‘Schitterend Geslepen’ Of de impact van diamant in de Kempen
Haalbaarheidsonderzoek in functie van de inventarisatie, registratie en ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen
Eindrapport
Jeroen Janssens
‘Schitterend Geslepen’ Of de impact van diamant in de Kempen
Haalbaarheidsonderzoek in functie van de inventarisatie, registratie en ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen
Eindrapport
Jeroen Janssens
Oktober 2007
2
Inhoud
I. Inleiding
5
1. Het project
5
1.1. Diamantbewerking in de Kempen?
5
1.2. Immaterieel erfgoed?
6
1.3. Voorgeschiedenis
7
1.4. Doelstellingen en fasering
9
1.5. Partners
10
2. Het haalbaarheidsonderzoek
13
2.1. Doelstellingen en onderzoeksvragen
13
2.2. Methode
14
2.3. Presentatie
18
II. Omgevingsanalyse
20
1. Het immateriële erfgoed rond het diamantverleden in de Kempen
20
1.1. Enkele begrippen
20
1.2. Inventarisatie en voorbereiding
23
1.3. Registratie
31
1.4. Bewaring
36
1.5. Ontsluiting
39
2. De stakeholders
45
2.1. Overheden
45
2.1.1. Gemeenten Nijlen en Grobbendonk
45
2.1.2. Kempense gemeenten met een rijk diamantverleden
47
2.1.3. Provincie Antwerpen
48
2.1.4. Vlaamse overheid
53
3
2.1.5. EU – UNESCO
67
2.2. Culturele sector
68
2.2.1. Diamantmusea in Vlaanderen
68
2.2.1.1. Diamantmuseum Grobbendonk
68
2.2.1.2. Diamantmuseum Provincie Antwerpen
75
2.2.1.3. Diamantmuseum Brugge
76
2.2.1.4. Stedelijk Museum Diksmuide
77
2.2.2. Musea, erfgoedsites en erfgoedprojecten in de Antwerpse Kempen
77
2.2.3. Vlaamse musea, erfgoedsites en erfgoedprojecten
81
2.2.4. Culturele steunpunten
82
2.2.5. Lokale erfgoedvrijwilligers en culturele verenigingen
88
2.3. Toerismeorganisaties
89
2.4. Diamantsector
90
2.5. Onderwijs
91
2.6. Inwoners Nijlen, Grobbendonk en de Antwerpse Kempen
93
2.7. Pers
95
3. De trends
96
3.1. Cultureel erfgoed
96
3.2. Toerisme en vrije tijd
98
III. Scenario’s
101
1. Erfgoedsite Slijperij Lieckens
101
1.1. Beschrijving
101
1.2. Middelen
102
1.3. Doelgroepen
109
1.4. Evaluatie
111
2. Een online verhalenbank of virtuele tentoonstelling
113
2.1. Beschrijving
113
2.2. Middelen
113
4
2.3. Doelgroepen
114
2.4. Evaluatie
114
3. Projectmatige ontsluiting
116
3.1. Beschrijving
116
3.2. Middelen
117
3.3. Doelgroepen
118
3.4. Evaluatie
118
IV. Besluit
119
5
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Inleiding
I. Inleiding 1. Het project
1.1. Diamantbewerking in de Kempen?
Toen Jan Eduard Claes, een diamantbewerker uit Borgerhout, zich in 1876 in Nijlen vestigde, begon het Kempense diamantverhaal. In de daaropvolgende jaren ontwikkelde zich in de Kempen een heuse industrie die de regio fundamenteel zou beïnvloeden. Op het einde van de negentiende eeuw bezat Amsterdam een leidinggevende positie in de diamantwereld, hoewel de aanwezigheid van zeer gekwalificeerde autochtone arbeiders van Antwerpen een interessant alternatief maakte voor joodse fabrikanten en handelaars. De opgang van de Scheldestad als diamantcentrum lag alleszins mee aan de basis van de opkomst van de plattelandsnijverheid in de Antwerpse periferie. De ontdekking van enkele nieuwe Zuid-Afrikaanse mijnen in het begin van de twintigste eeuw betekende echter de echte doorbraak van de kleine, niet-georganiseerde nijverheid in de Kempen, waar schrale
gronden
de
boeren
tot
een
nevenactiviteit
dwongen.
Naast
de
aanwezigheid van grote hoeveelheden kleine diamanten van mindere kwaliteit uit de Premiermijn bij Pretoria en vooral uit Duits Zuidwest-Afrika zorgde ook het traditionele leefpatroon van de plattelandsbewoners voor een grootschalige decentralisatie in de diamantsector. De katholieke Kempense bevolking wou immers niet emigreren naar de ‘verdorven’, ‘socialistische’ stad.
De aanleg van het elektriciteitsnet in de Kempen in de jaren 1920-1929 luidde de tweede fase van het proces van decentralisatie in. De regio werd als het ware overspoeld
door
kleine
diamantwerkplaatsen,
waar
‘de
stiel’
vaak
in
familieverband werd uitgeoefend. De verschillende crisismomenten in de jaren 1930 en tijdens de twee wereldoorlogen veranderden hier weinig aan. Pas in de loop van de jaren 1960 en vooral in de jaren 1970-1980 begon het tij te keren. De Kempense diamantindustrie was uiteindelijk gedoemd om te verdwijnen. De delokalisatie naar lagelonenlanden en de verhoogde overheidscontrole in eigen land betekenden het einde van de plattelandsnijverheid. Alleen enkele middelgrote
6
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Inleiding
bedrijven konden (voorlopig) het hoofd boven water houden. Toch veranderde het ‘steentje’ het uitzicht en het economische leven in de Kempen diepgaand en beïnvloedt het de mentale denkkaders van de bevolking tot vandaag.
De ambachtelijke diamantnijverheid in de Kempen was in verschillende opzichten uniek. Het contrast (of beter: de complementariteit) met de diamantbewerking in Antwerpen was alleszins opvallend. De haast uitsluitend in Antwerpen gevestigde grofbranche was kapitaalintensief. De arbeiders werden samen gebracht in grote werkplaatsen, waar ze onder rechtstreekse controle van de fabrikant stonden. Ze werkten onder een normaal sociaal statuut en tegen een vast weekloon. De opleiding verliep meestal via vakscholen, omdat de bewerking van grotere diamanten een goede leerschool vereiste. In de kleine Kempense ateliers daarentegen werden vooral kleine stenen bewerkt. De Antwerpse fabrikanten, die de ruwe grondstof via een aantal tussenpersonen in de Kempen uitbesteedden, oefenden er amper controle uit. De jonge arbeiders, die het vak voornamelijk via leercontract leerden, werden enkel ingewijd in de basisbewerkingen, zodat ze al na enkele maanden productief waren. In de arbeidsintensieve kleinbranche werden de diamantbewerkers meestal vergoed op basis van een brutostuktarief, waardoor ze zelf opdraaiden voor de betaling van hun sociale bijdragen en de andere bewerkingskosten. Indien de Kempense arbeiders een goed loon wilden verdienen, moesten ze dus veel en tegen een hoog tempo werken. Na de reguliere werktijd werd er dan ook vaak thuis in één of ander klein achterkamertje aan een eigen molen verder geslepen. Er waren bovendien heel wat illegale diamantbewerkers, die bij een werkgever of een handelaar een partij ruwe diamant afhaalden om het thuis of in een werkplaats af te werken.
1.2. Immaterieel erfgoed?
Het unieke Kempense diamantverhaal en de regionale dimensie van de Vlaamse diamantgeschiedenis
dreigen
onherroepelijk
verloren
te
gaan,
indien
het
immateriële erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen niet wordt geïnventariseerd, geregistreerd en ontsloten. De ambachtelijke en vaak illegale
7
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Inleiding
thuisnijverheid liet immers relatief weinig materiële sporen na. Het project ‘Schitterend geslepen’ besteedt daarom vooral aandacht aan de mondelinge verhalen van de (voormalige) Kempense diamantbewerkers en hun familie. Een en ander is dringend, want het aantal getuigen wordt elke dag kleiner.
Het immateriële erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen zal een nieuw licht werpen op de etnisch-culturele spanningsvelden die de diamantnijverheid steeds hebben gekenmerkt. De relatie tussen het joodse, socialistische en vaak Franstalige diamantmilieu in Antwerpen en de katholieke diamantbewerkers in de Kempen werd vaak bemoeilijkt door wederzijdse vooroordelen. Het antisemitisme tijdens het interbellum en de Tweede Wereldoorlog was hiervan de meest extreme uiting. Het project ‘Schitterend geslepen’ kan een bijdrage leveren tot het opnieuw bespreekbaar maken van dit vaak onverwerkte verleden en op die manier de interculturele dialoog tussen de autochtone bevolking en de joodse gemeenschap een nieuwe dynamiek geven. Ook de delokalisatie van de diamantnijverheid naar lagelonenlanden en het koloniale verleden met de problematiek
van
de
zogenaamde
‘bloeddiamanten’
bieden
interessante
invalshoeken voor de ontsluiting van het project.
Met de aandacht voor het immateriële erfgoed sluit het project niet alleen aan bij de groeiende interesse voor mondelinge geschiedenis maar vormt het eveneens een essentiële aanvulling op de bestaande (museale) ontsluiting en wetenschappelijke kennis van het Kempense diamantverleden.
1.3. Voorgeschiedenis
Toen duidelijk werd dat de Kempense diamantnijverheid gedoemd was om te verdwijnen, groeide bij de Nijlense Heemkring van het Davidsfonds Nijlen en enkele voormalige diamantbewerkers de wil om dit stukje dorpsgeschiedenis voor het nageslacht te bewaren. Van april 1989 tot december 1992 publiceerde de Heemkring in zijn driemaandelijks tijdschrift De Poemp de artikelenreeks ‘Diamant, een schitterend verhaal’, een zesdelig overzicht van een eeuw lokaal
8
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Inleiding
diamantverleden. De eerste impuls om het diamantair erfgoed van de gemeente te inventariseren, registreren en ontsluiten kwam dus van De Poemp.
Sinds 1990 ijverde De Poemp eveneens voor de bewaring van Slijperij Lieckens, de zowat laatste, volledig uitgeruste vooroorlogse slijperij uit de streek. Het atelier bevindt zich in het centrum van Nijlen en is illustratief voor de vele diamantwerkplaatsen die ooit in de regio gevestigd waren. In 2004 kocht het Nijlense gemeentebestuur de slijperij en enkele aangrenzende gronden aan. De rest van het perceel (het woonhuis en de overige gronden) werd door de sociale huisvestigingsmaatschappij Zonnige Kempen gekocht. In hetzelfde jaar startte het gemeentebestuur een beschermingsprocedure op voor Slijperij Lieckens. Voorlopig nam de Vlaamse minister van Ruimtelijke Ordening, Dirk Van Mechelen, nog geen beslissing in het dossier.
In 2002 besloot het Nijlense gemeentebestuur om mee te stappen in het decreet lokaal cultuurbeleid (13 juli 2001), dat de aandacht voor cultuur op lokaal niveau wil vergroten en de gemeenten wil stimuleren om een cultuurbeleid op maat uit te bouwen.
Er
werd
een
cultuurbeleidscoördinator
aangeworven
en
een
cultuurbeleidsplan voor de periode 2005-2007 opgesteld. Hierin luidde de tweede algemene doelstelling ‘er is aandacht voor cultureel erfgoed en toerisme binnen de gemeente’. Dit werd onder meer vertaald in de volgende concrete doelstelling: ‘het cultureel erfgoed wordt geïnventariseerd en ontsloten’. De aandacht zou hierbij vooral gaan naar het onroerend en het diamantair erfgoed. De inventarisering
en
ontsluiting
van
het
erfgoed
betreffende
het
lokale
diamantverleden werd dus als een belangrijke doelstelling van het Nijlense cultuurbeleid naar voren geschoven. De intentie om het Nijlense diamantverleden te laten uitgroeien tot een van de speerpunten van het lokale beleid op het gebied van erfgoed en toerisme, zal trouwens ook in het Cultuurbeleidsplan 2008-2013 duidelijk worden opgenomen.
Eind 2005 leidden enkele verkennende vergaderingen tot de oprichting van een stuurgroep die zich verder over de inventarisering en ontsluiting van het diamantair erfgoed zou bekommeren. Tijdens verschillende vergaderingen (3 november 2005,
9
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Inleiding
9 december 2005, 16 januari 2006 en 20 februari 2006) besloot de stuurgroep om de aandacht toe te spitsen op het immateriële erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen. Er werd met andere woorden resoluut voor een regionaal perspectief gekozen. Uiteindelijk werd op 28 februari 2006 een aanvraag ingediend voor een projectsubsidie voor een ontwikkelingsgericht project cultureel erfgoed met het oog op de zorg voor en de ontsluiting van het cultureel erfgoed (Erfgoeddecreet). Op 4 september 2006 kende minister van Cultuur, Bert Anciaux, bij Ministerieel Besluit een subsidie van 40.000 euro toe aan de gemeente Nijlen als projectsubsidie voor fase 1 van het project ‘Schitterend geslepen of de impact van diamant in de Kempen’. De gemeente Nijlen besloot de uitwerking van fase 1 toe te vertrouwen aan een projectcoördinator die zou functioneren binnen de administratie van de gemeente Nijlen, nauw zou samenwerken met de cultuurbeleidcoördinatoren van de gemeenten Nijlen en Grobbendonk, en zou rapporteren aan de stuurgroep. De projectcoördinator ging aan de slag op 1 februari 2007. Ondertussen kende minister van Cultuur, Bert Anciaux, ook voor fase 2 van het project een subsidie van 40.000 euro toe aan de gemeente Nijlen.
1.4. Doelstellingen en fasering
‘Schitterend geslepen’ streeft naar een kwaliteitsvolle inventarisatie, registratie en ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de cultuurhistorie van de diamantbewerking
in
de
Kempen
op
basis
van
een
weldoordacht
haalbaarheidsonderzoek. Het project kan worden opgedeeld in drie fases, die uiteraard niet strikt van elkaar te scheiden zijn en dus enigszins door elkaar lopen.
Fase 1 loopt van 1 oktober 2006 tot 30 september 2007 en bestaat uit drie aspecten die nauw met elkaar verweven zijn: de uitwerking van een kwalitatieve haalbaarheidsstudie, de inventarisering van potentiële getuigen en hun collecties, en de uitbouw van een kennisnetwerk rond diamantair erfgoed. Ook de registratie van het immateriële erfgoed wordt in fase 1 voorbereid. Wegens onvoorziene problemen bij de aanstelling van een geschikte projectcoördinator ging de eerste fase pas op 1 februari 2007 van start. Toch wordt er een poging ondernomen om de
10
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Inleiding
opgelopen
vertraging
in
te
halen,
zodat
de
resultaten
van
het
haalbaarheidsonderzoek in de loop van oktober 2007 op een rondetafelconferentie kunnen worden voorgesteld.
Fase 2 loopt van 1 oktober 2007 tot 30 september 2008 en staat in het teken van de registratie van het immateriële erfgoed rond de cultuurhistorie van de diamantbewerking in de Kempen. Door het transcriberen van de interviews en het opstellen van bandinhoudsfiches worden de getuigenissen al gedeeltelijk ontsloten. Dit moet uiteindelijk resulteren in minstens 40 geregistreerde en getranscribeerde interviews (met bandinhoudsfiche) rond het Kempense diamantverleden. In fase 2 wordt ook het onderzoek naar de ontsluitingsmodaliteiten van mondelinge bronnen verder gezet. In de loop van fase 2 worden de verschillende doelgroepen over de voortgang van het project geïnformeerd en zoveel mogelijk actief betrokken bij ‘Schitterend geslepen’.
Fase 3 loopt van 1 oktober 2008 tot 30 september 2009. Ze omvat de afronding van het onderzoek naar de ontsluitingmodaliteiten van mondelinge bronnen en de effectieve ontsluiting van het immateriële erfgoed.
1.5. Partners
De realisatie van het project gebeurt in samenwerking met verschillende partners, die elk vanuit hun specifieke expertise een essentiële bijdrage leveren tot de inventarisatie, registratie en ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen. Naast de Vlaamse overheid zijn de belangrijkste partners het gemeentebestuur van Nijlen, het gemeentebestuur van Grobbendonk, Vzw Toerisme Grobbendonk – Diamantmuseum V.V.V., het Diamantmuseum Provincie Antwerpen, het Vlaams Centrum voor Volkscultuur vzw, Culturele Biografie Vlaanderen vzw, de Nijlense Heemkring de Poemp, de heer Hans Wins en Prof. Dr. Erik Aerts. De inbreng van de verschillende partners is divers.
11
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Inleiding
Het gemeentebestuur van Nijlen trekt het project ‘Schitterend geslepen’. Het stelt de oude Slijperij Lieckens, die het in 2004 aankocht, ter beschikking voor de ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen. De coördinator van het project, dat ook financieel door het gemeentebestuur wordt gesteund, is opgenomen in de administratie van de gemeente Nijlen.
Het gemeentebestuur van Grobbendonk verleent de volledige medewerking aan het project. Het stelt informatie en expertise in verband met het erfgoed rond de diamantbewerking ter beschikking en steunt het project financieel.
Vzw Toerisme Grobbendonk –Diamantmuseum V.V.V stelt informatie en expertise ter beschikking, vooral op het gebied van het alaam en het technische diamantverhaal.
Het Diamantmuseum Provincie Antwerpen ondersteunt als regionaal erkend museum het project ‘Schitterend geslepen’ op verschillende manieren: het verlenen van museologisch en educatief advies, het ter beschikking stellen van het depot, het uitlenen van stukken uit de collectie, het ter beschikking stellen
van
de
bibliotheek,
het
leggen
van
contacten
met
het
provinciebestuur, en het ondersteunen van de uitbouw van een kennisnetwerk rond diamantair erfgoed.
Het Vlaams Centrum voor Volkscultuur vzw staat in voor de inhoudelijke advisering en vorming betreffende mondelinge geschiedenis.
Culturele Biografie Vlaanderen vzw zal als steunpunt voor archiefinstellingen, bewaarbibliotheken, documentatiecentra, erfgoedcellen en musea het project inhoudelijk
begeleiden,
onder
meer
doelgroepenbeleid.
12
voor
de
uitwerking
van
het
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Inleiding
De Nijlense Heemkring De Poemp stelt informatie en expertise betreffende het diamanterfgoed in de Kempen ter beschikking. De kring zal de resultaten van het project publiceren voor de zowat 2.000 lezers van zijn tijdschrift.
De heer Hans Wins stelt als diamantdeskundige zijn kennis van de diamantsector ter beschikking. Via zijn uitgebreide contacten binnen de diamantwereld kan hij een belangrijke bijdrage leveren tot de uitbouw van een kennisnetwerk rond diamantair erfgoed.
Prof. Dr. Erik Aerts zorgt voor de kritische opvolging van publicaties en historisch advies.
De verschillende partners vormen samen de stuurgroep, die het project in zeswekelijkse vergaderingen opvolgt en de projectcoördinator begeleidt. In fase 1 wordt verder bekeken welke ‘stakeholders’ er nog als partner bij het project kunnen worden betrokken.
13
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Inleiding
2. Het haalbaarheidsonderzoek
2.1. Doelstellingen en onderzoeksvragen
De haalbaarheidsstudie heeft twee grote doelstellingen:
Het onderzoeken van de haalbaarheid van een aantal scenario’s voor de inventarisatie, registratie en ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen.
Het formuleren van een aantal aanbevelingen voor de inventarisatie, registratie
en
ontsluiting
van
het
(immateriële)
erfgoed
rond
de
diamantbewerking in de Kempen.
De haalbaarheidsstudie wil met het oog op de bovenstaande doelstellingen een antwoord bieden op de volgende vragen:
Welke middelen kunnen worden aangewend voor de inventarisatie, registratie en ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen?
Welke partners kunnen worden betrokken bij de inventarisatie, registratie en ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen?
Welk
scenario
of
welke
methodologie
kan
worden
gevolgd
bij
de
inventarisatie, registratie en ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen?
Welke rol kan Slijperij Lieckens spelen bij de inventarisatie, registratie en ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen?
14
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Inleiding
Welke rol kunnen de diamantmusea in Antwerpen en Grobbendonk spelen bij de inventarisatie, registratie en ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen?
Kan ‘Schitterend geslepen’ een opstap zijn voor een structurele regionale samenwerking rond erfgoed in het algemeen en/of diamantair erfgoed in het bijzonder?
Wat is de toeristische (meer)waarde van het diamantair erfgoed in de Antwerpse Kempen?
Met het beantwoorden van de bovenstaande vragen wil het haalbaarheidsonderzoek een kader bieden voor de verdere inventarisatie, registratie en ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen en een vertrekpunt vormen voor een regionale erfgoedwerking. Het moet de stuurgroep van het project en de betrokken beleidsmakers in staat stellen om een aantal keuzes te maken en een aantal beslissingen te nemen. Het haalbaarheidsonderzoek is dan ook (slechts) een werkdocument dat informatie bundelt en een aantal aanbevelingen formuleert. De uiteindelijke beleidskeuzes moeten in een later stadium nog verder worden uitgewerkt.
2.2. Methode
Het haalbaarheidsonderzoek is gebaseerd op de bestaande literatuur met betrekking tot het erfgoedbeleid, diamantair erfgoed, oral history, het culturele veld,
erfgoedtoerisme,
vergelijkbare
haalbaarheidsstudies,
enzovoort.
De
resultaten van de literatuurstudie worden verder aangevuld met de resultaten van de bevraging van de stakeholders. De bevraging moest naast feitelijke informatie vooral de ervaringen, de meningen, de waarderingen en de visies van de respondenten in kaart brengen. Hierbij werden twee methodes gehanteerd.
15
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Inleiding
Ten eerste werd een schriftelijke enquête gestuurd naar de gemeentebesturen, de scholen en de Rust- en Verzorgingstehuizen van de Antwerpse Kempen.1 Telkens werd er gepeild naar de verwachtingen omtrent ‘Schitterend geslepen’ en de eventuele
samenwerkingsmogelijkheden.
Daarnaast
kregen
de
verschillende
respondenten ook een aantal specifieke vragen voorgeschoteld. De vragenlijst voor de gemeentebesturen peilde naar het diamantair erfgoed, de erfgoedactoren en het erfgoedbeleid in de verschillende gemeenten (zie bijlage 1). De scholen werden bevraagd over de plaats van (diamantair) erfgoed en mondelinge geschiedenis in het curriculum, en de ontsluiting van erfgoed voor scholen en kinderen (zie bijlage 2). De enquête voor de RVT’s ging op zoek naar informatie over de aanwezigheid van potentiële getuigen in de instellingen, en de ontsluiting van erfgoed voor RVT’s en bejaarden (zie bijlage 3). Aan de verschillende vragenlijsten werd steeds een toelichting van het project toegevoegd, zodat de enquête voor de respondenten meteen ook een eerste kennismaking met ‘Schitterend geslepen’ was (zie bijlage 4).
In
totaal
werden
308
respondenten
gecontacteerd,
met
name
44
gemeentebesturen, 88 basisscholen, 90 secundaire scholen en 86 Rust-en Verzorgingstehuizen. De respons was als volgt:
Gemeentebesturen Gemotiveerde
non- Antwoord
Geen Antwoord
respons2 6
28
10
1
Het gaat om de gemeentebesturen, de scholen, en de Rust- en Verzorgingstehuizen uit 44 gemeenten: Arendonk, Baarle-Hertog, Beerse, Berlaar, Bonheiden, Brasschaat, Brecht, Dessel, Duffel, Essen, Geel, Grobbendonk, Heist-op-den-Berg, Herentals, Herenthout, Herselt, Hoogstraten, Hulshout, Kalmthout, Kasterlee, Lier, Lille, Malle, Meerhout, Merksplas, Mol, Nijlen, Olen, OudTurnhout, Putte, Ranst, Ravels, Retie, Rijkevorsel, Schilde, Schoten, Turnhout, Vorselaar, Vosselaar, Westerlo, Wijnegem, Wuustwezel, Zandhoven en Zoersel. 2 De ‘gemotiveerde non-respons’ omvat de respondenten die om diverse redenen niet aan het onderzoek verkozen deel te nemen en dit ook als dusdanig kenbaar hebben gemaakt.
16
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Inleiding
Basisscholen Gemotiveerde
non- Antwoord
Geen Antwoord
respons 1
7
80
Secundaire scholen Gemotiveerde
non- Antwoord
Geen Antwoord
respons 1
6
83
Rust- en Verzorgingstehuizen Gemotiveerde
non- Antwoord
Geen Antwoord
respons 1
13
72
Het feit dat 63% van de aangeschreven gemeentebesturen aan de enquête hebben meegewerkt, is bijzonder hoopgevend. De gemeentebesturen die niet hebben geantwoord of die niet aan de enquête wilden participeren, besturen gemeenten zonder of met een zeer beperkt diamantverleden. Ook de medewerking van de scholen en RVT’s werd gedeeltelijk bepaald door het diamantverleden van de betrokken gemeente of instelling.
Ten tweede werden er persoonlijke gesprekken gevoerd met verschillende stakeholders, wat een meer diepgaande en genuanceerde bevraging mogelijk maakte. De mondelinge interviews leverden bovendien een belangrijke bijdrage tot de opbouw van een netwerk rond (diamantair) erfgoed. Met de volgende personen, verenigingen, organisaties, instellingen en bedrijven werd overleg gepleegd:
Stuurgroep ‘Schitterend geslepen’: 12 februari, 19 april, 28 juni en 6 september 2007. Adri Diamond Tools Van Bommel N.V.: 19 maart 2007. Culturele Biografie Vlaanderen: 21 februari en 6 juli 2007. Cultuurdienst Berlaar: 14 augustus 2007.
17
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Inleiding
Cultuurbeleidscoördinator Grobbendonk: 14 februari, 21 mei en 29 augustus 2007. Cultuurbeleidscoördinator Heist-op-den-Berg: 9 augustus 2007. Cultuurbeleidscoördinator Lier: 12 juli 2007. Cultuurbeleidscoördinator Nijlen: voortdurend. Cultuurbeleidscoördinator Ranst: 9 augustus 2007 CV Zonnige Kempen: 27 maart en 28 juni 2007. Diamantmuseum Grobbendonk: 14 februari, 21 mei en 29 augustus 2007. Diamantmuseum Provincie Antwerpen: 15 februari en 20 september 2007. Diamantmuseum Brugge: 2 juli en 20 september 2007. Erfgoedcel Waasland: 10 augustus 2007. Erfgoedcel Meetjesland: 27 augustus 2007. Erfgoedproject Steenbakkerijmusea Rupelstreek: 26 april 2007. Frans Cornelissens (heemkundige Wuustwezel): 23 mei 2007. Gemeentebestuur Grobbendonk: 14 februari, 21 mei en 29 augustus 2007. Gemeentebestuur Nijlen: voortdurend. Gemeentebestuur Vorselaar: 21 augustus 2007. Gemeentelijk Instituut voor Technisch en Handelsonderwijs (Nijlen): 6 juni en 24 september 2007. Hans Wins (diamantdeskundige): 7 maart 2007. Heemkring ‘De Poemp’ (Nijlen): 6 maart, 10 mei, 30 augustus en 11 oktober 2007. Heemkring ‘Joris Matheussen’ (Vorselaar): 24 mei 2007. Heemkring ‘Die Swane’ (Heist-op-den-Berg): 29 mei en 7 juni 2007. Heemkring ‘Sandelyn’ (Herenthout): 12 juni 2007 en 9 juli 2007. Heemkring ‘Wadja’ (Hulshout): 30 mei 2007. Kempens Landschap vzw: 26 maart 2007. Leen Van Molle (professor KU Leuven): 15 maart 2007. Leerlingen Githo en Sint-Calasanzinstituut (gekoppeld aan rondleiding Slijperij Lieckens): 23-27 april en 14-15 mei 2007. Monumentenwacht Provincie Antwerpen vzw: 9 juli 2007. Museumconsulent van de provincie Antwerpen: 15 februari en april 2007. Obbels Diamond BVBA (Nijlen): 2 maart 2007.
18
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Inleiding
RTV (regionale TV Kempen en Mechelen): 16 augustus, 19 september en 4 oktober 2007. Rusthuis Sint-Jozef (Kessel): 22 maart 2007. Stadsarchivaris Geel (project ‘Tussen de mensen’): 12 juli 2007. Stedelijk Museum Hoogstraten (project ‘Het is te zeggen’): 24 augustus 2007. Socio-culturele verenigingen Nijlen: 19 september 2007. Toerisme Provincie Antwerpen: 27 juni 2007 en 8 augustus 2007. Toerisme Vlaanderen: 27 juni 2007 en 16 augustus 2007. Toine De Sutter (heemkundige Berlaar): 10 juli 2007. VCM-Contactforum voor erfgoedverenigingen vzw: 5 juni 2007. Victor Nevelsteen (oud-leraar diamantschool Nijlen): 12 maart 2007. Vlaams Centrum voor Volkscultuur vzw: 28 maart 2007.
In de loop van de volgende maanden zal er met deze en andere stakeholders nog verder overleg worden gepleegd.
De Raad van Bestuur en het personeel van het Diamantmuseum Grobbendonk (Vzw Toerisme Grobbendonk) werden nog eens bijkomend bevraagd in het kader van de SWOT-analyse van het museum. Dit gebeurde aan de hand van een schriftelijke vragenlijst en enkele mondelinge gesprekken.
2.3. Presentatie
De resultaten van het haalbaarheidsonderzoek werden voorgesteld op een rondetafelconferentie op 23 oktober 2007. Het infomoment werd met 42 deelnemers een succes. Na de toelichting konden de aanwezigen vragen stellen en hun opmerkingen, bedenkingen en suggesties betreffende het project verwoorden. De definitieve resultaten werden gebundeld in voorliggend rapport.
Het eindrapport van het haalbaarheidsonderzoek valt uiteen in twee delen. Het eerste deel is een omgevingsanalyse, waarin achtereenvolgens het immateriële erfgoed rond het Kempense diamantverleden, de stakeholders en enkele
19
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Inleiding
(erfgoed)trends worden behandeld. Naast de verduidelijking van enkele begrippen bekijkt de alinea over het immateriële erfgoed de kenmerken, voorwaarden, mogelijkheden en gevaren met betrekking tot de inventarisatie, registratie, bewaring en ontsluiting van het immateriële diamantair erfgoed. De alinea over de stakeholders schetst wie de verschillende stakeholders zijn en op welke manier ze bij ‘Schitterend geslepen’ betrokken (kunnen) worden. De alinea over de trends belicht enkele recente ontwikkelingen op het vlak van cultureel erfgoed enerzijds en toerisme en vrije tijd anderzijds. In het tweede deel worden drie scenario’s voor de ontsluiting van het immateriële erfgoed rond het diamantverleden van de Kempen uitgewerkt: erfgoedsite Slijperij Lieckens, een verhalenbank of website, en projectmatige ontsluiting (publicaties, tentoonstellingen, vertelavonden, documentaire op tv of radio enzovoort). In het besluit worden enkele conclusies en aanbevelingen geformuleerd.
20
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
II. Omgevingsanalyse 1. Het immateriële erfgoed rond het diamantverleden in de Kempen
1.1. Enkele begrippen
Een eenduidige definitie van erfgoed formuleren is niet vanzelfsprekend. Erfgoed wordt wel eens als een containerbegrip gehanteerd, omdat er zoveel onder deze noemer valt. Bovendien is de erfgoednotie contextgebonden. Niets is immers erfgoed uit zichzelf. We maken erfgoed van materiële en immateriële restanten uit het verleden door er betekenis aan te geven en elke gebruiker of periode voegt nieuwe betekenislagen toe. Het erfgoedbegrip heeft dus een open, heterogene en dynamische inhoud (culturele biografie).
Tot aan het eind van de jaren zeventig verwees de erfgoednotie overwegend naar de zorg voor oudere gebouwen en landschapssites (onroerend erfgoed) enerzijds, en naar de zorg voor archeologische vondsten en esthetisch waardevolle relicten (roerend erfgoed) anderzijds. Sindsdien werd het erfgoedbegrip aanzienlijk verruimd. De aandacht verschoof onder meer van materiële artefacten naar immateriële betekenissen. De groeiende (her)waardering van het immaterieel cultureel erfgoed werd in 2004 bekrachtigd door het Erfgoeddecreet, waarin de Vlaamse regering de krijtlijnen van het nieuwe Vlaamse erfgoedregiem uittekende. Hiermee volgde Vlaanderen een internationale trend, die onder meer door de United Nations Educational, Scientific and Cultural Oranisation (UNESCO) wordt gestimuleerd.3
Het Erfgoeddecreet definieert cultureel erfgoed als ‘materiële en immateriële betekenisdragers uit het verleden, die gemeenschappelijke betekenissen verkrijgen binnen een cultureel referentiekader’. Of nog: erfgoed is het goed dat men van een voorganger heeft overgenomen, dat uit het verleden is blijven bestaan en vandaag nog een maatschappelijke waarde heeft. Het erfgoed kan roerend, onroerend of immaterieel van aard zijn. Bij immaterieel erfgoed gaat het om 3
Pascal Gielen en Rudi Laermans, Cultureel Goed. Over het (nieuwe) erfgoedregiem (Tielt 2005).
21
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
beeldvorming via beschrijving of andere culturele bronnen die mogelijkheden inhouden van gemeenschappelijke betekenissen, bijvoorbeeld allerhande verhalen, geschiedenissen, sporen, verbanden en kleine en grote referentiekaders.4
De toenemende aandacht en zorg voor het immateriële erfgoed gaat gepaard met een groeiende interesse voor mondelinge geschiedenis. Oral history blijkt immers dé methode bij uitstek om bepaalde vormen van immaterieel erfgoed – zoals herinneringen en de belevingswaarde van het verleden – ‘tastbaar’ te maken. Het is alleszins de methode die het project ‘Schitterend geslepen’ zal hanteren om het immateriële erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen te registreren en te ontsluiten.
Mondelinge geschiedenis of oral history is het interviewen van getuigen om het verleden te (re)construeren en alles wat daarbij komt kijken: het zoeken van potentiële getuigen, het selecteren en contacteren van informanten, het opstellen van een vragenlijst, themalijst en contract, het interviewen, het uitschrijven of de transcriptie van de interviews en de ontsluiting ervan. Als het interview is vastgelegd op een drager, vormt het samen met de verschillende randdocumenten een mondelinge bron.5
Hoewel de basisregels van de historische kritiek ook van toepassing zijn op mondelinge bronnen, wordt het product van mondelinge geschiedenis gekenmerkt door een aantal specifieke eigenschappen. Een mondelinge bron is het (bewust nagestreefd) resultaat van een creatieve dialoog tussen een interviewer en een getuige. Bovendien vormen individuele herinneringen de basis van een mondelinge bron. Mondelinge geschiedenis is dan ook niet alleen een methode om historische feiten te achterhalen. Het is vooral een manier om te peilen naar de wijze waarop mensen het verleden beleefd hebben en herinneren. Mondelinge bronnen vertellen dus minder over de feiten zelf dan over de betekenis van de feiten voor de getuige. In die zin kunnen ze nooit ‘verkeerd’ of ‘leugenachtig’ zijn. Verklaringen,
4
Handleiding bij het Erfgoeddecreet en het Archiefdecreet (Brussel 2006); Informatiebrochure cultureel erfgoed. De dingen – de mensen – de verhalen (Brussel 2003). 5 Bruno De Wever, Björn Rzoska, Charlotte Crul en Pieter François, Van Horen Zeggen. Mondelinge geschiedenis in de praktijk (Schaarbeek 2005).
22
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
uitspraken en verhalen die historisch ‘fout’ zijn, kunnen in het kader van een project oral history toch ‘juiste’ informatie leveren. Dit betekent echter niet dat mondelinge geschiedenis geen uitgelezen methode zou vormen om feitelijke gegevens te verzamelen, bijvoorbeeld over personen, groepen of thema’s die weinig of niet aan bod komen in geschreven bronnen en dus vaak door historici worden ‘vergeten’.
Het ‘subjectieve’ karakter van oral history bepaalt in grote mate haar kracht, hoewel de actieve inbreng van de interviewer en de twijfels over de (on)betrouwbaarheid van het menselijke geheugen de methode in het verleden vaak met een onwetenschappelijk en dus pejoratief imago hebben opgescheept. Ondertussen erkennen steeds meer ‘traditionele’ historici en wetenschappelijke instellingen de (toegevoegde) waarde van mondelinge geschiedenis. Het besef dat ook de klassieke historische bronnen in hoge mate subjectief zijn, heeft die tendens nog versterkt.
‘Mondelinge geschiedenis is hot’ stelde Roel Vande Winkel in 2004 vast. Toch beantwoorden veel projecten oral history volgens de internationale conventies niet aan de wetenschappelijke definitie van mondelinge geschiedenis. Vanwege de lovenswaardige doelstelling om een snelle en grootschalige publieksvalorisatie te realiseren, missen veel initiatieven een goede langetermijnvisie. Het belang van de creatie van randdocumenten en het gebruik van geschikte hardware en software wordt bijvoorbeeld vaak onderschat.6 Hoewel het methodologische debat met betrekking tot mondelinge geschiedenis nog volop aan de gang is, zet het haalbaarheidsonderzoek enkele belangrijke principes en richtlijnen voor de inventarisatie, registratie, bewaring en ontsluiting van het immateriële erfgoed rond het Kempense diamantverleden op een rijtje. Naast publicaties zoals The oral history reader en Doing Oral History wordt hierbij vooral de projectengids Van Horen Zeggen – het resultaat van een samenwerking tussen het Vlaams Centrum
6
Roel Vande Winkel, Mondelinge, historisch bronnen in Vlaanderen. Een kritische bevraging naar de huidige expertise (kennis, ervaring en realisaties) inzake de productie, bewaring en ontsluiting van mondelinge, historische bronnen in Vlaanderen als vorm van oraal erfgoed, eindverslag onderzoeksproject ‘Van Horen zeggen’ (I) Mondelinge, historische bronnen bewaren en ontsluiten (2004).
23
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
voor Volkscultuur vzw en de Universiteit Gent – als leidraad gebruikt.7 De uitwerking van het project ‘Schitterend geslepen’ gebeurt bovendien in nauw overleg met Björn Rzoska van het VCV.
1.2. Inventarisatie en voorbereiding
Een project mondelinge geschiedenis kan uiteraard niet zonder getuigen. Na de bepaling van de inhoud en de probleemstelling van het onderzoek moeten er dan ook informanten worden gezocht, geselecteerd en gecontacteerd. De keuze van de getuigen kan gebeuren op basis van criteria zoals leeftijd, geslacht, woonplaats, beroep,
etnische
afkomst,
sociale
klasse,
scholingsgraad
enzovoort.
De
vraagstelling en concrete inhoud van het project moeten alleszins het uitgangspunt vormen.
Voor het project ‘Schitterend geslepen’ komen alle personen die de afgelopen eeuw op een of andere manier bij de Kempense diamantnijverheid betrokken waren, in aanmerking als informant. De diamantsector bestond immers uit een kluwen van verschillende activiteiten en beroepen. Er zijn kooplieden, fabrikanten, eigenaars
van
werkhuizen,
entrepreneurs,
arbeiders
en
leerjongens,
met
eigenwerkmakers,
daartussen
nog
veel
loketwerkers,
varianten.
Elke
diamantbewerker had bovendien zijn eigen specialiteit: klieven, snijden, zagen, slijpen, verstellen. En dan waren er nog ‘schijvenschuurders’ en werknemers van allerlei toeleveringsbedrijven, zoals firma’s die bijvoorbeeld ‘tangen’ en ‘potjes’ produceerden of die het diamantstof in de werkplaatsen kwamen ophalen. De ‘stiel’ werd beoefend zowel door mannen, vrouwen als door kinderen, zowel thuis als in een fabriek, zowel officieel als in ‘het zwart’. Sommige Kempense diamantbewerkers of werkgevers trokken trouwens naar Antwerpen of het buitenland om hun beroep uit te oefenen.
7
De Wever, Rzoska, Crul en François, Van Horen Zeggen; Robert Perks en Alistair Thomson (eds.), The Oral History Reader (Londen-New York 1998); Donald A. Ritchie, Doing Oral History. A Practical Guide (Oxford 2003).
24
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Met het oog op de registratie van het immateriële erfgoed rond het Kempense diamantverleden wordt een lijst van potentiële getuigen en hun particuliere collecties
samengesteld.
De
zoektocht
naar
informanten
verloopt
langs
verschillende kanalen. Ten eerste werden er enquêtes verstuurd naar de gemeentebesturen en de Rust- en Verzorgingstehuizen in de Antwerpse Kempen. Ten tweede werd er een oproep gepubliceerd in de lokale pers, in gemeentelijke infobladen en in tijdschriften van lokale heemkringen (zie bijlage 9). De enquêtes en de oproep polsten trouwens eveneens naar de aanwezigheid van onroerend en roerend erfgoed met betrekking tot het lokale diamantverleden. Ten derde rekent het project op de ijzersterke methode van de mondreclame. Vooral potentiële getuigen zelf kennen vaak nog andere potentiële informanten.
Getuigen worden vaak het snelst overtuigd door iemand die ze kennen en vertrouwen. Dit geldt zeker voor informanten uit de
tamelijk gesloten
diamantnijverheid. Beroepsfierheid en nostalgie naar het verleden gaan immers meestal gepaard met een zekere schroom en zelfs angst, omdat een groot deel van de activiteiten binnen de sector zich op zijn minst op de grens van illegaliteit afspeelden. ‘Schitterend geslepen’ probeert daarom in alle Kempense gemeenten een aantal personen of verenigingen te engageren om mee op zoek te gaan naar potentiële getuigen. Op die manier wordt eveneens de basis gelegd voor een regionaal netwerk rond diamantair en immaterieel erfgoed. De onderstaande personen en verenigingen hebben hun medewerking al toegezegd:
Heemkring ‘Die Swane’ (Heist-op-den-Berg). Contactpersoon: Jan Peeters – Kastanjedreef 34d – 2220 Heist-op-den-Berg – 015/24 75 10 –
[email protected].
Heemkring ‘Sandelyn’ (Herenthout). Contactpersoon: Norbert Horemans – Boudewijnlaan 6 – 2270 Herenthout – 014/51 24 53 –
[email protected].
25
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Heemkring ‘Wadja’ (Hulshout). Contactpersoon: Robert Bruynseels – Kapelstraat 15 – 2235 Hulshout – 015/22 32 77 –
[email protected].
Heemkring ‘Marcblas’ (Merksplas). Contactpersoon: Karel Govaerts – Hoevestraat 31 – 2330 Merksplas – 014/63 36 24 –
[email protected].
Heemkring ‘De Poemp’ (Nijlen). Contactpersoon: Walter Caethoven – Zandvekenvelden 12a – 2560 Nijlen – 03/481 85 70 –
[email protected].
Heemkring ‘De Vlierbes’ (Vlimmeren-Beerse). Contactpersoon: Jan Oostvogel – Heiende 39 – 2340 Vlimmeren – 03/312 16 19 –
[email protected].
Heemkring ‘Joris Matheussen’ (Vorselaar). Contactpersoon: Roger Vermeulen – Salvialaan 24 – 2290 Vorselaar – 014/51 48 15 –
[email protected].
Vzw Toerisme Grobbendonk –Diamantmuseum V.V.V (Grobbendonk). Contactpersoon: Alex Van Peer – Schurveld 14 – 2280 Grobbendonk – 0477/74 10 58 –
[email protected].
Frans Cornelissens – Jan Breydelstraat 20 – 2990 Wuustwezel – 03/669 65 46 –
[email protected].
Toine De Sutter – Tulpenstraat 13 – 2590 Berlaar – 03/482 17 89.
De projectcoördinator en de verschillende lokale partners slaagden er tot nog toe in om een lijst van meer dan honderd potentiële informanten samen te stellen. Op basis van die lijst wordt een selectie gemaakt van de personen die effectief geïnterviewd zullen worden. Hierbij streeft ‘Schitterend geslepen’ ernaar om alle
26
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
betrokken partijen en invalshoeken aan bod te laten komen. Meteen wordt ook bepaald welke informanten we eerst hun verhaal zullen laten vertellen. Het verhaal van de oudste en de meest significante getuigen wordt bij voorkeur eerst geregistreerd.
Het eerste contact met een getuige die zich niet zelf spontaan heeft aangemeld, verliep meestal via een van de lokale partners. Toch is het belangrijk dat een informant ook schriftelijk op de hoogte wordt gebracht van het doel van het project, de identiteit van de interviewer, het belang van zijn/haar getuigenis voor het project, de verschillende ontsluitingsscenario’s, de rechten van een getuige, en de plichten van de projectmedewerkers. Vervolgens kan de projectcoördinator of de interviewer telefonisch contact opnemen met de getuige om bijkomende vragen te beantwoorden en een afspraak te maken. Het is soms goed om de getuige al eens te ontmoeten vóór het eigenlijke interview, zodat hij/zij rustiger naar de registratie van zijn/haar verhaal kan toeleven.
Bij een eerste afspraak kan eventueel een identificatiefiche die biografische gegevens over de getuige verzamelt, worden opgesteld. Dit kan uiteraard ook gebeuren op de dag van het interview zelf, zodat de informant meteen een aantal ‘makkelijke’ vragen met een goed gevoel kan beantwoorden. Op basis van een identificatiefiche krijg je inzicht in de sociale positie van de respondent en kunnen toekomstige onderzoekers achterhalen met wie je gesproken hebt. Kennis over de levensloop van de respondent is noodzakelijk, omdat eenzelfde gebeurtenis door mensen met een andere achtergrond en een verschillend referentiekader anders ervaren en onthouden wordt. ‘Schitterend geslepen’ zal voor de identificatiefiches het model van het VCV gebruiken (zie bijlage 5).
Bij een eerste rendez-vous of vóór het interview moet de interviewer ook een contract met de getuige afsluiten. De medewerking van een informant aan een project mondelinge geschiedenis is steeds volledig vrijwillig. De privacy van een getuige primeert bovendien boven de onderzoeksdoelstellingen van het project. Een contract regelt met andere woorden vooral de rechten van de getuige en de plichten van de interviewer. Het toekomstige gebruik van het interview kan best
27
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
worden vastgelegd, want een toestemming voor een interview is niet hetzelfde als een toestemming voor het gebruik van het interview. Afspraken rond het gebruik van geluidsopnames en video-opnames van eenzelfde interview kunnen trouwens best afzonderlijk in het contract worden opgenomen. Enkel als een getuige niet meer in staat is om een schriftelijk contract te sluiten, kan de toestemming mondeling worden vastgelegd. Die moet dan wel duidelijk worden opgenomen bij het begin van het interview en terug te vinden zijn op de geluidsdrager.
Anonimiteit wordt best vermeden, want toekomstige onderzoekers moeten uitspraken kunnen verifiëren. Bovendien wil een project oral history net de herinnering of het verhaal van een individu vastleggen. Als er een degelijke identificatiefiche wordt opgesteld, dan doet een naam er echter niet echt toe. Indien een getuige enkel anoniem zijn/haar verhaal wil vertellen, kunnen er afspraken gemaakt worden rond een veilige termijn waarna de anonimiteit wordt opgeheven. De informant kan trouwens steeds bepaalde passages van het interview tijdelijk verzegelen. Dit is alleszins beter dan beperkingen op de toegankelijkheid van de volledige opname. Als interviewer moet je met andere woorden de wensen van de getuige respecteren zonder de toegankelijkheid en de bruikbaarheid van het interview uit het oog te verliezen.
Ook de privacy van derden moet gerespecteerd worden. Intieme zaken uit de privésfeer, roddels over derden of ontboezemingen moet je als interviewer of projectmedewerker met de grootste omzichtigheid behandelen. De reproductie van lasterlijke uitspraken over derden in een publicatie of uitzending, kan zowel de getuige als de onderzoeker in een moeilijk parket brengen.
Het contract met de getuige kan best afgesloten worden voor het interview, zodat de kans op onenigheid en teleurstellingen achteraf geminimaliseerd wordt. ‘Schitterend geslepen’ zal gebruik maken van de modelcontracten die in Van Horen Zeggen worden meegegeven (zie bijlage 6). Als een project mondelinge geschiedenis met vrijwillige of betaalde interviewers werkt, kan het trouwens best ook met hen een contract afsluiten.
28
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Naast de zoektocht naar en de selectie van de getuigen moet de interviewer zich inhoudelijk goed voorbereiden. De creatie van een degelijke themalijst en vragenlijst, twee documenten die vóór het interview moeten worden opgesteld, is zonder de nodige inhoudelijke bagage immers onmogelijk. De themalijst, die een overzicht van de te bespreken onderwerpen biedt, moet door de interviewer strikt gevolgd worden. De vragenlijst is echter slechts een hulpmiddel. De getuige moet de kans krijgen om zijn verhaal op een spontane en flexibele manier te vertellen. De themalijst en vragenlijsten voor ‘Schitterend geslepen’ worden ontworpen in overleg met het VCV en enkele diamanthistorici (zie bijlage 7 en 8).
Een uitgebreide inhoudelijke kennis opent ook heel wat perspectieven tijdens het interview zelf. De interviewer kan bijvoorbeeld een informant confronteren met onvolledigheden en met ongeloofwaardige of tegenstrijdige uitspraken. Hij kan soms ook een getuige helpen, als die problemen heeft bij het zich herinneren van data of namen. Meer algemeen bieden de vragen context en structuur voor het herinneringswerk van de getuige, waarmee nog maar eens het belang van de actieve inbreng van de interviewer wordt onderstreept. Een gebrek aan voorkennis wordt vaak als irriterend ervaren door de respondent, die in die gevallen de interviewer niet ernstig zal nemen. Toch mag je als interviewer je kennis niet tentoonspreiden tijdens het gesprek. Anders ziet de getuige, die de expert is, het nut van zijn verhaal niet meer in.
Een interview moet ook methodologisch en technisch voorbereid worden. Aangezien de interviewtechnieken onder de titel ‘Registratie’ worden behandeld, staan we hier enkel stil bij de manier van registratie en de keuze van de opnameapparatuur. Voor de registratie van een interview komt zowel een geluidsopname als een video-opname in aanmerking. Het gebruik van videoopnames is vooral interessant bij groepsinterviews of met het oog op ontsluiting via televisie, via tentoonstellingen of in musea. Beeldfragmenten voegen immers een extra dimensie toe aan de bewaarde getuigenissen. Ze geven namelijk een zicht op de context van het interview en bieden een blik op de expressie en de lichaamstaal van de informant. Registratie via video-opnames is wel duur en vereist een grotere technische expertise. In principe zou een project mondelinge geschiedenis een
29
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
professionele filmploeg moeten engageren, al kan de interviewer ook zelf beelden schieten. Amateuristische video-opnames zijn echter waardeloos!
Vaak wordt er slechts selectief gebruik gemaakt van video-opnames, bijvoorbeeld om enkel het verhaal van de belangrijkste informanten of enkel fragmenten van een interview vast te leggen. Men kan bijvoorbeeld een getuigenis eerst met geluidsapparatuur opnemen en daarna delen van het interview overdoen voor de camera. De keuze van de manier van registratie wordt uiteindelijk vooral bepaald door de financiële mogelijkheden en de ontsluitingsdoelstellingen van een project. Voor de aanleg van een archivalische collectie volstaan alleszins beperkte beeldfragmenten.
Zowel geluid als beeld worden best digitaal geregistreerd. Digitale opnames bieden een betere geluids- en beeldkwaliteit, kunnen gekopieerd worden zonder verlies van kwaliteit en zuiverheid, en maken de (digitale) bewerking en de ontsluiting via internet gemakkelijker. Archivarissen vrezen wel voor de bewaring op lange termijn (zie 1.4. Bewaring). De snelheid waarmee in dit digitale tijdperk nieuwe hard- en software worden gelanceerd om na steeds kortere intervallen weer te worden afgeschreven ten voordele van nieuwere technologie, maakt dat enkel professionele technici de bomen nog door het bos kunnen zien. Er wordt bijvoorbeeld vaak gebruik gemaakt van opnameapparatuur die interviews uitsluitend registreert in mp3 formaat, een compressievorm die radiofonisch niet aan de kwaliteitsminima voldoet en evenmin aan archiefnormen beantwoordt. Het valorisatiepotentieel van deze bronnen wordt hierdoor van meet af aan gehypothekeerd.
Voor een geluidsopname kan men opteren voor een minidisk (analoog) of een solid state recorder (digitaal). De kwaliteit van de registratie wordt echter vooral bepaald door de kwaliteit van de microfoon. Het gebruik van de ingebouwde microfoon moet alleszins vermeden worden ten voordele van één of twee externe microfoons. De kwaliteit van een video-opname wordt vooral bepaald door de kwaliteit van de lens van de camera. Ook hier is het gebruik van een externe
30
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
microfoon absoluut noodzakelijk. Het is zelfs beter om meteen voor een afzonderlijke geluidsopname te zorgen.
‘Schitterend geslepen’ zal voor de geluidsopnames gebruik maken van een portable solid state recorder van Marantz, namelijk van het type PMD670. De PMD670 neemt op in Compact Flash geheugenkaarten, die ook voor digitale camera’s gebruikt worden. Via de geheugenkaart wordt het interview overgezet naar PC. Een CFkaart van 2 Gigabytes kan drie uur interview aan de hoogste kwaliteit en meer dan twintig uur interview in een lagere kwaliteit opnemen. De PMD670 heeft een eigen batterij (Ni-Cd), die afhankelijk van de manier van opname en de microfoon drie tot vijf uur kan registreren. Het toestel kan dus gebruikt worden in een omgeving waar geen netstroom beschikbaar is.
De Marantz PMD670 heeft een interne microfoon, maar met het oog op de kwaliteit van de opnames werd er gekozen voor een professionele externe microfoon: een MPC66V-sw van BeyerDynamic. De microfoon krijgt fantoomstroom via de PMD670.
Voor de registratie van de getuigenissen zal het project eveneens een draagbare minidisk van Sony (MZ-RH1) aankopen. Uit de eerste contacten met de verschillende lokale erfgoedvrijwilligers bleek immers dat de bereidheid om zelf een aantal interviews af te nemen groot is. Het inschakelen van de vrijwilligers heeft talrijke voordelen. Ten eerste kunnen er meer informanten per gemeente geïnterviewd worden. Ten tweede worden de erfgoedvrijwilligers actief betrokken bij de registratie van het immateriële erfgoed. En ten derde kan op basis van de geregistreerde verhalen, besloten worden om een aantal getuigen nog eens opnieuw of nog diepgaander te interviewen. De aankoop van een minidisk laat eveneens toe om enkele bijkomende projecten op te zetten. Het Gemeentelijk Instituut voor Technisch en Handelsonderwijs (GITHO) in Nijlen bijvoorbeeld overweegt om in het kader van ‘Schitterend geslepen’ een project mondelinge geschiedenis rond het diamantverleden van de school op te starten.
31
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Hoewel de portable minidisc recorder MZ-RH1 met een interne microfoon is uitgerust, zullen de opnames gebeuren met een professionele externe microfoon van Sony (ECM-MS907).
Elke getuige wordt gefotografeerd. Hiervoor gebruikt ‘Schitterend geslepen’ een digitaal fototoestel van Canon (PowerShot G7 BE). De foto’s worden opgeslagen op een geheugenkaart van Sandisk, namelijk van het type SD 1024 MB Ultra II.
De video-opnames worden toevertrouwd aan een professionele filmploeg. De regionale zender RTV is alleszins vragende partij om aan het project te participeren.
1.3. Registratie
Een interview wordt bij voorkeur afgenomen bij de informant thuis of in een andere vertrouwde omgeving. De getuige is dan meestal minder gespannen en openhartiger, wat de beste resultaten oplevert. Indien je denkt dat het extra informatie zal genereren, kan het interview ook geregistreerd worden in een symbolische
ruimte,
bijvoorbeeld
de
voormalige
werkplaats
van
een
diamantbewerker. Dit zorgt echter vaak voor praktische en technische problemen. Vooral geluidsopnames vinden best plaats in een rustige ruimte, waar de storende invloed van achtergrondgeluiden zoveel mogelijk wordt vermeden. De ‘ruis’, die bijvoorbeeld
door
verwarmingsinstallaties
familieleden,
klokken,
enzovoort
wordt
huisdieren,
geproduceerd,
muziek, kan
de
ontsluitingsmogelijkheden van een interview sterk beperken.
Een interview wordt best onder vier ogen afgenomen, omdat de aanwezigheid van derden meestal storend werkt. Respondenten passen gemakkelijk hun verhaal aan onder invloed van hun ‘publiek’, bijvoorbeeld door overdrijvingen of door het verzwijgen van bepaalde herinneringen. Overbodige ‘luisteraars’ kunnen dus een rem op de waarachtigheid van een getuigenis zijn, maar soms is de aanwezigheid
32
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
van derden onvermijdelijk. Ze kunnen in sommige gevallen zelfs zorgen voor aanvullingen of correcties, maar ze mogen het gesprek niet overnemen.
Ook met groepsinterviews moet voorzichtig omgesprongen worden. Naast de technische en praktische problemen – achteraf is het soms moeilijk om een onderscheid te maken tussen de verschillende stemmen – hebben groepsinterviews de neiging om nogal chaotisch te verlopen. Bovendien dreigen bepaalde respondenten het voortouw te nemen, zodat andere getuigen niet of weinig aan bod komen. Als moderator van het gesprek moet de interviewer ervoor zorgen dat alle informanten beurtelings aan het woord komen. Een groepsinterview kan soms extra informatie opleveren, omdat de getuigen elkaar kunnen aanvullen of verbeteren. Het moet echter steeds gezien worden als een aanvulling op individuele interviews.
Sommige informanten worden geïntimideerd door de nabijheid van een microfoon of een camera, al heerst er in onze multimediale tijd bij de meeste mensen een grote mate van gewenning op dit vlak. Toch wordt de opnameapparatuur best niet vlak naast de getuige geplaatst, zodat de spontaniteit van het gesprek niet wordt verstoord. De interviewer moet de werking van de apparatuur wel kunnen controleren. Hij wordt dan ook vaak meer beïnvloed door technische onzekerheid en vragen betreffende het eigen voorkomen (bij video-opnames) dan de getuige. Die twijfels kunnen grotendeels worden vermeden, indien het materiaal op voorhand wordt getest. Bij het begin van een interview kan je de geluidskwaliteit eveneens verifiëren door even mee te luisteren door een koptelefoon. Als interviewer
moet
je
trouwens
steeds
voorbereid
zijn
op
onvoorziene
omstandigheden. Enkele batterijen kunnen bijvoorbeeld een oplossing bieden, als er geen stopcontact in de buurt is. Ook microfoons werken trouwens steeds op batterijen en die kunnen het altijd laten afweten…
Met het oog op een optimale geluidskwaliteit mag de externe microfoon niet direct op harde voorwerpen, zoals een houten tafel, worden gelegd. Een kussen of sjaal kan bijvoorbeeld als geluidsbuffer worden gebruikt. Ook het gebruik van een dasmicrofoon behoort tot de mogelijkheden. In het ideale scenario beschikken
33
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
zowel de getuige als de interviewer over een individuele en dichtbij geplaatste microfoon. Indien er maar één microfoon voorhanden is, moet die tussen de twee gesprekspartners worden geplaatst. Dit betekent uiteraard dat de interviewer en de informant niet te ver van elkaar mogen zitten.
Als het interview met een camera wordt geregistreerd, moet de opname aan een aantal minimumvoorwaarden voldoen. Het is bijvoorbeeld essentieel dat het beeld goed wordt ‘gekaderd’. De meeste video-opnames worden achteraf getoond op tvschermen. Dit is een close-up medium, waarin shots van hoofd en schouders domineren. De respondent moet met andere woorden voldoende ‘hoofdruimte’ en ‘kijkruimte’ krijgen. Hij moet in een lichte hoek voor de camera zitten en bij voorkeur tegen de interviewer praten. De achtergrond moet vrij neutraal zijn, zodat de aandacht van de kijker niet wordt afgeleid. Ook de kleuren van de patronen op de kledij van de getuige en de interviewer kunnen een negatief effect hebben. De informant wordt hier best op voorhand over ingelicht. Zoomen moet gemotiveerd gebeuren en bij voorkeur op het moment dat de interviewer een vraag stelt. Na afloop van het gesprek kunnen er ook nog enkele beelden worden gedraaid van de ruimte, van enkele foto’s of van de interviewer, zodat eventuele documentairemakers bij de ontsluiting over meer mogelijkheden beschikken. Video-opnames bij getuigen thuis dreigen wel eens uit te monden in saaie documentaires van ‘talking heads’.
Elk interview is uniek. Het is dus moeilijk om een aantal vaste richtlijnen te geven. Bovendien worden interviewtechnieken in de eerste plaats verworven door praktische ervaring. Toch doen we hier een aantal suggesties, waarmee flexibel moet worden omgesprongen.8
Tijdens een interview maakt een interviewer aantekeningen van alle relevante nonverbale reacties van de informant en van eventuele ‘incidenten’ tijdens het interview. De notities worden bovendien gekoppeld aan de tellerstand of tijdsindicatie van de opnameapparatuur. De interviewfiche is op die manier een belangrijk informatief werkinstrument voor toekomstige gebruikers van een 8
De Wever, Rzoska, Crul en François, Van Horen Zeggen, 27-36; Charles T. Morrissey, ‘On oral history interviewing’, in: Perks en Thomson (eds.), The Oral History Reader, 107-113.
34
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
geluidsopname. De interviewer kan ook eigennamen en onbekende woorden noteren, zodat hij achteraf bij de getuige kan vragen naar de juiste schrijfwijze. Verder moet een interviewer proberen om zo weinig mogelijk te schrijven tijdens het gesprek. Hij kan de respondent ook best op voorhand verwittigen dat hij af en toe iets zal noteren.
Een interviewer moet steeds oog hebben voor zijn mimiek en lichaamstaal. Hij moet zich namelijk gedragen als een geïnteresseerde luisteraar, bijvoorbeeld door de respondent aan te kijken in plaats van in de ruimte te staren. Het is immers erg belangrijk dat hij echt contact maakt met de getuige.
Een interviewer mag geen demonstratie geven van zijn feitenkennis. Dit heeft vaak een ontmoedigend effect op de informant en benadrukt de eventuele verschillen in intellect en opleidingsniveau tussen de gesprekspartners. Dit laatste kan net zoals verschillen in leeftijd, geslacht, etnische afkomst, religie enzovoort remmend werken op een getuigenis. Een interviewer mag meer doen dan vragen stellen, want een interview is uiteindelijk toch het product van een creatieve dialoog. De interviewer beïnvloedt het interview trouwens niet alleen door zijn vragen en tussenkomsten maar eveneens door zijn ‘aanwezigheid’. Een getuige vormt zich immers steeds een bepaald beeld van de persoon die voor hem zit, en zal zijn verhaal aanpassen aan zijn beeld over diens verwachtingen. Een interviewer kan ook beeldmateriaal gebruiken om het geheugen van de informant te stimuleren.
De getuige blijft alleszins de expert en hij of zij moet het meest aan het woord komen. De getuige en niet de thema- of vragenlijst bepaalt het tempo van een interview. Hij of zij moet vrijuit en eventueel in het dialect kunnen praten met een minimale tussenkomst van de interviewer, die ook stiltes en pauzes een kans moet geven. De interviewer mag de informant uiteraard wel non-verbaal aanmoedigen met een glimlach of door even met het hoofd te knikken. Verbale aanmoedigingen – de vele ‘hm’s’ en ja’s’ – werken echter storend op een geluidsopname.
De interviewer moet vooral open vragen stellen, zodat de getuige niet uitsluitend met ‘nee’ of ‘ja’ kan antwoorden. Hij moet eerst algemene vragen stellen en
35
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
nadien overgaan op meer specifieke. Dit geeft meer ruimte aan de informant om ‘zijn’ of ‘haar’ verhaal te brengen. Na een antwoord kunnen bijkomende vragen gesteld worden, zoals: ‘Dat wist ik niet, kan je daar meer over vertellen?’ De antwoorden van de respondent mogen alleszins niet onderbroken worden. Ook suggestieve vragen, die een getuigenis bewust sturen, werken negatief. De interviewer moet vakjargon en moeilijke woorden zoveel mogelijk vermijden en helder geformuleerde vragen stellen. Zijn taalgebruik en spreeksnelheid moeten aangepast zijn aan die van de getuige. Hij moet proberen om geen tweeledige vragen te stellen, want de kans is groot dat de informant dan slechts op een gedeelte van de vraag antwoordt.
Gevoelige vragen komen best pas aan het einde van het interview aan bod, maar ze moeten wel gesteld worden. De interviewer kan bijvoorbeeld iemand anders citeren om een gevoelige vraag in te leiden. Hij kan ook meermaals op een bepaald thema terug komen, als de getuige niet meteen exhaustief antwoord. Indien een respondent weigert om over bepaalde onderwerpen te praten, dan kan dit in de randdocumenten worden vermeld. De interviewer mag de getuige ook confronteren met foute informatie of met zaken waarmee hij het niet eens is. Hij mag er echter niet te snel vanuit gaan dat de informant bewust liegt.
Een interviewsessie duurt normaal maximaal 1,5 à 2 uur, zodat zowel de interviewer als getuige niet te moe worden. Indien nodig kunnen er meerdere sessies worden gehouden. De lengte van het totale interview hangt uiteindelijk af van de getuige en zijn of haar belang voor het project. De interviewer moet op zoek gaan naar een goede eindvraag, die de informant uitnodigt om het verleden te schouwen of een blik in de toekomst te werpen. Hij kan eveneens bij de getuige polsen of er nog onderwerpen zijn die behandeld moeten worden of dat hij nog zelf materiaal (bijvoorbeeld foto’s of documenten) bewaard. Een interview is soms een ingrijpende en confronterende ervaring voor een respondent. De interviewer mag dan ook niet meteen gaan lopen na het gesprek. Hij kan nog even babbelen met de getuige en bijvoorbeeld nogmaals het belang van diens bijdrage benadrukken.
36
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Zoals gezegd, zal ‘Schitterend geslepen’ voor de registratie van de getuigenissen een beroep doen op lokale erfgoedvrijwilligers. Ze zullen net zoals de projectcoördinator informanten interviewen. Het VCV zorgt voor een goede basisopleiding. In 2008 biedt Heemkunde Vlaanderen trouwens een cursus mondelinge geschiedenis aan. Er wordt hierbij vooral gefocust op ontsluiting. In de provincie Antwerpen vindt de opleiding plaats op 14 mei 2008 in Nijlen. Met het oog op de registratie werd eveneens de samenwerking met een aantal Vlaamse universiteiten of hogescholen onderzocht. De verschillende opleidingen oral history hebben zich echter voor het academiejaar 2007-2008 al in andere projecten geëngageerd.
1.4. Bewaring
Het ongewild overnemen van een interview wordt verhinderd door de beveiliging van de drager. Elke drager heeft hiervoor zijn eigen systeem. Bij een minidisk moet men bijvoorbeeld een lipje dicht schuiven. De creatie van werkkopieën zorgt er dan weer voor dat de originele drager en opname gevrijwaard worden van slijtage. Van een digitale opname kan best een kopie op de harde schijf van een computer worden gemaakt.
Naast de beveiliging van de drager en de creatie van werkkopieën is ook het uitschrijven van een transcriptie van het interview een absolute noodzaak. Transcriberen is een tijdrovende en saaie activiteit, die enigszins kan versneld worden door het gebruik van hulpmiddelen zoals een ‘transcriptiepedaal’. De volledige transcriptie van een gesprek van 45 minuten neemt al snel 4,5 à 9 uur in beslag. Dit monnikenwerk loont echter de moeite, want een transcriptie maakt een interview veel toegankelijker. Ze biedt toekomstige onderzoekers zeer snel een zicht op de inhoud van de opname, zeker als er ook een index wordt samengesteld. Bovendien kan een transcriptie gemakkelijk gekopieerd, gescand of gedownload worden. ‘Schitterend geslepen’ zal voor het transcriberen gebruik maken van een transcriptiepedaal van Marantz van het type DD1.
37
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Er bestaan geen universele richtlijnen voor het transcriberen van een interview. Een gesprek kan trouwens zowel volledig, gedeeltelijk als thematisch worden getranscribeerd. In Van Horen Zeggen wordt alvast gepleit voor transcripties die zo nauw mogelijk aansluiten bij het gesproken origineel, maar uiteindelijk is een transcriptie steeds een interpretatie van het interview. Vooral in andere disciplines zoals antropologie, sociologie en linguïstiek wordt gehamerd op de complexiteit van interviews, die steeds uit verschillende betekenislagen bestaan. Het is daarom belangrijk dat ook de niet-verbale communicatie, die tijdens het gesprek in de interviewlijst werd opgetekend, bij het transcriberen wordt verwerkt. Verder moet een transcriptie ook informatie over het project, over de datum en de plaats van het interview, over de interviewer en de getuige, en over de toegankelijkheid van de opname bevatten. Zoals gezegd, is ook een index erg nuttig. Bij het transcriberen kan dialect best in standaardtaal worden omgezet. Hierdoor wordt de kans op verkeerde interpretaties verminderd. Bovendien genereert het gebruik van dialect soms een pejoratief beeld van de getuige. Een transcriptie kan eventueel voorgelegd worden aan de informant, die fouten kan opsporen en verbeteren.
Een bandinhoudsfiche is nog een document met het oog op een betere ontsluiting en toegankelijkheid van een interview. De bandinhoudsfiche geeft in combinatie met de tellerstand en de tijdsindicatie van de afspeelapparatuur een inhoudelijk overzicht van het geheel.
Een project mondelinge geschiedenis kan best op voorhand met een archief of een andere bewaarinstelling afspraken maken betreffende de bewaring van de interviews. De originele drager moet samen met alle randdocumenten in de bewaarinstelling terechtkomen. De themalijst, de vragenlijst, de identificatiefiche van de getuige (en van de interviewer), het contract, de interviewlijst, de transcriptie en de bandinhoudsfiche zijn immers net zoals de originele drager een essentieel onderdeel van een mondelinge bron. Als interviewer of medewerker van een project mondelinge geschiedenis kan je best ook zelf een kopie van de volledige bron bewaren.
38
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Bij het overdragen van een interview moet er steeds een overeenkomst worden afgesloten met de bewaarinstelling. Naast de rechten op de inhoud, die in het contract met de getuige worden geregeld, gelden er immers ook rechten op de drager. Het contract met de bewaarinstelling stipuleert of de instelling de opname mag kopiëren en voor publieke doeleinden mag gebruiken. Verder bepaalt het of er een onderscheid gemaakt moet worden tussen veiligheidskopieën en kopieën die bestemd zijn voor uitleen, verhuur, verkoop of de uitbouw van wisselcollecties. Een interview kan uiteindelijk best zonder beperkingen worden gedeponeerd, want het beheren en deskundig bewaren van een collectie brengt hoge kosten met zich mee. Een bewaarinstelling zal een collectie eventueel weigeren als ze alleen de lasten en niet de rechten toegewezen krijgt. De overeenkomst met de bewaarinstelling moet wel steeds het contract met de informant respecteren. Er is nog niet besloten waar en door wie de interviews van ‘Schitterend geslepen’ bewaard zullen worden.
De bewaring van analoge en digitale dragers brengt specifieke problemen met zich mee. Aangezien ‘Schitterend geslepen’ het immateriële erfgoed digitaal zal registreren, wordt er hier niet dieper ingegaan op de analoge opnames. Digitale interviews kunnen gemakkelijk worden bewaard op de harde schijf van een computer, op een minidisk, op een digitale tape of op een USB-stick. Het gesprek mag echter niet opgenomen worden in een gecomprimeerd formaat, zoals mp3. Het gebruik van gecomprimeerde formaten leidt vaak tot kwaliteitsverlies en wordt door onvoldoende softwareproducenten ondersteund. De keuze voor nietgecomprimeerde formaten, zoals .wav, geniet dus de voorkeur.
Archivarissen waarschuwen voor de bewaringsproblemen op lange termijn van interviews die op een digitale drager werden opgeslagen. De beschadiging van een drager betekent bijvoorbeeld dat de volledige opname onomkeerbaar verloren gaat. Bovendien moeten de opnames voortdurend worden geconverteerd naar nieuwe formaten en dragers, gezien de snelle evolutie van hard- en software en het ontbreken van stabiele standaarden. CD-ROM’s hebben bijvoorbeeld een zeer beperkte levensduur van 7 à 10 jaar. Bovendien zullen CD-ROM’s over een paar jaar niet meer ondersteund worden. DVD’s bieden voorlopig een alternatief.
39
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Ook de randdocumenten moeten op een correcte manier geconserveerd worden, want zij bieden voorlopig nog het meeste garanties voor een bewaring op lange termijn.
Een
zuur-
en
stofvrije
omgeving
met
stabiele
klimatologische
omstandigheden is hier zeker geen overbodige luxe.
1.5. Ontsluiting
Na de creatie van een mondelinge bron breekt de fase van het ontsluiten aan. Het is belangrijk om de getuige hierbij nauw te betrekken. Hij of zij moet op de hoogte worden gebracht van de presentatie van de onderzoeksresultaten van het project oral history. De informant heeft recht op een kopie van de opname en de transcriptie, een exemplaar van eventuele publicaties, en een uitnodiging voor tentoonstellingen, theateropvoeringen, vertelavonden enzovoort.
Indien bij het ontsluiten slechts delen van een opname worden gebruikt, moet de geest van het volledige interview gerespecteerd worden. Uit de context gerukte uitspraken kunnen immers gemakkelijk misbruikt worden. Ook het typische ‘karakter’ van een mondelinge bron, die het resultaat is van een creatieve dialoog tussen interviewer en respondent, mag niet verloren gaan bij de ontsluiting. De bijdrage van de interviewer mag bijvoorbeeld niet worden verdoezeld. Ook de ‘oraliteit’ en gelaagdheid van een mondelinge bron mag niet veronachtzaamd worden. Het gebruik van de geluids- en beeldopnames zelf verdient absoluut de voorkeur, want geschreven teksten doen de complexiteit van een interview meestal onrecht aan. Bij geluids- en beeldopnames komt de verbale en non-verbale communicatie binnen een gesprek alleszins beter aan bod. Toon, volume en snelheid van het verhaal, de setting van het interview en de lichaamstaal van de getuige zeggen soms veel over de (emotionele) betrokkenheid van een informant bij het verhaal. Dit geldt zeker voor respondenten woordenschat.
40
met een beperkte
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Bij de interpretatie en de ontsluiting van een interview is ook enige (theoretische) reflectie over het herinneringsproces van de informant en de constructie van de getuigenis op zijn plaats. Wat gebeurt er met ervaringen als ze herinneringen worden? In welke mate worden herinneringen van een respondent bepaald door zijn cultureel en sociaal referentiekader? Welke invloed heeft de levensloop van een getuige op de betekenis die hij of zij aan het verleden geeft? Welke rol speelt nostalgie bij de vorming van herinneringen? Hoe betrouwbaar is het menselijke geheugen? Van hoe dichtbij beleefde de informant de gebeurtenissen waarover hij of zij vertelt? In hoeverre houdt de getuige bij het formuleren van zijn herinneringen rekening met zijn toekomstige ‘publiek’? In welke mate beïnvloedt het voortdurend herhalen van een verhaal de eigenlijke herinnering van het verleden? Het historische geheugen is alleszins niet gelijk aan het verleden zelf. Het geheugen is een dynamisch gegeven en een getuigenis is steeds een geconstrueerd verhaal. Informanten reflecteren voortdurend over hun eigen verleden, dat onder invloed van nieuwe gebeurtenissen of contexten vaak wordt onderworpen aan een nieuwe evaluatie en betekenisgeving.
De mogelijkheden om een interview te ontsluiten, zijn legio. De verwerking van mondelinge bronnen in publicaties, CD-ROM’s, documentaires voor radio of televisie,
(virtuele)
tentoonstellingen,
museumcollecties,
toneelstukken,
vertelavonden, digitale verhalenbanken enzovoort worden hier even nader bekeken. De manier van ontsluiten bepaalt immers mee de mate waarin de getuigenis wordt bewerkt, want elk medium heeft zijn eigen wetmatigheden. De bewerking van een interview is echter volstrekt aanvaardbaar als de essentie van de uitspraken van de informant behouden blijft.
Op basis van de transcriptie kan een interview in boekvorm worden uitgegeven. Het uitgeschreven gesprek, dat in feite uit neergeschreven spreektaal bestaat, moet dan worden bewerkt tot een leesbare tekst. Dit brengt heel wat tijdrovend en dus relatief duur redactiewerk met zich mee. Bovendien gaat bij de bewerking van een interview tot een transcriptie en vervolgens tot een boek het ‘orale’ karakter van de mondelinge bron grotendeels verloren. Veel aspecten van een interview, zoals de toon, het volume, het ritme, de intensiteit, de lichaamstaal enzovoort, kunnen
41
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
niet gevat worden in een geschreven tekst, die zijn eigen wetmatigheden, ritme en cadans heeft. Maar zoals gezegd, geldt dit eigenlijk voor alle vormen van ontsluiting. Ook het feit dat een getuigenis een creatieve dialoog is tussen de informant en de interviewer, komt meestal niet tot uiting in een boek. De vragen worden zelden gepubliceerd, omdat dit de leesbaarheid van de tekst niet ten goede komt. Daarenboven kunnen verschillende interviews in een doorlopend verhaal worden gegoten. Toch zijn er ook heel wat voordelen aan boeken als vorm van ontsluiting. Een boek zorgt voor een relatief langdurige valorisatie van mondelinge bronnen. Het biedt eveneens ruimte voor interpretatie, waardoor de interviews beter in de juiste context kunnen worden geplaatst. De publicatie van veredelde knip- en plakboeken of collages moet alleszins vermeden worden.
Interviews lenen zich uitstekend om tot een radioprogramma te worden verwerkt. De opnames moeten dan wel technisch en kwalitatief in orde zijn. Radio is een relatief goedkoop medium waardoor de samenwerking met projecten mondelinge geschiedenis ook financieel haalbaar is. Radiomakers zijn steeds op zoek naar inhoudelijke interessante verhalen, al kampen ze vaak met een gebrek aan tijd om mondelinge bronnen intensief te onderzoeken. Een grote toegankelijkheid is dan ook belangrijk om hen naar een bewaarinstelling te lokken. Als projectmedewerker kan je de radiomaker helpen in zijn zoektocht naar bruikbare uitspraken en verhalen. Met een relatief beperkte inspanning kan je op die manier een zeer groot publiek van duizenden luisteraars bereiken. Een radioreportage blijft vrij dicht bij de originele opnames. Toch bewerken radiomakers de interviews aanzienlijk, bijvoorbeeld door stiltes of de vele ‘euh’s’ weg te knippen en het gesprek ingrijpend in te korten.
Televisie komt veel minder dan radio in aanmerking voor het ontsluiten van mondelinge bronnen. Het is een commercieel en zeer duur medium, waardoor het aantal kijkers groot genoeg moet zijn om uit de productiekosten te komen. Bovendien vereist een televisieprogramma het bestaan van video-opnames van de interviews. Televisiemakers stellen hierbij zeer hoge technische eisen op het vlak van lichtinval, de diepte van het beeld, de manier waarop de getuige wordt vastgelegd, enzovoort. Gezien de hoge kwaliteitseisen en gezien het feit dat de
42
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
interviewer zich eigenlijk op het gesprek met de informant moet concentreren, kunnen de video-opnames best aan iemand met kennis van zaken worden toevertrouwd. Dit betekent een bijkomende financiële last, wat projecten oral history vaak niet kunnen dragen. Video-opnames van interviews en ontsluiting via televisie liggen natuurlijk wel het dichtst bij het originele gesprek, al vergt het maken van een televisiereportage ook heel wat redactie- en montagewerk.
Het digitale tijdperk biedt heel wat nieuwe mogelijkheden voor het ontsluiten van interviews, bijvoorbeeld via CD-ROM of het internet. Beide media zijn uitermate geschikt voor een geïntegreerde valorisatie van mondelinge bronnen, aangezien tekst, geluid en beeld gecombineerd kunnen worden. Bovendien kan de originele opname samen worden aangeboden met randdocumenten zoals de transcriptie, andere historische bronnen, en vormen van historische interpretatie en synthese. De gebruiker kan – zonder een verplaatsing naar een bewaarinstelling te maken – zelf actief grasduinen in de mondelinge bronnen. Verschillende zoekfuncties kunnen hem of haar hierbij begeleiden. Vooral het internet biedt enorme mogelijkheden om de persoonlijke betrokkenheid van en de interactie met de gebruiker te vergroten, denk maar aan de potentie van commentaarvelden, discussiefora, upload- en downloadfaciliteiten, enzovoort. Het is bovendien een erg dynamische vorm van ontsluiting, omdat een website of verhalenbank voortdurend moet worden aangepast. Het onderhouden van een website of verhalenbank is echter ook arbeidsintensief en dus relatief duur. De valorisatie van interviews via CD-ROM’s of het internet vergt trouwens sowieso een aanzienlijke eenmalige financiële inspanning. Vooraleer getuigenissen op het internet worden geplaatst, moet er duidelijkheid bestaan over de auteursrechten. Ook de privacy van de informant of van derden mag niet geschaad worden. Bij de keuze van de vorm van ontsluiting moet steeds rekening gehouden worden met het feit dat CD-ROM’s en het internet moeilijk toegankelijk zijn voor bepaalde doelgroepen, zoals ouderen en lager geschoolden.
Heel wat tentoonstellingbouwers en museumconservators maken gretig gebruik van mondelinge getuigenissen. De opnames van interviews bieden immers zowel informatie als een uitgelezen medium om informatie naar de bezoeker over te
43
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
brengen. Een getuige wekt vaak empathie en betrokkenheid op, zodat ook moeilijk te bereiken doelgroepen bijna zonder moeite informatie kunnen oppikken. De verhalen van informanten zijn niet alleen herkenbaar maar ook zeer toegankelijk voor de meeste bezoekers. In onze beeldcultuur geldt dit bij uitstek voor videoopnames.
Het gebruik van mondelinge bronnen in tentoonstellingen of musea brengt ook enkele specifieke kansen en gevaren met zich mee. Ten eerste moeten de geluidsen video-opnames aan de nodige technische kwaliteitsnormen voldoen. Anders moeten de interviews bewerkt worden tot tekstfragmenten, waardoor ze een groot deel van hun aantrekkelijkheid verliezen. Ook de montage van de geluids- en beeldfragmenten moet professioneel gebeuren. Een vast volume voor de verschillende fragmenten en de verwijdering van storende geluiden verhogen alvast het comfort van de bezoeker. Een correcte plaatsing van luidsprekers en afspeelapparatuur moet verhinderen dat het gebruik van interviews ontaardt in een kakafonie van mondelinge getuigenissen. Een bezoeker wil een verhaal geen tien keer achter elkaar horen, zeker als hij of zij tegelijk wordt blootgesteld aan andere geluidsfragmenten. Het gebruik van koptelefoons kan een oplossing bieden, hoewel veel bezoekers dit eveneens als een belemmering ervaren.
Ten tweede bieden mondelinge getuigenissen de mogelijkheid om vele stemmen en visies te laten horen, zodat een eenzijdig beeld van het verleden wordt vermeden en de complexiteit van het verleden beter wordt gerespecteerd. Het autoritaire en belerende discours van de historicus of specialist wordt op die manier aangevuld met de mening van betrokkenen van ‘vlees en bloed’. Tentoonstellingmakers en museumconservators moeten hierbij een duidelijk onderscheid maken tussen de ‘subjectieve’ interviews en hun eigen ‘objectieve’ commentaar. Bij de selectie van geluids- en beeldmateriaal moet er geopteerd worden voor passages die representatief zijn voor het hele interview en die een zo breed mogelijk eigentijds publiek kunnen aanspreken.
Ten derde opent het gebruik van interviews perspectieven voor de bevordering van de interactie met de bezoeker. De herinneringen van de informant(en) stimuleren
44
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
bezoekers om over hun eigen herinneringen na te denken. Tentoonstellingsmakers en museumconservators kunnen bezoekers bijvoorbeeld de kans bieden om hun eigen herinneringen te registreren.
Naast de valorisatie van interviews aan de hand van boeken, artikels, documentaires voor radio of televisie, CD-ROM’s, digitale verhalenbanken, (virtuele) tentoonstellingen, en musea blijkt de wisselwerking tussen mondelinge geschiedenis en theater een van de meest succesvolle formats om de resultaten van een project mondelinge geschiedenis te presenteren. De samenwerking met toneelmakers, schrijvers en andere professionals of amateurs kan resulteren in vertelavonden, theaterproducties, stadswandelingen, enzovoort, die allen door een lage participatiedrempel worden gekenmerkt. Bovendien bieden ze heel wat mogelijkheden om de getuigen en het publiek actief bij de presentatie te betrekken. Theatermakers gaan vaak creatief aan te werk met de getuigenissen, zodat interessante interpretaties en associaties tot stand kunnen komen.
45
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
2. De stakeholders
2.1. Overheden
2.1.1. Gemeenten Nijlen en Grobbendonk
NIJLEN is een middelgrote fusiegemeente in de provincie Antwerpen van bijna 21.000 inwoners. Ze bestaat uit de deelgemeenten Nijlen, Kessel en Bevel en staat algemeen bekend als ‘slijpersgemeente’. Ze wordt omringd door Berlaar, Grobbendonk, Heist-op-den-Berg, Herenthout, Lier, Ranst en Vorselaar.
Nijlen stapte in het Decreet Lokaal Cultuurbeleid en stelde een cultuurbeleidsplan op. De uitvoering van het gemeentelijke cultuur- en erfgoedbeleid wordt toevertrouwd aan de dienst cultuur o.l.v. de cultuurbeleidcoördinator. In het Cultuurbeleidsplan 2005-2007 wordt de ontsluiting van het erfgoed rond de cultuurhistorie van de diamantbewerking als een belangrijk beleidsthema naar voren geschoven. Het project ‘Schitterend geslepen’ en de aanwerving van een projectcoördinator op 1 februari 2007 moeten de ontsluiting van het betreffende erfgoed mee gestalte geven. De intentie om het Nijlense diamantverleden te laten uitgroeien tot een van de speerpunten van het lokale beleid op het gebied van erfgoed en toerisme, zal ook in het Cultuurbeleidsplan 2008-2013 duidelijk worden opgenomen.
De gemeenteraad van Nijlen, die in principe elke eerste dinsdag van de maand vergadert, telt 27 leden. De zetelverdeling is als volgt: 11 zetels voor CD&V, 5 zetels voor Nijlen & U, vijf zetels voor Vlaams Belang, 2 zetels voor SP.A, 2 zetels voor Groen!, 1 zetel voor N-VA en 1 zetel voor Open VLD. De coalitie wordt gevormd door CD&V en Nijlen & U. Het College van Burgemeester en Schepenen, dat in principe elke maandagavond vergadert, bestaat uit de burgemeester en zes schepenen. Paul Verbeeck (CD&V) is burgemeester van Nijlen. De bevoegdheden cultuur en toerisme worden respectievelijk aan Liesbeth Van Bouwel (Nijlen & U) en Marc Engelen (CD&V) toevertrouwd.
46
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
GROBBENDONK ligt in het hartje van de provincie Antwerpen. De gemeente bestaat sinds de fusie van 1977 uit de deelgemeenten Grobbendonk en Bouwel, die samen ongeveer 10.600 inwoners tellen. Grobbendonk staat net zoals Nijlen algemeen bekend als ‘slijpersdorp’. De gemeente wordt begrensd door Herentals, Herenthout, Nijlen, Vorselaar en Zandhoven.
Grobbendonk stapte in het Decreet Lokaal Cultuurbeleid en stelde een cultuurbeleidsplan erfgoedbeleid
op.
wordt
De
uitvoering
toevertrouwd
van aan
het de
gemeentelijke dienst
cultuur
cultuur-
en
o.l.v.
de
cultuurbeleidcoördinator. In het Cultuurbeleidsplan 2006-2007 wordt de zorg voor erfgoed met aandacht voor bewaring en ontsluiting als een algemene doelstelling opgenomen.
De gemeenteraad van Grobbendonk komt in principe elke tweede dinsdag van de maand bijeen en telt 21 leden. De zetelverdeling is als volgt: 8 zetels voor Open VLD, 5 zetels voor CD&V, 4 zetels voor SP.A, 3 zetels voor Vlaams Belang en 1 zetel voor GROBOS. Open VLD en CD&V vormen samen de coalitie. Het College van Burgemeester en Schepenen vergadert in principe wekelijks. Het bestaat uit zes leden, namelijk de burgemeester en vijf schepenen. Herman Wouters (Open VLD) is burgemeester van Grobbendonk. Alex Van Peer (Open VLD) is schepen van Cultuur en Toerisme.
De Vlaamse Gemeenschap kende zowel voor fase 1 als voor fase 2 van ‘Schitterend geslepen’ een subsidie van 40.000 euro toe aan de gemeente Nijlen. Die subsidie kan maximaal 80% van de subsidieerbare kosten bedragen. De gemeente Nijlen moet dus zelf een eigen inbreng van 20% van de subsidieerbare kosten financieren. Hierbij krijgt ze de steun van de gemeente Grobbendonk, die zowel voor fase 1 als voor fase 2 een bedrag ter beschikking stelt van maximaal 6000 euro als tussenkomst in de personeels- en administratiekosten van het project (zie bijlage 10). De cultuurbeleidscoördinatoren van Nijlen en Grobbendonk investeren bovendien 10% van hun arbeidstijd in ‘Schitterend geslepen’.
47
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
2.1.2. Kempense gemeenten met een rijk diamantverleden
De Kempense gemeenten met een rijk diamantverleden kunnen een belangrijke bijdrage leveren tot de inventarisatie, de registratie en de ontsluiting van het diamantair erfgoed. Naast Grobbendonk (met Bouwel) en Nijlen (met Bevel en Kessel) gaat het in de eerste plaats om de gemeenten Berlaar, Heist-op-den-Berg (met Itegem, Schriek, Hallaar en Booischot), Herentals (met Noorderwijk), Herenthout, Hulshout, Lier, Lille (met Wechelderzande), Putte (met Beerzel), Rijkevorsel, Turnhout, Vorselaar, Westerlo en Zandhoven (met Pulle). De verschillende gemeenten ontvingen in april 2007 een toelichting van het project ‘Schitterend geslepen’. Ze werden meteen ook uitgenodigd om mee te werken aan een enquête die het diamantair erfgoed, de erfgoedactoren en het erfgoedbeleid in de regio in kaart wou brengen.
De toelichting en de vragenlijst werden eveneens verzonden naar de gemeenten Arendonk, Baarle-Hertog, Beerse, Bonheiden, Brasschaat, Brecht, Dessel, Duffel, Essen, Geel, Herselt, Hoogstraten, Kalmthout, Kasterlee, Malle, Meerhout, Merksplas, Mol, Olen, Oud-Turnhout, Ranst, Ravels, Retie, Schilde, Schoten, Vosselaar, Wijnegem, Wuustwezel en Zoersel. Ze vormen samen met de bovenstaande gemeenten de toeristische regio ‘Antwerpse Kempen’. Meestal speelde de diamantnijverheid ook bij hen een belangrijke rol in hun lokale geschiedenis.
In totaal werkten 34 gemeentebesturen mee aan de enquête, hoewel enkelen zich beperkten tot de vaststelling dat er van een lokaal diamantverleden geen sprake was. Dit is waarschijnlijk ook de reden waarom 10 gemeentebesturen helemaal niet hebben geantwoord. Op basis van de respons op de vragenlijst kunnen enkele belangrijke vaststellingen gedaan worden. Enerzijds wordt het diamantverleden als een zeer belangrijk onderdeel van de lokale en regionale geschiedenis beschouwd. De interesse in het diamantair erfgoed is dan ook groot. Anderzijds is de kennis betreffende de voormalige diamantbewerking in de Kempen zeer beperkt en diffuus. Tot nu toe werd er amper aandacht aan besteed. De meeste gemeentebesturen willen ‘Schitterend geslepen’ graag steunen om hier verandering
48
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
in te brengen. Het project komt als het ware op een gepast moment. De enquête was voor sommige gemeentebesturen alvast een aanleiding om samen met de lokale heemkringen informatie over de voormalige diamantwerkplaatsen en diamantbewerkers te verzamelen.
De projectcoördinator bekijkt samen met enkele gemeentebesturen of ‘Schitterend geslepen’ een opstap kan zijn naar een structurele samenwerking rond (diamantair) erfgoed. Uiteindelijk zou dit kunnen resulteren in een erfgoedconvenant met de Vlaamse Gemeenschap (zie 2.1.4. Vlaamse overheid).
2.1.3. Provincie Antwerpen
Het bestuur van de provincie Antwerpen telt een gouverneur, 6 gedeputeerden en 84 provincieraadsleden. Ludo Helsen (CD&V) uit Laakdal is als gedeputeerde onder meer verantwoordelijk voor de bevoegdheden ‘cultuur en culturele instellingen’ en ‘monumentenzorg en kunstpatrimonium’. ‘Toerisme’ behoort tot de bevoegdheden van gedeputeerde Inga Verhaert (SP.A) uit Kalmthout. De administratie van het Antwerpse provinciebestuur is opgedeeld in 10 departementen, waaronder het departement Cultuur en het departement Recreatie, Sport en Toerisme. Het departement Cultuur bestaat uit drie centrale diensten. De stafdienst omvat drie cellen, waarvan er een de ondersteuning van de provinciale musea zoals het Diamantmuseum verzorgt. De dienst Cultuurspreiding en Kunsten staat in voor de voorbereiding en de uitvoering van het algemene cultuurbeleid van de provincie. Dit wil zeggen dat hij zowat alle culturele materies opvolgt, behalve erfgoed. De dienst bevordert enerzijds de cultuurspreiding door de ondersteuning van het sociaal-cultureel werk en door het voeren van een doelgroepenbeleid. Anderzijds bevordert hij verschillende kunstdisciplines. De middelen die hiervoor worden ingezet zijn voornamelijk subsidies, zodat de reguliere werking en de projecten van culturele
organisaties
de
nodige
steun
krijgen.
De
dienst
Erfgoed
is
verantwoordelijk voor de bescherming van het roerende en onroerende cultureel erfgoed in de provincie Antwerpen in de ruimste zin. Deze dienst maakt wetenschappelijke
studies
en
publicaties,
49
voert
het
subsidiebeleid
op
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
erfgoedgebied uit en organiseert eigen culturele activiteiten. Het departement Recreatie, Sport en Toerisme omvat onder meer Toerisme Provincie Antwerpen (zie 2.3. Toerismeorganisaties).
Verschillende subsidies moeten het cultuur- en erfgoedbeleid van de provincie mee vorm geven. Sommige subsidies kunnen in de toekomst eventueel worden aangewend bij de ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond het Kempense diamantverleden.
De bestendige deputatie verleent projectsubsidies aan culturele organisaties die in de provincie Antwerpen de zorg voor de taal- en letterkunde en voor het roerend en immateriële erfgoed bevorderen. De aanvragen worden driemaal per jaar beoordeeld en hierbij worden de volgende criteria gehanteerd: de doelstelling(en) en de mate waarin deze passen in het provinciale beleid, de doelgroep(en), de reikwijdte en de uitstraling, de begroting, en het belang van de subsidiëring voor het project. De bestendige deputatie bepaalt het bedrag van de projectsubsidie, dat echter nooit hoger dan het exploitatietekort kan zijn. Culturele organisaties moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor deze toelage. Ze moeten een bovenlokale (provinciaal, regionaal of met speciale werkgroepen) werking hebben en hun activiteiten minstens één volledig werkjaar hebben uitgeoefend. Ze moeten opgericht zijn op particulier initiatief en het Nederlands als voertaal gebruiken. De culturele organisaties mogen geen andere toelage van de provincie Antwerpen ontvangen. De aanvragen voor de toekenning van een projectsubsidie moeten minimaal vier maanden voor de aanvang van het project ingediend worden.
Culturele organisaties die in de provincie Antwerpen de zorg voor de taal- en letterkunde en voor het roerend en immateriële erfgoed bevorderen, kunnen eveneens aanspraak maken op een werkingssubsidie. De jaarlijkse subsidie bestaat uit een vaste basistoelage van 250 EUR en een werkingstoelage. De variërende werkingstoelage wordt berekend volgens een puntenwaardering, die op basis van de volgende criteria gebeurt: activiteiten voor eigen leden (vergaderingen, voordrachten en/of lezingen, voorstellingen), activiteiten voor het publiek
50
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
(voordrachten en/of lezingen, voorstellingen, rondleidingen, studiedagen en colloquia, cursussen, tentoonstellingen en wedstrijden), publicaties, en het aanleggen en uitbreiden van een archief- en/of documentatiedienst. Naast de voorwaarden voor de projectsubsidie moeten de culturele organisaties aan een aantal bijkomende bepalingen voldoen om in aanmerking te komen voor de werkingssubsidie. Ze hebben hun zetel of secretariaat in de provincie Antwerpen. Indien ze van de Vlaamse Gemeenschap een structurele werkingssubsidie ontvangen, dan mag die niet meer dan 37.000 EUR bedragen. De aanvragen voor de toekenning van een werkingssubsidie moeten voor 1 april ingediend worden. Culturele organisaties die een werkingsubsidie van de provincie ontvangen, komen niet in aanmerking voor projectsubsidies.
De bestendige deputatie subsidieert eveneens uitzonderlijke culturele activiteiten van bovenlokaal belang. Het gaat hier om (eenmalige) activiteiten met een uitzonderlijke culturele inhoud en een duidelijke uitstraling buiten de gemeente. Alle, op particulier initiatief opgerichte verenigingen en/of organisatie komen in aanmerking voor de subsidie, die minstens drie maanden voor de aanvang van het initiatief moet worden aangevraagd. Ze mogen voor de betreffende activiteit wel geen andere subsidies van de provincie ontvangen. De subsidie, waarop elke vereniging en/of organisatie slechts om de vijf jaar een beroep kan doen, bedraagt maximaal 25% van de erkende uitgaven en nooit meer dan het eventuele exploitatietekort.
Voor
musea
voorziet
het
Antwerpse
provinciebestuur
verschillende
subsidiereglementen. Hierbij wordt een essentieel onderscheid gemaakt tussen erkende en niet-erkende musea. De erkenning van een museum is een beslissing van de Vlaamse minister van Cultuur. Om in aanmerking te komen voor een erkenning
moet
een
museum
voldoen
aan
een
aantal
relatief
strenge
erkenningsvoorwaarden (een minimumstandaard), die in het Erfgoeddecreet worden opgesomd. De criteria hebben in de eerste plaats betrekking op de kwaliteitsvolle uitoefening van de vier basisfuncties van de museumwerking, namelijk het verzamelen, het behoud en beheer, het wetenschappelijk onderzoek
51
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
en de publieksgerichte functie. Daarnaast worden garanties gevraagd voor het beheer en de continuïteit van het museum.
De beoordeling van de aanvragen gebeurt vooral op basis van het beleidsplan van de musea. Hierin moet een museum onder meer het volgende aantonen: dat het een museumwaardige collectie cultureel erfgoed bezit, dat het opgericht en beheerd wordt door een publiek- of een privaatrechtelijke rechtspersoon zonder winstgevend doel, dat het kan rekenen over een stabiele financiële basis of voldoende eigen middelen voor de financiering van de basisfuncties van de museumwerking, en dat het 150 dagen per jaar geopend is voor individuele bezoekers (waarvan minimaal 1 werkdag per week en 1 dag in het weekend). Verder moet een museum beschikken over voldoende basisinfrastructuur, wat de aanwezigheid van een tentoonstellingsruimte, een ruimte voor publieksactiviteiten, een depotruimte en een werkruimte voor het personeel veronderstelt. Het moet eveneens voldoende personeel met een passend opleidingsniveau in dienst hebben. Concreet betekent dit minstens de aanwerving van een halftijdse conservator of directeur die houder is van een diploma hoger onderwijs, van 1 equivalent van een voltijds personeelslid met een diploma hoger onderwijs om de basisfuncties te vervullen, en van voldoende professionele of vrijwillige medewerkers.
Twee of meer musea die structureel samenwerken, voor alle basisfuncties en het management, kunnen een erkenning aanvragen als één museum. Op die manier kunnen een aantal kleinere musea een professionele museumwerking uitbouwen en alsnog aan de erkenningsvoorwaarden beantwoorden. Het is dan wel essentieel dat het over een structureel samenwerkingsverband gaat. Dit wil zeggen dat de verschillende partners één museaal concept, één collectiebeleid (en een eraan gekoppeld collectiebeleidsplan), één duidelijk profiel en één verhaal hanteren. In feite vormen de verschillende partners dan één museum dat zich op meerdere locaties bevindt. Functionele samenwerkingsverbanden tussen verschillende musea voor één of meerdere basisfuncties of deelaspecten, bijvoorbeeld het gebruik van een
gemeenschappelijke
communicatie,
een
centraal
restauratieatelier, komen niet in aanmerking voor erkenning.
52
depot
of
één
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Erkende musea op het grondgebied van de provincie Antwerpen die op basis van het Erfgoeddecreet op regionaal niveau werden ingedeeld, kunnen zowel een werkingssubsidie als een projectsubsidie aanvragen. De werkingssubsidie bedraagt 74.300 euro. De projectsubsidie omvat maximum 50% van de geraamde kosten. Het gaat hier om projecten die gericht zijn op de verdere ontwikkeling van de regionale functie van het museum. Ze moeten bovendien kaderen binnen de prioritaire thema’s die de bestendige deputatie jaarlijks vastlegt. De aanvraag moet uiterlijk op 1 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het project van start gaat, aangetekend verstuurd worden.
De
bestendige
deputatie
verleent
eveneens
projectsubsidies
(maar
geen
werkingssubsidies) aan bepaalde niet-erkende musea. De musea moeten dan wel aan
een
aantal
voorwaarden
voldoen.
Ze
moeten
beschikken
over
een
geïnventariseerde collectie van bovenlokaal belang, een beleidsnota, en een aantoonbare regionale uitstraling. Ze zijn jaarlijks minimum 100 uur opgesteld voor het publiek of realiseren jaarlijks minimum 200 bezoekuren op afspraak. Indien het bevoegde bestuur een vereniging met rechtspersoonlijkheid is, wordt de vereniging geleid door een bestuur van minstens 5 leden waarvan 2/3 in de provincie Antwerpen woont. De musea mogen ook geen andere toelage van de provincie ontvangen. De subsidie, die maximum 50% van de geraamde kosten bedraagt, wordt toegekend voor projecten die leiden tot een structurele samenwerking tussen meerdere musea en/of andere culturele actoren in de regio, die gericht zijn op het verkrijgen van een erkenning binnen de termijn van 3 jaar, of die bijdragen tot de verbetering van de basisfuncties met het oog op een erkenning op lange termijn.
In tegenstelling tot het verleden voorziet het Antwerpse provinciebestuur geen onderhouds- en/of restauratiepremies meer voor niet-beschermde monumenten. Eigenaars en erfpachthouders van beschermde monumenten kunnen nog wel aanspraak maken op een restauratiepremie. Dit is de zogenaamde koppelsubsidie, waarin ook de provincie een aandeel heeft.
53
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Met het oog op de creatie van een leefbaar en kwaliteitsvol platteland stelde de provincie Antwerpen het Provinciaal Plattelandsontwikkelingsplan (PPOP) op voor de periode 2007-2013. Voor de realisatie van projecten die passen binnen het kader van dit PPOP stelt het provinciebestuur net zoals Vlaanderen en Europa financiële middelen ter beschikking. Het PPOP is van toepassing op het gehele buitengebied van de provincie Antwerpen voor projecten die de leefkwaliteit op het platteland en de diversificatie van de plattelandseconomie bevorderen. Onder meer projecten die de toeristische activiteiten stimuleren of het cultuurhistorische erfgoed opwaarderen komen voor betoelaging in aanmerking. Het aanbieden van levend cultuurhistorisch erfgoed (verhalen, muziek, …) en het kenbaar maken van typisch landschappelijke of cultuurhistorisch elementen uit het dorp of de streek worden bijvoorbeeld als mogelijke subsidieerbare acties naar voren geschoven.9
2.1.4. Vlaamse overheid
Sinds 1 januari 2006 zijn de Vlaamse overheidsdiensten opgedeeld in 13 beleidsdomeinen, met elk hun departement en hun agentschappen. Verschillende beleidsdomeinen buigen zich over het onroerend erfgoed enerzijds en over het roerend en immateriële erfgoed anderzijds. De opdeling tussen onroerend en roerend erfgoed dateert van de staatshervorming van 1988-1989, die de ‘persoonsgebonden’ materie cultuur (en dus roerend erfgoed) toewees aan de Vlaamse Gemeenschap. De ‘gebiedsgebonden’ materie onroerend erfgoed bleef echter een zaak van het Vlaamse Gewest.
Het Vlaamse Gewest beschikt binnen het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) over vier overheidsdiensten die bevoegd zijn voor het onroerend erfgoed, met name het Departement RWO, het Agentschap Ruimtelijke Ordening – Onroerend Erfgoed Vlaanderen, het Agentschap Inspectie RWO, en het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE). Het Departement
9
Plattelandsontwikkelingsplan Provincie Antwerpen 2007-2013 (Dienst Landbouw- en Plattelandsbeleid 2007); Beleidsnota platteland provincie Antwerpen 2007-2013. Nieuwe perspectieven voor het Antwerpse platteland. Tussen uitdaging en traditie (Departement Economie, Plattelandsbeleid en Internationale Samenwerking 2005).
54
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
RWO
staat
in
voor
de
beleidsvoorbereiding
en
de
toetsing
van
de
beschermingsdossiers aan het beleid. Het Agentschap R-O Vlaanderen is bevoegd voor de beleidsuitvoering, de voorbereiding van de beschermingsdossiers en het beheer van het onroerend erfgoed (vergunningen, premies). Het Agentschap Inspectie RWO ziet toe op de naleving van de reglementering inzake onroerend erfgoed. Het VIOE is een wetenschappelijke instelling met als missie het onderzoek van, kennisbeheer en –verspreiding over, en ontsluiting van onroerend erfgoed (monumenten, landschappen, varend erfgoed en archeologie). Dirk Van Mechelen (Open VLD) is als Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Ruimtelijke Ordening verantwoordelijk voor het beleid betreffende het onroerend erfgoed. Het roerend en immateriële erfgoed behoren tot de bevoegdheden van Bert Anciaux (spirit), de Vlaams minister van Cultuur, Jeugd, Sport en Brussel. Hij wordt bij de voorbereiding en de uitvoering van het cultureel erfgoedbeleid bijgestaan door het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media en het Agentschap Kunsten en Erfgoed. Het Departement CJSM staat onder meer in voor de voorbereiding, de opvolging en de evaluatie van het beleid inzake cultuur. Het Agentschap Kunsten en Erfgoed bestaat uit twee afdelingen, die respectievelijk voor kunsten en erfgoed verantwoordelijk zijn. Het heeft als hoofddoelstelling het stimuleren, erkennen en subsidiëren van de professionele kunstcreatie voor de realisatie van een gevarieerd en kwalitatief kunstenaanbod en van initiatieven op vlak van cultureel (roerend en immaterieel) erfgoed met het oog op het behoud en de ontsluiting van dit erfgoed, het versterken van de maatschappelijke positionering ervan en het stimuleren van de cultuurparticipatie.
Ook enkele vzw’s, die door de Vlaamse overheid gesubsidieerd worden en die zich bezighouden met uiteenlopende aspecten van de zorg voor het onroerend, roerend en immateriële erfgoed, geven het Vlaamse erfgoedregiem mee vorm. VCMContactforum voor Erfgoedverenigingen, Culturele Biografie Vlaanderen vzw, het Vlaams
Centrum
voor
Volkscultuur
vzw,
Erfgoed
Vlaanderen
vzw
en
Monumentenwacht Vlaanderen vzw worden elders in het haalbaarheidsonderzoek nader behandeld (zie 2.2.4. Culturele steunpunten).
55
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
HET ONROEREND ERFGOED
Het Vlaamse beleid inzake onroerend erfgoed richt zich tot vandaag vooral op behoud, beheer, bescherming en restauratie. In overeenstemming met het internationaal wijdverbreide erfgoedmaterialisme ligt de nadruk in de eerste plaats op materiële instandhouding van monumenten, landschappen, varend erfgoed en archeologisch patrimonium.10 De bescherming van het onroerend erfgoed en de toekenning van onderhouds- en restauratiepremies vormen hierbij de belangrijkste beleidsinstrumenten.
In principe kan iedereen een beschermingsaanvraag indienen, maar meestal worden de dossiers voorbereid door het Agentschap R-O Vlaanderen. Na advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen moet de bevoegde Vlaamse minister een eindbeslissing nemen. De bescherming van een onroerend goed wordt overwogen wanneer het goed één of meer van de decretaal vastgelegde waarden bezit en daarom van algemeen belang is. Er wordt bijvoorbeeld gekeken naar
de
cultuurhistorische,
industrieelarcheologische,
artistieke,
wetenschappelijke en volkskundige waarde(n) van het interieur en het exterieur van het goed. Het Agentschap R-O Vlaanderen hanteert bovendien een aantal duidelijke criteria bij de voorbereiding van de beschermingsaanvragen, zoals bijvoorbeeld de zeldzaamheid en de gaafheid van het goed. Het globale oordeel vormt uiteindelijk het uitgangspunt bij de evaluatie. Dirk Van Mechelen verduidelijkte in zijn beleidsnota 2004-2009 en zijn jaarlijkse beleidsbrieven een aantal
leidmotieven
van
zijn
eigen
beschermingsbeleid:
“Het
Vlaamse
beschermingsbeleid dient gebaseerd te zijn op een degelijke selectie op evenwaardige basis. Dit impliceert vooreerst een toetsing op basis van expliciete en uniforme criteria. Verder moet ook het geografische referentiekader uniform zijn: elke bescherming wordt voorwaardelijk afgewogen tegen het globale, Vlaamse aanbod. Tot slot is ook een afweging inter pares vereist, teneinde een vergelijking mogelijk te maken. Een typologisch-thematische aanpak is dan ook cruciaal.”11 Het beschermingsbeleid zal dus voortaan worden gestoeld op de 10
Gielen en Laermans, Cultureel Goed. Dirk Van Mechelen, Beleidsbrief Ruimtelijke Ordening/Monumenten en Landschappen. Werkingsjaar 2005-2006, 78. 11
56
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
selectie van een aantal prioritaire typologische thema’s. De minister pleit eveneens voor een ontwikkelingsgerichte bescherming, waarbij op basis van een inschatting van het potentieel van het goed inzake gebruik, hergebruik of herbestemming rekening gehouden wordt met de eventuele ontwikkeling van een beschermd goed. De traditionele behoudsgezinde aanpak lijkt dus stilaan verruimd te worden.
In 2004 startte het Nijlense gemeentebestuur een beschermingsprocedure op voor Slijperij Lieckens, een voormalige diamantslijperij die het enkele maanden voordien aangekocht had. De aanvraag belandde na behandeling door de Afdeling Monumenten en Landschappen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap (Vakgebied Industrieel Erfgoed) op het kabinet van de bevoegde Vlaamse minister. De minister nam voorlopig geen beslissing in het dossier en stuurde het terug naar de administratie. Op 16 april 2007 maakte Van Mechelen in het Vlaams Parlement wel zijn eerste planning bekend voor de uitvoering van zijn thematisch-typologisch beschermingsbeleid voor de periode 2007-2009. Bij de grote thema’s wordt onder meer ‘lokaal gebonden industriële nijverheid’ vermeld. Dit thema omvat onder meer het deelthema ‘diamantslijperijen’.
De bescherming van monumenten, landschappen, varend erfgoed of archeologisch patrimonium heeft uiteraard enkele belangrijke gevolgen.12 Ten eerste is de eigenaar, erfpachthouder of vruchtgebruiker van een beschermd monument verplicht het in goede staat te behouden door de uitvoering van de nodige instandhoudings- en onderhoudswerken en het niet te ontsieren, te beschadigen of te vernielen. Elk schadegeval en elke noodmaatregel moeten onmiddellijk aan de provinciale buitendienst van de Afdeling Monumenten en Landschappen en aan de gemeente worden gemeld. Voor het interieur van beschermde monumenten gelden trouwens specifieke verplichtingen betreffende instandhouding en onderhoud. Ten tweede moeten alle werken aan een beschermd monument die volgens het decreet op de Ruimtelijke Ordening vergunningsplichtig zijn, voor bindend advies worden voorgelegd aan de Afdeling Monumenten en Landschappen. Met uitzondering van tijdelijke noodmaatregelen moet er meestal een schriftelijke vergunning worden aangevraagd. Indien de geplande werken of handelingen niet vergunningsplichtig 12
Het haalbaarheidsonderzoek behandelt alleen de gevolgen van de bescherming van monumenten.
57
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
zijn, volstaat een machtiging van de Cel Monumenten en Landschappen. Ook bepaalde werken aan het interieur van een beschermd monument zijn vergunningsplichtig. In principe moeten losse interieurelementen die bij het monument horen, steeds in het monument bewaard worden.13 Ten derde komen eigenaars, erfpachthouders of vruchtgebruikers van een beschermd monument in aanmerking voor de onderhoudspremie, de restauratiepremie en fiscale voordelen.
Als eigenaar, houder van de zakelijke rechten (bijvoorbeeld als erfpachthouder) of huurder van een beschermd monument, kan je een onderhoudspremie aanvragen. De premie, die één keer per jaar kan worden aangevraagd voor een monument, wordt niet met terugwerkende kracht toegekend. Dit wil zeggen dat de werken pas uitgevoerd kunnen worden na toekenning van de toelage. Het premiebedrag van minstens 400 EUR en maximum 12.000 EUR bedraagt 40% van de uitgaven. ZENmonumenten, monumenten zonder economisch nut die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg of die voor het publiek toegankelijk zijn, komen in aanmerking voor een toelage van 80%. Onder meer ‘installaties met industrieelarcheologische waarde’ kunnen als ZEN-monument erkend worden. Voor beschermde monumenten met een waardevol interieur kan een extra premie gevraagd worden voor onderhoudswerkzaamheden aan dat interieur of aan de cultuurgoederen die er integrerend deel van uitmaken. De onderhoudspremie mag trouwens gecombineerd worden met andere overheidsbijdragen, met uitzondering van de restauratiepremie voor beschermde monumenten. De gezamenlijke overheidsbijdragen, met inbegrip van eventuele Europese middelen, mogen echter niet meer bedragen dan de raming. Als privé-persoon kan men de eigen inbreng fiscaal aftrekken.14
Als eigenaar of erfpachthouder van een beschermd monument, die opdrachtgever is van de restauratiewerkzaamheden en de kosten ervan draagt, kan je een restauratiepremie aanvragen. De toelage wordt niet met terugwerkende kracht toegekend, zodat de werken pas uitgevoerd kunnen worden na toekenning van de premie. In tegenstelling tot de bepalingen inzake de onderhoudspremie bestaat er
13
Brochure ‘Vergunningen voor werken aan beschermde monumenten’. Brochures ‘De onderhoudspremie voor beschermde monumenten’, ‘Beschermen van monumenten, stads- en dorpsgezichten’, en ‘Fiscale aftrek bij beschermde monumenten, stads- en dorpsgezichten en landschappen’. 14
58
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
geen maximum voor de restauratiekosten. De kostprijs van de werken moet wel minstens 10.000 EUR bedragen. Het premiebedrag omvat 40% van de uitgaven en kan eventueel via voorschotten worden uitbetaald. De restauratiepremie is een zogenaamde ‘koppelsubsidie’, die zowel door de Vlaamse overheid als door de provincie en de gemeente gefinancierd wordt. Indien de premienemer een natuurlijke persoon, een privaatrechtelijke rechtspersoon of een autonoom provincie- of gemeentebedrijf met rechtspersoonlijkheid is, dan financiert het Vlaamse Gewest 25%, de provincie 7,5% en de gemeente 7,5% van de kosten. De betrokken provincie of gemeente kan op vrijwillige basis een verhoogde bijdrage leveren. Restauratiewerkzaamheden aan ZEN-monumenten komen in aanmerking voor een premie van 80%. Het uitzonderlijke percentage van 80% geldt ook als de werken ondernomen worden door een open-monumentenvereniging. Dit zijn verenigingen zonder winstoogmerk die de instandhouding, het beheer en de ontsluiting van een of meer open monumenten waarvan ze eigenaar of erfpachter zijn,
als
hoofddoelstelling
hebben.
Een
vzw
kan
pas
als
open-
monumentenvereniging erkend worden, nadat ze een beleidsplan voor 10 jaar heeft voorgelegd aan de Vlaamse regering. Bij ZEN-monumenten of openmonumentenverenigingen dragen het Vlaamse Gewest, de provincie en de gemeente respectievelijk 50%, 15% en 15% van de kosten. De kostprijs van restauratiewerkzaamheden aan beschermde monumenten die aan lokale besturen toebehoren, worden voor 60% door het Vlaamse Gewest, voor 20 % door de provincie en voor 20% door de gemeente gedragen.15
Bij de aanvraag van een restauratiepremie moeten eigenaars of erfpachthouders van een beschermd monument rekening houden met aanzienlijke wachttijden voor de uitreiking van de premie. In zijn beleidsbrief voor 2006-2007 stelt minister Van Mechelen dat er tot en met het werkjaar 2005-2006 een structureel tekort was aan beleidskredieten inzake restauratiepremies. Hierdoor moeten restauratiedossiers na de administratief-inhoudelijke goedkeuring vaak 1 tot 3 jaar wachten op de effectieve toekenning van de toelage. Vooral voor dossiers ‘eredienst’ loopt de wachttijd op. De aanvragen van privépersonen, vrijwilligersverenigingen en openbare besturen worden doorgaans relatief snel afgehandeld. Binnen de limieten 15
Besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2001 betreffende het premiestelsel voor restauratiewerkzaamheden aan beschermde monumenten.
59
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
van de begroting wordt jaarlijks een noodgedwongen selectie gemaakt van restauratiepremies die kunnen worden toegekend. Dit gebeurt op basis van een aantal criteria. In 2006 stuurde Van Mechelen de selectieprocedure bij. Naast de datum van de ontvankelijkheidsverklaring (25%) wordt er rekening gehouden met de toestand van het monument (50%), de aard van de restauratiewerken (10%) en de structuur van het restauratiedossier (15%). In de toekomst wil de minister bij de toekenning van de restauratiepremie ook meer gewicht geven aan het gebruik en de maatschappelijke return van een beschermd monument. De toelage zou bijvoorbeeld gekoppeld kunnen worden aan de toegankelijkheid, de frequentie van het gebruik en de publieke zichtbaarheid van het onroerend goed.16
HET ROEREND EN IMMATERIËLE ERFGOED
Het Erfgoeddecreet (2004) vormt samen het Archiefdecreet, het Decreet op de Volkscultuur en het Topstukkendecreet het wettelijke kader voor het Vlaamse beleid betreffende roerend en immaterieel erfgoed. In het kader van het project ‘Schitterend geslepen’ zal het haalbaarheidsonderzoek zich echter vooral toespitsen op het Erfgoeddecreet, dat een geïntegreerde en integrale aanpak, samenwerking, participatie, interculturaliteit en inventarisatie als belangrijke uitgangspunten voor het cultureel erfgoedbeleid naar voor schuift. Met het oog op het stimuleren van een kwaliteitsvolle en duurzame zorg voor en ontsluiting van het cultureel erfgoed stelt het Erfgoeddecreet verschillende instrumenten ter beschikking van de Vlaamse overheid, zoals de erkenning en subsidiëring van musea, het sluiten van erfgoedconvenants, en de subsidiëring van verschillende soorten projecten.
In 2008 worden het Erfgoeddecreet, het Archiefdecreet en het Decreet op de Volkscultuur geïntegreerd in een nieuw Erfgoeddecreet. In het nieuwe decreet zal de regelgeving betreffende de erfgoedconvenants en de subsidiëring van erkende musea
en
projecten
heel
wat
wijzigingen
16
ondergaan.
Toch
wordt
het
Dirk Van Mechelen, Beleidsbrief 2006-2007. Ruimtelijke Ordening en Onroerend Erfgoed; Dirk Van Mechelen, Beleidsnota 2004-2009. Monumenten en Landschappen. Zorgen voor morgen met respect voor het verleden (behouden om te inspireren en te ontwikkelen).
60
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Erfgoeddecreet van 2004 hier nader bekeken. Verschillende maatregelen zullen immers waarschijnlijk gedurende een zekere overgangsperiode van kracht blijven. Bovendien bestaat er nog geen duidelijkheid over de nieuwe maatregelen.
Erkende musea kunnen een jaarlijkse werkingssubsidie verwerven. De procedure voor een eerste toekenning van een werkingssubsidie verloopt gelijktijdig met de procedure voor de erkenning (zie 2.1.3. Provincie Antwerpen). De werkingssubsidie wordt toegekend voor de volledige museale beleidsperiode. Die duurt maximaal zes jaar en eindigt altijd op 31 december van het tweede jaar van de gemeentelijke beleidsperiode. Op dat moment moet elk erkend museum aan de hand van een beleidsplan voor de volgende zes jaar een nieuwe aanvraag indienen. Voor het bepalen van de hoogte van de toelage deelt de Vlaamse Regering de erkende musea in bij drie niveaus: het basis-, het regionale of het landelijke niveau. Erkende musea die opgedeeld werden bij het basis-, het regionale of het landelijke niveau ontvangen jaarlijks een forfaitair bedrag van respectievelijk 12.500 EUR, 50.000 EUR en 250.000 EUR. De indeling gebeurt op basis van enkele niveauspecifieke voorwaarden en vijf criteria: het belang van het cultureel erfgoed, de kwaliteit van de uitvoering van de basisfuncties, de kwaliteit van de bedrijfsvoering, de geografische reikwijdte, en de culturele en maatschappelijke verantwoordelijkheid die door het museum wordt opgenomen. De hoogte van de werkingssubsidie wordt verder bepaald door alle erkende musea ten opzichte van elkaar af te wegen.17
Alle erkende musea kunnen projectsubsidies ter versterking van de basisfuncties aanvragen. Het project moet betrekking hebben op de verzamelfunctie, de behoud- en beheerfunctie, de wetenschappelijke functie en/of de publieksgerichte functie. Bovendien moet het de structurele werking van het erkende museum – dit is de dagelijkse werking om te voldoen aan de erkenningsvoorwaarden en de voorwaarden voor de indeling bij het basis-, het regionale of landelijke niveau – overstijgen. Het doel van een project ter versterking van de basisfuncties is een beter
of
evenwichtiger
uitgebouwde
en
meer
kwaliteitsvol
uitgeoefende
basisfunctie, zodat er professioneler wordt gewerkt. Bij de beoordeling van de 17
Handleiding bij het Erfgoeddecreet en het Archiefdecreet.
61
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
aanvragen worden de volgende criteria in rekening gebracht: het belang van het project voor de versterking van een of meer basisfuncties van het erkende museum, de inhoudelijke kwaliteit van het project en de uitwerking ervan, de samenwerking met andere partners, de mate waarin het project afgestemd is op het beleidsplan, en het zakelijke beheer en de financiële onderbouw van het project. De subsidie bedraagt maximaal 80% van de subsidieerbare kosten.18
Het Erfgoeddecreet voorziet nog drie projectsubsidies die in het kader van het project ‘Schitterend geslepen’ de nodige aandacht verdienen. Ten eerste kunnen alle organisaties, instellingen of verenigingen met rechtspersoonlijkheid en zonder winstgevend doel een projectsubsidie aanvragen voor een ontwikkelingsgericht project cultureel erfgoed met het oog op de zorg voor en de ontsluiting van het cultureel erfgoed. Dergelijke projecten hebben de ontwikkeling van cultureelerfgoedinstellingen of van het cultureel-erfgoedveld in het algemeen als doel. Bij de beoordeling van ontwikkelingsgerichte projecten wordt gekeken naar de voorbeeldwerking, de samenwerking met andere actoren, de aanwezigheid van een duidelijk omschreven doelgroep, en het bovenlokale belang. De subsidie bedraagt maximaal 80% van de subsidieerbare kosten. Op basis van dit subsidiereglement kende de minister van Cultuur zowel voor de realisatie van fase 1 als voor de realisatie van fase 2 van ‘Schitterend geslepen’ een toelage van 40.000 EUR toe.19
Ten tweede kan de minister van Cultuur een projectsubsidie toekennen voor de productie van cultuurhistorische tentoonstellingen. Alle organisaties, instellingen of verenigingen met rechtspersoonlijkheid en zonder winstgevend doel komen in aanmerking voor deze subsidie, die de ontsluiting van het wetenschappelijk onderzoek binnen de sector van het cultureel erfgoed als doel heeft. Het wetenschappelijk onderzoek zelf moet dus op een andere manier gefinancierd worden. Bovendien is de toelage uitsluitend bestemd voor de productie van de tentoonstelling. Hierdoor komen kosten die na de opening worden gemaakt niet in aanmerking. De subsidieaanvragen worden aan een heleboel criteria getoetst: de relevantie van het thema voor de cultuurgeschiedenis, de ontsluiting van de resultaten van wetenschappelijk cultuurhistorisch onderzoek, het publieksgerichte 18 19
Handleiding bij het Erfgoeddecreet en het Archiefdecreet. Handleiding bij het Erfgoeddecreet en het Archiefdecreet.
62
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
concept van de tentoonstelling, het bovenregionale belang van de inhoud van de tentoonstelling of van het wetenschappelijk onderzoek dat eraan ten grondslag ligt, de samenwerking met culturele actoren in binnen- en buitenland, de voorbeeldwerking op het vlak van de ontsluiting van cultureel erfgoed, en de geografische reikwijdte (het publieksbereik en het communicatieplan). De subsidie bedraagt maximaal 80% van de subsidieerbare kosten.20
Ten derde kan elke uitgever die aan een aantal basisvoorwaarden voldoet, een projectsubsidie aanvragen voor een niet-periodieke cultureel-erfgoedpublicatie. Het gaat hier om eenmalige, al dan niet digitale kunstkritische en algemeen culturele publicaties. Wetenschappelijke publicaties en inventarissen komen echter niet in aanmerking. De publicatie moet een inhoudelijke relevantie hebben voor het cultureel-erfgoedveld in Vlaanderen, over een bovenregionale en eventueel internationale reikwijdte beschikken, een degelijke kwaliteit bieden op vlak van inhoud, taal en vormgeving, voldoende publieksgerichtheid, distributie en communicatie beogen, en een gedegen zakelijk beheer en financiële onderbouw waarborgen. De subsidie bedraagt maximaal 80% van de subsidieerbare kosten.21
Bij de beoordeling en toekenning van de verschillende projectsubsidies kan de Vlaamse minister van Cultuur sturend optreden. In het begin van de legislatuur legde Anciaux alvast een aantal beleidsprioriteiten vast. In zijn beleidsnota Cultuur voor de periode 2004-2009 zijn inventarisering, digitalisering, samenwerking, participatie en diversiteit de kernwoorden.22
Naast de subsidiëring van verschillende soorten projecten, en de erkenning en subsidiëring van musea vormt het sluiten van erfgoedconvenants een belangrijk instrument voor het cultureel erfgoedbeleid van de Vlaamse overheid. De Vlaamse Gemeenschap kan namelijk een erfgoedconvenant sluiten met een gemeente, een samenwerkingsverband
van
omliggende
gemeenten
of
de
Vlaamse
Gemeenschapcommissie (VGC). Intergemeentelijke samenwerkingsverbanden (IGS) moeten wel een rechtspersoonlijkheid hebben. IGS, die op basis van het decreet op 20
Handleiding bij het Erfgoeddecreet en het Archiefdecreet. Handleiding bij het Erfgoeddecreet en het Archiefdecreet. 22 Bert Anciaux, Beleidsnota Cultuur 2004-2009; Bert Anciaux, Beleidsbrief Cultuur 2007. 21
63
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
de intergemeentelijke samenwerking worden opgericht, kunnen zowel een projectvereniging, een opdrachthoudende vereniging als een dienstverlenende vereniging zijn. Een projectvereniging is een samenwerkingsverband zonder beheersoverdracht dat tot doel heeft een duidelijk omschreven project te plannen, uit te voeren en te controleren. Het wordt opgericht voor een periode van maximum zes jaar. Een dienstverlenende vereniging is een samenwerkingsverband zonder
beheersoverdracht
dat
tot
doel
heeft
een
duidelijk
omschreven
ondersteunende dienst te verlenen aan de deelnemende gemeenten, eventueel voor verschillende beleidsdomeinen. Het wordt opgericht voor een periode van maximum
achttien
jaar.
samenwerkingverband
met
Een
opdrachthoudende
beheersoverdracht,
vereniging
waaraan
de
is
een
deelnemende
gemeenten de uitvoering van een of meer duidelijk omschreven bevoegdheden met betrekking tot
een of
meer
functioneel samenhangende beleidsdomeinen
toevertrouwen. Ook dit samenwerkingsverband wordt opgericht voor een periode van maximum achttien jaar.23
Een erfgoedconvenant is een overeenkomst met resultaatsverbintenis, die gericht is op de uitbouw van een duurzaam en integraal beleid met betrekking tot het cultureel erfgoed op lokaal niveau. Gemeenten en IGS die een eerste erfgoedconvenant willen sluiten, moeten enkel een intentienota indienen als aanvraag. Bij de aanvraag van een volgend convenant wordt een ontwerp van erfgoedbeleidsplan
(afgestemd
op
het
cultuurbeleidplan)
verwacht.
Een
erfgoedconvenant wordt gesloten op basis van vier criteria: het belang van het aanwezige cultureel erfgoed en de erfgoedactoren, de visie op en de doelstellingen van een geïntegreerd cultureel-erfgoedbeleid, de regionale spreiding van de erfgoedconvenants over Vlaanderen, en de inbreng van middelen door de gemeente of het IGS. De Vlaamse Regering kan het aantal erfgoedconvenants jaarlijks vermeerderen met drie. Dit gebeurt op basis van het advies van de administratie en het advies en de rangorde van de beoordelingscommissie Erfgoedconvenants en Projecten Cultureel Erfgoed. Vervolgens onderhandelt de Vlaamse Regering met de betrokken gemeente, IGS of de VGC over de inhoud van de overeenkomst.
23
Decreet van 6 juli 2001 betreffende de intergemeentelijke samenwerking.
64
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
De Vlaamse Gemeenschap stelt een werkingssubsidie ter beschikking van een gemeente, een IGS of de VGC voor de uitvoering van het erfgoedconvenant. De hoogte daarvan is in de eerste plaats afhankelijk van het inwonersaantal van de gemeente of het IGS. Indien de begunstigde tussen de 20.000 en de 35.000 inwoners telt, bedraagt de jaarlijkse toelage 100.000 EUR. Indien de begunstigde tussen de 35.000 en 100.000 inwoners telt, bedraagt de jaarlijkse toelage minstens 200.000 EUR. Indien de begunstigde meer dan 100.000 inwoners telt, bedraagt de jaarlijkse toelage minstens 300.000 EUR. Bij de twee laatste categorieën gaat het over een variabele subsidie, want mits een goede motivatie, door het becijferen van de doelstellingen en de meerjarenplanning kan een gemeente of een IGS een hogere jaarlijkse werkingssubsidie vragen. De gemeente of het IGS moet ook zelf een financiële inbreng hebben. Bij een eerste erfgoedconvenant wordt hier echter geen percentage op geplakt. Vanaf het tweede erfgoedconvenant bedraagt de subsidie maximaal 70% van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van de overeenkomst. De gemeente of het IGS moet dan zorgen voor een financiële inbreng van minstens 30%.
In
het
kader
van
intergemeentelijke
een
erfgoedconvenant
samenwerkingsverband
moet
de
minstens
gemeente twee
of
het extra
erfgoedcoördinatoren aanwerven. Enkel als de werkingssubsidie 100.000 EUR bedraagt, volstaat één erfgoedcoördinator. De erfgoedcoördinatoren vormen de erfgoedcel, die instaat voor de uitvoering van de overeenkomst met de Vlaamse Regering. De erfgoedcel heeft prioritair aandacht voor het ontsluiten, beschrijven en bekendmaken van het cultureel erfgoed door de ontwikkeling van een actuele visie op de zorg voor en de omgang met het cultureel erfgoed (met nadruk op een integrale benadering), door het opzetten van expertise-uitwisseling tussen verschillende actoren, door de ontwikkeling van methodes voor de ontsluiting van het cultureel erfgoed, inzonderheid van niet-sectoraal geregelde en integrale initiatieven, en door het op touw zetten van activiteiten op het vlak van sensibilisatie, promotie en communicatie.24
24
Handleiding bij het Erfgoeddecreet en het Archiefdecreet; Informatiebrochure Cultureel Erfgoed (mei 2007).
65
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
De regeling betreffende de erfgoedconvenants biedt een aantal interessante pistes voor een structurele inventarisatie, registratie en ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond het Kempense diamantverleden. De initiatieven betreffende het immateriële diamantair erfgoed kunnen binnen een erfgoedconvenant bijvoorbeeld onderdeel uitmaken van een breder beleid rond immaterieel erfgoed en mondelinge geschiedenis. ‘Schitterend geslepen’ wil alleszins het pad effenen voor een structurele intergemeentelijke samenwerking rond erfgoed. Het bovenlokale perspectief van het project zou op die manier kunnen uitmonden in het sluiten van een erfgoedconvenant met de Vlaamse Regering.
In het kader van het haalbaarheidsonderzoek onderzocht de coördinator van ‘Schitterend geslepen’ of er in de Antwerpse Kempen een draagvlak bestaat voor een structurele samenwerking rond erfgoed. De gemeenten Grobbendonk, Herentals, Herenthout, Lille, Nijlen, Olen en Vorselaar bekijken momenteel op welke manier ze een regionaal erfgoedbeleid gestalte kunnen geven. In 2008 hopen ze bij de Vlaamse Gemeenschap een intentienota in te dienen met het oog op een erfgoedconvenant. De intentienota zal alleszins bijzondere aandacht besteden aan het diamantverleden en de mondelinge geschiedenis van de betrokken gemeenten, die samen het hart van de Antwerpse Kempen vormen.
ERFGOED EN TOERISME
De laatste jaren heeft de Vlaamse overheid steeds meer oog voor de raakvlakken tussen cultuur/erfgoed en toerisme. Toerisme behoort tot de bevoegdheden van Geert Bourgeois (NV-A), de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media en Toerisme. Hij wordt hierbij bijgestaan door Toerisme Vlaanderen, een intern verzelfstandigd agentschap dat deel uitmaakt van het Vlaamse Ministerie Internationaal Vlaanderen. Toerisme Vlaanderen bevordert een creatief en kwaliteitsvol toeristisch aanbod, onder meer door het financieel steunen van toeristische initiatieven. Gemeenten, provincies, en door Toerisme Vlaanderen erkende vzw’s, vennootschappen met sociaal oogmerk, autonome gemeente- en provinciebedrijven
en
intergemeentelijke
66
samenwerkingsverbanden
met
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
rechtspersoonlijkheid kunnen een subsidie aanvragen voor toeristisch-recreatieve projecten. Dit zijn projecten ter bevordering van het toeristisch en/of recreatief aanbod. De projecten moeten een meerwaarde betekenen ten opzichte van het bestaande toeristisch-recreatieve aanbod, een bovenlokale uitstraling hebben, imagoversterkend
en
identiteitsbepalend
zijn
voor
de
regio,
en
het
verblijfstoerisme in de omgeving versterken. Ze worden onderverdeeld in verschillende categorieën, zoals toeristische ontsluiting van cultureel erfgoed. Toerisme Vlaanderen voorziet een maximale financiële steun van 60% van de subsidieerbare kosten. De gecumuleerde betoelaging van Europa en Vlaanderen voor dezelfde posten mag niet meer dan 85% zijn. Er is dus een eigen inbreng van minimaal 15% vereist. Activiteiten die subsidieerbaar zijn via andere wets-, decreet- en verordeningsbepalingen, komen niet in aanmerking voor een subsidie. Projecten rond infrastructuur of routestructuren worden wel financieel gesteund. De realisatie van een ontvangst- en tentoonstellingsruimte nabij Slijperij Lieckens zou bijvoorbeeld voor betoelaging in aanmerking komen.
De minister van Toerisme kan eveneens subsidies toekennen voor de tewerkstelling van personeelsleden in de toeristische sector. Verenigingen zonder winstoogmerk, vennootschappen met sociaal oogmerk, autonome gemeente- en provinciebedrijven en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid komen in aanmerking voor betoelaging. Ze moeten dan wel erkend zijn door Toerisme Vlaanderen. Hiervoor moeten ze toeristisch-recreatieve doelstellingen nastreven en bijdragen tot de instandhouding, uitbreiding, verbetering of toegankelijkheid van het toeristische aanbod van een gemeente, streek of provincie. Indien ze erkend willen worden, moeten ze eveneens over voldoende middelen beschikken en blijk geven van een degelijk beheer. De subsidie wordt toegekend voor de loonkost van het effectief door de vereniging tewerkgesteld personeelslid. Dit moet een personeelslid in gewezen DAC-statuut zijn of een niet-werkende werkzoekende die door de vereniging wordt aangeworven. De functie van het personeelslid moet passen in tewerkstelling in projecten om de netwerking tussen de diverse toeristische actoren tot stand te brengen of verder te verzekeren, tewerkstelling in projecten ter bevordering van de duurzaamheid of de toegankelijkheid van het toeristische product, tewerkstelling in projecten ter bevordering van het fiets- of
67
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
wandelproduct en in het bijzonder de coördinatie van die projecten, tewerkstelling in het kader van evenementen met toeristisch belang of internationale uitstraling, tewerkstelling in innovatieve en vernieuwende projecten met een tijdelijk karakter die een impuls geven aan toerisme en recreatie in Vlaanderen (afronding opstartfase), tewerkstelling in kenniscentra, en tewerkstelling in het kader van een kwalitatief toeristisch onthaal.
2.1.5. EU - UNESCO
Verschillende subsidieprogramma’s van de Europese Unie bieden mogelijkheden voor de betoelaging van projecten cultureel erfgoed. We denken hier aan EUprogramma’s zoals Europa voor Burgers, Grundtvig, het eContentplus programma, het Zeven Kader Programma, het Cohesiefonds en Cultuur 2007. Het Cultuur Programma werd ingesteld voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013. Het is opgezet als een coherent, algemeen en compleet instrument voor de multiculturele samenwerking in Europa, dat actief zou moeten bijdragen aan de ontwikkeling van een Europese identiteit vanaf de basis. Het wil de transnationale mobiliteit van mensen die actief zijn in de culturele sector verhogen, het transnationale verkeer van culturele en artistieke werken en goederen aanmoedigen, en de interculturele dialoog stimuleren. Er zijn drie grote luiken binnen Cultuur 2007: ondersteuning van culturele acties (luik 1), ondersteuning
van
cultuurorganisaties
op
Europees
niveau
(luik
2),
en
ondersteuning van analyses, verzameling en verspreiding van informatie en ondersteuning van activiteiten ter optimalisering van het effect van projecten op het gebied van de Europees culturele samenwerking en de ontwikkeling van het Europese cultuurbeleid (luik 3).25
Op 17 oktober 2003 werd de ‘Conventie voor de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed’ door de Algemene Conferentie van UNESCO goedgekeurd. Op 20 april 2006 trad de Conventie in werking na ratificatie door 30 landen. Ook België (in hoofde van de Franse en de Vlaamse Gemeenschap) hoorde bij de eerste dertig, 25
Informatiebrochure Cultureel www.vlaanderen.be/cultuurcontactpunt.
Erfgoed
68
(mei
2007),
48-53;
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
want de Conventie werd op 24 maart 2006 aanvaard. De landen die zich aansluiten bij de Conventie verbinden zich ertoe om het immateriële erfgoed op hun grondgebied te beschermen en om een of meerdere inventarissen aan te leggen van dit erfgoed in samenwerking met de gemeenschappen en groepen waarbinnen dit erfgoed leeft. Met het oog op de realisatie van haar doelstellingen voorziet de Conventie verschillende instrumenten, zoals de ‘Lijst van immaterieel cultureel erfgoed dat dringend nood heeft aan bescherming’ en de ‘Representatieve lijst van het immaterieel cultureel erfgoed van de mensheid’. De Conventie richtte eveneens het Fonds voor de Bescherming van Immateriële erfgoed op, zodat UNESCO landen kan helpen bij hun inspanningen ter bescherming van het immaterieel cultureel erfgoed. Het Intergouvernementeel comité voor de bescherming van immaterieel cultureel erfgoed zal de regels opstellen die van toepassing zijn op dit Fonds.
2.2. Culturele sector
2.2.1. Diamantmusea in Vlaanderen
2.2.1.1. Diamantmuseum Grobbendonk
Het diamantmuseum van Grobbendonk werd in 1968 opgericht als onderdeel van het toenmalige toeristische informatiekantoor in het Bovenpad in Grobbendonk. Toerisme Grobbendonk vzw staat sinds november 1974 in voor het beheer van het museum. In 1989 verhuisde de toeristische dienst samen met het museum naar de Oude Steenweg, waar hij zich nog steeds bevindt. In 2005 kocht de gemeente Grobbendonk de collectie van de ontslagnemende voorzitter Louis Van Der Linden. De vzw kreeg meteen nieuwe statuten en een nieuw bestuur. Het museum vertelt het diamantverhaal van edelgesteente tot juweel met een sterke nadruk op de technologische evoluties binnen de diamantbewerking. De huidige opstelling dateert van 2002.
69
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Het diamantmuseum van Grobbendonk is als lid van de stuurgroep nauw betrokken bij het project ‘Schitterend geslepen’. Het museum wil graag een bijdrage leveren tot de inventarisatie en registratie van het Kempense diamantair erfgoed. Het kan eventueel ook een rol spelen bij de ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen, bijvoorbeeld door de organisatie van een tentoonstelling rond dit thema of door het gebruik van interviews in de museale presentatie. Op termijn lijkt een structureel samenwerkingsverband tussen de diamantmusea van Antwerpen en Grobbendonk en de toekomstige erfgoedsite Slijperij Lieckens wenselijk.
Contact: Diamantmuseum Grobbendonk – Oude Steenweg 13a – 2280 Grobbendonk – tel.:
+32
14
51
43
94
–
fax:
+32
14
50
27
73
–
e-mail:
[email protected].
In het kader van ‘Schitterend geslepen’ en op vraag van Toerisme Grobbendonk vzw voerde de projectcoördinator een SWOT-analyse uit van het diamantmuseum. De
resultaten
van
haalbaarheidsonderzoek.
die
evaluatie
worden
Achtereenvolgens
ook
worden
opgenomen de
in
het
collectie,
de
publieksgerichte activiteiten en de organisatie besproken. Op basis hiervan worden enkele aanbevelingen gedaan.
A. De collectie
Het diamantmuseum beschikt over een erg interessante, uitgebreide en unieke collectie met betrekking tot de diamantontginning en de diamantbewerking. De collectie, die bijna volledig door schenkingen tot stand kwam, is ongetwijfeld de grootste troef van het museum. Sinds 2005 is de gemeente Grobbendonk eigenaar van de collectie.
De collectie is zeer slecht gedocumenteerd. Alleen de laatste jaren wordt min of meer systematisch informatie bijgehouden over de schenkingen. Een groot deel van de documentatie werd door de vorige voorzitter bij zijn ontslag vernietigd. Er is alleszins veel kennis verloren gegaan.
70
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
De collectie werd nog niet geïnventariseerd of geregistreerd. Hierdoor heeft men geen beeld van de hiaten in de collectie, zodat een gegrond aankoop- en afstotingsbeleid onmogelijk is. Is het bijvoorbeeld noodzakelijk om honderden slijptangen te bewaren? Een collectieplan ontbreekt.
In het najaar van 2007 zal gestart worden met de inventarisatie en registratie. Momenteel bekijkt het diamantmuseum welk systeem het hierbij wil gebruiken.
Een deel van de collectie wordt niet tentoongesteld. Het depot bevindt zich in het museumgebouw.
Er is geen klimaatbeheersingssysteem en geen calamiteitenplan. De restauratie van de collectie gebeurt in eigen beheer, al zijn de werkmannen hier niet specifiek voor opgeleid.
Het museumgebouw wordt beveiligd door een alarmsysteem. De bezoekers worden nauwelijks gecontroleerd tijdens hun aanwezigheid in het museumgebouw. Dit geldt bij uitstek voor de individuele bezoekers. De meeste en belangrijkste stukken worden tentoongesteld in vitrinekasten. In het verleden werden er al wel stukken ontvreemd. De gebrekkige beveiliging maakt het alvast moeilijk om stukken in bruikleen tentoon te stellen. Bij evenementen zoals de diamantshow wordt er tijdelijk veiligheidspersoneel voorzien.
B. De publieksgerichte taken
Het museum is van maandag tot donderdag geopend van 8u30 tot 16u30. Op vrijdag zijn de bezoekers welkom van 8u30 tot 15u. Van half juni tot half september is het museum ook zaterdag en zondag van 10u tot 14u geopend.
De toegangsprijs bedraagt 2 euro. Indien groepen opteren voor een geleid bezoek met slijpdemonstratie, wordt er 50 euro extra aangerekend. De rondleiding voor groepen ziet er als volgt uit: een introductiefilm, een rondleiding met gids en een
71
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
slijpdemonstratie
door
een
voormalige
diamantbewerker.
Groepen
kunnen
eventueel ook iets nuttigen in de cafetaria.
Het jaarlijkse bezoekersaantal bedraagt ongeveer 3300 personen, die vooral in groep naar het museum komen. Die groepen komen vooral uit de provincie Antwerpen en Nederland. Van de individuele bezoeken vinden er ongeveer 300 plaats naar aanleiding van de jaarlijkse diamantshow.
Tabel: Aantal bezoekers Individuele
Bezoekers in
Totaal
bezoekers
groep
2002
1154
2289
3443
2003
1209
2923
4132
2004
639
2823
3462
2005
615
1959
2574
2006
793
2230
3023
Tabel: Herkomst groepen 2002
2003
2004
2005
2006
Antwerpen
20
535
41
1419 37
922
25
609
30
851
Vlaams-Brabant
6
224
6
250
9
464
7
351
2
84
Limburg
4
135
2
88
3
133
3
68
6
192
Oost-Vlaanderen
13
628
6
239
9
320
6
235
15
488
West-Vlaanderen 5
194
8
200
4
193
4
159
2
74
Nederland
13
573
15
727
16
791
15
537
13
541
Totaal
61
2289 78
2923 78
72
2823 60
1959 68
2230
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Tabel: Gemiddeld aantal bezoekers per groep 2002-2006 Antwerpen
24 per groep
Vlaams-Brabant
46 per groep
Limburg
34 per groep
Oost-Vlaanderen
39 per groep
West-Vlaanderen 36 per groep Nederland
44 per groep
Totaal
35 per groep
Er gebeurt geen marktonderzoek en ook een gericht doelgroepenbeleid ontbreekt.
Op educatief gebied is er nog veel werk. Er gebeurt geen wetenschappelijk onderzoek en er zijn geen publicaties of educatieve pakketten voor de bezoekers. De
introductiefilm,
de
viertalige
informatieborden,
de
gidsen
en
de
slijpdemonstraties zijn wel belangrijke troeven. Toch is de presentatie sterk verouderd. Bovendien ontbreekt er een duidelijk verhaal. Het typische Kempense diamantverleden komt bijvoorbeeld te weinig aan bod. Met uitzondering van de jaarlijkse diamantshow worden er geen evenementen of tentoonstellingen georganiseerd. Over het algemeen wordt de presentatie gekenmerkt door een gebrek aan dynamiek.
Het feit dat het museum gekoppeld is aan het toeristische informatiepunt is zeker positief. Het diamantmuseum werd in 2007 ook opgenomen in een van de arrangementen van Toerisme Provincie Antwerpen. Toch gebeurt er nog te weinig rond promotie. Een wervende webstek ontbreekt.
De infrastructuur beschikt met een ontvangstruimte, een tentoonstellingsruimte, een videozaal, een depot, een werkruimte voor het personeel, een keuken, het sanitair, een cafetaria en een ruime parking over heel wat faciliteiten. Toch voldoet
de
sterk
verouderde
infrastructuur
niet
meer
aan
de
huidige
kwaliteitsnormen. Het museum is goed bereikbaar voor bussen, auto’s en fietsers.
73
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Voor bezoekers die met het openbaar vervoer willen reizen, is de ligging minder gunstig.
Tegen eind 2008 moet Toerisme Grobbendonk vzw de gebouwen ontruimen en slopen. Op dit moment hebben het toeristische informatiekantoor en het diamantmuseum nog geen nieuwe bestemming gekregen. De verplichte verhuis vormt zowel een grote bedreiging als een grote kans voor het diamantmuseum.
C. De organisatie
Het diamantmuseum heeft geen missie en geen duidelijke doelstellingen. Er is geen beleidsplan. De doelstellingen van Toerisme Grobbendonk vzw zijn louter toeristisch van karakter.
De Raad van Bestuur van de vzw heeft ook het dagelijkse bestuur van het diamantmuseum in handen. Het aantal leden van de vzw en het aantal vrijwilligers zijn beperkt. De schepen van Toerisme van de gemeente Grobbendonk zetelt van rechtswege in de Algemene Vergadering van Toerisme Grobbendonk vzw. Misschien moeten in de toekomst ook de oppositie en de gemeentelijke administratie van rechtswege een plaats krijgen in de Algemene Vergadering? Of misschien moet het beheer toevertrouwd worden aan een intergemeentelijk samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid tussen Grobbendonk en Nijlen, waarin naast het diamantmuseum van Grobbendonk ook Slijperij Lieckens in Nijlen en de toeristische diensten van beide gemeente worden ondergebracht?
Naast de financiële middelen die Toerisme Grobbendonk vzw zelf genereert, ontvangt
de
vereniging
jaarlijks
een
werkingssubsidie
van
de
gemeente
Grobbendonk.
Het
personeel
van
Toerisme
Grobbendonk
vzw
bestaat
uit
3
voltijdse
administratieve medewerkers en 1,5 werkman, die allemaal door Toerisme Vlaanderen worden tewerkgesteld. De financiële basis van Toerisme Grobbendonk is momenteel te zwak om dergelijke personeelskosten te dragen.
74
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
De afwezigheid van een professionele conservator met een diploma hoger onderwijs vormt een belangrijk pijnpunt, zowel voor de waarneming van het dagelijks bestuur als voor de invulling van de basisfuncties (verzamelen, behoud en beheer, wetenschappelijk onderzoek, en publiekswerking).
De samenwerking met de Hoge Raad voor Diamant (HRD), het Diamantmuseum Provincie Antwerpen, en het project ‘Schitterend geslepen’ zijn een belangrijke troef.
D. Conclusies en aanbevelingen
Het diamantmuseum Grobbendonk beschikt over een prachtige collectie met veel potentieel. Het vrijwilligersbestuur en het personeel leverden al veel en goed werk, maar een professionele benadering zou van het museum pas echt een succesverhaal kunnen maken. De gedwongen verhuis, die de toekomst van het museum uiteraard bedreigt, vormt een uitgelezen kans om met een schone lei te beginnen. In dit kader kunnen de volgende aanbevelingen misschien als inspiratiebron fungeren:
Een goede toekomstvisie en een goed beleidsplan moeten het uitgangspunt vormen voor het nieuwe diamantmuseum. Het is aangewezen hierbij mensen met professionele ervaring uit de erfgoedsector of de museale wereld te betrekken (bijvoorbeeld Culturele Biografie Vlaanderen of de provinciale museumconsulent).
Indien
het
diamantmuseum
in
een
nieuwbouw
ondergebracht wordt, kan die toekomstvisie alvast een vertrekpunt zijn voor de vormgeving van de infrastructuur.
Het diamantmuseum heeft behoefte aan een professioneel en gekwalificeerd personeelskader. Voor het dagelijkse bestuur en het vervullen van de basistaken lijkt de aanwerving van een professionele conservator met een diploma hoger onderwijs essentieel. Misschien kan in dit kader worden samengewerkt met het Gemeentelijke Archeologisch Museum Grobbendonk of
75
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
met de erfgoedsite Slijperij Lieckens in Nijlen? Over de toekomstige rol van het personeel van Toerisme Vlaanderen moet (snel) duidelijkheid komen.
Op basis van inventarisatie en registratie moet er een collectieplan opgesteld worden.
Een duidelijk inhoudelijk verhaal en een goed doelgroepenbeleid moeten het uitgangspunt vormen voor de presentatie. Die presentatie moet ondersteund worden
door
voldoende
educatief
materiaal.
Tentoonstellingen,
evenementen, toeristische arrangementen, enzovoort moeten de werking van het nieuwe diamantmuseum dynamisch houden.
De samenwerking met het Diamantmuseum Provincie Antwerpen, de HRD en projecten zoals ‘Schitterend geslepen’ moet worden versterkt.
2.2.1.2. Diamantmuseum Provincie Antwerpen
In 1968 liep het toenmalige Provinciaal Museum voor Kunstambachten (het huidige Sterckshof-Zilvermuseum) de tentoonstelling ‘Diamant’. Gezien het grote succes werd er na afloop permanent een kamer rond diamant in het Sterckshof ingericht. Onder impuls van de provincie Antwerpen zag het allereerste diamantmuseum het licht in 1972 op de eerste verdieping van het Provinciaal Veiligheidsinstituut in de Jezusstraat.
Op
basis van
een
collectie
diamantalaam
kwam
vooral de
diamantbewerking aan bod. In 1988 verhuisde het museum naar een gebouw in de Lange Herentalsestraat, vlakbij de Antwerpse diamantwijk. Het diamantverhaal kon hier veel uitgebreider aan bod komen. In een schatkamer werd onder meer de kunsthistorische evolutie van het diamantjuweel getoond. Toch bleek ook deze locatie te krap. Het provinciebestuur besloot het diamantmuseum onder te brengen in een gerenoveerd historisch pand op het Koningin Astridplein, vlakbij het Centraal Station en de diamantwijk. Het nieuwe museum opende zijn deuren op 25 mei 2002. De collectie toont enerzijds het diamantverhaal van edelgesteente tot juweel en anderzijds de geschiedenis van het diamantjuweel. Hierbij besteedt het
76
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
museum bijzondere aandacht aan de rol van Antwerpen. Uiteindelijk bepaald vooral de verzameling topjuwelen de aantrekkingskracht van het museum.
Het Diamantmuseum Provincie Antwerpen ondersteunt als regionaal erkend museum en als lid van de stuurgroep het project ‘Schitterend geslepen’ op verschillende manieren: het verlenen van museologisch en educatief advies, het ter beschikking stellen van het depot, het uitlenen van stukken uit de collectie, het ter beschikking stellen van de bibliotheek, het leggen van contacten met het provinciebestuur, en het ondersteunen van de uitbouw van een kennisnetwerk rond diamantair erfgoed. Het museum kan eventueel ook een rol spelen bij de ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen, bijvoorbeeld door de organisatie van een tentoonstelling rond dit thema. Op termijn lijkt een structureel samenwerkingsverband tussen de diamantmusea van Antwerpen en Grobbendonk en de toekomstige erfgoedsite Slijperij Lieckens wenselijk.
Contact: Diamantmuseum Provincie Antwerpen – Koningin Astridplein 19-23 – 2018 Antwerpen – tel.: +32 3 202 48 90 – fax: +32 3 202 48 98 – e-mail:
[email protected] – website: www.provant.be.
2.2.1.3. Diamantmuseum Brugge
Het Diamantmuseum Brugge werd in 1999 met private middelen opgericht en in 2005 uitgebreid. Het museum wordt beheerd door de NV Antwerp Diamond House, die eveneens twee juwelenwinkels in Brugge omvat. Het museum bevindt zich in een historisch pand in de Katelijnestraat, vlakbij het Begijnhof. De collectie toont het diamantverhaal van edelgesteente tot juweel met bijzondere aandacht voor het Brugse diamantverleden. Het personeel voert dagelijks demonstraties uit in het diamantslijpatelier in de achttiende-eeuwse kelder. Het is in grote mate dankzij die demonstraties dat het museum jaarlijks ongeveer 20.000 à 30.000 bezoekers mag verwelkomen. Het Diamantmuseum Brugge juicht het project ‘Schitterend geslepen’ toe en stelt graag de eigen expertise en ervaringen ter beschikking. Een
77
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
verdere samenwerking tussen Brugge, Antwerpen en de Kempen wordt nader bekeken door de betrokkenen.
Contact: Diamantmuseum Brugge – Katelijnestraat 43 – 8000 Brugge – tel.: +32 50 34 20 56 – fax: +32 50 33 63 26 – website: www.diamondmuseum.be.
2.2.1.4. Stedelijk Museum Diksmuide
Het Stedelijk Museum Diksmuide was uiteraard geen diamantmuseum in strikte zin. Toch opende het museum in 1984 een afdeling ‘diamant’. De collectie, die door de eigenaar in bruikleen werd gegeven, verwees naar de diamantnijverheid in de regio. Ondertussen sloot het Stedelijk Museum Diksmuide de deuren wegens een gebrek aan rendabiliteit. Toch kan het net daarom een interessante casus zijn. De gemeente en de eigenaar overwegen om de collectie in bruikleen te geven aan het Diamantmuseum Brugge.
2.2.2. Musea, erfgoedsites en erfgoedprojecten in de Antwerpse Kempen
In het kader het haalbaarheidsonderzoek en met het oog op een eventuele samenwerking worden alleen de musea, erfgoedsites en erfgoedprojecten met een inhoudelijke of geografische relevantie voor ‘Schitterend geslepen’ belicht.
Het FORT
VAN
KESSEL maakte deel uit van de eerste verdedigingsgordel van de stad
Antwerpen. In 1973 werd het domein aangekocht door de gemeente Kessel. Het doet sindsdien dienst als recreatiegebied. In de slotgracht wordt gevist en het groene gebied is een trekpleister voor wandelaars. Het fort zelf kan van april tot oktober op afspraak bezocht worden. Enkele vrijwilligers van ‘Gidsenwerking Fort Kessel’ verzorgen de rondleidingen. Contact: Gidsenwerking Fort Kessel – Rudy Van Nunen – Sleutelstraat 19 – 2560 Nijlen – tel.: +32 3 480 11 04 – e-mail:
[email protected].
78
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
De REGIONALE BEELDBANK MECHELEN is een digitale verzameling van duizenden oude foto’s, prentbriefkaarten, pentekeningen en ander beeldmateriaal van Mechelen, Lier, Heist-op-den-Berg, Duffel, Putte en Bonheiden. De beeldbank kadert in het erfgoedconvenant tussen de stad Mechelen en de Vlaamse Gemeenschap. De Erfgoedcel Mechelen coördineert het project in samenwerking met het Stadsarchief Mechelen, het Stadsarchief Lier, het Gemeentelelijk archief en heemkundig documentatiecentrum
Heist-op-den-Berg,
het
Gemeentearchief
Duffel,
de
cultuurdienst van Putte en de cultuurdienst van Bonheiden. De Regionale Beeldbank wil jaarlijks één nieuwe gemeente als partner verwelkomen. In mei 2007 ging het gemeentebestuur van Nijlen op die uitnodiging in. De gemeente zal in 2008 in het project stappen, zodat het Nijlense beeldmateriaal in 2009 online kan gaan. De Regionale Beeldbank biedt alleszins interessante perspectieven voor de ontsluiting van een deel van het diamantair erfgoed dat in het kader van ‘Schitterend geslepen’ geïnventariseerd en geregistreerd wordt. De Erfgoedcel Mechelen heeft trouwens al aangegeven dat ‘diamant’ eventueel als thema kan worden toegevoegd. Contact: Regionale BeeldBank Mechelen – Erfgoedcentrum Lamot – t.a.v. Annelies Lieten – Van Beethovenstraat 8-10 – 2880 Mechelen – tel.: +32 15 29 49 18 – e-mail:
[email protected] – website: www.erfgoedcelmechelen.be.
Het project ‘TUSSEN GEZINSVERPLEGING’
DE
MENSEN.
DE
SPRAAKMAKENDE
GESCHIEDENIS
VAN
DE
GEELSE
wil aan de hand van interviews een collectie mondelinge bronnen
over de Geelse gezinsverpleging in al zijn aspecten aanleggen en via verschillende manieren van erfgoedontsluiting valoriseren. Het project is een initiatief van de Scholengemeenschap KOGEKA vzw, het Openbaar Psychiatrisch Zorgcentrum OPZ Geel, de Stad Geel, het OMV Gasthuismuseum St.-Dimpna en het Geels Geschiedkundig Genootschap. ‘Tussen de mensen’ ging in 2007 van start en loopt over drie jaar. Voor het eerste jaar kende de Vlaamse overheid een subsidie van 50.000 euro toe. Het Vlaams Centrum voor Volkscultuur vzw zorgt voor de wetenschappelijke ondersteuning. Contact: Gonnie Leysen – Stadsarchief Geel – Werft 30 – 2440 Geel – tel.: +32 14 56 66 91 – e-mail:
[email protected].
79
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Het project ‘’T IS
TE
ZEGGEN’ (2004-2005) heeft de verhalen rond de laatste
begijnen, de voormalige landloperskolonie, het grootgrondbezit en de Tweede Wereldoorlog in Hoogstraten vastgelegd. Het project, dat tot stand kwam met steun van de Vlaamse Gemeenschap, was een initiatief van het Stedelijk Museum Hoogstraten in samenwerking met vzw Erfgoed Hoogstraten en het Vlaams Centrum voor Volkscultuur vzw. Via de verhalenbank kunnen fragmenten van verschillende interviews online beluisterd worden. De verhalenbank maakt samen met de beeldbank, de filmbank, de genealogische databank en enkele kleinere rubrieken deel uit van de erfgoeddatabank www.hoogstraeten.be, die de collecties van het Stedelijk Museum Hoogstraten naar een breed publiek wil ontsluiten. Voor consultatie van de volledige interviews kan men terecht in het Stedelijke Museum Hoogstraten. Contact: Stedelijk Museum Hoogstraten – Begijnhof 9 – 2320 Hoogstraten – tel.: +32 3 314 65 88 – fax: +32 3 314 23 81 – e-mail:
[email protected], website: www.hoogstraten.be.
In HEEMMUSEUM ‘HET MOLENIJZER’ in Putte staat het dagelijkse leven in al zijn facetten centraal. Een deel van de presentatie belicht het thema ‘diamantbewerking’. Het museum, dat uitgebaat wordt door vrijwilligers, is in de maanden juni, juli, augustus en september op zondag geopend van 14u tot 20u. Op de tweede zondag van augustus wordt er jaarlijks een demonstratie diamantbewerking georganiseerd. Contact: Heemmuseum ‘Het Molenijzer’ – Hoeve ‘De Wijngaert – Heuvel 41b – 2580 Putte – tel.: +32 15 75 27 98 – e-mail:
[email protected].
Het GEMEENTELIJK HEEMKUNDIG MUSEUM RIJKEVORSEL biedt sinds februari 1987 een blik op het verleden van de Noorderkempen. Veel aandacht gaat naar typische nijverheden van Rijkevorsel, zoals de diamantbewerking. Het museum bevindt zich in de kelderverdieping van het gemeentehuis van Rijkevorsel en is iedere laatste zondag van de maand van 14u tot 18u geopend. Contact: Gemeentelijk Heemkundig Museum Rijkevorsel – Molenstraat 5 – 2310 Rijkevorsel – tel.: +32 3 314 61 36 – e-mail:
[email protected] – website: Blog.seniorennet.be/heemkundigekringrijkevorsel.
80
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
In het HEEM-
EN
SIGARENMAKERSMUSEUM in Arendonk komen vooral lokale thema’s aan
bod. Het grootste deel van de collectie is gewijd aan de voor de gemeente belangrijke sigarenmakerij. Er wordt echter ook aandacht besteed aan de Kempense diamantnijverheid. Het museum bevindt zich in het Heemhuis op de Wamperberg en is iedere laatste zondag van de maand van 14u tot 17u geopend. Contact: Heem- en Sigarenmakersmuseum – t.a.v. Rene Claessen – Molenwiel 37 – 2370 Arendonk – tel.: +32 14 67 86 86.
Het HEEMMUSEUM ‘DIE SWANE’ in Heist-op-den-Berg belicht met thema’s zoals de Kempense boerderij, oude klederdrachten, volksdevotie, marktliederen, en meeten weegtoestellen de regionale geschiedenis. In 2003 werd op de zolder het radiomuseum opgericht. Het heemmuseum is van maart tot en met oktober elke zondag geopend van 14u tot 18u. Het museum wordt beheerd door de Koninklijke Heemkundige Kring ‘Die Swane’ vzw, die eveneens verantwoordelijk is voor het beheer van het heemerf Kaasstrooimolen en Pandoerenhoeve. Contact: Heemmuseum ‘Die Swane’ – Kerkplein 24 – 2220 Heist-op-den-Berg – tel.: +32 15 25 15 82 – e-mail:
[email protected].
Het GEMEENTELIJK ARCHEOLOGISCH MUSEUM GROBBENDONK bevindt zich in de openbare bibliotheek. De collectie bestaat uit archeologische voorwerpen uit de GalloRomeinse periode. Het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium is trouwens in oktober 2000 opnieuw gestart met noodopgravingen in Grobbendonk. Het museum is vrij toegankelijk tijdens de openingsuren van de bibliotheek. Contact: Gemeentelijk Archeologisch Museum Grobbendonk – Astridplein 3 – 2280 Grobbendonk – tel.: +32 14 50 74 95 – fax: +32 14 50 74 98 – website: www.grobbendonk.be.
Lier heeft twee stedelijke musea. Het STEDELIJK MUSEUM WUYTS-VAN CAMPEN
EN
BARON
CAROLY (°1892) is een algemeen museum voor schone kunsten met een kleine maar gevarieerde kunstcollectie van schilderijen, tekeningen, prenten, zilver, keramiek enzovoort. Het TIMMERMANS-OPSOMERHUIS (°1968) toont schilderijen van baron Opsomer, grafisch en literair werk van Felix Timmermans en kunstsmeedwerk van
81
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Lodewijk Van Boeckel. Ook aan historicus en literator Anton Bergmann is een zaal gewijd. Contact: Luc Coenen – Stadsbestuur Lier – Dienst Archief en Musea – Grote Markt 57 – 2500 Lier – tel.: +32 3 480 11 96 – fax:+32 3 489 26 54 – e-mail:
[email protected].
De MOLENSITE
VAN
PULDERBOS omvat de windmolen, de mechanische maalderij, het
molenhuis, het museum ‘Het Karkot’ en de Bijenhal. De molen uit 1840 werd in 1987 door de gemeente Zandhoven aangekocht. Na restauratie werd hij in november 1995 feestelijk ingehuldigd. De molen in werking kan iedere zondagnamiddag of na afspraak bezocht worden. In september kan men er jaarlijks de molenfeesten en landbouwdagen bijwonen. Contact: Molensite – Molenheide 67 – 2240 Zandhoven (Pulderbos) – tel.: +32 3 484 30 20 – website: www.zandhoven.be.
Het
HEEMMUSEUM
‘SANDELYN’ in Herenthout werpt een blik op het Kempense verleden.
Er wordt onder meer aandacht besteed aan de diamantnijverheid. Het museum, dat in 1979 de deuren opende, wordt beheerd door de lokale heemkring ‘Sandelyn’. Enkele jaren geleden moest het museum plaats maken voor enkele kleuterklassen. Sindsdien is de heemkring op zoek naar een nieuw museumgebouw. Contact: Heemkring ‘Sandelyn’ vzw – Norbert Horemans – Boudewijnlaan 6 – 2270 Herenthout – tel.: +32 14 51 24 53 –
[email protected].
2.2.3. Vlaamse musea, erfgoedsites en erfgoedprojecten met een voorbeeldfunctie
Als je rond erfgoed werkt, is het zeer interessant en stimulerend om te kijken hoe anderen het doen. Bij de verdere uitwerking van ‘Schitterend geslepen’ mag de expertise van andere musea, erfgoedsites en projecten in Vlaanderen zeker niet over het hoofd gezien worden. De ervaringen van regionale erfgoedcellen, zoals de erfgoedcellen van het Waasland en het Meetjesland, en van musea, zoals het Museum voor de Oudere Technieken (MOT), het Openluchtmuseum van Bokrijk, het Ecomuseum en Archief van de Boomse Baksteen (EMABB), het Gallo-Romeins museum, Ter Duinen 1138, het Provinciaal Archeologisch Museum Ename (pam
82
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Ename), het Museum Dr. Guislain en het Huis van Alijn, kunnen een leerrijke inspiratiebron zijn.
2.2.4. Culturele steunpunten
CULTURELE BIOGRAFIE VLAANDEREN
VZW
(CBV) is het steunpunt voor archiefinstellingen,
bewaarbibliotheken, documentatiecentra, erfgoedcellen en musea. De organisatie levert advies en zorgt voor de doorstroming van informatie en voor de uitwisseling van ervaringen over en in de erfgoedsector. Het steunpunt moedigt ook de samenwerking aan tussen erfgoedorganisaties onderling. Daarnaast is CBV een kruispunt tussen het erfgoedveld en de Vlaamse overheid. Het informeert het beleid over de ontwikkelingen in het veld en vertaalt het beleid voor de mensen in het veld. CBV is als partner betrokken bij het project ‘Schitterend geslepen’. Het steunpunt maakt deel uit van de stuurgroep en zorgt voor advies en begeleiding.
CBV groeide uit de landelijke coördinatie van de erfgoedconvenants bij de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten en is sinds 1 januari 2002 actief als steunpunt. Met het Erfgoeddecreet van 7 mei 2004 werd het decretaal verankerd. Tegen 1 januari 2008 zal CBV fusioneren met het Vlaams Centrum voor Volkscultuur vzw (VCV), zodat er een stevig en performant steunpunt voor de hele cultureel erfgoedsector komt.
Het VLAAMS CENTRUM
VOOR
VOLKSCULTUUR
VZW
(VCV) is het steunpunt voor
erfgoedverenigingen, immaterieel en oraal erfgoed en (de studie van) cultuur van alledag in Vlaanderen. Het decreet op de Volkscultuur van 1998 ligt aan de basis van de oprichting van het VCV, waarvan de Vlaamse afdeling van de Koninklijke Belgische Commissie voor Volkskunde en het Centrum voor Vlaamse Volkscultuur de institutionele voorlopers zijn. Het VCV begeleidt en ondersteunt koepelorganisaties en verenigingen die zich inzetten voor heemkunde en lokale geschiedenis, familiekunde, industriële archeologie, volkskunde en allerlei andere vormen van erfgoed. Er wordt gezorgd voor een wisselwerking tussen wetenschappelijke ontwikkeling en het erfgoedveld. Het VCV is ook (internationaal) aanspreekpunt en
83
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
expertisecentrum op het vlak van onderzoek naar immaterieel en oraal erfgoed en naar cultuur van alledag. Belangrijke recente specialisaties zijn onder meer mondelinge geschiedenis, dialectologie, culturele diversiteit en werken met erfgoedvrijwilligers. Het steunpunt is als partner betrokken bij het project ‘Schitterend geslepen’. Het maakt deel uit van de stuurgroep en staat in voor de inhoudelijke advisering en vorming betreffende mondelinge geschiedenis.
VCM-CONTACTFORUM VOOR ERFGOEDVERENIGINGEN VZW (VCM) werd in 1993 opgericht als de Vlaamse Contactcommissie Monumentenzorg vzw. VCM is het contactforum van en voor grote en kleine erfgoedverenigingen in Vlaanderen en Brussel. Elke vzw die actief is rond monumenten- en landschapszorg, archeologie, varend, rollend, rijdend of vliegend erfgoed, kan lid worden van VCM. Op dit moment zijn ongeveer 230 erfgoedverenigingen in Vlaanderen en Brussel lid van de organisatie. Hierdoor krijgen ze toegang tot het ruime VCM-aanbod. Het contactforum zorgt voor de uitwisseling van informatie en ervaringen over en in de erfgoedsector, bevordert onderling overleg binnen de erfgoedsector, biedt dienstverlening rond het verenigingsleven, het vrijwilligerswerk en de erfgoedzorg aan, fungeert als intermediair tussen het veld enerzijds en de overheid en experts anderzijds, en vertegenwoordigt de aangesloten leden binnen en buiten de sector. Jaarlijks kunnen twintig vrijwilligersverenigingen en tien professionele erfgoedverenigingen bij VCM een subsidie van respectievelijk 1.500 euro en 10.000 euro aanvragen ter ondersteuning van een educatief of sensibiliserend erfgoedproject. Sinds 2007 is VCM bovendien erkend als instelling die fiscale attesten mag uitreiken voor giften aan
erfgoedprojecten.
Op
die
manier
kunnen
verenigingen
makkelijker
particulieren en bedrijven overtuigen om hun project financieel te steunen. VCM was betrokken bij de voorbereidende vergaderingen van het project ‘Schitterend geslepen’. De projectcoördinator kan steeds een beroep doen op het contactforum voor advies en ondersteuning.
ERFGOED VLAANDEREN VZW werd in 1994 opgericht met het oog op de bewaring van het bedreigde onroerende erfgoed in Vlaanderen. De organisatie probeert dit doel te bereiken door te zorgen voor een kwaliteitsvol en toekomstgericht beheer van het
84
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
erfgoed en door het publiek te laten kennismaken met het erfgoed. Momenteel beheert Erfgoed Vlaanderen 13 monumenten in Vlaanderen.
MONUMENTENWACHT VLAANDEREN
VZW
werd opgericht in 1991. De organisatie wordt net
zoals de vijf provinciale Monumentenwachtverenigingen gesteund door de vijf Vlaamse provincies en de Vlaamse overheid. Elke eigenaar of beheerder van een waardevol
of
beschermd
gebouw
–
zowel
particulieren,
verenigingen
of
vennootschappen als kerkraden of openbare besturen – kan lid worden van Monumentenwacht. In ruil voor een jaarlijks lidgeld, en een vergoeding voor de werkuren en het eventueel gebruikte materiaal voert Monumentenwacht op regelmatige tijdstippen een grondige inspectie uit van het gebouw en/of interieur. De monumentenwachters stellen tekortkomingen en schade vast, en verhelpen meteen kleine, dringende mankementen. Zij zoeken naar mogelijke oorzaken van de schade en geven aanbevelingen voor onderhoud of herstel. Dat alles leggen zij vast in een bevattelijk rapport dat als leidraad dient om zelf onderhoud uit te voeren of om naar een architect of een aannemer te stappen. Bij beschermde monumenten
kan
het
rapport
ook
de
basis
vormen
om
een
onderhoudspremie/restauratiepremie van het Vlaams Gewest aan te vragen. In de toekomst kunnen leden van de vzw ook een kostprijsanalyse laten uitvoeren. In mei 2007 besloot het gemeentebestuur van Nijlen voor Slijperij Lieckens het lidmaatschap aan te vragen bij Monumentenwacht Provincie Antwerpen vzw. De aanvraag werd goedgekeurd en bevestigd op 11 juni 2007. Op basis van een eerste inspectie op 9 juli 2007 stelde Monumentenwacht Provincie Antwerpen vzw een toestandsrapport op (zie bijlage 12).
HEEMKUNDE VLAANDEREN
VZW
is de koepelvereniging voor het heemkundige veld in
Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De organisatie wil heemkunde en onderzoek over lokale en regionale geschiedenis in Vlaanderen stimuleren, promoten, cultiveren, uitdiepen en zichtbaar maken voor het grote publiek. De vereniging biedt ondersteuning en vorming aan de heemkundige verenigingen en aan de provinciale koepels voor heemkunde in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In 2008 biedt Heemkunde Vlaanderen bijvoorbeeld een cursus mondelinge geschiedenis aan. Er wordt hierbij vooral gefocust op
85
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
ontsluiting. In de provincie Antwerpen vindt de opleiding plaats op 14 mei 2008 in Nijlen.
KEMPENS
LANDSCHAP
VZW
stelt
zich
tot
doel
om
allerhande
waardevolle
landschapselementen in de Provincie Antwerpen te verwerven, te beschermen, te herstellen en op te waarderen. Op die manier wil de vereniging zich bekommeren om de open ruimte, om natuurlijk en historisch erfgoed, en om de monumenten die landschapsbepalend zijn. Kempens Landschap werd opgericht in november 1997 op initiatief van het provinciebestuur en een veertigtal Kempense gemeentebesturen, waaronder de gemeentebesturen van Nijlen en Grobbendonk.
DE KONING BOUDEWIJNSTICHTING is een onafhankelijke stichting van openbaar nut, die in 1976 werd opgericht. Ze steunt projecten en burgers die zich engageren voor een betere samenleving en op die manier een duurzame bijdrage leveren tot meer rechtvaardigheid, democratie, ontwikkeling en respect voor diversiteit. De activiteiten van de Koning Boudewijnstichting zijn gebundeld rond zeven thema’s: migratie en multiculturele samenleving, sociale rechtvaardigheid en armoede, burgersamenleving en maatschappelijk engagement, gezondheid, filantropie, de Balkan, en Centraal-Afrika.
Contactgegevens:
Culturele Biografie Vlaanderen vzw Generaal Van Merlenstraat 30 2600 Antwerpen-Berchem Tel.: +32 3 224 15 40 Fax: +32 3 224 15 41 E-mail:
[email protected] Website: www.culturelebiografie.be
86
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Vlaams Centrum voor Volkscultuur vzw Gallaitstraat 76/2 1030 Brussel Tel.: +32 2 243 17 30 Fax: +32 2 243 17 39 E-mail:
[email protected] Website: www.vcv.be
VCM-Contactforum voor Erfgoedverenigingen vzw Erfgoedhuis Den Wolsack Oude Beurs 27 2000 Antwerpen Tel.: +32 3 212 29 60 Fax: +32 3 212 29 61 E-mail:
[email protected] Website: www.vcmcontactforum.be
Erfgoed Vlaanderen vzw Erfgoedhuis Den Wolsack Oude Beurs 27 2000 Antwerpen Tel.: +32 3 212 29 70 Fax: +32 3 212 29 75 E-mail:
[email protected] Website: www.erfgoed-vlaanderen.be
Monumentenwacht Vlaanderen vzw Erfgoedhuis Den Wolsack Oude Beurs 27 2000 Antwerpen Tel.: +32 3 212 29 50 Fax: +32 3 212 29 51 E-mail:
[email protected]
87
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Website: www.monumentenwacht.be
Monumentenwacht Provincie Antwerpen vzw Turnhoutsebaan 232 2100 Antwerpen (Deurne) Tel.: +32 3 360 52 34 Fax: +32 3 360 52 36 E-mail:
[email protected] Website: www.monumentenwacht.be
Heemkunde Vlaanderen vzw Huis De Zalm Zoutwerf 5 2800 Mechelen Tel.: +32 15 20 51 74 Fax: +32 15 20 54 23 E-mail:
[email protected] Website: www.heemkunde-vlaanderen.be
Kempens Landschap vzw Domein Ter Speelbergen Peredreef 5 2580 Putte Tel.: +32 15 22 82 30 Fax: +32 15 22 82 31 E-mail:
[email protected] Website: www.kempenslandschap.be
Koning Boudewijnstichting Brederodestraat 21 1000 Brussel Tel.: +32 2 511 18 40 Fax: +32 2 511 52 21
88
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
E-mail:
[email protected] Website: www.kbs-frb.be
2.2.5. Lokale erfgoedvrijwilligers en culturele verenigingen
‘Schitterend geslepen’ probeert lokale erfgoedvrijwilligers en -verenigingen zoveel mogelijk bij de realisatie van het project te betrekken. Als lokale partners kunnen zij een essentiële rol vertolken, zowel bij de inventarisatie als bij de registratie en de ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de Kempense diamantnijverheid. De plaatselijke erfgoedvrijwilligers kunnen de eerste contacten leggen met potentiële getuigen, de interviews afnemen en meewerken aan publicaties, tentoonstellingen, vertelavonden enzovoort.
De onderstaande personen en verenigingen hebben hun medewerking al toegezegd:
Heemkring ‘Die Swane’ (Heist-op-den-Berg). Contactpersoon: Jan Peeters – Kastanjedreef 34d – 2220 Heist-op-den-Berg – 015/24 75 10 –
[email protected].
Heemkring ‘Sandelyn’ (Herenthout). Contactpersoon: Norbert Horemans – Boudewijnlaan 6 – 2270 Herenthout – 014/51 24 53 –
[email protected].
Heemkring ‘Wadja’ (Hulshout). Contactpersoon: Robert Bruynseels – Kapelstraat 15 – 2235 Hulshout – 015/22 32 77 –
[email protected].
Heemkring ‘Marcblas’ (Merksplas). Contactpersoon: Karel Govaerts – Hoevestraat 31 – 2330 Merksplas – 014/63 36 24 –
[email protected].
89
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Heemkring ‘De Poemp’ (Nijlen). Contactpersoon: Walter Caethoven – Zandvekenvelden 12a – 2560 Nijlen – 03/481 85 70 –
[email protected].
Documentatieraad Ranst. Contactpersoon: Walter Van Der Avert – Berkenlaan 2 (bus 3) – 2520 Ranst – 03/475 94 26 –
[email protected].
Heemkring ‘Joris Matheussen’ (Vorselaar). Contactpersoon: Roger Vermeulen – Salvialaan 24 – 2290 Vorselaar – 014/51 48 15 –
[email protected].
Heemkring ‘De Vlierbes’ (Beerse-Vlimmeren). Contactpersoon: Jan Oostvogel – Heiende 39 – 2340 Vlimmeren – 03/312 16 19 –
[email protected].
Vzw Toerisme Grobbendonk –Diamantmuseum V.V.V (Grobbendonk). Contactpersoon: Alex Van Peer – Schurveld 14 – 2280 Grobbendonk – 0477/74 10 58 –
[email protected].
Frans Cornelissens – Jan Breydelstraat 20 – 2990 Wuustwezel – 03/669 65 46 –
[email protected].
Toine De Sutter – Tulpenstraat 13 – 2590 Berlaar – 03/482 17 89.
2.3. Toerismeorganisaties
Naast Toerisme Vlaanderen (zie 2.1.4. Vlaamse overheid) en vzw Toerisme Grobbendonk (zie 2.2.1.1. Diamantmuseum Grobbendonk) kan ook Toerisme Provincie Antwerpen (TPA) een belangrijke rol spelen bij de ontsluiting van het diamantair erfgoed in de Antwerpse Kempen. TPA is een onderdeel van het departement Recreatie, Sport en Toerisme van de provincie Antwerpen. TPA deelt
90
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
de provincie Antwerpen op in vier toeristische gebieden: de kunststeden Antwerpen en Mechelen, het Scheldeland en de Antwerpse Kempen. TPA legt voor elk gebied de toeristische prioriteiten vast in een strategisch plan, dat ook door Toerisme Vlaanderen als uitgangspunt wordt gehanteerd. Het strategische plan voor toerisme en recreatie in de Antwerpse Kempen voor de periode 2007-2012 zal onder meer aandacht besteden aan erfgoed in het algemeen en diamantair erfgoed in het bijzonder. Op die manier kunnen toekomstige projecten met betrekking tot het diamantair
erfgoed
in
de
Antwerpse
Kempen
aanspraak
maken
op
de
aanmoedigingspremie van maximum 250 euro en vooral een beroep doen op de promotiekanalen van TPA.
De toeristische regio Antwerpse Kempen bestaat uit een aantal kleinere toeristische samenwerkingsverbanden, namelijk Lier en Pallieterland, de Groene Netekant, het Land van Playsantiën, de Vallei van de Grote Nete, de Kempense Meren, de Noordertuin van Antwerpen, het Land van Turnhout en Grensland Hoogstraten. Nijlen maakt samen met Berlaar, Heist-op-den-Berg, Lier en Putte deel uit van Lier en Pallieterland. Grobbendonk vormt samen met Herentals, Herenthout, Kasterlee en Olen de Groene Netekant.
Naast de toerismeorganisaties zijn uiteraard ook de toeristen zelf een belangrijke stakeholder van het project ‘Schitterend geslepen’. Het (immateriële) erfgoed rond de Kempense diamantnijverheid kan voor dagjesmensen en verblijfstoeristen immers een bijkomend argument vormen om een bezoek aan de Antwerpse Kempen te brengen. Het is dan ook belangrijk dat bij de ontsluiting van het diamantair erfgoed rekening wordt gehouden met hun verwachtingen en wensen.
2.4. Diamantsector
In oktober 1973 richtten de Belgische diamantbeurzen, beroepsverenigingen en vakbondsorganisaties de Hoge Raad voor Diamant (HRD) op. De HRD – tegenwoordig HRD Antwerp World Diamond Center – is een overkoepelend orgaan dat de Belgische
diamantnijverheid
in
binnen-
91
en
buitenland
vertegenwoordigt.
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
‘Schitterend geslepen’ kan eventueel met de HRD samenwerken rond promotie en sponsoring. In dat verband mag ook het Wetenschappelijk en Technisch Onderzoekcentrum voor Diamant (WTOCD) niet uit het oog worden verloren. Het WTOCD was oorspronkelijk een onderdeel van de HRD. Sinds 1977 is het juridisch zelfstandig, al wordt het nog steeds door de HRD gefinancierd.
Naast de HRD en het WTOCD kunnen ook bedrijven en firma’s uit de diamantsector bij het project betrokken worden. Uit de gesprekken met Diamond BVBA (Nijlen), Adri Diamond Tools Van Bommel N.V. (Grobbendonk) blijkt alleszins dat sommige ondernemingen bereid zijn om ‘Schitterend geslepen’ te steunen, bijvoorbeeld door sponsoring of door het schenken van oude materialen. In het verdere verloop van het project moet de samenwerking met de diamantsector nader worden onderzocht.
2.5. Onderwijs
De basisscholen, de secundaire scholen en de leerlingen uit de Antwerpse Kempen (en in de rest van Vlaanderen) kunnen op verschillende manieren bij een erfgoedproject rond het regionale diamantverleden betrokken worden. Ten eerste kunnen de scholen participeren aan de registratie van de diamantverhalen door het opzetten van een project mondelinge geschiedenis. De leerlingen worden op die manier op een actieve manier in contact gebracht met het diamantair erfgoed. In het Gemeentelijk Instituut voor Technisch en Handelsonderwijs (GITHO) in Nijlen wordt bijvoorbeeld de haalbaarheid van een project mondelinge geschiedenis rond het diamantverleden van de school bekeken.
Ten tweede vormen de scholen en de leerlingen een belangrijke doelgroep bij de ontsluiting van het diamantair erfgoed. Aangezien het diamantverhaal minder herkenbaar en tastbaar is voor kinderen en jongeren dan voor de oudere generaties in de regio, is een specifieke benadering noodzakelijk. Scholen moeten de organisatie van een project, het bezoek aan een tentoonstelling of erfgoedsite, het gebruik van een publicatie of website enzovoort dan weer kunnen inpassen in hun
92
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
leerprogramma’s. Via een bevraging probeerde ‘Schitterend geslepen’ een beter zicht te krijgen op de verwachtingen, wensen en behoeften van deze doelgroep. De bevraging gebeurde enerzijds aan de hand van een enquête en anderzijds in het kader van een graffitiproject.
In april 2007 kregen 88 basisscholen en 90 secundaire scholen in de Antwerpse Kempen een vragenlijst in de bus. Hoewel slechts 7 basisscholen en 6 secondaire scholen aan de enquête meewerkten, bevatten de antwoorden enkele duidelijke krachtlijnen.26 Bij de ontsluiting van (diamantair) erfgoed voor kinderen en jongeren moeten de informatie en de werkvormen aangepast zijn aan het leeftijdsen opleidingsniveau. De nadruk moet liggen op interactieve, ervaringsgerichte en speelse ‘doe-activiteiten’, die de betrokkenheid van de leerlingen bevorderen. Het gebruik van nieuwe media, de visuele aantrekkelijkheid van de ontsluitingsvorm en de herkenbaarheid van het onderwerp en de geboden informatie bepalen mee het succes van een erfgoedproject bij de leerlingen. De scholen benadrukken eveneens de aanwezigheid van een goede werkmap of werkkoffer, zowel voor de leraars als voor de leerlingen. Terwijl de basisscholen vooral interesse hebben in een projectmatige ontsluiting op maat, zien de secundaire scholen vooral heil in een interactieve website of verhalenbank. In de basisscholen besteden de leerkrachten vooral in het vak wereldoriëntatie aandacht aan erfgoed en lokale geschiedenis. In de secundaire scholen komt erfgoed vooral aan bod in de vakken geschiedenis, esthetica,
PAV,
technologische
opvoeding
en
aardrijkskunde
of
in
vakoverschrijdende activiteiten.
Op het moment van de enquête ging in Nijlen een graffitiproject van start voor jongeren uit de eerste graad van het secundair onderwijs. De leerlingen van het GITHO en het Sint-Calasanzinstituut in Nijlen ontwierpen tijdens de lessen Plastische Opvoeding een tekening met als thema ‘Nijlen, diamantgemeente’. Een jury selecteerde 20 ontwerpen die in de patio van het gemeentehuis werden tentoongesteld. Vervolgens konden de inwoners van Nijlen een winnaar aanduiden. Na een workshop met een professionele graffitikunstenaar werd het gekozen ontwerp op de achtergevel van de bibliotheek (tegenover Slijperij Lieckens) 26
De enquête werd beantwoord door scholen uit Duffel, Grobbendonk (2), Lier (2), Lille, Nijlen (2), Oevel Turnhout (2), Vorselaar (2).
93
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
gespoten. In het kader van het graffitiproject brachten de leerlingen in april en mei 2007 een bezoek aan Slijperij Lieckens, waar een voormalige diamantbewerker hen rondleidde. Op die manier kon de projectcoördinator van ‘Schitterend geslepen’ de reacties van de leerlingen observeren en hen enkele vragen stellen. Het belang van een interactieve en ervaringsgerichte aanpak bij de ontsluiting van het diamantair erfgoed werd hierbij bevestigd.
2.6. Inwoners Nijlen, Grobbendonk en de Antwerpse Kempen
De inwoners van de Antwerpse Kempen kunnen op verschillende manieren een bijdrage leveren tot het succes van ‘Schitterend geslepen’. Ten eerste zijn ze een essentiële schakel bij de inventarisatie en de registratie van het diamantair erfgoed. Een groot deel van de Kempense bevolking heeft immers onroerend, roerend of immaterieel erfgoed rond het Kempense diamantverleden in handen: een voormalige werkplaats in de tuin, foto’s, films, archieven, werktuigen, verhalen enzovoort. Als dragers van het collectieve geheugen en als potentiële informanten kunnen de inwoners van de Antwerpse Kempen actief aan ‘Schitterend geslepen’ meewerken.
Ten tweede is de lokale en regionale bevolking een belangrijke doelgroep bij de ontsluiting van het diamantair erfgoed. Het succes van de tentoonstelling en slijpdemonstratie in Slijperij Lieckens op Open Monumentendag 2006 toont alvast aan dat de interesse in het eigen diamantverleden groot is. Het ‘steentje’ maakt deel uit van de Kempense identiteit. In brede lagen van de lokale en regionale bevolking behoort de diamantnijverheid tot het herkenbare verleden. En het is vooral het herkenbare verleden dat mensen aanspreekt.27 De interesse in het eigen diamantverleden bleek ook duidelijk uit de bevraging van de Nijlense bevolking bij de voorbereiding van het nieuwe cultuurbeleidsplan in het voorjaar 2007. Bijna alle respondenten hadden al eens van ‘Schitterend geslepen’ gehoord. De bewaring en ontsluiting van het diamantair erfgoed werd algemeen als erg belangrijk beschouwd. 27
Trendnota Cultureel Erfgoed (Cultuur Lokaal 2006).
94
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
Ten derde kunnen de inwoners van de Antwerpse Kempen het project ook financieel steunen. In feite gebeurt dit nu al via het belastingsgeld dat door de lokale, provinciale en Vlaamse overheden in ‘Schitterend geslepen’ wordt geïnvesteerd. In de toekomst kunnen particulieren misschien ook bepaalde delen van het project – bijvoorbeeld de restauratie van Slijperij Lieckens – sponsoren. In samenwerking met VCM-Contactforum voor Erfgoedverenigingen kunnen fiscale attesten voor de giften worden uitgereikt.
In april 2007 werd er een enquête verstuurd naar 86 Rust- en Verzorgingstehuizen in de Antwerpse Kempen. Bejaarden vormen als potentiële getuigen en als doelgroep van de ontsluiting een belangrijke subgroep binnen de lokale en regionale bevolking. Aangezien de vragenlijst slechts door 13 RVT’s werd beantwoord, is het moeilijk om algemene conclusies te trekken. Toch kunnen we een aantal duidelijke trends formuleren. Bij de ontsluiting voor bejaarden moet rekening gehouden worden met hun fysieke beperkingen. Activiteiten worden bij voorkeur georganiseerd in de instelling zelf of op een locatie die goed toegankelijk is (ook voor rolstoelgebruikers). De ontsluiting moet visueel aantrekkelijk zijn en gebruik maken van een groot lettertype. In het kader van ‘Schitterend geslepen’ wordt
het
gebruik
van
foto’s
en
oude
werktuigen
aanbevolen.
Ook
reminiscentieactiviteiten zijn erg populair. Het vertellen van of het luisteren naar verhalen ligt de bejaarden bijzonder goed. Een tiental RVT’s wil graag meewerken aan ‘Schitterend geslepen’.28 Vooral de organisatie van enkele projecten in de instellingen zelf, zoals een tentoonstelling, een vertelnamiddag, een video- of diavoorstelling enzovoort, wekt enthousiasme op. In de bovenstaande RVT’s wonen een veertigtal bewoners die nog in de diamantsector hebben gewerkt. Ongeveer 25 bewoners kunnen eventueel als getuige meewerken aan het project.
28
De volgende Rust- en Verzorgingstehuizen reageerden enthousiast op de enquête: Woon- en Zorgcentrum De Hoge Heide in Arendonk, Woon- en Zorgcentrum Czagani in Broechem (Ranst), Rusten Verzorgingstehuis Sint-Michael in Essen, Rusthuis De Wijngaard in Grobbendonk, O.C.M.W.Rusthuis in Hoogstraten, Woon- en Zorgcentrum Sint-Jozef in Kessel (Nijlen), Woon- en Zorgcentrum Sint-Jozef in Lier, vzw Pniël in Pulderbos (Zandhoven), Woon- en Zorgcentrum Hof ter Lande in Vorselaar, Rusthuis Sint-Jozef in Wuustwezel en Woon- en Zorgcentrum O.L.V. van Troost in Zandhoven.
95
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
2.7. Pers
Bij de communicatie betreffende het project probeert ‘Schitterend geslepen’ zoveel mogelijk een beroep te doen op de lokale en regionale pers. In de zoektocht naar potentiële getuigen werd bijvoorbeeld een oproep gepubliceerd in De Gazet van Antwerpen en in enkele lokale bladen in Geel, Grobbendonk, Heist-op-denBerg, Herenthout, Herselt, Lier, Nijlen en Vorselaar.
De lokale en regionale pers is ook een belangrijke partner voor de registratie en de ontsluiting van het diamantair erfgoed. De diamantverhalen kunnen bijvoorbeeld de basis vormen van een documentaire of reeks voor radio of televisie. De regionale televisiezender RTV wil alvast als partner aan ‘Schitterend geslepen’ meewerken. Momenteel bekijken RTV en de projectcoördinator welke rol de zender kan spelen bij de registratie en de ontsluiting van de interviews.
96
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
3. De trends
3.1. Cultureel erfgoed
Op basis van de bestaande literatuur rond erfgoedbeleid, het culturele veld, erfgoedtoerisme, enzovoort worden een aantal trends gebundeld.29
Erfgoed kent een ‘boom’. Nostalgie heeft een functie in de moderne samenleving, want maatschappelijke processen zoals modernisering en globalisering brengen een gevoel van ontworteling en vervreemding met zich mee. Oude verhalen en objecten koesteren zou houvast en zekerheid bieden in een wereld die (te) snel verandert. Erfgoed bezit hierdoor de potentie om brede groepen in de samenleving te bereiken, ook mensen die anders niet zo snel geïnteresseerd zijn in ‘cultuur’. Erfgoed leeft en is een dankbare kapstok om culturele werking aan op te hangen.
De interesse van de erfgoedparticipant gaat vooral uit naar het verhaal van het herkenbare verleden: de geschiedenis van de eigen (deel)gemeente (lokalisering versus globalisering), de tijd van de eigen jeugdjaren, enzovoort. De interesse wordt bepaald door de eigen herinneringen en ervaringen. De erfgoedparticipant gaat als het ware op zoek naar de eigen identiteit.
Erfgoed kan rekenen op een ruime belangstelling, maar niet alle groepen in de bevolking participeren aan cultuur en het maatschappelijke leven. De erfgoedbelangstelling hangt grotendeels samen met het opleidingsniveau, het cultureel kapitaal en de leeftijd van de participant. Erfgoed is vooral aantrekkelijk voor jonge, hoger opgeleide gepensioneerden. Jongeren, 29
Onder meer: Pascal Gielen en Rudi Laermans, Cultureel Goed. Over het (nieuwe) erfgoedregiem (Tielt 2005); John Lievens en Hans Waege (eds.), Cultuurkijker. Cultuurparticipatie in breedbeeld. Eerste analyses van de survey ‘Cultuurparticipatie in Vlaanderen 2003-2004’ (2005); Jeroen Scheerder en Guy Pauwels, ‘Vrijetijdsbesteding in Vlaanderen’, in: Mores, 6 (2005) 4-14; Toerisme Rupelstreek. Projectrapportage ‘de toekomst van het verleden’. Onderzoek structurele samenwerking steenbakkerijmusea Rupelregio.Opstart netwerk thematisch verwante musea Rupelstreek (oktober 2005); Trendnota Cultureel Erfgoed (Cultuur Lokaal oktober 2006); Jeroen Walterus, ‘Enkele resultaten uit het participatieonderzoek van Recreatief Vlaanderen’, in: Mores, 7 (2006) 4-8; Administratie Planning en Statistiek van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Publieksonderzoek Vlaamse musea (2001).
97
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
laagopgeleiden
en
mensen
van
vreemde
origine
worden
het
minst
aangesproken door het erfgoedaanbod. Bepaalde herkenbare erfgoeditems kunnen mensen met een beperkt intellectueel en cultureel kapitaal echter wel bekoren. De erfgoedsector kan met andere woorden meerdere sociaalculturele groepen aanspreken. De gekozen thema’s en methodieken bepalen in grote mate het succes bij een bepaalde bevolkingsgroep. Voorlopig lokken erfgoedevenementen
moeilijk
een
divers
publiek.
Er
is
dus
weinig
publieksverruiming.
De bevolking veroudert. 65-plussers zijn voorlopig de grootste groeimarkt. Het is een kapitaalkrachtige groep met veel vrije tijd die hecht aan kwaliteit en comfort. Naast de actievere en mobielere ouderen ontstaat er ook een groeiende groep 75-plussers die door fysieke en psychische beperkingen wordt belemmerd in zijn actieradius.
Mensen zijn moe van het begrip educatie in relatie tot erfgoed en musea. Het ‘moeten leren’-gevoel wekt wrevel. De erfgoedparticipant wil zich amuseren en iets zinnigs beleven (edutainment). Sentiment en empathie spreken meer tot de verbeelding en blijven beter bij dan een droge opsomming van historische feiten. Sommige musea besteden bijgevolg meer aandacht aan het presenteren van verhalen uit het dagelijkse leven dan aan de objectgebonden uitstalling van het verleden of het lineaire historische verhaal. De erfgoedparticipant
is
op
zoek
naar
emotie,
beleving,
authenticiteit,
intensiteit, kicks, enzovoort. Hij wil blijvende indrukken en ervaringen opdoen. Het erfgoedaanbod moet bovenal uniek zijn.
Na een periode van individualisering neemt de behoefte aan ‘samen iets gezelligs doen’ weer toe. Kinderactiviteiten, rondleidingen en aanvullende wandelroutes worden bijvoorbeeld hoog gewaardeerd. Audiotours worden daarentegen opvallend slecht gesmaakt.
Het
aantal
internetgebruikers
blijft
toenemen,
maar
de
virtuele
erfgoedparticipatie staat nog in haar kinderschoenen. Zeker voor de
98
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
ontsluiting van het immateriële en orale erfgoed biedt het internet heel wat perspectieven.
Erfgoedbeleid is in toenemende mate ook een zaak van de lokale besturen. Vooral publiekswerking en ontsluiting van het culturele erfgoed staan hoog op de agenda, hoewel er ook aandacht is voor behoud, beheer, inventarisatie, enzovoort. Het lokale erfgoedbeleid wordt steeds meer op professionele leest geschoeid, al blijven erfgoedvrijwilligers een zeer belangrijke rol spelen.
Erfgoed inspireert tot samenwerken. Door het sluiten van regionale erfgoedconvenants wil de Vlaamse overheid intergemeentelijke samenwerking stimuleren.
3.2. Toerisme en vrije tijd
Op basis van de bestaande literatuur rond toerisme en vrije tijd worden een aantal trends gebundeld.30
Ondanks het feit dat bepaalde groepen in de maatschappij veel meer vrije tijd hebben dan vroeger, ervaren we een collectief gebrek aan tijd. En dit gevoel neemt zeker niet af. Het gaat om de perceptie tijd tekort te komen in een samenleving waarin steeds meer te beleven en te kiezen valt. De meerkeuzemaatschappij brengt ons als het ware in tijdsnood.
De tijdsbesteding van de Vlaming is de afgelopen decennia flink veranderd. Zowel
fenomenen
als
de
flexibilisering
van
werktijden,
arbeidsduurvermindering, en de nieuwe mogelijkheden op het vlak van vrijetijdsbesteding,
als
maatschappelijke
processen
zoals
vergrijzing,
individualisering, mondialisering en digitalisering oefenen een sterke invloed
30
Onder meer: Scheerder en Pauwels, ‘Vrijetijdsbesteding in Vlaanderen’; Dirk Yzewyn (ed.), Strategisch Plan voor Toerisme en Recreatie in de Antwerpse Kempen. Synthese (Turnhout 2002); Toerisme Vlaanderen, Toerisme in cijfers 2005 (Brussel 2007); Toerisme Rupelstreek. Projectrapportage ‘de toekomst van het verleden’.
99
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
uit op ons tijdsbestedingspatroon. In 2003 hadden Vlamingen gemiddeld 3u47 vrije tijd op een week- of werkdag. In het weekend hadden ze gemiddeld 6u43 vrije
tijd.
Vrouwen,
hoogopgeleiden,
ouders
met
kinderen
en
de
leeftijdsgroep tussen 25 en 34 jaar hebben het minst vrije tijd.
Culturele activiteiten staan steeds meer in concurrentie met andere vrijetijdsactiviteiten. Uit gedetailleerd onderzoek blijkt dat slechts een klein deel van de beschikbare vrije tijd gaat naar de participatie aan het cultuuraanbod van de gesubsidieerde cultuursectoren. Meer dan de helft van de Vlaamse bevolking bezoekt bijvoorbeeld nooit musea of monumenten. De rest brengt in de meeste gevallen maar één bezoek aan een museum of monument per kalenderjaar.
Voor Vlaamse toeristen is de Vlaamse kust de belangrijkste binnenlandse bestemming. Buitenlanders trekken vooral naar de kunststeden Brussel, Antwerpen, Brugge en Gent. De belangrijkste markt voor de toeristische industrie in de Vlaamse regio’s is de binnenlandse markt. Buitenlandse toeristen komen vooral uit Nederland en de andere buurlanden. Vooral korte vakanties met eigen vervoer nemen de laatste jaren sterk toe.
De klanten van de Antwerpse Kempen komen in zeer belangrijke mate uit de eigen provincie. Dit geldt per definitie voor de omgevingsrecreatie (kleinere uitstapjes
korter
bij
huis)
maar
ook
voor
daguitstappen
en
het
verblijfstoerisme. Het wervende vermogen buiten de eigen provincie is nog onvoldoende ontwikkeld. Dit heeft onder meer te maken met het imagoprobleem waarmee de Antwerpse Kempen als toeristische regio worstelt.
Het
imago
is
redelijk
vaag,
traditioneel
en
onvoldoende
onderscheidend ten opzichte van andere regio’s. Het imagoprobleem speelt vooral op de Vlaamse markt, zeker omdat dit het belangrijkste ‘afzetgebied’ is.
De Antwerpse Kempen profileert zich als toeristische regio vooral als een groene, landelijke regio waar het aangenaam fietsen en wandelen is. Het
100
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Omgevingsanalyse
aantal recreatieve fietstochten in de provincie Antwerpen wordt geschat op jaarlijks 9,1 miljoen. Sinds de komst van het fietsknooppuntennetwerk zit het fietstoerisme duidelijk in de lift. De fietsers zijn ook beter gespreid, zodat ook kleinere gemeenten een graantje kunnen meepikken van de toeristischrecreatieve sector. De recreatieve fietsers in de provincie Antwerpen zijn meestal ouder dan 50 jaar, afkomstig uit de gemeente en gepensioneerd. Ze fietsen meestal enkel in het gezelschap van hun partner en dus zonder kinderen. Van de recreatieve fietsers volgt ongeveer 50% geen specifieke route, 40% het fietsknooppuntennetwerk en 10% een lusvormige thematische route.
Met uitzondering van enkele internationaal vermaarde musea in Brugge, Brussel, Gent en Antwerpen, moeten musea in de Vlaamse regio’s het voor hun bezoekersaantal vooral hebben van de lokale en regionale markt. De aard en de omvang van andere (inter)nationale museale concurrenten is moeilijk te overzien, omdat internationale allure en dus concurrentie niet alleen van een museum maar van heel de urbane en regionale omgeving afhankelijk is.
De laatste jaren heeft de toeristische industrie het potentieel van erfgoed volop ontdekt. Erfgoed wordt steeds meer als een toeristische troef van een gemeente of regio uitgespeeld. De toeristische ontsluiting van erfgoed moet dan wel samengaan met een goed beleid inzake behoud en beheer.
101
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
III. Scenario’s 1. Erfgoedsite Slijperij Lieckens
1.1. Beschrijving
In 1910 liet Petrus Lieckens in de Spoorweglei in Nijlen een slijperij bouwen voor zijn vier zonen, die in Antwerpen het vak van het diamantslijpen hadden geleerd. De slijperij had twee verdiepingen en een schuin dak, dat na beschadiging door een bominslag tijdens de Eerste Wereldoorlog werd vervangen door een plat dak. Na de introductie van elektriciteit in Nijlen in de jaren 1928-1929 werd de gasmotor, die de twee aandrijfassen van de beneden- en de bovenverdieping aandreef, vervangen door een elektrische motor. Sindsdien onderging het atelier geen ingrijpende wijzigingen meer. Uiteindelijk sloot de werkplaats in 1985 de deuren. Het gebouw kreeg geen nieuwe bestemming (zie bijlage 11).
Sinds de jaren 1990 ijvert de Nijlense heemkring De Poemp voor het behoud van Slijperij
Lieckens,
de
zowat
laatste,
volledig
uitgeruste
vooroorlogse
diamantslijperij uit de streek. Het atelier en de technische installatie vormen een uniek
stukje
industrieel
erfgoed
dat
illustratief
is
voor
de
vele
diamantwerkplaatsen die ooit in de regio gevestigd waren. In 2004 kocht het Nijlense gemeentebestuur de slijperij en enkele aangrenzende gronden aan. De rest van het perceel – het woonhuis en de overige gronden – kwam in handen van de sociale huisvestigingsmaatschappij Zonnige Kempen. In de loop van het najaar 2007 moeten het gemeentebestuur Nijlen en CV Zonnige Kempen een masterplan ontwikkelen voor de ganse site. Het is belangrijk dat hierbij wordt gestreefd naar een maximale toegankelijkheid en zichtbaarheid van Slijperij Lieckens.
In het kader van ‘Schitterend geslepen’ wordt bekeken welke rol Slijperij Lieckens kan
spelen
bij
de
ontsluiting
van
het
(immateriële)
erfgoed
rond
de
diamantbewerking in de Kempen. De integratie van mondelinge getuigenissen in een waardevolle industriële site is alleszins een van de belangrijkste uitdagingen van het project.
102
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
1.2. Middelen
Bescherming
De bescherming van Slijperij Lieckens als monument is een eerste belangrijke stap met het oog op het behoud van de diamantwerkplaats. In juni 2003 besloot het gemeentebestuur na overleg met Monumenten en Landschappen om een beschermingsprocedure op te starten. De aanvraag tot bescherming werd uiteindelijk op 9 februari 2004 ingediend. Het dossier werd na behandeling door de administratie eind 2004 naar het kabinet van Vlaams minister van Ruimtelijke Ordening Dirk Van Mechelen gestuurd. De minister nam echter geen beslissing, omdat hij bij de bescherming van monumenten thematisch wil werken. In zijn beleidsnota 2004-2009 en zijn beleidsbrief voor 2005-2006 stelt hij namelijk dat elk jaar prioritaire typologische thema’s zullen vastgelegd worden. Op 16 april 2007 maakte minister Van Mechelen zijn eerste planning voor de uitvoering van zijn thematisch-typologisch beschermingsbeleid voor de periode 2007-2009 bekend in het Vlaams Parlement. Bij de grote thema’s wordt onder meer ‘lokaal gebonden industriële nijverheid’ vermeld. Dit thema zal onder meer het deelthema ‘diamantslijperijen’
omvatten.
De
Afdeling
Monumenten
en
Landschappen
verwacht alvast dat Slijperij Lieckens tegen eind 2007-begin 2008 beschermd zal zijn.
De bescherming van de diamantslijperij heeft belangrijke gevolgen. Enerzijds zou de eigenaar (gemeente Nijlen), erfpachthouder of vruchtgebruiker verplicht worden om haar in goede staat te behouden. Anderzijds zou de eigenaar, erfpachthouder
of
vruchtgebruiker
in
aanmerking
komen
voor
de
onderhoudspremie, de restauratiepremie en fiscale voordelen (zie 2.1.4. Vlaamse overheid).
103
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
Onderhoud en restauratie
Slijperij Lieckens staat sinds in 1985 leeg. Zowel het gebouw als de technische installatie moeten dringend gerestaureerd worden. In juni 2007 werd de gemeente Nijlen alvast lid van Monumentwacht Provincie Antwerpen. Op basis van een eerste inspectie op 9 juli 2007 stelde de vzw een toestandsrapport op (zie bijlage 12). Dit rapport moet als leidraad gebruikt worden voor de restauratie en het onderhoud van de diamantslijperij. In afwachting van de definitieve restauratie moeten de nodige instandhoudingswerken alvast worden uitgevoerd.
Indien Slijperij Lieckens erkend wordt als beschermd monument, moeten alle werken die volgens het decreet op de Ruimtelijke Ordening vergunningsplichtig zijn, voor bindend advies worden voorgelegd aan de Afdeling Monumenten en Landschappen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. Dit geldt ook voor bepaalde werken aan het interieur. Als eigenaar van een beschermd monument zou de gemeente Nijlen een restauratiepremie kunnen aanvragen. De kostprijs van de restauratiewerkzaamheden aan de diamantslijperij worden dan voor 60% door het Vlaamse Gewest, voor 20% door de provincie en voor 20% door de gemeente gedragen.
Bij de aanvraag van een restauratiepremie moet rekening gehouden worden met aanzienlijke wachttijden voor de uitreiking van de premie. Restauratiedossiers moeten na de administratief-inhoudelijke goedkeuring minstens 1 jaar wachten op de effectieve toekenning van de toelage. De toelage wordt bovendien niet met terugwerkende kracht toegekend, zodat de werken pas uitgevoerd kunnen worden na toekenning van de premie. In afwachting van de bescherming van Slijperij Lieckens kan het aanvraagdossier voor de restauratiepremie best al worden voorbereid in samenspraak met de bevoegde erfgoedconsulent van de provinciale cel Monumenten en Landschappen.
104
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
Integratie immateriële erfgoed en ontsluiting site
Het belang van een bijkomende ontvangst- en tentoonstellingsruimte?
Slijperij Lieckens is een relatief klein gebouw, dat moeilijk toegankelijk is voor ouderlingen en mindervaliden. Vooral de technische installatie (werkbanken, slijpmolens, centrale aandrijfas, enzovoort) en de steile trap naar de tweede verdieping beperken de toegankelijkheid. De technische installatie bepaalt echter grotendeels het unieke en authentieke karakter van de diamantslijperij en zal waarschijnlijk binnenkort beschermd zijn. Het interieur moet alleszins integraal bewaard blijven. De beperkte bewegingsruimte in de slijperij maakt het bijna onmogelijk om grote groepen van 40 à 50 personen te ontvangen. Bovendien biedt het gebouw weinig mogelijkheden om het Kempense diamantverhaal te integreren. De verhalen van de verschillende getuigen kunnen via een multimediale aanpak nog relatief gemakkelijk worden aangeboden in de voormalige werkplaats zelf, maar voor de noodzakelijke ondersteuning van de verhalen door de presentatie van alaam, foto’s, documenten, enzovoort is er geen plaats. De realisatie van een bijkomende ontvangst- en tentoonstellingsruimte is met andere woorden essentieel voor de kwaliteitsvolle ontsluiting van Slijperij Lieckens en het diamantair erfgoed van de Kempen. Anders dreigt de erfgoedsite een groot deel van de potentiële bezoekers (scholen, toeristen in groep, ouderlingen en mindervaliden) af te schrikken. Ook de integratie van het roerende en immateriële erfgoed zou zonder bijkomende ruimte moeilijk worden.
Een bijkomende ontvangst- en tentoonstellingsruimte nabij Slijperij Lieckens is een van de basisvoorwaarden voor een kwaliteitsvolle en dynamische publiekswerking. Ten eerste moet het gebouw onderdak bieden aan het onthaal. De balie kan eventueel ook fungeren als toeristische infopunt van de gemeente. Ten tweede moet in het gebouw het Kempense diamantverhaal verteld worden aan de hand van alaam, documenten, foto’s, de opgenomen getuigenissen, enzovoort. Dit kan zowel door een permanente presentatie als door tijdelijke tentoonstellingen. Ten derde zou het gebouw best ook over kantoorruimte voor het personeel beschikken. Ook de aanwezigheid van de nodige sanitaire voorzieningen is noodzakelijk. De
105
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
bijkomende ontvangst- en tentoonstellingsruimte moet op de erfgoedsite zelf worden ingeplant. Met het oog op verschillende functies van het gebouw moet het een oppervlakte van ongeveer 150 m² bestrijken. De kostprijs voor de opbouw en de inkleding van de ontvangst- en tentoonstellingsruimte kan moeilijk worden geschat zonder concreet plan. Indien we echter 1000 euro per m² rekenen voor een ruimte van 150 m², dan komen we uit bij een kostprijs van 150.000 euro.
Met de realisatie van een bijkomende ontvangst- en tentoonstellingsruimte zou een bezoek aan de erfgoedsite er als volgt kunnen uitzien: -onthaal in de nieuwe ontvangstruimte; -individueel of geleid bezoek aan de permanente of tijdelijke tentoonstelling in de nieuwe tentoonstellingsruimte; -individueel of geleid bezoek aan de authentieke diamantwerkplaats met slijpdemonstraties; -virtueel bezoek (in nieuwe ontvangst- en tentoonstellingsruimte) aan de authentieke diamantwerkplaats met slijpdemonstraties voor ouderlingen of mindervaliden die de slijperij zelf niet kunnen bezoeken (bijvoorbeeld via webcam).
Voor de realisatie van de bijkomende ontvangst- en tentoonstellingsruimte kan de gemeente Nijlen samenwerken met de provincie Antwerpen, Toerisme Provincie Antwerpen en Toerisme Vlaanderen. De ontsluiting van Slijperij Lieckens kan immers een belangrijke stimulans betekenen voor het erfgoedtoerisme in de regio. De bouw en de inkleding van de publieksruimten van de nieuwe infrastructuur komen als toeristisch-recreatief project in aanmerking voor betoelaging door Toerisme Vlaanderen, dat een maximale financiële steun van 60% van de subsidieerbare kosten voorziet (zie 2.1.4. Vlaamse overheid). Het project komt eveneens in aanmerking voor betoelaging door de Provincie Antwerpen in het kader van het Provinciaal Plattelandsontwikkelingsplan (zie 2.1.3. Provincie Antwerpen). Met het oog op een eventuele subsidiëring door Toerisme Vlaanderen of de Provincie Antwerpen verdienen de volgende aanbevelingen zeker de nodige aandacht:
106
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
-De gemeente moet een goede toekomstvisie ontwikkelen inzake het beleid rond erfgoed en toerisme. -Erfgoedsite Lieckens moet garanties bieden inzake toegankelijkheid, zowel op het gebied van de infrastructuur als op het gebied van de openingsuren. -Erfgoedsite Lieckens moet nauw samenwerken met de diamantmusea van Antwerpen, Grobbendonk en Brugge. De verschillende partners hebben bijvoorbeeld al besloten om structureel overleg te plegen rond promotie, publiekswerking enzovoort.
Het belang van een goed inhoudelijk verhaal en een goede presentatie?
Een duidelijk verhaal en een duidelijke identiteit zullen in grote mate mee het succes van Slijperij Lieckens bepalen. De Nijlense erfgoedsite moet alleszins een complementaire aanvulling bieden op de andere diamantmusea in Vlaanderen. Antwerpen en Brugge vertellen respectievelijk het Antwerpse en het Brugse diamantverhaal. In Grobbendonk en Nijlen moet het Kempense diamantverleden aan bod komen. Grobbendonk legt hierbij de nadruk op de techniek, terwijl Nijlen vooral de beleving, de ervaring en de herinnering van de betrokkenen moet belichten.
In
Nijlen
moet
met
andere
woorden
de
sociale
en
mentaliteitsgeschiedenis van de Kempense diamantnijverheid centraal staan.
Bij de presentatie moet Erfgoedsite Lieckens de nadruk leggen op zijn belangrijkste troeven: de voormalige diamantwerkplaats en het immateriële erfgoed. De oude slijperij en de eventuele slijpdemonstraties komen tegemoet aan de zoektocht van de erfgoedparticipant naar authenticiteit, historiciteit en uniciteit. De mondelinge getuigenissen zijn dan weer een uitgelezen medium om informatie naar de bezoeker over te brengen. Een getuige wekt vaak empathie en betrokkenheid op, zodat ook moeilijk te bereiken doelgroepen bijna zonder moeite informatie kunnen oppikken. De verhalen van informanten zijn niet alleen herkenbaar maar ook zeer toegankelijk voor de meeste bezoekers. Het gebruik van interviews opent bovendien perspectieven voor de bevordering van de interactie met de bezoekers. Voor een kwalitatieve ontsluiting van mondelinge getuigenissen lijkt het gebruik
107
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
van multimedia vanzelfsprekend. De geluids- en video-opnames moeten dan wel aan de nodige kwaliteitsnormen voldoen. Bovendien moeten de geluids- en beeldfragmenten op een professionele manier gemonteerd worden. Ook met het feit dat multimedia aankopen, onderhouden en updaten een relatief dure aangelegenheid is, moet rekening gehouden worden. Wat vandaag als innoverend wordt beschouwd, is morgen vaak voorbijgestreefd of uit de mode.
Het beheer van de erfgoedsite?
Voor het beheer van de erfgoedsite zijn er verschillende mogelijkheden. Veel hangt uiteindelijk af van de doelstellingen die de gemeente Nijlen wil bereiken met de ontsluiting van Slijperij Lieckens. In het haalbaarheidsonderzoek worden enkele opties bekeken.
Indien de gemeente geen prominente rol wil spelen bij het beheer van de site, dan kan ze deze taak toevertrouwen aan een bestaande vzw. In Nijlen lijkt alleen de lokale heemkring De Poemp hiervoor in aanmerking te komen. De vereniging bestaat echter uit zestigers en vooral uit zeventigers, wat meteen een hypotheek op de haar toekomst legt. Bovendien beschikt De Poemp niet over de nodige financiële middelen om een professionele werking van Slijperij Lieckens te realiseren. Dit wil niet zeggen dat de leden van De Poemp en andere erfgoedvrijwilligers in de gemeente niet nauw bij het beheer en de dagelijkse werking moeten betrokken worden. Integendeel. De gemeente kan het beheer van de site ook toevertrouwen aan een nieuwe vzw.31 Als ze echter geen personeel of financiële middelen ter beschikking stelt van de nieuwe vereniging, dan is ook hier een professionele uitbouw van Slijperij Lieckens uitgesloten.
Indien de erfgoedsite moet uitgroeien tot een regionaal ankerpunt voor het immateriële erfgoed rond het Kempense diamantverleden en tot een toeristische trekpleister, dan moet de gemeente een prominente rol spelen bij het beheer 31
VCM-Contactforum voor Erfgoedverenigingen ontwierp ontwerpstatuten voor erfgoedverenigingen en open-monumentenverenigingen. Bij de oprichting van een nieuwe vzw kunnen die als leidraad gebruikt worden.
108
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
ervan. Het is immers essentieel dat de gemeente personeel, financiële middelen, infrastructuur of andere activa ter beschikking stelt voor het beheer en de dagelijkse werking van de site. Bij de keuze van de beheersvorm zijn er verschillende mogelijkheden, waarvan de voor- en nadelen moeten worden afgewogen. Slijperij Lieckens kan beheerd worden binnen de algemene diensten van de gemeente, als een gemeentelijk intern verzelfstandigd agentschap, als een autonoom gemeentebedrijf of als een gemeentelijk extern verzelfstandigd agentschap in privaatrechtelijke vorm. Het beheer kan echter ook toevertrouwd worden
aan
een
rechtspersoonlijkheid,
intergemeentelijk zoals
een
samenwerkingsverband
projectvereniging,
een
met
opdrachthoudende
vereniging of een dienstverlenende vereniging. Een samenwerkingsverband tussen de
gemeenten
Grobbendonk
en
Nijlen
biedt
bijvoorbeeld
interessante
perspectieven. Naast het diamantmuseum van Grobbendonk en Slijperij Lieckens zouden ook de toeristische diensten van beide gemeenten in de nieuwe structuur kunnen worden ondergebracht. De samenwerking zou alleszins toegejuicht worden door de hogere overheden. Op langere termijn zouden het diamantmuseum in Grobbendonk en de erfgoedsite in Nijlen samen misschien zelfs in aanmerking komen voor erkenning als museum door de Vlaamse overheid.
Het belang van voldoende professionele en vrijwillige medewerkers?
Het succes van erfgoedsite Lieckens zal grotendeels bepaald worden door de aanwezigheid van voldoende professionele en vrijwillige medewerkers. Het dagelijkse bestuur van de site moet in handen zijn van een professionele medewerker met een diploma hoger onderwijs (niveau A). Hij staat onder meer in voor de vier basisfuncties van de museumwerking, namelijk het verzamelen, het behoud en beheer, het wetenschappelijk onderzoek en de publieksgerichte functie. Enkel op die manier is een kwaliteitsvolle en dynamische ontsluiting van Slijperij Lieckens en de mondelinge getuigenissen mogelijk. De conservator kan eventueel ook belast worden met de uitvoering van het globale gemeentelijke beleid inzake erfgoed en toerisme.
109
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
De conservator moet bijgestaan worden door minstens één professionele medewerker (niveau C), die het onthaal bemant, de rondleidingen verzorgt en mee de basisfuncties vervult. Ook hij kan eventueel ingeschakeld worden bij de uitvoering van het globale gemeentelijke beleid inzake erfgoed en toerisme. Verder moet zoveel mogelijk een beroep worden gedaan op vrijwilligers. Voormalige diamantbewerkers kunnen bijvoorbeeld worden ingeschakeld voor de slijpdemonstraties. Ook de rondleidingen kunnen gedeeltelijk aan vrijwilligers worden toevertrouwd. De leden van De Poemp bijvoorbeeld zullen die opdracht ongetwijfeld met kennis van zaken en met veel plezier op zich nemen.
Indien Nijlen en Grobbendonk het beheer van erfgoedsite Lieckens en het diamantmuseum
van
Grobbendonk
aan
een
intergemeentelijk
samenwerkingsverband delegeren, dan kunnen ze gezamenlijk een professioneel personeelskader uitbouwen. Het dagelijkse bestuur van de Nijlense diamantslijperij en het Grobbendonkse museum kan dan bijvoorbeeld aan één professionele medewerker worden toevertrouwd.
De tewerkstelling van de professionele medewerkers komt in aanmerking voor betoelaging door de Vlaamse overheid. De minister van Toerisme kan immers subsidies toekennen voor de tewerkstelling van personeelsleden in de toeristische sector. Verenigingen zonder winstoogmerk, vennootschappen met sociaal oogmerk, autonome
gemeente-
en
provinciebedrijven
en
intergemeentelijke
samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid komen na erkenning door Toerisme Vlaanderen hiervoor in aanmerking (zie 2.1.4. Vlaamse overheid). Erfgoedsite Lieckens moet dan wel onderdeel uitmaken van een duidelijk toeristisch-recreatief beleid.
1.3. Doelgroepen
Ergoedsite Lieckens kan met de oude diamantslijperij en de mondelinge getuigenissen een breed en gevarieerd publiek aanspreken. Een duidelijk doelgroepenbeleid is nochtans noodzakelijk, want elke doelgroep heeft zijn eigen
110
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
noden en verwachtingen. De erfgoedsite moet zich vooral richten op de regionale bevolking, scholen en de bezoekers van andere diamantmusea in Vlaanderen.
De diamantnijverheid behoort in brede lagen van de lokale en regionale bevolking tot het herkenbare verleden. De interesse in de lokale en regionale geschiedenis van het ‘steentje’ is alleszins groot. De regionale bevolking is dan ook een vanzelfsprekende en zeer belangrijke doelgroep voor erfgoedsite Lieckens, zeker omdat
de
Antwerpse
Kempen
voor
omgevingsrecreatie,
daguitstappen
en
verblijfstoerisme vooral klanten uit de eigen provincie werft. De erfgoedsite moet zich daarom concentreren op het Kempense diamantverhaal, want dit is wat deze doelgroep wil zien, horen en beleven. Verder is er een gedifferentieerd aanbod voor individuele bezoekers en groepen noodzakelijk. Bij de individuele bezoekers verdienen de fiets- en wandelrecreant alvast bijzondere aandacht.
Scholen en hun leerlingen vormen een tweede belangrijke doelgroep bij de ontsluiting van het diamantair erfgoed op de erfgoedsite Lieckens. Uit de bevraging van de scholen in de Antwerpse Kempen blijkt alvast dat de interesse in een uitstap naar Slijperij Lieckens groot is. Aangezien het diamantverhaal minder herkenbaar en tastbaar is voor kinderen en jongeren en scholen een bezoek aan Slijperij Lieckens moeten inpassen in hun leerprogramma’s, is een specifieke benadering noodzakelijk. De aanwezigheid van een goede werkmap of werkkoffer, zowel voor de leraars als voor de leerlingen is een absolute must. Verder moet de nadruk liggen op interactieve, ervaringsgerichte en speelse ‘doe-activiteiten’, die de betrokkenheid van de leerlingen bevorderen.
De klanten van andere diamantmusea vormen een derde belangrijke doelgroep. De nabijheid van een halte voor het treinverkeer van Antwerpen naar Herentals biedt interessante perspectieven. Een bezoeker van het Diamantmuseum Provincie Antwerpen kan bijvoorbeeld op 30 minuten aan de deur van Slijperij Lieckens staan. De Nijlense erfgoedsite bevindt zich bovendien op een steenworp van het Diamantmuseum Grobbendonk. De diamantmusea van Antwerpen, Brugge en Grobbendonk en de diamantsite in Nijlen hebben alleszins besloten om een structurele samenwerking verder te bekijken en uit te werken.
111
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
1.4. Evaluatie
Slijperij Lieckens kan ongetwijfeld uitgroeien tot hét ankerpunt voor het immateriële erfgoed rond het diamantverleden van de Antwerpse Kempen. Bovendien kan de site uitgebouwd worden als het centrum van het erfgoedbeleid en het toeristische beleid van de gemeente. Het potentieel van de site op het gebied van erfgoed en toerisme is alleszins veelbelovend. Een professionele aanpak en een duidelijke toekomstvisie zijn dan wel onontbeerlijk. In dit kader kunnen de volgende aanbevelingen als leidraad dienen:
Het gemeentebestuur van Nijlen moet tegen eind 2007 een duidelijke toekomstvisie infrastructuur,
voor
Slijperij
personeel,
Lieckens
formuleren
toegankelijkheid
inzake
enzovoort.
Een
beheer, goede
toekomstvisie en een goed beleidsplan betreffende erfgoed en toerisme moeten het uitgangspunt vormen voor de verdere uitbouw van de erfgoedsite.
Het beschermings- en restauratiedossier moeten verder worden opgevolgd in samenspraak
met
Monumenten
en
Landschappen.
In
afwachting
van
bescherming en restauratie moeten de nodige instandhoudingswerkzaamheden aan de slijperij worden uitgevoerd, zodat de materiële toestand van het gebouw niet verslechtert.
De realisatie van een bijkomende ontvangst- en tentoonstellingsruimte nabij Slijperij Lieckens is een van de basisvoorwaarden voor een kwaliteitsvolle en dynamische publiekswerking.
De erfgoedsite heeft behoefte aan een professioneel en gekwalificeerd personeelskader. Voor het dagelijkse bestuur en het vervullen van de basistaken lijkt de aanwerving van een professionele conservator met een diploma hoger onderwijs essentieel.
112
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
Een duidelijk inhoudelijk verhaal en een goed doelgroepenbeleid moeten het uitgangspunt vormen voor de presentatie. De nadruk moet hierbij liggen op het
Kempense
diamantverhaal,
de
mondelinge
getuigenissen
en
het
authentieke karakter van de oude diamantslijperij. Tentoonstellingen, evenementen, publicaties, educatief materiaal, een website enzovoort moeten de werking van de erfgoedsite dynamisch houden.
De samenwerkingsmogelijkheden met de gemeente Grobbendonk en het Diamantmuseum Grobbendonk rond de aanwerving van personeel en de oprichting van een intergemeentelijk samenwerkingsverband voor het beheer moeten grondig worden onderzocht.
De uitbouw van de erfgoedsite Lieckens moet gebeuren in nauw overleg met de Provincie Antwerpen, Toerisme Provincie Antwerpen en Toerisme Vlaanderen.
Ergoedsite Lieckens moet nauw samenwerken met de diamantmusea van Antwerpen, Grobbendonk en Brugge. Het immateriële erfgoed rond de diamantbewerking in de Kempen kan trouwens gedeeltelijk ook in de andere diamantmusea worden ontsloten.
113
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
2. Een online verhalenbank of virtuele tentoonstelling
2.1. Beschrijving
Het digitale tijdperk biedt heel wat nieuwe mogelijkheden voor het ontsluiten van het immateriële erfgoed rond het Kempense diamantverleden. De interviews kunnen bijvoorbeeld worden ontsloten via een online verhalenbank of virtuele tentoonstelling. Het internet is als medium uitermate geschikt voor een geïntegreerde valorisatie van mondelinge bronnen, aangezien tekst, geluid en beeld gecombineerd kunnen worden. Bovendien kan de originele opname samen worden aangeboden met randdocumenten zoals de transcriptie, andere historische bronnen, en vormen van historische interpretatie en synthese. De gebruiker kan – zonder een verplaatsing naar een bewaarinstelling te maken – zelf actief grasduinen in de mondelinge bronnen. Verschillende zoekfuncties kunnen hem of haar hierbij begeleiden. Het internet biedt bovendien enorme mogelijkheden om de persoonlijke betrokkenheid van en de interactie met de gebruiker te vergroten, denk maar aan de potentie van commentaarvelden, discussiefora, upload- en downloadfaciliteiten, enzovoort.
2.2. Middelen
De keuze voor het ontsluiten van de mondelinge getuigenissen via het internet is een keuze voor een erg dynamische vorm van ontsluiting, omdat een website of verhalenbank voortdurend moet worden aangepast. Het onderhouden van een website of verhalenbank is dan ook arbeidsintensief en dus relatief duur. De valorisatie van interviews via het internet vergt trouwens sowieso een aanzienlijke eenmalige financiële inspanning. De kosten voor het opstarten en onderhouden van een website of verhalenbank zijn sterk afhankelijk van het gewenste eindresultaat en de firma die men hiervoor engageert. Voor de opstart moet ongeveer een budget van 10.000 euro voorzien worden. Het onderhoud zal jaarlijks ongeveer 3000 à 4000 euro kosten.
114
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
Een verhalenbank of virtuele tentoonstelling rond het Kempense diamantverleden kan ofwel op zichzelf staan, ofwel deel uitmaken van de bestaande website van de gemeente Nijlen, ofwel deel uitmaken van een nieuwe website van erfgoedsite Lieckens, ofwel deel uitmaken van een nieuwe regionale erfgoedwebsite. De laatste
twee
scenario’s
verdienen
de
voorkeur.
De
idee
van
regionale
erfgoedwebsite wordt alleszins meegenomen in de lopende gesprekken tussen de gemeenten Grobbendonk, Herentals, Herenthout, Lille, Nijlen, Olen en Vorselaar over een structurele intergemeentelijke samenwerking rond erfgoed. De betrokken gemeenten hopen tegen 2009 een regionaal erfgoedconvenant af te sluiten met de Vlaamse Gemeenschap. De realisatie van een regionale erfgoedwebsite met aandacht voor het Kempense diamantverleden kan eventueel een onderdeel van dit convenant vormen.
2.3. Doelgroepen
Het aantal internetgebruikers neemt nog steeds toe, al blijft het medium moeilijk toegankelijk voor bepaalde doelgroepen zoals ouderen en laaggeschoolden. Naast de doorsnee internetgebruiker kan een verhalenbank of website rond het Kempense diamantverleden zich richten tot enkele specifieke doelgroepen. Uit de bevraging van de scholen in de Antwerpse Kempen blijkt dat de interesse van de secundaire scholen in een interactieve en educatief goed opgebouwde verhalenbank of virtuele tentoonstelling zeer groot is. Het ontsluiten van het diamantair erfgoed via het internet kan zich eveneens toespitsen op historici en heemkundigen. Op die manier
kunnen
de mondelinge
getuigenissen
samen
met
de aangeboden
randdocumenten een belangrijke impuls geven aan het historisch onderzoek over het Kempense (diamant)verleden.
2.3. Evaluatie
Het
internet
biedt boeiende
perspectieven
voor de
valorisatie
van
het
(immateriële) erfgoed rond het Kempense diamantverleden. Er is op dit gebied
115
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
alvast
nog
heel
wat
pionierswerk
te
verrichten,
want
de
virtuele
erfgoedparticipatie staat nog in haar kinderschoenen. De expertise van andere projecten rond verhalenbanken en erfgoedwebsites mag daarbij niet verloren gaan. Een
verhalenbank
of
virtuele
tentoonstelling
rond
de
Kempense
diamantgeschiedenis zou best een onderdeel zijn van een bredere regionale erfgoedwebsite. De intergemeentelijke samenwerking rond erfgoed moet hiervoor de nodige beheersstructuren creëren.
116
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
3. Projectmatige ontsluiting
3.1. Beschrijving
Het
projectmatig
ontsluiten
van
de
mondelinge
getuigenissen
rond
het
diamantverleden van de Kempen kan veel vormen aannemen: tentoonstellingen, vertelavonden, evenementen, theatervoorstellingen, documentaires op tv of radio, publicaties, CD’s, CD-ROM’s, enzovoort. Ze hebben echter een belangrijk kenmerk gemeen. Voor hun realisatie is ‘slechts’ een eindige inspanning vereist. Het eindresultaat is als het ware definitief. Bij de valorisatie van de interviews via Slijperij Lieckens of via het internet is dit niet het geval. Hier is immers telkens een blijvende opvolging en dynamiek noodzakelijk.
Op basis van de transcripties kunnen de interviews bewerkt worden tot een leesbare tekst. Die tekst kan vervolgens als een artikel of boek uitgegeven worden. Dit brengt wel heel wat tijdrovend en dus relatief duur redactiewerk met zich mee. Toch biedt valorisatie via publicaties heel wat voordelen. Een boek of artikel zijn meestal langdurig beschikbaar voor het publiek. Bovendien is er in publicaties vaak ruimte voor interpretatie, waardoor de mondelinge getuigenissen beter in de juiste context kunnen worden geplaatst. Veredeld knip- en plakwerk moeten alvast vermeden worden. De publicaties kunnen inhoudelijk zowel een lokale als een regionale invalshoek hanteren. Verschillende heemkringen in de Antwerpse Kempen willen alvast een artikel over het lokale diamantverleden in hun eigen tijdschrift publiceren.
De mondelinge getuigenissen kunnen ook verwerkt worden tot een radio- of televisieprogramma. De geluids- en video-opnames moeten dan wel van een hoogstaande kwaliteit zijn. Bij valorisatie via radio en televisie kan het originele gesprek vrij dicht benaderd worden, al vergt het maken van een reportage ook heel wat redactie- en montagewerk. Via een radio- of televisieprogramma kan een groot publiek in contact gebracht worden met het diamantair erfgoed van de Kempen. In het kader van ‘Schitterend geslepen’ toonde de regionale televisiezender RTV
117
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
alvast interesse in de productie van een documentaire of reeks over het Kempense diamantverleden.
Het (immateriële) erfgoed rond de Kempense diamantnijverheid kan eveneens worden ontsloten via CD-ROM. CD-ROM leent zich uitermate goed tot een geïntegreerde valorisatie van mondelinge bronnen, aangezien tekst, geluid en beeld gecombineerd kunnen worden. De originele opnames kunnen samen worden aangeboden met randdocumenten, andere historische bronnen, en vormen van historische interpretatie en synthese. Het medium biedt bovendien heel wat mogelijkheden tot interactie met en participatie van de gebruiker.
Naast publicaties, reportages voor radio of televisie, en CD-ROM’s zijn ook tentoonstellingen een interessante vorm van projectmatig ontsluiten. Opnieuw is een geïntegreerde en interactieve valorisatie mogelijk. Tentoonstellingen kunnen inhoudelijk zowel een lokale als een regionale invalshoek hanteren. In het laatste geval is een reizende tentoonstelling een aantrekkelijke optie. Verschillende gemeenten en heemkringen willen hier graag een steentje toe bijdragen.
De wisselwerking tussen mondelinge geschiedenis en theater is een van de meest succesvolle formules om de resultaten van een project mondelinge geschiedenis te presenteren.
De
samenwerking
met
toneelmakers,
schrijvers
en
andere
professionals of amateurs kan resulteren in vertelavonden, theaterproducties, themawandelingen enzovoort. Deze vormen van valorisatie worden gekenmerkt door een lage participatiedrempel en bieden heel wat mogelijkheden om de getuigen en het publiek actief te betrekken bij de presentatie.
3.2. Middelen
Het is moeilijk om een algemene strategie voor het projectmatig ontsluiten van de mondelinge getuigenissen uit te werken, want elk project is uniek. Bij elk project moet bekeken worden welke partijen erbij betrokken kunnen worden en welke middelen er ingezet kunnen worden. Het is de bedoeling om zoveel mogelijk kleine
118
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
of grotere projecten gedurende de looptijd van ‘Schitterend geslepen’ te realiseren. De structurele samenwerking rond erfgoed tussen Grobbendonk, Herentals, Herenthout, Lille, Nijlen, Olen en Vorselaar biedt echter heel wat perspectieven om ook na ‘Schitterend geslepen’ het diamantair erfgoed van de regio verder projectmatig te valoriseren. In de intentienota voor een regionaal erfgoedconvenant zal alleszins bijzondere aandacht worden besteed aan het diamantverleden en de mondelinge geschiedenis van de betrokken gemeenten.
3.3. Doelgroepen
Projecten zijn uitermate geschikt voor valorisatie op maat. Het diamantair erfgoed kan als het ware specifiek voor een bepaalde doelgroep worden ontsloten. Meestal zal de lokale en regionale bevolking de belangrijkste doelgroep zijn van de projecten binnen ‘Schitterend geslepen’. Soms kan een project echter ook uitgewerkt worden voor een bepaald deel van die doelgroep. Uit de bevraging van de rust- en verzorgingstehuizen in de Antwerpse Kempen blijkt bijvoorbeeld dat er een grote vraag is naar tentoonstellingen of vertelnamiddagen in de instellingen zelf. De doelgroep kan soms ook breder zijn dan de lokale of regionale bevolking. Publicaties bijvoorbeeld kunnen naast de lokale of regionale bevolking ook historici, heemkundigen en de bezoekers van andere diamantmusea als doelgroep hebben.
3.4. Evaluatie
De
mogelijkheden
om
het
immateriële
erfgoed
rond
de
Kempense
diamantbewerking projectmatig te ontsluiten, zijn bijzonder uitgebreid. Elk project heeft zijn eigen noden en doelstellingen. Een creatieve aanpak is met andere woorden absoluut aan te raden.
119
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
IV. Besluit Het belang van de inventarisatie, registratie en ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de Kempense diamantnijverheid is onbetwistbaar. Ten eerste dreigt het unieke Kempense diamantverhaal en de regionale dimensie van de Vlaamse diamantgeschiedenis zonder ‘Schitterend geslepen’ onherroepelijk verloren te gaan. De ambachtelijke en vaak illegale thuisnijverheid liet immers relatief weinig materiële sporen na en het aantal getuigen wordt elke dag kleiner. Ten tweede is de interesse van de lokale bevolking in het Kempense diamantverleden zeer groot. De herinneringen aan de diamantnijverheid vormen een belangrijke bouwsteen van de Kempense identiteit en zijn een levend en herkenbaar stukje regionaal erfgoed. Ten derde wekt ‘Schitterend geslepen’ ook heel wat enthousiasme op bij de andere stakeholders,
zoals
de
Vlaamse
overheid,
de
Provincie
Antwerpen,
de
gemeentebesturen in de Antwerpse Kempen, de Vlaamse diamantmusea, de culturele steunpunten in Vlaanderen, Toerisme Vlaanderen, Toerisme Provincie Antwerpen, en de heemkringen en erfgoedvrijwilligers in de Antwerpse Kempen. Iedereen is zich bewust van de belangrijke rol die ‘het steentje’ in de Kempen heeft gespeeld, maar de kennis over en de aandacht voor het eigen diamantverleden zijn tot nog toe beperkt en diffuus. Er bestaat dan ook een breed draagvlak voor de inventarisatie, registratie en ontsluiting van het diamantair erfgoed.
Bij de inventarisatie, registratie en ontsluiting van de verhalen van personen die in de Kempense diamantsector hebben gewerkt, moet steeds het gebruik en de bewaring van de opnames op lange termijn worden gevrijwaard. Het nastreven van een zo breed mogelijke valorisatie voor een zo breed mogelijk publiek is een terechte en verdedigbare doelstelling van een erfgoedproject, maar de kwaliteit van de meer ‘onzichtbare’ inventarisatie, registratie en bewaring mag hier niet onder lijden. Uiteindelijk moet ‘Schitterend geslepen’ goede mondelinge bronnen betreffende het Kempense diamantverleden creëren. Dit veronderstelt onder meer een
goede
opleiding
voor
de
interviewers,
degelijke
kwaliteitsvolle opnames en duidelijke afspraken met de getuigen.
120
randdocumenten,
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
Het diamantair erfgoed van de Kempen kan op verschillende manieren ontsloten worden, onder meer in: het diamantmuseum van Grobbendonk, erfgoedsite Slijperij Lieckens, een verhalenbank of website, tentoonstellingen, vertelavonden, evenementen, theatervoorstellingen, documentaires op tv of radio, publicaties, CD’s, CD-ROM’s, enzovoort. Elke vorm van valorisatie gaat gepaard met specifieke noden, doelstellingen, doelgroepen en samenwerkingsmogelijkheden. Verschillende vormen van ontsluiting kunnen bovendien perfect naast elkaar en gelijktijdig worden gerealiseerd, maar in het kader van ‘Schitterend geslepen’ zullen er toch een aantal keuzes moeten worden gemaakt.
‘Schitterend geslepen’ biedt heel wat kansen op samenwerking. Ten eerste moet het project samen met de besturen en de erfgoedvrijwilligers van de verschillende Kempense gemeenten worden gerealiseerd. De erfgoedvrijwilligers kunnen bijvoorbeeld de eerste contacten leggen met potentiële getuigen, de interviews afnemen
en
meewerken
aan
publicaties,
tentoonstellingen,
vertelavonden
enzovoort. Het belang van hun bijdrage voor het regionale succes van het project kan moeilijk worden overschat. ‘Schitterend geslepen’ kan eveneens een opstap zijn voor regionale of intergemeentelijke samenwerking rond (diamantair) erfgoed op langere termijn. De gemeenten Grobbendonk, Herentals, Herenthout, Lille, Nijlen, Olen en Vorselaar hebben alvast besloten om samen te streven naar een erfgoedconvenant met de Vlaamse overheid. Uiteraard sluit dit in de toekomst andere projectmatige of structurele samenwerkingsverbanden rond erfgoed niet uit.
Ten tweede moet bij de inventarisatie, registratie en ontsluiting van het (immateriële) erfgoed rond de Kempense diamantnijverheid nauw worden samengewerkt met de diamantmusea van Antwerpen, Grobbendonk en Brugge. Dit geldt bij uitstek voor de realisatie van de erfgoedsite rond Slijperij Lieckens. Het diamantmuseum van Grobbendonk en Slijperij Lieckens in Nijlen staan op het gebied van infrastructuur, beheer en personeel immers voor gelijkaardige uitdagingen, die misschien best gezamenlijk worden aangepakt. In overleg met en met de steun van de Provincie Antwerpen, het Diamantmuseum Provincie Antwerpen, Toerisme Provincie Antwerpen, en Toerisme Vlaanderen kunnen
121
Schitterend geslepen – Haalbaarheidsonderzoek – Scenario’s
Grobbendonk en Nijlen op die manier uitgroeien tot de regionale ankerpunten voor het diamantair erfgoed van de Kempen en als dusdanig een toeristische meerwaarde bieden voor de hele regio.
122