Schoolkeuze Voortgezet Onderwijs in Utrecht: Resultaten van een Enquête en een Simulatiestudie∗
Pieter Gautier
Monique de Haan
Bas van der Klaauw
Hessel Oosterbeek
∗
Deze versie: Juni 2015. Gautier en Van der Klaauw zijn verbonden aan de VU Amsterdam, De Haan aan de Universiteit van Oslo en Oosterbeek aan de Universiteit van Amsterdam.
1
1
Inleiding
In dit rapport doen we verslag van de eerste bevindingen van een onderzoek naar de manier waarop in Utrecht leerlingen geplaatst worden op scholen voor voortgezet onderwijs (VO). Doel van het onderzoek is om inzicht te verkrijgen in hoe het huidige systeem functioneert ten opzichte van mogelijke alternatieve plaatsingssystemen. Leerlingen die na de basisschool naar een VO school in Utrecht willen, mogen zich bij één school aanmelden. Wanneer zich op die school meer leerlingen aanmelden dan het aantal beschikbare plekken, worden eerst de op die school geldende voorrangsregels toegepast.1 Vervolgens wordt onder de plaatsbare leerlingen die niet met voorrang geplaatst kunnen worden, een loting georganiseerd. Leerlingen die na loting niet geplaatst worden op de school waar ze zich hebben aangemeld, moeten zich in de tweede ronde opnieuw aanmelden. Dit doen zij door een voorkeurslijst met drie scholen die na de eerste plaatsingsronde nog plek hadden, in te dienen. Aan deze tweede ronde mogen alleen leerlingen uit Utrecht mee doen. Het plaatsingssysteem dat in Utrecht wordt gebruikt heeft grotendeels dezelfde eigenschappen als het Boston-mechanisme (of priority matching), dat in de economische literatuur genoemd is naar de stad waar de werking van dit systeem uitvoerig is beschreven. Kenmerk van dit systeem is dat het voor leerlingen optimaal kan zijn om zich niet op de school van hun eerste voorkeur aan te melden maar op de school van hun tweede (of zelfs derde) voorkeur. Dit is het geval als de kans op uitloting op de school van de eerste voorkeur hoog wordt geacht en men bang is dat de scholen van de tweede en derde voorkeur na de eerste plaatsingsronde vol zitten. Er is dan sprake van strategisch gedrag. De mogelijke noodzaak van strategisch gedrag leidt ertoe dat ouders/leerlingen onzeker zijn over de beste strategie (die is afhankelijk van wat anderen doen) en dat zij achteraf spijt kunnen hebben van hun keuze. In de plaatsing van leerlingen op scholen die volgens dit systeem uiteindelijk tot stand komt, kan het gebeuren dat twee leerlingen eigenlijk van school zouden willen ruilen en dat de scholen daar geen bezwaar tegen zouden hebben. Er bestaat een uitgebreide wetenschappelijke literatuur over mechanismen om leerlingen op scholen te plaatsen (in 2012 ontvingen Alvin Roth en Lloyd Shapley de Nobelprijs economie onder andere voor hun bijdrage aan school matchingsystemen). Deze literatuur beschrijft ook alternatieven voor het Boston-mechanisme. Een populair alternatief is het zogenoemde Deferred Acceptance (DA) mechanisme. Kenmerk daarvan is dat leerlingen die zijn uitgeloot op hun school van eerste aanmelding, nog steeds in aanmerking komen voor hun school van tweede aanmelding en op die school evenveel kans maken om geplaatst te worden als leerlingen die die school bij hun eerste aanmelding kozen. In dit systeem is er geen reden voor strategisch gedrag: het is voor iedereen optimaal om de werkelijke voorkeuren op te geven. Er bestaan twee versies van het DA mechanisme: (i) DA-MTB (multiple tie break) en (ii) DA-STB (single tie-break).2 Bij (i) krijgen leerlingen voor elke school een apart lotingsnummer en bij (ii) krijgen alle leerlingen een lotingsnummer dat voor alle scholen geldt. Eerst wordt geprobeerd om alle leerlingen op hun eerste keuze te plaatsen. Als er te weinig plekken zijn blijven de leerlingen met de laagste nummers op hun eerste keuze en de rest schuift door naar hun tweede keuze. Vervolgens houden de scholen de leerlingen met de laagste nummers vast en de rest schuift door naar de volgende keuze, totdat alle leerlingen geplaatst zijn. In het algemeen geldt dat het Boston-mechanisme ervoor zorgt dat meer leerlingen terecht ko1
De huidige voorrangsregels geven in de eerste ronde voorrang aan: (1) leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte met een dispensatie van het Loket Passend Onderwijs, (2) Utrechtse leerlingen behalve aan de beide categoriale gymnasia, (3) leerlingen die in het huidige schooljaar een oudere broer of zus op de VO school hebben. 2 DA-STB wordt ook wel Random Serial Dictatorship (RSD) genoemd.
2
men op de school van hun eerste aanmelding (wat vanwege strategisch gedrag niet noodzakelijk de school van hun eerste voorkeur is), terwijl het DA-mechanisme ervoor zorgt dat weinig leerlingen terecht komen op een school die laag op hun voorkeurslijst staat. Het DA-mechanisme is alleen gebaseerd op een rangordening van scholen, daarom wordt geen rekening gehouden met de intensiteit van de voorkeuren. Iemand die school A slechts marginaal hoger waardeert dan school B heeft evenveel kans om op school A geplaatst te worden als iemand waarvoor het verschil tussen beide scholen groot is. Daarentegen biedt het Boston-mechanisme de mogelijkheid om aan de intensiteit van de voorkeuren uitdrukking te geven door een riskante keuze te maken.3 Om een afweging te kunnen maken tussen beide systemen is het eerst nodig inzicht te krijgen in het strategisch gedrag. Om een beeld te krijgen van de omvang van strategisch gedrag is dit jaar onmiddellijk na de sluiting voor de aanmelding in de eerste ronde per email een vragenlijst gestuurd naar alle ouders van leerlingen die in groep 8 van een Utrechtse basisschool zaten. Deze vragenlijst is als bijlage bij dit rapport opgenomen. Doel van de vragenlijst is om de echte schoolvoorkeuren van leerlingen te achterhalen, zowel in termen van de rangordening van scholen als de intensiteit van de voorkeuren. Ingevulde vragenlijsten zijn verwerkt en op individueel niveau gekoppeld aan gegevens die door POVO verzameld zijn over de schoolkeuze en plaatsing van leerlingen.4 Dit rapport bevat een verslag van de eerste bevindingen van het onderzoek. Onze belangrijkste bevindingen voor Utrecht zijn: 1. Voor alle schooltypen plaatst het huidige (Boston) mechanisme minder leerlingen op hun school van eerste voorkeur dan DA-STB en behalve voor de HAVO plaatst DA-MTB ook meer leerlingen op hun school van eerste voorkeur. DA-STB plaats meer leerlingen op hun school van eerste voorkeur dan DA-MTB. Boston plaatst wel het meeste leerlingen op de school van aanmelding maar vanwege strategisch gedrag is dat vaak niet de school van eerst evoorkeur. 2. Beide DA systemen plaatsen aanzienlijk meer leerlingen op hun top 2 en hun top 3 en iets meer leerlingen op hun top 4-7 dan het Boston mechanisme. DA-MTB plaatst iets meer leerlingen op hun top 3,4,5 dan DA-STB maar de verschillen zijn klein. 3. Bij DA-MTB is het mogelijk dat leerlingen na afloop willen ruilen. Als dit wordt toegestaan, is het systeem niet meer "strategy proof" (echte voorkeuren opgeven is dan niet meer altijd optimaal). De ervaring in Amsterdam van dit jaar leert dat ouders die samen een voordelige ruilmogelijkheid hebben elkaar op internet makkelijk vinden en dat het verbod om te ruilen moeilijk is uit te leggen. In Amsterdam vonden we ook dat DA-STB Boston domineerde (meer leerlingen werden in hun top n geplaatst voor n=1,2,3...10). Ook vonden we dat onder DA-STB (in het Amsterdamse rapport werd dat random serial dictatorship genoemd) meer leerlingen op hun eerste voorkeur geplaats werden dan onder DA-MTB maar minder op hun top 3. Wat de top 3 betreft, zijn de verschillen tussen DA-STB en DA-MTB in Utrecht kleiner dan in Amsterdam. Met andere woorden, DA-STB doet het in Utrecht relatief goed.5 3 Er zijn ook systemen die beide voordelen combineren, maar deze zijn ingewikkelder. Een voorbeeld is het choice augmented deferred acceptance (CADA) mechanisme waarbij alle leerlingen naast een voorkeurslijst ook één voorrangsschool mogen noemen. Het mechanisme werkt verder hetzelfde als DA, maar als er op een school geloot moet worden dan hebben de leerlingen die deze school als hun voorrangsschool uitkozen voorrang tijdens de loting. 4 Deze koppeling heeft plaatsgevonden in april 2015 nadat de lotingen plaatsgevonden hadden en alle leerlingen op een VO school geplaatst waren. 5 Zie http://www.verenigingosvo.nl/wp-content/uploads/2014/04/RapportSimulaties.pdf
3
Het rapport is als volgt ingedeeld. De volgende paragraaf bespreekt de respons. Paragraaf 3 geeft een overzicht van het aantal scholen dat leerlingen op hun voorkeurslijst van het vragenformulier vermelden. Paragraaf 4 geeft per schooladvies niveau een overzicht van de plaats die scholen innemen op de voorkeurslijsten van leerlingen. Paragraaf 5 geeft schattingen van de mate van strategisch gedrag. Paragraaf 6 geeft een overzicht van de scholen waar geloot is alsmede van de verwachtingen van leerlingen ten aanzien van loting op de school waar zij zich hebben aangemeld. Paragraaf 7 laat per schooladvies niveau zien hoeveel leerlingen zijn geplaatst op hun school van eerste aanmelding en hoeveel op hun school van eerste voorkeur. Paragraaf 8 vergelijkt de drie belangrijkste plaatsingssystemen die we in de literatuur tegenkomen met elkaar. De laatste paragraaf geeft een korte samenvatting en formuleert een aantal conclusies.
2
Respons
In totaal waren er in het schooljaar 2014/5 3315 leerlingen die overgestapt zijn van een basisschool in de gemeente Utrecht naar het voortgezet onderwijs. Wij hadden contactgegevens van 3195 leerlingen.6 Alle ouders hebben per email het verzoek ontvangen om online een vragenlijst in te vullen. In totaal heeft 51% dat gedaan. De antwoorden op deze vragenlijst zijn gekoppeld aan administratieve gegevens over 3284 leerlingen die beschikbaar gesteld zijn door POVO.7 De respons op de vragenlijst varieert sterk tussen scholen van eerste aanmelding. Tabel 1 geeft een overzicht van de responspercentages per school en het aantal leerlingen dat zich volgens de administratieve data in eerste ronde op deze school heeft aangemeld. Uit de tabel blijkt dat een flink deel van de leerlingen zich bij scholen buiten de stad Utrecht heeft aangemeld. Het onderzoek heeft betrekking op het voortgezet onderwijs in Utrecht, daarom beschouwen we alle leerlingen die zich aangemeld hebben op een VO school buiten Utrecht als één groep. Tabel 2 is gelijk aan Tabel 1 maar heeft de leerlingen die zijn aangemeld op een school buiten de stad Utrecht samengevoegd. 6 Indien tenminste van één van beide ouder(s)/verzorger(s) een emailadres bekend was, dan werden deze ouders opgenomen voor deelname aan het onderzoek. Naast het ontbreken van contactgegevens, had een aantal ouders vooraf aangegeven de vragenlijst niet te willen invullen. 7 De analyses zijn gebaseerd op informatie van 3036 leerlingen. Dit aantal resulteert na verwijdering van enkele dubbele waarnemingen in het POVO bestand, verwijdering van leerlingen met een postcode buiten de gemeente Utrecht, en beperking tot leerlingen met een advies VMBO-bl of hoger. 63 leerlingen hebben een advies voor praktijkonderwijs of expertisecentrum; slechts 13 van deze leerlingen hebben de vragenlijst ingevuld.
4
5
3036 203 7 10 9 39 24 1 1 192 15 377 51 23 17 8 1 7 1 205 63 52 101 115
# aangemeld 51 53 29 50 56 44 46 100 0 58 40 53 25 13 71 62 100 57 0 57 56 54 49 49
% ingevuld Montessori Lyceum Herman Jordan Mytylschool Ariane de Ranitz Niftarlake College Oosterlichtcollege Nieuwegein Oosterlichtcollege Vianen Openbaar Lyceum Zeist Openbaar VMBO en MAVO Zeist Oranje Nassau School RSG Broklede St-Gregorius College St. Bonifatius College Stichtse Vrije School Tobiasstroom Trajectum College Unic Utrechts Stedelijk Gymnasium Via Nova College Wellant College Utrecht Wellantcollege Houten Wellantcollege Montfoort Werkplaats Kindergemeenschap X11, school voor grafimedia School buiten de participerende regio’s;
Naam school 55 1 205 19 1 46 16 15 1 118 279 18 4 85 81 68 133 46 24 95 73 119 12
# aangemeld
69 100 38 58 0 57 56 60 0 51 60 44 75 28 62 74 50 46 38 38 56 50 33
% ingevuld
gemeente Utrecht met advies VMBO-bl of hoger.
Noot: Gebaseerd op gegevens van 3036 leerlingen over de eerste VO school van aanmelding zoals geregistreerd in POVO-bestand. Populatie is beperkt tot leerlingen woonachtig in de
Totaal Amadeus Lyceum Anna van Rijn College (Albatros) Nieuwegein Anna van Rijn College (Flamingo) Anna van Rijncollege Acaciastraat Anna van Rijncollege Harmonielaan Broeckland College; Breukelen Cals College ; IJsselstein Cals College Nieuwegein; Nieuwegein Christelijk Gymnasium Utrecht De Passie Gerrit Rietveld College Globe College; Utrecht Groenhorst, loc. Maartensdijk Het Nieuwe Lyceum Houtens; Kruisboog Internationale Schakelklassen Kalsbeek College; Brediuspark Kath.SGM De Breul Leidsche Rijn College Mavo Tien Mgr A Rientjes Mavo Minkema College; Minkemalaan Minkema College; Steinhagenseweg
Naam school
Tabel 1: Aantal eerste aanmeldingen en percentage leerlingen dat de vragenlijst heeft ingevuld per VO school
Tabel 2: Percentage dat de vragenlijst heeft ingevuld per school in Utrecht van eerste aanmelding Naam school
# aangemeld
Totaal 3036 Amadeus Lyceum 203 Christelijk Gymnasium Utrecht 192 De Passie 15 Gerrit Rietveld College 377 Globe College 51 Leidsche Rijn College 205 Mavo Tien 63 St-Gregorius College 118 St. Bonifatius College 279 Trajectum College 85 Unic 81 Utrechts Stedelijk Gymnasium 68 Via Nova College 133 Wellant College Utrecht 46 X11, school voor grafimedia 119 Buiten Utrecht 1120
% ingevuld 51 53 58 40 53 25 57 56 51 60 28 62 74 50 46 50 48
Noot: Gebaseerd op gegevens van 3036 leerlingen over de eerste VO school van aanmelding zoals geregistreerd in POVO-bestand. Populatie is beperkt tot leerlingen woonachtig in de gemeente Utrecht met advies VMBO-bl of hoger. Scholen buiten de gemeente Utrecht zijn samengevoegd onder “Buiten Utrecht”.
Tabel 3 geeft een overzicht van de kenmerken van de leerlingen die de vragenlijst wel hebben ingevuld en van de leerlingen die dat niet hebben gedaan. Het percentage meisjes onder de respondenten is ongeveer net zo groot als onder de niet-respondenten. De meeste leerlingen die zich in Utrecht aanmelden wonen in een postcodegebied met een relatief hoog gemiddeld inkomen en de respons in die gebieden is ook hoger dan in postcodegebieden die in het laagste inkomenskwartiel zitten. Ten slotte verschilt de respons per basisschooladvies. Hoe hoger het basisschooladvies hoe groter het percentage leerlingen dat de vragenlijst heeft ingevuld. Van de leerlingen die de vragenlijst ingevuld hebben had ongeveer eenderde een VWO advies, terwijl dit minder dan een kwart is voor leerlingen die de vragenlijst niet ingevuld hebben. Daarentegen zien we juist dat onder de respondenten 18% een VMBO basis (bl) of kader (kl) advies had, terwijl dit 28% is onder de niet-respondenten.
6
Tabel 3: Gegevens van leerlingen die wel en niet het formulier hebben ingevuld Ingevuld (1561)
Niet ingevuld (1475)
49,3%
49,8%
15,6% 77,9% 6,5%
21,2% 73,1% 5,7%
32,0% 27,7% 22,0% 10,0% 8,2%
23,0% 26,6% 22,4% 15,3% 12,6%
Meisje Gemiddeld inkomen in postcode: In laagste 25% landelijk In hoogste 75% landelijk Postcode onbekend Basisschool advies: VWO HAVO VMBO-gl/tl (met/zonder lwoo) VMBO-kl (met/zonder lwoo) VMBO-bl (met/zonder lwoo)
Noot: Gebaseerd op gegevens van 3036 leerlingen over de eerste VO school van aanmelding zoals geregistreerd in POVO-bestand. Populatie is beperkt tot leerlingen woonachtig in de gemeente Utrecht met advies VMBO-bl of hoger.
Doordat de respons onvolledig is en we wel een zo representatief mogelijk beeld willen geven van de schoolkeuze in Utrecht, zijn in alle volgende analyses de waarnemingen uit de vragenlijst gewogen met de inverse van de kans dat zij, gegeven de school van aanmelding en leerlingkenmerken, de vragenlijst hebben ingevuld. Als we leerlingkenmerken buiten beschouwing laten, komt dit er globaal op neer dat een respondent van een school waar 80% van de leerlingen de vragenlijst heeft ingevuld een gewicht krijgt van 1,25 (=100%/80%), terwijl een respondent van een school waar 50% van de leerlingen de vragenlijst heeft ingevuld een gewicht van 2 (=100%/50%) krijgt. We zijn ons ervan bewust dat deze werkwijze verschillen tussen respondenten en niet-respondenten negeert die niet in de school van aanmelding en waargenomen leerlingkenmerken tot uitdrukking komen.
3
Aantal scholen op voorkeurslijst
Voor een perfecte vergelijking van het huidige plaatsingssysteem met een alternatief systeem, zou van elke leerling bekend moeten zijn op welke school de leerling zich aanmeldt in het huidige systeem en welke voorkeurslijst de leerling inlevert wanneer een ander systeem van kracht is. In dit onderzoek is voor een ander design gekozen omdat zo’n vergelijking niet direct mogelijk is. Voor alle leerlingen is het huidige systeem van kracht en is derhalve bekend op welke scholen zij zich aanmelden onder het huidige systeem. In de vragenlijst wordt gevraagd een voorkeurslijst op te geven en daarbij aan te nemen dat strategisch kiezen geen voordeel kan opleveren. De antwoorden kunnen we gebruiken om te analyseren wat er gebeurt als het huidige systeem wordt vervangen door een systeem waarin het opgeven van de echte voorkeuren optimaal is (zoals het DA-systeem). Tevens vragen we aan de respondenten de scholen punten te geven, waarbij het aantal punten van de hoogst gerangschikte school gelijk aan 100 moet zijn. Tabel 4 laat per basisschooladvies de verdeling zien van het aantal scholen dat respondenten op hun voorkeurslijst hebben vermeld. De tabel laat zien dat vrijwel niemand 7 of meer scholen invulde. Wat verder opvalt is dat de non-respons onder leerlingen met een VMBO advies aanzienlijk hoger is dan onder leerlingen met een HAVO of VWO advies en zeker voor leerlingen met een VMBO-bl en VMBO-kl advies erg hoog is. Daarnaast geldt dat leerlingen met een VMBO advies 7
ook veel vaker maar één VO school op hun voorkeurslijst zetten. Dat kan verschillende redenen hebben. Onder andere dat de lotingsproblematiek verschilt per onderwijsniveau en VO-school (bij sommige schooltypen kunnen de voorkeuren bijvoorbeeld meer geclustered zijn dan bij andere schooltypen). De lage respons betekent wel dat het lastig is om met redelijke zekerheid uitspraken te doen over leerlingen met dit basisschooladvies. Tabel 4: Aantal leerlingen met gegeven aantal scholen op de voorkeurslijst naar basisschooladvies Aantal scholen Totaal 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Non respons
VMBO-bl
VMBO-kl
VMBO-gl/tl
HAVO
VWO
314 64 21 30 13 0 0 0 0 0 0 186
382 60 32 34 22 2 4 1 1 0 0 226
675 118 27 76 56 37 20 6 2 1 1 331
825 101 33 76 100 68 36 17 1 1 0 392
840 86 38 72 108 88 68 31 5 3 1 340
Noot: Gebaseerd op gegevens van 3036 leerlingen over de eerste VO school van aanmelding zoals geregistreerd in POVO-bestand, en informatie van 1561 leerlingen die de survey hebben ingevuld. Populatie is beperkt tot leerlingen woonachtig in de gemeente Utrecht met advies VMBO-bl of hoger.
4
Plaatsen van scholen op de voorkeurslijsten
Tabellen 5 tot en met 9 laten per basisschooladvies voor elke VO school zien hoeveel leerlingen de betreffende school op hun voorkeurslijst op plaats 1 tot en met (maximaal) 9 zetten. Deze tabellen zijn informatief over de verdelingen van voorkeuren. Tabel 5 laat bijvoorbeeld zien dat 18 leerlingen met een VWO-advies het Amadeus Lyceum als eerste voorkeur hebben opgegeven, terwijl 19 VWO leerlingen die een andere school als eerste voorkeur opgegeven hebben, het Amadeus Lyceum als tweede voorkeur hebben. De tabellen laten zien dat de voorkeuren redelijk gespreid zijn. De keuze voor het lotingsmechanisme is relevant als voorkeuren gespreid zijn, maar niet perfect volgens de capaciteit van de scholen.8 De spreiding is niet perfect zoals blijkt uit het feit dat er elk jaar op een aantal scholen geloot wordt. Dat betekent ook dat verschillende plaatsingsmechanismen een verschillende allocatie van leerlingen zullen genereren. 8 Als de spreiding van voorkeuren de capaciteit van de VO scholen aanhoudt, dan zal elke leerling op haar eerste voorkeur geplaatst kunnen worden.
8
Tabel 5: Voor elke VO school het aantal VWO leerlingen dat deze school op een bepaalde plek op de voorkeurslijst heeft staan
School Totaal Amadeus Lyceum Christelijk Gymnasium Utrecht De Passie Gerrit Rietveld College Leidsche Rijn College Sint Gregorius College St. Bonifatius College UniC Utrechts Stedelijk Gymnasium
1
2
414 376 18 19 119 63 2 1 90 67 43 44 3 23 73 64 16 23 50 72
3
4
5
6
7
8
9
304 10 34 3 48 41 27 65 21 55
196 9 29 2 29 23 28 32 10 34
108 13 8 1 12 10 19 10 18 17
40 5 4 0 2 6 9 4 5 3
9 2 2 0 0 1 2 1 1 0
4 1 0 1 0 0 0 0 0 2
1 0 0 1 0 0 0 0 0 0
Noot: Gebaseerd op gegevens van 414 leerlingen met VWO advies uit de gemeente Utrecht die de survey hebben ingevuld. Het opnemen van een school buiten Utrecht was in de vragenlijst niet mogelijk voor VWO-leerlingen.
Tabel 6: Voor elke VO school het aantal HAVO leerlingen dat deze school op een bepaalde plek op de voorkeurslijst heeft staan School Totaal Amadeus Lyceum Christelijk Gymnasium Utrecht De Passie Gerrit Rietveld College Leidsche Rijn College Sint Gregorius College St. Bonifatius College UniC Utrechts Stedelijk Gymnasium Buiten Utrecht
1
2
332 299 35 26 0 3 2 1 44 60 55 49 21 37 72 48 26 19 0 0 77 56
3
4
223 25 0 1 52 29 35 34 19 0 27
123 8 0 0 27 15 18 23 23 1 8
5
6
7
8
55 19 2 1 13 3 1 0 1 0 0 0 4 1 0 0 7 2 0 0 8 5 0 0 6 2 0 0 7 0 0 0 5 3 1 0 0 0 0 0 4 1 0 1
Noot: Gebaseerd op gegevens van 332 leerlingen met HAVO advies uit de gemeente Utrecht die de survey hebben ingevuld. Scholen buiten de gemeente Utrecht zijn samengevoegd onder “Buiten Utrecht”.
9
Tabel 7: Voor elke VO school het aantal VMBO-gl/tl leerlingen dat deze school op een bepaalde plek op de voorkeurslijst heeft staan
School
1
2
Totaal 226 Amadeus Lyceum 38 De Passie 0 Gerrit Rietveld College 43 Globe College 1 Leidsche Rijn College 1 Mavo Tien 32 St-Gregorius College 20 St. Bonifatius College 1 Unic 0 Trajectum College 3 Via Nova College 6 Wellant College Utrecht 10 X11, school voor grafimedia 12 Buiten Utrecht 59
199 25 1 41 1 0 30 31 1 0 1 5 9 13 41
3
4
5
6
7
8
9
123 67 30 20 10 1 2 2 2 14 5 3 1 2 1 0 0 0 25 10 4 18 9 6 3 1 0 0 1 0 0 0 2 1 8 1 11 3 5 13 14 2 15 2 3
10 0 2 0 1 0 0 1 0 0 1 0 3 1 1
4 0 0 0 2 0 1 0 0 0 0 1 0 0 0
2 0 0 0 0 0 0 0 0 0 2 0 0 0 0
1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0 0
Noot: Gebaseerd op gegevens van 226 leerlingen met VMBO-gl/tl advies uit de gemeente Utrecht die de survey hebben ingevuld. Scholen buiten de gemeente Utrecht zijn samengevoegd onder “Buiten Utrecht”.
Tabel 8: Voor elke VO school het aantal VMBO-kl leerlingen dat deze school op een bepaalde plek op de voorkeurslijst heeft staan
School
1
2
3
Totaal 96 64 30 Amadeus Lyceum 0 2 0 De Passie 0 0 1 Gerrit Rietveld College 0 1 1 Globe College 7 7 6 Mavo Tien 0 0 0 St-Gregorius College 2 0 0 Trajectum College 7 5 5 Via Nova College 14 16 11 Wellant College Utrecht 4 0 1 X11, school voor grafimedia 19 17 3 Buiten Utrecht 43 16 2
4 5
6
7
8 0 0 1 1 2 2 0 1 0 1 0
2 1 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0
1 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 0
6 0 0 1 1 0 0 3 0 0 1 0
Noot: Gebaseerd op gegevens van 96 leerlingen met VMBO-kl advies uit de gemeente Utrecht die de survey hebben ingevuld. Scholen buiten de gemeente Utrecht zijn samengevoegd onder “Buiten Utrecht”.
10
Tabel 9: Voor elke VO school het aantal VMBO-bl leerlingen dat deze school op een bepaalde plek op de voorkeurslijst heeft staan
School
1
2
3
Totaal 64 43 13 Gerrit Rietveld College 0 1 0 Globe College 7 5 2 Mavo Tien 0 0 1 Trajectum College 4 3 3 Via Nova College 16 13 3 Wellant College Utrecht 1 0 0 X11, school voor grafimedia 13 10 3 Buiten Utrecht 23 11 1 Noot: Gebaseerd op gegevens van 64 leerlingen met VMBO-bl advies uit de gemeente Utrecht die de survey hebben ingevuld. Scholen buiten de gemeente Utrecht zijn samengevoegd onder “Buiten Utrecht”.
5
Strategisch gedrag
Tabellen 10 tot en met 14 geven voor elke Utrechtse school weer hoeveel leerlingen zich aanmeldden en hoeveel leerlingen aangaven dat die school hun eerste voorkeur had.9 Strategisch gedrag kan ertoe leiden dat leerlingen zich op een andere school aanmelden dan de school die hun eerste voorkeur heeft. Bij het Amadeus Lyceum meldden 15 leerlingen met een VWO-advies zich aan terwijl 18 leerlingen aangaven dat het Amadeus Lyceum hun eerste voorkeur had. Dus 3 van die 18 leerlingen kozen strategisch voor een andere school (respectievelijk het Christelijk Gymnasium, het Leidsche Rijn College en buiten Utrecht). Alle 15 leerlingen die zich bij het Amadeus Lyceum aanmeldden, hadden deze school ook als eerste voorkeur. We zien ook dat strategisch kiezen tot ongewenste uitkomsten kan leiden. Zo is er een leerling die zich aanmeldde bij het Christelijk Gymnasium maar die liever naar het Gerrit Rietveld College wil terwijl er tegelijkertijd leerlingen zijn die liever naar het Christelijk Gymnasium willen maar strategisch voor het Gerrit Rietveld College kiezen. Bij het HAVO schooladvies komt dit ook voor. Ook zijn er leerlingen die strategisch kiezen terwijl er op hun school van eerste voorkeur niet geloot is (bijvoorbeeld het Leidsche Rijn College voor VWO en het Sint Gregorius College voor HAVO en VMBO-tl). 9
Enkele leerlingen hebben in de vragenlijst een ander onderwijsniveau aangegeven dan het basisschooladvies. Daardoor hebben deze leerlingen andere scholen op hun voorkeurslijst gezet dan waaruit ze volgens het basisschooladvies konden kiezen.
11
Tabel 10: Aantal VWO leerlingen met elke combinatie van school van aanmelding en school van eerste voorkeur Eerste voorkeur School van aanmelding
Amad
CGU
Passie
GRC
LR
Greg
Bon
Unic
USG
Totaal
Totaal Amadeus Lyceum Christelijk Gymnasi.. De Passie Gerrit Rietveld College Leidsche Rijn College St-Gregorius College St. Bonifatius Coll. Unic Utrechts Stedelijk Buiten Utrecht
18 15 1 0 0 1 0 0 0 0 1
119 0 92 0 3 3 0 6 0 0 15
2 0 0 2 0 0 0 0 0 0 0
90 0 1 0 65 0 0 2 0 0 22
43 0 0 0 0 32 0 1 0 0 10
3 0 0 0 0 0 3 0 0 0 0
73 0 0 0 1 0 0 61 0 0 11
16 0 0 0 0 0 0 0 15 0 1
50 0 2 0 0 1 0 0 0 45 2
414 15 96 2 69 37 3 70 15 45 62
Noot: Gebaseerd op gegevens van 414 leerlingen met VWO advies uit de gemeente Utrecht die de survey hebben ingevuld.
Tabel 11: Aantal HAVO leerlingen met elke combinatie van school van aanmelding en school van eerste voorkeur Eerste voorkeur School van aanmelding
Amad
Passie
GRC
LR
Greg
Bon
Unic
Buiten
Totaal
Totaal Amadeus Lyceum De Passie Gerrit Rietveld College Leidsche Rijn College St-Gregorius College St. Bonifatius College Unic Buiten Utrecht
35 31 0 0 0 0 0 0 4
2 0 2 0 0 0 0 0 0
44 0 0 37 1 0 1 1 4
55 0 0 1 47 0 0 0 7
21 0 0 0 0 19 0 0 2
71 0 0 2 0 1 65 0 3
26 0 0 0 0 0 0 26 0
77 0 0 2 2 0 1 0 72
331 31 2 42 50 20 67 27 92
Noot: Gebaseerd op gegevens van 331 leerlingen met HAVO advies uit de gemeente Utrecht die de survey hebben ingevuld. Scholen buiten de gemeente Utrecht zijn samengevoegd onder “Buiten Utrecht”.
12
Tabel 12: Aantal VMBO-gl/tl leerlingen met elke combinatie van school van aanmelding en school van eerste voorkeur Eerste voorkeur School van aanmelding
Amad
GRC
Globe
LR
Mavo10
Greg
Bon
Traject
VNova
Wellant
X11
Buiten
Totaal
Totaal
38
43
1
1
32
20
1
3
6
10
12
59
226
0
Amadeus Lyceum
35
2
0
0
0
De Passie
0
0
0
0
0
Gerrit Rietveld Col..
0
34
0
0
0
1
Globe College
0
0
1
0
0
0
Mavo Tien
0
0
0
0
24
0
St-Gregorius College
0
1
0
0
0
15
1
1
Trajectum College
0
0
0
0
0
0
0
1
Via Nova College
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
37
0
0
1
0
0
0
1
0
0
0
0
0
3
38
0
0
0
0
0
0
1
0
0
0
0
0
0
24
0
0
0
1
19
0
0
0
0
1
4
0
0
1
5
Wellant College
0
0
0
0
0
0
0
0
0
2
0
0
2
X11, school voor grafi
0
1
0
0
0
0
0
1
0
0
11
0
13
Buiten Utrecht
3
5
0
1
8
4
0
0
1
8
1
54
85
Noot: Gebaseerd op gegevens van 226 leerlingen met VMBO-GL/TL advies uit de gemeente Utrecht die de survey hebben ingevuld. Scholen buiten de gemeente Utrecht zijn samengevoegd onder “Buiten Utrecht”. Twee leerlingen geven aan dat respectievelijk het Leidsche Rijn College en St. Bonifatiuscollege hun eerste voorkeur is, terwijl deze scholen geen VMBO aanbieden.
Tabel 13: Aantal VMBO-kl leerlingen met elke combinatie van school van aanmelding en school van eerste voorkeur
School van aanmelding
Globe
Greg
Traject
VNova
Wellant
X11
Buiten
Totaal
Totaal Globe College Trajectum College Via Nova College Wellant College Utrecht X11, school voor grafi Buiten Utrecht
7 3 0 0 1 0 3
2 1 0 1 0 0 0
7 0 5 0 0 0 2
14 0 0 11 0 0 3
4 0 0 0 2 0 2
19 0 0 0 0 17 2
43 0 0 2 1 2 38
96 4 5 14 4 19 50
Noot: Gebaseerd op gegevens van 96 leerlingen met VMBO-kl advies uit de gemeente Utrecht die de survey hebben ingevuld. Scholen buiten de gemeente Utrecht zijn samengevoegd onder “Buiten Utrecht”. Eén leerling geeft aan dat het St.-Gregprius College zijn/haar eerste voorkeur is, terwijl deze school geen VMBO aanbiedt.
13
Tabel 14: Aantal VMBO-bl leerlingen met elke combinatie van school van aanmelding en school van eerste voorkeur
School van aanmelding
Globe
Traject
VNova
Wellant
X11
Buiten
Totaal
Totaal Globe College Trajectum College Via Nova College Wellant College Utrecht X11, school voor grafi Buiten Utrecht
7 6 0 0 0 0 1
4 0 2 0 2 0 0
16 0 0 16 0 0 0
1 0 0 0 1 0 0
13 0 0 1 1 9 2
23 0 0 1 0 1 21
64 6 2 18 4 10 24
Noot: Gebaseerd op gegevens van 64 leerlingen met VMBO-bl advies uit de gemeente Utrecht die de survey hebben ingevuld. Scholen buiten de gemeente Utrecht zijn samengevoegd onder “Buiten Utrecht”.
Tabel 15 geeft meer informatie over de karakteristieken van leerlingen die zich strategisch bij een andere school dan de school van hun eerste voorkeur aanmeldden. We hanteren drie definities van strategisch kiezen. Definitie 1 vergelijkt leerlingen die zich hebben aangemeld op een andere school dan de school die ze opgeven als eerste voorkeur met leerlingen die zich hebben aangemeld bij de school die ze opgeven als eerste voorkeur. Leerlingen met een VWO-advies die zich aanmeldden bij een school buiten de gemeente Utrecht zijn hierbij buiten beschouwing gelaten omdat zij in de vragenlijst geen school buiten Utrecht als school van eerste voorkeur konden opgeven. Dus een VWO-leerling die zich heeft aangemeld bij school A maar die school B op nummer 1 heeft gezet, kiest strategisch volgens deze definitie, maar een VWO-leerling die zich bij school C (buiten Utrecht) aanmeldde en school B op 1 zette wordt niet meegenomen omdat het in de vragenlijst niet mogelijk was om een school buiten Utrecht als eerste voorkeur op te geven. Definitie 2 is gelijk aan Definitie 1 maar nu worden ook leerlingen buiten beschouwing gelaten die zich hebben aangemeld bij een school buiten Utrecht en die als eerste voorkeur een school buiten Utrecht opgeven. We weten namelijk wel de naam van de school waar ze zich hebben aangemeld, maar niet de naam van de school van hun eerste voorkeur. Dus nu wordt een leerling die zich opgeeft bij school C (buiten Utrecht) en als eerste keus een school buiten Utrecht opgeeft ook weggelaten omdat we niet waarnemen welke school buiten Utrecht de eerste voorkeur had. Definitie 3 is ook gelijk aan Definitie 1 maar ditmaal laten we leerlingen buiten beschouwing, die geen punten of minder dan 100 punten geven aan hun school van eerste voorkeur. Van deze leerlingen is namelijk niet helemaal zeker of de eerste voorkeur die ze opgeven wel hun echte eerste voorkeur is. Dus als een leerling geen 100 punten gaf aan school A is het mogelijk dat school A niet de eerste voorkeur had en laten we deze leerling bij definitie 3 weg. Het algemene patroon is dat een substantieel deel van de leerlingen strategisch kiest. De kolommen (7) tot en met (10) van Tabel 15 splitsen de leerlingpopulatie uit in vier ongeveer even grote groepen op basis van het verschil in punten tussen de hoogst gewaardeerde school en de tweede school op de voorkeurslijst. Ongeveer 25% van de leerlingen heeft minder dan 10 punten verschil tussen de eerste en de tweede school op de voorkeurslijst, weer ongeveer 25% tussen de 10 en 25, en weer ongeveer 25% tussen de 25 en de 60 punten. De overige 25% heeft meer dan 60 punten verschil. De verwachting is dat leerlingen waarvoor dit puntenverschil klein is vaker strategisch zullen kiezen; hun nummer twee is immers een goed alternatief. De resultaten in de 14
15
0.156 (0.013) 0.145 (0.012) 885
0.073 (0.009) 0.068 (0.009) 840
Definitie 2 (gewogen) Definitie 2 (ongewogen) N
Definitie 3 (gewogen) Definitie 3 (ongewogen) N
0.075 (0.014) 0.070 (0.013) 412
0.165 (0.019) 0.151 (0.017) 445
0.132 (0.015) 0.124 (0.014) 541
Jongen (2)
0.070 (0.013) 0.065 (0.012) 428
0.147 (0.018) 0.139 (0.016) 440
0.120 (0.015) 0.115 (0.014) 529
Meisje (3)
Geslacht
0.067 (0.010) 0.064 (0.009) 672
0.151 (0.014) 0.138 (0.013) 705
0.119 (0.011) 0.113 (0.011) 858
>25% (4)
0.108 (0.030) 0.108 (0.030) 111
0.176 (0.035) 0.173 (0.034) 127
0.158 (0.032) 0.156 (0.031) 141
<25% (5)
0.035 (0.025) 0.035 (0.025) 57
0.170 (0.052) 0.170 (0.052) 53
0.127 (0.040) 0.127 (0.040) 71
Onbekend (6)
Sociale achtergrond
0.136 (0.023) 0.131 (0.022) 245
0.212 (0.026) 0.203 (0.025) 266
0.180 (0.023) 0.176 (0.022) 306
0-10 (7)
0.055 (0.019) 0.051 (0.017) 177
0.105 (0.024) 0.095 (0.021) 189
0.089 (0.021) 0.083 (0.019) 216
11-24 (8)
0.043 (0.015) 0.037 (0.013) 219
0.084 (0.021) 0.074 (0.018) 202
0.066 (0.017) 0.059 (0.015) 253
25-60 (9)
61-100 (10)
0.045 (0.016) 0.040 (0.014) 199
0.154 (0.028) 0.137 (0.025) 190
0.113 (0.021) 0.104 (0.019) 249
Verschil punten 1e & 2e schoola
Noot: Gemeten is de fractie leerlingen die zich op een andere school aanmeldt dan de school van de eerste voorkeur. Van leerlingen met een VWO-advies die zich aanmelden op een school buiten de gemeente Utrecht weten we niet of de school van aanmelding de school van eerste voorkeur is omdat zij geen school buiten Utrecht als school van eerste voorkeur konden opgeven. Deze leerlingen worden in Definitie 1 buiten beschouwing gelaten. Van leerlingen die zich aanmelden bij een school buiten Utrecht en die als eerste voorkeur een school buiten Utrecht opgeven, weten we niet of zij zich aanmelden op de school van hun eerste voorkeur. Deze leerlingen worden in Definitie 2 buiten beschouwing gelaten. Sommige leerlingen geven geen punten of minder dan 100 punten aan hun school van eerste voorkeur. Deze leerlingen worden in Definitie 3 buiten beschouwing gelaten. Bij sociale achtergrond betekent <25%, dat leerling woont in wijk met gemiddeld inkomen in onderste kwartiel.
0.126 (0.011) 0.120 (0.010) 1,070
Definitie 1 (gewogen) Definitie 1 (ongewogen) N
(1)
Allen
Tabel 15: Fractie leerlingen die zich niet op school van eerste voorkeur aanmeldt
kolommen (7) tot en met (9) stemmen met deze verwachting overeen. Dit is niet het geval voor de groep leerlingen waarvoor het puntenverschil groter dan 60 is. Deze groep kiest gemiddeld iets vaker strategisch dan leerlingen waarvoor dit verschil tussen de 10 en 60 punten ligt, maar nog altijd minder vaak dan leerlingen waarvoor het puntenverschil minder dan 10 is.
6
Loting
Indien het aantal aanmeldingen dat scholen ontvangen het maximaal aantal beschikbare plekken overschrijdt, ontstaan er overaanmeldingen. Aangezien het in deze situatie niet altijd mogelijk blijkt de capaciteit op scholen uit te breiden om alle leerlingen te plaatsen, worden de aanmeldingen van sommige leerlingen afgewezen middels loting. In de meeste gevallen is een afwijzing gebaseerd op een combinatie van voorrangsregels en loting, waarbij de voorrangsregels leerlingen op voorhand kunnen uitsluiten van eventuele loting, waardoor de restgroep aan leerlingen hier wel deel van uitmaakt. Een cruciaal aspect van het huidige systeem is de onzekerheid over de strategie die het best gevolgd kan worden. Wanneer de kans op uitloting op de school van de eerste voorkeur aanwezig wordt geacht, kan dat voor ouders een overweging zijn de leerling op een andere school aan te melden. In de vragenlijst is gevraagd of respondenten denken het risico te lopen om op de school van aanmelding te worden uitgeloot, en zo ja hoe groot ze die kans achten. Tabel 16 vat de resultaten samen. Leerlingen die voorrang hebben op de school waar ze zich hebben aangemeld worden buiten de analyse gehouden omdat de kans op (uit)loting voor hen minimaal is. De eerste kolom geeft aan welke fractie van de leerlingen die zich hebben aangemeld op een school voorrang zegt te hebben (meestal vanwege een oudere broer/zus op dezelfde school). Kolommen 2 en 3 laten de verwachtingen van de respondenten zien, kolommen 4 en 5 de realisaties. Dus van de leerlingen die zich bij het Amadeus Lyceum hebben aangemeld had 15% voorrang (bijvoorbeeld omdat een oudere broer of zus al op deze school zat). 29% van de leerlingen die zich bij het Amadeus Lyceum aanmeldde en daar geen voorrang hadden, verwachtte dat er geloot zou worden en het gemiddelde uitlootpercentage werd op 12% geschat. In werkelijkheid werd er niet geloot op deze school.
16
Tabel 16: Voorrang en verwachte kans op uitloting naar school van aanmelding Verwachtingen School
Amadeus Lyceum Christelijk Gymnasium Utrecht De Passie Gerrit Rietveld College Globe College Leidsche Rijn College Mavo Tien St-Gregorius College St. Bonifatius College Trajectum College Unic Utrechts Stedelijk Gymnasium Via Nova College Wellant College Utrecht X11, school voor grafimedia Buiten Utrecht
Voorrang (%) (1)
Loting (%) (2)
Uitloot (%) (3)
15 14 74 14 18 23 0 17 20 8 17 22 14 20 7 13
29 90 0 84 10 38 57 32 72 31 14 93 46 32 73 29
12 22 00 36 9 12 20 12 25 18 5 28 23 25 33 11
Realisaties Loting (4)
Uitloot (%) (5)
Ja
30
Ja
31
Ja
30
Ja
Noot: Gebaseerd op gegevens van 1561 leerlingen die survey hebben ingevuld. Populatie is beperkt tot leerlingen woonachtig in de gemeente Utrecht met advies VMBO-bl of hoger. Scholen buiten de gemeente Utrecht zijn samengevoegd onder “Buiten Utrecht”. De kolom Voorrang geeft per school de fractie leerlingen die aangeven voorrang te hebben op de school waar ze zich hebben aangemeld. De kolom Verwachtingen-Loting geeft van de leerlingen die geen voorrang hebben de fractie leerlingen aan die denken dat er kans is om op de school van aanmelding uitgeloot te worden. De kolom Verwachtingen-Uitlootkans geeft voor de leerlingen die geen voorrang hebben op de school van aanmelding de gemiddelde gepercipieerde uitlootkans. Voor leerlingen die denken dat er geen kans is om uitgeloot te worden op de school van aanmelding is deze kans op nul gezet. De kolom Realisaties-Loting geeft aan of er daadwerkelijk geloot is op een school. De kolom Realisaties-Uitlootkans geeft de werkelijk kans om uitgeloot te worden. Daarbij is verondersteld dat de fracties leerlingen met voorrang overeenstemmen met de fracties uit de eerste kolom.
We zien verder dat bij scholen waar uiteindelijk geloot werd (Christelijk Gymnasium Utrecht, Gerrit Rietveld College en St. Bonifatius College), het uitlootpercentage inderdaad hoog ingeschat werd. Toch zijn er ook leerlingen die zich bij deze scholen aanmeldden en verwachtten dat er niet geloot zou worden. Ook zien we dat een substantieel deel van de leerlingen verwacht dat er geloot gaat worden op een bepaalde school terwijl er daadwerkelijk niet geloot werd. Voorbeelden zijn het Utrechts Stedelijk Gymnasium, X11, Mavo Tien en Via Nova College. De vraag omtrent het risico om bij een bepaalde school te worden uitgeloot is alleen gesteld aan de leerlingen die zich op deze school hebben aangemeld. We weten derhalve niet hoe de leerlingen die zich niet op deze school hebben aangemeld maar waar het wel de eerste voorkeur voor is, hierover denken. Het ligt voor de hand dat juist de leerlingen die bang zijn om uitgeloot te worden meer geneigd zijn zich strategisch aan te melden bij een andere school dan hun eerste voorkeur. Bang zijn voor een loting betekent in dit geval dat de leerling risico avers is of de uitlotingskans hoog in schat. Het lijkt daarom aannemelijk dat deze leerlingen het risico op uitloting minstens zo hoog achten als de leerlingen die zich wel op deze school hebben aangemeld. Dit impliceert dat 17
de perceptie van de lotingskansen wordt onderschat.
7
Plaatsing
Niet alle leerlingen komen terecht op hun school van eerste aanmelding. Uitloting vanwege overinschrijving is daar een reden voor, maar leerlingen kunnen ook niet plaatsbaar worden geacht of achteraf voor een andere school hebben gekozen dan de school van eerste aanmelding.10 De eerste kolom van Tabel 17 laat per geadviseerd niveau zien welke fractie van de leerlingen geplaatst wordt op de school van aanmelding. Uit deze tabel blijkt 88% van de HAVO-leerlingen geplaatst op de school van aanmelding en is 78% geplaatst op de school van eerste voorkeur. Op VMBO-kl en VMBO-bl is niet geloot, dus is iedereen geplaatst op de school van aanmelding. Dit is anders op de overige niveaus waar wel geloot is. Voor deze niveaus ligt de fractie leerlingen dat geplaatst is op de school van aanmelding rond de 0,90. Tabel 17: Plaatsing op school van aanmelding en school van eerste voorkeur, per basisschooladvies Advies VMBO-bl VMBO-kl VMBO-gl/tl HAVO VWO Totaal
Percentage (aantal) geplaatst op school van Aanmelding Eerste voorkeur 100 (313) 87 (272) 100 (382) 81 (309) 93 (628) 74 (499) 88 (727) 78 (645) 91 (771) 85 (714) 93 (2821) 80 (2439)
Noot: Eerste kolom is gebaseerd op gegevens van 3036 leerlingen over de eerste VO school van aanmelding en zoals geregistreerd in POVO-bestand en gegevens over loting. Tweede kolom is gebaseerd op deze informatie plus informatie van 1561 leerlingen die survey hebben ingevuld. Populatie is beperkt tot leerlingen woonachtig in de gemeente Utrecht met advies VMBO-bl of hoger.
Veel leerlingen melden zich aan op hun school van eerste voorkeur. Voor deze leerlingen vallen plaatsing op school van aanmelding en plaatsing op school van eerste voorkeur samen. Maar omdat er ook leerlingen zijn die zich niet op de school van hun eerste voorkeur aanmelden, is het percentage leerlingen dat uiteindelijk terecht komt op de school van hun eerste voorkeur lager dan het percentage leerlingen dat terecht komt op de school van aanmelding. De fracties in de tweede kolom van Tabel 17 laten dat zien. Voor sommige niveaus is het verschil tussen de fracties in de twee kolommen aanzienlijk. We zien dat 93% van de VMBO-gl/tl leerlingen (628 leerlingen) in de huidige situatie geplaatst is op de school van aanmelding. Waarbij 74% van de leerlingen (499) terecht komt op de school van eerste voorkeur in de meest ideale situatie dat er niet geloot wordt (en zoals door de ouders is aangegeven op in de vragenlijsten. In de volgende paragraaf presenteren we ook de percentages per schooltypen die in hun top 2,3,4 en 5 terecht komen. Tabel 18 laat per school van plaatsing zien, hoeveel leerlingen er zijn geplaatst, en voor welke percentages van de geplaatste leerlingen de school van plaatsing de school van aanmelding is (derde kolom) en de school van eerste voorkeur (vierde kolom). Bijvoorbeeld, voor 94% van de 218 leerlingen die zijn geplaatst op het Leidsche Rijn College was dit de school van (eerste) aanmelding en voor 83% van deze 218 leerlingen was het de school van eerste voorkeur. 10
Onze gegevens bevatten alleen informatie over de loting. Wij weten niet of leerlingen vanwege een andere reden niet geplaatst zijn.
18
Tabel 18: Plaatsing op school van aanmelding en school van eerste voorkeur, per school van aanmelding Aantal School van plaatsing leerlingen Amadeus Lyceum 228 Christelijk Gymnasium Utrecht 144 De Passie 15 Gerrit Rietveld College 281 Globe College 52 Leidsche Rijn College 218 Mavo Tien 68 St-Gregorius College 195 St. Bonifatius College 237 Trajectum College 84 Unic 97 Utrechts Stedelijk Gymnasium 91 Via Nova College 134 Wellant College Utrecht 46 X11, school voor grafimedia 119 Buiten Utrecht 1,028
Percentage waarvoor dit school van Aanmelding Eerste voorkeur 89 86 100 95 100 76 100 91 98 98 94 83 93 91 61 56 92 83 100 100 84 82 75 83 99 83 100 52 100 89 96 69
Noot: Eerste en tweede kolom zijn gebaseerd op gegevens van 3036 leerlingen over de eerste VO school van aanmelding en school van plaatsing zoals geregistreerd in POVO-bestand. Derde en vierde kolom zijn gebaseerd op deze informatie plus informatie van 1561 leerlingen die survey hebben ingevuld. Populatie is beperkt tot leerlingen woonachtig in de gemeente Utrecht met advies VMBO-bl of hoger.
8
Plaatsingssystemen
We analyseren in deze paragraaf drie plaatsingssystemen: Boston, deferred acceptance met single tie-breaking (DA-STB), dit systeem wordt ook wel "random serial dictatorship" genoemd, en deferred acceptance met multiple tie-breaking (DA-MTB).11 Hieronder beschrijven we deze systemen op beknopte wijze.
8.1
Boston
In het Boston systeem melden leerlingen zich in de eerste ronde aan voor een school. Scholen waarvoor zich meer leerlingen aanmelden dan er plaatsen zijn, moeten leerlingen afwijzen. Leerlingen met voorrang op de school worden eerst geplaatst; om de overige plaatsen wordt geloot. Leerlingen die in de eerste ronde uitgeloot zijn, moeten op zoek naar een school die na de eerste ronde nog plaats heeft. Zij melden zich opnieuw aan voor een school. Ook nu geldt weer dat als zich meer nieuwe leerlingen aanmelden dan er nog plaatsen beschikbaar zijn, er onder de nieuw aangemelde leerlingen geloot wordt om de nog beschikbare plaatsen. De uitgelote leerlingen 11
In de literatuur wordt ook vaak verwezen naar top trading cycles, maar dit plaatsingsmechanisme is niet geschikt voor Utrecht. En consequentie van dit systeem is dat de voorrang die leerlingen op één school (bijvoorbeeld vanwege een oudere broer of zus) hebben, ze ook een veel grotere kans geeft geplaatst te worden op alle andere scholen. Ook bestaan er systemen die veel ingewikkelder zijn dan de systemen die we hier presenteren en het nauwelijks beter doen. Die systemen laten we hier buiten beschouwing.
19
moeten daarna weer op zoek naar een school die nog plek heeft en dit gaat door totdat iedereen geplaatst is. (We gaan er steeds vanuit dat de totale capaciteit groot genoeg is om alle leerlingen te plaatsen).
8.2
Deferred acceptance multiple tie-breaking (DA-MTB)
Bij DA-MTB moeten leerlingen een voorkeurslijst van scholen opgeven. Het systeem begint met alle leerlingen (tijdelijk) te plaatsen op de school die het hoogst op hun voorkeurslijst staat. Scholen die meer leerlingen krijgen dan zij plaatsen hebben, bewaren de leerlingen met voorrang en loten om de nog beschikbare plekken onder de overige leerlingen. Leerlingen die uitgeloot worden, schuiven door naar de school die op de tweede plaats op hun voorkeurslijst staat. Als er nu weer scholen zijn die meer leerlingen krijgen dan zij plaatsen hebben, dan behouden zij weer de leerlingen met voorrang en loten om de beschikbare plaatsen onder de overige leerlingen. Ook de leerlingen die eerder niet uitgeloot waren doen opnieuw mee aan deze loting. Leerlingen die in de tweede ronde uitgeloot worden, worden weer doorgeschoven naar de school die één plaats lager op hun voorkeurslijst staat. Dit blijft zich herhalen tot dat alle leerlingen een plek hebben, waarna de plaatsing definitief is. Alle leerlingen geven vooraf een voorkeurslijst op, daarom kunnen de rondes snel achter elkaar worden afgewerkt. Leerlingen hoeven zich dus niet steeds opnieuw in te schrijven en alle lotingen kunnen centraal plaats vinden. Dus ook hier geven leerlingen éénmaal hun lijst op en horen alleen op welke school ze uiteindelijk geplaatst zijn.
8.3
Deferred acceptance single tie-breaking (DA-STB)
Bij DA-STB moeten leerlingen een voorkeurslijst van scholen opgeven. Er vindt vervolgens een centrale loting plaats die alle leerlingen in willekeurige volgorde plaatst. Uit deze willekeurige volgorde wordt eerst de bovenste leerling geplaatst op de school die het hoogst op haar voorkeurslijst staat. Daarna wordt de tweede leerling geplaatst en zo wordt de hele lijst van leerlingen afgewerkt. Wanneer een leerling aan de beurt is, kan zij alleen nog geplaatst worden op scholen die dan nog plaats hebben. De leerling komt daardoor terecht op de school die het hoogst op haar voorkeurslijst staat van de scholen die nog plaats hebben. Leerlingen die geluk hebben en hoog op de lijst staan, zullen bij hun school van eerste voorkeur terecht komen. Voor leerlingen die pech hebben en laag op de lijst staan bestaat de kans dat de scholen die hoog op hun voorkeurslijst staan al vol zitten wanneer ze aan de beurt zijn. In het DA-STB systeem kan rekening worden gehouden met de voorrang die sommige leerlingen hebben op sommige scholen. Een leerling die voorrang heeft op een school die al vol zit op het ogenblik dat deze leerling aan de beurt is om geplaatst te worden, kan de plaats innemen van de laatste leerling die zonder voorrang op deze school geplaatst is. Dan moet worden teruggegaan naar de leerling die zijn plaats verliest en worden alle plaatsingen van leerlingen die lager in de willekeurige volgorde staan dan deze leerling en geen voorkeur hadden, ongedaan gemaakt. Het hele proces vindt centraal plaats en leerlingen horen alleen op welke school ze uiteindelijk geplaatst zijn. DA-STB is equivalent aan DA-MTB met de restrictie dat een leerling op alle scholen hetzelfde lotingsnummer heeft.
20
9
Simulaties
Om de werking van de drie systemen nader te analyseren, hebben we plaatsing van leerlingen met een VWO, HAVO en VMBO-gl/tl advies die zich in 2015 hebben aangemeld voor een VO school in Utrecht, gesimuleerd. Voor de overige basisschooladviezen hebben te weinig leerlingen de vragenlijst ingevuld om een betrouwbare analyse te kunnen doen. Voor elke VO school in Utrecht hebben we de beschikbare plaatsen voor VWO leerlingen vastgesteld op basis van de opgegeven capaciteit en van het werkelijk aantal plaatsingen. Voor de leerlingen die de enquête niet ingevuld hadden, hebben we bij elke simulatie willekeurig een voorkeurslijst getrokken uit de opgegeven voorkeurslijsten van leerlingen met vergelijkbare kenmerken. Vervolgens hebben we bij elke simulatie ook de voorkeurslijst van elke leerling aangevuld tot tien scholen door te kijken naar de voorkeuren van de gehele populatie. De scholen waarmee de voorkeurslijsten aangevuld zijn, kregen nul punten omdat deze eerder niet opgegeven waren door de leerling. Bij de simulaties hebben we 60 keer de ontbrekende informatie aangevuld volgens de hierboven beschreven procedure. Vervolgens hebben we na elke aanvulling van de ontbrekende gegevens 60 keer de verschillende plaatsingssystemen gesimuleerd. Dit geeft in totaal 3600 verschillende plaatsingen 12 De simulaties zijn derhalve gebaseerd op de veronderstelling dat leerlingen op de voorkeurslijst hun echte voorkeuren voor VO scholen opgegeven hebben, dat wil zeggen de voorkeuren zonder rekening te houden met lotingskansen.
10
Resultaten
In tabel 19 staat voor de drie systemen het gemiddeld aantal punten dat leerlingen geven aan de scholen waar ze geplaatst zouden zijn. Voor DA-STB en DA-MTB wordt tevens vermeld in welk percentage van de simulaties deze systemen een hoger gemiddeld aantal voorkeurspunten gaven dan het Boston systeem. De tabel laat zien dat Boston voor VWO en VMBO-gl/tl het laagste gemiddeld aantal voorkeurspunten geeft, terwijl het voor HAVO juist het hoogste aantal voorkeurspunten geeft. Bij VWO en VMBO-gl/tl geven DA-MTB en DA-STB in meer dan 95% van de simulaties een hoger gemiddeld aantal voorkeurspunten dan Boston. Maar bij HAVO geeft Boston juist vaker het hoogste gemiddelde aantal voorkeurspunten. Net als in Amsterdam zijn de verschillen klein. Het is wel opvallend dat ondanks het feit dat in Boston rekening gehouden wordt met de intensiteit van voorkeuren, het verwachte aantal punten toch geringer is. Dit kan verklaard worden door het feit dat er fouten gemaakt worden met strategisch kiezen en doordat veel leerlingen ook veel punten toekennen aan hun tweede of derde keus. De grafieken in Figuur 1 laten zien op welke school van hun voorkeurslijst leerlingen geplaatst worden. De grafieken zijn cumulatief. Dat wil zeggen dat waar op de horizontale as 1 staat, op de verticale as kan worden afgelezen welk deel van de leerlingen op de school van de eerste voorkeur geplaatst wordt. En dat waar op de horizontale as 2 staat, op de verticale as kan worden afgelezen welk deel van de leerlingen op de school van de eerste voorkeur of op de school van de tweede voorkeur geplaatst kan worden. En zo verder. 12
Sommige leerlingen gaven op hun voorkeurslijst ook scholen buiten Utrecht op. Wij hebben in de simulaties verondersteld dat scholen buiten Utrecht altijd plaats hebben om de leerling te plaatsen. Voor VWO leerlingen weten we niet waar de school buiten Utrecht op de voorkeurslijst staat, daarom hebben we alle VWO leerlingen die zich buiten Utrecht aangemeld hebben, buiten beschouwing gelaten.
21
Tabel 19: Gemiddeld aantal voorkeurspunten per leerling Boston Punten % beter dan Boston
78,6
Punten % beter dan Boston
61,4
Punten % beter dan Boston
51,0
DA-MTB DA-STB VWO 79,5 79,6 95,8% 96,2% HAVO 59,2 61,3 1,0% 45,3% VMBO gl/tl 53,3 53,8 99,5% 100%
Figuur 1: Cumulatieve verdeling van leerlingen over de scholen op hun voorkeurslijst
Cumulatieve fractie leerlingen .8 .82 .84 .86 .88 .9 .92 .94 .96 .98 1
(a) vwo
1
2
3
4 5 Rang of voorkeurslijst
Boston_vwo DA_STB_vwo
6
7
DA_MTB_vwo
.6
Cumulatieve fractie leerlingen .65 .7 .75 .8 .85 .9 .95
1
(b) havo
1
2
3
4 5 Rang of voorkeurslijst
Boston_havo DA_STB_havo
Cumulatieve fractie leerlingen 5 .7 .75 .8 .85 .9 .95
1
(c) vmbo gl/tl
22
6
DA_MTB_havo
7
Tabel 20: Plaatsing VWO Boston School van aanmelding 93,9% 1ste keuze 81,5% 2de keuze 11,3% 3de keuze 4,6% 4e keuze 1,5% 5e keuze 0,7% 6e keuze 0,3% lager 0,07% ex-post ruilen 11,0% niet strategisch en buiten top 2 0,6% wel strategisch terwijl capaciteit voldoende 7,8%
DA-MTB 80,6% 92,5% 7,2% 0,2% 0% 0% 0% 0% 0,5%
DA-STB 81,1% 93,2% 5,9% 0,8% 0% 0% 0% 0% 0%
We zien dat bij het VWO DA-MTB en DA-STB aanzienlijk meer leerlingen in hun top 1,2 en 3 plaatsen dan Boston. De verklaring hiervoor is dat een deel van de leerlingen (7,8%) onder Boston strategisch kiest terwijl er nog plaats is op de school van eerste voorkeur. Dit verklaart ook waarom er veel leerlingen onder Boston na afloop zouden willen ruilen. Strategisch kiezen is dus niet alleen vervelend omdat het beslissingsprobleem ingewikkeld is, in de praktijk blijkt dat het lastig is om in te schatten welke scholen nog plek hebben. Tabel 21: Plaatsing HAVO School van aanmelding 1ste keuze 2de keuze 3de keuze 4e keuze 5e keuze 6e keuze lager ex-post ruilen niet strategisch en buiten top 2 wel strategisch terwijl capaciteit voldoende
Boston 84,4% 67,5% 15,2% 9,2% 4,3% 2,2% 2,2% 0,42% 11,9% 6,4% 12,2%
DA-MTB 58,0% 64,7% 21,3% 8,7% 3,4% 1,4% 0,4% 0,1% 12,7%
DA-STB 64,6% 75,8% 12,7% 5,2% 2,8% 2,0% 1,3% 0,8% 0%
Voor de HAVO zien we dat de DA systemen meer mensen in hun top 2 plaatsen dan Boston. Bovendien zien we dat DA-STB, Boston weer domineert. Er worden meer leerlingen in hun top-n, voor alle n, geplaatst dan onder Boston. De reden dat er minder mensen op hun eerste voorkeur geplaatst worden onder DA-MTB is dat in dit systeem, leerlingen voor elke school een nieuw lotingsnummer krijgen en daardoor kan het voorkomen dat leerlingen een ongunstig lotingsnummer hebben voor hun eerste voorkeur en een gunstig nummer voor hun tweede of derde voorkeur. De kans dat je een ongunstig nummer hebt voor meer dan 4 scholen is gegeven de capaciteit erg klein. De resultaten voor het VMBO moeten met enige voorzichtigheid bekeken worden omdat de respons hier geringer is en leerlingen ook minder voorkeursscholen opgegeven hebben in de vragenlijst. We zien hier dat Boston door beide DA systemen gedomineerd wordt. Ook zien we weer de 23
Tabel 22: Plaatsing VMBO gl/tl Boston School van aanmelding 92,6% 1ste keuze 62,6% 2de keuze 19,4% 3de keuze 9,1% 4e keuze 4,6% 5e keuze 2,6% 6e keuze 1,3% lager 0,4% ex-post ruilen 16,1% niet strategisch en buiten top 2 1,3% wel strategisch terwijl capaciteit voldoende 26,1%
DA-MTB 58,6% 76,3% 19,2% 3,7% 0,7% 0,08% 0% 0% 4,6%
DA-STB 61,0% 81,0% 12,9% 4,0% 1,6% 0,04% 0,01% 0% 0%
uitruil tussen een hoge kans op de eerste voorkeur en een hoge kans op de top 2 (of hoger). DASTB plaatst het meeste aantal leerlingen op hun eerste voorkeur terwijl DA-MTB meer leerlingen op hun top 2 of hoger plaatst. Wie onder DA-STB een ongunstig lotingsnummer heeft en veel populaire scholen invult, verliest de loting op al die scholen en kun op de 6e voorkeur eindigen.
11
Voor- en nadelen
In deze paragraaf bespreken we de voor- en nadelen van de verschillende plaatsingssystemen. Geen enkel systeem scoort op alle fronten beter dan beide andere systemen, en – zolang er capaciteitsbeperkingen zijn bij populaire scholen – kan geen enkel systeem ervoor zorgen dat alle leerlingen op de school van hun eerste voorkeur terecht kunnen.
11.1
Boston
Het Boston systeem heeft als voordeel voor leerlingen dat ze zich maar op één school hoeven aan te melden. Het grootste deel van de leerlingen wordt in de eerste ronde geplaatst en deze leerlingen hoeven geen tweede keuze te bepalen. Dat maakt het makkelijk voor leerlingen met een sterke voorkeur voor één school. Deze leerlingen hoeven zich alleen te oriënteren op andere scholen als ze in de eerste ronde worden uitgeloot. Een ander voordeel van het Boston systeem is dat het rekening houdt met de intensiteit van voorkeuren. Het Boston systeem heeft echter ook nadelen. Het eerste nadeel is dat sommige leerlingen die in eerste ronde uitgeloot worden, terechtkomen op een school die laag op hun voorkeurslijst staat. Dat gebeurt als de scholen van hun tweede, derde of vierde voorkeur na de eerste ronde vol zijn. Leerlingen die worden uitgeloot moeten op zoek naar een alternatieve school; dat wordt vervelend gevonden. Het tweede nadeel van het Boston systeem is dat het voor leerlingen niet optimaal hoeft te zijn om zich aan te melden bij de school van hun eerste voorkeur. Als dit een school is waar de plaatsingskans relatief laag is, dan kan het voor de leerling beter zijn om zich in te schrijven voor de school van hun tweede of zelfs derde voorkeur. Het blijkt dat leerlingen de plaatsingskansen op scholen niet goed kunnen inschatten. Dat betekent ook dat men achteraf spijt kan hebben van de aanmelding. Dat geldt voor leerlingen die worden uitgeloot, maar ook voor leerlingen die zich 24
niet hebben aangemeld op de school van hun eerste voorkeur waarvoor achteraf bleek dat er niet is geloot. Leerlingen zullen hun inschatting van de plaatsingskansen op verschillende scholen mede baseren op informatie over de capaciteit van scholen. Het gevolg daarvan is dat als de capaciteit van scholen achteraf wordt aangepast, leerlingen hun beslissingen op verkeerde informatie hebben gebaseerd. Dit is een nadeel van het Boston systeem, dat zich in de andere systemen niet voordoet omdat men daar onafhankelijk van de capaciteit altijd het beste de echte voorkeuren kan opgeven.. Door het mogelijke strategisch gedrag van leerlingen worden de werkelijke voorkeuren van leerlingen niet duidelijk. Scholen en beleidsmakers weten daardoor niet bij welke scholen de capaciteitsproblemen zitten en hoe groot deze zijn.
11.2
DA-MTB
Bij DA-MTB moeten leerlingen een voorkeurslijst opstellen. Hiervoor geldt dat het voor leerlingen het beste is om hun echte voorkeuren op te geven. Daardoor hoeven leerlingen geen rekening te houden met plaatsingskansen en er ook niet over na te denken voor welke scholen andere leerlingen zich aanmelden. Het is voor scholen en beleidsmakers duidelijk hoe groot de vraag naar elke school is. Bij DA-MTB kan de voorkeurslijst korter zijn dan bij DA-STB omdat de kans om bij een school die laag op de voorkeurlijst staat terecht te komen kleiner is. Bijna alle leerlingen komen in onze simulaties terecht op een school die hoog op hun voorkeurslijst staat. Daar staat tegenover dat minder leerlingen op hun eerste voorkeur geplaatst worden dan bij gebruik van DA-STB of het Boston systeem. De pijn van schaarste wordt gelijkmatiger verdeeld. Bij DA-MTB is er geen tweede ronde waarbij leerlingen zich opnieuw moeten aanmelden, wat de stress voor leerlingen vermindert. Leerlingen krijgen onder DA-MTB een apart lotingsnummer bij elke VO school, dit verkleint de kans dat een leerling terecht komt bij een school die laag op de voorkeurslijst staat. Er zijn geen gevolgen van vergissingen zolang op de voorkeurslijst maar voldoende scholen staan waar de leerling plaatsbaar is. Voor scholen heeft DA-MTB als voordeel dat het eenvoudiger is om de samenstelling van de leerlingpopulatie te optimaliseren. Dat is bijvoorbeeld van belang voor een school die plaats heeft voor 200 leerlingen met een HAVO advies of VWO advies, en bij voorkeur 100 van elk wil hebben. Als zich in de eerste ronde 150 leerlingen met een VWO advies aanmelden en 50 met een HAVO advies, kan de school deze leerlingen eerst allemaal vasthouden. Als zich in de tweede ronde 50 leerlingen met een HAVO advies aanmelden en 50 met een VWO advies, kan de school de 50 leerlingen met een HAVO advies vasthouden en alleen onder de 150+50 leerlingen met een VWO advies te loten voor 100 plaatsen. De school vult de capaciteit van 200 plaatsen dan met 100 leerlingen met een HAVO advies en 100 leerlingen met een VWO advies. Bij de andere systemen is het moeilijker om zo’n optimale samenstelling te bereiken. Een voordeel van dit systeem is dat echte voorkeuren opgeven optimaal is en dat het relatief veel leerlingen op hun top 3 plaatst en de kans op heel ongunstige uitkomsten kleiner is dan onder de andere systemen. Een nadeel van DA-MTB is dat het niet Pareto efficiënt is. Dit wil zeggen dat nadat alle leerlingen geplaatst zijn er mogelijk koppels van leerlingen zijn die zouden willen ruilen zonder dat de scholen daar bezwaar tegen zouden hebben. Echter, als leerlingen weten dat ruilen is toegestaan nadat de plaatsing tot stand is gekomen, dan stimuleert dat strategisch gedrag. Het is dan optimaal voor leerlingen om populaire scholen hoog op hun voorkeurslijst te plaatsen. Als zij op één van deze scholen geplaatst worden, dan zijn er potentieel veel leerlingen die zouden willen ruilen. Het niet toestaan van ruilen is derhalve een beperking die nodig is om het voor leerlingen 25
optimaal te laten zijn hun echte voorkeuren op te geven. Dit geeft aan dat er een uitruil bestaat tussen een zo goed mogelijke allocatie nadat alle leerlingen hun voorkeuren hebben opgegeven en de regels zodanig maken dat het voor iedereen optimaal is om zijn/haar werkelijke voorkeuren op te geven.DA-STB Ook bij DA_STB moeten leerlingen een voorkeurslijst van scholen opgeven. Strategisch gedrag loont in het geval van DA-STB niet. Het beste dat leerlingen voor zichzelf kunnen doen is om hun echte voorkeuren op te geven. Ze hoeven geen rekening te houden met plaatsingskansen en hoeven er ook niet over na te denken voor welke scholen andere leerlingen zich aanmelden. DA-STB heeft als voordeel dat leerlingen een grote kans hebben om geplaatst te worden op de school van hun eerste voorkeur. Voor leerlingen die niet op hun eerste voorkeur geplaatst kunnen worden is er niet de stress van de tweede ronde. Alle leerlingen horen gelijktijdig op welke school zij geplaatst zijn. Het maken van een voorkeurslijst vereist dat leerlingen zich moeten oriënteren op meerdere scholen. Dat betekent een grotere tijdsinvestering van leerlingen, maar zorgt er waarschijnlijk ook voor dat leerlingen een beter geïnformeerde keuze maken. Een vergissing bij het opstellen van de voorkeurslijst hoeft geen grote gevolgen te hebben. Een leerling die op haar lijst een school zet waar zij niet plaatsbaar is, zal daar geen negatieve gevolgen van ondervinden zolang op de voorkeurslijst voldoende scholen staan waar de leerling wel plaatsbaar is. Bij DA-STB krijgen leerlingen een centraal lotingsnummer. Leerlingen met een gunstig lotingsnummer hebben een grote kans om op de school van hun eerste voorkeur terecht te komen. Leerlingen met een ongunstig lotingsnummer hebben daarentegen een niet verwaarloosbare kans om op een school geplaatst te worden die laag op de voorkeurslijst staat. Het voordeel van dit systeem is dat echte voorkeuren opgeven optimaal is, leerlingen na afloop niet willen ruilen (behalve mogelijk twee leerlingen die voorrang hebben op verschillende scholen) en dat het relatief veel leerlingen op hum eerste keus plaatst. Een nadeel is dat de leerlingen met de hoogste lotingsnummers mogelijk buiten hun top 5 worden geplaatst.
12
Samenvatting en conclusie
Dit rapport bevat een beschrijving van de bevindingen van een onderzoek naar de werking van het plaatsingsmechanisme van leerlingen op VO-scholen in Utrecht en van mogelijke alternatieven. Om dit te onderzoeken hebben we per email een vragenlijst gestuurd naar de ouders van leerlingen die in het schooljaar 2014/5 overstappen van een basisschool in Utrecht naar een VO-school. Deze vragenlijst is door 51% van de ouders ingevuld. De respons verschilt tussen scholen van eerste aanmelding en naar leerlingkenmerken. Leerlingen met een VWO of HAVO basisschooladvies hebben vaker de vragenlijst ingevuld dan leerlingen met een VMBO basisschooladvies. Daardoor zijn de resultaten van onze analyses voor VMBO-leerlingen met meer onzekerheid omgeven. We hebben leerlingen gevraagd een voorkeurslijst van VO-scholen te maken als er geen lotingen zouden zijn. Een ruime meerderheid van de respondenten heeft minstens twee scholen op deze voorkeurslijst gezet. Voor een nadere analyse van plaatsingsmechanismen is dit een voorwaarde. Op ieder niveau van basisschool advies meldt minstens 7% van de respondenten zich op een andere school aan dan de school van de eerste voorkeur. Dit is vooral het geval voor respondenten die het verschil tussen hun school van eerste voorkeur en school van tweede voorkeur gering (hooguit 10 punten) achten. We zien echter ook dat ouders moeite hebben met het inschatten van de lotingskansen. Op scholen waar loting niet nodig was, verwachtte een substantieel deel van de ouders een loting, terwijl 26
er op de scholen waar wel geloot is ouders waren die dit niet verwachtten. Op de scholen waar geloot is, hadden de ouders die de loting verwachtten een vrij goede inschatting van de uitlotingskans. Maar op sommige andere scholen werden uitlotingskansen soms ook hoog ingeschat. Hieronder staan onze belangrijkste conclusies. • De resultaten bevestigen dat er een uitruil is tussen verschillende plaatsingsmechanismen. Aan de ene kant hebben sommige ouders moeite met het inschatten van de uitlotingskansen, waardoor zij verrast worden door de lotingen en misschien de afwijzing van hun kind. Aan de andere kant zijn het vooral de leerlingen die een goed alternatief hebben die zich strategisch niet inschrijven bij een VO school met een hogere uitlotingskans. Dat betekent dat de kans voor leerlingen die erg graag naar zo’n school willen hoger wordt, terwijl de strategische kiezers misschien niet hun eerste keuze hebben maar toch een goede tweede keuze. • Ouders maken in het Boston systeem fouten met strategisch kiezen, wat de allocatie niet ten goede komt. We vinden dat 80% van de leerlingen terecht komt op de school van hun eerste voorkeur, terwijl slechts 7% uitgeloot is in de huidige situatie. Een systeem waarin leerlingen strategisch kiezen heeft dus nadelen voor leerlingen. Een ander nadeel van het Boston systeem is dat 7,8% van de leerlingen strategisch kiest terwijl er nog plek blijkt te zijn op de school van eerste voorkeur. • De nadelen van strategisch kiezen zijn: (i) het is voor ouders lastig om een goede keuze te maken omdat de beste strategie afhangt van wat andere leerlingen doen maar wat die andere leerlingen doen, hangt ook weer af van wat zij verwachten, (ii) er blijkt dat men fouten maakt met strategisch kiezen en dat veel leerlingen ten onrechte verwachten dat op hun eerste voorkeur geloot gaat worden. • We vinden dat DA-STB (en meestal ook DA-MTB) Boston domineert (meer leerlingen komen op hun top n terecht waarbij je voor n elk getal 1,2,3... kunt invullen). • De keuze tussen DA-MTB en DA-STB hangt er vanaf hoe belangrijk het wordt gevonden dat leerlingen op hun eerste keuze terecht komen ten opzichte van hoe belangrijk het wordt gevonden om leerlingen in hun top 2,3,... te en plaatsen en niet buiten hun top 5. Als men vooral een slechte uitkomst wil vermijden dan werkt DA-MTB beter.Als men zoveel mogelijk leerlingen op hun eerste keuze wil plaatsen, werkt DA-STB beter. Ook als men wil vermijden dat leerlingen na afloop willen ruilen, is DA-STB een betere keuze (zie de laatste bullet). • Het voordeel van Boston is dat het rekening houdt met de intensiteit van de voorkeuren (degenen die heel graag naar een school willen zullen minder snel strategisch kiezen). In de vragenlijst hebben we leerlingen ook gevraagd om punten te geven aan de scholen. Voor HAVO geeft Boston inderdaad in verwachting het hoogste aantal voorkeurspunten. Voor VWO en VMBO-gl/tl is dat juist niet zo. Als het doel is om rekening te houden met de intensiteit van de voorkeuren dan kan in plaats van Boston ook voor een hybride systeem gekozen worden (CADA) die elementen van DA en Boston combineert. Hier kunnen alle leerlingen een voorrangsschool kiezen waarbij als er te weinig plekken zijn om iedereen te plaatsen eerst de voorrangsleerlingen geplaatst worden. Dit systeem heeft echter het nadeel dat het ingewikkelder is. De keuze van voorkeursschool is namelijk een strategische. • Onder DA-MTB is het mogelijk dat leerlingen na afloop willen ruilen, als dit wordt toegestaan is het systeem niet meer strategy proof (echte voorkeuren opgeven is optimaal). De praktijk 27
van Amsterdam leert dat dit lastig uit te leggen is. Zoals hierboven opgemerkt, DA-STB heeft het voordeel dat na afloop niet geruild wordt. Wel is het onder DA-STB mogelijk dat leerlingen met de hoogste lotingsnummers die graag naar populaire scholen willen buiten hun top 5 vallen. De verleiding kan groot zijn om een top 5 plek te garanderen maar als dat wordt gedaan is het mechanisme niet meer strategy-proof. Een leerling die heel graag op zijn eerste keus geplaatst wil worden kan dan die school bovenaan zetten om vervolgens op plek 2-5 populairde scholen te zetten om op die manier de kans te verhogen om op zijn eerste keus terecht te komen. Als de computer iedereen op zijn top 5 moet plaatsen, is het het makkelijkst om deze leerling op zijn eerste keus te zetten en dat lokt dus strategisch gedrag uit.
28
Bijlage: Vragenlijst 1. Wat is de voornaam van uw kind dat momenteel in groep 8 van een basisschool zit en een keuze maakt voor een school in het voortgezet onderwijs? 2. Is uw kind een jongen/meisje? 3. Wat is het geboortejaar van uw kind? 4. Wat is de geboortemaand van uw kind? 5. Naar welke basisschool gaat uw kind momenteel? 6. Wat is het basisschooladvies van uw kind? 7. Op welke school in het voortgezet onderwijs is uw kind aangemeld? 8. Waarom heeft uw kind zich aangemeld bij deze school in het voorgezet onderwijs? [goede school, leuke school, dicht bij huis, oudere broers/zussen, grote plaatsingskans, school sluit aan bij onderwijsvisie, anders] 9. Denkt u het risico te lopen dat uw kind wordt uitgeloot op de school waar hij/zij is aangemeld? [ja, nee] 10. Hoe hoog schat u de kans dat uw kind wordt uitgeloot? [0-100] 11. Zijn er in het gezin oudere broers/zussen die in Utrecht naar een school in het voortgezet onderwijs gaan? 12. [Zo ja] Kunt u alle scholen in het voorgezet onderwijs aangeven waar oudere broers en zussen heen gaan? 13. Zijn er naast de scholen waar eventuele broers en/of zussen heen gaan, nog andere scholen waar uw kind voorrang heeft? 14. Kunt u alle scholen in het voorgezet onderwijs aangeven waar uw kind voorrang heeft? 15. Stel dat alle leerlingen in Utrecht precies één school zouden moeten kiezen waar ze voorrang hebben. Bij welke school zou u voor uw kind voorrang kiezen? 16. Voorkeurslijst scholen voor voortgezet onderwijs We willen graag uw voorkeuren voor scholen weten als er op geen enkele school zou worden geloot. U moet daarom bij het invullen geen rekening houden met kans op uitloting. Het kan dus zijn dat uw favoriete school een andere school is dan de school waar u zich daadwerkelijk heeft aangemeld. U kunt uiteraard alleen scholen opgeven die het onderwijs geven van het basisschooladvies van uw kind. Kunt u de onderstaande scholen in volgorde van uw voorkeur op de voorkeurslijst zetten? 17. Punten voor scholen Wij vragen u nu de meest gewaardeerde school 100 punten te geven. Het aantal punten dat u aan een andere school geeft, kunt u beschouwen als een percentage van de door u meest gewaardeerde school. Hoe lager de school op uw voorkeurslijst staat, hoe minder punten u geeft. Als uw kind bijna net zo graag naar een volgende school op de lijst gaat, dan is het verschil in punten met de voorgaande school klein. Als uw kind zeker niet naar een bepaalde school wil, dan geeft u die school 0 punten. 29
18. Wat is het opleidingsniveau van de hoogst opgeleide ouder of verzorger? 19. Hoe ziet u zichzelf: bent u iemand die volledig bereid is risico’s te nemen of bent u iemand die risico’s vermijdt? Geef dat met een getal op onderstaande schaal aan. De waarde 0 betekent ‘ik wil helemaal geen risico’s nemen’ en de waarde 10 betekent ‘ik ben volledig bereid risico’s te nemen.
30