST
Ambitie Ambitie in brede zin: (nieuwe) doelgroepen, verdieping expertise, nevenvestigingen, andere zaken die relevant zijn richting toekomst en passend onderwijs. Doel is dat uiteindelijk alle leerlingen van de Zonnewijzer (SO en VSO) onderwijs en ondersteuning krijgen in één gebouw; de ‘Uni-locatie’. De Zonnewijzer wil graag onderwijs en ondersteuning blijven bieden aan leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben op het gebied van gedrag. Ze willen hun vaardigheden en expertise blijven verdiepen. De komende tijd ligt de focus op opbrengstgericht werken en de implementatie van Kurzweil (een methode voor leerlingen met dyslexie). Mogelijkheden, grenzen en randvoorwaarden, o.a. op de vijf velden van de voorzieningen en/of gelegen in leerling-/, leerkracht-, groeps-, team-, school-, thuissituatie- en ondersteuningsfactoren
Arrangementen Specifieke plannen voor (uitbreiding van) arrangementen binnen (V)SO, anders dan langdurige plaatsing in (V)SO. Het is de bedoeling dat in het nieuwe gebouw ook een aantal groepen van het MKD geplaatst wordt. Intensievere samenwerking en uitwisseling wordt dan mogelijk, bijvoorbeeld middels een observatieplaatsing. Externe dienstverlening Specifieke plannen voor (uitbreiding van) externe dienstverlening vanuit het (V)SO. (Voorbeeld :Ambulant begeleiders beschikken over brede ervaring en expertise, die in de toekomst goed gebruikt kan worden binnen het regulier onderwijs: inzet van co-teaching, ondersteuning bij de breedtezorg, professionaliseren van personeel, etc.)
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 18
Bijlagen * en ** *
TOELICHTING OP CRITERIA EN LEERLIJNEN
HUIDIGE CRITERIA EN TOELATING Toelating scholen cluster 3 Alle scholen van REC 3 Limburg hebben meerdere trajectbegeleiders in dienst. Deze medewerkers kunnen ouders ondersteunen bij het aanvragen van een indicatie voor cluster 3. Als de ouders een indicatie hebben gekregen, kunnen zij hun kind aanmelden bij de school of ambulante dienst. Na de aanmelding bij de school start de interne procedure van de Commissie van Begeleiding (CvB) van de school. De CvB adviseert het bestuur over de toelating van leerlingen tot de school. Een indicatie voor cluster 3 is een voorwaarde voor aanname van de leerling. Als de CvB het bestuur op grond van een aantal uitgangspunten adviseert de leerling niet te plaatsen, gaat de school samen met de ouders op zoek naar een andere passende (onderwijs)plek. Indicatiecriteria Op dit moment geldt landelijke wetgeving voor indicatiestelling van de clusters. Ieder REC heeft de taak een onafhankelijke Commissie voor Indicatiestelling (CvI) in te richten die bepaalt of een leerling in aanmerking komt voor een indicatie. Hieronder worden de indicatiecriteria weergegeven. Cluster 3 ZML De Commissie voor de Indicatiestelling beoordeelt aanvragen voor deze indicaties op grond van landelijk vastgestelde criteria. De leerling heeft: - een IQ lager dan 55; of - een IQ in de bandbreedte van 55-70 en (bij kinderen tot 7 jaar) een stoornis die het leren en sociaal functioneren ernstig bemoeilijkt; of - het syndroom van Down De onderwijsbeperking hoeft alleen aangetoond te worden bij IQ in de bandbreedte van 5570 en blijkt uit: - zeer geringe sociale zelfredzaamheid ofwel een zeer ernstige ontwikkelingsachterstand op het gebied van sociale redzaamheid waardoor de leerling niet zelfstandig op een reguliere school kan functioneren; en - bij kinderen t/m 7 jaar: ernstige tekortkomingen op het gebied van leer/taakgedrag, zoals werkhouding, taakgerichtheid, aandacht en motivatie en zeer geringe vooruitgang gedurende een jaar; of - bij kinderen van 8-11 jaar: zeer geringe vooruitgang gedurende een jaar bij aanvankelijk lezen, spellen en rekenen; of - bij kinderen van 12 jaar en ouder: schoolvorderingen die niet verder gaan dan de beheersing van de leerstof tot en met eind groep 3 van de basisschool. De ontoereikendheid van de zorgstructuur hoeft alleen aangetoond te worden bij een IQ in de bandbreedte 55-70, en blijkt uit: - indien de leerling nog geen school bezoekt: onvoldoende effect na tenminste een half jaar ondersteuning door zorg- of hulpverleningsinstanties; of - onvoldoende effect na tenminste een half jaar lang extra zorg vanuit de zorgstructuur van het regulier onderwijs (waaronder het samenwerkingsverband), afgestemd op de behoeften van de leerling en eventueel met beschikbare ondersteuning door hulpverleningsinstanties.
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 19
Cluster 3 ZML/MG Een aanvraag voor een indicatie cluster 3 ZML/MG beoordeelt de Commissie aan de hand van de volgende criteria: - Een (geschat) IQ lager dan 20 of - Een IQ tussen de 20 en 35 in combinatie met een beperkt gedragsrepertoire en andere medische of gedragsproblemen. Voor een ZML/MG indicatie hoeft een onderwijsbeperking en de ontoereikendheid van de zorgstructuur niet aangetoond te worden. NB: Leerlingen met een ZML/MG indicatie zijn dus niet meervoudig gehandicapt, zoals de kinderen met een cluster 3 MG indicatie. Het gaat om ZML-leerlingen met een grotere begeleidingsbehoefte dan de reguliere ZML-leerlingen. Zij krijgen daarom een hogere bekostiging. Cluster 3 MG De Commissie voor de Indicatiestelling beoordeelt aanvragen voor deze indicatie op grond van de volgende criteria: - Eén of meerdere stoornissen in structuur of functie, die gepaard gaan met motorische beperkingen. Dit in combinatie met een IQ lager dan 70; - Onderwijsbeperking door een van de onderstaande twee criteria o Zeer geringe zelfredzaamheid (afhankelijk van derden voor algemene dagelijkse verrichtingen of onderwijsvoorwaardelijke motorische handelingen of activiteiten) of; o De leertijd is tenminste voor 25% verminderd door noodzakelijke zorg of aan de stoornis gerelateerd verzuim. De ontoereikendheid van de zorgstructuur van de school en het samenwerkingsverband hoeft voor een MG-indicatie niet aangetoond te worden. Bij het aanvragen van de indicatie (en dus ook de bekostiging) wordt geen onderscheid gemaakt tussen MG en EMG leerlingen. De term EMG wordt zowel binnen zorg als onderwijs gebruikt. Kenmerkend voor EMG-leerlingen is dat: - … deze leerlingen vaak veel begeleiding en structuur nodig hebben; - … vaak sprake is van complexe, bijkomende problematiek; - … deze leerlingen een IQ onder de 35 hebben. Cluster 3 LG en LZK De Commissie voor de Indicatiestelling beoordeelt aanvragen voor deze indicatie op grond van de volgende criteria: -
-
-
Er is een stoornis vastgesteld; o Voor LG: één of meer stoornissen die motorische beperkingen veroorzaken en die leiden tot een ernstige belemmering om aan het onderwijs deel te nemen en een IQ hoger dan 70. o Voor LZK: een lichamelijke, neurologische of psychosomatische stoornis, die niet in hoofdzaak leidt tot motorische beperkingen, maar wel leidt tot een ernstige belemmering om aan onderwijs deel te nemen en een IQ hoger dan 70. Er is sprake van een onderwijsbeperking die tenminste blijkt uit één van de volgende drie criteria: o Zeer geringe zelfredzaamheid, of; o Een leerachterstand: behorend tot de 10% zwakst presterende leerlingen (E- en/of D-scores op de Cito-toetsen), of; o De leertijd is tenminste voor 25% verminderd door noodzakelijke zorg of aan de stoornis gerelateerd verzuim. De zorgstructuur van de school en het samenwerkingsverband zijn ontoereikend.
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 20
Cluster 4 De Commissie voor de Indicatiestelling beoordeelt aanvragen voor deze indicatie op grond van de volgende criteria: -
-
Er is sprake van ernstige gedrags- of kinderpsychiatrische problematiek in termen van DSM-IV of een half jaar geïndiceerde hulpverlening zonder vooruitgang; De sociaal-emotionele problematiek of gedragsproblemen manifesteert zich zowel in het onderwijs als in de thuissituatie en/of vrijetijdsbesteding; Er is sprake (geweest) van bemoeienis vanuit jeugdzorg en/of een kinderpsychiatrische voorziening; Er is een ernstige structurele beperking in de deelname aan het onderwijs waardoor de leerling niet voldoet aan de algemene leervoorwaarden met betrekking tot het vereist gedrag voor regulier onderwijs. Er is aangetoond dat de beschikbare reguliere zorgstructuur vanuit de school en het samenwerkingsverband niet toereikend is; tevens is er te weinig vooruitgang ondanks extra zorg. De geboden zorg is aangetoond middels geëvalueerde handelingsplannen t.a.v. de gedragsproblematiek/sociaal-emotionele problematiek, die niet ouder zijn dan een half jaar.
** LEERLIJNEN PLANCIUS EN ZML
Plancius leerlijnen Plancius leerlijnen zijn ontwikkeld door de CED groep. Ze zijn bedoeld voor leerlingen met een IQ tot 35 en bevatten doelen voor leerlingen met een ontwikkelingsleeftijd tussen de 0 en 24 maanden. Het eindniveau van deze leerlijnen sluit aan op het beginniveau van de leerlijnen voor zeer moeilijk lerenden (ZML). De leerlijnen richten zich op basale ontwikkelingsdoelen rond communicatie, sensomotorische en sociaal-emotionele ontwikkeling, zelfredzaamheid, spelontwikkeling en taakontwikkeling. Een aantal voorbeelden van doelstellingen op niveau 6 (dus het hoogste niveau van de leerlijnen) voor de verschillende domeinen: -
-
Communicatie: ‘Gebruikt een basiswoordenschat van ongeveer 50 woorden/gebaren/afbeeldingen’ Sensomotoriek: ‘Legt twee dezelfde vormen bij elkaar (rondjes, blokjes, driehoekjes)’ Sociaal-emotionele ontwikkeling: ‘Voert uit zichzelf begroetings- en afscheidsrituelen uit (zwaaien en hand geven)’ en ‘Imiteert gedrag van volwassenen (in speelgoedtelefoon brabbelen)’. Spelontwikkeling: ‘Brengt meerdere speeltjes/voorwerpen bij elkaar (toren bouwen, roeren in de pan)’ Taakontwikkeling: ‘Imiteert eenvoudige onbekende handelingen van een willekeurige volwassene met een voorwerp (doos opzij schuiven)’ Zelfredzaamheid: ‘Draait een kraan open en dicht’ en ‘Veegt een vieze neus oppervlakkig af’
De leerlijnen zijn te downloaden en bekijken op de website van de CED-groep: http://www.leerlijnen.cedgroep.nl/zml/leerlijnen-voor-leerlingen-met-een-iq-tot-35.aspx
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 21
ZML leerlijnen De ZML leerlijnen (voor zeer moeilijk lerenden) zijn ontwikkeld door de CED groep. Er zijn vakgebiedspecifieke leerlijnen en vakgebiedoverstijgende leerlijnen. Vakgebiedspecifiek: schriftelijke taal, sociale competentie, beeldende vorming, bewegingsonderwijs, dramatische vorming, mondelinge taal, muziek en bewegen, natuur en techniek, oriëntatie op ruimte, oriëntatie op tijd, rekenen, werken, wonen. Vakoverstijgend: sociale en emotionele ontwikkeling, leren leren, omgaan met media, ruimtelijke oriëntatie en mobiliteit, spelontwikkeling, zintuiglijke en motorische ontwikkeling. De meeste leerlijnen hebben 12 niveaus. Niveau 1 t/m 8 is bedoeld voor het SO, niveau 9 t/m 12 voor het VSO. In 2011 zijn de leerlijnen herzien; ze zijn aangepast om te voldoen aan de kerndoelen VSO dagactiviteitencentrum. In het hoogste niveau van de leerlijnen, niveau 12, wordt een overgang gecreëerd tussen de ZML leerlijnen en de VSO arbeidsmarktgerichte leerlijnen om aan te sluiten op de nieuwe kerndoelen voor VSO arbeidsmarktgericht. De leerlijnen zijn te downloaden en bekijken op de website van de CED-groep: http://www.leerlijnen.cedgroep.nl/zml/leerlijnen-2007-2010.aspx
13-02 SOP REC 4 Zonnewijzer SO.docx
blz. 22