Rotterdamse Schoolvereniging Zuid
B 14/15Z
Schoolondersteuningsprofiel
Hoofdstuk 1
Inleiding
1.1 Aanleiding In het kader van de wet Passend Onderwijs is Nederland verdeeld in een aantal regio’s. Binnen elke regio hebben de gezamenlijke besturen de plicht om te zorgen voor een dekkend aanbod aan onderwijs voor alle kinderen binnen de regio. De schoolbesturen zijn hiertoe vertegenwoordigd in het bestuur van het samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs (PPO) Rotterdam. Binnen dit samenwerkingsverband dient elke school een schoolondersteuningsprofiel op te stellen, waarin wordt beschreven op welke wijze de school invulling geeft aan (passend) onderwijs. Tevens geeft de school aan waar haar grenzen liggen en welke ambities de school in deze context heeft. 1.2 Doelstelling van het schoolondersteuningsprofiel vanuit het referentiekader Passend Onderwijs De doelstelling van het schoolondersteuningsprofiel is het geven van antwoorden op drie kernvragen: 1. In welke mate is de school op dit moment in staat passend onderwijs te verzorgen? a. Voor welke kinderen is er al een passend aanbod? b. Voor welke kinderen is er een passend aanbod met behulp van externe partners? c. Voor welke kinderen kan of wil de school geen passend aanbod realiseren? 2. In welke richting wil de school zich ontwikkelen? a. Welke expertise is in huis? b. Voor welke kinderen wordt in de komende periode een aanbod ontwikkeld, dat er nu niet in voldoende mate is? De antwoorden op vraag 1 en 2 kunnen de school helpen om richting te geven aan het onderwijs- en zorgbeleid van het PPO in de planperiode 2014-2016. Immers, in het profiel is beschreven hoe het onderwijs en de zorg nu vorm hebben gekregen en waar ontwikkelambities liggen. Een beschrijving van het huidige onderwijs- en zorgaanbod is terug te vinden in de paragraaf ‘basiszorg’. De voorgenomen ontwikkelingen van de school zijn verwoord in hoofdstuk 5. 1.3 Onderscheiden niveaus van zorg binnen passend onderwijs in het schoolondersteuningsprofiel In het kader van passend onderwijs wordt een onderscheid gemaakt tussen basiszorg, breedtezorg en dieptezorg. Basiszorg betreft de reguliere onderwijszorg die de school zelf biedt. Hierbij gaat het om de mogelijkheden die de school heeft om het onderwijsaanbod, met behoud van kwaliteit, aan te passen aan verschillen in de onderwijsbehoeften van kinderen op hun school. Breedtezorg betreft de onderwijszorg die de school biedt, mits er ondersteuning is van externe partners die samenwerken met en in de school. Hierbij gaat het om de mogelijkheden die de school kan organiseren om de vereiste deskundigheid te mobiliseren om zodoende de verantwoordelijkheid om voor bepaalde kinderen passend onderwijs te bieden, waar te kunnen maken. Dieptezorg betreft de zorg die wordt vormgegeven door gespecialiseerde voorzieningen binnen het samenwerkingsverband. Wanneer basis- en breedtezorg samen ontoereikend zijn, wordt de verantwoordelijkheid van de school overgedragen aan een andere instantie binnen het samenwerkingsverband, bijvoorbeeld het speciaal (basis-) onderwijs.
Hoofdstuk 2 Algemene gegevens 2.1 Contactgegevens School BRIN Directeur Adres Telefoon E-mail Bestuur Samenwerkingsverband
Rotterdamse Schoolvereniging 07OL P.O. Severin Stuart Millpad 84 010 4324297
[email protected] Stichting Rotterdamse Schoolvereniging Samenwerkingsverband PPO Rotterdam
2.2 Onderwijsvisie De visie van de Rotterdamse Schoolvereniging op kind, leraar, school, onderwijs en samenleving is in een aantal punten weer te geven: • De Stichting Rotterdamse Schoolvereniging heeft een tweetal bijzondere scholen voor primair onderwijs onder haar bestuur. Deze basisscholen hebben een algemene grondslag. Genoemde "algemene grondslag" houdt in dat aan het onderwijs, zoals dat op school wordt verzorgd, niet een specifieke levensbeschouwelijke of maatschappelijke stroming ten grondslag ligt. Het onderwijs gaat uit van de gelijkwaardigheid van en wordt gegeven met respect voor alle godsdienstige, levensbeschouwelijke of maatschappelijke stromingen, voor zover die niet indruisen tegen de waarden en normen, zoals die worden gekend in de Nederlandse democratische rechtstaat. • Het onderwijs tracht de leerling van de normen en waarden, die ten grondslag liggen aan de Nederlandse democratische rechtstaat, te doordringen. Om dit te bereiken is het van belang dat met name de leraren dit in hun gedrag tot uiting brengen. • Het onderwijs, dat wordt gegeven aan de beide scholen voor primair onderwijs, is in principe onderwijsinhoudelijk nagenoeg identiek. • Er is sprake van een sfeer van veiligheid, rust en discipline. Die sfeer wordt zowel binnen als buiten de klas bevorderd. Bovendien wordt gehecht aan (de bevordering van) een cultuur die wordt gekenmerkt door stabiliteit en degelijkheid. • Het onderwijs bij de Rotterdamse Schoolvereniging is bestemd voor kinderen van vier tot en met twaalf jaar. Dit betekent dat een kind in principe gedurende acht jaar de school bezoekt. Afhankelijk van de individuele mogelijkheden van het kind kan deze periode korter of langer duren. Uiteindelijk moet het onderwijs ertoe leiden dat de leerlingen een goede kans van slagen hebben binnen één van de vormen van regulier voortgezet onderwijs. Die kans van slagen wordt vergroot door het bieden van een verzwaard programma. • Op de Rotterdamse Schoolvereniging is sprake van een – zo veel mogelijk geleidelijke – overgang van onderwijs aan het jongere schoolkind naar onderwijs aan het oudere schoolkind. In de groepen 1 en 2 wordt veel aandacht besteed aan de sociaal emotionele ontwikkeling van het kind, de creativiteit, de culturele ontwikkeling en de lichamelijke opvoeding. Bij het aanbod van onderwijs in de groepen 3 tot en met 8 wordt meer de nadruk gelegd op voor de cognitieve ontwikkeling van het kind, met name op het gebied van de basisvakken als Nederlandse taal, lezen en rekenen, waarbij de verwerving van inzicht in het aangeboden feitenmateriaal en de verwerking daarvan voorop staat. • Zelfwerkzaamheid wordt in alle groepen van belang geacht en dus gestimuleerd. • De organisatie van de school kenmerkt zich door het feit dat de leerlingen zijn gegroepeerd in jaarklassen. De groepen zijn zoveel mogelijk homogeen naar leeftijd. Dit betekent niet dat het leerstofjaarklassensysteem in zijn pure vorm opgeld doet. Er is aandacht voor het individuele kind en er wordt rekening gehouden met de natuurlijke ontwikkelingen van de leerlingen. Dit houdt in dat de instructie en verwerking van leerstofonderdelen niet koste wat het kost voor iedereen op hetzelfde moment plaatsvinden. Het aanbieden van nieuwe onderdelen aan kinderen die er niet aan toe zijn heeft overigens ook weinig zin, evenals het onthouden hiervan aan kinderen die er wel aan toe zijn. • Binnen de klassikale organisatie van het onderwijs besteedt de Rotterdamse Schoolvereniging aandacht aan de ontwikkeling van de individuele leerling. Dit geldt met name voor kinderen die speciale onderwijsbehoeften hebben. Het kan daarbij gaan om kinderen voor wie het onderwijsaanbod van de Rotterdamse Schoolvereniging onvoldoende
• •
• • • •
•
• • •
•
•
uitdagingen biedt, maar ook om leerlingen met gedrags- en /of leerproblemen. Onder meer via leerlingenbesprekingen en een leerlingvolgsysteem wordt het leerproces van iedere leerling zo goed mogelijk gevolgd. Speciale leerlingenzorg krijgt gestalte door hulp te bieden binnen of buiten de groep. Het beleid zal erop gericht zijn de speciale leerlingenzorg steeds meer in de groep te laten plaatsvinden. In sommige gevallen besteedt een remedial teacher aandacht aan de problemen van het kind. Scholing van leraren om binnen het reguliere lesprogramma de behoefte aan speciale zorg te kunnen herkennen en vorm te kunnen geven is hierbij een essentiële voorwaarde. Naast het aansluiten bij de eigen ontwikkeling van het kind probeert de school ook zoveel mogelijk aan te sluiten bij de situatie thuis. Van de ouders wordt verwacht open oog te hebben voor datgene wat hun kind op school ervaart. De Rotterdamse Schoolvereniging is een school. Op een school wordt onderwijs gegeven. De onderwijsgevenden zijn zich ervan bewust dat zij ook bepaalde opvoedende taken hebben. Dat neemt niet weg dat de Rotterdamse Schoolvereniging van de ouders blijven verwachten dat zij hun kind goed opvoeden en na schooltijd (laten) opvangen. Ouders spelen geen onderwijsinhoudelijke rol op school; het onderwijs wordt verzorgd door bevoegde leraren. In noodgevallen kan hiervan worden afgeweken. Van groot belang is effectief gebruik van informatie- en communicatietechnologie. Het gebruik van informatie- en communicatietechnologie is geen doel op zichzelf, maar een middel om het onderwijs vorm te geven. Onderwijs in handvaardigheid, muziek, dansante vorming en lichamelijke opvoeding wordt gegeven door vakleraren. Dit staat borg voor meer kwaliteit van het onderwijs in deze vakken. Buiten het reguliere lesprogramma wordt een aantal extra mogelijkheden geboden, zoals huiswerkbegeleiding, lessen Frans, schaakles, onderricht over de voornaamste wereldgodsdiensten, lidmaatschap schoolkoor, schoolorkest, enz. Deze activiteiten worden gezien in het verlengde van het reguliere onderwijsprogramma en staan dus niet op zichzelf. Besprekingen met alle betrokkenen over de ontwikkeling en de vorderingen van het kind, en informatievoorziening zijn van groot belang. Leraren maken tijdens die besprekingen ook duidelijk welke individuele talenten bij de leerling worden onderkend en welke bijdrage een dergelijk talent kan leveren aan de maatschappij, zonder dat ieder geconstateerd talent per se op school verder wordt ontwikkeld. Goede omgangsvormen (in het kader van communicatie tussen leerlingen, leraren en ouders) worden van een ieder verlangd. Op basis van haar algemene grondslag, besteedt de school binnen haar onderwijs aandacht aan de pluriformiteit van de hedendaagse Nederlandse samenleving. Op de Rotterdamse Schoolvereniging worden alleen leerlingen toegelaten, waarvan mag worden verwacht dat er voldoende aansluitingsmogelijkheden zijn. Dat betekent ook dat leerlingen de Nederlandse taal in voldoende mate moeten beheersen of dat wordt verwacht dat een leerling op korte termijn de Nederlandse taal in voldoende mate beheerst. Bij een ruim aanbod van leerlingen speelt ook de motivatie van de ouders om het kind op de Rotterdamse Schoolvereniging te plaatsen een rol. De Stichting Rotterdamse Schoolvereniging hecht in hoge mate aan eigen identiteit en zelfbeschikking op schoolniveau. Aan de andere kant wordt (in)formele samenwerking met gelijkgestemde scholen op directieniveau en met gelijkgestemde bevoegde gezagen op bestuursniveau als waardevol gezien, mits die samenwerking geen inbreuk doet op behoud van eigen identiteit en zelfbeschikking. De Stichting en de beide scholen voor primair onderwijs kiezen derhalve bewust voor handhaving van kleinschaligheid. De Rotterdamse Schoolvereniging zal de komende jaren streven naar implementatie van integraal personeelsbeleid. Zoveel mogelijk zullen de bestaande onderdelen van bestaand personeelsbeleid op elkaar worden afgestemd. Competenties van leraren en management spelen hierbij een cruciale rol.
2.3 Schoolconcept De organisatie van het onderwijs bij de Rotterdamse Schoolvereniging kenmerkt zich door het zogenaamde leerstofjaarklassensysteem. Het leerstofjaarklassensysteem biedt zowel de leerling als de leraar overzichtelijkheid en zekerheid. Het blijkt steeds de meest effectieve manier van onderwijs geven te zijn. Bij het aanbod van onderwijs in de groepen 3 tot en met 8 wordt de nadruk gelegd op de cognitieve ontwikkeling van het kind, met name op het gebied van de basisvakken als
Nederlandse taal, lezen en rekenen, waarbij de verwerving van inzicht in het aangeboden feitenmateriaal en de verwerking daarvan voorop staat. Het niveau van het onderwijs op de Rotterdamse Schoolvereniging wordt vaak hoog genoemd. Bedoeld wordt dat hetgeen uiteindelijk met de leerlingen wordt bereikt, meer is dan de minimumdoelstellingen aangeven en waarschijnlijk wordt ook gerefereerd aan de uitslagen van de eindtoets in groep 8, alsmede de doorstroom van leerlingen naar voornamelijk het HAVO en het VWO/gymnasium. Om dit te bereiken biedt de Rotterdamse Schoolvereniging een verzwaard programma voor alle leerlingen aan. Naast deze verzwaarde aandacht voor cognitieve ontwikkeling in een prettige, veilige en stimulerende, klassikale leeromgeving heeft de Rotterdamse Schoolvereniging binnen en buiten de schooltijden aandacht voor de sociale en culturele ontwikkeling van de leerlingen. Onderwijs in handvaardigheid, muziek, dansante vorming en lichamelijke opvoeding wordt gegeven door voornamelijk vakleraren. Dit staat borg voor meer kwaliteit van het onderwijs in deze vakken. Concreet houdt dit het onder meer het navolgende in. • Het rekenonderwijs is verzwaard door voor de onderdelen hoofdrekenen, cijferen, metriek, grafieken en tabellen en breuken, naast de reguliere methode, additionele materialen in te zetten; • Het taalonderwijs is verzwaard door voor de onderdelen spelling, begrijpend lezen en woordenschatuitbreiding, naast de reguliere methode(s), additionele materialen in te zetten. Bovendien werkt de school met een eigen ontleedlijn. • Vanaf groep 6 krijgen de leerlingen structureel huiswerk. • De lestijd voor de leerlingen van de groepen 7 en 8 is met een uur per week uitgebreid omdat in die extra tijd de leerlingen worden onderwezen in de Franse taal. • Buiten het reguliere lesprogramma wordt een aantal extra mogelijkheden geboden, zoals huiswerkbegeleiding, onderricht in de wereldgodsdiensten, lidmaatschap schoolkoor, schoolorkest, schaken, enz. Deze activiteiten worden gezien in het verlengde van het reguliere onderwijsprogramma en staan dus niet op zichzelf. 2.4 Kengetallen leerlingpopulatie huidig schooljaar of afgelopen 4 schooljaren Leerlingaantallen (1 oktobertelling) Aantal leerlingen per 1 oktober 2014: Aantal leerlingen per 1 oktober 2013: 193 Aantal leerlingen per 1 oktober 2012: 187 Aantal leerlingen per 1 oktober 2011: 196 Aantal leerlingen per 1 oktober 2010: 188 Leerlinggewichten percentage leerlingen met een gewicht per 1 oktober 2014 percentage leerlingen met een gewicht per 1 oktober 2013: percentage leerlingen met een gewicht per 1 oktober 2012: percentage leerlingen met een gewicht per 1 oktober 2011: percentage leerlingen met een gewicht per 1 oktober 2010:
0 0 0 0 0
Voedingsgebied van de school Postcode 2908 Postcode 2981 Postcode 2991 Postcode 2992 Postcode 2993 Postcode 2994 Postcode 3011 Postcode 3012 Postcode 3021 Postcode 3039 Postcode 3046 Postcode 3065 Postcode 3071 Postcode 3072 Postcode 3073 Postcode 3074
1 1 4 8 12 1 1 3 1 1 1 1 1 3 3 4
Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode Postcode
3075 3076 3077 3078 3079 3081 3082 3083 3084 3085 3086 3087 3132 3161 3162 3176 3192 3261 3271 3274
Indicaties en verwijzingen Verwijzing naar SBO in 2013-2014 2012-2013: 2011-2012: 2010-2011: 2009-2010: Verwijzing naar SO in 2013-2014: 2012-2013: 2011-2012: 2010-2011: 2009-2010: LGF 2013-2014 2012-2013: 2011-2012: 2010-2011: 2009-2010:
5 24 10 9 14 5 3 3 2 12 22 2 2 4 16 5 1 1 1 3
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
Overige gediagnosticeerde (actuele, schooljaar 2014-2015) indicaties: Autisme: 2 ADHD: 1 Dyslexie: 6 Dyscalculie: 0 IQ<80: 0 Uitstroomgegevens van de school CITO-eindtoets 2014 CITO-eindtoets 2013 CITO-eindtoets 2012
545,2 543,5 546,4
2.5 Aanmelding, toelating, weigering en verwijdering van (zorg)leerlingen 2.5.1 Aanmelding en toelating Ouders van leerlingen sturen een ingevuld formulier ‘verzoek om toelating van een leerling’ naar de school van keuze (Schiedamsesingel en/of Stuart Millpad). De schoolleiding bevestigt schriftelijk de ontvangst van het formulier. Hiertoe staat een aantal standaardbrieven ter beschikking. De keuze en inhoud van deze standaardbrieven worden toegelicht.
Het betreft een leerling die op het moment dat het 4 jaar zal worden een oudere broer of zus heeft die op de Rotterdamse Schoolvereniging schoolgaat of schoolgegaan heeft. De leerling wordt zo mogelijk op of kort na de vierde verjaardag toegelaten in groep 1. De schoolleiding kan in zeer uitzonderlijke gevallen anders beslissen of tot weigering overgaan, als er sprake is van een zorgleerling die niet op school kan worden opgevangen, zie paragraaf 2.5.3 en 4.2). De weigering wordt tegenover de ouders van de leerling beargumenteerd en desgewenst vergezeld van een schooladvies. Het betreft een leerling voor 1 oktober van het lopende kalenderjaar 1, 2 of 3 jaar wordt en op het moment dat het 4 jaar zal worden geen oudere broer of zus heeft die op de Rotterdamse Schoolvereniging schoolgaat of schoolgegaan heeft. In juni voorafgaand aan het kalenderjaar waarin de leerling voor 1 oktober 4 jaar wordt, wordt bekend gemaakt of de leerling in aanmerking komt voor toelating op of na de vierde verjaardag of dat het op een wachtlijst wordt geplaatst. Als de leerling voor toelating in aanmerking komt, dan wordt ruim voor de vierde verjaardag een afspraak gemaakt voor een proefles. Op de dag van de proefles wordt onderzocht of er in de beoogde groep voldoende mogelijkheden zijn tot aansluiting. De proefles kan resulteren in een toelating of een weigering. De weigering wordt beargumenteerd tegenover de ouders en desgewenst vergezeld van een schooladvies. Komt een leerling niet in aanmerking voor plaatsing dan wordt gemeld op welke positie op de wachtlijst de leerling terecht is gekomen. Het betreft een leerling, van wie de aanmelding na juni van een kalenderjaar binnenkomt en die voor 1 oktober van het daaropvolgende kalenderjaar 4 jaar wordt en op het moment dat het 4 jaar zal worden geen oudere broer of zus heeft die op de Rotterdamse Schoolvereniging schoolgaat of schoolgegaan heeft. Deze leerling wordt onderaan de wachtlijst geplaatst. Het betreft een leerling die ouder is dan 4 jaar en de groep, waarvoor de leerling is aangemeld heeft nog niet het maximale aantal leerlingen bereikt. De ouders van de leerling worden uitgenodigd contact op te nemen met de schoolleiding voor het maken van een afspraak voor een proefles. Op de dag van de proefles wordt onderzocht of er in de beoogde groep voldoende mogelijkheden zijn tot aansluiting. De proefles kan resulteren in een toelating of een weigering. De weigering wordt beargumenteerd tegenover de ouders en desgewenst vergezeld van een schooladvies. Het betreft een leerling die ouder is dan 4 jaar en de groep, waarvoor de leerling is aangemeld heeft het maximale aantal leerlingen bereikt. De ouders worden via de standaardbrief geïnformeerd dat de aangemelde leerling onderaan de wachtlijst wordt geplaatst. Het betreft een leerling die ouder is dan 4 jaar en die een broer of zus is van een reeds schoolgaand kind of een kind dat schoolgegaan heeft op de Rotterdamse Schoolvereniging. De leerling wordt – voor zover het groepsaantal dit toestaat – toegelaten. De schoolleiding kan – afhankelijk van de omstandigheden toch besluiten tot een proefles. Op de dag van de proefles wordt onderzocht of er in de beoogde groep voldoende mogelijkheden zijn tot aansluiting. De proefles kan resulteren in een toelating of een weigering. De weigering wordt tegenover de ouders van de leerling beargumenteerd en desgewenst vergezeld van een schooladvies. 2.5.2 Toelating Elk kalenderjaar wordt in juni bepaald welke leerlingen die voor 1 oktober van het volgende kalenderjaar vier jaar (zullen) zijn, in aanmerking komen voor plaatsing. Dat zijn er op 1 oktober van elk schooljaar 24 (streven) per klas. Deze 24 leerlingen per klas zijn: • X leerlingen, die op het moment dat zij 4 jaar worden een broer of zus hebben die schoolgaat of heeft schoolgegaan op de Rotterdamse Schoolvereniging en • 24-X andere leerlingen. Indien er veel meer aanmeldingen zijn dan beschikbare plaatsen, dan stelt de school zich ten doel zoveel mogelijk leerlingen toe te laten die naar verwachting het best gedijen in het schoolconcept. De school onderzoekt op basis van verkregen informatie, onder meer tijdens de proefles, of er mogelijkheden tot aansluiting in een bepaalde groep zijn. Aan een reeds opgestelde wachtlijst kunnen alleen onderaan leerlingen worden toegevoegd. Een wachtlijst wordt niet elk jaar opnieuw voor een lichting leerlingen opgesteld. Alleen op verzoek van de ouders wordt een leerling van de wachtlijst verwijderd.
Het is niet gemakkelijk in een algemene zin aan te geven wanneer de school een kind weigert, omdat de school niet de vereiste zorg kan bieden, of omdat het kind niet past in het schoolconcept. De individuele belangen van het kind en het algemeen belang van de school dienen tegenover elkaar te worden afgewogen. Didactische, pedagogische en organisatorische factoren kunnen van belang zijn voor het besluit een leerling niet toe te laten. In willekeurige volgorde kunnen deze factoren zijn groepsgrootte, effect op het onderwijs aan reeds aanwezige of toegelaten leerlingen, deskundigheid personeel, beschikbaarheid personeel (tekort, ziekteverzuim), betrokkenheid ouders, benodigde middelen, welbevinden van de leerling in de schoolcultuur, vermoeden of de leerling in staat zal zijn te voldoen aan de hoge eisen die aan alle leerlingen worden gesteld, enz. 2.5.3 Toelating en verwijdering leerling Een leerling, die (bijvoorbeeld via het PPO-Rotterdam) wordt aangemeld, omdat wordt gemeend hij het beter past in het profiel van de Rotterdamse Schoolvereniging, wordt in principe geplaatst. Voorwaarde is wel dat er plaats is in het beoogde leerjaar. Bovendien volgt ook deze leerling een dergelijke leerling een proefles. Op de dag van de proefles wordt onderzocht of er in de beoogde groep inderdaad voldoende mogelijkheden zijn tot aansluiting. De proefles kan resulteren in een toelating of een weigering. De weigering wordt beargumenteerd tegenover de ouders en desgewenst vergezeld van een schooladvies. Het schoolbestuur kan een leerling verwijderen als het niet aan de zorgbehoefte van de leerling kan voldoen. De navolgende onderdelen moeten in de beoordeling worden betrokken. Zie ook paragraaf 4.2. • De aard van de eventuele handicap en de daaruit voortvloeiende onderwijsbeperkingen • De beschikbare formatie en expertise van de leraren • De mogelijkheid om alle leerlingen in de groep de vereiste aandacht te geven • De beschikbare externe hulp Hoofdstuk 3
Basisondersteuning
Basisondersteuning bevat vier aspecten: basiskwaliteit (3.2), preventieve en licht curatieve interventies (3.3), onderwijsondersteuningsstructuur (3.4) en planmatig werken (3.5). In het samenwerkingsverband Passend Primair Onderwijs Rotterdam zijn afspraken gemaakt waaraan de basisondersteuning moet voldoen. 3.1 Afspraken in het kader van basisondersteuning Vroegtijdige signalering van leer-, opgroei- en Vroegtijdige signalering vereist de ontwikkelingsproblemen. aanwezigheid van diagnostische expertise en wordt in samenwerking met ketenpartners georganiseerd. Een aanbod voor leerlingen met ernstige leesOp elke basisschool wordt gebruik gemaakt van /spellingproblemen (dyslexie) en ernstige protocollen voor ernstige leesproblemen en rekenproblemen (dyscalculie). dyslexie en ernstige reken-/wiskundeproblemen en dyscalculie. Een afgestemd aanbod voor leerlingen met De leerkracht moet planmatig en proactief meer of minder dan gemiddelde cognitieve kunnen werken. Hij geeft directe feedback: mogelijkheden. informatief en positief bekrachtigend. De leerkracht moet kunnen omgaan met verschillen tussen leerlingen door te differentiëren in instructie, verwerking en/of leerstofaanbod en zelf de benodigde extra ondersteuning kunnen bieden bij basisvakken. Daarbij uitgaande van de zeven uitgangspunten van handelingsgericht werken. Aanpak gericht op sociale veiligheid en Elke school werkt tenminste met de volgende voorkomen van gedragsproblemen. protocollen en heeft onderstaande kennis. • Pestprotocol. • SISA. • Meldcode kindermishandeling. • De leerkracht moet preventief kunnen
(Para)medische ondersteuning
Toegankelijk schoolgebouw met aangepaste werk- en instructieruimtes en hulpmiddelen.
handelen met betrekking tot ordeverstorend gedrag. • Kennis van het signaleren van gedragsproblemen. • Kennis van technieken om gedragsproblemen te voorkomen. • Kennis van technieken om reeds ontstane gedragsproblemen aan te pakken in de klas. • Signaleren van licht verstandelijk beperkten en GGZ-problematiek. Alle scholen werken tenminste met de volgende protocollen: • Protocol medicijngebruik. • Protocol medische ondersteuning. • De school heeft een goed functionerend netwerk van zorgprofessionals om zich heen. Vooralsnog is het uitgangspunt de bestaande Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs.
De planperiode 2014-2016 wordt de kwalitatieve uitwerking van deze afspraken binnen het samenwerkingsverband verder vormgegeven. 3.2 Basiskwaliteit Deze verwijst naar de minimale onderwijskwaliteit die gemeten wordt door het toezichtkader van de inspectie van het onderwijs. De Rotterdamse Schoolvereniging valt onder het basisarrangement van de inspectie van het onderwijs. De opbrengsten van de school liggen boven de bovengrens van het landelijk gemiddelde. 3.3 Preventieve en licht curatieve interventies Het eerste aspect van de basisondersteuning is gericht op de ondersteuningsmogelijkheden die de school biedt, al dan niet in samenwerking met partners. In het referentiekader wordt een minimale opsomming gegeven van de interventies die bij de basisondersteuning horen. Voor de Rotterdamse Schoolvereniging is het volgende van toepassing: De zorg voor een veilig schoolklimaat Ja Een aanbod voor leerlingen met dyslexie of Ja, voor leerlingen met dyslexie dyscalculie In ontwikkeling voor leerlingen met dyscalculie Vroegtijdig signalering van leer-, opgroei- en Ja opvoedproblemen Een afgestemd aanbod voor leerlingen met Ja meer dan gemiddelde intelligentie Toegankelijk schoolgebouw met aangepaste Nee werk- en instructieruimtes en hulpmiddelen Aanpak gericht op sociale veiligheid en Ja voorkomen van gedragsproblemen Protocol voor medische handelingen In ontwikkeling 3.4 Onderwijsondersteuningstructuur Bij dit aspect van de basisondersteuning gaat het om de expertise die in de school aanwezig is om interventies te plegen, de manier waarop dat in de school is georganiseerd, en met welke onderwijs- en ketenpartners wordt samengewerkt. Functies en taakprofielen: De formatie houdt de onderstaande functies en taken in: • Directeur (functie) • Adjunct-directeur (functie) • Bouwcoördinator (functie)
• • • • • •
Leraar (functie) Vakleraar muzikale vorming, lichamelijke opvoeding, dansante vorming, handvaardigheid (taak van een leraar) Intern begeleider (functie) Lerarenbegeleider (functie) ICT-coördinator (functie) Remedial teacher (taak van een leraar))
Gemiddelde groepsgrootte en beschikbare personeelsformatie per groep Er wordt gestreefd naar een leerlingaantal van 24 per groep met een maximum van 30 (in de groepen 1 en 2) en 28 (in de groepen 3 t/m 8). De school werkt met groepen die ingedeeld zijn in jaarklassen. De groepen zijn homogeen van samenstelling. Combinatieklassen kent de school niet. Elke jaargroep wordt geleid door hooguit twee leraren. Deskundigheid binnen de school De intern begeleider, de remedial teachers en de groepsleraren zijn deskundig op het gebied van hoogbegaafdheid, autisme en dyslexie. Samenwerkingsrelaties van de school Samenwerkingsverband PO (ib netwerken) SBO V(SO) REC cluster 1,2,3,4 Wijksamenwerkingsverband Lokale overheid Bureau Jeugdzorg Centrum Jeugd en Gezin GGZ Leerplicht Buurtregisseur, politie Club en buurthuiswerk Kinderopvang
Ja Nee Nee Nee Ja Nee Ja Nee Ja Ja Nee Ja
3.5 Planmatig en opbrengstgericht werken Als een school planmatig werkt, hanteert de school een goede manier om na te gaan welke onderwijsbehoefte leerlingen hebben en kan daarop een passend onderwijsaanbod organiseren. Dit aanbod wordt regelmatig geëvalueerd. Als het nodig is, kan de school bovendien aanvullende externe expertise inschakelen. De standaarden die de onderwijsinspectie hanteert voor dit geheel van ‘planmatig en opbrengstgericht werken’, zijn leidend. Er kan worden verwezen naar de recente rapporten van de onderwijsinspectie.
Hoofdstuk 4 Onderwijs- (zorg-)arrangementen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften 4.1 De zorg die per groep wordt geboden, op basis van de aanwezige deskundigheid en ervaring Domeinen leren en ontwikkeling fysiek en medisch sociaal-emotioneel werkhouding thuissituatie
Basiszorg X X X X X
Breedtezorg X(remedial teacher)
Dieptezorg
X(jeugdverpleegkundige)
Zoals uit bovenstaande tabel is af te lezen, kan op alle domeinen basiszorg worden geboden en op twee domeinen ook breedtezorg. Mocht een leerling op een ander domein breedtezorg en/of dieptezorg nodig hebben, dan wordt niet in die onderwijsbehoefte voorzien. Hierbij valt te denken aan o.a. gespecialiseerde medische zorg of ernstige gedragsproblematiek. In een groep zijn
maximaal 2 kinderen met matige tot ernstige problematiek op het gebied van één van de hierboven genoemde domeinen hanteerbaar in een groep (afhankelijk van de stoornis en of er sprake is van comorbiditeit). Hierbij wordt een maximum van 2 zorgleerlingen met een ernstige problematiek binnen één domein gehanteerd. 4.2 De belangrijkste grenzen aan onze zorgverbreding De belangrijkste grenzen aan onze zorgverbreding: • De intellectuele capaciteiten van de leerling moeten toereikend zijn om de leerstof tot het niveau van eind groep 6 te kunnen beheersen. • Leerlingen van een andere basisschool waarvoor een toelaatbaarheidsverklaring voor het SBO is afgegeven, worden niet op onze school toegelaten. • Deviant gedrag wordt grensoverschrijdend als andere leerlingen hierdoor regelmatig gedupeerd worden. • Extra zorg moet in principe binnen school gerealiseerd kunnen worden. Dat betekent dat een kind altijd als leerling in een groep mee moet kunnen doen. • Een handelingsplan moet in principe grotendeels binnen school uitvoerbaar zijn. Het is evenwel mogelijk om binnen school remedial teaching te realiseren, externe hulp van bijvoorbeeld de preventief ambulant begeleider of een externe deskundige in te schakelen of deze personen anderszins te consulteren. • Voor de zogenaamde "rugzakkinderen" moet adequate ambulante begeleiding gerealiseerd worden. • Elk kind moet zindelijk zijn. • Van leraren mag verwacht worden dat ze voldoende flexibel zijn om de extra zorg binnen school en onder schooltijd te realiseren zonder dat de andere leerlingen hierdoor in hun belangen worden geschaad. • De flexibiliteit van leraren is voor een belangrijk deel afhankelijk van de groepsgrootte. Onze school kenmerkt zich door grote (in deze context) groepen, beperkte ruimte, alle lokalen alleen bereikbaar via trappen, geen aangepast toilet of wasgelegenheid. 4.3 Mogelijkheden van het schoolgebouw Er is ruimte in een groep voor 1-op-1 begeleiding Er is ruimte op de gang voor 1-op-1 begeleiding Er is een prikkelarme werkplek Er is ruimte voor een time-out De lokalen zijn aangepast voor leerlingen met speciale bewegingsbehoeften Er zijn ruimten met specifieke functies voor beweging en leerbehoeften (fysio, schooltuin, etc) Er zijn werkplekken voor leerlingen beschikbaar op de gang of in flexibele ruimten
Ja Ja Ja Ja Nee Nee
Ja
Hoofdstuk 5 Ambities De ambities van de Rotterdamse Schoolvereniging laten zich als navolgend samenvatten. Handhaven en waar mogelijk verbeteren van de succesformule die is gebaseerd op degelijk en eigentijds klassikaal onderwijs met daarbij handhaving en uitbouw van het verzwaarde en aanvullende programma voor alle leerlingen (zie schoolconcept 2.3).