Schoolondersteuningsprofiel: Kandinsky College Molenhoek 1
Korte beschrijving van de locatie Onze school biedt VMBO-onderwijs in de sector Sport, Dienstverlening en Veiligheid (SDV). De onderwijskundige visie is gebaseerd op de volgende pijlers: leerlingen opvoeden naar zelfstandigheid leerlingen stimuleren tot zelfverantwoordelijkheid leerlingen laten samen werken leerlingen steeds meer keuzes aanbieden en laten maken De school besteedt behalve aan de cognitieve ontwikkeling ook aandacht aan het aanleren van competenties (op basis van de pijlers) die van belang zijn voor hun schoolloopbaan en een succesvolle doorstroming naar vervolgonderwijs. In elk sectorteam wordt op een bij de groep leerlingen passende wijze gewerkt aan het ontwikkelen van deze competenties. Na elke periode wordt door alle lesgevende collega’s over de ontwikkeling van de leerlingen wat betreft deze competenties gerapporteerd.
Kenmerkend voor onze school is: het actieve deel (6 uur per week) voor alle leerlingen. het werken in de Leer Werkhuizen en werken met de studiewijzer. De traditionele leslokalen zijn in onze school gedeeltelijk verdwenen. In plaats daarvan hebben we een drietal leerwerkhuizen ingericht. Hier kunnen leerlingen werken onder begeleiding van leraren en assistenten zoals trajectbegeleiders, remedial teacher, onderwijsassistenten en leraren in opleiding. Er zijn werkplekken waar de leerlingen rustig alleen kunnen werken, plekken waar je kunt samenwerken, computerplekken en praktijksimulaties buiten de school. het leren in de praktijk; praktijksimulaties zijn leeromgevingen die lijken op werkplekken die de leerlingen later in een beroep ook tegen kunnen komen. In het begin van elke periode krijgen de leerlingen een studiewijzer. Daarin staat precies wat ze die periode moeten doen, waar ze aan moeten werken en welke materialen ze nodig hebben. Met hun studiewijzers gaan de leerlingen zelfstandig aan het werk. De leerlingen houden zelf bij wat ze af hebben en de leraar controleert dat. Op onze locatie kunnen we maximaal 250 leerlingen onderbrengen. e
Er zijn drie 1 klassen waarvan minimaal een B/K-groep (max.20 lln) en minimaal een K/T-groep (max. 25 lln). Leerlingen die aangemeld worden met een advies T/H adviseren we om te kiezen voor een andere school die deze combinatiebrugklas aanbiedt. Gezien de omvang van de school kan er binnen de theoretische leerweg slechts een beperkt - aan het intersectoraal programma gerelateerd - vakkenpakket worden aangeboden. Leerlingen die nog geen duidelijke voorkeur voor een sector hebben of mogelijk capaciteiten voor HAVO kunnen op een andere locatie beter tot hun recht komen. De school wil zich blijven richten op het aanbieden van VMBO-onderwijs voor alle leerwegen en streeft naar een zo evenwichtig mogelijke verdeling van de beschikbare plaatsen in het eerste leerjaar over leerlingen met diverse VMBO-adviezen, inclusief
leerlingen die in aanmerking komen voor. Aan het einde van leerjaar 2 wordt er naar BK of T gedetermineerd. De T-leerlingen e starten in het 3 leerjaar met een T-programma. De determinatie naar Basis dan wel e Kader vindt in het 3 jaar medio maart plaats. 2
Visie op ondersteuning Onderwijs op maat voor alle leerlingen; zorg op maat voor alle leerlingen. Uitgangspunt daarbij is, dat een leerling die op school is toegelaten een leerling is waarvoor ons onderwijs passend is. Dat houdt uiteraard in, dat we ervan uitgaan dat de leerling het niveau aankan. We leggen ons de verplichting op, dat als we een leerling plaatsen, we ons ook tot het uiterste zullen inspannen om deze leerling naar een diploma te leiden. Daarnaast zorgen we ervoor dat de leerling doordat we de juiste zorg bieden, dit traject op een zo goed mogelijke manier kan doorlopen. Dat wil zeggen dat we in geval van belemmerende omstandigheden onderzoeken welke mogelijke vormen van ondersteuning, die op het terrein van de school liggen, het beste aangeboden kunnen worden. Het kan echter ook betekenen, dat er grenzen zijn aan datgene, wat voor de school haalbaar is. Indien een leerling ondanks een zeer zorgvuldig aannamebeleid en goede begeleiding niet in staat is om de school te doorlopen, kan het nodig zijn om buiten de school een (beter) passend traject te zoeken. Hierover zal altijd op tijd en zorgvuldig met ouders/verzorgers gecommuniceerd worden.
3
e
Basisondersteuning (1 lijn) (De basisondersteuning is onderverdeeld in lijnen van eenvoudige ondersteuning naar meer ondersteuning)
3.1
3.2
De basisondersteuning vormt het normale pedagogische kader van de school. Het gaat over het handelen van de leraar met de groep en van de mentor, gericht op de voortgang in het leren. Deze basisbegeleiding begint bij ons al bij de aannameprocedure die wordt uitgevoerd door de aannamecommissie. In de aannamecommissie zitten de afdelingsleider onderbouw, het kernteamlid onderbouw en de zorgcoördinator. De mentor is de spil in de begeleiding. Hij heeft speciaal de zorg voor een groep leerlingen. Hij verzorgt de mentorlessen. Hij zorgt voor een goede onderlinge sfeer en heeft oog voor het functioneren van de individuele leerling. Is het aanspreekpunt voor ouders en collega’s. Bij leermoeilijkheden en sociaal-emotionele problemen die passen in de normale ontwikkeling van jonge mensen speelt de mentor een belangrijke rol. Onder- en bovenbouw zijn verdeeld in onderwijsteams. Elk team draagt zorg voor het onderwijs aan zijn groep leerlingen. e
De organisatie van de 1 lijnondersteuning:
Aanname Kennismakingsdagen We kijken of de leerling zou kunnen passen in ons onderwijssysteem, zodat er een goede kans is op een succesvolle schoolcarrière. Er wordt middels verschillende opdrachten o.a. gekeken naar presentatie, initiatief nemen, adequaat reageren (assertiviteit), motivatie, positieve open houding. De leerling vult daarnaast nog een vragenlijst in. Leerlingen krijgen n.a.v. deze middag een positief-, twijfel- of in een enkel geval een negatief advies om zich bij onze school aan te melden.
Warme overdracht Na de definitieve aanmelding worden op basis van de informatie van de basisscholen afspraken gemaakt met de leerkracht van groep 8 voor een mondelinge toelichting op het dossier van de (zorg)leerling. Indien gewenst geeft de school ons handelingsadviezen hoe om te gaan met een bepaalde leerling. Plaatsing Op grond van verkregen gegevens van onder andere de basisschool over gedrag, sociaal-emotionele problematiek, IQ en leerachterstanden kunnen wij besluiten om een leerling al dan niet te plaatsen. De ouder(s)/verzorger(s) en basisschool worden schriftelijk op de hoogte gebracht van plaatsing of afwijzing. Uiteindelijk beslist de directeur over de aanname. Dossier Tot slot krijgen we van de school van herkomst een dossier van de leerling waaronder het OWKR. Hierin staan gegevens over de taak- en werkhouding van de leerling op de school van herkomst, het advies en testgegevens. Informatieavond voor de nieuwe leerlingen Deze vindt plaats vlak voor de grote vakantie. De leerlingen maken kennis met hun klasgenoten, hun mentor, collega’s en het schoolgebouw. Ze krijgen ook alvast informatie over hoe wij op school werken.
Hoe wij de leerling systematisch volgen: Magister Alle gegevens van de leerling worden verwerkt in Magister (het digitale leerlingvolgsysteem). Bij de start van het schooljaar wordt deze informatie met de mentor besproken. LVO De klas of individuele leerlingen worden 5x per jaar besproken in het LeerlingVolgOverleg (LVO) als het gaat om de sociaal-emotionele ontwikkeling. Problemen worden geanalyseerd, hulpvragen worden gesteld en er wordt gezocht naar een passende oplossing voor diverse vragen die betrekking hebben op leerlingen. Daarnaast zijn er 5x per jaar Rapportvergaderingen om te cognitieve ontwikkeling van de leerling te bespreken. De mentor zit deze vergadering voor. Alle lesgevende docenten wonen het LVO en de rapportvergadering bij. De bouwcoordinator bespreekt deze vergadering voor met de mentor indien nodig. Het spreekt voor zich dat de sociaalemotionele en cognitieve ontwikkeling niet altijd te scheiden zijn. Mentor De mentor zal tijdens het eerste LVO van het schooljaar de collega’s informeren over de klas en de individuele leerlingen en diens handelingsadviezen. Naar aanleiding van het LVO en de dossiers maakt de mentor een groepshandelingsplan en waar nodig individuele handelingsplannen. Deze worden minimaal 2x per jaar geactualiseerd; indien nodig n.a.v. het LVO. De mentor verzorgt de mentorlessen; in de onderbouw zijn dit er twee per week, in de bovenbouw is dit 1x per week. Screening In de eerste helft van het jaar wordt er bij alle eerstejaars een test afgenomen om te beoordelen wat het niveau van de groep is op het gebied van taal en rekenen. Hiermee kunnen de klassikale lessen beter worden afgestemd op de leerlingen. Daarnaast wordt
duidelijk welke achterstanden er zijn bij leerlingen. Dit kan betekenen dat leerlingen individueel verder worden getest met het oog op bijvoorbeeld dyslexie]. Mogelijk kan er e doorverwijzing plaats vinden naar de 2 lijn. Rots en Water In klas 1 krijgen alle klassen 4 lessen Rots en Waterlessen aangeboden tijdens de gymles. Hierbij leren kinderen elkaar beter kennen en hoe ze op een goede manier voor zich zelf kunnen opkomen.
Loopbaanoriëntatie: In klas 2 maken leerlingen kennis met beroepen uit de sector binnen de modules Jij en Zorg en Jij en SDRV waar klassikaal aan gewerkt wordt.
In de bovenbouw wordt er in de mentorlessen aandacht besteed aan de studiekeuze door middel van een spel en individuele gesprekken tussen mentor en leerling. Daarnaast kan de decaan de leerlingen, indien gewenst ook ouder(s)/verzorger(s), hulp bieden bij het maken van een verantwoorde keuze voor een vervolgopleiding. Zij zorgen ook dat mentoren en afdelingsleiders van de laatste ontwikkelingen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt op de hoogte zijn en onderhouden goede contacten met de vervolgopleidingen.
Protocollen:
LeerlingVolgOverleg
Bespreking zorgteam
Dyslexieprotocol
Verzuimprotocol
Pestprotocol
Overlijden
Rouwverwerking
Kindermishandeling (wordt aan gewerkt)
4
e
Basisondersteuning (2 lijn): Als er wat is met een kind
4.1
Gespecialiseerde medewerkers: Trajectbegeleiding (TB; vorm van leerlingbegeleiding) Onze leerlingen werken met een studiewijzer. Sommige leerlingen begrijpen meteen hoe deze wijzer werkt. Andere leerlingen hebben meer moeite met het plannen van hun studie en het lezen van de studiewijzer. De trajectbegeleidster helpt de leerlingen die achter lopen met de planning en controleert of de leerlingen de opgegeven lesstof wel begrijpen. Zij houdt contact met de mentoren over hoe het met de leerling gaat voor wat betreft de planning. De trajectbegeleiders zijn 4 dagen per week op school aanwezig. Remedial teaching (RT) Het kan zijn dat leerlingen leerachterstanden hebben opgelopen in het basisonderwijs. Het kan ook zijn dat een leerling een leerstoornis heeft, zoals dyslexie of dyscalculie. Deze leerlingen kunnen in aanmerking komen voor kortdurende ondersteuning van de remedial teacher, waardoor ze beter meekunnen komen met de leerstof. De RT-er is 1 dag per week op school aanwezig. Indien een leerling langdurige ondersteuning nodig heeft adviseren we de ouders zelf RT te organiseren. Leerlingbegeleiding (LB) Sommigen leerlingen hebben een steuntje in de rug nodig, bijvoorbeeld omdat ze tijdelijk in een moeilijke situatie zitten, of omdat het in de contacten met anderen niet goed loopt. Individuele hulp kan in dit soort gevallen uitkomst bieden middels gesprekken en specifieke oefeningen. In de regel komt een leerling bij de leerlingbegeleider terecht op advies van een mentor of afdelingsleider. Een leerling kan zelf ook aangeven dat zij of hij begeleiding op prijs stelt. Schoolmaatschappelijk werker (SMW) De schoolmaatschappelijk werker is een dag per week op school aanwezig. De maatschappelijk werker houdt zich bezig met leerlingen die in een dusdanig lastige situatie zitten dat het functioneren op school hierdoor ernstig wordt belemmerd. De maatschappelijk werker zal samen met de leerling de situatie inventariseren en met de leerling trachten te werken aan een aanvaardbare oplossing. Indien nodig en/of gewenst kan de maatschappelijk werker ook een huisbezoek afleggen of ouders/verzorgers uitnodigen voor een gesprek.
Welke ondersteuning kan de locatie aanbieden? Hulp bij planning van het schoolwerk; als de klassikale ondersteuning in de mentor les/vak lessen niet voldoende is, kan wekelijkse individuele hulp door TB worden georganiseerd. RT-hulp; in groepjes en of individueel door RT Rots en Water in combinatie met SoVa training in een kleine groep door LB en/of SMW. Faalangsttraining; dit kan zowel individueel als in groepjes plaatsvinden door LB en/of SMW. In de bovenbouw vindt er een speciale cursus examenvreestraining plaats. Agressie-regulatietraining; in een groepje door SMW, voor leerlingen die moeite hebben goed om te gaan met hun boosheid. Begeleidingsgesprekken door SMW.
Samenwerking met ketenpartners: De zorg coördinator heeft contact met verschillende externe instanties. Dit kan zijn Leerplicht, het CJG, de GGD, het Samenwerkingsverband, het FlexCollege, de Ambulant Begeleiders.
4.2
e
De organisatie van de 2 lijnondersteuning: Voordat een leerling op school komt: Na de aannameprocedure hebben wij een goed beeld van de behoeftes en wensen van de leerling, maar ook van de belemmerende en beschermende factoren van de leerling. Elke mentor maakt aan het begin van elk schooljaar een overzicht van zijn klas met specifieke ondersteuningszaken per kind. Dit kan betrekking hebben op verschillende gebieden. De ondersteuning vindt plaats door gespecialiseerde medewerkers en kan groepsgewijs plaatsvinden maar ook individueel. Deze ondersteuning is in principe kortdurend (1 a 2 periodes). De mentor bespreekt met ouders en leerling of zij akkoord gaan met deze ondersteuning.
Als de leerling al op school zit: Als bij leerlingen gedurende het schooljaar blijkt dat ze behoefte hebben aan een van de bij 4.1 genoemde vormen van ondersteuning bespreekt de mentor dit met ouders en leerling. Vervolgens vraagt hij de ondersteuning aan bij de zorgcoördinator. Dit wordt ook verwerkt in het handelingsplan. De mentor gebruikt Magister om informatie vast te leggen en te delen. De mentor blijft bij de begeleiding het aanspreekpunt voor leerling, ouders en collega’s. In de samenwerking met externe partners is de zorgcoördinator de contactpersoon. Intern ZorgAdviesTeam (IZAT); hierin zitten de teamleiders, zorgcoördinator en de leerlingbegeleider. Soms is het voor de mentor niet meteen helder welke aanvullende zorg nodig is. Het IZAT bekijkt welke zorg en begeleiding binnen school wenselijk is en waarop die gericht is. Mogelijke acties vanuit het IZAT kunnen zijn: Aanmelding voor bijzonder intern onderzoek. De leerlingbegeleidster/zorgcoördinator inventariseert in korte tijd alle informatie over een leerling. Hierbij wordt de leerling, de mentor, leraren, begeleiders en ook ouders betrokken. Het doel van dit onderzoek is om leraren op deze manier handvatten bieden. Aanmelding voor onderzoek bij het expertiseteam samenwerkingsverband. De zorgcoördinator bespreekt de casus met de orthopedagoog van het samenwerkingsverband en stelt een plan van aanpak op. Dit kan zeer divers zijn. Aanmelding voor preventieve ambulante begeleiding. School vraagt advies aan de ambulante begeleiding hoe om te gaan met een bepaalde leerling. De ambulante begeleider kan bijv. samen met de mentor een groep coaching voor leraren organiseren gericht op een specifieke leerling. Deze ambulante begeleider kijkt ook of een leerling wellicht in aanmerking komt voor een rugzak. Handelingsadviezen voor de mentor. Wellicht dat het IZAT nog handelingsadviezen kan formuleren waar de mentor nog niet aan toegekomen is. De leerling zal dan gedurende een tijd gevolgd worden.
Aanmelding bij een andere school. Als blijkt dat een leerling niet leerbaar is en geen ontwikkeling meer vertoont, dan kunnen we ook kijken naar andere scholen zoals het praktijkonderwijs of het Flex College. In bijzondere gevallen is aanmelding bij een clusterschool ook een mogelijkheid. Aanmelding bij het Externe ZorgAdviesTeam (E-ZAT). De zorgen zijn dusdanig ernstig (veel verzuim en lichamelijke en geestelijke klachten) dat bespreking met externe partijen zoals leerplichtzaken, GGD en BJZ verstandig is. Vanuit de verschillende disciplines wordt gezamenlijk bekeken welke volgende stap belangrijk is voor de ontwikkeling van de leerling. Alle afspraken worden genotuleerd. Bij een volgend overleg komen we – indien nodig – terug op de besproken leerling. De afdelingsleider is verantwoordelijk voor de terugkoppeling naar de betreffende mentor. Kenmerk van deze begeleiding is dat de regie van de zorg meer komt te liggen bij de zorgcoördinator. Externe ZAT (EZAT); de mentor brengt ouders (en leerling indien deze 16 jaar of ouder is) op de hoogte als hij besproken wordt in het EZAT. Het advies wat het EZAT geeft wordt door de zorgcoördinator teruggekoppeld aan de mentor die het vervolgens met ouders (en leerling) bespreekt. Afspraken worden verwerkt in Magister en het handelingsplan.
4.3
Als een kind medische beperkingen heeft, moet altijd met de school besproken worden of de school in staat is de nodige medische handelingen te verrichten en/of welke faciliteiten er nodig zijn.
5
Extra ondersteuning (3 lijn): als er meer voor het kind geregeld moet worden
5.1
Als er zwaardere beperkingen zijn
e
Wat wij verwachten van een leerling met een zwaardere beperking: De leerling moet kunnen omgaan met veranderingen in het onderwijsprogramma; er zijn regelmatig buitenschoolse activiteiten waardoor afgeweken wordt van het dagelijkse programma. De leerling moet plezier hebben, gemotiveerd zijn en motorisch in staat zijn om aan het bewegingsonderwijs deel te nemen voor het bewegingsonderwijs; ze hebben immers 6 lesuren actief per week. De leerling moet enige mate van zelfstandig werken kunnen laten zien of hier tenminste leerbaar in zijn; het werken met studiewijzers vereist dit. De leerling moet kunnen leren omgaan met enige mate van vrijheid; het werken in een leerwerkhuis vraagt van leerlingen om te kunnen gaan met keuzevrijheid. De leerling moet behoorlijk sociaal vaardig zijn; het samenwerken is een belangrijke pijler van onze onderwijsvisie en komt tot uitdrukking op diverse momenten in het onderwijsprogramma.
5.2
e
Organisatie van de 3 lijnondersteuning:
Voordat de leerling met een zwaardere beperking op school zit: Intakegesprek Leerlingen met een specifieke ondersteuningsvraag die zijn ingeloot worden door de zorgcoördinator uitgenodigd voor een intakegesprek waarin we ingaan op de kenmerken
van onze school en de wensen van ouders en leerling. Ook willen we – samen met ouders en leerling – de beschermende en belemmerende factoren van de leerling in kaart brengen. Vervolgens worden er afspraken gemaakt over welke ondersteuning wij de leerling kunnen bieden en welke rol ouders of eventuele externen hierbij kunnen hebben. LGF Voor leerlingen met een LGF (rugzak) wordt aan het begin van het schooljaar een afspraak gemaakt met school (mentor en zorg coördinator), ouders, leerling en Ambulant Begeleider. Hier worden afspraken gemaakt over welke ondersteuning wij de leerling kunnen bieden en welke rol ouders en Ambulant Begeleider hierbij kunnen hebben. Dit wordt verwerkt in een handelingsplan welke door alle partijen wordt ondertekend. Halverwege het jaar en aan het einde wordt dit handelingsplan in een bijeenkomst geëvalueerd en indien nodig nieuwe afspraken gemaakt. Een extra tussentijdse bijeenkomst organiseren kan indien nodig.
Als een leerling al op school zit:
Wanneer tijdens de schoolloopbaan blijkt dat de leerling extra ondersteuning nodig heeft, e worden de stappen gevolgd zoals die beschreven zijn bij de 2 lijn ondersteuning.
De gemaakte afspraken worden vastgelegd in het dossier van de leerling.
De leerling kan worden aangemeld bij het EZAT als de zorgen dusdanig ernstig zijn en er veel instanties betrokken zijn bij een leerling. In het EZAT hebben Bureau Jeugdzorg, Schoolmaatschappelijk werk, leerplichtzaken, de zorgcoördinator en een sociaal verpleegkundige van de GGD zitting. Mogelijke acties vanuit het EZAT kunnen zijn:
Gezamenlijk verder onderzoek doen naar het probleem met ondersteuning van externen.
Aanmelding bij een andere reguliere school.
Intensieve samenwerking tussen leerplichtzaken en de schoolarts. Samenwerking om te achterhalen wat de reden van verzuim is en trachten dit beduidend te verminderen.
Doorverwijzing naar externe hulpverlening. Via het EZAT kan er externe hulpverlening ingeschakeld worden. Je kunt hierbij denken aan Entrea, Karakter of GGz. Vaak gebeurt dit via Bureau Jeugdzorg.
Als de leerling niet verder kan: Als blijkt dat een leerling niet leerbaar is, geen ontwikkeling meer vertoont, zeer veel verzuimt, ernstige gedragsproblemen laat zien of zeer grote sociaal-emotionele problemen heeft dan kunnen we ook kijken naar andere scholen zoals het praktijkonderwijs of het Flex College. In bijzondere gevallen is aanmelding bij een clusterschool ook een mogelijkheid zoals een traject bij Kristallis.
Organisatie van uitplaatsing: De ouders en leerling zijn in het afgelopen traject voortdurend geïnformeerd door de zorg coördinator en als gesprekspartner betrokken bij de gang van zaken. De zorg coördinator
legt de contacten met de externen (PCL/Flex College, Praktijkonderwijs of reguliere scholen) om de uitplaatsing te regelen.
6
Communicatie met ouders
E-mail De school vraagt bij inschrijving van de leerling adresgegevens waaronder het emailadres van ouders. Communicatie tussen mentor en ouders via mail maakt het mogelijk om elkaar snel en gemakkelijk te bereiken. Ouderavonden De mentor heeft meerdere keren per jaar contact met ouders. Zo is er drie keer per jaar een verplichte ouderavond over de resultaten, het gedrag, de absentie en de werkhouding. Tijdens een ouderavond kunnen er belangrijke afspraken gemaakt worden. Ouders ondertekenen indien nodig het handelingsplan (bijvoorbeeld voor leerlingen met een lwoo beschikking). Er kunnen ook gesprekken met ouders – indien noodzakelijk buiten de ouderavond om gepland worden. Algemene informatieavonden Bij de start van het schooljaar is er een ouderavond voor elk leerjaar. Daarnaast vinden er lopende het schooljaar bijeenkomsten plaats met verschillende thema’s (sectorkeuze, sociale media, etc. Intakegesprek voor leerlingen met een specifieke zorgvraag (zoals beschreven bij 5.2) Gesprekscyclus voor LGF-leerlingen (zoals beschreven bij 5.2) Melden EZAT; de mentor bespreekt met ouders de zorg die wij hebben over de leerling en informeert hen over het voornemen om de leerling te bespreken in het EZAT. De mentor licht toe welke leden zitting hebben in dit team en wat de rol van het EZAT is. De mentor koppelt het advies van het EZAT terug naar ouders.
PLAATSING OP DE SCHOOL VAN AANMELDING NIET ALTIJD MOGELIJK De school streeft er dat alle leerlingen geplaatst kunnen worden op de school van aanmelding. Echter, niet altijd past de leerling bij de school van aanmelding. De school zoekt dan samen met de ouders een beter passende school. Er zijn drie redenen voor doorverwijzing naar een andere school:
De school kan niet voldoen aan de te specifieke ondersteuningsvraag.
Een teveel aan kinderen met ondersteuningsvragen kan de ondersteuningskracht van de school te boven gaan.
Het kind voldoet niet aan het niveau van de school.
De scholen van Nijmegen en omgeving zijn lid van Samenwerkingsverband Nijmegen en omgeving. Het SWV zorgt ervoor dat elke leerling een onderwijsplek op een school krijgt. In overleg met ouders/verzorgers, de school van herkomst, de school van aanmelding en de andere school wordt de leerling door het Samenwerkingsverband op een school geplaatst waar voldaan wordt aan de zorgvraag van het kind.