School en ouders als partners in de opvoeding van tieners
Marjan de Gruijter Marjolein Bijvoets Pauline Naber
Februari 2011
2
Inhoud Samenvatting
5
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Inleiding Onderzoekskader: Kenniswerkplaats Tienplus Amsterdam Comenius Lyceum Ouder- en Kindcentra en OKC-startpakket Werving, uitvoering en analyse interviews Achtergrondkenmerken respondenten Leeswijzer voor de rapportage
8 9 11 14 15 17 18
2 2.1 2.2 2.3
Ouderbetrokkenheid Migrantenouders en ouderbetrokkenheid Onderzoek naar ouderbetrokkenheid en succesvolle initiatieven Pedagogisch partnerschap
19 21 22 26
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
Waarom deze schoolkeuze? Indruk van Comenius Lyceum Schoolkeuze Hoe gaat het met hun kind op school? Reflectie van ouders: verschillen met de basisschool Inzicht in reilen en zeilen op school Gebruik van Magister door ouders Tevredenheid van ouders over informatie van school Samenvattend
29 29 31 33 35 36 39 41 43
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Interactie tussen ouders en school Ouders op school en deelname aan ouderavonden Contacten van ouders met school Wat doen ouders als het niet goed gaat met hun kind? Samenvattend
45 45 48 50 51
5 5.1 5.2 5.3 5.4
Communicatie tussen ouders en kinderen over school Praten met kind over school Steun bij school Opvoeden van pubers Samenvattend
53 53 55 57 61
3
6 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Ouders en school: betrokken partnerschap? Rol van school in opvoeding Ouders over afstemming tussen school en thuis Praten met andere ouders over opvoeding Ouderbetrokkenheid en ouderraad Samenvattend
63 63 66 68 70 73
7 7.1 7.2
Conclusies en aanbevelingen Conclusies Aanbevelingen
75 75 78
4
Samenvatting Dit rapport gaat over ouderbetrokkenheid - de betrokkenheid van ouders bij de school van hun kinderen - en over de wijze waarop ouders aankijken tegen de verhouding tussen ‘school’ en ‘thuis’ rond allerlei opvoedkwesties. Het onderzoek maakt deel uit van een breder programma, Kenniswerkplaats Tienplus. Hierin wordt onderzocht hoe ouders, school en preventieve jeugdvoorzieningen in Amsterdam kunnen samenwerken in de ondersteuning van migrantenkinderen bij hun ontwikkeling en opvoeding. Het onderzoek heeft plaatsgevonden op het Comenius Lyceum, een havo/vwo-school in Amsterdam Nieuw-West met een goeddeels allochtone leerlingenpopulatie. Ongeveer de helft van de leerlingen is van Marokkaanse herkomst, veertig procent is Turks. Een beknopt literatuuronderzoek laat zien dat betrokkenheid van ouders bij de school van groot belang is voor de onderwijscarrière en maatschappelijke kansen van de leerlingen. Er worden in het land ook al goede ervaringen opgedaan met het vergroten of verbeteren van ouderbetrokkenheid in scholen voor voortgezet onderwijs. Vooral voor migrantenouders doen zich echter belemmeringen voor die hun betrokkenheid bij de school in de weg staan. Deze kunnen te maken hebben met de ouders zelf, bijvoorbeeld omdat ze de Nederlandse taal niet goed beheersen, wat het contact met de school bemoeilijkt. Maar het kan ook te maken hebben met de school, die het contact met ouders op een te formele manier organiseert en zo een drempel opwerpt voor ouders. Ook kunnen ouders andere verwachtingen hebben over hun eigen betrokkenheid dan de school. Om meer zicht te krijgen op de wijze waarop migrantenouders tegen ouderbetrokkenheid aankijken en wat zij van de school verwachten, hebben we 42 interviews gehouden met ouders van leerlingen uit de onderbouw van het Comenius Lyceum. We geven de belangrijkste uitkomsten van de interviews hieronder weer. De ouders van de onderbouwleerlingen van het Comenius Lyceum blijken tevreden tot zeer tevreden te zijn met de school en hechten – in het belang van het kind – waarde aan een goede relatie met de school. Daarnaast bevestigt dit onderzoek dat de ouders heel veel belang hechten aan een goede schoolcarrière voor hun kinderen. Dit is immers de sleutel voor maatschappelijk succes. Voor de meeste ouders volgt hieruit dat zij sterk
5
betrokken willen zijn bij de schoolloopbaan van hun kinderen door het nauwlettend volgen van de schoolprestaties. Ouders zien, kortom, voor zichzelf een duidelijke rol weggelegd in de onderwijscarrière van hun kind. Toch zijn er ook belemmeringen, zowel van de kant van de school als van de kant van de ouders. Sommige ouders ervaren dat er in het voortgezet onderwijs geen duidelijke plaats is voor ouders op school buiten de vooraf bepaalde en gestructureerde contactmomenten, zoals de ouderavonden. Daarnaast ervaart een deel van de ouders de beperkte beheersing van de Nederlandse taal als een belemmering in het contact met school. Vaak gaat het om moeders die als huwelijksmigrant naar Nederland zijn gekomen. Deze moeders zijn sterk afhankelijk van hun partner of hun kind voor het contact met de school en zijn meestal niet in staat om zelfstandig contact met de school te onderhouden. Verder heeft een grotere groep ouders beperkt kennis en inzicht in het reilen en zeilen van de school, wat een belemmering is om meer bij de school betrokken te zijn. Deze ouders zijn vaak onbekend met het Nederlandse schoolsysteem en de rol die van hen verwacht wordt, doordat ze weinig of geen onderwijs hebben genoten of een opleiding hebben gevolgd in het buitenland. De mentor blijkt een belangrijke rol te vervullen, hoewel nog niet alle ouders precies weten wat de rol van de mentor is en wat zij van hem of haar kunnen verwachten. Ouders zien in de mentor het eerste aanspreekpunt en soms ontwikkelt zich een vertrouwensband, waardoor ouders en mentor ook over zaken met elkaar spreken die de directe schoolprestaties te boven gaan. Uit de interviews komt naar voren dat de meeste ouders zich vooral betrokken voelen bij de school vanwege de leerprestaties van hun kinderen. Toch erkennen veel ouders dat de school ook een rol kan hebben in de opvoeding. Vooral rondom het overdragen van normen en waarden, het aanleren en belonen van goed gedrag en het bestraffen van het slechte, zien vrijwel alle ouders de school als partner. Er is echter wel een verschil tussen het partnerschap rondom leerprestaties en dat rondom de opvoeding of het welzijn van hun kind in bredere zin. Het eerste is redelijk uitgekristalliseerd. Ouders en school hebben een goed beeld van wat zij van elkaar kunnen verwachten. Het pedagogisch partnerschap – de samenwerking tussen ouders en school rondom het welzijn en de opvoeding van het kind – laat zich minder gemakkelijk duiden. Ouders hebben, zo blijkt uit dit onderzoek, vaak hoge verwachtingen van de rol van de school in opvoedkwesties, maar zij spreken hierover niet met de school. De verwachtingen van ouders zijn
6
vooral impliciet, wat het lastig maakt om hierover met de school van gedachten te wisselen en aan te geven hoe de afstemming tussen school en ouders in opvoedingskwesties eruit zou kunnen zien. Dit geldt ook voor samenwerking in de preventieve sfeer. Uit de interviews komt naar voren dat de meeste ouders contact zouden zoeken met school als zich problemen met hun kind voordoen, maar dat zij de school niet zien als een partner als zij opvoedvragen hebben of als bron van informatie voor opvoedkwesties. Ook met anderen in hun omgeving zoals familieleden, vrienden en andere ouders praten de ouders doorgaans niet over de opvoeding van hun pubers, terwijl ze wel met vragen zitten. Voor de meeste ouders is bijvoorbeeld het Ouder- en Kindcentrum als het gaat om opvoedvragen nog niet in beeld. Het onderzoek laat zien dat de ouderraad – bezien vanuit het perspectief van de ouders – op dit moment nog geen schakelrol vervult tussen ouders en school. Er zijn diverse aanknopingspunten om de ouderbetrokkenheid te vergroten en een beter partnerschap tussen ouders, school en preventieve opvoedsteun te realiseren. Dit rapport eindigt met een aantal aanbevelingen over wat de school kan doen om ouderbetrokkenheid te vergroten en de randvoorwaarden die hierbij belangrijk zijn.
7
1
Inleiding Voor de meeste ouders is de basisschool de omgeving waar ze regelmatig contact hebben met leraren en andere ouders. Ze brengen en halen hun kind dagelijks naar en van school, zeker de gedurende de eerste jaren. Op het schoolplein praten ze andere vaders en moeders, ze bezoeken ouderavonden, hebben een inbreng in de organisatie van feestelijkheden op school en doen mee aan allerhande activiteiten en projecten. Ze gaan mee op schooluitjes, helpen bij de voorbereiding van schoolmusical, bakken taarten en pannenkoeken voor het afsluitende schoolfeest, zijn klassenouder en bibliotheekouder. Dit alles verandert ingrijpend na de overgang naar het voortgezet onderwijs. De school wordt dan de omgeving waar ouders niet meer ‘zomaar’ binnenkomen. Het contact met school wordt minder frequent en intensief, informele gesprekken met andere ouders nemen af, terwijl zich tegelijkertijd nieuwe en soms lastige vragen bij de opvoeding en begeleiding van hun kinderen aandienen. Juist in deze periode kan de school een vindplaats zijn voor het contact met andere ouders en een ondersteunende, bemiddelende en signalerende rol vervullen in de ontwikkeling en opvoeding van tieners. In dit rapport doen we verslag van interviews met ouders van leerlingen uit de onderbouw van het Comenius Lyceum Amsterdam, een havo/vwoschool in Amsterdam Slotervaart. De interviews gaan over betrokkenheid van ouders bij de school van hun kinderen en over de wijze waarop ze aankijken tegen de verhouding tussen ‘school’ en thuis’ rond allerlei opvoedkwesties. Het onderzoek maakt deel uit van een breder programma waarin onderzocht wordt hoe ouders, school en preventieve jeugdvoorzieningen kunnen samenwerken in de ondersteuning van migrantenkinderen bij hun ontwikkeling en opvoeding. In deze rapportage staat de volgende onderzoeksvraag centraal: Welke methoden van ouderbetrokkenheid sluiten aan bij de verwachtingen en leefwereld van ouders, dragen bij aan het verkleinen van de afstand tussen thuis en school en aan het realiseren van laagdrempelige opvoedondersteuning vanuit samenwerking tussen school en Ouder- en Kindcentrum? De conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek dienen twee doelen: enerzijds is dat het formuleren van concrete aanknopingspunten voor het vergroten van de ouderbetrokkenheid op het Comenius Lyceum. Anderzijds
8
is het doel om inzicht te geven in de mogelijkheden om het pedagogisch partnerschap tussen ouders, school en preventieve voorzieningen te versterken, zodat migrantenkinderen zich op school, thuis en in de samenleving optimaal kunnen ontwikkelen. Deze punten zijn ook relevant voor andere scholen en preventieve voorzieningen in Amsterdam. Het onderhavige verslag is een product van de Kenniswerkplaats Tienplus, een samenwerkingsverband tussen onderzoek, beleid en praktijk in Amsterdam. In het navolgende lichten we kort toe wat het doel en de activiteiten van de werkplaats zijn. Daarna introduceren we het Comenius Lyceum Amsterdam, de school waar het onderzoek heeft plaatsgevonden, en vervolgens de Ouder- en Kindcentra (OKC’s) die de spil vormen in het gemeentelijke preventieve jeugdbeleid. Het laatste deel van dit hoofdstuk is gewijd aan de organisatie en het verloop van de interviews en de achtergrondkenmerken van de geïnterviewden. Dit hoofdstuk sluit af met een leeswijzer voor de rapportage.
1.1 Onderzoekskader: Kenniswerkplaats Tienplus Amsterdam De Kenniswerkplaats Tienplus is een samenwerkingsverband van vertegenwoordigers van jeugdbeleid, praktijk en onderzoek in Amsterdam om de opvoedingsondersteuning aan migrantenouders van tieners (10-14 jaar) te verbeteren. Onderzoek laat zien dat een deel van de migrantenjeugd relatief veel te maken heeft met schoolachterstand, gedragsproblemen, psychosomatische klachten en het onderwijs zonder diploma verlaat. Vaak hebben hun ouders vragen en problemen met de opvoeding en zijn ze onzeker over hoe ze hun kinderen - vooral in de puberteit - kunnen begeleiden. Preventieve pedagogische voorzieningen die ondersteuning kunnen bieden bij de opvoeding en ontwikkeling bereiken deze ouders en kinderen onvoldoende. Van de kant van professionals is er behoefte aan meer kennis, instrumenten en programma’s om aansluiting te vinden bij de vragen en behoeften van ouders en jongeren. Omgekeerd is er onder ouders en jeugd afstand en onbekendheid met, en wantrouwen over wat laagdrempelige voorzieningen hun te bieden hebben. Aanbod en vraag sluiten niet altijd op elkaar aan.
9
De kenniswerkplaats wordt uitgevoerd binnen het landelijke programma Diversiteit in het Jeugdbeleid.1 In de periode december 2008-2009 is de werkplaats voorbereid. In de stadsdelen Nieuw-West, Noord en Zuidoost heeft het Verwey-Jonker Instituut via gesprekken met beleidmakers en praktijkinstellingen geïnventariseerd hoe het aanbod aan migrantenouders van tieners eruit ziet, of, en zo ja welke knelpunten en leemtes zich daarin voordoen en welke goede voorbeelden overdraagbaar zijn naar andere voorzieningen en professionals.2 Hogeschool Inholland heeft door middel van interviews met ouders en tieners onderzocht wat hun vraag en behoefte aan ondersteuning is, van wie ze deze verwachten en hoe het aanbod eruit zou kunnen zien.3 De resultaten wijzen uit dat er verschillen zijn tussen de stadsdelen in de vorm en mate waarin ondersteunende voorzieningen aansluiten bij de vragen van ouders en jeugd. Ook verschilt de wijze waarop zelforganisaties een rol vervullen in het bereiken en bieden van steun aan ouders. Terugkerend knelpunt is de afstand tussen ouders en voorzieningen. De resultaten zijn beschreven in twee rapportages en vormen de basis van het uitvoeringsplan 2009-2011 waarin via vijf deelprojecten gewerkt wordt aan het zichtbaar maken en (verder) ontwikkelen van goede praktijken van opvoedsteun en het stimuleren van ontwikkelingskansen van migrantenjeugd. Een van de deelprojecten betreft De school als vindplaats waarin onderzoek plaatsvindt naar de manier waarop de school voor ouders een schakel kan zijn naar preventieve voorzieningen. De interviews die voor deze rapportage zijn gehouden met ouders van leerlingen van de onderbouw van het Comenius Lyceum Amsterdam, behoren bij dit deelproject.
1
2
3
10
Opdracht en financiën zijn afkomstig van ZonMw: een landelijke organisatie voor onderzoek en innovatie op het gebied van gezondheid en zorg. http://www. zonmw.nl en http://www.zonmw.nl/nl/onderwerpen/alle-programma-s/ diversiteit-in-het-jeugdbeleid/. Distelbrink, M., m.m.v. Essayah, O. & Tan, S. (2009). Ondersteuning van opvoeders in Amsterdam Noord, Slotervaart en Zuidoost: beleid, praktijk en migrantenorganisaties. Inventarisatie voor de Kenniswerkplaats Tienplus. Utrecht: Verwey- Jonker Instituut. Naber, P., Bijvoets, M., Heerebeek, M. van. (2009). Opvoeding van migrantenjeugd in Amsterdam. Gesprekken met tieners en ouders in Slotervaart, Zuidoost en Noord. Deelproject van de kenniswerkplaats Amsterdam Inclusief 10+ in het kader van Diversiteit in het Jeugdbeleid. Amsterdam: Hogeschool Inholland.
1.2 Comenius Lyceum Het Comenius Lyceum is een havo/vwo-school met een goeddeels allochtone leerlingenpopulatie. Vijfentachtig procent van de leerlingen is van niet-westerse komaf. Ongeveer de helft van de leerlingen is van Marokkaanse herkomst, veertig procent is Turks. Deze leerlingen zijn bijna zonder uitzondering moslim. In totaal hebben de leerlingen van het Comenius Lyceum ruim 25 verschillende nationaliteiten. Het Comenius Lyceum is een relatief kleine school van 495 leerlingen, die voor een groot deel afkomstig zijn uit Amsterdam Nieuw-West. De school is in 2008 verbouwd en gemoderniseerd en biedt multimediaal onderwijs. Na de lessen nemen de leerlingen van klas 1 en 2 deel aan huiswerkklassen, waar ze begeleid worden bij hun huiswerk. Als het gaat om de betrokkenheid van ouders bij de school, dan constateert de directie van het Comenius Lyceum de volgende zaken. In de brugklassen bezoeken ouders de ouder- en thema-avonden doorgaans goed. Daarna kalft het aantal ouders dat ouderavonden bezoekt snel af. Ouders van leerlingen in de bovenbouw geven weinig gehoor aan de uitnodiging om bijeenkomsten op school te bezoeken. Daarnaast constateert de directie dat er beperkte communicatie is tussen (de leefwereld van) ouders en (de leefwereld van) hun kinderen op school. Veel ouders hebben geen idee van wat zich afspeelt op school. Dit betreft niet alleen praktische zaken als de indeling van de schooldag en het functioneren van het schoolsysteem, maar ook de pedagogische en sociale omgangsvormen op school. In elk geval verschillen de wijzen van met elkaar omgaan van volwassenen en jongeren op school en thuis sterk van elkaar. Ook vinden ouders het lastig om hun kinderen te ondersteunen bij hun schoolloopbaan. Op school functioneert een ouderraad. Deze is vrij passief en volgend, zet zelf geen onderwerpen op de agenda en is geen aanspreekpunt voor andere ouders. Het Comenius Lyceum streeft naar meer en kwalitatief beter contact met ouders. Ten eerste omdat goed oudercontact bijdraagt aan het welbevinden, sociale functioneren en de schoolcarrière van de leerlingen. Ten tweede omdat succesvolle ouderbetrokkenheid bij kan dragen aan de integratie en maatschappelijke participatie van de gezinnen. De school is bereid om buiten de gebaande paden te verkennen hoe ouderbetrokkenheid op actieve
11
wijze vormgegeven kan worden en daarbij samen te werken met andere partijen. Het vergroten en kwalitatief verbeteren van ouderbetrokkenheid is daarmee een speerpunt van het Comenius Lyceum.4 Hiertoe onderneemt de school – mede in het kader van de Kenniswerkplaats Tienplus – verschillende stappen om ouders meer bij de school te betrekken. De school heeft twee doelstellingen geformuleerd om de betrokkenheid van ouders te vergroten en te verbeteren. Ten eerste het ontwikkelen van ouderbetrokkenheid van ouders op school. Ten tweede het ondersteunen van ouders bij de opvoeding van hun tieners. In het werkplan staat de volgende omschrijving van de doelstellingen:
Enerzijds de betrokkenheid van ouders of opvoeders op de school vanuit hun rol en verantwoordelijkheid bij de schoolloopbaan en ontwikkeling van hun kind, anderzijds de betrokkenheid van de school op de thuissituatie van haar leerlingen te vergroten.5 De school geeft aan als ‘voorportaal’ in de samenleving ook geconfronteerd te worden met vraagstukken die in eerste instantie niet behoren tot de kerntaken van de school, maar zich daarvoor wel medeverantwoordelijk te voelen. Primair heeft de school de taak om kwalitatief goed onderwijs te bieden, maar zij ziet ook een maatschappelijke rol voor zich weggelegd als het gaat om het versterken van de sociale positie van de leerlingen, en in het verlengde daarvan in het ondersteunen van ouders bij de opvoeding van hun kinderen. De school voert emancipatie en integratie hoog in haar vaandel. Het uiteindelijke doel is het stimuleren van een maximale ontplooiing en ontwikkeling van de leerlingen. Een belangrijke kanttekening bij het vormgeven van ouderbetrokkenheid is dat de individuele, persoonlijke ontwikkeling van de leerlingen voorop staat, en daarmee (binnen zekere grenzen) ook hun recht op privacybeleving. De school is in de eerste plaats voor en van de leerlingen, ouders zijn er om te ondersteunen. Ook op dit moment is het Comenius Lyceum al actief waar het gaat om zorg en ondersteuning van leerlingen. In de eerste plaats door het mentoraat. De mentor begeleidt leerlingen, zowel op het gebied van hun studie als ook in 4 5
12
Comenius Lyceum Amsterdam (2010). Op weg naar een betrokken school! Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid, in het kader van de Kenniswerkplaats. Comenius Lyceum Amsterdam (2010). Op weg naar een betrokken school! Plan van aanpak Ouderbetrokkenheid, in het kader van de Kenniswerkplaats.
sociaal-emotioneel opzicht. In dit verband spreekt de school over eerstelijnszorgfunctionarissen. Zo leggen mentoren huisbezoeken af aan ouders en leerlingen in het eerste leerjaar. Daarnaast is er ook een tweedelijnszorgstructuur: er zijn twee schoolmaatschappelijk werkers die leerlingen begeleiden wanneer zij problemen op het gebied van studie, thuis of andere persoonlijke problemen ervaren. Ook is er een zorgteam, bestaande uit afdelingsleiders van de school, schoolmaatschappelijk werkers, een schoolverpleegkundige, een schoolarts, een functionaris van Jeugdzorg, een leerplichtambtenaar en (indien relevant) ook de wijkagent. Het vergroten van ouderbetrokkenheid is een speerpunt van het Comenius Lyceum. Hiertoe is de school partner in de Kenniswerkplaats Tienplus, werkt samen met het Ouder- en Kindcentrum Slotervaart en ondersteuningsorganisatie Mexi-it. Inzet is het versterken van de ouderraad als schakel tussen ouders en school en het betrekken van ouders bij de ontwikkeling en opvoeding van hun kind op school, te beginnen in de onderbouw. Tijdens ouderavonden in de onderbouw geeft het Ouder- en Kindcentrum informatie over de mogelijkheden voor ondersteuning en hulp bij de opvoeding van hun (puber)kind. Onderzoekers in de Kenniswerkplaats Tienplus volgen deze ontwikkelingen en voorzien partijen van (onderzoeks)informatie. Het doel van de Kenniswerkplaats Tienplus is om de opgedane ervaringen met een breder publiek, waaronder andere scholen en Ouder- en Kindcentra (in Amsterdam), te delen. Voor het vergroten van ouderbetrokkenheid is meer inzicht nodig in de wijze waarop de ouders denken over school, over (het belang van) ouderbetrokkenheid en in de ideeën die zij hebben over hun betrokkenheid bij de school. Met dat doel is gekozen voor het uitvoeren van een relatief groot aantal (42) interviews met ouders van leerlingen uit de onderbouw. Deze keuze is ingegeven door twee zaken. Vanuit het perspectief van de school is een focus op de onderbouw logisch omdat daar de basis wordt gelegd voor het ouder-schoolcontact gedurende de gehele periode dat de leerling op school zit. Daarnaast richt de Kenniswerkplaats Tienplus zich in eerste instantie jongeren in de leeftijd van 10-14 jaar en de gezinnen waar ze deel van uitmaken. Preventieve ondersteuning is voor gezinnen met kinderen in deze leeftijdsperiode schaars, terwijl zich juist in de overgang van basisnaar voortgezet onderwijs veel veranderingen voordoen. In de volgende
13
paragraaf bespreken we de organisatie, het verloop en de analyse van de interviews.
1.3 Ouder- en Kindcentra en OKC-startpakket De verkenning van een adequate verbinding tussen school en preventieve ondersteuning is in de Werkplaats Tienplus nog gaande. Ook zijn en worden er door de gemeente Amsterdam diverse stappen ondernomen om deze samenwerking en verbinding tot stand te brengen, waarbij een belangrijke taak is weggelegd voor de Ouder- en Kindcentra (OKC’s) die sinds 2000 in alle stadsdelen zijn ingericht. Terwijl het OKC in de beginjaren vooral gericht was op de jongste doelgroep (0-4 jaar) is vanaf 2006 het aanbod verder uitgebreid voor ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd (tot 12 jaar). Begin 2009 heeft de gemeente Amsterdam besloten de bestaande OKC’s door te ontwikkelen voor de leeftijdsgroep 12-23 jaar. Het OKC is spil in het preventieve jeugdbeleid. Centraal staat het bereiken van alle ouders en jeugdigen, met een breed aanbod en een positieve boodschap. Naast een fysiek centrum is het OKC ook een netwerkorganisatie en zelfs een digitaal centrum. OKC-medewerkers werken met en op scholen en dit zal in de toekomst nog veel meer gebeuren. Het centrum heeft de ambitie om ouders en jeugd (ook) via scholen te bereiken: de school is als vindplaats van alle jeugdigen en hun ouders de onmisbare schakel in preventief jeugdbeleid. Het doel is dat scholen partner worden van het OKC om ouders en kinderen preventieve steun te bieden bij hun opvoeding en ontwikkeling. De Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) van de gemeente Amsterdam heeft een zogenoemd ‘OKC-startpakket’ laten ontwikkelen. Hierin zijn diverse diensten opgenomen ten behoeve van leerlingen in het voortgezet onderwijs, uit te voeren in of vanuit het OKC in het kader van het preventief jeugdbeleid. Dit met als doel een eerste stap te zetten in het proces om samen te werken aan een preventief aanbod op scholen in Amsterdam dat aansluit bij de vragen en wensen van leerlingen, ouders, leerkrachten en professionals. Voorbeelden van deze diensten zijn een inbreng vanuit het OKC aan de eerste ouderavond voor brugklassers, themabijeenkomsten voor ouders over omgaan met de puberteit, depressiviteit, onbeleefd gedrag en oudercursussen Triple P (positief opvoeden). Met dit startpakket ziet de DMO
14
het voortgezet onderwijs als belangrijke, onmisbare schakel naar ondersteuning, voor jongeren zelf maar ook voor hun ouders.6 Tegen deze achtergrond hebben het Comenius Lyceum en het OKC Slotervaart7 besloten tot samenwerking in de benadering en laagdrempelige ondersteuning van ouders. Tijdens ouderavonden in de onderbouw presenteert het OKC zich als voorziening die op en rondom school kan adviseren bij de opvoeding. De school oriënteert zich op geschikte methodieken van ouderbetrokkenheid (actieve ouderraad, deelname aan ouder- en klassenavonden, contact tussen mentoren en ouders) die de communicatie tussen school, ouders en tieners kan versterken.
1.4 Werving, uitvoering en analyse interviews Vierdejaarsstudenten Pedagogiek van Hogeschool Inholland hebben de interviews uitgevoerd binnen hun afstudeeronderzoek. Daarnaast hebben professionele onderzoekers interviews afgenomen. De interviews zijn gehouden in de maanden maart tot en met juni 2010. Ouders hebben vooraf namens de onderbouwcoördinator een brief ontvangen met het bericht dat zij benaderd kunnen worden voor een interview. Vervolgens hebben studenten en onderzoekers ouders telefonisch benaderd en gevraagd om hun medewerking. In totaal zijn 105 ouders telefonisch benaderd. Hiervan zijn uiteindelijk 42 ouders daadwerkelijk geïnterviewd. Bij een groot deel van de ouders die benaderd zijn (37) kreeg de interviewer geen gehoor. Het nummer was continu buiten gebruik, bestond niet meer, ging direct over in een pieptoon of bleek een faxnummer te zijn. Vergelijking van de lijst ‘geen gehoor ouders’ van de interviewers met de lijst ouders die volgens de school doorgaans moeilijk of niet bereikbaar zijn, wijst uit dat ‘onbereikbaarheid’ voor de interviewers betekende dat het nummer niet klopte. Onbereikbaar wil in dit geval niet altijd zeggen dat ouders niet bereid zijn om mee te doen. Slechts een klein deel van de ouders gaf aan dat ze geen medewerking wilden verlenen (9) of geen tijd hadden voor een gesprek (6). Enkele ouders 6 7
Projectteam OKC (2010). OKC-startpakket voor het vo in Amsterdam. Memo. 18 maart 2010. Sinds 1 mei 2010 is het stadsdeel Slotervaart gefuseerd met GeuzenveldSlotermeer en Osdorp en gaat nu verder onder de naam Nieuw-West.
15
konden niet deelnemen vanwege vakantie, of wilden liever niet meedoen omdat ze slecht Nederlands spreken. Bij één ouder raadde de maatschappelijk werker af om met deze ouder in gesprek te gaan. Het is vier keer voorgekomen dat een student of onderzoeker met een ouder een afspraak had gemaakt, op de afgesproken tijd aanbelde en er niemand aanwezig was. Dit in combinatie met ‘geen gehoor ouders’ maakt dat de werving van ouders erg intensief is geweest. De interviewers zijn bij vrijwel alle ouders die mee wilden doen hartelijk ontvangen. De ouders waren zeer gastvrij en hebben in de meeste gevallen ook veel persoonlijke zaken verteld. Tegelijkertijd zijn er grote verschillen in de manier waarop de interviews bij ouders thuis zijn verlopen. Sommige ouders verwachtten dat de interviewer door de school was ‘gestuurd’ om de thuissituatie van het kind te controleren. Zo gaven ze bij binnenkomst gelijk een rondleiding door het huis, wezen op de aanwezigheid van een eigen studeerkamer voor hun kind en een computer. Anderen waren in ontspannen verwachting van het gesprek. De interviews variëren ook sterk in tijdsduur. Sommige ouders verwachtten dat het om een soort enquête ging, waren wat kort in het beantwoorden van de vragen waardoor het gesprek zo’n half uur duurde. Andere ouders vertelden juist heel uitgebreid, ook over zaken als hun geboorteland en persoonlijke situatie, waardoor die interviews ruim 1,5 uur hebben geduurd. De meeste ouders zijn thuis geïnterviewd, met twee ouders is op het werkadres van de desbetreffende ouder gesproken. Met uitzondering van één interview zijn alle interviews afgenomen in het Nederlands. Hoewel de meeste ouders al jaren in Nederland wonen, beheersen zij niet allemaal de Nederlandse taal. Bij zeven gesprekken waren er dan ook (oudere) kinderen aanwezig die hebben getolkt en die ook aanvullende informatie hebben gegeven. Bij één ouder waren er geen kinderen aanwezig en is er tijdens het gesprek gebruikgemaakt van een woordenboek om toch enige informatie te krijgen. Een interview is in het Berbers afgenomen. In totaal is met 42 ouders gesproken, waarvan 35 moeders en zeven vaders. Bij een interview waren beide ouders bij het gesprek aanwezig, maar is vooral de vader aan het woord geweest. Daarom is ervoor gekozen alleen de vader als respondent mee te nemen. Een keer is zowel met vader als moeder gesproken, deze ouders worden beiden als respondenten gezien. Met uitzondering van één interview, zijn alle interviews (met toestemming van de ouders) op voicerecorder opgenomen en naderhand letterlijk
16
uitgewerkt. Twee onderzoekers hebben de interviews met behulp van een programma voor kwalitatieve dataverwerking (Atlas-ti) gecodeerd en geanalyseerd. De resultaten zijn beschreven in dit rapport.
1.5 Achtergrondkenmerken respondenten Een groot deel van de ouders heeft een Marokkaanse of Turkse achtergrond. Van de 42 ouders hebben 16 ouders een Marokkaanse en 14 ouders een Turkse achtergrond. Daarnaast is ook gesproken met Tunesische (1), Egyptische (2), Algerijnse (1), Irakese (1), Pakistaanse (2), Indonesische (1), Surinaamse (2) en Nederlandse (2) ouders. De meeste ouders zijn geboren in het land van herkomst, één Marokkaanse, twee Turkse en één Surinaamse ouder(s) zijn in Nederland geboren. Van 32 ouders is bekend hoe lang zij momenteel in Nederland verblijven. Slechts zes ouders wonen minder dan vijftien jaar in Nederland. Meer dan de helft van de ouders woont vijftien jaar of langer in Nederland, of zijn hier geboren. Dit wil niet zeggen dat ouders die lange tijd in Nederland wonen ook de taal goed beheersen. Juist de ouders waar een tolk nodig is geweest, of waar kinderen aanwezig waren bij het gesprek om te verduidelijken, wonen al bijna twintig jaar in Nederland. In alle gevallen gaat het om moeders die als huwelijksmigrant naar Nederland zijn gekomen. Van 36 ouders is het opleidingsniveau bekend. Ruim een derde van de ouders heeft geen onderwijs in Nederland gevolgd. Zeven ouders hebben alleen basisonderwijs gehad in het land van herkomst, vijf ouders hebben daar alleen onderwijs gevolgd dat vergelijkbaar is met het voortgezet onderwijs in Nederland. Drie ouders hebben een universitaire opleiding afgerond in respectievelijk Irak, Egypte en Marokko. Voor al deze zestien ouders geldt dat zij de Nederlandse taal slecht beheersen. De ouders waarvan het opleidingsniveau niet bekend is spreken eveneens slecht Nederlands. Mogelijk hebben zij ook alleen lager onderwijs in het land van herkomst gevolgd, wat betekent dat de helft van de geïnterviewde ouders relatief ongeschoold is. Acht ouders hebben in Nederland op de mavo gezeten, negen ouders hebben een mbo-opleiding gevolgd. Het grootste deel van de ouders (35) is getrouwd. Drie geïnterviewde moeders zijn gescheiden en alleenstaand, eveneens drie moeders zijn weduwe. Eén moeder is gescheiden en woont inmiddels samen met haar nieuwe partner, een kind uit zijn vorige huwelijk en haar twee kinderen.
17
Het aantal kinderen varieert van een tot zeven. Vergeleken met de gemiddelde gezinssituatie in Nederland is het aantal kinderen groot. Bijna de helft van de ouders (20) heeft vier kinderen, tien ouders hebben drie kinderen. Van de geïnterviewde ouders zit minimaal een kind op het Comenius Lyceum, in de eerste, tweede of derde klas. Er zijn iets meer ouders met een dochter (25), dan met een zoon (17) op het Comenius Lyceum geïnterviewd. Het grootste deel van deze kinderen zit in het eerste jaar (22), twaalf kinderen zitten in het tweede en zeven kinderen in het derde jaar8. De leeftijden van deze kinderen komt dan ook overeen met de klassejaren (het grootste deel van de kinderen is 13 of 14 jaar) en varieert van 12 tot 17 jaar.
1.6 Leeswijzer voor de rapportage Deze rapportage is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk twee gaan we dieper in op het thema ouderbetrokkenheid: wat is hierover al bekend?. De hoofdstukken drie tot en met zes zijn gewijd aan de analyse van de interviews met de ouders. Hoofdstuk drie is gewijd aan de indruk die de ouders van het Comenius Lyceum hebben, de overwegingen die zij hebben gehad bij de keuze voor het Comenius Lyceum en (hun tevredenheid) over het reilen en zeilen op school. In hoofdstuk vier staat de interactie tussen ouders en school centraal. Hoofdstuk vijf is gewijd aan de interactie tussen ouders en kinderen als het gaat om schoolzaken. In hoofdstuk zes komt de betrokkenheid van ouders bij de school ter sprake. Hoofdstuk zeven, tot slot, bevat conclusies en aanbevelingen.
8
18
Omdat er een keer met zowel vader als moeder van een gezin is gesproken, gaat het in totaal om 41 kinderen.
2
Ouderbetrokkenheid Dit hoofdstuk gaat op basis van literatuur kort in op het onderwerp ‘ouderbetrokkenheid’. Hieronder verstaan we de belangrijke bijdrage die ouders via hun betrokkenheid bij en participatie aan het onderwijs leveren aan de onderwijskansen van hun kinderen. In navolging van Smit, et al. (2005) is ouderbetrokkenheid te omschrijven als: De betrokkenheid van ouders bij de opvoeding en het onderwijs van hun eigen kind, thuis en op school.9 Een aanpalend begrip is ‘ouderparticipatie’. Hierbij gaat het om actieve deelname van ouders aan activiteiten op school. Een veelgemaakt onderscheid is dat tussen niet-geïnstitutionaliseerde vormen van ouderparticipatie (bijvoorbeeld het leveren van hand-en-spandiensten) en geïnstitutionaliseerde vormen van ouderparticipatie (bijvoorbeeld zitting hebben in de ouderraad, medezeggenschapsraad of het schoolbestuur) (Smit et al. ibid.). In dit onderzoek gaat het in eerste instantie om ouderbetrokkenheid, vanuit de visie dat betrokkenheid van ouders bij de school van groot belang is voor de onderwijskansen en maatschappelijke kansen van de leerlingen. Deze visie wordt ondersteund vanuit de literatuur (zie bijvoorbeeld Van de Sande 2010).10 Ook ouderparticipatie kan wellicht bijdragen aan het vergroten van de kansen voor leerlingen, maar hiervoor is geen direct bewijs.11 Die relatie is bovendien meer indirect en ouderparticipatie is vooral ook een belang van de school. Heerkens (1996) duidt het verschil tussen ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie als volgt: ouderparticipatie staat voor ‘ouders nemen deel aan de besluitvorming ten aanzien van het onderwijsproces’. Een risico bij het focussen op ouderparticipatie is dat het perspectief van de school te veel centraal staat. Echter, het actief deelnemen aan het instituut onderwijs 9
Smit, F., Driessen, G., Sluiter, R., & Brus, M. (2005). Ouders, scholen en diversiteit. Ouderbetrokkenheid en -participatie op scholen met veel en weinig achterstandsleerlingen. Nijmegen: ITS Radboud Universiteit. 10 Sande, M. van de (2010). De leerkracht als opvoeder tot ouderbetrokkenheid In: Hogenes, M., Booys, C. de, Gravestijn, C. & Diekstra, R. (ed.) (2010). De leerkracht als opvoeder. Den Haag: Sdu Uitgevers. 11 Zie bijvoorbeeld: Boekhof, K. (2006). Ouderbetrokkenheid: waarom eigenlijk? In: Didactief. Nr. 7, september 2006, p. 8-9.
19
vraagt bepaalde vaardigheden en kennis van ouders, waardoor men het risico loopt steeds dezelfde, mondige, middenklasse ouders te bereiken. Ouderbetrokkenheid stelt niet het deelnemen van de ouders centraal, maar de betrokkenheid van ouders bij het onderwijs. Het gaat erom interesse op te roepen voor het ontwikkelings- en opvoedproces van hun kinderen. Ook biedt deze benadering meer mogelijkheden om het belang van activiteiten in de huiselijke en buitenschoolse sfeer te benadrukken. De relatie tussen ouders en school staat al enige tijd op de agenda van scholen, onderzoekers en beleidsmakers. Centrale vraag bij de discussies rondom ouderbetrokkenheid is vaak bij wie de verantwoordelijkheid ligt, of er ook een gedeelde verantwoordelijkheid is waar het gaat om een gezonde ontwikkeling van het kind.12 De laatste jaren heeft er in het onderwijsbeleid een sterke nadruk gelegen op de versteviging van de rechten van ouders en leerlingen.13 Een beperking hiervan is dat er een beeld kan ontstaan van leerlingen en ouders als consumenten. Volgens Zoontjens14 is het dan ook beter om te spreken in termen van deelnemers in de samenleving van het onderwijs: ouders en leerlingen hebben niet alleen rechten, maar ook plichten. Ouders moeten bereikbaar zijn voor de school, moeten weten hoe het gaat met de leerprestaties van hun kind en hun verantwoordelijkheid nemen wanneer het nodig is. Recent heeft de Onderwijsraad een advies uitgebracht aan de Tweede Kamer over ouderbetrokkenheid in het onderwijs.15 De raad onderscheidt drie typen van relaties tussen ouders en school. De eerste is een individuele, juridische relatie die de vastgestelde rechten en plichten omvat. Het tweede type relatie is die van ouders als samenwerkingspartners als het gaat om de opvoeding en het leerproces van hun kind. De Onderwijsraad kenschetst de
12 Smit, F. (2009). Ouders en school. Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in de praktijk. Den Haag: Sdu Uitgevers. 13 In Amsterdam bestaat bijvoorbeeld OCO, de Onderwijs Consumenten Organisatie. OCO zorgt voor informatie voor ouders en leerlingen. Daarmee kunnen zij hun rechten in het onderwijs krijgen. Of zij kunnen een goede keuze voor een school maken. OCO ondersteunt ouders en leerlingen bij alles wat zij als consument kunnen en willen ondernemen (http://www.onderwijsconsument.nl/ouders/). 14 Zoontjens, P. (2009). Van rechten naar plichten. Ouders, leerlingen en de school. In: Smit, F. (2009). Ouders en school. Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in de praktijk. Den Haag: Sdu Uitgevers. p. 10-13. 15 Onderwijsraad (2010). Ouders als partners. Versterking van relaties met en tussen ouders op school. Den Haag: Onderwijsraad.
20
derde relatie als ‘ouders zijn onderdeel van een (informele) oudergemeenschap’. Bij dit type relatie gaat het niet zozeer meer om de belangen en noden van de eigen kinderen, maar om die van de oudergroep van een klas, of de school als geheel. Als de oudergroep goed functioneert, komt dat ook ten goede aan de klas en de school. De hoofdlijn van het advies van de Onderwijsraad is dat er in het beleid minder nadruk moet zijn op de (eerste) juridische relatie, maar meer op de tweede (partnerschap) en derde (lid van oudergemeenschap). In dit hoofdstuk komen de volgende zaken aan bod. Eerst gaan we in op ouderbetrokkenheid van migrantenouders. Daarna geven we in vogelvlucht de resultaten weer van de stand van zaken van ouderbetrokkenheid in het (voortgezet) onderwijs en noemen we succesvolle initiatieven of interventies gericht op het bevorderen van ouderbetrokkenheid. Tot slot werken we het begrip ‘pedagogisch partnerschap’ verder uit. In dit partnerschap zijn naast de ouders en de school ook aanpalende (preventieve) voorzieningen voor bijvoorbeeld opvoedsteun belangrijk.
2.1 Migrantenouders en ouderbetrokkenheid Een groot deel van de ouders is betrokken bij de school van hun kind(eren), op verschillende manieren. Zij gaan naar ouderavonden, nemen contact op met de mentor of docent wanneer zij vragen hebben, weten hoe het schoolsysteem werkt en hoe zij hun kind kunnen ondersteunen. Doorgaans hebben migrantenouders hier meer moeite mee. Een beperkte beheersing van de Nederlandse taal speelt hierin een rol: voor ouders is de stap om contact op te nemen groot omdat zij minder makkelijk met een docent kunnen communiceren. Daarnaast kan het verschil in school- en thuiscultuur een oorzaak zijn.16 Zo hebben ouders in hun land van herkomst weinig of geen schoolopleiding gevolgd, te maken gehad met een ander onderwijssysteem en andere opvoedingswaarden en taken op dit gebied. Ouders zien het niet altijd als hun taak of verantwoordelijkheid om betrokken te zijn bij
16 Bakker, J. en Denessen, E. Ouders objectiever en rechtvaardiger benaderen. Houding leraren van groot belang. In: Smit, F. (2009). Ouders en school. Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in de praktijk. Den Haag: Sdu Uitgevers. pp. 36-40.
21
de school van hun kinderen17, kunnen de opvatting hebben dat de leraar (en daarmee ook de school) de expert is waar zij zich beter niet mee kunnen bemoeien.18 Hoewel migrantenouders minder betrokken lijken te zijn bij de onderwijsontwikkeling van hun kind, vinden zij goede schoolprestaties erg belangrijk. Zij zien een goed diploma als sleutel naar een succesvolle toekomst en proberen hun kind te stimuleren om voor het hoogst haalbare te gaan.19 Veel ouders maken zich zorgen over hun tiener, zijn bang dat hun zoon of dochter op ‘het slechte pad’ terechtkomt. Ze weten niet altijd hoe zij om moeten gaan met pubergedrag en hebben behoefte aan informatie en ondersteuning op dit gebied. Maar weinig migrantenouders weten de weg te vinden naar preventieve opvoedingsondersteuning.20 Om deze reden zijn de vragen hoe ouderbetrokkenheid te vergroten is en op welke manier het voortgezet onderwijs kan fungeren als schakel naar preventieve ondersteuning, zeer relevant.
2.2 Onderzoek naar ouderbetrokkenheid en succesvolle initiatieven Er is inmiddels veel onderzoek verricht naar ouderbetrokkenheid. Aanvankelijk lag de focus vooral op het primair onderwijs en waar het om migrantengezinnen gaat met een sterke nadruk op de vraag hoe achterstanden in het
17 Herwijer, L. & Vogels, R. (2004). Ouders over opvoeding en onderwijs. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. 18 López, G.R. (2001). The value of hard work: Lessons on parent involvement from an (im)migrant Household. In : Harvard Educational Review 71 (2001), pp. 416437; Yerden, I. (2010). Schaamte en strategisch handelen. Opvoeding in Marokkaanse en Turkse gezinnen. Amsterdam: Van Gennep; Distelbrink, M. & Pels, T. (2000). Opvoeding en integratie in het onderwijs. In: Pels, T. (ed.). Opvoeding en integratie. Een vergelijkende studie van recente onderzoeken naar gezinsopvoeding en pedagogische afstemming tussen gezin en school. Assen: Van Gorcum. pp. 114-139. 19 Naber, P., Bijvoets, M., Heerebeek, M. van. (2009). Opvoeding van migrantenjeugd in Amsterdam. Gesprekken met tieners en ouders in Slotervaart, Zuidoost en Noord. Deelproject van de kenniswerkplaats Amsterdam Inclusief 10+ in het kader van Diversiteit in het Jeugdbeleid. Den Haag: Hogeschool Inholland. 20 Zie bv. Pels, T., Distelbrink, M. & Postma, L. (2009). Opvoeding in de migratiecontext. Review van recent onderzoek naar de opvoeding in gezinnen van nieuwe Nederlanders, in opdracht van NWO. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut.
22
onderwijs in te lopen zijn door het vergroten van ouderbetrokkenheid.21 De laatste jaren is de eenzijdige focus op het primair onderwijs veranderd: de rol van ouders in het voortgezet onderwijs en het (voorbereidend en middelbaar) beroepsonderwijs wordt vaker benoemd, als belangrijk onderkend, maar in het huidige functioneren ook geproblematiseerd. Er zijn recent diverse (hand)boeken en bundels verschenen waarin de auteurs ingaan op de invulling van de relatie tussen ouders en school. Twee recente voorbeelden zijn De leerkracht als opvoeder, een bundel die verschillende aspecten van de pedagogische taak van de leerkracht belicht 22 en Ouders en school. Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in de praktijk. In dit laatste boek staat de modernisering van de relatie tussen ouders en school centraal en worden veel praktijkvoorbeelden gegeven hoe die eruit kan zien.23 Ook van recent onderzoek naar de stand van zaken rondom ouderbetrokkenheid op scholen is verslag gedaan. Hieronder verwijzen we illustratief naar een aantal voorbeelden van recente (overzichts)studies:
21 Distelbrink, M. & Pels, T. (2000). Opvoeding en integratie in het onderwijs. In: Pels, T. (ed.). Opvoeding en integratie. Een vergelijkende studie van recente onderzoeken naar gezinsopvoeding en pedagogische afstemming tussen gezin en school. Assen: Van Gorcum. pp. 114-139. 22 Hogenes, M., Booys, C. de, Gravenstein, C. & Diekstra, R. (red.). (2010). De leerkracht als opvoeder. Den Haag: Sdu Uitgevers. 23 Smit, F. (red.). (2009). Ouders en school. Ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie in de praktijk. Den Haag: Sdu Uitgevers.
23
Monitor Ouderbetrokkenheid Hoe staat het met ouderbetrokkenheid in Nederland? In 2009 publiceerden Ecorys en Sardes in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Monitor Ouderbetrokkenheid.24 De monitor beantwoordt de vraag hoe het is gesteld met de betrokkenheid van ouders op scholen in het primair en voortgezet onderwijs. De monitor laat zien dat er van partnerschap nog geen sprake is. De rechten en plichten van ouders zijn meestal goed vastgelegd en worden ook aan de ouders gecommuniceerd. Vooral in het primair onderwijs worden ouders ook ingeschakeld voor hand-en-spandiensten. De monitor laat ook zien dat scholen veelal van mening zijn dat de rol van ouders voornamelijk zit in het ondersteunen van het eigen kind, terwijl de ouders vinden dat de school zich meer zou moeten inspannen om de betrokkenheid van ouders op school te vergroten. De ouders tekenen hier overigens zelf bij aan dat de verantwoordelijkheid hiervoor niet alleen bij de school ligt: er zijn ook ouders die zelf weinig betrokkenheid tonen. Samenwerking tussen ouders en school op het gebied van opvoeding Om opvoeden meer en makkelijker bespreekbaar te maken, heeft het ministerie voor Jeugd en Gezin de site www.opvoeddebat.nl in het leven geroepen. Doel van de site is om opvoeders met elkaar in contact te brengen en opvoeden bespreekbaar te maken. Onlangs is er voor het landelijke Opvoeddebat een onderzoek uitgevoerd naar de rol van de school (zowel basisschool als voortgezet onderwijs) bij de opvoeding.25 Zowel leerkrachten als ouders zijn geënquêteerd. Opvallend is dat een meerderheid van de leerkrachten graag wil zien dat school en ouders meer met elkaar optrekken. Ouders zijn hierin echter wat terughoudender, maar bijna de helft van de ouders is een voorstander van meer samenwerking tussen ouders en school bij de opvoeding. Daarnaast is de overgrote meerderheid van de leerkrachten en een meerderheid van de ouders van mening dat ouderbetrokkenheid een grote waarde heeft voor de ontwikkeling van het kind. Wel geeft 22% van de leerkrachten van het voortgezet onderwijs aan dat zij zich minder met opvoedzaken bezig willen houden. Dit ligt in de algemene lijn dat leerkrachten aangeven 24 Kans, K., Lubberman, J. & Vegt, A. van der (2009). Monitor ouderbetrokkenheid in het funderend onderwijs. Rotterdam: Ecorys. 25 Marketresponse (2010). De rol van de school bij de opvoeding. Onderzoek ten behoeve van het Opvoeddebat. Opgehaald op 10 september 2010 van http:// www.opvoeddebat.nl/nl/Home/Actueel/Nieuwsberichten/2010/Ouders_en_ leerkrachten_zien_de_ouderavond_als_een_verplichting.html .
24
minder tijd aan opvoeding te willen besteden en meer aan lesgeven. Een belangrijk aandachtspunt is dan ook hoe vorm te geven aan samenwerking tussen ouders, school en organisaties die preventieve ondersteuning aanbieden. Naast onderzoek naar ouderbetrokkenheid zijn er de laatste jaren ook landelijke en lokale initiatieven van de grond gekomen waarin expertise rondom het vergroten van ouderbetrokkenheid (voor specifieke groepen) is verzameld en gebundeld. Er zijn ook diverse (onafhankelijke, commerciële) organisaties met een aanbod voor scholen of (groepen) ouders rondom ouderbetrokkenheid. We noemen enkele voorbeelden.
Ouderbetrokkenheid.nl Deze website en organisatie is een voortzetting van de organisatie Capabel, die zich in het verleden in Amsterdam heeft beziggehouden met allerlei programma’s en projecten rondom school en opvoeding. Op www.ouderbetrokkenheid.nl zijn allerlei methodieken, tips en werkwijzen beschreven, zoals ’tien tips voor het versterken van de ouderbetrokkenheid’. Ouderbetrokkenheid biedt ook diensten en producten aan die op maat in scholen in te zetten zijn. Platform Allochtone Ouders en Onderwijs In 2006 werd het Platform Allochtone Ouders en Onderwijs (PAOO) opgericht om de betrokkenheid van allochtone ouders bij de opleiding van hun kinderen te vergroten. Naast dit landelijke, bij FORUM, Instituut voor Multiculturele Vraagstukken, ondergebrachte initiatief, ontstonden plaatselijke platforms in ongeveer twintig gemeenten. Deze platforms ontwikkelen activiteiten en interventies, bijvoorbeeld het inrichten van een ouderkamer op school, of het organiseren van themabijeenkomsten over opvoeding. In het landelijke, overkoepelende platform zitten vertegenwoordigers van vier Nederlandse ouderorganisaties, de Vereniging van Islamitische Schoolbesturen en het Landelijk Overleg Minderheden. Op landelijk niveau werd de Meetlat ouderbetrokkenheid ontwikkeld, bestaande uit vragenlijsten voor ouders en school. De Meetlat geeft niet alleen inzicht in de moeite die de school doet om ouders erbij te betrekken, maar vooral ook in hoeverre ouders daar echt iets van merken en dat waarderen. Ook is er een database ‘ allochtone
25
ouders en onderwijs’ met informatie over reeds bestaande cursussen, voorlichtingsmaterialen, handleidingen, et cetera.26 Educatief partnerschap Educatief partnerschap is uitgewerkt in een model27 waarmee de school samen met de ouders de onderlinge relaties kan vormgeven en versterken. Het model gaat ervan uit dat professionals en ouders gelijkwaardige partners zijn met een gemeenschappelijk belang, namelijk het creëren van optimale voorwaarden voor de ontwikkeling en het leren van kinderen, thuis en op school. Het model omvat een voortraject, een hoofdtraject en een natraject waarin activiteiten zijn uitgewerkt voor ouders en school om tot en goed educatief partnerschap te komen. Meer Kansen Met Ouders Het programma Meer Kansen Met Ouders (MKMO) richt zich op het duurzaam vergroten en versterken van de betrokkenheid tussen ouders en scholen.28 Het Kenniscentrum Jeugd en Opvoeding (J&O) van de Haagse Hogeschool heeft de methodiek ontwikkeld in opdracht van de gemeente Den Haag. Er wordt gewerkt op drie niveaus, te weten de organisatie van de school, de cultuur van de school en de houding en vaardigheden van individuele leden van het schoolteam. Op scholen in Den Haag en omstreken wordt het programma succesvol uitgevoerd: de ouderbetrokkenheid op scholen voor basis- en voortgezet onderwijs neemt toe.
2.3 Pedagogisch partnerschap Ouderbetrokkenheid heeft primair betrekking op de relatie tussen ouders en school. Deze relatie wordt meestal beschreven in termen van partnerschap of samenwerking, behalve als de nadruk ligt op rechten en plichten van beide ‘partijen’.
26 http://www.forum.nl/paoo/Wat_is_PAOO, gevonden op 28 oktober 2010. 27 Amse, M., Wassink, A., & Wit, C. de (2008). Educatief partnerschap tussen ouders en school. Visie en praktijk in het voortge-zet onderwijs. ’s-Hertogenbosch: KPC groep. 28 Sande, M. van de & Hipke, R. (2007). Draaiboek Meer kansen met ouders. Den Haag: Kenniscentrum Jeugd en Opvoeding Haagse Hogeschool.
26
In het hoofdstuk is aan de orde gekomen dat partnerschap tussen school en ouders met een migrantenherkomst doorgaans nadrukkelijk wordt gezien in het licht van het verminderen van de achterstand en het vergroten van de kansen voor migrantenleerlingen. Specifieke kenmerken en obstakels van (delen van) migrantengroepen zijn bijvoorbeeld gebrekkige taalbeheersing, het ontbreken van kennis over het Nederlandse schoolsysteem, gebrekkige onderwijsvoorbereiding en –ondersteuning van kinderen en opvoeddoelen die minder goed aansluiten op het Nederlandse onderwijs(systeem). Deze zijn aanleiding geweest voor het ontwikkelen van activiteiten en interventies gericht op het vergroten van ouderbetrokkenheid van migrantenouders. Daarbij blijkt vaak dat de belemmeringen de relatie tussen ouders en school overstijgen. Zo kan de school de taalproblemen van ouders niet oplossen. Hetzelfde geldt voor het ontbreken van kennis over de werking van Nederlandse systemen en organisaties, zoals het onderwijs en de zorg. Toch zien veel scholen – vooral die met een (grote) migrantenpopulatie – wel degelijk een rol voor zichzelf weggelegd om bij te dragen aan het wegnemen van deze belemmeringen, zodat de ouderbetrokkenheid kan toenemen. Scholen hebben hierbij echter wel partners nodig. Zoals in hoofdstuk 1 van dit rapport is geschetst, zijn instellingen en professionals op het gebied van (preventieve) opvoedsteun en jeugd(gezondheids)zorg vanuit hun eigen kerntaken en doelstellingen bij uitstek aangewezen om partner van school en ouders te zijn. Dit draagt ertoe bij de ontwikkelingskansen van deze jongeren te waarborgen of te vergroten. Deze taken zijn in Amsterdam belegd bij het OKC. Na de beschrijving van de ervaringen en verwachtingen van ouders ten aanzien van de rol van de school in de ontwikkeling van hun kinderen, zullen we in het slothoofdstuk terugkomen op het bredere perspectief op ouderbetrokkenheid en het belang om andere ‘stakeholders’ hierbij te betrekken.
27
28
3
Waarom deze schoolkeuze? In dit hoofdstuk staan de schoolkeuze en de indruk die ouders hebben van het Comenius Lyceum centraal. Allereerst laten we zien wat ouders van de school vinden, vervolgens besteden we aandacht aan de schoolkeuze. Waarom hebben ouder (en kind) voor het Comenius Lyceum gekozen en hoe is de overgang verlopen? Daarna komt aan de orde in hoeverre ouders op de hoogte zijn van de schoolprestaties en het schoolsysteem, hoe de informatievoorziening vanuit school verloopt en hoe tevreden ouders daarover zijn. Hiermee schetst het hoofdstuk een beeld van de wijze waarop ouders denken over schoolzaken, wat zij vinden van het Comenius Lyceum en of ze tevreden zijn met de informatie van de school.
3.1 Indruk van Comenius Lyceum Allereerst is gevraagd wat ouders van het Comenius Lyceum vinden. Bijna alle ouders (39) geven aan tevreden te zijn met de school. Veel ouders zijn vooral te spreken over de kleinschaligheid. Ze vinden het prettig dat er - in vergelijking met andere scholen - niet veel leerlingen op de school zitten,‘het is klein en vertrouwd’. Hierdoor is het er minder druk en is er volgens veel ouders ook een betere sfeer. De kleinschaligheid geeft ouders een gevoel van veiligheid. Daarnaast zijn ouders voorstander van een kleine school vanwege de persoonlijke aandacht en begeleiding: de mentor en docenten kennen de kinderen, weten de ouders ook te vinden wanneer er iets is.
Omdat het een kleine school is, kun je je heel goed concentreren op de kinderen, goed opletten op de kinderen. Ze geven ook meer aandacht aan de leerlingen. (Egyptische moeder van een jongen in het eerste jaar). Een aantal ouders benoemt de nadelen van grotere scholen: daar zitten zoveel leerlingen op school en ook van alle verschillende opleidingsniveaus, waardoor er vaak ruzie is.
Er zijn niet veel kinderen, geen drukte daardoor. (Pakistaanse moeder van een meisje in het tweede jaar).
29
Ik heb die school ook gekozen, niet alleen omdat mijn zoon goed leert, maar ook voor zijn gedrag. Ik wil niet dat hij met verkeerde kinderen omgaat en gaat roken ofzo… op een grote school is die kans denk ik groter dan op een kleine school. (Egyptische moeder van een jongen in het eerste jaar). Drie ouders die blij zijn met de kleinschaligheid van de school, geven aan dat het de laatste jaren wel steeds drukker wordt, dat er steeds meer leerlingen komen. Zij vinden dit jammer, omdat door de drukte er ook meer ruzie is en sommige leerlingen een slechte invloed hebben op hun kinderen. Zo twijfelt een moeder die al twee kinderen op het Comenius Lyceum heeft of zij haar derde kind ook hier wil laten starten komend jaar, vanwege de uitbreiding en drukte. Een andere reden waarom ouders tevreden zijn over het Comenius Lyceum is de goede aanspreekbaarheid van de rector, afdelingsleider, mentor en docenten. Een kwart (11) geeft aan dat de school goed bereikbaar is wanneer er iets is en ze worden ook door school goed ingelicht. Sommige ouders vinden vooral de eerste kennismaking met de afdelingsleider erg plezierig, waardoor ze ook vertrouwen hebben in de school en een goed gevoel hebben.
Als je problemen hebt of ergens mee zit dan gaan ze je meteen helpen. Dat gaat heel goed. Ik vind het Comenius helemaal fantastisch. (Turkse moeder van een meisje in het eerste jaar). Vier ouders vinden het fijn dat er veel ‘discipline’ is op school: er gelden duidelijke regels en wanneer leerlingen zich hier niet aan houden neemt de school maatregelen. Een moeder geeft als voorbeeld dat zij direct werd gebeld toen haar zoon niet kwam opdagen. Een moeder vindt het prettig dat de school rekening houdt met de culturele achtergrond van de leerlingen. Zo werd er tijdens het kamp alleen vegetarisch gegeten en is er ook de mogelijkheid om te bidden op school. Het overgrote deel van de ouders is tevreden met de school. Een kleine minderheid is minder tevreden met het Comenius. Ze vinden dat de communicatie met de ouders soms vaag is en soms te weinig of te laat gebeurt.
Kijk, als de maat echt vol is, echt vol, dan pas wordt contact met ons opgenomen. Dan heb ik zoiets van ja, als jullie het idee hebben van het begint al met zoiets, waarom neem je dan niet gelijk contact met mij op? (Turkse vader van een jongen in het tweede jaar).
30
3.2 Schoolkeuze Waarom hebben ouders (en kind) gekozen voor het Comenius Lyceum en hoe is deze keuze gemaakt? Welke factoren spelen een rol bij de schoolkeuze? Ruim de helft van de ouders (23) heeft voor het Comenius gekozen omdat het een kleine school is. Zoals eerder aangegeven hebben ouders een prettig gevoel bij een kleinere school, er is persoonlijke aandacht, het is overzichtelijk en geen ‘leerfabriek’. Ouders hebben een gevoel van veiligheid en geborgenheid bij de school. Zo geeft een moeder aan dat ze een paar keer langs de school zijn gereden om te kijken of er geen groepjes in de hoek staan. Bij het Comenius zie je alleen kinderen buiten staan als de bel gaat. Daarom wilde ze graag dat haar dochter daar naartoe zou gaan. Naast de kleinschaligheid van de school, vinden ouders (tien) ook de afstand van huis tot school belangrijk. Het is prettig wanneer hun kind lopend of fietsend naar school kan gaan, en dat ze ook snel thuis kunnen zijn wanneer er iets is. Het Comenius Lyceum is een havo/vwo-school. Negen ouders geven aan dat het feit dat er alleen havo en vwo wordt gegeven een rol heeft gespeeld in de schoolkeuze. Ouders willen graag dat het goed gaat met hun kind en dat er goede resultaten worden gehaald. Ze menen dat de kans dat andere leerlingen hun kind op een negatieve manier beïnvloeden kleiner is op een havo/vwo-school. Achterliggende reden is de angst van ouders dat hun kind met verkeerde vrienden omgaat en daardoor slechtere schoolprestaties levert.
Ja, ook begint het vanaf het goede niveau, havo. Ik had liever dat mijn dochter met kinderen van een wat hoger niveau omgaat dan wat lager. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Vaak zitten er ook al oudere broers of zussen op het Comenius Lyceum. Enkele ouders geven expliciet aan dat een oudere broer of zus ook op het Comenius zit en zij al goede ervaringen hebben met de school. Dat is de reden waarom ze voor hun jongere kind ook voor deze school hebben gekozen. Voor hen is het bijna vanzelfsprekend dat hun jongere zoon of dochter naar dezelfde school gaat. Sommige ouders zijn in de schoolkeuze vooral door mensen uit hun sociale omgeving beïnvloed en geadviseerd. Vrienden, buren en kennissen zijn ook bepalend bij de schoolkeuze voor hun kind geweest. Zij adviseren, of hebben zelf kinderen die er al op zitten en waar het goed mee gaat.
31
Enkele ouders noemen dit advies van anderen als de voornaamste reden waarom zij voor het Comenius hebben gekozen. Drie ouders hebben het advies van de basisschool opgevolgd. De leerkracht adviseerde het Comenius, gaf aan dat het een goede school is. Op basis daarvan hebben ze hun kind ingeschreven: ‘eigenlijk heeft de basisschool ons advies gegeven om daar naartoe te gaan.’ Het Comenius Lyceum is een thuiswerkvrije school, wat inhoudt dat leerlingen elke dag op school huiswerk maken onder begeleiding van een docent of student. Op de meeste dagen hoeven leerlingen daardoor thuis geen huiswerk meer te maken. Drie ouders benoemen de huiswerkbegeleiding als belangrijke factor bij de schoolkeuze.
Maar wat voor mij een antwoord ‘Comenius’ is, is omdat ze aandacht geven aan huiswerkbegeleiding. Dat vond ik wel belangrijk, vooral in het begin. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Eén moeder heeft bewust voor deze school gekozen, omdat het een gemengde school is. Haar dochter heeft een Surinaamse achtergrond en het leek haar goed voor haar ontwikkeling wanneer zij in aanraking kwam met kinderen van andere culturen. Vier leerlingen die dit jaar op het Comenius Lyceum zijn begonnen, zijn doorgestroomd vanuit andere scholen. Twee leerlingen zijn doorgestroomd vanuit een havo-kansklas29, twee leerlingen zijn blijven zitten op een andere school en mogen het dit jaar op het Comenius Lyceum proberen. Van twee derde (28) is bekend wie uiteindelijk de schoolkeuze heeft gemaakt. In de meeste gevallen (12) hebben ouders met hun kind over scholen en mogelijkheden gesproken en zijn ze gezamenlijk tot de keuze van het Comenius gekomen. Ouders hebben met hun kinderen open dagen bezocht, zijn naar voorlichtingsdagen geweest (16) en geven aan dat zowel ouder als kind uiteindelijk het meeste positief waren over het Comenius. Meerdere ouders (negen) geven aan dat het vooral de keuze van hun kind zelf is. Hun kind heeft open dagen bezocht, heeft vrienden en vriendinnen die ook op de school zitten en geeft aan graag naar die school te gaan. In een paar gevallen (zeven) lijken het vooral de ouders te zijn die de keuze hebben gemaakt. Ouders zijn positief over het Comenius Lyceum, willen het
29 Het Comenius Lyceum is onderdeel van de Amarantis Onderwijsgroep. Leerlingen van het Meridiaan College (vmbo-t) kunnen bij goede resultaten doorstromen naar het Comenius Lyceum.
32
beste voor hun kind en hebben hun zoon of dochter daarom daar ingeschreven.
3.3 Hoe gaat het met hun kind op school? Aan ouders is gevraagd hoe het op dit moment gaat met hun kind op school. De helft van de ouders (22) vertelt dat het goed gaat met hun kind. Een kwart meent dat het redelijk gaat en een klein deel vertelt dat het niet goed gaat. Uit de gesprekken valt af te leiden dat ouders veel waarde hechten aan goede cijfers en schoolprestaties. Ze willen dat hun kind het maximale eruit haalt, voor het hoogst haalbare gaat. Soms zijn ouders daardoor teleurgesteld wanneer hun kind minder goede cijfers haalt dan verwacht, een havo-advies krijgt terwijl ouders vwo hadden verwacht, of ‘lui’ is, veel achter de computer zit en daardoor slechte cijfers haalt.
Ik had verwacht dat B. beter zou scoren, hoewel ik hoor dat ze het goed doet. Ik had haar op vwo ingeschat, maar ik heb mij erbij neergelegd. Ik wil haar niet te veel pushen. (Turkse vader van een meisje in het eerste jaar). Enkele ouders geven aan dat de houding en mentaliteit van hun kinderen heel anders is dan in hun tijd. Bij hen kwam school op de eerste plaats, ze wilden alles eruit halen en hard studeren. Hun ouders hoefden hen nooit te motiveren, dat deden ze uit zichzelf. Ze vinden het moeilijk om te zien dat hun kinderen vrienden en vrije tijd belangrijker vinden en het niet erg vinden om naar de havo te gaan terwijl ze ook vwo kunnen doen.
Omdat, ik wil eigenlijk dat mijn kinderen hoog gaan studeren en een goede opleiding krijgen, dat wil ik altijd. Maar hier in Nederland, de kinderen vinden dat niet belangrijk. (Egyptische moeder van een jongen in het eerste jaar). Wel of niet goed gaan op school associëren ouders met goede of slechte cijfers behalen. Bij de vraag hoe het gaat op school verwijzen ze in de eerste plaats naar cijfers en prestaties van hun kind. Veel ouders vertellen dat hun zoon of dochter goede cijfers haalt, sommige vullen daarbij aan dat hun kind ook goed gedrag vertoont en het naar de zin heeft. Ouders vinden goede schoolprestaties erg belangrijk en zijn erg blij dat het allemaal goed gaat.
33
Tot nu toe nooit te laat of eruit gestuurd en geen onvoldoendes. Gelukkig. (Irakese moeder van een meisje in het derde jaar). Ja, hij doet het goed op school. Hij heeft er ook echt zin in. Hij heeft echt zin in toetsen enzo, is erg gemotiveerd. En hij kan ook goed opschieten met andere kinderen. (Marokkaanse moeder van een jongen in het tweede jaar). Twee ouders geven aan dat hun kind goede cijfers haalt, maar erg faalangstig is. Hier is met betrokkenen van school over gesproken, docenten houden er rekening mee en de leerlingen volgen een training tegen faalangst. Ongeveer een kwart van de ouders (twaalf) vindt dat het redelijk gaat op school. Een aantal van hen vertelt dat hun kind een wat moeilijke start heeft gehad op school. De overstap van de basisschool naar het voortgezet onderwijs is wennen, in één keer is er veel huiswerk en zijn de dagen veel langer. Vooral de huiswerkbegeleiding tot laat in de middag maakt het zwaar, omdat kinderen dan ’s avonds ook vaak nog bezig zijn met leren.
Ze hebben huiswerkbegeleiding, maar toch moet ze heel veel thuis doen. Ze komt echt doodmoe thuis en dan moet ze toch nog heel veel doen. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Andere ouders geven aan dat het redelijk gaat, maar dat de cijfers wel iets beter kunnen. Volgens deze ouders moet hun kind meer zijn of haar best doen, zijn die paar onvoldoendes niet nodig. Ze hopen dat hun kind de laatste toetsperiode goede cijfers haalt en volgend jaar meer energie in school stopt. Ook zijn er ouders die niet verwijzen naar de schoolprestaties, maar naar het welzijn van hun kind. Twee kinderen met een Nederlandse en een kind met een Surinaamse achtergrond halen in principe goede cijfers, maar hebben volgens de ouders onvoldoende aansluiting bij de rest van de klas.
En met de jongens van Marokkaanse afkomst met name, en Turkse afkomst botst het. Dan is ze een hoer. Want ze gedraagt zich niet volgens het plaatje van het islamitische kind. (Surinaamse moeder van een meisje in het derde jaar). De meeste kinderen zijn Marokkaans of Turks en ze voelt zich er een beetje buiten, omdat ze de enige autochtoon is in de klas. (Nederlandse moeder van een meisje in het eerste jaar).
34
Volgens de meeste ouders gaat het redelijk tot goed op school. Zeven ouders geven aan dat het met hun kind op dit moment niet goed gaat. Ze behalen slechte resultaten en het is de vraag of ze zonder problemen overgaan naar het volgende jaar, vanwege de gebrekkige prestaties. De ouders van deze kinderen vinden het erg vervelend dat het niet goed gaat op school, vertellen geëmotioneerd over de schoolprestaties van hun kind. Drie van de leerlingen waar het niet goed mee gaat gaan doordeweeks naar een internaat want het gedrag van deze kinderen is slecht en het ging thuis ook niet goed. Ouders geven aan dat hun kind zijn best niet doet, niet gemotiveerd is. Ze weten niet goed wat ze moeten doen.
3.4 Reflectie van ouders: verschillen met de basisschool Vooral bij de 22 ouders waarvan de kinderen dit jaar de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs hebben gemaakt, ligt deze overgang nog fris in het geheugen. Is het voortgezet onderwijs heel anders dan de basisschool? Volgens veel ouders is het een grote stap, is het anders dan op de basisschool en vooral aan het begin toch wel even wennen. Vooral de veranderde - vaak langere - schooltijden vinden ouders een verschil. Hun kinderen maken lange dagen, komen later thuis. In het voortgezet onderwijs wordt meer van hun kinderen gevraagd, ze hebben veel meer huiswerk. Dat maakt het wel zwaar, vooral in het eerste jaar.
Want de kinderen komen dan van de basisschool. Dan krijgen ze nauwelijks huiswerk. En dan gaan ze op de middelbare school, dan krijgen ze veel huiswerk. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Ook moeten kinderen wennen aan het feit dat ze niet meer één juffrouw of meester hebben, maar verschillende docenten.
Hij vindt het een hele grote stap van de basisschool naar de middelbare school. Hij is gewend, hij is altijd lief, altijd aandachtig en aanwezig. Maar nu krijgt hij eigenlijk zes of zeven of acht leerkrachten, daar moet hij even aan wennen. Daar moet de school ook rekening mee houden, grote stap voor hun. (Egyptische moeder van een jongen in het eerste jaar). Daarnaast is de school voor sommige kinderen verder van huis dan de basisschool, zij moeten voor het eerst met het openbaar vervoer.
35
Maar het is wel een grote stap dat ze nu alleen met openbaar vervoer gaat. Het is niet zo ver, twee haltes vanaf hier. (Indonesische moeder van een meisje in het eerste jaar). Met de overgang van de basisschool naar het voortgezet onderwijs is hun kind in een keer erg gegroeid, zelfstandiger geworden, zeggen nogal wat ouders.
Ja, vooral de verantwoordelijkheid. Je ziet haar veel zelfstandiger worden. Je hebt opeens een vriendin naast je in plaats van een kind. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Nou, wat ik een groot verschil vind is dat de kinderen zo zelfstandig worden. Dat vind ik heel goed, dat hoort bij het leven. (Nederlandse moeder van een meisje in het eerste jaar). Soms is dit wennen. Kinderen hebben veel meer verantwoordelijkheid en verwachten ook meer vrijheid. Hun gedrag verandert. Enkele ouders geven aan dat ze niet weten of het door de puberteit komt of door de overgang naar het voortgezet onderwijs dat hun kind zich anders is gaan gedragen. Eén moeder vertelt dat de school voor haar zoon echt een ‘cultuurshock’ was, hij kwam van een school met veel autochtone leerlingen terecht in een klas waar hij vrijwel de enige Nederlandse jongen was. Voor ouders zelf kunnen er ook zaken veranderen wanneer hun kind naar het voortgezet onderwijs gaat. Enkele ouders geven aan dat zij in vergelijking met de basisschool minder contact hebben met andere ouders. Voorheen kwam je ouders nog op het schoolplein tegen, dat is nu niet meer zo. In paragraaf 5.2 komen we hierop terug.
3.5 Inzicht in reilen en zeilen op school We hebben aan ouders gevraagd of ze op de hoogte zijn van schoolzaken en schoolprestaties. Of ze zicht hebben op de vakken die hun kind krijgt, op huiswerk en proefwerken. Ouders reageren heel verschillend op deze vraag. Een kwart van de ouders meent een goed inzicht in schoolzaken te hebben, omdat zij met hun kind veel praten over school. Ze vragen vaak hoe het gaat, of hun zoon of dochter huiswerk heeft, hoe proefwerken zijn
36
gegaan. Hun kind speelt een centrale rol in het op de hoogte zijn van schoolzaken.
Als de kinderen thuis niet veel over school praten, is het moeilijk voor de ouders. Maar C. vertelt heel veel. (Turkse moeder van een meisje in het tweede jaar). Ik weet alles wat er op school gebeurt. We krijgen nieuwsbrieven en mijn dochters vertellen alles. (Pakistaanse moeder van een meisje in het tweede jaar). Een deel van de ouders (acht) - waaronder ook ouders die in eerste instantie aangeven op de hoogte te zijn door te praten met hun kind - wil graag weten hoe het zit en zij gaan daarom naar de informatieavonden en lezen de nieuwsbrieven. Daarnaast noemen zij ook Magister30 als belangrijke informatiebron.
Het is voor mij belangrijk om goed te weten wat er op school allemaal gebeurt. Dan kan ik ook oplossingen zoeken wanneer er iets aan de hand is of als wij, mijn man en ik, iets niet weten of vragen willen stellen. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). De meeste ouders vatten de vraag of ze inzicht hebben in schoolzaken op als de vraag of ze inzicht hebben in de schoolprestaties van hun kind. Enkele ouders verstaan hieronder zicht hebben op het schoolsysteem. Zo geeft een vader aan goed op de hoogte te zijn van de cijfers van zijn zoon, maar met de inhoud van de vakken en het systeem zelf is hij niet helemaal bekend. Een moeder die zelf onderwijs in Nederland heeft gevolgd vindt het daardoor makkelijk om te begrijpen hoe het onderwijs werkt.
Ik heb zelf in Nederland onderwijs gehad dus ik weet wel ongeveer hoe het is. (Turkse moeder van een meisje in het derde jaar). Een andere vader heeft in Turkije onderwijs gevolgd. Hij is van mening dat wanneer mensen ervoor kiezen om kinderen te krijgen, zij ook goed voor 30 Magister is een softwarepakket voor onderwijsinstellingen, waarin allerlei schoolzaken kunnen worden bijgehouden, zoals behaalde resultaten, leerlingenadministratie en het maken van facturen en brieven voor ouders. Zowel ouders als leerlingen ontvangen een (aparte) toegangscode, waardoor zij leerprestaties, absentie et cetera kunnen volgen.
37
hun kind moeten zorgen en geïnteresseerd moeten zijn. Hij ziet het als zijn plicht om op de hoogte te zijn van schoolprestaties en andere zaken, praat ook veel met zijn dochter hierover. Daarnaast heeft hij zich verdiept in het Nederlandse onderwijssysteem zodat hij weet hoe het zit.
Maar ik heb zelf geleerd over het Nederlandse systeem van de middelbare school, dus ik weet hoe het allemaal werkt. (Turkse vader van een meisje in het tweede jaar). Enkele moeders vinden het soms moeilijk om precies te weten hoe alles werkt, omdat ze zelf geen onderwijs hebben gevolgd in Nederland. Ze zijn niet bekend met het Nederlandse onderwijssysteem, hebben zelf andere vakken gevolgd dan hun kinderen krijgen, of op een andere manier les gehad.
Waar ik op school heb gezeten, was het heel anders dan hier. Ik vraag eerlijk gezegd niet verder, als het goed gaat. De kinderen worden goed opgevangen dus dan vraag ik niet verder. (Algerijnse moeder van een jongen in het eerste jaar). Een moeder vertelt dat ze, omdat ze ander onderwijs heeft gehad haar zoon, hem niet kan helpen bij zijn huiswerk. Hooguit bij Frans, dat heeft ze zelf op school geleerd. Maar wiskunde, biologie, dat is lastiger. De onbekendheid met het schoolsysteem leidt bij deze moeders tot onzekerheid, waar ze verschillend mee omgaan. De ene moeder heeft de indruk dat de school het goed regelt, dus zolang het goed gaat houdt zij zich ook niet teveel bezig met alles. Een andere geeft aan dat ze vooral haar oudere dochters raadpleegt om haar zoon te begeleiden. Zij bespreekt met haar zoon of hij het naar zijn zin heeft, haar dochters houden zich bezig met de cijfers die hij nodig heeft om over te gaan en de momenten waarop hij proefwerken heeft.
Mijn moeder vertrouwt ook op ons (oudere zus). Dat zijn dingen die mijn zus en ik in de gaten houden. Wij kijken naar de regels en de overgang bijvoorbeeld. Hoeveel punten hij voor vwo moet halen, of hij zijn huiswerk wel maakt. (Algerijnse oudere zus van een jongen in het eerste jaar). Enkele ouders geven hun mening over de huiswerkbegeleiding. Twee zijn tevreden met het Comenius Lyceum omdat het huiswerkbegeleiding biedt. Zij vinden het fijn dat de school op die manier aandacht besteedt aan de schoolprestaties van hun kinderen. Drie ouders vinden het op zich fijn dat er
38
huiswerkbegeleiding is, maar zijn niet helemaal tevreden over de vorm; een ouder is ontevreden. Deze ouders geven aan dat de begeleiding erg klassikaal is en niet voldoende is wanneer hun kind met een bepaald vak moeite heeft. Zij zien liever wat meer persoonlijke begeleiding en aandacht, maar realiseren zich dat dit lastig is wanneer de begeleiding klassikaal plaatsvindt.
Ze zitten in de klas, er loopt iemand rond en als je je vinger opsteekt komt er iemand langs. Er is niet heel veel begeleiding. Ik zou de voorkeur geven aan bijles, dat je je kan intekenen voor een bepaald vak. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Eén moeder geeft als voorbeeld dat haar dochter havo-advies heeft gekregen. De moeder wil graag dat haar dochter dan ’s avonds ook met school bezig is zodat ze toch naar het vwo kan. De mentor vindt dat haar dochter het met de twee uur huiswerkbegeleiding moet redden en niet ook ’s avonds nog met school bezig moet zijn. Een andere moeder vindt juist dat het door de huiswerkbegeleiding wel erg druk is voor haar kind. Haar dochter komt pas rond 16.30 uur thuis en moet dan ’s avonds ook nog aan de slag, dat is erg pittig. Minder lange schooldagen zou beter zijn volgens haar. Een vader denkt dat de houding van leerlingen door de huiswerkbegeleiding verslechtert, dat zij het gevoel krijgen dat ze thuis niets meer hoeven te doen. Waardoor ze zich niet goed voorbereiden op proefwerken omdat ze thuis niet meer leren.
Nu [sinds er huiswerkbegeleiding is] wordt gezegd dat alles op school wordt gedaan, maar het oefenen van proefwerken wordt daardoor ook uitgesteld tot het laatste moment. Leerlingen hebben het idee dat ze het huiswerk al op school hebben gedaan en thuis niets meer hoeven te doen. (Turkse vader van een meisje in het eerste jaar).
3.6 Gebruik van Magister door ouders Het Comenius Lyceum maakt gebruik van het programma Magister, een digitaal programma met informatie over schoolprestaties van de leerlingen. Ouders en leerlingen ontvangen van de school een digitale inlogcode, waarmee zij op de hoogte kunnen blijven van resultaten, absentie en belangrijke mededelingen.
39
Een groot deel van de ouders (27) maakt gebruik van Magister. Ouders geven aan dat zij het een handig programma vinden om op de hoogte te blijven van behaalde cijfers en ook absentie. Hierdoor weten ze hoe het gaat op school, welke cijfers hun kinderen halen.
Het is wel een hele makkelijke tool om wat meer op de hoogte te zijn van de prestaties van je kinderen. (Nederlandse moeder van een meisje in het eerste jaar). Ik vind het heel belangrijk dat Magister bestaat. Dan weet ik op tijd wanneer het niet goed gaat met mijn dochter op school en dan kan ik er wat aan doen. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Een aantal ouders geeft aan dat ze zo ook kunnen ‘checken’ of het klopt wat hun kind vertelt. Stel dat het volgens hun zoon heel goed gaat op school, dan is het fijn om ook te zien dat dit daadwerkelijk zo is. Deze ouders kijken vaak alleen (zonder hun zoon of dochter en met eigen inlogcode) in Magister.
Ja, ik hou het Magister bij, ik kijk welke cijfers hij heeft gehaald en of het klopt wat hij vertelt. (Turkse moeder van een jongen in het derde jaar). Meestal vertelt hij het wel wanneer hij een slecht cijfer heeft gehaald. Maar hij hoeft het niet te zeggen want ik zie het toch wel op Magister. (Turkse moeder van een jongen in het derde jaar). Een moeder vertelt dat ze vaak kijkt in Magister, om te zien of hij wel aanwezig is op school en wat zijn resultaten zijn. Haar oudere zoon van 18 heeft ook op het Comenius Lyceum gezeten, daar ging het niet goed. Hij vertelde haar dat hij goede cijfers haalde, moeder ‘lette niet goed op’, waardoor ze niet wist dat hij eigenlijk slechte resultaten haalde. Daarom checkt ze nu heel vaak de cijfers van haar jongere zoon op Magister. Van de ouders die gebruikmaken van Magister, kijkt een deel samen met hun kind. Ze vinden het een handig communicatiemiddel om met hun zoon of dochter over schoolzaken te praten en resultaten te bespreken. Soms laten hun kinderen uit zichzelf cijfers zien die erop staan. Een aantal ouders meent dat het beter is om samen te kijken omdat ze hun kind vertrouwen en het niet nodig is om dan ook alleen in te loggen.
40
We bekijken ook het gemiddelde wat ze moet halen. Dat doe ik liever met haar samen, om er samen met haar over te kunnen praten. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). We hebben allebei een eigen wachtwoord, maar we kijken samen. Het is niet nieuw wat erin staat, mijn dochter heeft het al doorgegeven. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Daarnaast zijn er ouders die soms zelf en soms samen met hun kind de cijfers en resultaten bekijken. Een deel van de ouders maakt geen gebruik van het platform, geeft aan dat hun kinderen uit zichzelf naar hen toekomen met toetsresultaten. Hun kind vertelt hoe het gaat en dat is voldoende, dan is het niet nodig om ook nog eens in Magister te kijken.
Ik heb er eigenlijk nog niet op gekeken. Ik vertrouw het wel. Mijn dochter vertelt me alles, ik hoef haar niet te controleren. (Marokkaanse moeder van een meisje in het tweede jaar). Tot slot zijn er enkele (drie) ouders die niet bekend zijn met Magister, en eveneens drie ouders die er wel gebruik van willen maken maar inlogproblemen hebben.
3.7 Tevredenheid van ouders over informatie van school Met de ouders is gesproken over de manier waarop de school ouders informeert, zoals door het versturen van nieuwsbrieven en het organiseren van informatieavonden. Twee derde (27) van de ouders is zeer tevreden met de informatie die zij van school ontvangen. Ze geven aan bijna iedere maand een uitgebreide nieuwsbrief te ontvangen waarin heel veel informatie staat over wat er op dat moment speelt, welke projecten er zijn en andere belangrijke zaken.
Heel uitgebreid, over alles heb je nieuwsbrieven. Dus je weet precies wat er aan hand is op school. Als een docent wordt vervangen of ziek is, of weet ik veel wat. Je wordt van alle dingen op de hoogte gesteld. (Marokkaanse moeder van een meisje in het tweede jaar).
41
Iedere maand krijg je een brief over wat er die maand gaat gebeuren. Die krijg ik thuis, en mijn dochter ook. Dan weet je welke dagen ze vrij zijn of wat ze gaan doen. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Een moeder vertelt dat ze in het begin van het eerste jaar ook een informatieboek kreeg van school en dat ouders een briefje moesten ondertekenen en terugsturen, zodat de school ook op de hoogte was welke ouders de informatie hadden gelezen. Dat vond ze een goed systeem. Naast de nieuwsbrieven zijn ouders ook te spreken over de informatieavonden. Veel ouders proberen daar zo vaak mogelijk naartoe te gaan. Zij worden op die manier goed op de hoogte gehouden.
Ze sturen altijd genoeg informatie. Je hebt ouderavonden en spreekavonden en je krijgt rapporten en brieven. Ja, genoeg informatie hoor. (Marokkaanse moeder van een meisje in het tweede jaar). Een vader die blij is met de informatie die hij van school ontvangt, zou graag wat meer geïnformeerd willen worden over de overgang, eisen en verwachtingen voor het tweede jaar. Zijn dochter zit nu in het eerste jaar en hij wil graag weten hoe het volgend jaar gaat, wat nodig is om vanuit de havo/ vwo-klas door te stromen naar een vwo- klas. Hoewel de meeste ouders tevreden zijn met de informatievoorziening vanuit school, kan een deel van de ouders (negen) de informatie niet goed volgen vanwege een beperkte beheersing van de Nederlandse taal. Goed op de hoogte zijn van wat er speelt is voor deze ouders erg lastig.
Soms is het een beetje moeilijk voor mij. Want ik heb maar twee jaartjes Nederlands geleerd. Dus dan vraag ik mijn zoon of hij de nieuwsbrief wil lezen. (Marokkaanse moeder van een jongen in het derde jaar). Om toch geïnformeerd te blijven schakelen zij soms hun kinderen in. Die vertalen nieuwsbrieven of gaan mee naar ouderavonden om te tolken. Een moeder geeft aan dat haar man beter Nederlands spreekt en hij daarom naar de informatieavonden gaat. Een andere moeder die zeer gebrekkig Nederlands spreekt, geeft aan dat zij schoolzaken aan haar man overlaat, hij neemt contact op wanneer het niet goed gaat.
Mijn man vraagt altijd hoe het gaat aan de mentrix en de andere docenten. Ik wil wel vragen maar ik kan niet goed Nederlands spreken. (Turkse moeder van een jongen in het eerste jaar).
42
Om ouders die moeite hebben met de Nederlandse taal toch te informeren, denken drie ouders dat het zinvol is om informatieavonden en nieuwsbrieven ook in een andere taal aan te bieden. Ouders kunnen anders wel aanwezig zijn bij een informatieavond, maar begrijpen niet altijd wat er wordt gezegd.
Je zit in de aula, je kijkt naar de presentatie. Sommige mensen die achterin zitten, begrijpen niets en durven niets te vragen. Ik breng mijn dochters mee om alles uit te leggen. Maar sommige mensen spreken echt slecht Nederlands. (Algerijnse moeder van een jongen in het eerste jaar).
3.8 Samenvattend Het overgrote deel van de ouders heeft een positieve indruk en beleving van het Comenius Lyceum. Ze waarderen de kleinschaligheid, die in hun beleving gepaard gaat met veiligheid, een persoonlijke benadering, korte lijnen en lage drempels in het aanspreken van mentor, afdelingsleider en docenten. Een aantal ouders noemt de goede sfeer die op school heerst. De kleine minderheid ouders die aangeeft een minder positieve indruk van de school te hebben is niet zo tevreden over de manier waarop hun klacht over een specifiek incident is afgehandeld. De reden waarom de ouders voor het Comenius Lyceum hebben gekozen betreft vooral de kleinschaligheid van de school. Daarnaast is de afstand (dicht bij huis) en het categorale karakter (havo/vwo) van de school belangrijk. Ze hebben de verwachting dat een school met een hoger opleidingsniveau minder ‘problemen’ geeft en dat hun zoon of dochter minder snel in contact komt met ‘verkeerde vrienden’. Ook zijn er ouders die zich bij de schoolkeuze hebben laten leiden door de positieve ervaringen van oudere kinderen op het Comenius Lyceum, of de school is aangeraden door vrienden, familieleden of de basisschool. Een enkeling noemt als argument voor de keuze dat het Comenius Lyceum een ‘huiswerkvrije school’ is. Meestal hebben ouders en kind samen de schoolkeuze gemaakt. Hoe gaat het met hun kind op school? Ongeveer de helft van de ouders vertelt dat het met hun kind goed tot heel goed gaat, wat meestal betrekking heeft op schoolprestaties aan de ene kant en het gedrag en welzijn – ‘lekker in je vel zitten’ – aan de andere kant. Ook de ouders die stellen dat het met hun kind redelijk, niet goed of niet zo goed gaat (elk ongeveer een kwart), maken dit onderscheid. Wanneer het niet goed gaat, betreft dit
43
problemen als slechte schoolprestaties, ongewenst gedrag en onvoldoende aansluiting hebben in de klas. Slechts een enkele ouder wijst op specifieke problemen bij de overgang naar het voortgezet onderwijs, maar de meeste ouders vinden de overgang wel groot. Dit betreft langere schooltijden en (meer) huiswerk, meerdere leerkrachten in plaats van één juf of meester, de langere afstand tot thuis, en de zelfstandigheid die van het kind verwacht wordt. De meeste ouders hebben voldoende inzicht in het reilen en zeilen van de school. Ze zijn voldoende op de hoogte, praten veel met hun kind over school. Ook Magister, ouderavonden en nieuwsbrieven van school verschaffen veel informatie. Een deel van de ouders geeft aan op de hoogte te zijn van schoolsysteem, andere weten of begrijpen er weinig van, omdat ze geen of elders onderwijs hebben gevolgd. Ze weten niet hoe het systeem werkt, welke vakken er gegeven worden, wat van leerlingen en ouders wordt verwacht. Oudere zonen en dochters zijn voor deze ouders een belangrijke informatie- en contactbron met school. Een groot deel van de ouders gebruikt Magister om geïnformeerd te blijven over de schoolloopbaan van hun kinderen. Soms gebruiken zij het systeem ook om hun kind te controleren, om na te gaan of zoon of dochter open en eerlijk is over de eigen leerprestaties en aanwezigheid op school. Een minderheid gebruikt Magister niet, een enkeling kent het systeem niet. Meerdere ouders vinden het niet nodig om Magister te gebruiken omdat hun kind ‘alles’ vertelt. Ook zijn er ouders die inlogproblemen hebben, die wel gebruik willen maken van het systeem, maar dat niet kunnen. Twee derde van de ouders, tot slot, is zonder meer tevreden over de wijze waarop zij geïnformeerd worden over de school en ook over de inhoud van de informatie. Een kleine groep ouders, die minder tevreden is, is dat vooral vanwege onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal.
44
4
Interactie tussen ouders en school In dit hoofdstuk staat de interactie tussen ouders en school centraal. Eerst komt de vraag aan de orde of ouders op school komen en of zij deelnemen aan ouderavonden. Daarna bespreken we meer in detail het contact dat ouders (daarnaast) hebben met school: met wie hebben ze contact en wat vinden de ouders hiervan? In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk doen we verslag van de vraag aan ouders wat zij (zouden) ondernemen als het niet goed gaat met hun kind (op school). Dit geeft inzicht in de manieren waarop ouders mogelijke problemen oplossen en welke verwachtingen zij hierbij hebben van de school.
4.1 Ouders op school en deelname aan ouderavonden Aan de ouders is gevraagd of ze buiten de ouderavonden weleens op school komen. Voor de meerderheid van de ouders is dat het geval. Er zijn nauwelijks ouders die nooit op school zijn geweest, wel zijn er enkele moeders die alleen naar een voorlichtingsavond zijn geweest. Zij hebben meestal een partner die de school vaker bezoekt. Kortom, de meeste ouders komen (weleens) op school. Opvallend is dat - een enkele uitzondering daargelaten - ouders zeggen alleen naar school te komen als zij hiertoe worden uitgenodigd. Het vaakst gebeurt dit rondom rapportbesprekingen, mentorgesprekken en ouderavonden, soms vanwege (dreigende) problemen met individuele kinderen. Ook hebben we aan de ouders gevraagd of zij het belangrijk vinden om op school te komen. In de antwoorden van de ouders is een tweedeling te zien: er zijn ouders die het belangrijk vinden om op school te komen om op die manier meer en beter geïnformeerd te zijn over het wel en wee van (de schoolcarrière) van het kind.
Ik ben nieuwsgierig over mijn kinderen, ik wil met de kinderen meeleven, meegaan, ik wil altijd graag weten wat de kinderen doen. Ik ben ook nieuwsgierig naar de lesstof, begrijp je? (Egyptische moeder van een jongen in het eerste jaar). Daarnaast zijn er ouders die het ‘op school komen’ verbinden aan problemen, zoals slechte schoolresultaten of slecht gedrag. Als er geen problemen zijn, dan is op school komen ook niet nodig, zo redeneren deze ouders. ‘Ik
45
heb daar niet veel te zoeken, want alles gaat prima.’ Een enkele ouder merkt op dat de schoolprestaties goed te volgen zijn via Magister, en dat het daarom niet nodig is om naar school te gaan.
Nee, ik kom niet op school. Als ik haar rapporten zie, dan is het niet nodig. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Een deel van de ouders geeft aan dat hun kinderen het onprettig vinden dat ze op school komen.
Kinderen vinden dat ouders op school komen niet leuk, maar wat moet, moet. Ze voelen zich een beetje groot. (Marokkaanse moeder van een jongen in het eerste jaar). Een aantal ouders ziet daarom af van contact met school. Ze zijn bang het vertrouwen van het kind te verliezen of geven aan respect te hebben voor de keuze van hun kind om zelf problemen op te willen lossen. ‘Ze wilde niet dat ik ging. Toen heb ik het zo gelaten.’
Ik ga niet zomaar uit mezelf naar school en ik bel ook niet, tenzij er een oorzaak voor is. Ik heb een goede band met mijn kinderen, ik vertrouw ze. Als ik elke keer op de stoep sta, dan denken ze dat ik ze niet vertrouw en vertellen ze me ook niets meer. Ik geef wel vaak aan dat ze bij me terechtkunnen als er wat is. (Marokkaanse moeder van een jongen in het tweede jaar). Tot slot is er nog een aantal ouders die belemmeringen ervaren bij het ‘op school komen’. Verreweg het meest genoemd zijn taalproblemen van moeders die de Nederlandse taal niet voldoende machtig zijn om met mensen van de school te communiceren. Sommigen maken melding van het feit dat zij hun kinderen meenemen naar bijvoorbeeld rapportbesprekingen, maar er zijn ook ouders die liever helemaal niet op school komen.
Ik ga niet mee, omdat ik er toch niets van begrijp. (Turkse moeder van een jongen in het eerste jaar). Daarnaast is er een aantal ouders die – veelal impliciet – aangeven dat je de school niet zomaar binnenstapt. Er is een hoge drempel in vergelijking met de basisschool: daar kon je zo binnenlopen, ‘hier moet je wachten op een ouderavond’. Ook zijn er nu verschillende docenten – die allemaal een stukje informatie over hun kind hebben – in plaats van één vertrouwde ‘juf’ of meester; dit verhoogt de drempel om binnen te stappen. En tot slot is er
46
een ouder met een kind in de brugklas die wacht tot de mentor thuis op bezoek is geweest voordat zij contact met de school legt.
Ik wacht tot de mentor is geweest. Mijn dochter zegt dat we nog niet aan de beurt zijn. Ik had dit graag eerder gewild. Het schooljaar is nu al bijna voorbij en ik vind het heel jammer en niet goed. Ik wil eerst kennismaken met de mentor, daarna zal ik vaker naar school gaan. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Ondanks de genoemde belemmeringen komen de meeste ouders op school. Een van die momenten is de ouderavond waarvoor ze uitgenodigd worden. Opvallend hierbij is dat sommige ouders de (vaste) contactmomenten met school niet goed van elkaar kunnen onderscheiden. Dit geldt voor de rapportbesprekingen, ouderavonden, mentorgesprekken en presentaties naar aanleiding van projecten van leerlingen. Voor sommigen geldt dat deze allemaal passen bij het ‘op school komen’. Anderen maken een wel onderscheid tussen de diverse contactmomenten met de school. Daarbij staat de rapportbespreking bovenaan: ‘Nee, ik ga niet naar de ouderavonden, maar wel altijd naar de rapportbesprekingen. Daar worden de cijfers besproken, daar gaat het om.’ Ook zijn er ouders die juist de ouderavonden noemen als dé manier om in contact te komen met (vak)docenten: ‘Ik heb toen met een paar docenten gesproken, hoe haar gedrag in de klas is. De ouderavond is eigenlijk het enige contact dat je met de leerkracht kan hebben.’ Een enkeling merkt op dat de ouderavond een goed moment is om een vervolgafspraak met een docent te maken.
Op een ouderavond krijg ik tien minuten en als ik nog iets extra’s te zeggen heb, dan maak ik een andere afspraak. Dan krijg ik de gelegenheid om op een andere dag terug te komen. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Hoewel niet alle ouders hebben aangegeven wat zij van de ouderavonden vinden, zijn degenen die dat wel hebben gedaan meestal tevreden:
Op de ouderavonden krijg je allerlei informatie, bijvoorbeeld in het begin over wat ze het hele schooljaar van plan zijn te gaan doen en je krijgt allerlei informatie mee over het Ouder- en Kindcentrum. En waar je terecht kan als je ergens mee zit. En je krijgt ook nog nieuwsbrieven thuis. Dus wat mij
47
betreft krijg ik informatie genoeg. (Marokkaanse moeder van een meisje in het derde jaar).
4.2 Contacten van ouders met school We hebben aan de ouders gevraagd of ze bekend zijn met de mentor van hun kind, of ze contact hebben met de mentor en met andere medewerkers van school, zoals de docenten en de schoolleiding. Ook stelden we de vraag naar de aard van het contact en de tevredenheid van de ouders hierover. Bijna alle ouders weten wie de mentor is. De enkele ouders die niet weten wie de mentor is, spreken niet goed Nederlands en laten het contact met school en mentor goeddeels over aan hun partner. Bijna alle ouders zeggen contact met de mentor te onderhouden, dat meestal op initiatief van de mentor tot stand komt. Hierbij gaat het veelal om contact op vooraf bepaalde momenten, zoals ouderavonden. Daarnaast hebben veel ouders contact met de mentor over problemen van hun kind, veranderingen in de thuissituatie, verslechterende schoolprestaties, de keuze tussen havo en vwo en rondom vervolgopleidingen. Dit gebeurt zowel op initiatief van de ouders als van de mentor zelf. Bijna alle ouders zijn positief tot zeer positief over de mentor:
Het contact loop meestal via de mentor. Dat vind ik ook best, omdat … ja, gewoon, het is zijn mentor en hij kent hem en hij kent mij. Ik kan bij hem voor alles terecht, het is handiger zo. (Turkse moeder van een jongen in het tweede jaar). Enkele ouders die niet tevreden zijn hebben klachten over een specifiek incident of een gebeurtenis in het verleden. Bijna alle ouders herkennen en waarderen de functie van de mentor: als het eerste en centrale aanspreekpunt binnen de school.
Ja, zolang er maar een goed contact met de mentor is. Dat is wel een voorwaarde. Want als je die vertrouwt, dan praat je ook met hem. Dus vertrouwen is een belangrijk punt. (Turkse moeder van een meisje in het derde jaar). Verreweg de meeste contacten verlopen dan via de mentor. Daarnaast is er veel contact bij de aanmelding op school, maar ook over absentie. Ook
48
zoeken enkele ouders contact met de afdelingsleiders wanneer ze een klacht over een docent hebben. Met individuele docenten is er veel minder contact. Een aantal ouders geeft wel aan juist actief contact met docenten te onderhouden wanneer hun kind voor het betreffende vak lage cijfers haalt, of als zij het niet eens zijn met de aanpak van de docent. In het algemeen is het contact dat zij zoeken voor een groot deel afhankelijk van de eigen voorkeuren van de ouders, maar ook van wat zij de ‘juiste’ wegen vinden om te bewandelen. Zo meent een aantal ouders dat je ‘altijd eerst naar de mentor moet gaan’ wanneer er een vraag of conflict met een vakdocent is. Anderen menen juist dat ze eerst met de docent moeten spreken en dat de mentor pas in tweede instantie in beeld moet komen. Er zijn ook ouders die worstelen met de kwestie wie te benaderen.
Ik durf het niet goed tegen de leerkracht te zeggen. En ik zou het wel met de mentor willen bespreken, maar dat durf ik ook niet. Met wie kan ik eigenlijk praten als ik vermoed dat de leerkracht het niet goed heeft gedaan met mijn zoon? Misschien blijkt wel dat ik ongelijk heb. Daarom durf ik het niet te vertellen aan de mentor. (Egyptische moeder van een jongen in het eerste jaar). Deze, maar ook andere ouders geven aan dat vertrouwen heel belangrijk is. Zij waarderen dan ook zeer een persoonlijke kennismaking met de mentor, die bij een deel van de ouders ook thuis is geweest:
Het was de eerste keer dat ik de mentrix ontmoette. Je weet eerst niet: wie werkt daar, wie zijn die mensen? Zijn ze leuk, niet leuk? Die eerste afspraak was echt zo. Maar toen heb ik de mentrix gezien en dat gaf me een heel goed gevoel. Echt waar. En je denkt dan: ‘Misschien kan ik aan haar alles vertellen, haar echt vertrouwen.’ Dat was erg belangrijk. (Marokkaanse moeder van een jongen in de eerste klas). Een moeder vertelt dat het op het Comenius Lyceum mogelijk is om als ouder een woede-uitbarsting te hebben, en vervolgens toch ‘met z’n allen door één deur te kunnen’. Dit vindt zij een teken dat ‘alles bespreekbaar’ is en dat er sprake is van veel onderling vertrouwen tussen school en ouders. Hoe oordelen de ouders over het contact dat ze met school hebben? De grote meerderheid van de ouders is positief tot zeer positief. Een enkeling klaagt over het uitblijven van een follow-up naar aanleiding van een klacht,
49
of over het feit dat vakdocenten met de schoolleiding gemaakte afspraken niet nakomen. Afgezien hiervan zijn de ouders positief over het contact en de mogelijkheden om contact op te nemen als dat nodig mocht zijn. ‘Ik belde pas de mentor om 22.00 uur ’s avonds en ik zei tegen haar dat ik wat wilde vragen, maar dat het al na bedtijd was. Ze vond het helemaal niet erg en zei: “Vraag maar”. De bereikbaarheid van de school en van de medewerkers is goed, zo stellen de ouders. Face-to-face, telefonisch en per mail is de school goed bereikbaar, maar - en dit is nog belangrijker - de school geeft ook echt thuis.
Wij hebben nooit klachten over de docenten of de mentor. Iedereen op school is heel aardig. Dat merk ik ook als ik bel. De mentrix ken ik zelf het best, en die is heel aardig. Ze is altijd heel duidelijk tegen mij, en ik vind haar heel rechtvaardig. Ja, we zijn wel blij met de school hoor. (Marokkaanse moeder van een jongen in het tweede jaar). De bereikbaarheid en benaderbaarheid van de school schrijven de ouders voor een belangrijk deel toe aan de grootte van de school. De kleinschaligheid maakt dat iedereen elkaar kent en er ruimte is voor persoonlijke aandacht.
Ze zijn zo druk bezig met die kinderen. Ze weten veel over de kinderen daardoor. Dat is ook goed, want dan kunnen ze de kinderen beter helpen. Ik denk dat dat komt omdat de school niet zo groot is. Andere voortgezet onderwijsscholen hebben veel meer kinderen. Nee, dit is veel beter hoor. Je krijgt er een goed gevoel bij. (Marokkaanse moeder van een meisje in het tweede jaar).
4.3 Wat doen ouders als het niet goed gaat met hun kind? Wat doen ouders of wat zouden ze ondernemen als het niet goed gaat met hun kind? Zien ze de school als partner in de opvoeding? Meerdere ouders geven aan dat het met hun kind niet goed gaat of dat het in het verleden niet goed is gegaan. Praktisch alle ouders geven aan dat ze direct contact met school (zullen) opnemen. Met wie ze dat doen, hangt af van het probleem en van de aard van de bestaande relaties:
50
Het eerste dat ik zou doen, is een afspraak maken voor een gesprek met degene die daar mee te maken heeft. Als het gaat over zijn studie, dan ga ik met de mentor praten. Als het gaat over dingen met school, dan ga ik met de directeur praten. (Algerijnse moeder van een jongen in het eerste jaar). Ik zou denk ik direct naar meneer … gaan. Die vind ik erg aardig. (Turkse moeder van een meisje in het derde jaar). Er zijn ook ouders die zeggen eerst met het kind te willen praten. Maar ook deze ouders zoeken daarna snel contact met school. ‘Eerst met het kind praten en daarna met de directeur en de juf praten.’ De ouders hebben hoge verwachtingen van de school en van zichzelf als het gaat om het oplossen van de problemen die zich kunnen voordoen. Meer of minder expliciet stellen de ouders dat samenwerking tussen alle betrokkenen van groot belang is voor het oplossen van problemen.
Er zijn drie groepen die bij elkaar moeten komen: school, ouders en kind. Als er iets is, moeten we bij elkaar zijn en het oplossen. (Pakistaanse vader van een meisje in het derde jaar). De ouders vinden het van groot belang dat de school snel en tijdig met hen communiceert over dreigende problemen, zodat deze (niet verder) uit de hand kunnen lopen.
Het is belangrijk om voor mij als moeder te weten hoe het met mijn dochter gaat. Dan kan ik met mijn dochter praten, en met school en dan kan er snel een oplossing komen. Dan wordt het probleem niet groter. Het is niet nodig dat het probleem groter wordt. Het is jammer als ik als moeder niet weet als het niet goed gaat. Meisjes vertellen niet alles thuis. Het is dan belangrijk om afspraken te hebben met de school hoe je ermee om kunt gaan als het niet goed gaat. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar).
4.4 Samenvattend Voor bijna alle ouders geldt dat zij weleens op school zijn geweest. Degenen die maar een enkele keer op school zijn geweest, vertellen dat hun partner wel (vaker) op school komt. Die spreekt de taal (beter), kan gemakkelijker met mentor, docenten, afdelingsleider of directeur communiceren. Kortom,
51
bijna altijd komt zeker één van de ouders op school omdat ze betrokken zijn bij de schoolloopbaan van hun kind en om ‘problemen’ te bespreken. Een aantal ouders ervaart belemmeringen om op school te komen, onder andere vanwege een gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal. Daarnaast geven sommigen impliciet aan dat er een hoge drempel is om de school ‘zomaar’ binnen te lopen. Er moet een afspraak zijn, en er is onzekerheid wie je (waarvoor) kunt aanspreken. Veel ouders maken geen duidelijk onderscheid tussen verschillende typen contactmomenten zoals ouderavonden, rapportbesprekingen, thema-avonden, mentorgesprekken et cetera. Toch komen ze naar ouderavonden. De rapportbesprekingen lijken het hoogst te staan in de hiërarchie van belangrijke momenten om op school te komen: daar komen immers de individuele prestaties van het kind aan de orde. Bijna alle ouders kennen de mentor van hun kind. Voor de enkele ouder bij wie dit niet het geval is, geldt dat de partner (die beter Nederlands spreekt) de mentor kent. Sommige ouders onderhouden een passief contact met de mentor: ze komen op verzoek naar mentorgesprekken, maar nemen zelf geen initiatief. Anderen zijn juist heel actief en benaderen de mentor zelf. Alle ouders zijn (zeer) positief over de functie van de mentor en de meeste ouders zijn ook tevreden over de mentor van hun kind. Ouders hebben hoge verwachtingen van school ‘als het niet goed gaat met het kind’. Bijna alle ouders zeggen dan - onmiddellijk - contact op te nemen met de school. Hiermee geven ze aan de school als belangrijke partner te zien in het opleiden en opvoeden van hun kind.
52
5
Communicatie tussen ouders en kinderen over school Dit hoofdstuk is gericht op het contact en de interactie tussen ouder en kind. Allereerst geven we aan op welke manier de geïnterviewde ouders met hun kind over schoolzaken praten. Daarna komt aan de orde op welke manier kinderen steun ontvangen bij schoolzaken van hun ouders en anderen in hun directe leefomgeving. Tot slot gaan we in op de vraag hoe ouders de opvoeding van hun kind(eren) in het algemeen ervaren. Hoe gaan zij om met de gedragsveranderingen van hun kind en wat vinden zij belangrijk? Doel van dit hoofdstuk is een beeld te geven van de ondersteuning die kinderen van hun ouders en anderen in hun omgeving ontvangen waar het gaat om schoolzaken en andere zaken rond hun ontwikkeling.
5.1 Praten met kind over school Waarover spreken de ouders zoal met hun zoon of dochter en hoe praten ze met hun kinderen over school? Veel ouders geven aan heel veel met hun kind te praten over school, cijfers en hoe het is gegaan die dag. Zij hebben het er dagelijks over, vinden het belangrijk om goed op de hoogte te zijn van wat hun kind die dag heeft meegemaakt, hoe de huiswerkbegeleiding is gegaan en welke cijfers hun kind heeft gehaald.
We praten tijdens het eten samen ook veel. Iedereen vertelt dan waar die mee bezig is en hoe het gaat. De kinderen vertellen dan ook hoe het op school gaat en wij, mijn man en ik, stellen ze dan ook vragen en bespreken dingen. (Marokkaanse moeder van een jongen in het tweede jaar). Ja, ja, zeker. Ze vertelt wel, ik vraag ook elke dag hoe haar dag was, dan komt er ook denk ik meer uit. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Ouders vragen niet alleen welke cijfers hun kind heeft gehaald, maar zijn in algemene zin geïnteresseerd hoe het gaat op school. Ze vinden het belangrijk om met hun kind over school te spreken en denken dat het hun kind motiveert.
53
Ja, ik probeer haar wel altijd te motiveren. Ik vraag altijd naar school, over hoe het was, wat ze heeft gedaan en welke proefwerken ze heeft en zo. Ik vraag er elke dag naar. (Marokkaanse moeder van een meisje in het derde jaar). Een minderheid van de ouders geeft aan veel met hun kind te praten, maar zich daarbij te concentreren op huiswerk en de schoolresultaten. Deze ouders geven bijvoorbeeld niet aan dat ze ook vragen naar klasgenoten, vrienden en vriendinnen op school, of hoe het contact met docenten is.
Ja, soms wel. Over rapporten en toetsen en elke week kijken we op de computer naar haar cijfers. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Ik praat vaak over school, of de prestaties goed zijn. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Ik kijk hoe laat ze moeten opstaan en naar hun rooster. Ook over wanneer ze proefwerken of een so hebben. Ik wil alles weten, anders maak ik mij zorgen. Ze moeten goede cijfers halen. (Pakistaanse vader van een meisje in het derde jaar). Sommige ouders geven aan dat hun zoon of dochter niet wil praten. Ze vragen er wel naar, maar hun zoon of dochter vertelt weinig. Een vader ervaart dat zijn dochter geen open kaart speelt. Hij vraagt altijd wel hoe het is gegaan, maar vaak vertelt ze maar het halve verhaal. Daarom belt hij geregeld met haar mentor of met docenten om toch te horen hoe het gaat. Een andere ouder geeft aan:
Mijn zoon vertelt mij helemaal niks meer. Maar ik hoor altijd alles van de buurvrouw en andere kinderen. Hij vertelt mij niks. (Turkse moeder van een jongen in het tweede jaar). Ze heeft een moeilijke periode achter de rug qua puberen, maar is nu weer wat stabieler, ze begint nu ook weer wat meer te vertellen. Haar oudere zus is heel anders, die vertelt meer uit zichzelf. (Nederlandse moeder van een meisje in het eerste jaar). Een moeder die slecht Nederlands spreekt vertelt dat haar zoon heel weinig vertelt. Zelf spreekt ze alleen Turks en ze wil dat haar kinderen thuis Turks
54
praten. Dat doen ze niet altijd. Daardoor heeft ze het met haar zoon weinig over schoolzaken, komt het onderwerp weinig ter sprake. Een klein deel van ouders geeft aan dat hun kind bijna altijd uit zichzelf begint over school. Ze vinden dit prettig, dan weten ze hoe het gaat. Bovendien ervaren ze dat hun kind thuis open en eerlijk is, dat ze uit zichzelf alles vertellen.
Altijd. Als ze binnenkomt vertelt ze alles, positief en negatief. Dat vind ik heel fijn. (Pakistaanse moeder van een meisje in het tweede jaar). Een vader zegt niet vaak met zijn kind over school te praten. Hij vindt dat het niet nodig is als het goed gaat. Uit andere vragen die de interviewer aan deze vader stelt blijkt ook dat hij slecht op de hoogte is hoe het gaat met zijn zoon op school. Vader lijkt weinig geïnteresseerd te zijn in zijn zoon, biedt hem geen ondersteuning.
5.2 Steun bij school Praten met kinderen over school wil nog niet zeggen dat ouders hun kinderen ook daadwerkelijk ondersteunen en helpen bij hun huiswerk, overhoren of voorbereiden op toetsen. Enkele ouders geven aan dat zij zelf hun kind begeleiden met huiswerk of voorbereiden op proefwerken. Anderen vinden dit niet nodig omdat ze op school huiswerk maken tijdens de huiswerkbegeleiding. Een moeder vertelt dat ze haar zoon heeft geholpen bij een praktische opdracht waar hij veel voor moest knippen en plakken.
Soms ga ik hem ook helpen. Zoals vorige keer toen moest hij heel veel knippen. Toen zei ik tegen hem: ‘Ik help je wel.’ Ik ging hem toen helpen knippen zodat hij kon plakken en dat vond hij heel leuk. Zo probeer ik hem te..te..duwen… (Egyptische moeder van een jongen in het eerste jaar). Twee moeders vinden het jammer dat ze - doordat ze zelf geen onderwijs hebben gevolgd in Nederland - hun zoon of dochter niet echt kunnen helpen met school. Dat doen ze alleen met vakken die ze zelf ook hebben gehad, zoals Frans.
Ja, huiswerk van Engels en Frans, daar help ik haar bij. Dan zeg ik de zinnen en schrijft zij ze op. Daarna kijk ik het na. Met geschiedenis overhoor ik haar. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar).
55
Op de basisschool kon ik hen heel gemakkelijk helpen, maar nu bijna niet. Misschien Frans, want dat heb ik in Marokko geleerd. Misschien Engels een beetje. Maar bij de andere dingen, ja ik voel, ik kan er bijna niets van. Dat zeg ik ook tegen hem. (Marokkaanse moeder van een jongen in het derde jaar). In sommige gevallen helpen oudere broers of zussen, ooms of tantes bij het huiswerk. De moeders en vaders vragen dan wel hoe het gaat op school en richten zich op het welbevinden van hun kind, maar voor inhoudelijke ondersteuning kunnen hun kinderen bij andere familieleden terecht.
Ik werk vijf dagen per week en ik weet niet zoveel over huiswerk of schoolopdrachten. Ik probeer wel te checken hoe het gaat met vrienden, met school, problemen en dat soort dingen. Maar op die dingen letten zijn zussen meer. Zij helpen echt inhoudelijk met het huiswerk en overhoren hem. (Algerijnse moeder van een jongen in het eerste jaar). Mijn oudere dochter gaat meer over opdrachten van school enzo. Ze is bijna twintig, heeft ook een hogere opleiding. En omdat ze ook meer met de computer bezig is, kijkt ze ook meer op A. zijn site (Magister). (Turkse vader van een jongen in het tweede jaar). Sommige ouders gaan op zoek naar extra begeleiding wanneer zij het gevoel hebben dat hun kind meer steun bij schoolzaken nodig heeft. In de vorm van bijles, een persoonlijke mentor of advies van een oom of tante proberen ze hun kinderen te helpen.
Elke dinsdag komt een Nederlandse vrouw bij ons thuis. Zij geeft mijn zoon bijles. Ze gaat ook altijd met mij mee naar school, naar de rapportbesprekingen. Ze gaat mee omdat ze mijn zoon het hele jaar door helpt met extra les en ook als hij problemen heeft met een vak31. (Egyptische moeder van een jongen in het eerste jaar).
31 De Nederlandse mevrouw waar moeder het over heeft is van de organisatie School’s cool. Hierbij begeleiden vrijwilligers als mentor een leerling die naar de brugklas gaat en ondersteunen de leerling waar nodig. Ze spreken minimaal één keer in de week af en helpen bij huiswerk, bereiden voor op de overgang naar het voortgezet onderwijs en praten over hoe het gaat. (www.schoolscool.nl)
56
Ik heb toen zelf buiten de school om iemand gezocht die haar bijles kon geven. Iemand waar ze ook tegenop kon kijken, die haar zou begeleiden met leren. Ik heb toen een Marokkaanse hoogopgeleide studente gevonden via een oproep in de krant, en dat werkte heel goed. Ze miste gewoon stimulatie. (Marokkaanse moeder van een meisje in het derde jaar).
5.3 Opvoeden van pubers Hoe gaan ouders om met het veranderende gedrag van hun kind, met nieuwe opvoedingsvragen waarmee ze te maken krijgen? We hebben ouders gevraagd hoe zij het ervaren om een zoon of dochter te hebben in de puberteit en hoe zij hiermee omgaan. De meeste ouders geven aan dat deze periode soms best lastig kan zijn. Het gedrag van hun kinderen verandert, ze luisteren niet altijd of trekken hun eigen plan. Een aantal ouders vindt het wel lastig, maar meent ook dat dit gedrag er nou eenmaal bij hoort.
Het ene moment denkt hij zo, morgen denkt hij weer op een andere manier. Over een tijd gaat hij lachen om wat hij heeft gedaan. Maar dat hoort bij de leeftijd, dat hebben we allemaal gehad. (Egyptische moeder van een jongen in het eerste jaar). Soms is het een beetje moeilijk. Ze wordt heel snel boos. (Irakese moeder van een meisje in het derde jaar). Ja, het hoort erbij. Meestal gaat het om kleine dingen. Als ik zeg: ‘ruim je kamer op’ dan duurt het uren, uren voordat ze iets gaat doen. Typisch puber. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Een Egyptische moeder geeft aan dat het met haar zoon best lastig is geweest de afgelopen tijd. Op school ging het niet goed, zowel in gedrag als prestaties. Hij was veel weg en er was veel ruzie thuis. Moeder heeft professionele hulp ingeschakeld (opvoedadviseur) omdat ze advies wilde hebben hoe met haar zoon om te gaan: ‘Ik wil mijn kind niet slaan, dat vind ik niet goed. Maar ik wil ook niet dat hij gaat weglopen en met allemaal slechte jongens omgaat. Geef mij advies, wat moet ik doen?’ Het gaat nu weer beter thuis, ze praat ook veel met haar zoon. Hij was bijvoorbeeld een maand geleden heel verdrietig omdat hij verliefd was op een meisje, maar
57
zij hem niet leuk vond. Dat bespreekt ze dan met haar zoon. Ook loopt ze soms mee als hij zijn krantenwijk doet. Vooral onzekerheid en angst dat hun kind met verkeerde vrienden omgaat of slecht gedrag vertoont, komt naar voren.
Ik vind het moeilijk als we niet weten met wie de kinderen buiten zijn, ik wil weten wat ze doen en waar ze zijn. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Wij hebben geen familie hier, komen van een andere cultuur. En ik vind de laatste tijd moet je goed opletten voor de kinderen. De tijd is heel erg veranderd, mijn zoon moet eigenlijk met de goede kinderen omgaan. Met de goede kinderen gaat het naar de goede kant, met de slechte kinderen gaat hij naar de slechte kant. (Egyptische moeder van een jongen in het eerste jaar). Hoewel de meeste ouders bevestigend reageren op de vraag of het weleens moeilijk is dat hun kind ouder wordt en meer vrijheid wil, zijn er ook ouders die er helemaal geen moeite mee hebben. Zo menen enkele moeders dat het lastiger is om een jongen dan een meisje als puber te hebben. Met hun dochter valt het allemaal best mee. Praten met je kind is volgens de meeste ouders dé manier om met veranderend gedrag om te gaan.
Moeilijk gedrag, dat hoort erbij. Je moet ervoor openstaan, met elkaar praten. Over sommige dingen zijn we het niet eens, maar dat geeft niet. Het is heel belangrijk om veel te praten. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Ja, je hoort zulke slechte dingen. Dan denk je, ik heb het makkelijk. Jongeren die tot 3 uur niet thuiskomen. Dat is niet zo bij onze kinderen. Maar ik ben ook heel open tegen mijn zoon, want hoe eerlijker ik tegen hem ben, hoe eerlijker hij tegen mij is. Het is geven en nemen. (Turkse moeder van een jongen in het derde jaar). Enkele ouders vertellen dat ze - veelal met hun dochter - in gesprek gaan en ook pratend tot een oplossing willen komen. Hieronder een voorbeeld van een moeder wier dochter heel graag kleurlenzen wil dragen:
Die lenzen had ik wel voor haar gekocht, maar nu wil ze die in één keer iedere dag naar school. We hebben afgesproken dat ze ze twee keer in de week
58
zou dragen. Het is heel belangrijk ineens dat ze groene ogen heeft, dus hebben we afgesproken dat ze ze maandag en donderdag mag dragen. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). In enkele gezinnen zijn zaken als relaties, verliefdheid en seks thuis goed bespreekbaar, of hebben ouders er geen problemen mee om over deze onderwerpen te praten. Het zijn vooral moeders die aangeven hier met hun dochter goed over te kunnen praten.
Ja, zeker wel. We kunnen over alles praten. Ook over vriendjes, als ze iemand leuk vindt. Dan vertel ik hoe dat vroeger voor mij was. Dus het is een heel open contact. Dat had ik ook met mijn eigen vader en probeer ik mijn kinderen mee te geven. (Turkse moeder van een meisje in het derde jaar). Ik weet niet of ze nu een vriendje heeft, ik denk het wel, maar daar durft ze nog niet over te praten. Maar aan de andere kant probeer ik haar wel de informatie te geven van ‘ je moet wel op jezelf passen en kijk, goh dat meisje is met die jongen naar bed geweest en nu is ze zwanger. Ze heeft niets gebruikt, dat krijg je daarvan.’ Dat soort dingen. Ook al is het niet direct, zo van ‘ ik wil nu even met je praten’, ik probeer het wel aan haar verstand te brengen. (Marokkaanse moeder van een meisje in het derde jaar). Niet alle ouders kunnen met hun kind over onderwerpen als verliefdheid en seksualiteit praten.
Ik vind het best dat mijn zoon op school seksuele voorlichting krijgt, maar ik vind het toch moeilijk om er thuis over te praten. Ik denk dat dat ook in onze cultuur zit. Ik ben er niet helemaal open over. (Algerijnse moeder van een jongen in het eerste jaar). Een moeder heeft seksuele voorlichting aan haar dochter heeft gegeven, omdat ze van andere regels en opvattingen uitgaat dan ze misschien op school te horen krijgt. En ze bespreekt met haar dochter wat ze op school te horen heeft gekregen over seks, drugs en alcohol. Ook bespreekt ze in hoeverre dat overeenkomt met de normen en waarden vanuit de cultuur, waar haar dochter wel en niet in mee mag gaan. ‘Hier hebben we islamitische grenzen.’
59
Naast praten met kinderen om problemen en slecht gedrag te voorkomen, zijn er ook veel ouders die menen dat grenzen stellen belangrijk is. Duidelijke regels en streng zijn zorgen ervoor dat hun zoon of dochter zich gedraagt en op het goede pad blijft. Ouders bespreken met hun kind hoe laat ze thuis moeten zijn, maar bijvoorbeeld ook hoe laat ze naar bed moeten, dat ze eerst hun huiswerk moeten maken voordat ze naar buiten gaan, bij wie ze wel en niet mogen spelen.
Nou, ik ben heel meegaand, tot een bepaalde hoogte. En ja, voor mij is dat eigenlijk, ze mag heel veel dingen wel, maar ook heel veel dingen niet. Bijvoorbeeld tot laat op straat zijn, dat mag ze niet. Dat is voor mij echt een ultieme regel die bij mij thuis geldt. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Omdat het bij mijn oudere zoon niet goed is gegaan wil ik dat hij [jongste zoon op Comenius] goed zijn best doet. Dus als deze zoon stout wordt geef ik hem straf. Ehhmm.. ja ik geef bijvoorbeeld geen zakgeld meer. En geen internet. En niet met vrienden leuke dingen doen. Ja, echt dingen die hij zal missen. Dan moet hij maar goed leren toch? (Marokkaanse moeder van een jongen in het eerste jaar). Ja, ik ben wel streng. Als zij iets doet wat niet goed is dan geef ik haar geen geld meer, of mag ze niet op de computer. Maar ik doe dat niet heel lang hoor, twee weken ongeveer. (Tunesische moeder van een meisje in het eerste jaar). Ouders vinden het belangrijk dat het goed gaat met hun kind, dat hun zoon of dochter zich op de goede manier kan ontwikkelen. Praten met hun kind én grenzen stellen is volgens hen de kern van de opvoeding. Enkele ouders vinden dat ‘straffen’ zoals geen zakgeld geven, niet buiten mogen spelen of internet verbieden het beste werkt. Anderen hebben pedagogische hulp gezocht omdat ze advies wilden hebben hoe om te gaan met het gedrag van hun zoon of dochter. Zo hebben twee ouders een cursus Beter omgaan met pubers gevolgd, een moeder heeft persoonlijke begeleiding van een opvoedadviseur gehad. De ouders waren heel blij met de begeleiding en de cursussen die ze hebben gevolgd. Een van de ouders geeft aan dat de mentor van het Comenius Lyceum hen heeft doorverwezen naar de cursus en is hierover zeer te spreken.
60
5.4 Samenvattend Ouders geven aan veel en vaak te praten met hun kind over school. Het gaat dan over cijfers, maar ook over hoe het kind zich voelt en wat het allemaal meemaakt. Enkele ouders zien praten met hun kind als een manier om het te motiveren (beter) zijn/haar best te doen op school. Anderen signaleren dat hun kind niet open is, niet wil praten over school en over zichzelf. Een aantal ouders helpt graag bij huiswerk, al voegen enkele eraan toe dat dit niet goed lukt omdat zijzelf geen of weinig scholing (in Nederland) hebben gehad. Meestal zoeken zij dan andere oplossingen, zoals de hulp van een oom, oudere broer of zus of een studente die helpt bij huiswerk. De meeste ouders signaleren veranderingen in het gedrag van hun kind tijdens de puberteit. Ze voegen eraan toe dat het ‘normaal’ is dat een kind dan verandert, dat het op zich niet zorgwekkend is. Toch maken ouders zich wel zorgen over gedragsveranderingen die ze als negatief bestempelen, zoals niet meer goed luisteren en de eigen gang gaan. Maar ze zijn soms ook onzeker over de eigen opvoedingsvaardigheden: ‘Doe ik het wel goed?’ Enkele ouders hebben hulp gezocht bij een pedagogisch adviseur van het OKC en waren daar tevreden mee.
61
62
6
Ouders en school: betrokken partnerschap? Dit hoofdstuk gaat in op de rol van de school in de opvoeding. Hoe zien ouders de verhouding tussen ‘thuis’ en ‘school’ als het gaat om opvoedkwesties, praten ouders met anderen over de opvoeding? Hebben ouders adviezen aan de school hoe de samenwerking tussen ouders en school geoptimaliseerd zou kunnen worden? Daarna komt aan de orde of ouders ook met anderen spreken over de opvoeding van hun kind(eren). Vervolgens gaan we in op de betrokkenheid van ouders bij school. Hoe zijn ze betrokken bij school, gaat dat naar tevredenheid? Zijn ouders op de hoogte van de ouderraad? Zo ja, wat vinden ze daarvan?
6.1 Rol van school in opvoeding We hebben aan de ouders de vraag voorgelegd of zij vinden dat de school zich mag bemoeien met de opvoeding. Uit de antwoorden blijkt dat het woord ‘bemoeien’ een negatieve klank kan hebben, wat sommige ouders ertoe brengt om deze vraag in eerste instantie ontkennend te beantwoorden, terwijl ze in hun toelichting laten weten wel degelijk een rol voor de school in de opvoeding te zien.
‘Nee, de school moet zich niet bemoeien met de opvoeding. De school moet zich met school bemoeien, thuis is voor de ouders.’ De interviewer geeft een voorbeeld van een school die ouders erop wijst dat een kind thuis niet goed kan huiswerk maken, omdat het daar zo druk is en het kind veel moet helpen. ‘O, maar daar moet de school zich zeker mee bemoeien! Ze mogen zich met de opvoeding bemoeien als het goed is voor het kind.’ (Marokkaanse vader van een meisje in het eerste jaar). Hoewel ouders zich op zeer diverse wijzen uitdrukken en veel verschillende voorbeelden geven, zijn ze opvallend eenstemmig als het gaat om de rol van de school in de opvoeding: er is een rol voor de school als dit bijdraagt aan het welzijn van het kind. Een kleine minderheid van de ouders stelt zich op het standpunt dat de rol van school in de opvoeding bij voorkeur zo klein mogelijk is. Ze vinden dat ouders eindverantwoordelijk zijn voor de opvoeding en dat de school al de handen vol heeft aan het onderwijzen van de kinderen. De school kan hooguit (vrijblijvende) tips geven, maar het is aan de ouders hoe zij hiermee omgaan:
63
Ze mogen zich ermee bemoeien, maar het is mijn mening die telt. Ik beslis over mijn kinderen en ik voed ze op, op mijn manier, met mijn culturele invloeden. Ze kunnen wel zeggen: ‘Ik denk dat u het thuis zo en zo moet doen.’ Ze kunnen tips geven. Maar ze moeten ons niet gaan vertellen hoe we onze kinderen moeten opvoeden, dat kan niet he? Maar als er iets is met ons kind, dan kunnen ze naar ons toekomen en dan gaan we erover praten. (Turkse moeder van een jongen in het derde jaar). De grote meerderheid van de ouders vindt dat de bemoeienis of de rol van de school ten aanzien van ouders zo groot kan zijn als het welzijn van het kind vereist. Als die bemoeienis het kind ten goede komt, dan is dat zeer gewenst, zo stellen de meeste ouders. Waarom mag de school zich met de opvoeding bemoeien en waarom is de rol van de school in de opvoeding van de kinderen belangrijk? Grofweg noemen ouders vijf argumenten. Ten eerste hebben ouders en school een gedeeld belang, namelijk het welzijn van de kinderen. ‘We zijn er allebei om het kind op de goede weg te brengen, dat is ons werk. We moeten samenwerken, het samen doen om te slagen.’ Een tweede argument is dat de school de kinderen net zo goed kent als de ouders, mede doordat een kind heel veel tijd op school doorbrengt. ‘Zij kennen ons kind net zoals wij.’
Wij zien onze kinderen nu minder, zeg maar. Ze zijn vanaf maandag tot en met vrijdag op school. Daarom mag de school zich er wel mee bemoeien. (Turkse moeder van een meisje in het eerste jaar). Een derde reden waarom de school een rol heeft in de opvoeding is dat het belangrijk is dat ouders en school veel uitwisselen en delen, zodat ouders weten wat er thuis nodig is om de schoolcarrière van een kind beter te laten verlopen. Zo kan de school ouders wijzen op het belang van een rustige huiswerkplek. Een vierde argument voor bemoeienis van de school met de opvoeding is volgens enkele ouders dat de school een logische steunbron van de ouders is: de leraren hebben pedagogisch inzicht. Ze hebben er immers voor doorgeleerd en hun tips of adviezen zijn waardevol. En ten slotte vinden ouders een rol voor de school noodzakelijk omdat zij het belangrijk vinden dat er op school en thuis dezelfde regels gelden.
64
Nou, ik denk dat de school een belangrijk rol speelt in de opvoeding van het kind. Hoe dan ook. Dat ze merken dat bepaalde regels zowel op school als thuis worden toegepast. En dat daar behoorlijk op wordt gelet. Dat je een beetje respect toont voor elkaar, enzovoort. (Nederlandse moeder van een jongen in de eerste klas). Welke rol kan de school in de ogen van de ouders in de opvoeding vervullen? Hierbij noemen ouders meerdere manieren waarop de school zich met de opvoeding van het kind zou kunnen bemoeien: door over en weer elkaar te informeren, door opvoedtaken van ouders over te nemen, door ouders te steunen bij moeilijkheden en door dezelfde normen en waarden als ‘thuis’ uit te dragen. De ouders noemen het wederzijds informeren verreweg het meest. Sommige ouders zien het verstrekken en verkrijgen van informatie over hun kind vooral in preventieve zin: als je goed van elkaar op de hoogte bent, dan kunnen mogelijke problemen op tijd worden gesignaleerd: ’hoe meer informatie, hoe beter’. Andere ouders wijzen meer op het belang van communicatie en informatie-uitwisseling als er problemen zijn of dreigen:
Dat ze je vertellen dat je op hun schoolfeest niet mag roken, drinken en pesten, enzo. Dat vind ik goed van hen. Ze passen goed op en grijpen hard in. Dat is heel goed. Heel veel scholen hebben dat niet onder controle. Ik heb bij het Berlage gezien dat kleine kinderen roken in de pauze! (Irakese moeder van een meisje in het derde jaar). Slechts een enkele ouder ziet expliciet een rol voor de school weggelegd in het overnemen van opvoedtaken van ouders. Een moeder stelt dat ze zelf geen seksuele voorlichting geeft, maar dat ze blij is dat de school dit (wel) doet. Op die manier is haar zoon toch geïnformeerd. Een andere rol van school die ouders noemen is die van steunbron. Als ouders problemen hebben met een kind, dan is de kans groot dat dit kind ook op school problemen heeft. Met elkaar kun je zorgen delen en zoeken naar een oplossing, zo stellen ouders. Ten slotte zien ouders een rol voor de school als partner in het overbrengen van normen en waarden. Het gaat ouders vooral om gedragsregels. Al eerder kwam aan de orde dat ouders het belangrijk vinden dat thuis en school op ‘één lijn staan’, omdat zo duidelijk gemaakt wordt hoe kinderen zich dienen te gedragen. Uit de antwoorden wordt duidelijk dat ouders het
65
gevoel hebben dat de school echt nodig is om normen en waarden goed over het voetlicht te krijgen, dat de rol van de school hierin onontbeerlijk is.
Ik vind het heel belangrijk dat de juff rouw tegen de meisjes zegt dat ze nog te jong zijn om allerlei dingen op hun gezicht te smeren en dat er meer is dan mode en uiterlijk. Hard werken op school is belangrijk! (Marokkaanse moeder van een meisje in het tweede jaar). Ik vind het ook belangrijk dat de school lessen geeft in dingen over de opvoeding, zoals make-up dragen voor meisjes, wanneer de leeft ijd is dat ze dat willen, dat de school dan kan vertellen of dat goed is, of niet goed is om te doen. Om voorlichting te geven over onderwerpen zoals kleding en bijvoorbeeld manieren van omgaan met elkaar en over dat het belangrijk is om te leren voor de toekomst. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar).
6.2 Ouders over afstemming tussen school en thuis Hebben ouders een advies aan de school als het gaat om het samenwerken tussen ouders en school bij de opvoeding van het kind? Ongeveer de helft van de ouders heeft zo’n advies, de andere ouders zeggen geen advies te hebben - meestal omdat zij tevreden zijn over de huidige gang van zaken of de vraag is hun niet expliciet gesteld. De ouders die een advies hebben gegeven, stellen bijna allemaal - impliciet of meer expliciet - dat samenwerking tussen school en thuis van belang is voor het welzijn van het kind. Een aantal ouders stelt dat samenwerking noodzakelijk is voor controle van het kind: er samen voor zorgen dat mogelijke problemen in de kiem gesmoord worden:
Belangrijke dingen die ik wil weten zijn: te laat op school komen, niet op tijd in de les zijn na de pauze, als de kinderen naar buiten gaan in de pauze, als het rooster verandert en als er belangrijke afspraken zijn. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Verreweg de meeste adviezen hebben betrekking op de communicatie tussen ouders en school over opvoedingszaken en het welzijn van het kind. Volgens sommige ouders kan deze communicatie worden verbeterd, al zijn
66
deze ouders ook op dit moment goeddeels tevreden. Volgens sommigen kan de communicatie tussen ouders en school vaker - een ouder suggereert om elk kwartaal een vast moment te reserveren om de mentor te spreken - of eerder. Met eerder bedoelen ze dat ouders en school elkaar sneller informeren als er iets mis is, of mis dreigt te gaan.
Als een kind een probleem heeft, dan moet dat snel aan de ouders worden doorgegeven. Docenten zijn misschien sneller op de hoogte, omdat een kind thuis iets niet vertelt. (Irakese moeder van een meisje in het derde jaar). Een goed contact is alles. En op de hoogte zijn, op tijd. Niet te laat. Laat is niet netjes. Dan wordt het moeilijker. Misschien kunnen we, als een probleem klein is, het misschien nog oppakken. Als het ingewikkelder wordt, wordt het alleen maar moeilijker. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Een aantal ouders gaat in hun advies in op de inhoud van de communicatie tussen ouders en school over de opvoeding. Ouders en school moeten met elkaar uitwisselen welke normen en waarden thuis en op school gelden en deze - zoveel mogelijk - op elkaar afstemmen.
Je moet een balans vinden tussen wat er op school gebeurt en wat er thuis gebeurt en dat je de regels van thuis ook een beetje op school kan toepassen. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Een enkele ouder voegt eraan toe dat de invloed van school op het kind weleens groter zou kunnen zijn dan die van ouders.
Er zijn natuurlijk dingen die de school in samenwerking met de ouders zou kunnen doen. De huidige jeugd heeft het te gemakkelijk, te weinig verantwoordelijkheid. Misschien is er een mogelijkheid om de verantwoordelijkheid bij de kinderen te vergroten. Een kind luistert eerder naar de juf of de meester dan naar de ouders. De school kan een soort derde ouder zijn. Misschien heel simpele dingen, zoals zeggen: ‘Je mag maar twee uur per dag computeren.’ (Turkse vader van een meisje in het eerste jaar). Een ouder merkt op dat de school ouders vaker zou kunnen informeren over zaken die niet direct het individuele kind aangaan, maar die wel belangrijk zijn voor het kind en het gezin. Zoals pesten in de klas. Ook als het eigen kind hiermee niet zelf te maken heeft, zou deze ouder er graag over horen
67
van school, omdat het wel impact kan hebben op het eigen kind en omdat het pesten ook buiten de schoolmuren zou kunnen plaatsvinden. Tot slot geeft een aantal ouders adviezen over de wijze waarop ouders en school beter met elkaar kunnen communiceren. De school - maar ook de ouders op hun beurt - moeten duidelijk en open zijn. Ze willen als ouders serieus genomen worden, erkennen de school als belangrijke partner. Twee ouders wijzen op de noodzaak om eventuele praktische belemmeringen bij communicatie weg te nemen. Oordeel niet direct als een ouder niet goed Nederlands spreekt: ‘dat wil echt niet zeggen dat het een domme ouder is.’ Het inschakelen van een tolk maakt communicatie tussen een ouder die de Nederlandse taal niet machtig is en de school mogelijk.
Goed praten, met een tolk erbij. Dan kunnen mensen die niet goed kunnen praten ook hun mening geven. (Turkse moeder van een jongen in het eerste jaar).
6.3 Praten met andere ouders over opvoeding Spreken de ouders weleens met andere ouders over de opvoeding? Veel ouders geven aan nauwelijks contact te hebben met andere ouders (van het Comenius Lyceum), terwijl andere benadrukken dat ze wel contact hebben maar niet vaak praten over de opvoeding. Als zij niet met andere ouders over de opvoeding spreken, dan voeren de ouders hiervoor twee redenen aan. De eerste reden is dat zij geen dringende behoefte voelen om met andere ouders over de opvoeding te spreken:
Nee, eigenlijk niet. Ik doe gewoon wat me goed lijkt, dat is prima. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). De tweede reden is dat zij buiten de familie geen ouders zo goed kennen dat ze dit soort zaken bespreken. In sommige gevallen is uit de interviews op te maken dat de ouders sociaal geïsoleerd leven: buiten de familiekring is er niemand met wie zij een vanzelfsprekend, laagdrempelig contact hebben:
Ik heb wel contact, maar niet echt contact. Het is niet net als met je eigen familie. Je kan wel gaan, maar je moet wel een afspraak maken. Zij hebben ook hun eigen leven. Maar bij ons in de familie hoef je niet te bellen. (Marokkaanse moeder van een jongen in het eerste jaar).
68
Als ik een andere ouder tegenkom, dan kan ik daarmee praten: ‘Hij zit op deze school’, ‘Het gaat goed’, ‘Ik ga het zo doen’, en dit en dat. Maar heb ik echt contact met die mensen? Nee. (Egyptische moeder van een jongen in het eerste jaar). Een aantal ouders gaat nader in op de aard van het contact dat zij met andere ouders hebben. Opvoedkwesties komen niet vaak ter sprake omdat het contact volgens deze ouders daarvoor te oppervlakkig is. Opvoedkwesties lenen zich volgens deze ouders niet echt voor bespreking in alledaagse contacten. Als dit wel gebeurt, dan is het meestal terloops en niet erg diepgravend.
We hebben het altijd wel over onze kinderen. Het is logisch om met bekenden die zelf ook kinderen hebben hierover te praten. Maar we vertellen gewoon dingen aan elkaar. We vertellen elkaar niet: je moet dit doen, of je moet dat doen. Het is gewoon praten, meer niet. Misschien dat de vrouwen dat wel doen, dat weet ik niet. (Marokkaanse vader van een meisje in het eerste jaar). Praten over opvoeding komt vooral aan de orde met mensen die te vertrouwen zijn. Een ouder merkt op dat het helpt als de ouders op elkaar lijken.
Met die moeder praat ik wel vaak. Ze woont heel dichtbij. Maar zij is ook blij met de school. We praten over onze kinderen en over de school en over de straat. Over onze andere kinderen enzo. We praten niet echt veel over opvoeden volgens mij. Ja, misschien kleine dingen, bijvoorbeeld met wie ze omgaan, wat je kan doen als ze niet luisteren, enzo. We denken wel hetzelfde. Die vrouw is ook rustig en heeft ook rustige kinderen. (Marokkaanse moeder van een meisje in het tweede jaar). Veel ouders hadden tijdens de basisschooltijd van hun kind wel contact met andere ouders, maar op dit moment niet. ‘Ik ken geen ouders van kinderen op deze school. Op de basisschool kende ik wel veel ouders. Ik had contact met de moeders van al haar vriendinnen.’ Een van de ouders verklaart dit als volgt:
Ik ken geen andere ouders. Kijk, als wij een gesprek hebben op school, dan hebben wij een gesprek, en dan komen we er weer uit. Dan gaan we weer naar huis. We weten niet eens welke ouders z’n kind bij mijn zoon in de klas heeft, of zo. (Turkse vader van een jongen in het tweede jaar).
69
De meerderheid van de ouders heeft geen dringende behoefte aan meer contact of gelegenheid om met andere ouders over de opvoeding te praten. Niettemin is er een aantal ouders dat deze behoefte wel articuleert. Dit komt dan voort uit de verwachting dat je van elkaar kunt leren omdat je allemaal in hetzelfde schuitje zit:
En als ik zo van andere ouders hoor: ‘Oh, dat is normaal, dat hoort bij de leeftijd. Je hoeft niet streng te zijn, gewoon een beetje loslaten, dan komt het vanzelf goed.’ Dat vind ik heel fijn. Dat betekent dat het normaal is, dat ik niets achter deze problemen hoef te zoeken, dat het om de leeftijd gaat en dat het vanzelf weggaat. (Egyptische moeder van een jongen in het eerste jaar). Een moeder - die heeft deelgenomen aan een cursus over opvoeden - voegt eraan toe dat het erg kan opluchten om met andere ouders ervaringen te delen.
Mijn man was naar de cursus gegaan. Daar kon je gewoon aan een tafel over je kinderen praten. Sommige mensen vinden het moeilijk om te praten over hun kind. Voor sommige dingen schamen ze zich, dat ze moeten zeggen ‘Mijn kind heeft dat gedaan.’ Maar als je praat met andere ouders, dan laat je gewoon je schouders even los. Dan voel je je beter, opgelucht. (Marokkaanse moeder van een jongen in het eerste jaar). Enkele ouders vinden dat er meer contact of uitwisseling tussen ouders tot stand zou kunnen komen. Zij zien hierin een rol voor de school. Deze zou kunnen faciliteren dat ouders elkaar kunnen ontmoeten:
Dat de ouders een avond kunnen krijgen met ik weet niet wat, het maakt niet uit. Een voorstelling of dat soort dingen. Iets regelen waardoor de ouders langer kunnen blijven, dan heb je ook tijd om een gesprek aan te gaan. (Turkse vader van een jongen in het tweede jaar).
6.4 Ouderbetrokkenheid en ouderraad Uit telefonische interviews die eerder met enkele ouders van het Comenius Lyceum zijn gehouden, komt naar voren dat ouders betrokkenheid bij school bijna uitsluitend zien in het licht van de schoolprestaties van hun kind, zoals
70
praten met docenten of mentoren en het bezoeken van ouderavonden.32 Betrokkenheid bij andere zaken als het schoolbeleid, de sfeer op school en medezeggenschap noemden zij niet. Daarom hebben we in de huidige ronde interviews aan ouders expliciet gevraagd naar hun kennis en indruk van de ouderraad en hun eventuele behoefte om over schoolzaken mee te praten. Allereerst: zijn ze bekend met de ouderraad, hebben zij ervan gehoord? Twee derde van de ouders zegt van de ouderraad te hebben gehoord, voor een derde is dat niet het geval. Bij de ouders die ervan op de hoogte zijn is de kennis over de ouderraad en wat de raad doet meestal zeer oppervlakkig.
Ja, ik weet het niet. Ik denk dat ze dan de ouders horen en dan gaan stemmen of zoiets. En dan zien wat eruit komt. Denk ik. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Soms verwarren ouders de ouderraad met de leerlingenraad. Op een enkele ouder na - die in de ouderraad heeft gezeten of met de raad nauw contact heeft gehad in het verleden - weten ouders niet goed wat de ouderraad inhoudt en ook niet hoe de raad functioneert. Ouders vertellen erover gehoord te hebben, erover gelezen in de nieuwsbrief of erover hebben horen praten. Een enkeling hoorde er iets over op een ouderavond. Al met al hebben ouders op z’n best een zeer globaal beeld van wat de ouderraad doet. Desgevraagd hebben ze wel ideeën over wat de ouderraad zou moeten doen. Enerzijds is dat het verbeteren van de bekendheid van de ouderraad en het contact tussen de raad en ouders, anderzijds noemen zij onderwerpen waarover de ouderraad zich zou moeten buigen. Om de bekendheid van de ouderraad en het contact met ouders te verbeteren zou de ouderraad zich allereerst duidelijker kunnen introduceren bij ouders: ‘Ze vertegenwoordigen ons toch? Dus een briefje, met wie wat doet…’ Andere ouders benadrukken dat het juist van belang is om informatie te geven over de onderwerpen waarover de ouderraad meepraat en over de uitkomsten van dergelijk overleg: ‘Niet zozeer wie erin zitten, maar wat er besproken wordt, en waar ze uit zijn gekomen en wat er gaat gebeuren. Dat zou ik wel willen weten.’ Een ouder benadrukt - mede op basis van haar eigen ervaring als lid van de ouderraad op een basisschool - dat de belangrijkste taak van de ouderraad is 32 In het najaar van 2009 heeft de Kenniswerkplaats Tienplus een aantal telefonische interviews gehouden met ouders over ouderbetrokkenheid in het algemeen en deelname aan ouderavonden in het bijzonder.
71
om andere ouders bij schoolzaken te betrekken. Andere ouders doen concrete suggesties over de wijze waarop dit zou kunnen: ingaan op individuele klachten van ouders, of een expliciete uitnodiging van de school om erbij betrokken te raken. Een aantal ouders heeft ook adviezen over de onderwerpen waarop de aandacht van de ouderraad zich zou moeten richten. Bijvoorbeeld de kwaliteit van de huiswerkbegeleiding, het absentiebeleid of segregatie tussen leerlingen van verschillende etnische achtergronden op school. Meer in het algemeen stellen ouders dat de ouderraad zou moeten meepraten als er problemen op school zijn, zonder aan te geven om welke problemen het zou gaan. Een vader vindt dat de ouderraad overbodig is als er geen problemen te bespreken zijn:
Als er geen problemen zijn, dan hoef ik geen ouderraad. (Pakistaanse vader van een meisje in het derde jaar). Aan ongeveer de helft van de ouders is gevraagd of de ouder zelf lid zou willen worden van de ouderraad. Van deze twintig ouders antwoordt slechts één positief, en dan nog onder bepaalde voorwaarden:
Ik zou ook wel lid willen worden van de ouderraad, als de vergaderingen in de avond zouden zijn. Het lijkt mij leuk om mee te doen, maar omdat wij kinderen hebben moet het wel in de avond. Ik zou er wel tijd voor willen vrijmaken, want ik vind het belangrijk om mee te praten over de toekomst van de kinderen, van de school en hoe dingen moeten gaan. Ik vind het nodig dat ouders kunnen zeggen wat ze graag willen voor de kinderen. (Marokkaanse moeder van een meisje in het eerste jaar). Andere ouders willen geen lid worden van de ouderraad vanwege het tijdstip van vergaderen en de tijd die het kost. Een aantal ouders voegt eraan toe dat gebrekkige taalbeheersing hen weerhoudt om lid te worden.
Sommigen hebben tijd genoeg omdat ze thuiszitten en die kunnen dat misschien wel doen. Dat vind ik prima. Voor mij geldt dat niet. En ik heb net gezegd: ik ben niet goed in de Nederlandse taal en als ik iets schrijf, dan is het misschien fout. Dus daarom kan ik geen lid worden. (Turkse vader van een meisje in het tweede jaar). Een tweetal ouders wil geen lid worden van de ouderraad van het Comenius Lyceum omdat zij al lid zijn van de ouderraad van de basisschool van een
72
van hun andere kinderen. Een andere vader vreest op basis van eerdere ervaringen dat heel veel werk op zijn schouders terecht zal komen, omdat er maar enkele ouders actief willen zijn:
Ik ben zelf jaren actief geweest bij de voetbalclub van mijn zoon. En toen zag ik ook dat veel ouders wel willen dat hun kind op voetbal zit, maar dat ze zich verder nergens mee willen bemoeien. Ik bracht al die kinderen altijd overal heen en lette ook op of alles goed ging. Maar veel ouders zijn niet zo. Ze zijn bezig met hun eigen dingen en niet gewend om zich te bemoeien met de activiteiten van kinderen. Ik ben er op een gegeven moment mee gestopt. Ik werd er moe van. Ik had één kind op voetbal, maar het leek of het hele team van mij was. Ik dacht: ‘Ik ga niet het werk doen van al die andere ouders.’ (Marokkaanse vader van een meisje in het eerste jaar). Overigens zeggen veel ouders, ook degenen die het zelf te druk hebben om lid te worden, dat zij de raad wel heel belangrijk vinden. Er bestaat kortom een discrepantie tussen het belang dat ouders zeggen aan de ouderraad te hechten en de bereidheid om er zelf een bijdrage aan te leveren. Een kleine minderheid van de ouders lijkt te vinden dat de ouderraad vooral van belang is voor ouders en kinderen met problemen. Deze ouders stellen - meer of minder expliciet - dat zij voor zichzelf geen rol zien in de ouderraad omdat hun kinderen geen problemen hebben: ‘Het gaat mijn niet aan, het is mijn zaak niet.’
Ik denk dat het meer is voor ouders van kinderen die problemen hebben. (Turkse vader van een meisje in het eerste jaar).
6.5 Samenvattend De meeste ouders praten niet of niet vaak met andere ouders van het Comenius Lyceum of daarbuiten over opvoedingskwesties. Ze hebben er geen behoefte aan of beschikken niet over contacten die zich lenen voor het bespreken van dit - gevoelige - onderwerp. De meeste ouders missen het contact met andere ouders niet heel erg. Degenen die wel contact met andere ouders hebben, vertellen vooral dat het prettig is om je zorgen te delen en je te realiseren dat andere ouders ook met lastige pubers te maken hebben.
73
Of de school zich met de opvoeding mag bemoeien? Het woord ‘bemoeien’ roept bij velen in eerste instantie negatieve reacties op: liever niet. Maar bij doorvragen blijkt dat bijna alle ouders vinden dat school een rol heeft in de opvoeding van hun kind. Voor een enkele ouder is dit slechts een adviserende rol, maar voor de overgrote meerderheid geldt dat de rol van de school zo groot kan zijn als het welbevinden van het kind vereist. De ouders noemen diverse redenen waarom de rol van de school in de opvoeding belangrijk is: er is een gedeeld belang tussen ouders en school, namelijk het kind; de school kent het kind goed, of zelfs beter dan de ouders; samen sta je sterker; op school werken mensen die in pedagogisch opzicht deskundig zijn en daar kun je van leren en school en ouders kunnen regels afstemmen, vooral over de morele opvoeding (normen en waarden). De school kan een rol spelen in de opvoeding: doordat ouders en school elkaar informeren over relevante zaken, doordat de school opvoedtaken van ouders overneemt, doordat de school ouders kan steunen bij moeilijkheden en doordat de school kan uitstralen dat daar dezelfde normen gelden als ‘thuis’. Tot slot hebben ouders adviezen om de samenwerking tussen school en ouders te verbeteren. Veel van de suggesties hebben betrekking op de communicatie tussen ouders en school. Overigens zijn ouders veelal (zeer) tevreden maar het kan altijd nog iets beter: elkaar nog eerder informeren en samen een plan opstellen als er moeilijkheden zijn. Belemmeringen in de communicatie, zoals taalproblemen, zijn te beslechten via een tolk of vertaler. Zo’n twee derde van de ouders is bekend met de ouderraad op school, al blijkt deze kennis zeer oppervlakkig te zijn: ouders hebben er weleens over gehoord of over gelezen, maar bij nader inzien weten slechts weinigen iets te zeggen over de functie of activiteiten van de raad. Een aantal ouders zou wel graag meer van de ouderraad horen. Er is maar één ouder die - onder voorwaarden - lid zou willen worden van de ouderraad. Andere ouders hebben geen tijd, spreken gebrekkig Nederlands of zitten al in een andere ouderraad (van de basisschool). Sommige ouders vinden dat een ouderraad pas in het vizier komt, als er problemen zijn met een kind. Een ouder met een kind zonder problemen heeft daarom geen belang bij deelname aan de ouderraad, zo stellen zij. Uiteindelijk hechten verreweg de meeste ouders belang aan het bestaan van een ouderraad. Er is dus een grote discrepantie tussen het belang dat de ouders aan de ouderraad hechten en de bereidheid om er zelf aan bij te dragen.
74
7
Conclusies en aanbevelingen Dit slothoofdstuk bevat conclusies en aanbevelingen naar aanleiding van de centrale onderzoeksvraag:
Welke methoden van ouderbetrokkenheid sluiten aan bij de verwachtingen en leefwereld van ouders, dragen bij aan het verkleinen van de afstand tussen thuis en school, en aan het realiseren van laagdrempelige opvoedondersteuning vanuit de samenwerking tussen school en het Ouder- en Kindcentrum? De conclusies en aanbevelingen die we naar aanleiding van dit onderzoek op het Comenius Lyceum formuleren, dienen twee doelen. Enerzijds gaat het om het formuleren van concrete aanknopingspunten voor het vergroten van de ouderbetrokkenheid op het Comenius Lyceum. Anderzijds gaat het om aanbevelingen om het pedagogisch partnerschap tussen ouders, school en preventieve voorzieningen als het OKC te versterken, opdat migrantenkinderen zich op school, thuis en in de samenleving optimaal kunnen ontwikkelen. Deze punten zijn ook relevant voor andere scholen en hun partners in Amsterdam.
7.1 Conclusies Ouderbetrokkenheid In onderzoek (zoals besproken in hoofdstuk twee) treffen we doorgaans een onderscheid aan tussen ouderbetrokkenheid en ouderparticipatie. Participatie verwijst naar het daadwerkelijk ‘meedoen’ in de school in de vorm van hand-en-spandiensten of deelname aan een ouderraad. In dit onderzoek staat ouderbetrokkenheid centraal, dat wil zeggen betrokkenheid van ouders bij de ontwikkeling, opvoeding en het onderwijs van hun kind, thuis en op school. Deze betrokkenheid kent een formele of juridische component, te weten de rechten en plichten van ouders en school. Daarnaast gaat het om de inhoudelijke component, dat wil zeggen partnerschap of samenwerking tussen ouders en school om het gezamenlijke doel - het vergroten van de toekomstkansen van leerlingen - te realiseren. Om deze tweede component gaat het in dit onderzoek. Uit het onderzoek komt naar voren dat migrantenouders zich doorgaans zeer betrokken voelen bij de schoolcarrière van hun
75
kinderen, maar in mindere mate bij de school. In de relatie tussen ouders en school doen zich diverse obstakels voor. Allereerst komt uit het voorliggende onderzoek naar voren dat de geïnterviewde ouders over het algemeen (zeer) hechten aan een goede relatie met school, in het belang van hun kind. Wat overheerst is tevredenheid met de kleinschaligheid, bereikbaarheid en persoonlijke aandacht voor hun kinderen en henzelf. Daarnaast bevestigt het onderzoek dat de ouders heel veel belang hechten aan een goede schoolcarrière voor hun kinderen. Dit is immers de sleutel voor maatschappelijk succes. Voor de meeste ouders volgt hieruit dat zij sterk betrokken willen zijn bij de schoolloopbaan van hun kinderen door het nauwlettend volgen van de schoolprestaties. Doorgaans zijn ouders tevreden over de mogelijkheden om de prestaties van hun kind te monitoren. Hooguit is er de wens dat school hen nóg sneller op de hoogte brengt van zaken als dalende cijfers en absentie – wat illustreert dat ouders de school als partner zien – opdat ze niet louter op de informatie van hun kinderen hoeven af te gaan. Kortom, ouders zien voor zichzelf een duidelijke rol weggelegd in de onderwijscarrière van hun kind. De afstand die ouders niettemin kunnen ervaren naar de school geldt overigens niet voor alle ouders en niet in dezelfde mate. Veel ouders proberen actief een brug te slaan tussen school en thuis door met hun kind over school te praten, contact te onderhouden met de mentor, rapportbesprekingen bij te wonen, Magister te raadplegen en te helpen met huiswerk. Toch zijn er ook belemmeringen, zowel van de kant van de school als van de kant van de ouders. Allereerst ervaren sommige ouders dat er in het voortgezet onderwijs geen duidelijke plaats is voor ouders op school buiten de vooraf bepaalde en gestructureerde contactmomenten, zoals de ouderavonden. Deze ouders maken meestal een vergelijking met de basisschool, waar zij werden uitgenodigd voor concrete activiteiten en het verrichten van hand-en-spandiensten. Het is niet zo dat ouders zich niet welkom voelen in het schoolgebouw, maar zij weten gewoonweg niet wat ze daar zouden moeten doen. Daarnaast ervaart een deel van de ouders de beperkte beheersing van de Nederlandse taal als een belemmering in het contact met school. Vaak gaat het om moeders die als huwelijksmigrant naar Nederland zijn gekomen. Deze moeders zijn sterk afhankelijk van hun partner of hun kind voor het
76
contact met school en zijn meestal niet in staat om zelfstandig contact met school te onderhouden. Verder heeft een grotere groep ouders beperkte kennis en inzicht in het reilen en zeilen van de school, wat een belemmering is om meer bij de school betrokken te zijn. Deze ouders zijn vaak onbekend met het Nederlandse schoolsysteem en de rol die van hen verwacht wordt, doordat ze weinig of geen onderwijs hebben genoten of een opleiding hebben gevolgd in het buitenland. Bij wie kun je met welke vragen terecht? Brieven en andere schriftelijke communicatievormen bereiken de ouders niet altijd en worden niet altijd begrepen. Hoewel nog niet alle ouders precies weten wat de rol van de mentor is en wat ze van hem of haar kunnen verwachten, blijkt de mentor een belangrijke rol te vervullen. Ouders zien in de mentor het eerste aanspreekpunt en soms ontwikkelt zich een vertrouwensband, waardoor ouders en mentor ook over zaken met elkaar spreken die de directe schoolprestaties te boven gaan.
Pedagogisch partnerschap Uit het voorgaande komt naar voren dat de meeste ouders zich vooral betrokken voelen bij de school vanwege de leerprestaties van hun kinderen. Toch erkennen veel ouders dat de school ook een rol kan hebben in de opvoeding. Hoewel ouders aanvankelijk aarzelen als hun wordt gevraagd of er een rol is voor de school in de opvoeding, blijkt uit hun toelichting dat zij hierin wel degelijk veel van de school verwachten. Vooral in het overdragen van normen en waarden, het aanleren en belonen van goed gedrag en het bestraffen van het slechte, zien vrijwel alle ouders de school als partner. Ook vanuit dit perspectief bezien is geen sprake van een absolute scheiding tussen ‘school’ en ‘thuis’. Er is echter wel een verschil tussen het partnerschap rondom leerprestaties en dat rondom de opvoeding of het welzijn van het kind in bredere zin. Het eerste is redelijk uitgekristalliseerd. Ouders en school hebben een goed beeld van wat zij van elkaar kunnen verwachten, al zijn er vragen van ouders over bijvoorbeeld de rol van school en thuis in de begeleiding van en toezien op huiswerk en zijn er wensen om nóg sneller geïnformeerd te worden over (dalende) schoolprestaties. Daarnaast zijn er concrete momenten en activiteiten waar de leerprestaties centraal staan, zoals de rapportbesprekingen. Er doen zich belemmeringen voor – rondom taal en informatie – maar deze gelden niet voor alle ouders en kunnen op een praktische manier worden aangepakt. Het tweede aspect, het pedagogisch partner-
77
schap tussen ouders en school, laat zich minder gemakkelijk duiden. Het is veel minder duidelijk wat ouders en school in dit opzicht van elkaar (kunnen) verwachten. Ouders hebben – zo blijkt uit dit onderzoek – vaak hoge verwachtingen van de rol van de school in opvoedkwesties, maar zij spreken hierover niet met de school. Kortom, de verwachtingen van ouders zijn vooral impliciet, wat het lastig maakt om hierover met school van gedachten te wisselen en aan te geven hoe de afstemming tussen school en ouders in opvoedingskwesties eruit zou kunnen zien. Dit geldt ook voor samenwerking in de preventieve sfeer. Uit de interviews komt naar voren dat de meeste ouders contact zouden zoeken met school als zich problemen met hun kind voordoen, maar zij zien de school niet als een partner als zij opvoedvragen hebben of als bron van informatie voor opvoedkwesties. Ook met anderen in hun omgeving zoals familieleden, vrienden en andere ouders praten ouders doorgaans niet over de opvoeding van hun pubers, terwijl ze wel met vragen zitten. Slechts een enkeling heeft de weg naar laagdrempelige ondersteuning in de wijk gevonden en heeft een cursus van het OKC gevolgd. Voor de meeste ouders is het OKC als het gaat om opvoedvragen nog niet in het vizier. Het onderzoek laat zien dat de ouderraad – bezien vanuit het perspectief van de ouders – op dit moment geen schakelrol vervult tussen ouders en school. De meeste ouders hebben weliswaar van de ouderraad gehoord, maar weten bij nader inzien weinig over de functie en het functioneren van de raad. Wel zijn er ideeën met welke onderwerpen een ouderraad zich zou kunnen bezighouden, onderwerpen die zowel betrekking hebben op de schoolloopbaan als de opvoeding van de leerlingen. Over de resultaten van zulke overleggen zouden ouders geïnformeerd willen worden. Verder zien ouders de ouderraad niet als partij bij wie zij terecht zouden kunnen met vragen of suggesties. Er zijn, kortom, diverse obstakels die de ontwikkeling van een optimaal partnerschap tussen ouders, school en andere stakeholders belemmeren. Hierna doen we diverse aanbevelingen om deze obstakels aan te pakken.
7.2 Aanbevelingen De aanbevelingen in deze paragraaf komen voort uit het onderzoek onder ouders van het Comenius Lyceum en uit de ervaringen die het Comenius
78
Lyceum heeft opgedaan met activiteiten gericht op het vergroten van ouderbetrokkenheid. Aanvullend hebben we gebruikgemaakt van resultaten van eerder onderzoek van de Kenniswerkplaats Tienplus en van onderzoek naar ouderbetrokkenheid en educatief partnerschap dat eerder en elders in Nederland is gedaan.33 We beginnen met een aantal aanbevelingen voor de school die zijn gericht op het vergroten en verbeteren van de kwaliteit van de ouderbetrokkenheid. Daarna volgen aanbevelingen die betrekking hebben op het pedagogisch partnerschap, waaronder we – naast de samenwerking tussen ouders en school – ook de betrokkenheid van andere partijen verstaan, vooral die van het OKC. Het is van belang te beseffen dat (een deel van) de aanbevelingen voortkomen uit onderzoek in een specifieke context, en wel die van een ‘zwarte‘ havo/vwo-school in Amsterdam Nieuw-West, met een populatie die grotendeels uit Marokkaanse en Turkse leerlingen bestaat. Daarmee zijn de aanbevelingen niet een-op-een te vertalen naar andere settings. Vandaar dat bij elke aanbeveling zogenaamde ‘kritische succesfactoren’ geformuleerd zijn. Dit zijn randvoorwaarden waaronder de aanbeveling succesvol kan worden toegepast.
Vergroten ouderbetrokkenheid Ouders en school maken kennis Het realiseren van een goed partnerschap tussen ouders en school heeft de meeste kans van slagen wanneer dit al direct bij het aantreden van de leerling vorm krijgt. Het is van groot belang dat ouders – van allerlei achtergronden – kennismaken met de cultuur en structuur van de school én met het functioneren van de school als gemeenschap. Van even groot belang is, dat de school kennismaakt met de ouders en inzicht opdoet in hun 33 Zie de besproken literatuur en verwijzingen in hoofdstuk 2 en eerdere onderzoeken van de Kenniswerkplaats Tienplus in Amsterdam (http://www. kenniswerkplaatstienplus.nl/) . Voor het uitwerken en concretiseren van ouderbetrokkenheid in de eigen school kan gebruikgemaakt worden van de modellen en voorbeelden zoals besproken in hoofdstuk 2. Handzaam is ook ‘Tien tips voor de praktijk. Ouders als educatieve partner’. In: Toon Speziaal. Zorg aan leerlingen van 4-16 jaar. Jaargang 2, nr. 2/3, juni 2007, p. 19-21.
79
wensen en behoeften. In aanvulling op aanmeldingsgesprekken kan de school introductieavonden voor ouders van nieuwe leerlingen organiseren. Hierin dient dan het reilen en zeilen van de school centraal te staan, net als de verwachtingen die de school heeft van de rol en inbreng van de ouders en wat de ouders, omgekeerd, van de rol en inbreng van de school mogen verwachten. Leerlingen en ouders die al langer meelopen, waaronder de ouderraad, dienen een rol te spelen in het organiseren en het verloop van deze introductie. Hiermee wordt het partnerschap tussen school, ouders en leerlingen zichtbaar. Bovendien kunnen ouders die niet of slecht Nederlands spreken door zonen, dochters of andere ouders geholpen worden bij de vertaling ervan. Kritische succesfactoren: een heldere doelstelling, voldoende tijd van betrokkenen voor een goede follow-up en om met ouders (na afloop) in gesprek te gaan. De follow-up houdt in dat de informatie die de school tijdens de introductie verstrekt op latere momenten wordt herhaald of nader wordt toegelicht tijdens speciale klassenavonden. Informatie komt immers zelden in een keer ‘binnen’.
Rechten en plichten In dit onderzoek heeft de nadruk gelegen op ouderbetrokkenheid als een educatieve samenwerkingsrelatie tussen ouders en school. Het is daarbij van belang dat ouders en school een gedeelde visie hebben op zaken die zij formeel van elkaar kunnen verwachten en die een voorwaarde zijn voor dit partnerschap. Ouders dienen zich ervan bewust te zijn of bewust te worden dat het recht van hun kinderen op goed onderwijs alleen te realiseren is als zij hun rol en verantwoordelijkheid nemen om met de school samen te werken in opvoeding en onderwijs. De verplichting om daaraan bij te dragen kan vertaald worden in regels aangaande ouderbetrokkenheid, regels die de school – in overleg met de ouderraad – kan aanscherpen of concretiseren. Met de ouderraad kan de school de wenselijkheid van het verplicht bijwonen van algemene ouderavonden of tienminutengesprekken bespreken. Meer in het algemeen kan de school samen met de ouderraad nagaan hoe zij ouders kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheden inzake het onderwijs van hun kinderen. De meeste ouders hechten veel belang aan een goede relatie met de school en zijn bereid hierin te investeren. Obstakels in deze relatie hebben te maken taalachterstand of onvoldoende kennis van de werking van het schoolsysteem. Als ouders succesvol worden aangesproken om de school op
80
gezette tijden te bezoeken zal ook duidelijker worden waar zich dergelijke obstakels voordoen. Kritische succesfactoren: een goede communicatie is nodig over datgene wat van ouders wordt verwacht. Als de school van ouders verwacht dat zij deelnemen aan bijeenkomsten, moeten deze voor ouders inhoudelijk en wat betreft ambiance aantrekkelijk en zinvol zijn. De informatie moet helder zijn. Ouders moeten de informatie kunnen nalezen en er vragen over kunnen stellen, de presentatie dient goed verzorgd en duidelijk te zijn, zo mogelijk met gastsprekers rond specifieke onderwerpen die ouders bezighouden. Dit vraagt dat school en ouderraad zich verdiepen in wat ouders aanspreekt.
Mentor als schakel tussen ouders en school De mentor is voor ouders een belangrijke schakel tussen henzelf en de school. Over het algemeen weten de ouders de mentor te vinden als het gaat om de leerprestaties van hun kind en vaak ook bij zaken die de directe leerprestaties overstijgen. Uit het onderzoek komt naar voren dat ouders nogal wat van de mentor verwachten. Daarom is het voor de school van belang om na te gaan hoe individuele mentoren hun taak opvatten en uitvoeren en of zij zich hierbij voldoende ondersteund voelen. Dan kan de school bepalen of, en zo ja, welke deskundigheidsbevordering nodig is. Aan de andere kant dient de school ouders goed te informeren over de functie van de mentor: wat kunnen zij wel en niet van de mentor verwachten? Dit kan door middel van (schriftelijke) informatie, maar daarnaast gaat het vooral om een persoonlijke presentatie aan ouders, zowel tijdens ouderavonden en tienminutengesprekken als tijdens huisbezoeken. Voor (nadere) kennismaking met de ‘eigen’ mentor is het huisbezoek zeer geschikt. Ouders waarderen dit zeer en het is een goed startpunt voor de communicatie tussen ouder en mentor. Als het huisbezoek goed verloopt, groeit het vertrouwen tussen school en ouders. Mentoren krijgen door het huisbezoek een uniek kijkje in de leefsituatie van hun leerlingen. Kortom, een huisbezoek draagt bij aan de afstemming van de twee opvoedmilieus. Kritische succesfactoren: om de rol van de mentor als schakel tussen ouders en school te optimaliseren, dient er voldoende tijd (uitbreiding van contactmomenten) beschikbaar te zijn, deskundigheid van de kant van de mentor en duidelijkheid over de rol van de mentor, zowel naar de school als de ouders. Dit vraagt aansturing en ondersteuning van de kant van de schoolleiding, intervisie en uitwisseling tussen mentoren, zo nodig aangevuld met gerichte training.
81
Aanstellen contactouders Uit het onderzoek komt naar voren dat ouders vooral met de school communiceren over zaken die de leerprestaties aangaan of ingeval van (acute) problemen met hun kind. Daarnaast zijn er onderwerpen die de individuele leerling- en ouderzaken overstijgen, maar die wel van belang zijn voor de samenwerking tussen ouders en school. Het is van belang om ouders zelf een grotere rol en verantwoordelijkheid te geven in het creëren en onderhouden van communicatielijnen met de school, in de vorm van contactouders. Deze ouders – een afkomstig uit elke klas – dienen een schakelfunctie te vervullen tussen andere ouders, school en ouderraad, in de communicatie tussen verschillende geledingen. Contactouders kunnen signalen over ‘wat er leeft ‘ bij ouders doorgeven aan de school. Kritische succesfactoren: heldere afspraken over de taken van de contactouders, een goede informatievoorzieningen hierover aan alle ouders en het ondersteunen van de contactouders hierbij door de mentor en ouderraad.
Investeren in het versterken van ouderraad De ouderraad is het orgaan waarin de gezamenlijke belangen van ouders uitgedragen kunnen worden en waarin wensen en behoeften van ouders aandacht krijgen. Omgekeerd heeft de ouderraad voor de school een informatie- en adviesfunctie hoe zaken te communiceren, aan te pakken, te verbeteren. Het onderzoek laat zien dat de ouderraad – bezien vanuit het perspectief van de ouders – op dit moment geen schakelrol vervult tussen ouders en de school. Omgekeerd functioneert de ouderraad op dit moment ook nog niet als een volwaardige ‘sparring partner’ van de school, terwijl de school hieraan wel behoefte heeft. Het is van groot belang om via een traject van (her)oriëntatie en deskundigheidsbevordering te investeren in het versterken van de ouderraad. Het gaat hierbij om zaken als: verheldering van taken en bevoegdheden van de ouderraad, herkennen van eigen competenties om de belangen van de ouders te behartigen en het leren betrekken van de ’achterban’ bij het ontwikkelen en uitvoeren van plannen. Kritische succesfactoren: enthousiaste leden van de ouderraad en de bereidheid van de school en actieve ouders om te investeren in deze vorm van ouderbetrokkenheid. Daarnaast: ondersteuning bij het ontwikkelen van een traditie in ouderbetrokkenheid, het leren kennen van goede voorbeelden op vergelijkbare scholen, coaching door (ervarings)deskundigen op dit terrein, beleven van plezier en erkenning in de uitoefening van deze functie.
82
Bevragen van ouders via ouderpanels De school kan de behoefte hebben om met (een bepaalde groep) van ouders van gedachten te wisselen over een bepaald thema dat ook voor ouders relevant is. In dat geval kan de school een tijdelijk ouderpanel inrichten dat meedenkt en meepraat over een bepaalde kwestie of vraag. De school kan ouders dan schriftelijk of direct (via contactouder of mentor) uitnodigen voor een bijeenkomst. Als het ouderpanel goed functioneert heeft de school informatie over hoe ouders over een bepaalde kwestie denken en hebben ouders de ervaring dat de school hen serieus neemt. Voordeel van een ouderpanel is dat het incidenteel kan worden ingezet, en daarmee niet belastend is voor (telkens dezelfde actieve) ouders. Ook is het mogelijk een onderscheid te maken naar behoeften van verschillende ouders. Zo kan de school niet-Nederlands sprekende moeders bijvoorbeeld werven voor een moederpanel, waarbij een (ervaren, vrijwillige) tolk vertaalt. Kritische succesfactoren: een heldere doelstelling en vraagstelling over wat er aan de ouders gevraagd wordt en duidelijkheid over wat er met de resultaten gebeurt. Het is van belang om duidelijk aan te geven waarvoor het panel is ingericht: om een oordeel te geven, om een mening te peilen, om nieuwe ideeën op te doen? Ook is het van belang de (direct) betrokkenen te informeren over de uitkomsten en de vervolgstappen.
Realiseren van pedagogisch partnerschap In het voorgaande is vooral de school adressant van de aanbevelingen met betrekking tot de relatie met ouders. In het navolgende staat het pedagogisch partnerschap tussen ouders, school en OKC centraal. De navolgende aanbevelingen zijn erop gericht dit partnerschap te ontwikkelen, verstevigen en positioneren. Zoals aangegeven overstijgen deze aanbevelingen de directe interviewresultaten en hebben ze tot doel om het onderwerp – zowel in het Comenius Lyceum als in andere scholen voor voortgezet onderwijs in Amsterdam – te agenderen. We geven zoveel mogelijk aan wat ieders aandeel in het realiseren van de aanbevelingen zou kunnen zijn.
Vergroten bekendheid en toegankelijkheid Ouder- en Kindcentrum Het OKC is een relatief jonge organisatie, die nog niet voldoende in het vizier is bij ouders met ‘oudere’ kinderen. Ook op school – bij leerkrachten en mentoren – zijn de functie, bereikbaarheid en doelstelling van het OKC
83
nog nauwelijks in beeld. Daarmee blijft ook onduidelijk welke rol het OKC zou kunnen vervullen in het pedagogisch partnerschap tussen ouders en school. Het OKC heeft een belangrijke taak in het vergroten van de eigen naamsbekendheid, bij ouders, maar ook op school. Het OKC kan zichzelf introduceren bij mentoren. Dit moet niet gaan om een eenmalige introductie of doelgerichte werving voor oudercursussen van het OKC. Het doel moet zijn het aangaan van een samenwerkingsrelatie, gericht op het benutten van elkaars kwaliteiten en mogelijkheden. De school kan bemiddelen in het vergroten van de naamsbekendheid van het OKC bij ouders. Dit is mogelijk door medewerkers tijdens ouderavonden een rol te geven, bij opvoedvragen van ouders door te verwijzen naar het OKC en door het aanbod aan begeleiding bij faalangst, depressie, gezondheid en agressie bekendheid te geven. Kritische succesfactor: bereidheid en onderkend belang bij alle partijen om elkaar beter te leren kennen en te investeren in samenwerking.
Gezamenlijk obstakels bij gezinnen aanpakken Uit het onderzoek komt naar voren dat er bij ouders obstakels bestaan die een goede ouder-schoolrelatie belemmeren. Voorbeelden zijn onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal, gebrekkige kennis over het Nederlandse schoolsysteem en onbekendheid en wantrouwen ten aanzien van het (jeugd) zorgsysteem. We hebben ook geconstateerd dat dit zaken zijn die de school niet (alleen) kan oplossen. Naast de eigen verantwoordelijkheid van de ouders zijn er organisaties die hierin een rol kunnen spelen, zoals het OKC, het Zorgadviesteam, vrijwilligersorganisaties of andere gemeentelijke instellingen en diensten. Het is van belang dat al deze partners – ieder vanuit hun eigen taak en verantwoordelijkheid – ouders ondersteuning bieden bij de opvoeding van hun kind, zowel in de schoolloopbaan als daarbuiten. Zo kan het OKC samen met de school thema-avonden organiseren over de puberteit en over ontwikkelings- en opvoedingsvragen die samenhangen met het welbevinden en de schoolvorderingen van leerlingen. Uiteraard zijn er ook zaken die te maken hebben met een structurele positie van achterstand of gebrekkige integratie en die de taken van de pedagogisch partners te boven gaan. In dat geval kunnen deze partners een rol vervullen als informant richting hulpverlening en het lokale bestuur. Zij zijn immers als geen ander op de hoogte van problemen en belemmeringen die zich voordoen.
84
Kritische succesfactor: de bereidheid om verder te kijken dan de eigen kerntaken en om gezamenlijk op te trekken, maar wel vanuit een duidelijke afbakening van ieders verantwoordelijkheid.
Het OKC ondersteunt mentoren Uit het onderzoek komt naar voren dat veel ouders de leerkrachten en mentoren zien als personen die pedagogische deskundigheid hebben. Lang niet alle ouders doen een beroep op de mentor als het gaat om opvoedkwesties, maar veel ouders zouden dit – in geval van vragen en problemen – wel willen. Deskundigen, bijvoorbeeld van het OKC, kunnen mentoren ondersteunen bij het uitvoeren van hun functie als schakel tussen ouders en school. Dit kan diverse vormen aannemen, zoals deskundigheidsbevordering, een eenvoudige manier om ouders met opvoedvragen door te verwijzen naar het OKC en het beschikbaar zijn voor vragen. Kritische succesfactoren: bereidheid om samen te werken in laagdrempelige verwijzing van ouders naar het OKC.
Onderzoek naar de rol van mentoren bij ouderbetrokkenheid Mentoren hebben een belangrijke rol als schakel tussen ouders en school enerzijds en tussen ouders en OKC anderzijds. Het is van belang om meer inzicht te krijgen in de manier waarop mentoren tot op heden deze rol vervullen, over welke competenties zij beschikken en aan welke ondersteuning zij behoefte hebben.
Ontwikkelen gezamenlijke visie rondom pedagogisch partnerschap School, ouders en het OKC hebben verwachtingen van elkaar als het gaat om het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van kinderen, zowel op het terrein van (leer)prestaties als rondom opvoedkwesties. Uit het onderzoek blijkt dat de ouders de school wél en het OKC niet in het vizier hebben als pedagogisch partner. Ook onderkennen en waarderen ouders de rol van de school in de opvoeding – vaak nog impliciet – maar communiceren zij hierover doorgaans niet met school en spreken zij hun verwachtingen niet uit. Een deel van de ouders weet ook niet wat zij van school kunnen verwachten. Het is van belang om een gezamenlijke visie te ontwikkelen op de wijze waarop het pedagogisch partnerschap tussen school, ouders en het OKC eruit zou kunnen zien. Dit kan enerzijds op basis van aanwezige kennis en ervaring, met gebruikmaking van de onderhavige onderzoeksresultaten. Anderzijds is het noodzakelijk om in de praktijk uit te vinden ‘wat werkt’ en
85
wat ieders mogelijkheden zijn. Daarbij gaat het onder andere om de rol van de ouderraad, de inbreng van het OKC in de informatieoverdracht aan en ondersteuning van de ouders en om activiteiten van de school om tijdens ouderavonden, mentorcontacten en andere contacten met ouders actuele kwesties rondom de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen te delen. Het ligt voor de hand dat de schoolleiding en het management van het OKC hierin het voortouw nemen, rond concrete onderwerpen (welke thema-avonden spreken ouders aan, hoe drempels te verlagen?). Zij dienen echter ook de ouderraad, mentoren, ondersteuners en hulpverleners te betrekken bij de visieontwikkeling, wat uitmondt in een concreet stappenplan hoe en met welke verdeling van taken en verantwoordelijkheden het pedagogisch partnerschap versterkt kan worden. Kritische succesfactoren: betrokkenheid van alle partijen op zowel het management- als het uitvoerende niveau en voldoende tijd om niet alleen een visie te ontwikkelen, maar om deze ook in de dagelijkse praktijk gestalte te geven.
Rekening houden met belangen van leerlingen Hoewel het accent van dit onderzoeksrapport ligt op het versterken van ouderbetrokkenheid en het delen van pedagogisch partnerschap tussen school, OKC en ouders, mogen we niet vergeten dat de school er in eerste instantie voor leerlingen is. Het organiseren en realiseren van communicatie tussen school en ouders is geen doel op zich, maar een voorwaarde voor het optimaliseren van de ontwikkeling en toekomstkansen van jongeren. In die ontwikkeling nemen jongeren naarmate ze ouder worden steeds meer verantwoordelijkheid. Zij hebben daartoe ruimte nodig, waar nodig ondersteund door school en ouders. Van groot belang is dat ze hun eigen leefwereld kunnen creëren, samen met leeftijdgenoten, waarin de ontwikkeling van een eigen identiteit ruimte krijgt. Dit geldt voor alle jongeren, maar op een bijzondere manier voor migrantenjongeren die loyaal zijn aan de tradities, waarden en normen van thuis en die het tegelijkertijd in bepaalde opzichten ‘anders’ willen en moeten doen. Dit stelt grenzen aan de ‘bemoeienis’ van ouders met hun leven op school. Kritische succesfactoren: communicatie over en rekening houden met de grenzen die jongeren stellen aan bemoeienis met hun leven op school. Het is van belang dat leerlingen kunnen aangeven tot welke grenzen, rond welke onderwerpen en op welke wijze het versterken van ouderbetrokkenheid bijdraagt aan hun ontwikkeling.
86
Colofon Comenius Lyceum Opdrachtgever/ Financier Auteurs:
Samenwerkingspartners Kenniswerkplaats Tienplus
Omslag Fotografie Uitgave
ZonMw Drs. M.J. de Gruijter (Verwey-Jonker Instituut) M. Bijvoets MSc (Hogeschool Inholland) Dr. P. Naber (Hogeschool Inholland) Stad Amsterdam (Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling) Stadsdelen Amsterdam Noord, Nieuw-West en Zuidoost Stedelijk Overleg Diversiteit Stedelijke Adviesraad Diversiteit en Integratie Hogeschool Inholland Vrije Universiteit GGD/AMC (Academische Werkplaats Publieke Gezondheid) Verwey-Jonker Instituut (penvoerder) Comenius Lyceum Amsterdam Grafitall, Eindhoven Monique Kooijmans Verwey-Jonker Instituut Kromme Nieuwegracht 6 3512 HG Utrecht T (030) 230 07 99 E
[email protected] Website www.verwey-jonker.nl
De publicatie De publicatie kan gedownload worden via de website van de Kenniswerkplaats Tienplus: http://www.kenniswerkplaats-tienplus.nl ISBN 978-90-5830-431-5 © Verwey-Jonker Instituut, Utrecht; Hogeschool Inholland, Amsterdam; 2011. Het auteursrecht van deze publicatie berust bij het Verwey-Jonker Instituut en bij de Hogeschool Inholland. Gedeeltelijke overname van teksten is toegestaan, mits daarbij de bron wordt vermeld. The copyright of this publication rests with the Verwey-Jonker Institute en Hogeschool Inholland. Partial reproduction of the text is allowed, on condition that the source is mentioned.
87