DIRK VAN DUYSE
Schilderijen in glas en steen een portret van kunstenaar Georges Staes Op vrijdag 23 januari 2009 om 20 uur werd in de Triestzaal van kasteel Cortewalle de tentoonstelling ”Schilderijen in glas en steen: een portret van Georges Staes” geopend onder ruime publieke belangstelling.1 Deze expositie ligt in de lijn van de tentoonstellingspolitiek van CC Ter Vesten waarbij jaarlijks een Beverse kunstenaar in de schijnwerpers wordt geplaatst: na Jos Hendrickx (2006), Ludo Giels (2007) en Wim Van Remortel (2008) was het nu de beurt aan de 81-jarige Georges Staes (° Beveren, 22 augustus 1927), bewoner van Huize Bosnimf in de Middenheide. Deze expostie werd aangekondigd als zijn allereerste individuele overzichtstentoonstelling2, en was te bekijken tot en met zondag 15 februari 2009. Deze veelzijdige, en even bescheiden als beminnelijke kunstenaar die al meer dan een halve eeuw actief is als beeldhouwer, glazenier, keramist en schilder werd er belicht door middel van ontwerpen, stillevens, portretten en tekeningen. De belangstellenden konden zo kennismaken met zijn rijke oevre: voor velen in Beveren en daarbuiten een begrip, maar voor vele anderen een nobele onbekende.
Georges Staes ontvangt op de opening van zijn overheidstentoonstelling een attentie vanwege schepen van cultuur Heidi Beck.
(Foto W. Andries)
1
Aanvankelijk legde hij zich toe op landschappen, stillevens en portretten, om zich vervolgens te richten op beeldhouwwerk waarna hij zich in de loop van de jaren 1950 – in de voetsporen van leermeester Jos Hendrickx (1906-1971) – toelegde op de glasschilderkunst Hij ging zijn eigen weg en maakte monumentale werken zoals bas-reliëfs, betonramen, beelden, glasramen, mozaïeken en murale werken. Meer nog dan een kunstenaar werkte hij als een stielman, steeds op zoek naar een evenwicht tussen het artistieke en het technische. De bezoekers van de tentoonstelling werden tevens uitgenodigd om in het Beverse straatbeeld op zoek te gaan naar zijn werk. Zijn realisaties zijn immers voor iedereen toegankelijk, als onderdeel van een gebouw. Meer nog, mogelijk komt men – zonder het te beseffen – er dagelijks voorbij. Maar ook buiten Beveren valt werk van Georges Staes te ontdekken. Het is de ultieme realisatie van kunst in de openbare ruimte, geïntegreerd in het leven van alledag, laagdrempelig, weg van de galerie- of museumsokkel. Maar helaas is er ook een keerzijde aan deze medaille. Woningen veranderen van eigenaar en zijn onderhevig aan verbouwingen. De gebouwen zijn nog te jong om door de goegemeente als monument te worden erkend, en de betonramen en bas-reliëfs kunnen niet op een zolder worden gestockeerd zoals een afgedankt schilderij. Een aantal van zijn werken werd reeds vernietigd of dreigt te verdwijnen. Dit is des te pijnlijker aangezien de kunstenaar veelal zelf de ontwerpen ervan vernietigde om de creaties uniek te houden en dus niet in herhaling te vallen.
De kaft van de catalogus verschenen naar aanleiding van de gelijknamige tentoonstelling.
2
Gelegenheidsoespraak Wim Van Remortel Op de opening van deze overzichtstentoonstelling analyseerde Wim Van Remortel het leven en werk van zijn collega Georges Staes. ”Eenvoudig is het niet, Georges Staes is in zoveel kunstvormen thuis dat ik hem maar ten dele zal kunnen belichten. Dit is zijn eerste individuele tentoonstelling, die voor velen een verrassing zal zijn. De meester van de toegepaste kunsten laat hier voor 95% tekeningen zien, waarvan de helft helemaal niet refereren naar zijn monumentaal werk dat we zien langs straten en pleinen. Over deze ons meer bekende werken wordt hier een video getoond, en op deze wijze hebben we toch een totaalbeeld van wat deze kunstenaar vermag. Ik ga trachten langs mijn bewondering voor de mens en het werk van Georges Staes dit te zien in de context van de recente kunsthistorie. Ik zou deze tentoonstelling in vier facetten van zijn kunst willen verdelen: 1. de tekeningen naar de natuur, stilleven en portreten; 2. gestileerde tekeningen naar dieren en het menselijk figuur; 3. ontwerpen voor monumentaal werk(mozaïeken); 4. de uitgevoerde monumentale werken. Een ander aspect – voor velen die daar van genoten hebben zeer belangrijk, maar hier niet zichtbaar te maken – is zijn werk als leraar aan de Academie van Sint-Niklaas. Ik was leraar aan dezelfde Academie, maar hier te Beveren, en op het einde van het schooljaar bezochten we met onze leerlingen de opendeurdag van de moederschool, waaronder ook het atelier voor toegepaste kunsten van Georges. Ik vond dat telkens een verademing: er was een blijheid in vorm en kleur aanwezig ver weg van het romantisch academisme. Hij was een zeer goed en geanimeerd leraar. In de hoedanigheid van koorknaap moest ik model staan bij de man die ik toen al bewonderde. Hij boetseerde met mij als voorbeeld zingende koorknapen. Terwijl hij met het plakkerige slijk modelleerde, vertelde hij verscheurende, wonderlijke verhalen over het plat gebombardeerde Keulen. Hij was daar geweest net na de Tweede Wereldoorlog. Georges is een knap verteller: ik vergeet dat droeve, kapotte gebombardeerde Keulen nooit. Veel later toen ik de film ”De pianist” van Polanski zag, zag ik stukken uit zijn verhaal. Verkleed als koorknaap-zangertje maakte ik kennis met een sociaalbewogen jonge kunstenaar, en die bewogenheid is een wezenlijk deel van zijn werk en zijn persoon gebleven. De tekenaar Staes. Het was nog tijdens de nasleep van het laatste grote ”moordenaarsfeest”, dat ik als tiener tekeningen van de jonge kunstenaar zag. Dat was in het toen nog grauwe Beveren.Zestig jaar geleden was een groot deel van de opleiding aan de Academie tekenen naar plaasteren afgietsels van klassieke beelden. Het was zo’n studie die mijn bewondering weg droeg. Ik heb honderden studies naar de klassieken gezien maar een zo juist, zo prachtig van grijswaarden nooit. Het stilleven bij de ingang van deze zaal laat duidelijk zijn gevoel voor tonaliteit en grijswaarden zien, wat ook zo treffend was in die studie naar plaaster. 3
De tekenaar Georges Staes is een buitgewoon goed vakman, de benaming vakman is hem liever dan de titel kunstenaar (die men nu zo gauw aan zich zelf geeft). Hierdoor kan men ook een deel van zijn visie onderkennen. Dat hij niet voor het chevalierschilderij heeft gekozen doch voor meer monumentale plastische technieken is van uit zijn liefde voor vakmanschap en zijn sociale bewogenheid te verklaren. Zijn kunst wil hij plaatsen in de architectuur, dienend in en voor de maatschappij. Een groot ambachtsman. Een groot ambachtsman kan men via zijn toegepaste kunstwerken bewonderen. Een heel scala aan plastische technieken heeft Georges Staes onder de knie: zijn het glastechnieken, is het beeldhouwerk of schildertechnieken, al zijn stukken zijn gemaakt met een gezonde perfectie. Staes is zeker een perfectionist, maar nog meer is zijn doorzicht, zijn aanvoelen van de technische en plastische mogelijkheden, met de verschillende materialen, zowel naar de uitvoering, de vorm als naar de duurzaamheid toe. Wanneer ik zijn monumentale, decoratieve, toegepaste, functioneel werk wil situeren in de kunsthistorie, moet ik met mijn vertelling een eindje terug in de geschiedenis van de moderne kunst. Op het einde van de 19e eeuw waren de neostijlen toonaangevend in onze omgeving en wel bekend als de neogotiek, zoals te zien in heel veel kerken en kapellen. Als reactie tegen deze nepstijlen werd door bekwame architecten en kunstenaars een volledig nieuwe stijl ontwikkeld, de Art Nouveau of Jugendstil. Het was een streven naar stijleenheid tot in de kleinste details, van alles wat zich in en rond de architectuur voor deed. De toegepaste kunsten kregen een zeer belangrijk aandeel toegemeten. Tegenover deze strenge stijlopvattingen stonden de vrije kunststijlen waar het kunst om de kunst was, zoals het expressionisme. Die tweespalt bleef zich verder zetten, ook na de Tweede Wereldoorlog. Verder meer daarover want dan komt Georges Staes de nieuwe strenge stijlopvattingen vorm geven. Toch een kort tussendoortje. Aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten van Antwerpen waren voor hem nog twee personen actief die sterk verbonden zijn met Beveren. Zowat een voorloper van Georges Staes was professor Albert Ciamberlani, verbonden aan het atelier voor monumentale kunsten, voor wie een prominente rol was weggelegd in de Art Nouveauperiode en het symbolisme. En we hebben er nog een – aan wie een kamer van Cortewalle is gewijd – zijn eerste tekenleraar Jos Hendrikx die hem het plastische pad opstuurde. Groot is zijn bewondering gebleven voor zijn eerste leermeester. Zijn invloeden. Het is begin van de jaren ’50 dat hij zich begaf naar het atelier voor monumentale kunsten, aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten van Antwerpen, onder de leiding van professor Van Vlasselaer. Hij groeide aan die afdeling zeer snel uit tot de meest markante student, en wellicht de beste student die het atelier de laatste zestig jaar heeft gekend, en ik sta op een goede plaats om dit te mogen beweren. In deze periode is de hang naar nieuwe beheerste stijlvorming groot, 4
opvattingen die hun oorsprong vinden in de Art Nouveau, Art Deco, het Bauhaus, De Stijl,…De eerste scholen voor industriële vormgeving worden opgericht en het woord design vindt zijn plaat in de woordenschat, men wil een nieuwe vormgeving/design. Hier tegenover ontwikkelt zich bijvoorbeeld de uitermate vrije Cobrabeweging. Bij professor Van Vlasselaer vindt hij de kunstvormen waar beheersing en stijl zeer belangrijk zijn, kunsten met een duidelijk doel, een dienstbaarheid. In die tijd bieden zich uit alle Europese landen zulke toegepaste stijlconcepten aan. Waar het atelier voor monumentale schilderkunst ten tijde van Ciamberlani enkel ging over het maken van grote schilderijen,
Glasraam in privé-verzameling.
(Foto F. Buys)
5
wordt in het atelier van Van Vlasselaer gewerkt of ontworpen voor monumentale technieken als het wandtapijt, glas in lood, glas in beton, mozaïek, keramiek en andere. Het was een grote vernieuwing en op maat van onze meester-kunstenaar. Om de concepten te kunnen realiseren was samenwerking met vernieuwend denkende architecten noodzakelijk. Georges heeft dat kunnen doen met de helaas te vroeg gestorven architect wijlen Marcel Van De Vijver. In diens vroegere woning langs de Bosdamlaan is een prachtige realisatie van dergelijk partnerschap te bewonderen. Afrikaanse kunst. De Afrikaanse kunst is zijn grote liefde. Georges Staes heeft graag pure, ongetormenteerde kunst, volkskunst, duidelijke, eenvoudige kracht en pracht. Het streven dat ook in zijn tekeningen voelbaar is. Ik ben ontroerd door de emotie die zijn stillevens en zijn portreten schragen. Ik voel de zoektocht in zijn gestileerde tekeningen. Nog voor dat hij les kreeg in tekenen of schilderen, tekende hij zijn moeder: ze hangt bij de ingang van deze tentoonstelling. Het levenspad van Georges Staes was de laatste 20 jaar niet goed geplaveid. Hij heeft geleden en er werd minder aandacht aan zijn werk geschonken. De wijze waarop de mensen van het Cultuurcentrum Ter Vesten deze tentoonstelling begeleid en opgebouwd hebben – in deze mooie, vernieuwde zalen – verdiend grote waardering. Hierdoor zal het werk van deze belangrijke man terug onder de aandacht komen. Hij verdient dat dubbel en dik, en ik verheug mij hierover.” De beginjaren Alhoewel Georges Staes afstamt van een schippersgeslacht koos hij voor een kunstzinnige roeping. Al in 1939 ging hij als twaalfjarige in Beveren naar de Tekenschool – samen met zijn onafscheidelijke vrienden Ward (Eduard) De Dobbelaer en Alfons De Roeck – waar vooral leraar Jos Hendrickx een bepalende invloed had voor zijn artistieke loopbaan. De gruwelen van de Tweede Wereldoorlog maakten op hem een diepe indruk en beïnvloeden hem blijvend: de afkeer van oorlogsgeweld en dictatuur zal hij later meermaals tot uitdrukking brengen.
Jos Hendrickx en Beveren, de tekenschoolperiode. In 1939 werd Jos betrokken in de Beverse tekenschool als leraar tekenen waar hij het basisjaar voor zijn rekening nam. De locatie: was degelijk en voorzien van prachtige gipsmodellen. De leerlingen: een grote meute dorpsjongens uit het lager onderwijs van toen. Echt gedreven waren zij niet, ontsnappend aan de dagelijkse huiskarweitjes. De tekenschool had een grote aantrekkingskracht, zeker de beide klassen met een kunstenaar als leraar. Jos als tekenleraar, Felix De Block, een andere markante figuur, als leraar in de schilderklas. Kijk ik er nu op terug, dan moet het voor Jos, een man die zulk een creatieve waaier beheerste, wel erg saai voorgekomen zijn. 6
Jos, de meester, zoals wij hem met eerbied noemden was een stil, maar innemend man. Niet groot van gestalte, een onafscheidelijk zwart fluwelen pak met golfbroek, geruit hemd en een verfrommelde das. Hij kwam van Antwerpen met de fiets. Die fiets intrigeerde ons, wat een raar ding! Vast en zeker eigen ontwerp en uitvoering! Het open afstappen zoals hij dat deed was ook een niet te missen atractie. Met zo’n man wilden we wel in zee. Erg veel sprak de meester niet, maar hij straalde goedheid uit. Hij had een wat droeve kijk en plooide steeds zijn lippen naar binnen. Ervoer hij stiekem deugnieterijen, dan lachte hij naar binnen toe en kon je aan zijn ogen aflezen dat het hem zinde. Hij hield van kinderen. Zijn uiteenzettingen over de leerstof waren soms verwarrend. Hij wist zo ontzaggelijk veel, maar kon het moeilijk verwoorden. De manier waarop en het engelengeduld dat hij aan ons spendeerde, nam ons in de ban. Na de oorlog startte de school weer op onder de naam vak- en tekenschool. Jos onderrichtte nu vakschilderen. De klas: zes leerlingen, voor Jos waren zij de Ward, de Flor, de Fons, de Frans, de Kamiel en de Georges. Jos bleef zijn ”meester”-titel behouden. Hij omzeilde het vakschilderen, maar presteerde à la carte alles wat hij voor je, individueel, belangrijk vond. Hij was rijk gedocumenteerd en liet ons daar mee van prfiteren. Er zat geen afleesbare structuur in zijn onderricht, maar wist donders goed waar het om ging, wat er schortte in onze opvoeding, wat ieders respektievelijke mogelijkheden waren. Voor Jos was al wat je deed in functie van een totaal pakket: het leven. Zijn kunstenaarschap zag hij als een maatschapelijke opdracht. Al stelde hij waardering sterk op prijs, de jacht naar succes was hem vreemd. Zijn waardering voor het werk van zijn leerlingen was groot en ondersteunend. Nooit leverde hij afbouwende kritiek. Steeds belichtte hij met nadruk wat er aan goede eigenschpen in je pogingen te beleven viel. Dat werkte erg stimulerend, je kreeg het gevoel op de goede weg te zijn. Later werd in Beveren een liefhebberskunstkring opgericht: Piet Stautkring. De verbondenheid met Beveren was zo sterk dat Jos zich spontaan inzette om de kring niveau te geven door tekenbijeenkomsten en tentoonstellingen mede te organiseren. Zijn bezieling sloeg aan. Een markant gevolg uit deze periode was de ontplooiing van Ward De Dobbelaer tot een voorbeeldig landschapschilder. Antwerpen lonkte naar Jos en hij heeft daar een diep spoor getrokken. Z’n meesterschap kreeg de verdiende bevestiging. Nu, na een gevuld kunstenaarsleven rust Jos vredig op een intiem plaatsje van het Bevers kerkhof. Zijn Beveren waar hij zijn beste krachten gaf, zijn reeksen wondermooie tekeningen ontstonden, waar hij vriendschap en waardering ontving. George Staes [sic] Uit: Kunstenaar Jos Hendrickx. Antwerpen, 1998, p. 16-17. 7
In 1946 vond hij bij de firma Veranneman, op aanbeveling van Jos Hendrickx, werk als restaurateur en decorateur van patriciërswoningen. Hij zegde er uiteindelijk zijn job op om in Antwerpen les te volgen aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten tijdens het academiejaar 1952-’53, zodat hij er zijn gemis aan vorming kon compenseren en zijn artistieke talent kon vervolmaken. Op 5 oktober 1953 slaagde hij voor het ingangsexamen voor de afdeling sier- en monumentale kunsten aan het Antwerpse Nationaal Hoger Instituut. Hij bleef er tot 1958 studeren onder leiding van professor J. Van Vlasselaer (1907-1982), docent murale kunsten, en van figuurschilder Staf de Bruyne (1914-1981). Op zijn overzichtstentoonstelling in kasteel Cortewalle waren trouwens dierenstudies (aapjes) te zien, een gevolg van het feit dat de studenten van de Academie regelmatig gingen schetsen in de Antwerpse Zoo. Daarnaast volgde hij te Merksem glasschilderkunst aan de Kunst- en Ambachtschool. Vanaf 1961 tot zijn op pensioenstelling in 1993 doceerde hij aan de Stedelijke Academie van Sint-Niklaas, o.a. als leraar tekenen, toegepaste kunsten, publiciteit en binnenhuisinrichting, en monumentale kunst. Aan de Antwerpse Academie gaf hij tijdens het academiejaar 1965-’66 les tekenen, hoofd en sieraad, maar daar stopte hij na een jaar al mee. Van 1984 tot 1988 gaf hij opnieuw les in Antwerpen, als gastprofessor monumentale kunst aan het Nationaal Hoger Instituut.
Twee zelfportretten van Georges Staes.
8
(Foto’s F. Buys)
Hij maakte deel uit van verschillende jury’s en examencommissies voor het beoordelen van eindwerken van leerlingen van kunstacademies. Sporadisch zetelde hij in jury’s om kandidaat-leraars voor het kunstonderwijs te beoordelen. Gedurende al die jaren bleef hij werken aan de uitbouw en creatie van eigen werk, veelal glaskunst en mozaïek, beloond met talrijke opdrachten en prijzen. Zo werd hij bijvoorbeeld in 1962 laureaat van de prijs stad Sint-Niklaas voor toegepaste kunst. Verschillende architecten en bouwheren deden op hem een beroep omdat hij op unieke wijze techidche vakkennis en artistiek talent combineerde. Op zondag 15 september 1946 vond de stichtingsvergadering van de Piet Stautkring plaats, zeventig jaar na de geboorte van Piet Staut (18761933), opgericht om deze Beverse schilder blijvend te huldigen. Georges Staes was als negentienjarige van de partij, naast voorzitter Raymond Stynen, secretaris Gerard Beirnaert, en Cyriel Kips en de kunstenaars Gaby Cool, Marie (Miet) Cools, Alfons De Roeck, Julien De Sadelaer, de gebroeders Jules en Amedé Smet, Albert Hulstaert, Louis Merckx, en ondervoorzitter Louis Van Remortel. Het doel van deze vereniging was om plastische kunstenaars naar buiten te laten treden en hun onderlinge samenwerking te bevorderen. De kring wilde ook de interesse voor kunst bij de plaatselijke bevolking aanwakkeren door allerlei initiatieven. Een eerste tentoonstelling van de Piet Stautkring vond plaats op de eerste en tweede Kerstdag 1946, waarop ook werk te zien was van de PSK-leden Kamiel De Dobbelaer en zijn neef Eduard (Ward) De Dobbelaer, Jozef Van Raemdonck en Gaston Vogels. Georges nam deel aan het 1e, 2e, 3e, 4e, 5e (?), 8e, 9e, 10e en veel later het 16e Salon. Het zogenoemde ”klaverblad” – Ward De Dobbelaer, Alfons De Roeck en Georges Staes – stelde vervolgens tentoon van 16 tot 30 maart 1947 te Temse, om drie maanden later – van 7 tot 16 juni 1947 – samen met Louis Van Remortel te exposeren in het Stadsmuseum te Sint-Niklaas. Op het eerste PSK-salon stelde Georges Staes drie stillevens tentoon, op het tweede salon waren dat zeven schilderijen (Clownstudie, Markttoneeltje, Kaartspelers, Zonsondergang, Zelfportret, Oorlog, en Denkend jongetje) én zeven beeldhouwwerken (Negerstudie, Herinnering, Kinderstudie, Mr A. D. R., Weerstand, Christ’l, en Moeder). Hij wordt dan door J. Van De Velde omschreven als ”met A. De Roeck de grootste belofte voor de toekomst”. Op het vierde salon omschrijft J. Severin hem als ”Staes is een veelbelovend, veelzijdig ontwikkeld kunstenaar. Het is niet verwonderlijk dat hij boetseert … Het is te begrijpen dat deze schilder zijn heil zoekt in de glasschildering”. Het onderzoeken van en werken met deze nieuwe techniek – glasschilderkunst, waarvan de kiemen gelegd waren door glazenier Jos Hendrickx, en later door Felix De Block (1893-1959) en Jan Huet (1903-1976) – nam wat tijd in beslag, waardoor hij wellicht niet aanwezig was op het vijfde, zesde en zevende PSK-salon. Hij pakte met nieuw werk uit op een door de Piet Stautkring georganiseerde dubbeltentoonstelling met Louis Van Remortel, van 30 augustus tot 6 september 1953: ”Georges Staes is er met zijn indrukwekkend kleurfestijn op fonkelend en van blijdschap juichende glazen panelen. De merkwaardigste karakteristieken zijn … hun helder klaterende kleur, de blijde sprookjestoon en vooral de doorzichtelijke en overzichtelijke manier 9
waarop hij een onderwerp kan tentoon spreiden. Een kunst van uitbeelding en suggestie”. Op het negende PSKsalon, van 15 tot 22 mei 1955, werd hij expliciet gehuldigd als laureaat 1954 van de Oppenheimer Prijs voor Monumentale Kunst van het Nationaal Hoger Instituut te Antwerpen, en kaapten zijn werken – in een aparte zaal – het leeuwenaandeel van Eén van de logo’s ontworpen voor de de belangstelling weg, in het Piet Stautkring. bijzonder zijn groot ontwerp rond het thema van het Reuzenlied, waarmee hij de prijs veroverde.3 Voor de Piet Stautkring zal hij trouwens ook diverse logo’s ontwerpen.4
Realisaties in het straatbeeld en in (semi-)publieke gebouwen te Beveren Tegenwoordig is het minder courant ornamenten te integreren in een gebouw. In de jaren ’60 en ’70 was dit veel vaker het geval. Verschillende architecten en bouwheren deden een beroep op Georges Staes omdat hij op unieke wijze technische vakkennis en artistiek talent wist te combineren. Dit is een van de redenen dat het werk van Georges Staes uitgebreid terug te vinden is in het Beverse straatbeeld, wat werd geïnventariseerd naar aanleiding van zijn overzichtstentoonstelling5, meteen een uitnodiging voor een alternatieve erfgoedwandeling: Zonder titel – glasramen en beeld (kapel Onze-Lieve-Vrouw van de Vrede, Kruibekesteenweg tussen nrs. 146 en 148 – 1954).6 Inspelend op het mariale jaar 1954 namen enkele wijkbewoners van over den bareel het initiatief om een kapel te bouwen. Wijlen de Beverse architect Marcel Van De Vyver (1930-1968) ontwierp deze kapel gratis. Hij vroeg als tegenprestatie enkel dat er een werk van Georges Staes in opgenomen moest worden. Vrijwilligers bouwden de kapel en Georges Staes leverde twee ramen. Het raam met geappliceerd glas – een soort glasmozaïek – verbeeldt vredesduiven. Het raam met gebrandschilderd glas bevat MariasymboHet Mariabeeld in de kapel.
(Foto F. Buys)
10
len (zie voorkaft). Georges Staes maakte tot slot ook de sobere Madonna in steen die een plaats kreeg op het altaar. Om de bouw van deze kapel mee te helpen financieren, ontwierp Georges Staes bovendien twee postkaarten, uitgegeven door de Piet Stautkring.
Een detail uit het glasraam met de vredesduiven.
Jongensschool – bas-reliëf (voorgevel Centrumschool, Bosdamlaam 1 – 1956).7 De Centrumschool werd tussen 1948 en 1956 gebouwd naar een ontwerp van de Beverse architect Paul Meganck (19081954). De inhuldiging van de school vond plaats op zondag 26 augustus 1956. Boven de hoofdingang bevindt zich een halfverheven beeldhouwwerk van Georges Staes. Omdat het oorspronkelijk een jongensschool betrof, staan er ook twee jongens op het werk. Een van de jongetjes schrijft met zijn linkerhand. Georges Staes is zelf tweehandig: oorspronkelijk schreef hij ook met zijn linkerhand, maar nu schrijft hij rechtshandig.
(Foto F. Buys)
De bas-reliëf boven de hoofdingang van de Centrumschool.
(Foto F.Buys)
11
Zonder titel – glasraam (hal van de H. Hartschool, Pastoor Steenssensstraat 110 – 1960). Zonder titel (beeldengroep met kinderen en trein) – keramiek (hal van de kleuterschool, Sint-Martenslaan 47 – 1962-’63). Zonder titel – betonraam (hal huis architect Marcel Van De Vyver, Bosdamlaan 5 – 1964).8 De voormalige woning van wijlen de Beverse architect Marcel Van De Vyver (1930-1968) is naar eigen ontwerp gebouwd in 1964. Het resultaat is een mooi voorbeeld van baksteenarchitectuur waarin ondermeer het aanwenden van zichtbaar beton en het verdelen in vlakken – de muur aan de linkerkant tegenover de glaspartij aan de rechterkant – doet denken aan de stijl van het Bauhaus. Van op het voetpad is in de inkomhal een niet-figuratief betonraam te bewonderen waarin Georges Staes vooral ornamentaal ritme en veel kleur wou meegeven. Bescherming van geboorte tot dood – bas-reliëf (gevel Bond Moyson, Bosdamlaan 2 – 1967).9 Het gebouw van de Bond Moyson is ontworpen door wijlen de Beverse architect Marcel Van De Vyver (1930-1968). Met het halfverheven epoxy werk boven de toegangsdeur verbeeldt Georges Staes de bescherming van de geboorte tot de dood, wat perfect aansluit bij de functie van de instelling die in het gebouw huist. Een liggende moeder met kind symboliseert de geboorte. De stervende figuur die vervaagt in de mist verwijst naar de dood. Het werk is sterk gestileerd. Vrouwe Justitia – bas-reliëf in keramiek (zittingszaal Vredegerecht, Gravendreef 3 – 1968).10 De geblinddoekte Vrouwe Justitia houdt in haar rechterhand de balans van de rechtspraak in evenwicht. Het zwaard in horizontale positie is niet bedreigend, maar is er om zo nodig moeilijke knopen door te hakken. Een goede rechtspraak leidt tot welzijn en welvaart, hiervoor staat de hoorn des overvloeds symbool. Het kunstwerk kwam er in opdracht van diverse Wase advocaten en notarissen, mede-opdrachtgevers waren de toenmalige financiële instellingen ASLK en Gemeentekrediet. Het kunstwerk werd op 5 augustus 1968 ingehuldigd in de zittingszaal van de toenmalige nieuwe vestiging van het vredegerecht in Huis Piers (Vrasenestraat), en verhuisde vervolgens mee naar het nieuwe vredegerecht aan de Gravendreef. Monument voor de gefusilleerden – keramiek (hal gemeentehuis, Stationsstraat 2 – 1969).11 Dit monument is een stil eerbetoon aan drie anonieme vrienden van Georges Staes die tijdens de Tweede Wereldoorlog in de kampen zijn omgekomen. Niet hun namen staan op het monument, wel deze van de Beverse gefusilleerden L. Labyt, A. Panis, H. Van Eepoel en G. Van Ger12
ven die – samen met o.a. R. Esser – op 18 februari 1944 op de Nationale Schietbaan te Brussel werden gefusilleerd. Na de fusie werd ook Melselenaar R. Esser aan dit monument toegevoegd. Het is een initiatief van vaderlandslievende verenigingen naar aanleiding van de 25-jarige herdenking van de bevrijding in 1969. De zuil met de gegevens van deze gefusilleerden wordt bovenaan bekroond met een beeld dat bestaat uit drie handen, waarvan twee geboeid, die twee duiven loslaten. Kerststalfiguren – multiplex (kruispunt Diederik Van Beverenlaan en Oude Zandstraat – 1971). Georges Staes – zelf een ruimdenkend vrijzinnige – tekende voor het idee en de werkwijze, de uitvoering gebeurde door zijn leerling Paul Verleysen. De moderne kerstfiguren fleuren jaarlijks dit drukke kruispunt op tijdens de kerst- en eindejaarsperiode. Deze kerstbeeldengroep werd voor het eerst opgesteld in 1971 op de Grote Markt. De uitvoering ervan werd aangepast aan de toenmalige opstelling: de figuren zijn driezijdig, zodat ze zowel vanuit de richting Antwerpen, als vanuit de richting SintNiklaas als vanop het marktplein zelf konden bekeken worden. Deze beeldengroep werd in 2001 volledig gerestaureerd – bijgeplamuurd en overschilderd – door de gemeentelijke grafische dienst.
De kerststalfiguren.
(Foto F. Buys)
Jeugd – reliëf (Gaverlandwijk, 1972).12 Het eerste beeld dat Georges Staes realiseerde voor de Gewestelijke Maatschappij voor Huisvesting was ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van deze Maatschappij in 1972. In een sobere, sterk gestileerde beeldtaal – waarin we een knaap, een bloem en een vis herkennen – geeft de kunstenaar gestalte aan leven en toekomst. Het werd ingehuldigd door de toenmalige staatssecretaris Gustave Breyne op 14 oktober 1972. 13
Het beeld ”Jeugd”.
(Foto G. Smet)
Moeder en kind – brons (wijk Kerkdam te Vrasene – 1979).13 Nog bij twee andere gelegenheden zou Georges Staes zijn talenten beschikbaar stellen voor de Gewestelijke Maatschappij voor Huisvesting. Dit bronzen beeld was een terugkeer naar de realistische figuratie en evoceert de liefde tussen de echtelingen voor elkaar en voor hun kinderen. Het werd op 1 december 1979 ingehuldigd ter gelegenheid van de bouw van de 2000e woning van de Gewestelijke Maatschappij voor Huisvesting. ”Moeder en kind” blijkt evenwel al enige tijd verdwenen te zijn ten gevolge van een diefstal, mogelijk omwille van het brons. Het beeld was gesigneerd en gedateerd ”G. Staes 79”; de uitvoering gebeurde door bronsgieterij Vindevogel te Gent. Het uit het straatbeeld verdwenen ”Moeder en kind”.
(Foto uit het gemeente-archief Beveren)
14
De visser – kunsthars (hoek Visserstraat en Havenweg te Doel – 1991).14 Dit was de derde en laatste opdracht voor de Gewestelijke Maatschappij voor Huisvesting, naar aanleiding van de realisatie van twaalf woningen en veertien garages in Doel door deze Maatschapij, en ter opluistering van het twintigjarig voorzitterschap van Marcel Van der Aa (1924-2002). Het resulaat is opnieuw totaal verschillend van zijn twee andere opdrachten. Een driehoekige zuil draagt op één van de ribben de voorstelling van een visser met een overvolle mand vissen, wat de herinnering oproept aan het roemrijke verleden van deze Scheldegemeenschap en wat tevens een garantie zou moeten bieden voor de toekomst. Beneden steken enkele watergolven uit de zuil, bovenaan een bootje. Met dit werk wordt enerzijds een link gelegd naar het verleden van Doel: een dorp van schippers, vissers en boeren, anderzijds was Georges Staes zelf een schipperszoon. Naast de zuil ligt een blauwe hardsteen met een vers uit een gedicht van Emile Verhaeren (1855-1916): ”Schelde wilde en schone Schelde gij hebt de gloed doen stralen van mijn jeugd vol overmoed” Najaar 2008 was er sprake dat de Gewestelijke Maatschappij voor Huisvesting het beeld zou verplaatsen naar Kallo, ten gevolge van de vaststelling dat er al schade aan was toegebracht en om erger te voorkomen. Tegen deze intentie werd fel geprotesteerd door Doel 2020.15
De ”Visser” staat nog steeds in Doel.
(Foto D. Van Duyse)
Slotnimf – Bas-reliëf (binnenkoer Cortewalle, Zwarte Dreef 1 – 1994).16 Voor dit werk uit epoxy haalde Georges Staes zijn inspiratie uit het kasteel Cortewalle zelf. Bij zijn wandelingen door het park ving hij vaak een glimp op van de bruiden wiens huwelijk er voltrokken werd. Zij zagen er stuk voor stuk gelukkig uit in hun zwierige jurken, en.ze deden hem dan ook denken aan nimfen. De slotnimf werd gemaakt naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van de Plaatselijke Cultuurraad Beveren, die het aan het Beverse gemeentebestuur schonk. Het werd onthuld op 7 september 1994. Sindsdien toont de nimf de weg naar het verleden en waakt ze van op de binnenplaats over het kasteel. Het werk is perfect 15
afgestemd op de muren die zijn opgetrokken uit een Franse witsteen. In onze streek werd deze witsteen van Euville pas vanaf het begin van de twintigste eeuw als bouwmateriaal gebruikt. De authentieke steen uit de oude groeven van Gobertange en Balegem raakte toen immers uitgeput.
Deze ”Slotnimf” waakt sinds 1994 over kasteel Cortewalle.
(Foto S. Audenaert)
Zonder titel – mozaïek (huisgevel, Hendrik Consciencestraat 14). Georges Staes kreeg bij deze opdracht carte blanche van de eigenaar, een politieagent en natuurliefhebber. Het inspireerde Georges Staes tot het maken van deze mozaïek met vogels.
(Foto F. Buys)
16
Zonder titel – betonraam (huisgevel, Albert Panisstraat 95). De opdrachtgever van dit betonraam was Lingier, een bloemist. Vandaar dat Georges Staes ervoor koos om een bloem uit te werken. Meermin – reliëf (huisgevel, Pastoor Steenssensstraat 21). Georges Staes kreeg meermaals opdrachten voor ”huismerken”, illustraties van de naam die een huis heeft gekregen. Omdat de gevel van dit huis niet kon veranderd worden, maakte hij een reliëf om er op te plaatsen. Omdat hij uit een schippersfamilie stamt, hebben meerminnen steeds een speciale plaats in het hart van Georges Staes gehad. Er eentje uitwerken in epoxy als huismerk was dan ook een plezante opdracht. Tibeert – beeld (hek, Middenheide 42). De eigenaar van dit huis is een echte fan van Reinaert de Vos. Aangezien de toenmalige poes des huizes Tibeert heette, was de naamkeuze voor het huis voor de handliggend. Sindsdien waakt Tibeert van op de hekstijl over zijn Huize Tibeert en verwelkomt hij er de bezoekers. Man en vrouw – betonraam (naast voordeur, Gentseweg 357). Alhoewel de opdrachtgever van dit betonraam zelf sterk bezig was met binnenhuisinrichting kreeg Georges Staes hier toch vrij spel.. Menselijke figuren hadden de reputatie om zich moeilijk in betonramen te laten verwerken. Georges Staes wou graag het tegendeel bewijzen en maakte een betonraam met een man- en vrouwfiguur.
(Foto W. Andries)
17
Andere realistaties – Tekening Piet Staut op zijn sterfbed, naar een foto van Jan Van Bogaert, 1947.17 – Tekening in Huldeboek Hilaire Vermeiren, naar aanleiding van diens bisschopswijding op 25 juli 1947.18 – Titelblad archiefmap Piet Stautkring, 1947: aquarelschildering.19 – Embleem van het Sint-Martinuskoor, ontworpen bij de stichting in 1948.20 – Logo’s Piet Stautkring, 1948 en 1950.21 – Bedevaartvaantje Sint-Maarten deelt zijn mantel met een bedelaar, 1953. Ontworpen in opdracht van het Davidsfonds Beveren, en verspreid tijdens de Sint-Maartensviering van 1953.22 – De Beverse reus Sefken de puitenslager, 1954. Georges Staes was lid van het feestcomité van de Onze-Lieve-Vrouwparochie, samen met Leon Smet, koster Albert D’hooghe en Jef Van Osselaer. Samen met andere familieleden ontwierp hij deze Beverse reus, het oudste nog in leven zijnde lid van de Beverse reuzenfamilie. Georges Staes werkte de reuzenkop uit. Sefken de puitenslager werd gedoopt op 9 mei 1954 ter gelegenheid van de folkloristische stoet tijdens Meikermis op de ”Nieuwe Parochie”. In mei 1979 werd de huidige reus als polyester creatie herboren, weer ter gelegenheid van Meikermis. Hij verloofde zich in Kallo met ’t Kallose Melkboerinneke op 12 september 1981, de dag van haar doopsel.23 – De Beverse reuzen Diederik en Aldegonde, 1954. Beide reuzen werden ontworpen door Georges Staes. Ze werden gedoopt op 28 augustus 1954, en evenals Sefken wegens wijziging van constructie herboren op 28 augustus 1978. Wegens een tweede wijziging De originele versie van de Beverse reuzen van constructie van Diederik, na een Diederik en Aldegonde. 18
val in een stoet in Mechelen, werd hij samen met Aldegonde opnieuw gedoopt op 24 oktober 2004. Het is Diederik III die voorgesteld wordt, diegene uit het geslacht der heren van Beveren die in 1106 met Godfried van Bouillon ter kruisvaart trok; Aldegonde was de gade van Diederik III.24 – Glasmozaïek De dans, 1958. Onderdeel van de collectie van het Zilvermuseum Sterckshof Provincie Antwerpen.25 – Logo voor de Centrumschool, ontworpen eind jaren ’50.26 Voor deze gemeenteschool uit de Bosdamlaan tekende Georges Staes het kaftontwerp voor het schoolblad Band, dat naast het tijdschrift ook gebruikt werd als briefhoofd, op inkomkaarten, op t-shirts,… Als thema werd een vers van Guido Gezelle gekozen: ”Al hadde ik al de schatten van de wereld. Ik gaf ze voor een kinderharte geren”. De kunstenaar beschreef zijn werk als volgt: ”Hoe dit grafisch (t.t.z. wit-zwart) vertolkt werd: Doorheen een geruite bladindeling staat een jongeling, de linkerhand op het hart gedrukt, in de rechterhand een vogel: de levensvreugd. Een groot spetterend hart omsluit het centrale gedeelte der tekening. De benen van de jongeling vormen samen met de daarin vallende ruit een steenverband: het onderwerp (Foto F. Van de Velde) vormt de grondvest en de hoeksteen van ons verder leven. Onderaan links een nogal direct sprekende St.-Maarten: de schutspatroon die ons gemeentezegel siert. De gehele voorstelling lijkt misschien wel enigszins vreemd en afwijkend van het alledaagse (St.-Maarten bv.) maar bij nader beschouwen valt het voorzeker wel op, dat er een bepaalde ”stijleenheid”werd beoogd tussen de verschillende elementen (paard,vogel, jongeling, hart). Wellicht wordt ”Band” onder dit nieuw kleedje een steeds weer, welkome vriend.” – Guldenboek van Sint-Niklaas, door Georges Staes geïllustreerd sinds 1967. – Glasraam Reinaert, gedateerd 1967.27 Op de eerste verdieping van het staduis van Sint-Niklaas werd een glasraam van Georges Staes geplaatst naar aanleiding van het 750-jarig bestaan van de stad in 1967. Een grote Reinaert in grijze pij is op weg 19
met een fikse vaart, om hem heen de slachtoffers van de moorddadige monnik: Bruun, Tibeert, Nobel en zijn gemalin, Belijn...: allen in kleurige meewarigheid gelijnd. – Glasraam Sint-Niklaas, gedateerd 1967.28 – Kaftontwerp van de publicatie Reynaertspel stad Sint-Niklaas 19-20-2627 mei 1973.29 – Glasraam Het verleden leeft in ons, traphal oude vleugel gemeentehuis Stekene, 1974.30 Naast de trap werd een glasraam aangebracht naar het ontwerp van Georges Staes, ingehuldigd in de loop van september 1974. Het monumentale brandglasraam herinnert, door middel van zes panelen, de verdwijnende of reeds verdwenen Stekense nijverheden en ambachten: de landbouw, de steenbakkerijen, de klompennijverheid, de vlasnijverheid, de spinnerijen, en de sigarennijverheid. In het middenpaneel staat niet alleen de titel van het glasraam: ”Het verleden leeft in ons”, maar draagt Reinaert (symbool van de gemeente Stekene) drie vissen (het andere symbool van Stekene, terug te vinden op het oude wapenschild), als een geloof in de toekomst. Georges Staes herschilderde eveneens de traphal en de gang van het Stekense gemeentehuis, en ontwierp bovendien het motief voor de siertegel die herinnert aan de terugkeer van de schandpaal uit Sint-Niklaas op 1 april 1975. – Vlag Socialistische Fanfare De Wase Werker, gedateerd 1981.31 – Reinaertbeeldje in keramiek.32 – Vlag Mutualiteit Jonge Arbeiders Beveren.33 Literatuur PSK 20 : Piet Stautkring 1946-1966. Beveren, 1966. 39 leraren van de Stedelijke Akademie van Sint-Niklaas stellen tentoon in de Bank van Brussel. Sint-Niklaas, 1971 (catalogus n.a.v. de tentoonstelling in de Bank van Brussel, 26 november - 13 december 1971). Leraren tonen tekeningen uit hun studententijd. Sint-Niklaas, 1982 (catalogus n.a.v. de tentoonstelling in de Bank Brussel Lambert, 12 - 29 maart 1982). R. VAN DER LINDEN, Bedevaartvaantjes : volksdevotie rond 200 heiligen op 1000 vaantjes. Brugge, 1986, p. 218, nr. M23. R. VAN MOER, Vlaggen in het Land van Beveren. Beveren, 1987, p. 23, 39, 120. H. NAUTS, Catalogus stedelijk kunstbezit Sint-Niklaas. Sint-Niklaas, 1988, p. 285, nrs. 207.1-3. C. VAN DE VIJVER en D. VAN DUYSE, 40 jaar O.-L.-Vrouwkapel van de Vrede, in: Het Land van Beveren, jg. 37, 1994, nr. 4, p. 151-155.
20
W. ANDRIES en D. VAN DUYSE, Van Piet Staut tot Kring. Beveren, 1996, p. 27, 43, 55, 57-59, 61, 65, 69-74, 85, 87, 89, 108, 111, 125, 126. L. HULSTAERT, Een huisvestingsmaatschappij met een hart, in: 75 jaar Gewestelijke Maatschappij voor Huisvesting Beveren, 1922-1997. Beveren, 1997, p. 60-63. G. STAES, Jos Hendrickx en Beveren, de tekenschoolperiode, in: Kunstenaar Jos Hendrickx. Antwerpen, 1998, p. 16-17. F. BUYS, A.-M. LIETAER en D. VAN DUYSE, Oorlogs- en aanverwante gedenk tekens te Beveren, deel 1, in: Het Land van Beveren, jg. 43, 2000, nr. 3, p. 114-128. J. THIRON, Van prochiehuys tot gemeentehuis, in: d’Euzie : tijdschrift van de heemkundige kring van Stekene, jg. 20, 2001, nr. 1, p. 2-19. Id., Het kunstpatrimonium van de gemeente Stekene : een inventaris, in: d’Euzie : tijdschrift van de heemkundige kring van Stekene, jg. 21, 2002, nr. 1, p. 2-19. L. BAVAY en A. VAN DEN BRUELE, Beelden in de straat : zij vertellen hun verhaal. ’s-Gravenwezel, 2004, p. 39. S. GOOSSENS en W. NYS, Fifties zilver : Belgisch zilver rond 1958. AntwerpenDeurne, 2008 p. 64. F. BUYS, J. DE RIDDER, C. GOOSSENS en D. VAN DUYSE, Merkwaardige gebouwen uit de 20ste eeuw : Beveren-centrum. Beveren, 2008 (uitgave n.a.v. Open Monumentendag 2008). W. ANDRIES, Georges Staes : ambacht als kunst, in: De Beverse Klok, jg. 14, nr. 19, 6 februari 2009, p. 1-2. G. BUYTAERT en A. DE WITTE, Het vredegerecht te Beveren, vroeger en nu. Beveren, s.a., p. 32-33.
NOTEN 1. Deze tentoonstelling gaf een overzicht van wat deze Beverse kunstenaar in zijn lange carrère verwezenlijkte, en nodigde tegelijk uit om in Beveren op zoek te gaan zijn werk aan de hand van een uitgestippelde tocht: http:// www.beveren.be/file_uploads/6856.doc?_vs=0_N. Er werd eveneens een verzorgde catalogus gepubliceerd: http://www.beveren.be/file_uploads/6847. pdf. 2. In de publicatie PSK 20 : Piet Stautkring 1946-1966 wordt nochtans melding gemaakt van een individuele tentoonstelling in Antwerpen. 3. Over de Piet Stautkringperiode, zie: W. ANDRIES en D. VAN DUYSE, 1996, in het bijzonder: L. HULSTAERT, En toen waren er nog…, p. 71-75. 4. L. HULSTAERT, PSK … de groei van een symbool, in: Van Piet Staut tot Kring, 1996, p. 54-60. 5. Vanzelfsprekend is dit overzicht niet volledig. Heeft u thuis zelf werk van Georges Staes, of weet u waar zich nog werk van deze kunstenaar bevindt? Cultuurcentrum Ter Vesten lijst graag alles op, contacteer: Stefanie Audenaert (
[email protected] – 03/775.70.40) of Christl Van den Broucke (
[email protected] – 03/750.10.03). 6. C. VAN DE VIJVER en D. VAN DUYSE, 1994, p. 151-155. W. ANDRIES, W. DE ROP en D. VAN DUYSE, 50 jaar PSK-activiteiten in vogelvlucht, in: Van Piet Staut tot kring, 1996, p. 108. 7. F. BUYS e.a., 2008, p. 13.
21
8. Ibidem, p. 11-12. 9. Ibidem, p. 13. 10. G. BUYTAERT en A. DE WITTE, s.a., p. 32-33. 11. F. BUYS e.a., 2000, p. 122-124. 12. 11. L. HULSTAERT, 1997, p. 60-61. 13. Ibidem, p. 61. 14. Ibidem, p. 62. L. BAVAY en A. VAN DEN BRUELE, 2004, p. 39. 15. Waaskrant, donderdag 18 september 2008. 16. H. COOLS, Aanwinst van kunstwerk voor Cortewalle, in: Het Land van Beveren, jg. 37, 1994, nr. 4, p. 178. W. ANDRIES en D. VAN DUYSE, 1996, p. 125126. 17. L. HULSTAERT, Piet Staut : een poging tot inkleuring, in: Van Piet Staut tot kring, 1996, p. 27. 18. R. PUYNEN, “Over de bareel” : van Armstraat tot Piet Stautstraat, in: Van Piet Staut tot kring, 1996, p. 43. 19. L. HULSTAERT, PSK … de groei van een symbool, in: Van Piet Staut tot kring, 1996, p. 55. 20. W. ANDRIES, Koninklijke Sint-Martinuskoor (Acantus), in: Nooit thuis. Beveren, 2008, p. 85. 21. L. HULSTAERT, PSK … de groei van een symbool, in: Van Piet Staut tot kring, 1996, p. 57-59. 22. R. VAN DER LINDEN, 1986, p. 218, nr. M23. 23. G. DRIEGHE, Puitenslagerscomité, in: Nooit thuis. Beveren, 2008, p. 32. 24. G. WILLEMS, De reuzen van Beveren-Waas : “Sefken, Diederik en Aldegonde”, in: Het Land van Beveren, jg. 10, 1967, nr. 2, p. 34-44. Voor meer informatie over de Beverse reuzen, zie het aangekondigde vervolgartikel van Johnny Van Bogaert vanaf het juninummer van Het Land van Beveren. 25. Inv.nr. S58/72S. GOOSSENS en W. NYS, 2008 p. 64. 26. Waaskrant, 10 januari 2009. 27. Collectie stad Sint-Niklaas, inv.nr. SN.283. H. NAUTS, 1988, p. 285, nr. 207.3. 28. Collectie stad Sint-Niklaas, inv.nr. SN.284. Ibidem, p. 285, nr. 207.1. 29. Een uitgave van het stadsbestuur Sint-Niklaas naar aanleiding van het massaspel uitgevoerd op de Grote Markt. Auteur publicatie: Jos Houben; regisseur massaspel: Mark Liebrecht. 30. J. THIRON, Van prochiehuys tot gemeentehuis, 2001, p. 11. Id., Het kunstpatrimonium van de gemeente Stekene : een inventaris, 2002, p. 5-6. 31. R. VAN MOER, 1987, p. 23, inv.nr. GCR, B 3. 32. Collectie stad Sint-Niklaas, inv.nr. SN.73.16.1. H. NAUTS, 1988, p. 285, nr. 207.2. 33. R. VAN MOER, 1987, p. 39, inv.nr. GCR, C 2.
22