Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs te Zeist Inhoudsopgave 1
2 3
4
5 6
7
Inleiding 1.1 Passend Onderwijs 1.2 Schoolondersteuningsprofiel 1.3 Groeidocument 1.4 Wat betekent het schoolondersteuningsprofiel voor ouders/verzorgers? 1.5 Meer weten? Onderwijsvisie- schoolconcept Visie op onderwijsondersteuning 3.1 Verantwoording 3.2 Missie en visie van (de scholen van) het samenwerkingsverband 3.2.1 Missie 3.2.2 Visie Drie niveaus van onderwijsondersteuning 4.1 Basisondersteuning 4.2 Extra ondersteuning in de vorm van arrangementen 4.3 Plaatsing vso Inrichting onderwijsondersteuningsstructuur Procedures 6.1 Basisondersteuning 6.2 Extra ondersteuning via arrangementen 6.3 Plaatsing in het voortgezet speciaal onderwijs 6.4 Bezwaar en beroep 6.4.1 Regelingen op school(bestuurlijk) niveau 6.4.2 Regelingen op niveau van het samenwerkingsverband 6.4.3 Regelingen op landelijk niveau 6.5 Toelating van leerlingen
Bijlagen 7.1 Tijdpad aanmeldingen Dijnselburgschool 7.2 Zorgplan 2013/2014 7.3 Uitwerking basisondersteuning en ondersteuningsprofiel, leerstofaanbod, pedagogische ondersteuning en stage-uitstroom
Conceptversie 16-01-2014
2 2 2 2 2 3 3 3 3 4 4 4 4 5 5 6 6 7 7 7 8 8 8 8 8 8
10 10 11 22
1
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs
1
1.1
Inleiding
Passend Onderwijs
Elk kind heeft recht op goed onderwijs. Ook kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. Passend onderwijs beoogt voor iedere leerling een passende plek in het onderwijs te bieden. Regulier waar het kan, speciaal waar het moet. Zo worden jongeren het best voorbereid op een vervolgopleiding en doen ze zo goed mogelijk mee in de samenleving. Met invoering van de Wet passend onderwijs die in augustus 2014 ingaat, krijgen scholen een zogeheten ‘zorgplicht’. Dat betekent dat scholen ervoor verantwoordelijk zijn om elk kind een goede onderwijsplek te bieden. Op de eigen school, eventueel met extra ondersteuning in de klas, op een andere reguliere school in de regio of in het voortgezet speciaal onderwijs. Voor leerlingen die het echt nodig hebben, kan namelijk nog steeds een beroep op het speciaal onderwijs gedaan worden. Ouders worden hierbij nauw betrokken. Om aan alle kinderen daadwerkelijk een goede onderwijsplek te kunnen bieden, vormen reguliere en speciale scholen samen regionale samenwerkingsverbanden. De scholen in het samenwerkingsverband maken afspraken over de ondersteuning aan leerlingen en de bekostiging daarvan. In het samenwerkingsverband VO Zuidoost Utrecht werkt de Dijnselburgschool al geruime tijd samen met de andere scholen met het oog op de invoering van Passend onderwijs.
1.2
Schoolondersteuningsprofiel
Dit schoolondersteuningsprofiel geeft aan welke onderwijsondersteuning de Dijnselburgschool kan bieden en welke ambities de school daarbij heeft. Leraren en ouders hebben via de medezeggenschapsraad advies gegeven bij het opstellen van het schoolondersteuningsprofiel via de medezeggenschapsraad van de school. Verder hebben alle schoolbesturen de profielen onderling afgestemd om er voor te zorgen dat alle leerlingen in de regio inderdaad passend onderwijs kunnen ontvangen en niemand tussen wal en schip valt. Ouders/verzorgers kiezen zelf een school voor hun kind, ook als het kind extra ondersteuning nodig heeft. Bij deze schoolkeuze kunnen zij zich laten leiden door de inhoud van het schoolondersteuningsprofiel. Na aanmelding beoordeelt de school of zij aan de ondersteuningsvraag van het kind tegemoet kan komen. Kan dat niet, dan zoekt de school – na overleg met de ouders – een beter passende plek, binnen het regulier of speciaal onderwijs. Zo komt het kind terecht op de school die zo goed mogelijk bij hem of haar past. Dit schoolondersteuningsprofiel geldt vanaf het moment dat de wet Passend onderwijs wordt ingevoerd, dus vanaf 1 augustus 2014.
1.3
Groeidocument
Het schoolondersteuningsprofiel is nog in ontwikkeling. In 2014/15 zullen belangrijk ervaringen worden opgedaan. Daarna zal het schoolondersteuningsprofiel op basis van een evaluatie waar nodig worden bijgesteld. Bij die evaluatie en bij het vaststellen van een aangepaste versie van het schoolondersteuningsprofiel zullen ouders en personeelsleden via de medezeggenschapsorganen uiteraard weer betrokken zijn.
1.4
Wat betekent het schoolondersteuningsprofiel voor ouders/verzorgers?
Ouders/verzorgers bepalen waar zij hun kind aanmelden. Dat kan bijvoorbeeld een school zijn die dicht bij huis ligt, die past bij de geloofsovertuiging of die een bepaald pedagogisch concept volgt. In de praktijk zal de keuze vaak worden ingegeven door de combinatie van de pedagogisch – didactische eigenheid van de school en het meer specifieke ondersteuningsaanbod. Informatie daarover is in dit schoolondersteuningsprofiel opgenomen.
Conceptversie 16-01-2014
2
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs N.B.: aanmelding voor plaatsing van een leerling in het voortgezet speciaal onderwijs loopt vanaf 1-82014 via de Commissie toelaatbaarheid van het samenwerkingsverband. Zie ook paragraaf 6.3.
1.5
Meer weten?
De school is het belangrijkste contactpunt als er vragen zijn over onderwijsondersteuning. Dat wil niet zeggen dat altijd alles op iedere school geregeld kan worden, maar als dat niet zo is, zorgt de school voor doorverwijzing e.d. Er is in dit samenwerkingsverband bewust niet gekozen voor centrale loketten en informatiepunten, omdat de afgelopen jaren al gebleken is dat in het overgrote deel van de gevallen in overleg met de school kunnen worden opgelost. Voor meer informatie over de mogelijkheden van de Dijnselburgschool kunt u contact opnemen met voor de onderbouw teamleider mevr. S. Schutter en voor de bovenbouw teamleider dhr. F. Van Dijk, telefoonnummer van de school: 030-6954617 of per mail:
[email protected] of
[email protected] Adres van de school: Bergweg 97, 3707 AC Zeist. Website: www.dijnselburgschool.nl Voor algemene en achtergrondinformatie over Passend onderwijs kunt u terecht op de website van het samenwerkingsverband (www.swv-vo-zou.nl) en de landelijke website www.passendonderwijs.nl. Laatstgenoemde website bevat een uitgebreid onderdeel voor ouders en leerlingen.
2 Onderwijsvisie / schoolconcept Zoals in het schoolplan 2012-2016 is aangegeven verzorgt de Dijnselburgschool praktijkonderwijs. Het is een kleine school, momenteel ruim 110 leerlingen. De leerlingen tussen 12 en 18 jaar worden opgeleid voor de arbeidsmarkt. De leerlingen leren door praktijkervaring op te doen, de theorie wordt gekoppeld aan praktische opdrachten in de praktijk en aan stages. Naast de competenties op het gebied van werken, wordt er ook aandacht besteed aan vaardigheden om de zelfredzaamheid van de leerling te vergroten, zoals sociale vaardigheden en praktische vaardigheden om te kunnen zorgen voor jezelf. Daarnaast is aandacht voor sport en spel, om de leerling te leren hoe ze hun vrije tijd kunnen invullen. De Dijnselburgschool biedt drie uitstroomroutes: naar werk, naar begeleid werk of naar naar een vervolgopleiding, gecombineerd met werk of stage. Om de afstemming op de leerling optimaal te maken, heeft school binnen het LVS het Individueel Ontwikkelings Plan (IOP) ingevoerd. Van alle leerlingen wordt een speciaal plan gemaakt, in overleg en overeenstemming met de leerling, over zijn loopbaan en welke keuzes gemaakt worden in zijn onderwijstraject.
3 3.1
Visie op onderwijsondersteuning Verantwoording
Binnen het Samenwerkingsverband Zuid Oost Utrecht hebben alle schoolbesturen gezamenlijk een visie op onderwijsondersteuning geformuleerd. Er zijn wat dat betreft geen verschillen tussen de scholen. Dat betekent natuurlijk niet dat er helemaal geen verschillen tussen de scholen zijn. Om te beginnen, is er al het onderscheid in schoolsoorten. Een leerling kan dus niet overal terecht. Wie qua niveau en oriëntatie op het vmbo is aangewezen, kan niet op een vwo-school terecht. Dat heeft te maken met de geschiktheid voor een bepaalde onderwijssoort en niet met een verschil in visie op onderwijsondersteuning. Verder verschillen scholen (gelukkig) in de manier waarop zij concreet invulling geven aan de gemeenschappelijke visie en uitgangspunten. Dat zit voor een deel in de manier waarop de onderwijsondersteuning georganiseerd wordt. Maar verschillen komen ook tot uitdrukking in de manier waarop de mens- en onderwijsvisie, de pedagogische oriëntatie en de inrichting van de didactiek tot een eigen inkleuring leiden. Wat het beste is verschilt per leerling.
Conceptversie 16-01-2014
3
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs
3.2
Missie en visie van (de scholen van) het samenwerkingsverband
3.2.1 Missie De aangesloten schoolbesturen waarborgen c.q. bieden, in onderlinge afstemming en conform de wet, passend onderwijs aan de leerlingen schoolgaand in de regio Zuidoost Utrecht, er op gericht dat zoveel mogelijk van deze leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doormaken. Het samenwerkingsverband werkt samen met partners (waaronder de gemeenten en de centra voor jeugd en gezin) in de regio, als het nodig is om extra ontwikkelings- en gezinsondersteuning te realiseren voor deze leerlingen en het gezin waartoe zij behoren. 3.2.2 Visie De visie van het samenwerkingsverband is verwoord in de volgende uitgangspunten: • Ieder kind krijgt een passend aanbod. Het samenwerkingsverband volgt wat dit betreft uiteraard de wet. • De schoolbesturen zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor Passend Onderwijs in de regio en leggen vast waarop zij gezamenlijk inzetten. Het samenwerkingsverband wordt gevormd door de scholen, die gezamenlijk optrekken. • Schoolbesturen realiseren, door het accent te leggen op ontwikkeling en verruiming van de basisondersteuning, onderwijsondersteuning zoveel als mogelijk binnen een reguliere setting. Het samenwerkingsverband kiest nadrukkelijk voor oplossingen in het ‘gewone’, reguliere onderwijs, omdat dat voor de meeste leerlingen ook het beste is en de meeste kans biedt op een diploma dat vervolgmogelijkheden biedt. • De verantwoordelijkheid voor Passend Onderwijs ligt zo veel als mogelijk op school(bestuurlijk)niveau. Passend onderwijs hoort op de scholen concreet vorm te krijgen. Het samenwerkingsverband kiest bewust niet voor onderwijs- of opvangvoorzieningen buiten de scholen om, want daarmee zouden leerlingen toch buiten een normale schoolcontext worden geplaatst. • Het accent ligt op preventief in plaats van curatief handelen. De inzet is om tijdig adequate ondersteuning te bieden om daarmee te voorkomen dat op een later moment veel meer ondersteuning nodig is. • De voorkeur gaat uit naar spreiding van leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte over de scholen boven concentratie van deze leerlingen (tenzij de aard van de ondersteuningsbehoefte, overwegingen van veiligheid of beperkingen in beschikbare specialistische expertise anders impliceren). De bedoeling van passend onderwijs is dat zoveel mogelijk leerlingen de school kunnen bezoeken die in buurt ligt en waar de voorkeur van ouders en leerling naar uit gaat en dat leerlingen in ‘gewone’ klassen zitten • Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs blijven nodig. In beginsel zitten leerlingen op een ‘gewone’, reguliere school. Dat geldt in dit samenwerkingsverband op dit moment, voor 96 % van alle leerlingen. In een aantal gevallen is de ondersteuningsbehoefte van een leerling echter zo intensief en specialistisch dat plaatsing in het voortgezet speciaal onderwijs de beste oplossing is.
4
Drie niveaus van onderwijsondersteuning
In aansluiting op de wettelijke regelgeving en bekostiging kent het samenwerkingsverband drie niveaus van onderwijsondersteuning: • Basisondersteuning; • Extra ondersteuning in de vorm van arrangementen; • Plaatsing in het speciaal onderwijs. Deze worden nu achtereenvolgens beschreven.
Conceptversie 16-01-2014
4
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs
4.1
Basisondersteuning
Met basisondersteuning wordt de ondersteuning bedoeld die alle scholen binnen het samenwerkingsverband als onderdeel van hun reguliere aanbod, dat wil zeggen zonder extra zorgmiddelen, aanbieden, eventueel in samenwerking met ketenpartners. Concreet betekent dit het volgende. De Dijnselburgschool: • signaleert preventief en tijdig leerproblemen en ontwikkelings- en opvoedproblemen. • heeft of ontwikkelt een aanbod voor leerlingen met dyslexie en/of dyscalculie conform de daarvoor landelijk vastgestelde protocollen. • heeft of ontwikkelt onderwijsprogramma’s en leerlijnen die zijn afgestemd op leerlingen die qua cognitieve capaciteiten boven-, dan wel onder gemiddeld toegerust zijn voor de schoolsoort waar zij op zitten, terwijl zij wel in staat worden geacht het schooltype waar ze op zitten succesvol te doorlopen • zorgt – binnen grenzen van redelijkheid – voor fysieke toegankelijkheid van schoolgebouwen, aangepaste werk- en instructieruimtes en de beschikbaarheid van hulpmiddelen voor leerlingen die dit nodig hebben. • beschikt over (ortho)pedagogische en (ortho)didactische programma’s en methodieken die gericht zijn op sociale veiligheid en het voorkomen en aanpakken van gedragsproblemen. • past een protocol toe voor medische handelingen. • beschrijft op welke wijze de school samenwerkt met ketenpartners om lichte curatieve ondersteuning te bieden. Basisondersteuning wordt voor een deel vanzelf en aangepast aan de behoefte van de leerling aangeboden op signalering door de mentor.
4.2
Extra ondersteuning in de vorm van arrangementen
Een leerling die ondersteuning behoeft, die boven de overeengekomen basisondersteuning uit gaat, ontvangt die extra ondersteuning in de vorm van een ondersteuningsarrangement, zo mogelijk binnen de eigen school. Daarbij is het vertrekpunt de ondersteuningsbehoefte van de leerling. Het gaat dus om wat de leerling nodig heeft en niet om wat de leerling ‘mankeert’. De school gaat niet uit van ‘labels’ en ‘etiketten’. Er is dus ook geen standaard lijstje van arrangementen, er is veelmeer sprake van maatwerk. Het kan zijn dat de Dijnselburgschool het gewenste arrangement niet kan aanbieden. In dat geval kan in overleg met ouders gekozen worden voor een verwijzing naar een school die dat arrangement wel kan aanbieden. Als een leerling een extra ondersteuningsarrangement krijgt aangeboden, stelt de school, in overleg met ouders een ontwikkelingsperspectief op. Daarin wordt in elk geval opgenomen de te verwachten ‘uitstroombestemming’. Dat wil zeggen het vervolgonderwijs waar de leerling voor wordt opgeleid; in voorkomende gevallen kan het ook gaan om toeleiding naar arbeid. Arrangementen kunnen verschillen in: • Mate van individualisering: het kan gaan om een (geheel) individueel arrangement of een (deels) groepsgewijs arrangement. • Duur: arrangementen kunnen korter of langer duren. • Intensiteit: een arrangement kan meer of minder intensief zijn (bijvoorbeeld extra ondersteuning op dagelijkse basis of een wekelijks gesprek met een mentor). • Aantal betrokkenen. Het kan zijn dat de ondersteuning geleverd wordt door of enkele vakdocenten of de mentor van de leerling. Het kan ook zijn dat meer specialistische functionarissen worden betrokken uit het ICL, zoals in hoofdstuk twee is aangegeven. Het is ook mogelijk dat er ondersteuning van buiten wordt aangezocht. Het kan dan gaan om ambulante begeleiding vanuit het speciaal onderwijs, maatschappelijk werk, jeugd-ggz e.d.
Conceptversie 16-01-2014
5
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs Bij de beslissing om een individueel ondersteuningsarrangement in te zetten wordt de procedure uit paragraaf 6.2 gevolgd. Over de inhoud en de beoogde doelstellingen van een arrangement wordt altijd overlegd met de ouders. Vanwege de wettelijke overgangsregelingen zullen, zoals eerder al aangeven, de arrangementen in de schooljaren 2014/15 en 2015/16 mogelijk minder flexibel en op maat kunnen worden aangeboden dan dat dit in de jaren daarna het geval zal zijn. De invoering van passend onderwijs start op 1-8-14. De daadwerkelijke ontwikkeling en uitvoering zal meerdere jaren in beslag nemen. Arrangementen 2014-2015 voor de Dijnselburgschool 1. Continuering van praktijkonderwijs, waarvoor de criteria voor plaatsing zijn: IQ tussen 55-80 + leerachterstanden van 3 jaar of meer op twee van de vier domeinen: rekenen/spelling/technisch lezen en begrijpend lezen N.B: een combinatie technisch lezen en spelling is niet voldoende. 2. Continuering met inzet ambulante begeleiding vanuit de clusters 4, 3 voor de t/m 2013 geïndiceerde leerlingen waarvoor rugzak-bekostiging is toegekend (totaal 11 leerlingen) 3a Verzorgen van een arbeidsmarkt kwalificerende assistentenopleiding (AKA) in een doorgaande lijn i.s.m. het ROC Amersfoort ten behoeve van het behalen van niveau 1 en zo mogelijke een startkwalificatie 2. 3b In samenwerking met het ROC Midden/Nederland en MBO/Utrecht verzorgen van de Entreeopleiding naar arbeid, verwacht per 2014/2015. 4. Vanuit de referentie-eisen rekenen en taal wordt extra aandacht besteed naar het streefniveau 1F. 5. Uitgewerkte arrangementen vanuit het begeleidingsprofiel, uitgewerkt in paqragraaf 5.5. van bijlage 7.3. Het betreft hier met name het aangegeven aanbod voor de categorie B en C.
4.3
Plaatsing vso
In beginsel kunnen scholen aan het overgrote deel van de ondersteuningsvragen van leerlingen tegemoet komen via de basisondersteuning en de extra ondersteuning in de vorm van arrangementen Om een aantal redenen kan dat echter soms niet mogelijk zijn. Het gaat daarbij om de volgende gevallen: • Er is (zeer) specialistische expertise nodig om in de ondersteuningsvraag te voorzien die niet (op het vereiste niveau, in de gewenste intensiteit) binnen de school kan worden aangeboden. • De duur en intensiteit van de benodigde ondersteuning is redelijkerwijze niet inpasbaar binnen de klassikale/groepsgewijze onderwijscontext van de school. • De veiligheid van de leerling, dan wel de veiligheid van medeleerlingen kan niet (voldoende) gegarandeerd worden. In deze gevallen ligt een plaatsing in een school voor voortgezet speciaal onderwijs voor de hand, waar de leerling wel passend onderwijs en passende ondersteuning kan ontvangen, eventueel in combinatie met behandeling vanuit jeugdzorg. Besluitvorming over plaatsing in het vso gebeurt uiteraard altijd in zorgvuldig overleg met de ouders. De wet schrijft hierbij een bepaalde procedure voor, die leidt tot een zogeheten toelaatbaarheidsverklaring voor het vso. Deze procedure houdt de school uiteraard aan; zie ook paragraaf 5.3. N.B. tot 1 augustus 2014, dus in de periode tot aan de invoering van de wet Passend onderwijs geldt nog een andere procedure.
5
Inrichting onderwijsondersteuningsstructuur
Conceptversie 16-01-2014
6
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs De inrichting van de ondersteuningsstructuur is reeds eerder in hoofdstuk 2 beschreven. Zoals in het zorgplan 2013-2014 is aangegeven is aanmelding mogelijk bij de intakecommissie, bestaande uit de orthopedagoog, de maatschappelijk deskundige, de zorgcoördinator en een teamleider. Centraal hierbij als zorgcoordinator kan gemaild worden met mevr. J. Hartman, telefoonnummer
[email protected] . • • • •
In het ondersteuningsaanbod van de basisondersteuning is dyslexiebegeleiding opgenomen Het ondersteuningsaanbod uit de categorie extra ondersteuning via arrangementen is bedoeld voor jongeren met een beschikking praktijkonderwijs, jongeren die vanuit ambulante begeleiding clusters 2,3 en 4 worden begeleid en specifiek de AKA-opleiding naar het ROC. Samenwerkingsrelaties met ketenpartners: Centrum voor Jeugd en Gezin gemeente Zeist, Timon jeugdhulpverlening, inzet vanuit Zonnehuizen (proeftuinen SWV), MEE, Abrona, Reinaarde, Philidelphia, Lijn 5. Zeven kenmerken van Handelingsgericht werken (HGW) zijn het uitgangspunt: 1. 2.
3. 4.
5.
6.
7.
6
Onderwijsbehoeften van de leerlingen centraal stellen. Denk hierbij aan de instructie, de leertijd en uitdaging. Afstemming en wisselwerking tussen de leerling en zijn omgeving: de groep, de leerkracht, de school en de ouders. De omgeving moet goed afgestemd zijn op wat de leerling nodig heeft. De leerkracht doet ertoe. Hij kan afstemmen op de verschillen tussen de leerlingen en zo het onderwijs passend maken. Positieve aspecten zijn van groot belang. Dit gaat niet alleen om de positieve aspecten van de leerling, maar ook van de leerkracht, de groep, de school en de ouders. Als een leerkracht een negatief beeld heeft van de leerling, dan zie hij vaak alleen nog maar het negatieve gedrag. Het is belangrijk dat de leerkracht dan zoekt naar positief gedrag, dan zijn er meer mogelijkheden om het probleem op te lossen. Constructieve samenwerking tussen school en ouders. De verantwoordelijkheid voor initiatief ligt bij de school. Maar de school geeft wel de verwachtingen over de verantwoordelijkheid van ouders duidelijk aan. Doelgericht werken. Het team formuleert doelen met betrekking tot leren, werkhouding en sociaal emotioneel functioneren. Het gaat hierbij zowel om korte als lange termijndoelen. De doelen worden geëvalueerd volgens de HGW-cyclus. Ze worden SMART geformuleerd. De werkwijze van school is systematisch en transparant. Er zijn duidelijke afspraken over wie wat doet en wanneer.
Procedures
Deze paragraaf schetst de belangrijkste procedures 6.1 Basisondersteuning Methoden, instrumenten en procedures die worden gehanteerd voor • signalering (komen tot de constatering dat extra ondersteuning nodig is), op aangeven van het onderwijskundig rapport van aanleverend onderwijs • determinatie (bepalen welke ondersteuning nodig is), door aangetoonde problematiek vanuit testen (b.v. een door een GZ orthopedagoog/psycholoog erkende dyslexieverklaring) • toewijzing (beslissen dat een bepaalde vorm van ondersteuning geboden kan worden ) op aangeven van de toelatingscommissie van de school 6.2 Extra ondersteuning via arrangementen Beschrijf de methoden, instrumenten en procedures die worden gehanteerd voor • signalering (komen tot de constatering dat extra ondersteuning nodig is), op aangeven van de criteria voor praktijkonderwijs in hoofdstuk 4.2.
Conceptversie 16-01-2014
7
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs •
• •
6.3
determinatie (bepalen welke ondersteuning nodig is), waarbij aandacht nodig is voor afname van een valide intelligentieonderzoek( b.v. de WiSC 3 NL) t.a.v. het grensgebied naar vmbo of dagbesteding. toewijzing (beslissen dat een bepaalde vorm van ondersteuning geboden kan worden) op aangeven van het samenwerkingsverband. Jaarlijks wordt het ontwikkelingsperspectief van de leerling na op overeenstemming gericht overleg met de ouders vastgesteld, geëvalueerd en bijgesteld.
Plaatsing in het voortgezet speciaal onderwijs
De procedure is als volgt: • In overleg besluiten ouders en de teamleider om een toelaatbaarheidsverklaring voor het voortgezet speciaal onderwijs aan te vragen. • Het schoolbestuur dient de aanvraag en het bijbehorende dossier formeel in bij de desbetreffende commissie binnen het samenwerkingsverband. • De commissie neemt, eventueel na nader onderzoek, een beslissing (wel of niet afgeven van een toelaatbaarheidsverklaring). • Tegen de beslissing van de commissie staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open; zie voor de procedure www.swv-vo-zou.nl • Een toelaatbaarheidsverklaring is een voorwaarde om geplaatst te kunnen worden in het voortgezet speciaal onderwijs. De vso-school heeft vervolgens een eigen toelatingsbevoegdheid. Bovenstaande procedure geldt met ingang van 1 augustus 2014. Dat betekent dat het overgrote deel van de instroom in het vso voor het schooljaar 2014-2015 nog loopt via een andere procedure (Commissie van Indicatiestelling).
6.4
Bezwaar en beroep
6.4.1 Regelingen op school(bestuurlijk) niveau De school(bestuurlijke) regelingen voor bezwaar en beroep voor zover relevant in dit kader is van toepassing. 6.4.2 Regelingen op niveau van het samenwerkingsverband Het samenwerkingsverband is aangesloten bij de landelijke bezwaaradviescommissie die adviseert over bezwaarschriften betreffende beslissingen van het samenwerkingsverband over de toelaatbaarheid van leerlingen tot het voortgezet speciaal onderwijs; zie voor de procedure www.swvvo-zou.nl 6.4.3 Regelingen op landelijk niveau Vanaf augustus 2014 is er een Landelijke Geschillencommissie passend onderwijs die oordeelt in geschillen tussen ouders en het schoolbestuur over: • (de weigering van) toelating van leerlingen die extra ondersteuning behoeven; • de verwijdering van leerlingen; • het ontwikkelingsperspectief. Zie voor de procedure www.swv-vo-zou.nl
6.5
Toelating van leerlingen
De samenwerkende schoolbesturen VO in de regio Zuidoost Utrecht hebben een aantal regionale afspraken gemaakt over de procedure voor aanmelding en toelating. Daarnaast kent elke school zijn specifieke toelatingseisen. Voor de regionale afspraken zie: www.swv-vo-zou.nl.
Conceptversie 16-01-2014
8
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs De Dijnselburgschool heeft de toelatingsprocedure van leerlingen en de manier waarop de school daarbij omgaat met ondersteuningsvragen verwerkt in het zorgplan 2013-2014. De Dijnselburgschool hanteert voor toelating een risicometer om in te schatten of een leerling past binnen het onderwijsaanbod van de school:
Als basisondersteuning gelden de categorieën A: Leerstofaanbod; pedagogische ondersteuning; stage/uitstroom en klimaat en veiligheid. Zie bijlage 3 Het ondersteuningsprofiel van de Dijnselburgschool richt zich op extra begeleiding t.a.v. de categorieën B en C, waarbij t.a.v. de categorie C geldt dat de school bij twee keer C handelingsverlegen is en niet kan toelaten. Er dient een reëel perspectief of arbeid aanwezig te zijn. De Dijnselburgschool is handelingsverlegen indien bij aanvang van de schoolcarrière dagverblijf het perspectief is. De leerling dient een redelijke mate van zelfstandigheid en minimaal lees/ en schrijfniveau te bezitten. De Dijnselburgschool is in beginsel niet goed toegerust voor leerlingen met: - ernstige psychiatrische aandoeningen/problemen - externaliserend gedrag (ODD), waarbij de veiligheid van de groep, de leerling en de schoolomgeving in het geding is. Vanaf 1-8-2014 geldt voor alle scholen het volgende: Ouders kunnen kinderen conform de wettelijke bepalingen Passend Onderwijs tot uiterlijk 10 weken voor aanvang van het nieuwe schooljaar (1 augustus) aanmelden. Binnen zes weken na aanmelding beslist de school of een leerling kan worden toegelaten. Deze periode kan eenmaal met maximaal vier weken worden verlengd.
Bij de beslissing over toelating van een leerling betrekt de school de ondersteuningsbehoefte van de leerling, zoals die na de aanmelding is vastgesteld, en de mogelijkheden van de school om in de ondersteuningsbehoefte te voorzien. Als de leerling niet kan worden toelaten, wordt een passende onderwijsplek op een andere school (regulier of speciaal) gezocht. Hierover wordt overleg gevoerd met de ouders.
Conceptversie 16-01-2014
9
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs
7
1. 2. 3.
Bijlagen
Tijdpad aanmeldingen (10 weken termijn) Zorgplan 2013-2014 Uitwerking basisondersteuning en ondersteuningsprofiel t.a.v. leerstofaanbod; pedagogische ondersteuning; stage/uitstroom.
Bijlage 7.1: Tijdpad aanmeldingen Dijnselburgschool. Ouders melden hun kind ten minste 10 weken voor het begin van het schooljaar aan bij de school van hun keuze. Na aanmelding heeft de school 6 weken de tijd om te beslissen over de toelating van de leerling. Deze periode kan eenmaal met 4 weken worden verlengd. Heeft het bestuur na 10 weken nog geen besluit genomen? Dan heeft de leerling recht op tijdelijke plaatsing op de school van aanmelding tot de school wel een goede plek heeft gevonden.* 1. Rondleiding, 1e kennismaking, navragen of er onderzoek is geweest en vragen of we daar een kopie van mogen hebben door de teamleider en maatschappelijk werker (intakegesprek) 2. Aanmelding door ouders, schriftelijk- ouders moeten dit melden bij Basisschool, die het dan in OT zetten 3. Via Onderwijs Transparant (OT): aanmelding door basisscholen, start10 weken tijdpad bij aanmelding is pas als alle gegevens compleet zijn, dus als er geen goede testen gebruikt zijn, moet dit eerst op orde zijn voordat de 10 weken procedure in gang gaat en de school bepaalt of de leerling aangenomen of verwezen wordt. Als ouders vast aanmelden, eerder dan OT op orde is, geldt dit als een vooraanmelding. Bewaking OT: zorgcoördinator. 4. Dossier bekijken op toelaatbaarheid, week 1, door de orthopedagoog of zorgcoördinator: a. toegestane testen gebruikt? (Staatscourant) b. Criteria leerachterstand en IQ (Cotanlijst) c. sociaal emotioneel functioneren is geen hard criterium voor Praktijkonderwijs, wel voor LWOO. 6. Contact opnemen basisschool, informatie van school/leerkracht vragen over de leerling, vooral op sociaal emotioneel gebied door de orthopedagoog of zorgcoordinator 7. Observatie indien nodig door de orthopedagoog van school, eventuele aanvullende testafname initiëren, kosten voor rekening school van toelating. 8. Besluit toelatingscommissie, samenstelling: teamleider, zorgcoördinator, orthopedagoog en maatschappelijk deskundige, eventueel aangevuld met de mentor. 9. Uiterlijk week 6: Toelichting en motivatie waarom we leerling toe willen laten in OT door de zorgcoördinator of orthopedagoog. 10. Uitdraai maken uit OT, ondertekening door ouders via de teamleider of maatschappelijk werker, 11. Ondertekende OT-uitdraai opsturen aan PCL van het samenwerkingsverband en vervolgens RVC voor beschikking, danwel de toelaatbaarheidsverklaring TLV. 12. De maatschappelijk deskundige en orthopedagoog verzorgen toelatingsgesprek met ouders en leerling indien PCL positief advies gegeven heeft. 13. De mentor verzorgt de opzet van het individueel ontwikkelingsplan.
Voortgang en controle vanuit het samenwerkingsverband: Hoe weten we wat er in OT staat: Ondersteuner samenwerkingsverband mailt stand van zaken naar school, zorgcoördinator overlegt hiermee regelmatig. Indien de RVC (tot 01-08-2015) afwijst en het samenwerkingsverband de bekostiging niet toekent vervalt na 10 weken de verplichting de leerling toch aan te nemen. *Van: website www.passendonderwijs.nl, laatst geraadpleegd: 13-1-2014
Conceptversie 16-01-2014
10
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs Dit tijdpad en procedure gaat in per 01-02-2014.
Bijlage 7.2: Zorgplan 2013-2014 Inhoudsopgave 1. Kaders Praktijkonderwijs 2. Visie op ondersteuningsbehoefte van leerlingen op PRO (snijvlak onderwijs en zorg) de leerling is de maat 3. Toelating Aanmeldprocedure 4. Leerlingen met LGF 5. Organisatie van ons onderwijs 5.1 Mentorklassen, groepsplannen 5.2 Praktijkgroepen OB 5.3 PGL (verdieping, sectorgericht) BB 5.4 Arbeidstraining/ Begeleid werken 5.5 Stage 5.6 AKA 5.7 Opzet brede school, naschoolse activiteiten 6. Ondersteuning op de DBS (rolbeschrijving, verantwoordelijkheden) 6.1 Reguliere ondersteuning binnen de schoolorganisatie, mentoren 6.2 MT 6.3 Onderwijsassistenten 6.4 Extra aanbod op maat, indien nodig, het zorgteam, gedragscoach OB/BB 7. Overlegstructuur DVP leerlingenzorg 7.1 Coachgesprekken met de leerling 7.2 Leerlingbespreking 7.3 Voortgangsbespreking met ouders/ rapportgesprekken 7.4 ICL 7.5 Overleg met externen 7.5.1 ZAT 7.5.2 RZT+ 7.5.3 Samenwerkingsverband 7.5.4 Regionale Expertise Centra/Ambulante Begeleiding 7.5.5 Centrum voor Jeugd en Gezin 7.5.6 Zonnehuizen, Abrona, OPL/Lijn 5 en anderen 7.5.7 Verwijsindex risicojongeren (VIR) 7.5.8 Meldcode 8.Leerlingvolgsysteem 8.1 IOP 8.2 Groepsplan 8.3 HP 8.4 Screeningsinstrumenten 8.5 Portfolio 8.6 Leerontwikkeling 8.6.1 Didactische toetsen 8.6.2 Didactisch volgsysteem in methode Doen In/ Werken aan 9. Doorstroom, uitstroom, nazorg 9.1 op/doorstroom
Conceptversie 16-01-2014
12 12 12 12 13 13 13 13 13 14 14 14 15 15 15 15 16 16 16 16 16 17 17 17 17 17 18 18 18 18 18 19 19 19 19 19 19 19 20 20 20 20 20
11
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs 9.2 uitstroom 9.3 nazorg
21 21
1. Kaders Praktijkonderwijs Het Praktijkonderwijs verzorgt onderwijs aan leerlingen van wie niet verwacht kan worden dat ze een vmbo-diploma kunnen halen. De leerlingen tussen 12 en 18 jaar worden opgeleid voor de arbeidsmarkt. Op basis van landelijke criteria (leerachterstand en IQ) krijgt de leerling een beschikking, nu nog van de RVC. Het doel van het onderwijs is de leerlingen toe te leiden naar werk. De leerlingen leren door praktijkervaring op te doen, de theorie wordt gekoppeld aan praktische opdrachten in de praktijk en aan stages. Naast de competenties op het gebied van werken, wordt er ook aandacht besteed aan vaardigheden om de zelfredzaamheid van de leerling te verbeteren, zoals sociale vaardigheden en praktische vaardigheden om te kunnen zorgen voor jezelf. Daarnaast is aandacht voor sport en spel, om de leerling te leren hoe ze hun vrije tijd kunnen invullen. Onze school biedt drie uitstroomroutes: - naar werk, - naar begeleid werk, - naar een vervolgopleiding, gecombineerd met werk of stage. 2. Visie op ondersteuningsbehoefte van leerlingen op PRO (snijvlak onderwijs en zorg) de leerling is de maat • De kernwaarden van onze school zijn: • Leren en ontwikkelen • Geborgenheid en respect • Uitdagend en inspirerend • Kwaliteitsrijk • Integratie van onderwijs en begeleiding • Elke leerling een ononderbroken ontwikkeling • Zelfredzaamheid in werken, wonen en vrije tijd • Praktisch en concreet Om de afstemming op de leerling optimaal te maken, heeft school binnen het LVS het Individueel Ontwikkelingsplan (IOP) ingevoerd. Van alle leerlingen wordt een speciaal plan gemaakt, in overleg en overeenstemming met de leerling, over zijn loopbaan en welke keuzes gemaakt worden in zijn onderwijstraject. De begeleiding van de leerlingen is gericht op het opdoen van succeservaringen, wat betreft het leren en het omgaan met jezelf en met anderen, waardoor de leerlingen zelfvertrouwen ontwikkelen. De leerling heeft een mentor, die zijn ontwikkeling monitort, stimuleert en registreert. Iedere leerling heeft een eigen ondersteuningsbehoefte, de begeleiding hiervan is bij ons op school maatwerk. Naast de reguliere begeleiding voor alle leerlingen van de mentor is er op school een zorgteam, voor extra ondersteuning waar nodig. Bij een grotere vraag wordt samen met de ouders gezocht naar een extern traject om de leerling te ondersteunen bij zijn ontwikkeling. 3. Toelating Aanmeldprocedure Ouders melden hun kind aan bij de school. De Dijnselburgschool stelt een dossier op en stuurt alle documenten naar de PCL (Permanente Commissie Leerlingenzorg). De PCL geeft een advies en stuurt het dossier naar de RVC. Deze geeft de beschikking af, waarbij drie kenmerken centraal staan:
Conceptversie 16-01-2014
12
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs •
• •
Kennisniveau / leervorderingen, er moet sprake zijn van een achterstand van meer dan 50% op 3 van de 4 leergebieden, te weten technisch lezen, begrijpend lezen, spelling en rekenen. Cognitieve capaciteiten (IQ) tussen 55 en 80, waarbij nauwkeurig gekeken wordt of praktijkonderwijs passend is voor een leerling met een IQ tussen 55 en 60, of tussen 75 en 80. Dit zijn overlapgebieden met het VSO-ZML en LWOO. Sociaal – emotioneel functioneren. Bij een negatieve beschikking is de leerling niet toelaatbaar tot onze school, bij een positieve beschikking wordt de leerling verder begeleid door de leraren en de Interne Commissie Leerlingenzorg.
4. Leerlingen met LGF Leerlingen die een grotere begeleidingsbehoefte hebben en binnen speciale criteria vallen kunnen een rugzak krijgen. Zij hebben recht op ondersteuning van een Ambulant Begeleider uit het REC, waar de indicatie afgegeven is en financiële middelen voor extra begeleiding. De leerling is de maat en krijgt passend onderwijs op onze school, waarbij gekeken wordt of dit past binnen de grenzen van de school en begeleiding van de andere leerlingen in de groep. Binnen de Dijnselburgschool hebben een aantal leerlingen een beschikking in REC 3, ZML of LZ, een aantal leerlingen een beschikking binnen REC 4, gedragsstoornissen en een aantal leerlingen een beschikking binnen REC 2, communicatieve stoornissen. De zorgcoördinator stemt met de Ambulant Begeleider van het REC af wat de hulpvraag is van de school. De rugzakleerlingen hebben een extra zorgbehoefte, de hulpvraag van de school is de invulling van het groepsplan op niveau 1, zorg en een goed handelingsplan voor de leerling. Door observatie van de Ambulant Begeleider in de groep, kan er gericht advies gegeven worden aan de mentor voor het groepsplan en het HP. Naast pedagogische en didactische tips wordt ook advies gegeven over geschikt lesmateriaal voor de leerling. School heeft een rugzakbegeleider, zodat de leerlingen wekelijks individuele begeleiding krijgen, gedurende een deel van het schooljaar. De duur hangt af van het bedrag wat school kan besteden aan rugzakleerlingen. De begeleidingsbehoefte wordt aangegeven door de mentor. Dit kan leesbegeleiding zijn, praktische begeleiding bij boodschappen doen of speltherapie. 5.Organisatie van ons onderwijs 5.1 Mentorklassen, groepsplannen Het uitgangspunt van iedere klas op de Dijnselburgschool is het groepsplan. In het groepsplan wordt aangegeven wat er in het betreffende schooljaar pedagogisch en didactisch aangeboden wordt aan de leerling. Binnen het onderwijs in alle groepen worden keuzemomenten ingepland (leerling gestuurd onderwijs). De leerling kan op die momenten kiezen waaraan hij werkt. Docenten zorgen ervoor dat de inhoud van jaargroepen op elkaar aansluit (doorlopende leerlijn). 5.2 Praktijkgroepen OB Zowel in theorie- als in praktijkvakken wordt de lesinhoud afgestemd op de loopbaanfase waarin de leerling zich op dat moment bevindt; - Kennismaken met het Praktijkonderwijs - Vakspecifieke vaardigheden oefenen - Arbeidsvaardigheden oefenen - Sociale vaardigheden oefenen. 5.3 PGL (verdieping, sectorgericht) BB Werkpleksimulatie (die parallel loopt aan de loopbaanfases van de leerling) Op donderdag volgen leerlingen in de bovenbouw een praktijkvak. Het praktijkvak past bij de stage. In het begin van het schooljaar voert de leerling een IOP-gesprek waarin aangegeven wordt welk
Conceptversie 16-01-2014
13
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs praktijkvak de voorkeur heeft. De leerling leert in alle PGL-vakken de volgende vaardigheden; sociale vaardigheden, arbeidsvaardigheden en vakspecifieke vaardigheden.
5.4 Arbeidstraining/ Begeleid werken Bovenbouwleerlingen die geen stage lopen volgen arbeidstraining. De Dijnselburgschool heeft een villa op de Bergweg omgebouwd tot arbeidstrainingscentrum. Leerlingen leren binnen het arbeidstrainingscentrum arbeidsvaardigheden en sociale vaardigheden die ze nodig hebben om op stage te kunnen. Daarnaast is er een groepje leerlingen afhankelijk van begeleid werk, wat door Arbeidstraining verzorgd wordt, totdat de leerling uitstroomt naar een begeleide werkplek. Arbeidstraining verzorgt productiewerk, in samenwerking met Kringloop Zeist zijn er in de villa verschillende werkplekken ingericht. Arbeidstraining verzorgt begeleid werk, onder begeleiding van een docent voeren de leerlingen werkzaamheden uit bij een bedrijf, zoals Golfbaan Schaerwijde en Achmea. Arbeidstraining werkt samen met Stichting Bikkel en de Belbus. Leerlingen mogen een dag/deel mee om onder begeleiding werkzaamheden uit te voeren. Daarnaast zijn er facilitaire werkzaamheden in de villa en de tuin van de villa. 5.5 Stage Het Praktijkonderwijs heeft tot doel de leerling op weg te helpen naar een plek in de maatschappij. Dit betekent dat de leerlingen van de bovenbouw (derde-, vierde- en vijfdejaars leerlingen en AKAleerlingen) de kans krijgen werkervaring op te doen in het bedrijfsleven. De leeftijd waarop stagelopen voor de leerlingen begint, is gemiddeld vijftien jaar. Dit moet met de jongere leerlingen rustig en voorzichtig opgebouwd worden. In het zoeken naar stageplekken houden we rekening met wensen, mogelijkheden en beperkingen van de leerling. Leerlingen op het Praktijkonderwijs leren door doen. Enkele doelstellingen van de stage in het Praktijkonderwijs zijn: 1. De leerling leert zo actief en zelfstandig mogelijk 2. De leerling oriënteert zich op zijn of haar interesses en capaciteiten 3. De leerling neemt deel te nemen aan arbeidsprocessen in het bedrijf 4. De leerling vergroot zijn of haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten In veel bedrijven werken leerlingen van een school voor Praktijkonderwijs. Over het algemeen komen ze het best tot hun recht bij zeer goed gestructureerde werkzaamheden, waarbij ook sprake is van: - Overzichtelijk werk - Routinematige handelingen - Assisteren van een ander personeelslid De stages worden intensief begeleid door de stagedocenten van de school. De stagedocent begeleidt de leerling bij de sollicitatiegesprekken. Tijdens de wekelijkse stage lessen reflecteert de leerling op zijn werk van de afgelopen week en communiceert de stagebegeleider van het bedrijf via de werkbriefjes van de leerling met de school. Daarnaast bezoekt de stagedocent regelmatig de werkplek en worden er stage gesprekken gevoerd om de ontwikkeling van de leerling te monitoren en registeren. Hierbij is de leerling de maat en kan indien nodig zeer intensief contact zijn met de school. De stagebegeleiders hebben maandelijks overleg met het zorgteam, de maatschappelijk werker en de zorgcoördinator, om de begeleidingsbehoefte van de leerling te bespreken en acties te plannen voor het uitstroomtraject. 5.6 AKA Op de Dijnselburgschool is het mogelijk om een AKA-opleiding te volgen(Arbeidsmarkt gekwalificeerd assistent). De AKA-opleiding is een brede opleiding waarmee je een MBO-diploma op niveau 1 kunt halen. Deze opleiding verzorgen we in samenwerking met het MBO Amersfoort. Of een leerling deze opleiding gaat volgen hangt af van de mogelijkheden van de leerling.
Conceptversie 16-01-2014
14
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs De opleiding duurt maximaal twee jaar en is opgedeeld in periodes van zes weken. De leerling is twee dagen per week op school en loopt drie dagenstage. Na elke periode wordt er besproken hoe het gaat, welke ontwikkeling de leerling heeft doorgemaakt, hoe het gaat op de stage en waaraan de leerling nog moet werken. De AKA (niveau 1) opleiding verdwijnt binnen het MBO en wordt Entreeopleiding, De verwachting is dat de Entree opleiding vanaf het schooljaar 2014-2015 van start gaat. De entree opleiding is een opleiding die maximaal twee jaar duurt en opleidt voor het diploma mbo-2. Voor een mbo -2 opleiding is de eis dat deze wordt afgesloten op niveau 2F voor rekenen en taal, voor de meeste leerlingen van het praktijkonderwijs is dit niet haalbaar. Iemand kan eenmaal een entree opleiding doen. De Entreeopleiding leidt tot een diploma op MBO-2 niveau of arbeidsmarkt. Binnen vier maanden wordt een binden studieadvies gegeven. Wij blijven leerlingen de kans bieden door te stromen naar het MBO. Dit doen we door een theoretische leerroute aan te bieden. Dit kan een voorbereiding zijn op de Entreeopleiding of de Entreeopleiding zelf. In overleg met ouders en leerling wordt bepaald of dit een geschikte leerroute is en hoe deze gaat verlopen. 5.7 Opzet brede school, naschoolse activiteiten In het schooljaar 2012-2013 zijn enkele leden van de interne commissie leerlingenzorg naar een bijeenkomst geweest genaamd ‘gluren bij de buren.’ Dit ter verbreding van de visie op wat er mogelijk is ten aanzien van activiteiten die passen bij het verbreden van de school. We streven ernaar een school te zijn die midden in de Zeister samenleving staat en bekendheid geniet bij verschillende groepen. De Dijnselburgschool doet dit op verschillende manieren: Samenwerking met de combinatiefunctionaris van de gemeente Zeist. Deze kan, volledig in samenspraak met de school, activiteiten op maat organiseren voor jongeren die behoefte hebben aan aangepaste vrijetijdsbesteding. Aanbieden van de unieke kwaliteiten van Praktijkonderwijs: leerlingen die op een praktische manier bij kunnen dragen aan activiteiten in de buurt van de school en het ter beschikking stellen van ons goed gefaciliteerde gebouw. 6.Ondersteuning op de DBS (rolbeschrijving, verantwoordelijkheden) 6.1 Reguliere ondersteuning binnen de schoolorganisatie, mentoren De mentor is de spil in de zorg rond de leerling, hij begeleidt de leerling individueel en draagt zorg voor het groepsproces. De mentor biedt de groep structuur en een veilig klassenklimaat. De mentor onderhoudt individueel contact met de leerling door middel van coachgesprekken, waarin het IOP van de leerling wordt gevormd en geëvalueerd. De mentor onderhoudt contact met de ouders, bij de voortgangsgesprekken twee keer per jaar in januari en juni en tussentijds indien nodig, telefonisch of volgens afspraak op school of tijdens een huisbezoek. De mentor registreert en monitort de ontwikkeling van de leerling, didactisch en sociaal- emotioneel. Bij problemen of zorgen rond de ontwikkeling van de leerling, roept de mentor hulp in van het zorgteam of het MT. De mentor registreert bijzonderheden en vorderingen van de leerling in het leerlingvolgsysteem SOM en plaatst daar verslagen van oudergesprekken. De mentor is de spil in de leerlingbespreking die twee keer per jaar plaats vindt met de betrokkenen rond de groep, de praktijkdocenten, het zorgteam en de mentor. 6.2 MT Het MT bestaat uit de directeur en twee teamleiders van de school. De teamleiders zijn betrokken bij de dagelijkse gang van zaken van de school, de leerlingenzorg, de didactische vernieuwingen, klankbord en aansturing van de teamleden. Op het moment dat de leerling grensoverschrijdend gedrag vertoont, waarbij de veiligheid van de leerling en andere leerlingen in het gedrang komen, grijpt het
Conceptversie 16-01-2014
15
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs MT in en volgen gesprekken met de leerling, ouders en eventueel externe partners, zoals de wijkagent. Dit is in nauwe samenwerking met de mentor en met leden van het zorgteam, zoals de maatschappelijk werkende. Daarnaast hebben de teamleiders in het geval van verzuim contacten met de LPA. Bij moeilijke samenwerking met ouders en mentoren, begeleiden de teamleiders de gesprekken om de relatie weer te herstellen tussen ouders en school. De teamleiders bewaken de grenzen van de school. De teamleider zorg meldt de ouders wanneer de leerling besproken wordt in de ICL en koppelt terug aan ouders wat de bevindingen zijn van de bespreking. 6.3 Onderwijsassistenten De onderwijsassistent wordt ingezet in leerlingbegeleiding bij AT, werkt als dyslexiecoach, in overleg met de orthopedagoog, en doet begeleiding van de leerlingen met een rugzakje, in overleg met de zorgcoördinator en de mentor. Daarnaast geeft zij reguliere lessen aan kleine groepjes leerlingen. De onderwijsassistent tuin geeft les aan de leerlingen in het praktijkvak tuin. 6.4 Extra aanbod op maat, indien nodig, het zorgteam, dyslexiecoach, gedragscoach OB/BB Het zorgteam bestaat uit de teamleider zorg, de zorgcoördinator, de orthopedagoog en de maatschappelijk werkende. De orthopedagoog en maatschappelijk werkende begeleiden de leerlingen indien nodig met korte trajecten. De orthopedagoog richt zich zowel op het psychologische/didactische vlak (intelligentieonderzoek/onderzoek en advisering op het gebied van leerinhouden) als op het sociaalemotionele vlak (hoe voelt een leerling zich en hoe kan hij/zij beter functioneren). De maatschappelijk werkende doet onderzoek in de thuissituatie, begeleid ouders door middel van gesprekken en begeleid ook leerlingen en ouders naar externe trajecten van behandeling en onderzoek. De maatschappelijk werker ondersteunt ouders bij het aanvragen van een CIZ indicatie voor onderzoek, of dagbesteding. De zorgcoördinator neemt deel aan de ICL, maakt de agenda voor de ICL bespreking en maakt het ICL-HP. De zorgcoördinator onderhoudt contacten met de Ambulant Begeleiders, en neemt deel aan het netwerkoverleg van zorgcoördinatoren van het Samenwerkingsverband Zuidoost Utrecht. De zorgcoördinator is voorzitter van het ZAT en maakt daarvoor de agenda. De zorgcoördinator vraagt samen met mentor en ouders een rugzak aan voor een leerling als dit nodig is of begeleidt het proces bij de aanvraag van een herindicatie. Daarnaast ondersteunt de zorgcoördinator zorgprocessen in de school samen met de andere leden van de ICL. De dyslexiecoach draagt zorg, in nauwe samenwerking met de werkgroep onderwijs, voor de implementatie van aanpassingen in het onderwijsaanbod voor jongeren met leesproblemen. Het werken met L2S, waardoor leerlingen met leesproblemen zelfstandig aan het werk kunnen is door de dyslexiecoach zowel bij leerlingen als bij leraren bekend geworden en wordt steeds vaker ingezet in de lessen. De gedragscoach wordt schooljaar 2013-2014 ingezet in de onderbouw en bovenbouw. De coach is een docent die tijdens lesdagen een blok tijd heeft om leerlingen, die vastlopen in de groep, te begeleiden in gedrag en even een rustige plek te geven om te werken. Doordat de leerling uit de situatie is waar het probleem ontstaat, kan hij praten over wat er gebeurd is en maakt hij afspraken met de coach om gedragsproblemen in de groep weer op te lossen. De leerling krijgt weer een kans om volgens afspraak weer succesvol mee te draaien in de groep (herstelrecht). De mentor en de groep worden op deze manier even ontlast, waardoor de problemen minder escaleren en een neutraal persoon, de gedragscoach, intermediair is tussen de leerling en de mentor/groep. Het zorgteam onderhoudt ook contact met ouders, om toestemming te vragen voor bespreking in het ZAT of RZT+ en deelt ouders mee als er een VIR registratie gedaan wordt bij een risicojongere. 7. Overlegstructuur DVP leerlingenzorg 7.1 Coachgesprekken met de leerling Tijdens de mentorlessen worden de leerlingen ingedeeld voor een coachgesprek, zodat iedere leerling op regelmatige basis een gesprek met de mentor voert. Tijdens deze gesprekken maakt de leerling met hulp van de mentor zijn IOP. Hierin kiest de leerling ontwikkeldoelen wat betreft omgaan met
Conceptversie 16-01-2014
16
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs zichzelf en anderen, theorie, praktijk, wonen, werken en vrije tijd. De leerling formuleert ook een verwachting, wat hij wil leren dit schooljaar en wat hij wil bereiken in de toekomst. 7.2 Leerlingbespreking Twee keer per jaar vinden de leerling besprekingen plaats. De mentor leidt de bespreking, alle docenten en OOP geven input bij de besprekingen. De mentor maakt een verslag voor het LVS en gebruikt dit als voorbereiding voor het voortgangsgesprek met de ouders. 7.3 Voortgangsbespreking met ouders/ rapportgesprekken De ouders worden standaard twee keer per jaar uitgenodigd voor de voortgangsbespreking/ het rapportgesprek. Vanaf leerjaar twee is dit gesprek samen met de leerling. Bij problemen worden er extra afspraken met ouders gemaakt. Van deze bespreking wordt een verslag gemaakt, wat aan ouders wordt toegezonden. Regelmatig worden ouders op de hoogte gebracht van incidenten via telefonisch contact. Hiervan worden aantekeningen gemaakt in het LVS. 7.4 ICL Als de ondersteuningsbehoefte van de leerling groter is dan de reguliere ondersteuning die de mentor kan bieden, wordt de leerling aangemeld bij de ICL voor multidisciplinair overleg. De ICL komt wekelijks bij elkaar. De mentor brengt de leerling in met een probleembeschrijving. De leden van de commissie oriënteren zich op de begeleidingsbehoefte van de leerling. Er wordt een probleemanalyse gemaakt. Vervolgens wordt het handelingsplan vastgesteld, er volgen interne acties en eventueel verwijzing naar externen. Het traject wordt vastgesteld in een overzicht met acties, personen, tijden en evaluaties. Het verslag van de bespreking wordt met de ouders besproken door de teamleider. Voorbeelden van trajecten zijn individuele begeleiding op school door de orthopedagoog of maatschappelijk werkende, signalerend onderzoek, gesprek met ouders of gezinsonderzoek, of ouderbegeleiding. Contact met externe instanties, doorverwijzen naar het ZAT en eventueel RZT+. De planning van de leerlingen is periodiek, eens in de 6 weken komt de leerling terug om het proces te evalueren en acties bij te stellen. Als er voldoende ondersteuning geboden is aan de leerling, wordt het traject afgesloten bij de ICL 7.5 Overleg met externen 7.5.1 ZAT 6 keer per jaar komt het Zorg Advies Team bij elkaar. Dit team bestaat uit externe partners, LPA, GGD, MEE en de Wijkagent en wordt voorgezeten door de zorgcoördinator van de school. De ICL brengt leerlingen in waarbij de ondersteuningsbehoefte de grenzen van de ICL overschrijdt. De mentor heeft de ICL ingelicht over de laatste gang van zaken, er zijn gesprekken met ouders geweest, er zijn acties geweest en deze zijn geëvalueerd. Ouders hebben schriftelijk toestemming gegeven voor inbreng van hun kind in het ZAT. Er wordt advies ingewonnen bij het ZAT. De ICL en/of de ZAT leden gaan aan de slag met deze adviezen en bij de volgende bijeenkomst worden de acties geëvalueerd. 7.5.2 RZT+ Op het moment dat de ondersteuningsbehoefte de grenzen van de school overschrijdt en er handelingsverlegenheid ontstaat, wordt de leerling ingebracht bij het RZT+. Het RZTPLUS is bedoeld voor alle leerlingen in groep 8 van het basisonderwijs tot aan de startkwalificatie. Het fungeert als een consultatieteam dat snel bereikbaar is en door de bundeling van deskundigheid een direct advies geeft, maar indien nodig ook daadwerkelijk de verbinding verzorgt naar de derde-lijns-zorg. RZTPLUS geeft scholen en leerplichtambtenaren advies t.b.v. dreigend schoolverlaters, waarbij deelnemende organisaties diensten aanbieden aan jongeren indien nodig. Ook mag zij trajectbegeleiding toewijzen. De partners die aan het RZTPLUS deelnemen zijn: BJZ Bureau Jeugdzorg Utrecht, PLUZO Platform Leerplichtambtenaren Utrecht Zuidoost, JGZ Jeugdgezondheidszorg/GGD, ROC Midden-Nederland, PCL Permanente Commissie Leerlingenzorg van SWV 19.1, REC4-4 Regionaal Expertise Centrum 4-4 ’t Gooi, Utrecht, West-Veluwe, RMC Regionale Meld- en Coördinatiefunctie. Het Regionaal Zorg Team komt 12 keer bijeen. De zorgcoördinator of teamleider brengt een week voor de
Conceptversie 16-01-2014
17
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs vergaderdatum de leerling in, middels een aanmeldformulier. De ouders moeten schriftelijk toestemming geven voor deze inbreng. De teamleider en eventueel een ander ICL lid bespreken het advies van het RZT+ met de ouders en er wordt vervolgens actie ondernomen.
7.5.3 Samenwerkingsverband De Dijnselburgschool valt onder het Samenwerkingsverband Zuidoost Utrecht (SWV2603). Het Samenwerkingsverband wordt opnieuw ingericht, in verband met Passend Onderwijs per 1-8-2014. Het Samenwerkingsverband wordt verantwoordelijk voor de indicatie, de RVC vervalt. Het ondersteuningsbudget voor Pro valt onder het Samenwerkingsverband. Vanaf 1 januari 2014 wordt het ondersteuningsbudget voor Praktijkonderwijs landelijk gebudgetteerd. De basisbekostiging is gelijk aan een VMBO leerling, het ondersteuningsbudget wordt naar beneden bijgesteld als het landelijk aantal Pro leerlingen stijgt ten opzichte van 1-10-2011. Met ingang van schooljaar 20152016 vallen LWOO en Pro onder de systematiek van Passend Onderwijs. Op het moment dat het Samenwerkingsverband niet voldoende middelen heeft voor het ondersteuningsbudget van de PrO leerlingen, wordt dit verhaald op de lumpsum van alle besturen van het Samenwerkingsverband. De wetgeving betreft Pro en Passend Onderwijs is nog niet rond. Het Samenwerkingsverband heeft ook zorggelden, deze worden via een verdeelsleutel verspreid over de scholen. De Dijnselburgschool krijgt jaarlijks een budget en moet hiervoor verantwoording afleggen aan het Samenwerkingsverband. 7.5.4 Regionale Expertise Centra/Ambulante Begeleiding Als ouders en school een rugzak, of herindicatie aanvragen ter ondersteuning van een leerling, wordt dit gedaan bij de commissie voor indicatiestelling van het REC. Onze school heeft rugzakleerlingen bij REC 2, REC 3 en REC 4. De leerling met een rugzak krijgt ook Ambulante Begeleiding vanuit het REC. Er zijn leerlingen die komen vanaf het speciaal onderwijs met TAB (terugkeer ambulante begeleiding). Daarnaast vraagt school soms een PAB (preventief ambulante begeleiding) aan om advies te vragen over een leerling. Schooljaar 2013-2014 zijn er …. leerlingen met een rugzak en worden 2 nieuwe indicaties aangevraagd bij REC 4. De extra gelden worden ingezet voor extra begeleiding van de leerlingen door de rugzak/dyslexiebegeleider. De docenten in de klas krijgen naar behoefte extra ondersteuning van de Ambulant Begeleider. 7.5.5 Centrum voor Jeugd en Gezin In het Centrum voor Jeugd en Gezin werken veel instellingen uit Zeist en omgeving samen: het consultatiebureau, de GGD (waaronder de schoolarts); het maatschappelijk werk; MEE, voor ondersteuning bij handicap of chronische ziekte; de scholen; thuisbegeleiding; welzijnswerk; jeugden jongerenwerk en de gemeente Zeist. School kan, in overleg met ouders, voor informatie, hulp, advies en ondersteuning terecht bij het CJG loket in Zeist. 7.5.6 Zonnehuizen, Abrona, OPL/Lijn 5 en anderen Wanneer de begeleidingsbehoefte van de leerling de grenzen van de school overschrijdt, wordt in overleg met ouders expertise ingewonnen middels onderzoek en/of behandeling. 7.5.7 Verwijsindex risicojongeren (VIR) Bij grote zorg rondom een leerling wordt dat in de Verwijsindex geregistreerd. Deze landelijke index is toegankelijk voor hulpverleners, zoals GGD, CJG, MEE en BJZ, en brengt de verschillende instanties die zich bezighouden met de zorg voor een kind met elkaar in contact. De leden van de Interne commissie leerlingenzorg en de directieleden hebben toegang tot deze index. Alle gegevens in de index worden vertrouwelijk behandeld. Wanneer de school een leerling registreert in de Verwijsindex worden de ouders hiervan op de hoogte gesteld. In geval van vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling hebben wij als school de wettelijke plicht om te handelen volgens een vastgestelde Meldcode. Deze verplichting geldt ook voor de jeugdgezondheidszorg, de kinderopvang en voor politie en justitie. De Interne commissie leerlingenzorg en de directie van de school zal in geval van kindermishandeling of huiselijk geweld geïnformeerd worden en de stappen zoals vermeld
Conceptversie 16-01-2014
18
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs in de Meldcode uitvoeren. Het registreren van de leerling in de Verwijsindex behoort tot één van de te nemen stappen.
7.5.8 Meldcode De Meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling is een 5 stappenplan. Vanaf 1 juli 2013 zijn alle beroepskrachten verplicht te werken volgens de Meldcode. De Dijnselburgschool werkt volgens de stappen van de Meldcode. 8. Leerlingvolgsysteem 8.1 IOP De leerlingen, in afstemming met hun ouders, vullen zelf voor een deel in hoe hun leerroute verloopt binnen de school. De kansen van de leerling zijn het uitgangspunt voor het vaststellen van deze route. Door middel van coachgesprekken en het maken van een IOP (individueel ontwikkelingsplan) wordt de route vorm gegeven. In eerste instantie is de interactie nog vrij gesloten, maar later in de schoolloopbaan is er steeds meer ruimte voor de specifieke wensen van de leerling. De leerling kan kiezen uit het aanbod van de: • te verwerven competenties (algemene, specifieke en individuele), • te behalen certificaten of kwalificaties, • persoonlijke leer- en ontwikkelingswegen, • arbeidsmogelijkheden en –perspectieven. Ouders ondertekenen het IOP in januari en in juni. De getekende versie wordt opgenomen in het digitale leerlingvolgsysteem. 8.2 Groepsplan Het uitgangspunt van iedere klas op de Dijnselburgschool is het groepsplan. In het groepsplan wordt aangegeven wat er in het betreffende schooljaar pedagogisch en didactisch aangeboden wordt aan de leerling. 8.3 HP Het handelingsplan leidt tot een aanpassing van het groepsplan op leerling-niveau. Iedere leerling krijgt op deze wijze onderwijs op maat. Leerlingen met een rugzakje hebben een handelingsplan. In het handelingsplan van iedere leerling wordt aangegeven op welke punten de leerling op pedagogisch of didactisch vlak afwijkt van het groepsplan. Het handelingsplan geeft aan hoe er pedagogisch en didactisch met de individuele leerling omgegaan wordt. Het handelingsplan blijft in het bezit van de mentor en wordt niet bewaard in de IOP-map van de leerling. Ouders ondertekenen het handelingsplan in januari en na de evaluatie in juni. 8.4 Screeningsinstrumenten Ieder jaar wordt na minimaal 3 maanden onderwijs door de mentor een signaleringslijst, de SDQ of de SEV, ingevuld voor alle leerlingen.. Het doel is om een beeld van de leerling helder te krijgen, de ontwikkeling te volgen en negatieve ontwikkelingen tijdig te signaleren. Hierdoor krijgt de mentor handvaten voor het HP van de leerling. De SDQ is bedoeld voor een snelle screening, de SEV wordt gebruikt als er uitgebreidere beeldvorming nodig is, zorgen die nog niet helder zijn of informatie voor een onderzoek. Daarnaast werkt school ook nog met specifieke vragenlijsten in overleg met de orthopedagoog of met extern onderzoek. 8.5 Portfolio Het portfolio maakt de ontwikkeling zichtbaar, voor de leerling en zijn omgeving is zichtbaar wat de leerling leert en waarom. Wat zijn de sterke en zwakke kanten. De leerling ervaart dit als wie ben ik, wat wil ik en wat kan ik? Het onderdeel wie ben ik blijft centraal staan in de schoolloopbaan van de leerling. De jongere ontwikkelt zijn eigen identiteit op weg naar volwassenheid. De Dijnselburgschool
Conceptversie 16-01-2014
19
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs werkt ook met vak portfolio’s, waarin de leerling bewijzen verzamelt van wat hij heeft geleerd in dat praktijk of theorievak.
8.6 Leerontwikkeling: 8.6.1 Didactische toetsen In de onderbouw worden in klas 1 en 2 Citotoetsen gemaakt op alle leergebieden, taal en rekenen. De scores worden vergeleken met de scores van het basisonderwijs. In de bovenbouw worden en jaarlijks op twee momenten digitaal Nederlands en rekentoetsen afgenomen, waarbij gekeken wordt in hoeverre de leerling scoort op referentieniveau 1F. 8.6.2 Leerlingvolgsysteem in methode Doen In/ Werken aan Leerlingen werken in de Tuin, Techniek en Zorg en Welzijn met een vak portfolio. In het vak portfolio worden de vaardigheden van de leerling vastgelegd. Hiermee bewijst de leerling verschillende werkzaamheden in de praktijkvakken uit te kunnen voeren. Het vak portfolio is van groot belang. De leerling kan het, bijvoorbeeld, meenemen naar een sollicitatiegesprek voor een externe stage. Of bewijst bij een vervolgopleiding zijn of haar vaardigheden in de praktijk met het vak portfolio. In de methode ‘Werken aan’ wordt bij de leerling ook gevolgd in ontwikkeling in de deelgebieden van rekenen en Nederlands. 8.7 LVF In school is een LeerlingVolgFormulier ontwikkeld. Hierin wordt elk jaar bijgehouden hoe de ontwikkeling is van de leerling, op sociaal emotioneel gebied, de didactisch ontwikkeling en wat betreft praktijk en stage. Met dit formulier wordt de hele schoolloopbaan in een doorlopende lijn zichtbaar. 8.8 SOM School werkt met een digitaal leerlingvolgsysteem. Hierin worden alle aantekeningen en gespreksverslagen, toets resultaten van de didactische toetsen van leerlingen gedurende de schoolloopbaan digitaal bewaard. 9. Doorstroom, uitstroom en nazorg Leerlingen uit de jaren 1,2 en 3 kunnen als de leervorderingen, werkhouding en het capaciteitenniveau daartoe aanleiding geven na het eerste of tweede jaar eventueel opstromen naar: -Leerweg Ondersteunend Onderwijs (LWOO) Leerlingen uit hogere leerjaren kunnen als de leervorderingen, werkhouding en het capaciteitenniveau daartoe aanleiding geven doorstromen naar: - ROC assisistent niveau 1 Leerlingen uit de vijfde en zesde klas stromen uit en worden begeleid naar: - Werk op de reguliere arbeidsmarkt, werk op de reguliere arbeidsmarkt met gebruikmaking van ondersteuningsmogelijkheden, arbeidstrainingscentra, begeleid werken, de sociale werkvoorziening of dagbesteding. Dit in samenwerking met externe instanties zoals UWV en job coach organisaties. 9.1 Op/doorstroom Uitgangspunt bij op/doorstroom naar een andere vorm van onderwijs is dat de leerling goed op zijn plaats is qua didactisch en sociaal emotionele ontwikkeling zodat de succeskansen voor de leerling reëel zijn. - Bij opstroom naar het LWOO gelden de toelatingscriteria van de RVC. - Bij doorstroom naar het ROC: In principe is de toelating tot ROC assistent niveau 1 drempelloos, maar er wordt wel een toets Conceptversie 16-01-2014
20
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs Nederlandse taal en rekenen afgenomen en vaak ook een motivatietoets. Op grond van de uitslag wordt de leerling aangenomen of afgewezen. In samenwerking met het ROC Amersfoort ia er een Promaat formule opgezet. Leerlingen volgen de opleiding op het ROC, maar blijven ingeschreven staan op de Praktijkschool. Tevens worden de leerlingen van nabij gevolgd door de stagebegeleider van de Pro-school. Mocht de leerling uitvallen tijdens de ROC opleiding, dan kan de leerling terugstromen of wordt er in overleg met ROC opleiding, leerling, ouders/verzorgers en Praktijkschool een passende vervolgplek gezocht. Daarnaast is er de mogelijkheid tot het volgen van de ROC opleiding AKA op de Dijnselburgschool. Dit is al beschreven in punt 5.6 9.2 Uitstroom. De Dijnselburgschool voor Praktijkonderwijs wil de leerling de juiste begeleiding geven bij de uitstroom naar werk. Passende arbeid met goede begeleiding op de werkplek, desgewenst met externe begeleiding van een arbeidsdeskundige en/of job coach of nazorg vanuit de school vergroot de kans dat de leerling de baan kan behouden. Allereerst wordt er gekeken of de leerling werk op de reguliere arbeidsmarkt aan kan. Lukt dit niet, dan wordt er gekeken naar alternatieven. Begeleid/beschermd werken met behulp van een regeling (Wajong) of WSW zijn hier voorbeelden van. Daarnaast is uitstroom naar dagbesteding een mogelijkheid. Wanneer een indicatie is afgegeven voor de leerling vindt altijd een proefstage plaats. Verloopt zo’n stage positief, dan kan dit overgaan in dagbesteding bij een zorginstelling. Voorbeelden van deze instellingen waar de Dijnselburgschool gebruikt van maakt zijn Abrona en Reinaerde. 9.3 Nazorg. Ook na het verlaten van de Dijnselburgschool met baan, vervolgopleiding, begeleid werk of dagbesteding kunnen leerlingen en ouders en bedrijf rekenen op begeleiding van de uitstroom coördinator. Gedurende twee jaar wordt regelmatig contact opgenomen met de schoolverlater, onderwijsinstelling en/of bedrijf. Dit om op de hoogte te blijven van de ontwikkeling van de leerling. De registratie hiervan vindt plaats in de uitstroommonitor van het Landelijk Platform Praktijkonderwijs. Bij problemen onderzoekt de uitstroom coördinator op welke wijze hij de uitgestroomde leerling verder kan helpen.
Conceptversie 16-01-2014
21
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs
Bijlage 7.3: Uitwerking basisondersteuning en ondersteuningsprofiel t.a.v. leerstofaanbod; pedagogische ondersteuning; stage/uitstroom. A is,na indicering praktijkonderwijs, te beschouwen als regulier basisaanbod. Extra ondersteuning en grenzen worden aangegeven bij B en C, hierna te beschouwen als specifieke ondersteuning. Zie hiervoor ook paragraaf 5.5, blz 9. Leerstofaanbod Begeleidingsprofiel A. De leerling volgt het reguliere lesaanbod met daarin standaard maatwerk, gericht op de leerbehoefte van de leerling - De leerling scoort gemiddeld op de begintoets van Werken Aan, dat betekent dat hij op of onder 1F niveau werkt. - De leerling kan zelfstandig aan het werk na een klassikale of (kleine) groepsinstructie. - De leerling kan zelfstandig een instructie lezen uit zijn (werk) boek. - De leerling maakt de afgesproken opdrachten, binnen de afgesproken tijd op zijn eigen (werk) tempo. - De leerling werkt in een niveaugroep en krijgt maatwerk, passend bij zijn/haar uitstroomprofiel. - De leerling stelt vragen over het werk en kan na een korte instructie aan het werk. - De gemiddelde leerling rond 4 boeken van Werken Aan Nederlands af in een schooljaar. - De gemiddelde leerling rond 4 boeken van Werken Aan Rekenen af in een schooljaar. B. De leerling volgt het reguliere lesaanbod met daarin standaard maatwerk, gericht op de leerbehoefte van de leerling met passende hulpmiddelen of afspraken. - De leerling krijgt de aangeboden hoeveelheid lesstof (zie A). - De leerling heeft altijd een verlengde instructie nodig. - De leerling krijgt een hulpmiddelen aangeboden, bijvoorbeeld een rekenmachine, een spelkaart, een klok, geldkist, telraam e.d. - De leerling krijgt meer of minder leerstof aangeboden van Werken Aan Rekenen en/of Nederlands, m.n. door niveau of werktempo. - De leerling krijgt extra huiswerk. - De leerling werkt met een maatje. - De leerling krijgt extra hulp aangeboden bijvoorbeeld de dyslexiecoach. Extra ondersteuning hierbij wordt gegeven door: Aangepaste leerstof, vereenvoudiging of meer uitdaging door de docent. Begeleiding door orthopedagoog, dyslexiescreening, didactische toetsen om een leerstijl, werkhouding, oplossingsstrategieën en didactische vaardigheden in beeld te krijgen. Extra oefening door dyslexiecoach, individueel begeleider, bij dyslexie of leesproblemen. Computervaardigheden en leren gebruiken van L2S. C. De leerling heeft behoefte aan lesstof die aangeboden wordt op een ander schooltype en volgt een aparte leerlijn (cluster 2, 3) - De leerling krijgt ander materiaal en leerstof aangeboden. - De leerling volgt niet de klassikale instructie en krijgt een individuele instructie aangeboden. - De leerling volgt een individueel programma.
Conceptversie 16-01-2014
22
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs
Pedagogische ondersteuning A. Reguliere ondersteuning binnen de schoolorganisatie door mentoren. De mentor is de spil in de zorg rond de leerling, hij begeleidt de leerling individueel en draagt zorg voor het groepsproces. De mentor biedt de groep structuur en een veilig klassenklimaat. Hiervoor wordt onder andere gebruik gemaakt van de methode Leefstijl. De mentor onderhoudt individueel contact met de leerling door middel van coachgesprekken, waarin het IOP van de leerling wordt gevormd en geëvalueerd. De mentor onderhoudt contact met de ouders, bij de voortgangsgesprekken twee keer per jaar in januari en juni en tussentijds indien nodig, telefonisch of volgens afspraak op school of tijdens een huisbezoek. De mentor registreert en monitort de ontwikkeling van de leerling (SEV/SDQ), didactisch en sociaal- emotioneel (vragenlijst gericht op welbevinden, wordt door de leerling ingevuld). Bij problemen of zorgen rond de ontwikkeling van de leerling, roept de mentor hulp in van het zorgteam of het MT. De mentor registreert bijzonderheden en vorderingen van de leerling in het leerlingvolgsysteem SOM en plaatst daar verslagen van oudergesprekken. De mentor is de spil in de leerlingbespreking die twee keer per jaar plaats vindt met de betrokkenen rond de groep, de praktijkdocenten, het zorgteam en de mentor. B.Extra ondersteuning: - sociaal emotionele ondersteuning: Begeleiding door de orthopedagoog of SMW of individueel begeleider. Ondersteuning bij zelfvertrouwen opbouwen, afname van faalangst, aanleren van sociale vaardigheden, motivatie en vorming van identiteit. - werkhouding: Begeleiding door de orthopedagoog of individueel begeleider. Begeleiding in inzicht in werken, werken met stappenplannen. - leerstijl: Begeleiding door de orthopedagoog of SMW. Begeleiding in inzicht vergroten van de leerling in zijn sterke kanten en valkuilen en hoe hiermee om te gaan. - relatie: Begeleiding door de SMW of orthopedagoog in de relatie van de leerling met zichzelf, zijn omgeving, de stage en met thuis.
Stage-uitstroom A. Begeleidingsprofiel leerlingen met betrekking tot stage en uitstroom De leerling volgt een stage-of arbeidstrainingstraject met daarin de reguliere begeleiding. Wat betekent dit in de praktijk voor Stage: Aan het einde van het lopende schooljaar wordt door de stagebegeleider in over leg met leerling en ouders een passende stageplek gezocht voor de 1e periode(half jaar) van het daarop volgende schooljaar. Als er een mogelijke geschikte stageplek wordt gevonden vindt er een kennismakings- en oriëntatie gesprek plaats door de leerling op de nieuwe stageplek met de toekomstige stagebegeleider. Hierbij is de stagedocent van school ook aanwezig.
Conceptversie 16-01-2014
23
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs De leerling bereidt het gesprek voor door vooraf een sollicitatiebrief te schrijven en een CV op te stellen. Het kennismakingsgesprek wordt vooraf geoefend met de stagedocent. Tijdens het kennismakingsgesprek vertelt de leerling over zichzelf en motiveert zijn beweegredenen om stage te lopen op de gekozen plek. De stagedocent licht de stage map, de methode Doen In: Stage & Loopbaan toe die als leidraad geldt voor de stageperiode. Concreet betekent dit de uitleg van het gebruik van werkbriefjes, te oefenen theoretische- en arbeidsvaardigheden, stage bezoekformulier en stage evaluatie formulier. Daarnaast wordt een bezoekfrequentie afgesproken van de stagedocent. Dit is gemiddeld per periode 3x een uur op locatie van de stage voor een reguliere leerling. Daar er 2 periodes per jaar zijn wordt de desbetreffende leerling gemiddeld 6x per jaar op zijn stage bezocht. Daarnaast vinden er wekelijks stagelessen plaats op school. De stage lessen worden gegeven door de stagedocent en/of mentor. De les duurt 45 minuten. In deze les staat de stage van de afgelopen week centraal. Aan de hand van de ingeleverde werkbriefjes wordt er met de gehele klas gesproken over de stage van de afgelopen week. Zowel positieve, als leerpunten komen aan bod en iedere leerling wordt hier bij betrokken. Het gezamenlijk bespreken van de ervaringen op de stage draagt bij aan een positieve gedachte/ontwikkeling/mindset. Dit alles ter voorbereiding op de latere arbeidsparticipatie. Tevens wordt in de stage lessen gebruik gemaakt van de al genoemde methode Doen In “Stage en Loopbaan”. Hierin oefenen de leerlingen theoretische en praktische arbeidsvaardigheden die zowel op school als op stage worden uitgevoerd. Wat betekent dit in de praktijk voor Uitstroom: De leerlingen in de uitstroom klas hebben een definitieve richting gekozen voor wat betreft hun uitstroomrichting. De leerlingen stromen uit naar werk, een combinatie van werk en opleiding of een combinatie van stage en opleiding. Dit kan zijn in bijvoorbeeld Horeca, Groen, Detailhandel, Techniek, Verzorging of Sport en Bewegen. Voorbeelden: Werk Werk en opleiding
Stage en opleiding
: Leerlingen krijgen een contract bij reguliere bedrijven in veelal MKB in de regio. : Leerlingen volgen BBL leerweg. Zij krijgen een tijdelijk contract bij reguliere bedrijven in de regio. Dit betekent 4 dagen werken en 1 dag opleiding volgen op een MBO. : Leerlingen volgen BOL leerweg. Dit betekent 5 dagen opleiding met Langere periodes stage tijdens opleiding op een MBO.
B. De leerling volgt een stage- of arbeidstrainingstraject met daarin extra begeleiding of hulpmiddelen binnen de mogelijkheden van de school. Naast de activiteiten die onder A. zijn vermeld, staan hieronder aanvullende activiteiten die ontplooid worden. Wat betekent dit in de praktijk voor Stage: Leerling kan langer op Arbeidstraining blijven of blijft daar gedurende de gehele tijd van zijn verblijf op de Dijnselburgschool. Er wordt gezocht naar een veilige* stageplek in plaats van een plek op een reguliere stage. Oriënterende stage bij een Dagbestedingsorganisatie. Sociale vaardigheden trainingen om sociaal vaardiger te worden op stageplek. *Veilige stage.
Conceptversie 16-01-2014
24
Schoolondersteuningsprofiel Dijnselburgschool voor praktijkonderwijs De Dijnselburgschool beschikt over een aantal zogenaamde beschermde stageplekken. Dit zijn stageplekken waar de leerlingen in bijvoorbeeld een aangepast tempo en met intensievere aandacht/ begeleiding hun stage ontwikkeling kunnen doorlopen.
Wat betekent dit in de praktijk voor Uitstroom: Begeleiding en hulpmiddelen No riskpolis aanvragen en begeleiden (uitleg en toelichting leerlingen, ouders en stage-werkbedrijven). Wajong aanvragen en begeleiden( uitleg en toelichting leerlingen, ouders en stage-werkbedrijven). Voorschakeltrajecten aanvragen en begeleiden. Aangepaste stages** ter voorbereiding van de uitstroom bij reguliere bedrijven. Sova trainingen om sociaal vaardiger te worden op stageplek. Wekelijkse stage gesprekken stagedocent en leerling. Individuele intensieve begeleiding bij open dagen bij bijvoorbeeld MBO en/of Leerwerk vervolgopleidingen. ** Aangepaste stage ter voorbereiding uitstroom bij regulier bedrijf. Als werken bij een regulier bedrijf na uitstroom niet haalbaar is door beperkingen van de leerling, wordt er gekeken of “werk” /dagbesteding binnen het reguliere bedrijf toch mogelijk gemaakt kan worden. Er wordt samen met de stagebegeleider, de leerling en de stagedocent een plan gemaakt om de leerling toch te laten functioneren binnen zijn/haar mogelijkheden in het reguliere bedrijf. Er wordt een stappenplan gemaakt om met kleine stapjes steeds een nieuwe vaardigheden aan te leren zodat uiteindelijk bij uitstroom de verworven vaardigheden dermate beheerst worden zodat het bedrijf besluit om de leerling een dagbestedingswerkplek aan te bieden. C. De leerling handhaaft zich niet tot nauwelijks binnen een stage-of arbeidstrainingstraject en krijgt intensieve (buitenschoolse) hulpverlening die toeleidt tot en passende plek in de samenleving. Wat betekent dit in de praktijk voor Stage: De leerling loopt stage op een beschermde stageplek. De stagedocent bezoekt hem frequenter (dagelijks, wekelijks) dan op de reguliere stages. Er wordt een duidelijk plan opgesteld door stagedocent in overleg met stagebegeleider en leerling met omschreven doelen en een tijdplanning. Wat betekent dit voor Uitstroom: Voorschakeltraject bij een Leerbedrijf Aanvraag dagbestedingsindicatie bij CIZ en intensieve begeleiding op uitstroom-stage Aanvraag No risk polis Aanvraag Wajong ( tot 01/01/2015 nog mogelijk)
N.B. Ten aanzien van klimaat en veiligheid geldt dat normen van ouders-opvoeders en school wederzijds gerespecteerd worden en niet leiden tot afwijkingen binnen het onderwijs/ en begeleidingsaanbod. Indien de veiligheid van het klimaat in de schoolomgeving in het geding is door een constante bedreiging van ouders-opvoeders is de Dijnselburgschool niet de juiste setting.
Conceptversie 16-01-2014
25