NEDERLANDS JURISTENBLAD
SCHADEFONDS PROJECT X HAREN ž Nieuwe regels pandbelening ž Patiëntgegevens en privacy P. 1026-1105 JAARGANG 88 19 APRIL 2013
101295522
16
TWEE TEAMVOORZITTERS HANDEL GERECHTSHOF DEN HAAG
,Ğƚ'ĞƌĞĐŚƚƐŚŽĨĞŶ,ĂĂŐďĞŚĂŶĚĞůƚnjĂŬĞŶŽƉŚĞƚŐĞďŝĞĚǀĂŶĐŝǀŝĞůƌĞĐŚƚ͕ƐƚƌĂĨͲĞŶďĞůĂƐƟŶŐƌĞĐŚƚŝŶŚŽŐĞƌďĞƌŽĞƉ͘sĂŶƵŝƚĚĞ͚ůĞŐĂů ĐĂƉŝƚĂůŽĨƚŚĞǁŽƌůĚ͛ŐĞĞŌŚĞƚŐĞƌĞĐŚƚƐŚŽĨŝŶǀƵůůŝŶŐĂĂŶĚĞŬĞƌŶǁĂĂƌĚĞŶǀĂŶĚĞĂƉƉĞůƌĞĐŚƚƐƉƌĂĂŬ͘^ĂŵĞŶǁĞƌŬŝŶŐŵĞƚĂŶĚĞƌĞ ;ĂƉƉĞůͿĐŽůůĞŐĞƐǀŝŶĚĞŶǁĞďĞůĂŶŐƌŝũŬ͘ŽŽƌŚĞƚĚĞůĞŶǀĂŶ͚ďĞƐƚƉƌĂĐƟĐĞƐ͛ƐƚƌĞǀĞŶǁĞŶĂĂƌǀŽŽƌƚĚƵƌĞŶĚĞǀĞƌďĞƚĞƌŝŶŐĞŶŽƉŚĞƚ ŐĞďŝĞĚǀĂŶŬǁĂůŝƚĞŝƚĞŶďĞĚƌŝũĨƐǀŽĞƌŝŶŐ͘/ŶŶŽǀĂƟĞƐƚĂĂƚǀŽŽƌŽƉĞŶŚĞƚŐĞƌĞĐŚƚƐŚŽĨƉĂƌƟĐŝƉĞĞƌƚĚĂŶŽŽŬŵĞƚǀĞĞůĞŶƚŚŽƵƐŝĂƐŵĞŝŶ ůĂŶĚĞůŝũŬĞƉƌŽũĞĐƚĞŶĂůƐ<ǁĂůŝƚĞŝƚĞŶ/ŶŶŽǀĂƟĞ;</ͿĞŶ͚/ŶŶŽǀĂƟĞǀĞŚŽǀĞŶ͛͘sĞƌŶŝĞƵǁŝŶŐŝŶƉƌŽĐĞƐƐĞŶĞŶĐƵůƚƵƵƌǀĞƌĂŶĚĞƌŝŶŐŵŽĞƚĞŶ ďŝũĚƌĂŐĞŶĂĂŶĞĞŶŐŽĞĚĞĂĂŶƐůƵŝƟŶŐďŝũĚĞďĞŚŽĞŌĞŶǀĂŶƵŝƚĚĞƐĂŵĞŶůĞǀŝŶŐ͘,Ğƚ'ĞƌĞĐŚƚƐŚŽĨĞŶ,ĂĂŐŚĞĞŌĞĞŶǀŝƐŝĞŽŶƚǁŝŬŬĞůĚ ŽƉŵŽĚĞƌŶůĞŝĚĞƌƐĐŚĂƉ͘ĞƚĞĂŵǀŽŽƌnjŝƩĞƌƐƐƚƵƌĞŶŽƉďĂƐŝƐǀĂŶǀĂŬŵĂŶƐĐŚĂƉĞŶŐĞĚƌĞǀĞŶŚĞŝĚĞĞŶƚĞĂŵƉƌŽĨĞƐƐŝŽŶĂůƐĂĂŶ͘ŝũnjŝũŶ ŶŝĞƚĂůůĞĞŶĂĂŶƐƉƌĞĞŬďĂĂƌŽƉĚĞƌĞƐƵůƚĂƚĞŶ͕ŵĂĂƌƐƟŵƵůĞƌĞŶƚĞǀĞŶƐŽƉĞŶĐŽŵŵƵŶŝĐĂƟĞďŝŶŶĞŶŚĞƚŚŽĨĞŶŶĂĂƌĚĞŵĂĂƚƐĐŚĂƉƉŝũ ƚŽĞ͘ĞŶŝĞƵǁĞƚĞĂŵǀŽŽƌnjŝƩĞƌƐůĞǀĞƌĞŶĞĞŶĂĐƟĞǀĞďŝũĚƌĂŐĞĂĂŶĚĞŝŶŶŽǀĂƟĞǀĂŶǁĞƌŬƉƌŽĐĞƐƐĞŶ͘
DE AFDELING CIVIEL RECHT ĞĂĨĚĞůŝŶŐĐŝǀŝĞůƌĞĐŚƚďĞƐƚĂĂƚƵŝƚĚƌŝĞƚĞĂŵƐ;ŚĂŶĚĞů/͕ŚĂŶĚĞů//ĞŶĨĂŵŝůŝĞͿĞŶĞĞŶĂĨĚĞůŝŶŐƐďƵƌĞĂƵ͘ůŬƚĞĂŵƐƚĂĂƚŽŶĚĞƌĚĞĚŝƌĞĐƚĞ ůĞŝĚŝŶŐǀĂŶĞĞŶƚĞĂŵǀŽŽƌnjŝƩĞƌ͕ĚŝĞŝŶnjŝũŶŽƉĞƌĂƟŽŶĞůĞƚĂŬĞŶǁŽƌĚƚďŝũŐĞƐƚĂĂŶĚŽŽƌĞĞŶũƵƌŝĚŝƐĐŚĂƐƐŝƐƚĞŶƚ͘sŽŽƌĚĞƚĞĂŵƐŚĂŶĚĞů /ĞŶŚĂŶĚĞů//njŝũŶǁŝũŽƉnjŽĞŬŶĂĂƌĞŶƚŚŽƵƐŝĂƐƚĞĞŶŐĞĚƌĞǀĞŶƚĞĂŵǀŽŽƌnjŝƩĞƌƐ͘dĞĂŵŚĂŶĚĞů/ďĞŚĂŶĚĞůƚnjĂŬĞŶŽƉŚĞƚŐĞďŝĞĚǀĂŶ ŽǀĞƌŚĞŝĚƐĂĂŶƐƉƌĂŬĞůŝũŬŚĞŝĚ͕/ͲƌĞĐŚƚ͕ĂĂŶďĞƐƚĞĚŝŶŐƐƌĞĐŚƚ͕njĂŬĞůŝũŬĞƌĞĐŚƚĞŶ͕ďŽƵǁƌĞĐŚƚĞŶŚƵƵƌƌĞĐŚƚ͘dĞĂŵŚĂŶĚĞů//ďĞŚĂŶĚĞůƚ njĂŬĞŶŽƉŚĞƚŐĞďŝĞĚǀĂŶŚĞƚĂƌďĞŝĚƐƌĞĐŚƚ͕ĂĂŶƐƉƌĂŬĞůŝũŬŚĞŝĚƐƌĞĐŚƚ͕ŽŶĚĞƌŶĞŵŝŶŐƐƌĞĐŚƚ͕ŝŶƐŽůǀĞŶƟĞƌĞĐŚƚ͕ǀĞƌǀŽĞƌƐƌĞĐŚƚĞŶ ǀĞƌnjĞŬĞƌŝŶŐƐƌĞĐŚƚ͘dĞǀĞŶƐŝƐŝŶĚŝƚƚĞĂŵŚĞƚůĂŶĚĞůŝũŬĞŬĞŶŶŝƐĐĞŶƚƌƵŵǀĞƌnjĞŬĞƌŝŶŐƐƌĞĐŚƚŽŶĚĞƌŐĞďƌĂĐŚƚ͘
FUNCTIEOMSCHRIJVING ĞŶƚƵƌĂĂĚƐŚĞĞƌŽĨƌĞĐŚƚĞƌŵĞƚůĞŝĚŝŶŐŐĞǀĞŶĚĞĞƌǀĂƌŝŶŐĞŶŚĞďƚƵƚĞǀĞŶƐĞƌǀĂƌŝŶŐŵĞƚŚĞƚĐŝǀŝĞůĞƌĞĐŚƚ͍ĂŶďŝĞĚĞŶǁŝũĚĞnjĞ ŝŶƚĞƌĞƐƐĂŶƚĞĞŶƵŝƚĚĂŐĞŶĚĞĨƵŶĐƟĞĂĂŶ͗ ůƐƚĞĂŵǀŽŽƌnjŝƩĞƌŐĞĞŌƵůĞŝĚŝŶŐĂĂŶĞĞŶƚĞĂŵďĞƐƚĂĂŶĚƵŝƚ;ƐĞŶŝŽƌͿƌĂĂĚƐŚĞƌĞŶĞŶ;ƐĞŶŝŽƌͿũƵƌŝĚŝƐĐŚŵĞĚĞǁĞƌŬĞƌƐ͘ĞƚĞĂŵƐ ŚĂŶĚĞů/ĞŶ//ďĞƐƚĂĂŶďĞŝĚĞƵŝƚŽŶŐĞǀĞĞƌϮϬƉĞƌƐŽŶĞŶ͘hďĞŶƚĞŝŶĚǀĞƌĂŶƚǁŽŽƌĚĞůŝũŬǀŽŽƌĚĞŬǁĂůŝƚĂƟĞǀĞĞŶŬǁĂŶƟƚĂƟĞǀĞƉƌĞƐƚĂƟĞƐ ǀĂŶŚĞƚƚĞĂŵ͘ĞůĂŶŐƌŝũŬŝŶŚĞƚǁĞƌŬŝƐŚĞƚůĞŝĚŝŶŐŐĞǀĞŶĂĂŶ͕ĂůƐŵĞĚĞŚĞƚĐŽĂĐŚĞŶĞŶƐƟŵƵůĞƌĞŶǀĂŶĚĞŵĞĚĞǁĞƌŬĞƌƐ͘KƉĚŝĞ ŵĂŶŝĞƌnjŽƌŐƚƵĞƌǀŽŽƌĚĂƚŚĞƚƚĞĂŵŬǁĂůŝƚĂƟĞĨŐŽĞĚ͕ƌĞƐƵůƚĂĂƚŐĞƌŝĐŚƚĞŶǀŽůŐĞŶƐĚĞũƵŝƐƚĞƉƌŽĐĞĚƵƌĞƐǁĞƌŬƚ͘ hďĞŶƚŽŽŬǀĞƌĂŶƚǁŽŽƌĚĞůŝũŬǀŽŽƌĚĞƵŝƚǀŽĞƌŝŶŐǀĂŶŐĞŵĂĂŬƚĞŵĂŶĂŐĞŵĞŶƚĂĨƐƉƌĂŬĞŶ͘hnjŽƌŐƚǀŽŽƌŚĞƚĂŶĂůLJƐĞƌĞŶǀĂŶĚĞƐƚƵƌŝŶŐƐͲ ĞŶďĞŚĞĞƌƐŝŶĨŽƌŵĂƟĞĞŶƌŝĐŚƚǁĞƌŬƉƌŽĐĞƐƐĞŶŝŶ͘ůƐƚĞĂŵǀŽŽƌnjŝƩĞƌŵĂĂŬƚƵĚĞĞůƵŝƚǀĂŶŚĞƚŵĂŶĂŐĞŵĞŶƩĞĂŵǀĂŶĚĞĂĨĚĞůŝŶŐ͕ ƐĂŵĞŶŵĞƚĚĞĂĨĚĞůŝŶŐƐǀŽŽƌnjŝƩĞƌ͕ŚĞƚŚŽŽĨĚďĞĚƌŝũĨƐǀŽĞƌŝŶŐĞŶĚĞĂŶĚĞƌĞƚĞĂŵǀŽŽƌnjŝƩĞƌƐ͘ĂĂƌŶĂĂƐƚůĞǀĞƌƚƵĞĞŶďĞůĂŶŐƌŝũŬĞ ďŝũĚƌĂŐĞĂĂŶŚĞƚƉƌŝŵĂŝƌĞƉƌŽĐĞƐ͘sŽŽƌĚĞƚĞĂŵǀŽŽƌnjŝƩĞƌŐĞůĚƚĞĞŶǀƌŝũƐƚĞůůŝŶŐǀĂŶŚĞƚƉƌŝŵĂŝƌĞƉƌŽĐĞƐǀĂŶϬ͕ϰŌĞ͘
&hEd/ͳ/^E hŚĞďƚůĞŝĚŝŶŐŐĞǀĞŶĚĞĞƌǀĂƌŝŶŐ͕ĂůƐŵĞĚĞĞƌǀĂƌŝŶŐŵĞƚŚĞƚĐŝǀŝĞůĞƌĞĐŚƚ͘hŚĞďƚŚĞƚǀĞƌŵŽŐĞŶĞĞŶĂŶĚĞƌƚĞŽǀĞƌƚƵŝŐĞŶ͕ŶĞĞŵƚ ŐƌĂĂŐŝŶŝƟĂƟĞĨ͕ǁĞƌŬƚƌĞƐƵůƚĂĂƚŐĞƌŝĐŚƚĞŶďĞŶƚƐƚĞƌŬŝŶƐĂŵĞŶǁĞƌŬĞŶ͘hďĞŐƌŝũƉƚĚĂƚĚĞŵĂĂƚƐĐŚĂƉƉŝũĚĞƌĞĐŚƚƐƉƌĂĂŬŶĂƵǁůĞƩĞŶĚ ǀŽůŐƚĞŶĚĂƚĚŝƚŚŽŐĞĞŝƐĞŶƐƚĞůƚĂĂŶĚĞŵĞĚĞǁĞƌŬĞƌƐǀĂŶŚĞƚŚŽĨ͘hďĞŶƚŝŶƐƚĂĂƚƚĞĚĞůĞŐĞƌĞŶ͕ƚĞƐƚƵƌĞŶŽƉƌĞƐƵůƚĂƚĞŶĞŶ ŽŵǀĞƌĂŶƚǁŽŽƌĚĞůŝũŬŚĞŝĚƚĞĚƌĂŐĞŶ͘hŬĞŶƚĚĞŵĞŶŝŶŐĞŶ͕ŐĞǀŽĞůĞŶƐĞŶǀĞƌŚŽƵĚŝŶŐĞŶďŝŶŶĞŶĚĞƌĞĐŚƚĞƌůŝũŬĞŽƌŐĂŶŝƐĂƟĞ͘ sĂŶnjĞůĨƐƉƌĞŬĞŶĚďĞŶƚƵŝŶƚĞŐĞƌĞŶŽƌŐĂŶŝƐĂƟĞƐĞŶƐŝƟĞĨ͘hǁĞĞƚǀĞĞůŽǀĞƌĚĞǁŝũnjĞǁĂĂƌŽƉďĞĚƌŝũĨƐƉƌŽĐĞƐƐĞŶďŝŶŶĞŶĞĞŶŐĞƌĞĐŚƚ ǀĞƌůŽƉĞŶ͘ŽǀĞŶĚŝĞŶŚĞďƚƵĞĞŶŐƌŽŽƚĂďƐƚƌĂĐƟĞǀĞƌŵŽŐĞŶǁĂĂƌĚŽŽƌƵƐŶĞůŚŽŽĨĚnjĂŬĞŶǀĂŶďŝũnjĂŬĞŶŬƵŶƚŽŶĚĞƌƐĐŚĞŝĚĞŶ͘ ĞŶƐĞůĞĐƟĞͲĂƐƐĞƐƐŵĞŶƚŬĂŶĚĞĞůƵŝƚŵĂŬĞŶǀĂŶĚĞƐŽůůŝĐŝƚĂƟĞƉƌŽĐĞĚƵƌĞ͘ ,ĞƚƐĂůĂƌŝƐǀŽŽƌĚĞnjĞĨƵŶĐƟĞŝƐŽƉŚĞƚŶŝǀĞĂƵǀĂŶƐĞŶŝŽƌƌĂĂĚƐŚĞĞƌŐĞƌĞĐŚƚƐŚŽĨ;ĐĂƚĞŐŽƌŝĞϳͿďŝũĞĞŶϯϲͲƵƌŝŐĞǁĞƌŬǁĞĞŬ͘sŽŽƌŚĞŶ ĚŝĞŐĞĞŶƐĞŶŝŽƌƌĂĂĚƐŚĞĞƌnjŝũŶ͕ŐĞůĚƚĞĞŶƚŽĞůĂŐĞƚŽƚŚĞƚƐĂůĂƌŝƐŶŝǀĞĂƵǀĂŶƐĞŶŝŽƌƌĂĂĚƐŚĞĞƌ͘ŝũŐŽĞĚĨƵŶĐƟŽŶĞƌĞŶ͕ǀŽůŐƚŶĂĞĞŶũĂĂƌ ďĞŶŽĞŵŝŶŐƚŽƚƐĞŶŝŽƌƌĂĂĚƐŚĞĞƌ͘
DE REACTIE ,ĞƌŬĞŶƚƵnjŝĐŚŝŶŚĞƚďŽǀĞŶƐƚĂĂŶĚĞ͕ĚĂŶŬƵŶƚƵƐĐŚƌŝŌĞůŝũŬƌĞĂŐĞƌĞŶŽƉĚĞnjĞǀĂĐĂƚƵƌĞ͘sŽŽƌŵĞĞƌŝŶĨŽƌŵĂƟĞŽǀĞƌĚĞĨƵŶĐƟĞĞŶĚĞ ƐĞůĞĐƟĞƉƌŽĐĞĚƵƌĞŬƵŶƚƵĐŽŶƚĂĐƚŽƉŶĞŵĞŶŵĞƚĚĞŚĞĞƌŵƌ͘:͘:͘ZŽŽƐ͕ǀŽŽƌnjŝƩĞƌĂĨĚĞůŝŶŐĐŝǀŝĞůƌĞĐŚƚ;ϬϳϬͲϯϴϭϮϵϯϱͿ͘ hŬƵŶƚĚĞƐŽůůŝĐŝƚĂƟĞƵŝƚĞƌůŝũŬǁŽĞŶƐĚĂŐϭŵĞŝϮϬϭϯƌŝĐŚƚĞŶĂĂŶĚĞŚĞĞƌŵƌ͘>͘sĞƌŚĞŝũ͕ƉƌĞƐŝĚĞŶƚǀĂŶŚĞƚŐĞƌĞĐŚƚƐŚŽĨĞŶ,ĂĂŐ͕ WŽƐƚďƵƐϮϬϯϬϮ͕ϮϱϬϬ,ĞŶ,ĂĂŐ͕ŽŶĚĞƌǀĞƌŵĞůĚŝŶŐǀĂŶ͚ƚĞĂŵǀŽŽƌnjŝƩĞƌĂĨĚĞůŝŶŐĐŝǀŝĞůƌĞĐŚƚ͛͘
Gerechtshof Den Haag
Inhoud
1029
Mr. C.E. Drion Good Faith
Focus 794
1030
Mr. drs. J.E. van de Bunt Een schadefonds voor project X
Focus 795
1036
Mr. C. olde Heuvel Strafrechtelijke handhaving van pandbeleningen
Opinie 796
1042
Mr. drs. C.J.H. van Beek Een halfleeg glas De risico’s van het bewaren van een kopie van het patiëntendossier voor de privacy
Rubrieken 797-830 Rechtspraak 831 Boeken 832-846 Tijdschriften 847-861 Wetgeving 862-869 Nieuws 870 Universitair nieuws 871 Personalia 872 Agenda
1044 1069 1070 1083 1094 1101 1103 1103
“In the light of these
ž Nieuwe regels pandbelening ž Patiëntgegevens en privacy P. 1026-1105 JAARGANG 88 19 APRIL 2013
ENGLISH HOSTILITY
16
towards a DOCTRINE OF GOOD FAITH in the performance of contracts (...) is MISPLACED” Pagina 1029
Het SCHADEFONDS voor PROJECT X HAREN lijkt op het eerste gezicht te voorzien in een BEHOEFTE maar bij NADERE INSPECTIE levert het te veel NIEUWE PROBLEMEN op
Pagina 1034
Pagina 1036
Bij de AANPAK van de PROBLEMATIEK zal steeds voor ogen moeten staan dat OVERHEIDSHANDELEN in de rechtsstaat ook RECHTSVORMEND moet zijn. De laatste jaren doet zich steeds VAKER het fenomeen voor dat de politieke WILSVORMING SNELLER gaat dan het wetgevingsproces
Pagina 1094
Brinkhorst
SCHADEFONDS PROJECT X HAREN
suggest that the traditional
Als een DWANGSOM niet werkt is er GEEN ander instrument beschikbaar welk het IMMORELE gedrag van PANDHUIZEN sanctioneert
Omslag: Na de rellen in Haren © ANP Eric
NEDERLANDS JURISTENBLAD
points, I respectfully
101295522
Vooraf 793
Uit de UITSPRAKEN zou kunnen worden afgeleid dat een hulpverlener ALTIJD een KOPIE van het MEDISCH DOSSIER mag bewaren nadat het origineel is overgedragen, al was het maar VOOR HET GEVAL een (tucht)rechtelijke PROCEDURE mocht gaan spelen
Pagina 1042 Hoewel verschillende lidstaten met de ONAFHANKELIJKHEIDSPERCEPTIE van hun gerechtelijk apparaat wereldwijd in de TOP TIEN staan beschouwen de eindgebruikers de onafhankelijkheid van het rechtsstelsel eerder als LAAG
Pagina 1098 Bij stapeling van INCASSOMAATREGELEN kan het gebeuren dat het BELANG van de schuldenaar te zeer in het GEDRANG komt
Pagina 1100
NEDERLANDS JURISTENBLAD
Opgericht in 1925 Eerste redacteur J.C. van Oven
toestemming voor openbaarmaking en verveelvoudiging
eerste levering, vooraf gefactureerd voor de volledige
Erevoorzitter J.M. Polak
t.b.v. de elektronische ontsluiting van het NJB.
periode. Abonnementen kunnen schriftelijk tot drie maan-
Redacteuren Tom Barkhuysen (vz.), Ybo Buruma, Coen
Logo Artikelen met dit logo zijn door externe peer
den voor de aanvang van het nieuwe abonnementsjaar
Drion, Ton Hartlief, Corien (J.E.J.) Prins, Taru Spronken,
reviewers beoordeeld.
worden opgezegd; bij niet-tijdige opzegging wordt het
Peter J. Wattel
Citeerwijze NJB 2013/[publicatienr.], [afl.], [pag.]
abonnement automatisch met een jaar verlengd.
Medewerkers Chr.A. Alberdingk Thijm, technologie en
Redactiebureau Bezoekadres: Lange Voorhout 84,
Gebruik persoonsgegevens Kluwer BV legt de gegevens
recht, Barend Barentsen, sociaal recht (socialezekerheids-
Den Haag, postadres: Postbus 30104, 2500 GC Den Haag,
van abonnees vast voor de uitvoering van de (abonne-
recht), Alex F.M. Brenninkmeijer, alternatieve geschillen-
tel. (0172) 466399, e-mail
[email protected]
ments-)overeenkomst. De gegevens kunnen door Kluwer,
beslechting, Wibren van der Burg, rechtsfilosofie en
Internet www.njb.nl en www.kluwer.nl
of zorgvuldig geselecteerde derden, worden gebruikt om u te
rechtstheorie, G.J.M. Corstens, Europees strafrecht,
Secretaris, nieuws- en informatie-redacteur Else Lohman
informeren over relevante producten en diensten. Indien u
Eric Daalder, bestuursrecht, Caroline Forder, personen-,
Adjunct-secretaris Berber Goris
hier bezwaar tegen heeft, kunt u contact met ons opnemen.
familie- en jeugdrecht, Janneke H. Gerards, rechten van de
Secretariaat Nel Andrea-Lemmers
Media advies/advertentiedeelname Maarten Schuttél
mens, Ivo Giesen, burgerlijke rechtsvordering en rechts-
Vormgeving Colorscan bv, Voorhout, www.colorscan.nl.
Capital Media Services
pleging, Richard H. Happé, belastingrecht, Aart Hendriks,
Uitgever Simon van der Linde
Staringstraat 11, 6521 AE Nijmegen
gezondheidsrecht, Marc Hertogh, rechtssociologie, Martijn
Uitgeverij Kluwer, Postbus 23, 7400 GA Deventer.
Tel. 024 - 360 77 10,
[email protected]
W. Hesselink, rechtsvergelijking en Europees privaatrecht,
Op alle uitgaven van Kluwer zijn de algemene leverings-
ISSN 0165-0483 NJB verschijnt iedere vrijdag, in juli en
P.F. van der Heijden, internationaal arbeidsrecht, C.J.H.
voorwaarden van toepassing, zie www.kluwer.nl.
augustus driewekelijks. Hoewel aan de totstandkoming van
Jansen, rechtsgeschiedenis, Harm-Jan de Kluiver, onderne-
Abonnementenadministratie, productinformatie Kluwer
deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de
mingsrecht, Willemien den Ouden, bestuursrecht, Theo de
Afdeling Klantcontacten, www.kluwer.nl/klantenservice,
auteur(s), redacteur(en) en uitgever(s) geen aansprakelijk-
Roos, straf(proces)recht, Stefan Sagel, arbeidsrecht, Nico J.
tel. (0570) 673 555.
heid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch
Schrijver, volkenrecht en het recht der intern. organisaties,
Abonnementsprijs (per jaar) Tijdschrift: € 300 (incl. btw.).
voor gevolgen hiervan. Voor zover het maken van kopieën
Ben Schueler, omgevingsrecht, Thomas Spijkerboer, migra-
NJB Online: Licentieprijs incl. eerste gebruiker € 320 (excl.
uit deze uitgave is toegestaan op grond van art. 16h t/m
tierecht, Elies Steyger, Europees recht, T.F.E. Tjong Tjin Tai,
btw), extra gebruiker € 80 (excl. btw). Combinatieabonne-
16m Auteurswet j°. Besluit van 29 december 2008, Stb.
verbintenissenrecht, F.M.J. Verstijlen, zakenrecht, Dirk J.G.
ment: Licentieprijs incl. eerste gebruiker € 320 (excl. btw).
2008, 583, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde
Visser, intellectuele eigendom, Inge C. van der Vlies, kunst
Prijs ieder volgende gebruiker € 80 (excl. btw). Bij dit
vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te
en recht, Rein Wesseling, mededingingsrecht, Reinout
abonnement ontvangt u 1 tijdschrift gratis en krijgt u toe-
Hoofddorp (Postbus 3051, 2130 KB).
Wibier, financieel recht, Willem J. Witteveen, staatsrecht
gang tot NJB Online. Zie voor details: www.njb.nl (bij abonneren). Studenten 50% korting. Losse nummers € 30.
Auteursaanwijzingen Zie www.njb.nl. Het al dan niet op
Abonnementen kunnen op elk gewenst moment worden
verzoek van de redactie aanbieden van artikelen impliceert
aangegaan voor de duur van minimaal één jaar vanaf de
VU Law Academy Betrokken op úw competentie
Leergangen najaar 2013 wordt u dé specialist in uw praktijk? t t t t t t t
Leergang Aanbestedingsrecht voor inkopers (september 2013) Leergang Aanbestedingsrecht voor juristen (september 2013) Leergang Fusie en overname (oktober 2013) Leergang Pensioenrecht (september 2013) Leergang Samenwerkingsverbanden tussen decentrale overheden Leergang Sport, Sportorganisatie & Recht (september 2013) (september 2013) Leergang Regelgevingsleer voor decentrale overheden (november 2013)
Voor het gehele programma en inschrijving zie:
www.vula.nl
Vooraf
793
Good Faith
16
In veel rechtsstelsels speelt de goede trouw een rol van betekenis, en dan in de belevenis van rechtsgeleerden en rechtssubjecten meestal een goede. Good faith als goede fee, die de rechtvaardige uitkomst in het individuele geval tevoorschijn tovert. Maar er zijn ook critici, die wijzen op de (in hun ogen) soms te grote inbreuk die de goede trouw maakt op een ander fundamenteel beginsel, dat van de rechtszekerheid. In Engeland overheersen de critici, al eeuwenlang. Daar ziet men een afwijkende koers als een uitvloeisel van het paternalisme dat in andere stelsels zou gelden, tegenover het individualisme dat ten uitgangspunt ligt aan de common law. Het debat wordt zo sterk getoonzet dat bij buitenstaanders, bijvoorbeeld juristen op het continent van Europa, niet zelden het beeld bestaat dat de Engelse benadering voor alle rechtsstelsels uit de common law-traditie zou gelden. Dat beeld is niet juist. Zo bepaalde reeds in 1918 de New York Court of Appeals1: “Every contract implies good faith and fair dealing between the parties to it”. Ook de Uniform Commercial Code (in Section 1-203) en de Restatement on Contracts (in Section 205) gaan uit van deze regel. En in Australië geldt hetzelfde, een ontwikkeling die werd ingezet door de New South Wales Court of Appeal in Renard Constructions (ME) Pty v Minister for Public Works (1992) 44 NSWLR 349. Priestly JA verwoordde het onder 95 van zijn speech als volgt: “…people generally, including judges and other lawyers, from all strands of the community, have grown used to the courts applying standards of fairness to contract which are wholly consistent with the existence in all contracts of a duty upon the parties of good faith and fair dealing in its performance. In my view this is in these days the expected standard, and anything less is contrary to prevailing community expectations.”. Het is deze tekst die de invloedrijke contractsjurist Michael P. Furmston in 20052 bracht tot de volgende gedachte: “It is not inconceivable that on appropriate facts and with skillful argument, English law may make tentative steps in the same direction”. In een opmerkelijke uitspraak van 1 februari 2013 heeft Justice Leggatt deze voorspelling doen uitkomen.3 De zaak betreft een zakelijk geschil over de uitvoering van een distributieovereenkomst tussen een Engelse principaal (ITC) en een Singaporese distributeur (Yam Seng). In dit drama zijn de hoofdrollen voor Mr Presswell (bestuurder van ITC) en Mr Tuli (bestuurder van Yam Seng). Als lezer weet je al vrij snel welke kant deze zaak opgaat, want reeds in paragraaf 8 valt te lezen: “I approach the evidence on the basis that, as in almost every case where there is a contemporaneous documentary record, the documents provide the best evidence of what happened. Human memory is notoriously unreliable, and the strong interests and emotions to which disputes resolved through litigation give rise
Reageer op NJBlog.nl op het Vooraf.
are powerful distorting factors, however honest and wellintentioned the witness. Indeed, the more patently honest and convincing the witness, the greater can often be the risk in placing reliance on their territory. That was not a risk presented by the evidence of Mr Presswell.”. Het probleem in deze zaak was echter dat moeilijk geconcludeerd kon worden tot een harde schending van schriftelijke afspraken. Deze hobbel wordt door de High Court genomen onder het kopje An Implied Duty of Good Faith?, in paragraaf 119 e.v. Na eerst kort stil te staan bij de heersende leer en alle bezwaren die worden opgeworpen tegen het accepteren van een bredere rol voor good faith, komt de eerste aap de mouw uit, of, zo men wil, de vloek de kerk in: “this jurisdiction would appear to be swimming against the tide.” Justice Leggatt – het is opmerkelijk in deze tijden van Euro-scepticism – begint dan met te wijzen op EU-regels die in Engeland reeds wettelijke basis hebben gevonden, zoals de Unfair Terms in Consumer Contracts Regulation 1999, waarin een breder concept van goede trouw is te vinden. Via de reeds hierboven genoemde bronnen uit de VS en Australië, komt hij dan uit bij soortgelijke benaderingen in Schots recht en ontwikkelingen in Canada en Nieuw-Zeeland die in dezelfde richting wijzen. Zijn tussenconclusie is dan in paragraaf 131 dat Engels recht nog niet zover is om (buiten specifieke rechtsgebieden als arbeidsrecht en maatschapsrecht) een algemene regel van goede trouw te aanvaarden, ook niet als default rule. “Nevertheless, there seems to me no difficulty, (…) in implying such a duty in any ordinary commercial contract based on the presumed intention of the parties.” In dat kader beschrijft hij dan twee specifieke implied duties, namelijk de expectation of honesty en de fidelity to the parties’ bargain. Tot slot voert Justice Leggatt een zestal redenen aan om dit ook expliciet te betitelen als een duty of good faith and fair dealing (maar de ruimte ontbreekt om die te bespreken). Zijn eindconclusie liegt er niet om en kan dan ook niet onvermeld blijven. “In the light of these points, I respectfully suggest that the traditional English hostility towards a doctrine of good faith in the performance of contracts, to the extent that it still persists, is misplaced.” De toekomst zal leren of deze uitspraak moet worden gezien als het spreekwoordelijke schaap of als de even spreekwoordelijke zwaluw. Een gedurfde steen in de vijver is de beslissing in elk geval. Coen E. Drion 1. Wigand v Bachmann-Bechtel Brewing Co, 222 NY 272 at 277. 2. Cheshire, Fifoot & Furmston, Law of Contract (15th edition), p. 33. 3. High Court of London (Queen’s Bench Division), 1 February 2013, Yam Seng Pte Limited v International Trade Corporation Limited, [2013] EWHC 111 (QB).
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1029
794
Focus
Een schadefonds voor project X Janet van de Bunt1
Het schadefonds voor project X Haren lijkt op het eerste gezicht te voorzien in een behoefte en weet de obstakels uit het aansprakelijkheidsrecht behendig te ontwijken. Maar bij nadere inspectie levert het te veel nieuwe problemen op. Gevolg is dat het onzeker is of gedupeerden een tegemoetkoming zullen krijgen uit het fonds. Mocht er een tegemoetkoming uit het fonds komen, dan is deze op onrechtvaardige wijze verdeeld. Bovendien heeft het fonds een kleine reikwijdte, zodat de gedupeerde met meer dan alleen zaakschade, of de bedrijven met zaakschade naar andere procedures moeten uitwijken.
1. ‘Waar is dat feestje?’ Na een verjaardagsuitnodiging op Facebook stroomden op 21 september 2012 in de gemeente Haren honderden jonge bezoekers toe in de verwachting een project X feest mee te maken. Het feest is ontaard in rellen en de bezoekers hebben een ware puinhoop achtergelaten. Een supermarkt is geplunderd, lantaarnpalen en verkeersborden zijn beschadigd, tuinen vernield en hulpverleners bekogeld met projectielen. Enkele dagen na de rellen heeft de Minister van Veiligheid en Justitie toegezegd dat de schade verhaald zal worden op de bezoekers.2 Het OM heeft vervolgens telkens aan de rechter gevraagd een bijzondere voorwaarde aan de relschoppers op te leggen, in de vorm van storting van een verplicht bedrag in een nog op te richten schadefonds. Het gaat om een bedrag van € 500 voor volwassenen en € 250 voor minderjarigen.3 Inmiddels zijn 45 daders onherroepelijk veroordeeld tot betaling van in totaal € 17 450. Eind februari 2013 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie een regeling publiek gemaakt om dit schadefonds te verwezenlijken:4 de Regeling tegemoetkoming schade openlijke geweldpleging.5 De regeling is met terugwerkende kracht in werking getreden en geldt tot 1 januari 2015. Het schadefonds moet ook voor toekomstige gevallen een oplossing bieden, bijvoorbeeld bij voetbalrellen buiten het stadion, Oud en Nieuw-rellen en inhuldigingen. In deze bijdrage zal ik onderzoeken in hoeverre het schadefonds gedupeerden van openlijk geweld werkelijk baat. Daartoe zal ik de obstakels voor verhaal op de daders in het aansprakelijkheidsrecht schetsen (par. 2), bekijken of het schadefonds voor project X die obstakels laat verdwijnen (par. 3), onderzoeken welke andere problemen zich aandienen (par. 4), om tenslotte een antwoord te geven op de vraag in hoeverre het fonds gedupeerden verhaal biedt voor hun schade (par. 5).
1030
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
2. Causaliteit in het aansprakelijkheidsrecht problematisch Een gedupeerde van project X Haren zal grote moeite krijgen de schade te verhalen in het aansprakelijkheidsrecht. De gedupeerde kan gebruik maken van verschillende grondslagen: de algemene onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) en – voor zover het gaat om daders van veertien of vijftien jaar – de kwalitatieve aansprakelijkheid van ouders (art. 6:169 BW).6 Complicerende factor bij die laatste grondslag is dat de ouders zich kunnen bevrijden van aansprakelijkheid als zij kunnen aantonen dat hen geen verwijt treft dat zij het gedrag niet hebben tegengehouden; met kinderen van die leeftijd, die in Nederland een grote mate van zelfstandigheid genieten, zullen ouders zich eenvoudig kunnen disculperen.7
Juist vanwege de kans op het toebrengen van schade is het groepsgedrag onrechtmatig Waarschijnlijk zal het vereiste van causaal verband van de onrechtmatige daad een probleem vormen. Ook al is vastgesteld dat de dader openlijk geweld heeft gepleegd en schade heeft toegebracht, dan hoeft daarmee nog niet vast te staan dat die dader juist die specifieke schade (zoals de vernielingen in de tuin van een bepaalde gedupeerde) heeft veroorzaakt. Om dit probleem te omzeilen lijkt de gedupeerde als grondslag voor zijn vordering de groepsaansprakelijkheid te kunnen gebruiken (art. 6:166 BW):8 als een van de leden
van een groep de schade toebracht, en de kans op het zo toebrengen van schade de leden van de groep had moeten weerhouden van handelen in groepsverband, is elk lid hoofdelijk aansprakelijk, als het gedrag hem kan worden toegerekend. Zelfs als een dader niet direct aan een specifiek schadegeval kan worden gekoppeld, kan hij aansprakelijk worden gehouden op grond van de bepaling.9 Juist vanwege de kans op het toebrengen van schade is het groepsgedrag onrechtmatig.10 De toepassing van art. 6:166 BW vergt dat de aangesproken persoon met anderen optrekt met een zekere eenheid van tijd en plaats.11 Bij grootschalige rellen is dat geen sine cure, omdat er sprake zal zijn van verschillende groepen op verschillende momenten. In Haren plunderden jonge bezoekers de supermarkt en tegelijkertijd, maar ook eerder en later, renden zij door de tuinen van het dorp. Wie was waar en wanneer? Het is dan ook verre van zeker dat art. 6:166 soelaas biedt. Zo blijft het causaal verband waarschijnlijk aan een vergoeding in het aansprakelijkheidsrecht in de weg staan. In enkele Harense strafzaken hebben gewonde politieagenten die de dader hadden herkend, zich gevoegd met een eis tot schadevergoeding.12 Maar in de meeste zaken bleek het niet mogelijk de schade te herleiden tot een individuele dader, en is de schade afgewezen. Het schadefonds lijkt dus te voorzien in de behoefte van gedupeerden om hun schade vergoed te krijgen.
3. Schadefonds lost problemen op De vraag rijst of dit schadefonds inderdaad tegemoet komt aan de hindernissen die in het aansprakelijkheidsrecht rijzen bij rellen als het project X feest.13 Het schadefonds heeft maar een beperkte reikwijdte: het biedt alleen een tegemoetkoming aan natuurlijke personen, zzp’ers en
eenmansbedrijfjes en richt zich uitsluitend op hun zaakschade.14 Deze gedupeerden kunnen een bedrag voor kosten tot herstel van de schade aan hun eigendommen opvoeren of voor de kosten ter vervanging van hun eigendom als herstel van schade onmogelijk is.15 Een aanvraag is eenvoudig in te dienen bij het schadefonds geweldsmisdrijven, dat een speciaal team heeft opgericht.16
Een gedupeerde had deze deadline zomaar kunnen missen Het schadefonds stelt aan een tegemoetkoming niet al te hoge eisen. Voorwaarden zijn dat de gedupeerde voldoende aannemelijk maakt dat hij schade heeft geleden bij het incident, en dat deze schade niet vergoed wordt door de dader of niet volledig door de eigen verzekering van de gedupeerde gedekt wordt.17 De gedupeerde dient daartoe aangifte te hebben gedaan van de schade en het proces-verbaal bij de aanvraag te voegen.18 Om aan te tonen dat de verzekering de schade niet dekt, moeten de correspondentie met de verzekeraar en kopieën van de verzekeringspolissen worden overgelegd.19 Ook de hoogte van de schade moet voldoende aannemelijk zijn, en door de gedupeerde zoveel mogelijk worden onderbouwd met schriftelijke stukken als offertes voor herstel van de schade. Andere vergoedingen of tegemoetkomingen voor dezelfde schade moet de gedupeerde van zijn schade aftrekken.20 Zo wordt voorkomen dat de gedupeerde twee maal een vergoeding krijgt voor dezelfde schade.
Auteur
regeling is geschreven voor gebeurtenissen
voldaan. In de parlementaire geschiedenis
moetkoming schade openlijk geweld, Stcrt.
1. Mr. drs. J.E. van de Bunt is als gastonder-
waarbij in groepsverband openlijk geweld is
wordt het voorbeeld genoemd van een rel
2013, nr. 5426, p. 4.
zoeker verbonden aan de afdeling burgerlijk
gepleegd, in de zin van art. 141 WvSr, en
waarbij iemand onverwacht een schietwa-
14. Deze categorie gedupeerden wordt als
recht van de Universiteit Leiden en bereidt
waarbij goederen zijn vernield.
pen bij zich heeft en gebruikt, of een
de meest kwetsbare beschouwd die de
een proefschrift voor over schadefondsen.
6. Overigens is een wetsvoorstel aanhangig
samenscholing die uitloopt op zaaksbescha-
schade minder goed zelf kan dragen: zie
Met veel dank aan prof. mr. A.G. Castermans
om van deze kwalitatieve aansprakelijkheid
diging: Parl. Gesch. Boek 6, p. 663.
art. 1 aanhef en onder d van de regeling,
en mr. P.W. den Hollander voor commentaar
een risico-aansprakelijkheid te maken voor
10. Dit volgt uit lid 2 van art. 6:166 BW, tenzij
alsmede de toelichting op dit artikel.
op een eerdere versie van dit artikel.
minderjarigen, zie: Kamerstukken 30 519.
de billijkheid een andere verdeling eist. Zie
15. Zie art. 1 aanhef en onder g van de
Navraag bij het OM Noord-Nederland leert
hierover ook Boonekamp 1990, p. 30-31. In
regeling. Dit is in overeenstemming met de
Noten
dat de gemiddelde leeftijd van de daders
de onderlinge verhouding komt dit ook tot
wijze van vergoeding in het aansprakelijk-
2. Aanhangsel Handelingen II 2012/13, nr.
18-19 jaar was.
uitdrukking, want dan dragen de deelnemers
heidsrecht voor zaakschade: J. Spier e.a.,
4 (Vragen van het lid Marcouch aan Minis-
7. Zie bijvoorbeeld E.F.D. Engelhard, G.E.
aan de groep voor gelijke delen in de schade-
Verbintenissen uit de wet en schadevergoe-
ter van Veiligheid en Justitie over de uit de
van Maanen, Aansprakelijkheid voor scha-
vergoeding bij, los van de vraag in hoeverre
ding, Deventer: Kluwer 2012, p. 256-259.
hand gelopen situatie in de gemeente
de: contractueel en buitencontractueel
hun gedrag tot de schade heeft bijgedragen.
16. Het team ‘schade openlijk geweld’, zo
Haren rond ‘Project X’).
(Mon. NBW A15), Kluwer 2008, p. 62-63.
11. Zie ook Boonekamp 1990, p. 143-150,
blijkt uit art. 2 en de toelichting op dat
3. Vergelijk art. 14c lid 2 aanhef en sub 4
8. Zie recent over groepsaansprakelijkheid:
het gaat dan om de feitelijke vraag of spra-
artikel. Verder blijven de fondsen strikt
WvSr.
N. Peters en M. Goorts, ‘Artikel 6:166 BW:
ke is van één geheel van gedragingen in
gescheiden.
4. Nieuwsbericht ‘Teeven publiceert “Rege-
onbekend maakt onbemind?’, AV&S, 2012,
groepsverband.
17. Vergelijk art. 6 aanhef onder d, art. 7
ling tegemoetkoming schade openlijk
nr. 21; Voorts: R.J.B. Boonekamp, Onrecht-
12. Dit blijkt uit: O. Adang e.a., ‘Er is geen
aanhef en onder a van de regeling.
geweld”’, 6 maart 2013 te raadplegen via:
matige daad in groepsverband volgens
feest. De overheidsreactie op project X
18. Aangifte doen is niet gebonden aan een
www.rijksoverheid.nl/nieuws. De verwachting
NBW (diss. Leiden), Deventer: Kluwer
Haren’. Deelrapport, 2013, p. 175. Te raad-
bepaalde termijn, en kan tegenwoordig
is dat er nog enkele tientallen veroordelingen
1990; Asser-Hartkamp & Sieburgh 6-IV,
plegen via: http://www.rijksoverheid.nl/
zelfs per internet worden gedaan.
zullen volgen in de zaken die in eerste aanleg
2011, nr. 127.
documenten-en-publicaties/rappor-
19. Art. 7 aanhef en onder b van de rege-
of in hoger beroep moeten worden beslist.
9. Het groepsoptreden moet wel een
ten/2013/03/08/er-is-geen-feest-de-over-
ling; toelichting op art. 4 van de regeling.
5. Zie Regeling tegemoetkoming schade
gevaar in het leven hebben geroepen voor
heidsreactie-op-project-x-haren.html.
20. Opnieuw art. 1 aanhef en onder g van
openlijk geweld, Stcrt. 2013, nr. 5426. De
schade zoals die is geleden. Aan die eis lijkt
13. Zie de toelichting bij de Regeling tege-
de regeling.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1031
Focus
Als aan deze voorwaarden is voldaan, wordt de aanvraag gehonoreerd. Dat gaat gemakkelijker dan in het aansprakelijkheidsrecht, waar het causaal verband vereist is tussen onrechtmatige daad van een bepaalde dader en schade. Het causaliteitsvereiste uit het aansprakelijkheidsrecht wordt geëcarteerd. Een koppeling aan de rellen in Haren volstaat, dat wil zeggen dat het voldoende is aangifte te doen en te stellen dat schade is geleden bij de rellen. Maar enkele nieuwe problemen doemen op. Het gaat om de termijnen en de vulling van het fonds, de verdeling
1032
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
van gelden, en de keuze tussen verschillende procedures voor de gedupeerde.
4. Nieuwe problemen in zicht
4.1. Slechte timing Aan de termijnen van de procedure kleeft een viertal problemen. Ten eerste is onduidelijk voor welke datum een gedupeerde een aanvraag moet indienen. De gedupeerde moet een aanvraag binnen zes maanden na de eerste oplegging van een bijzondere voorwaarde in verband met een incident indienen.21 Maar in de regeling is niet voor-
zien in openbaarmaking van de eerste oplegging tot storting in het fonds. Op de website van het fonds staat sinds 21 maart dat voor 15 april 2013 een aanvraag moet worden ingediend.22 De daaraan ten grondslag liggende uitspraak is niet gepubliceerd. De eerste gepubliceerde uitspraak is van 22 november 2012, en zou een latere termijn voor indiening doen vermoeden.23 Een gedupeerde had deze deadline zomaar kunnen missen. Ten tweede is, gerekend vanaf een incident, een periode van anderhalf à twee jaar nodig voordat het fonds een definitieve uitkering doet. Eerst wordt een beslissing op de aanvraag genomen en pas later wordt het beschikbare bedrag vastgesteld en verdeeld. Op de aanvraag, die zes maanden na de eerste oplegging moet worden gedaan, wordt beslist binnen drie tot zes maanden na de ontvangst van de aanvraag, afhankelijk van het aantal aanvragen.24 Met de beoordeling van de aanvragen uit Haren kan dus vanaf het incident gerekend zomaar meer dan een jaar gemoeid zijn. Vervolgens moet het beschikbare geld nog vastgesteld en verdeeld worden, en dat in twee rondes.25 De vaststelling en verdeling van het beschikbare bedrag in het fonds gebeurt drie maanden na de behandeling van de laatst ontvangen aanvraag.26 Daarmee is de kous niet af; eventuele extra stortingen van daders, nadat het beschikbare bedrag is vastgesteld, worden behandeld als ‘surplus’. Na zes maanden is het tijd voor de laatste fase in de procedure: het surplusbedrag wordt vastgesteld en verdeeld onder degenen met resterende schade. In Haren zal dit op 15 april 2014 of 15 juli 2014 gebeuren, afhankelijk van het aantal aanvragen dat is ingediend.27 De uitkering volgt binnen een maand. Met de totale afwikkeling na een incident is dus anderhalf à twee jaar benodigd, terwijl de voorwaarden voor een tegemoetkoming eenvoudig zijn en de schade ongecompliceerd van aard is. Dat is lang voor een dergelijke voorziening. De vergelijking met het Schadefonds geweldsmisdrijven dringt zich op. Gemiddeld keert dit fonds binnen vijf maanden uit voor letselschade.28 Ten derde moeten de strafzaken geconcentreerd, kort na een incident, behandeld worden om het fonds tijdig te vullen. Daarvoor zal afstemming vereist zijn tussen Openbaar Ministerie en rechtbank. De daders krijgen een vrij lange termijn voor voldoening van de storting. Uit de gepubliceerde rechtspraak blijkt dat een termijn van ruim zeven maanden wordt gegeven.29 Ook de laatste stortingen moeten in het (surplusbedrag van het) schadefonds terechtkomen teneinde de gedupeerden te bereiken.
Ten vierde is de voorgenomen termijn van afwikkeling hoogst onzeker door het bezwaar en beroep dat tegen de beslissing op de aanvraag openstaat.30 Het Schadefonds openlijk geweld is een zelfstandig bestuursorgaan dat besluiten neemt in de zin van art. 1:3 Awb, en daartegen staat bezwaar en beroep open. Totdat in dat bestuursrech-
Deze problemen zouden zomaar aan een vlotte afwikkeling in de weg kunnen staan telijke traject een eindbeslissing is gevallen, kan een definitieve verdeling van het beschikbare bedrag niet goed plaatsvinden. Een afgewezen aanspraak zou alsnog toegewezen kunnen worden, en dat maakt verschil bij de verdeling. Dit leidt op zijn minst tot onzekerheid of de beoogde afwikkelingstermijnen wel behaald kunnen worden. De regeling houdt hier geen rekening mee. Kortom, bij de inrichting van het schadefonds lijkt niet goed nagedacht over deze vier aspecten van de termijnen. Deze problemen zouden zomaar aan een vlotte afwikkeling in de weg kunnen staan. 4.2. Eerlijk delen Ook de verdeelsleutel van het fonds zorgt voor hoofdbreken. In het aansprakelijkheidsrecht is het uitgangspunt van vergoeding bij verdeling van een ontoereikende pot geld de geleden schade, waarbij alle schuldeisers gelijk zijn en een verdeling naar rato van de geleden schade wordt gemaakt.31 Gedupeerden krijgen elk eenzelfde percentage van de schade vergoed, de breuk van de door de individuele gedupeerde geleden schade en de totale geclaimde schade. De verdeling van het schadefonds lijkt daarentegen geïnspireerd op het sociale zekerheidsrecht, waar het uitgangspunt gelijke bedragen voor iedereen is.32 Art. 9 lid 1 van de regeling bepaalt: Indien het team schade openlijk geweld een aanvraag heeft toegewezen, zal het de hoogte van het toe te kennen bedrag aan de betreffende gedupeerde bepalen door het beschikbare bedrag te delen door het totaal aantal toegewezen aanvragen. En lid 2: De hoogte van het toe te kennen bedrag zal in elk geval de hoogte van het schadebedrag van de gedupeerde niet
21. Het had voor de hand gelegen aan te
moet.
vindt plaats binnen zes maanden op basis
november 2012, LJN BY3915.
knopen bij een onherroepelijke veroorde-
23. Het gaat om Gerechtshof Leeuwarden
van de verwachting dat er meer dan 50
30. Zie art. 2 Regeling tegemoetkoming
ling, want pas daarna is er uitzicht op een
22 november 2012, LJN BY3915.
aanvragen binnenkomen + drie maanden
schade openlijk geweld jo. art. 8 Wet scha-
storting in het fonds. Voordat een uitspraak
24. Wanneer er meer dan vijftig aanvragen
voor de vaststelling en verdeling = 15 janu-
defonds geweldsmisdrijven.
in kracht van gewijsde gaat, dient een ter-
binnenkomen wordt deze termijn verlengd
ari 2014.
31. Dit is het beginsel van paritas credito-
mijn van veertien dagen te zijn verstreken,
tot zes maanden, vergelijk art. 5 van de
27. Vergelijk art. 11 van de regeling. 15
rum, neergelegd in art. 3:277 BW.
vergelijk art. 408 WvSv voor hoger beroep
regeling. In Haren komt deze termijn afhan-
januari 2014 + zes maanden = 15 juli 2014.
32. Natuurlijk zijn hier uitzonderingen op te
en art. 432 WvSv voor cassatie. Vergelijk
kelijk van het aantal aanvragen uit op 15
28. Zie de website van het schadefonds
vinden, zoals loondervingsuitkeringen, maar
ook de Algemene termijnenwet.
juli 2013 of 15 oktober 2013.
geweldsmisdrijven: https://schadefonds.nl/
de bijstandsuitkering, de kinderbijslag en de
22. Zie de website: https://schadefonds.nl/
25. Art. 10 van de regeling.
alles-over-de-uitkering/over-de-uitkering-a-
AOW bijvoorbeeld zijn van gelijke hoogte,
over-schadefonds/actueel/176-schade-
26. Zie art. 8 en 9 van de regeling. Uit-
aanvraagprocedure/aanvraagprocedure.
en kennen daarnaast enige differentiatie op
fonds-voor-gedupeerden-haren-komt-tege-
gaand van 15 april 2013: de behandeling
29. Vergelijk Gerechtshof Leeuwarden 22
basis van behoefte.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1033
Focus
overschrijden. Elke gedupeerde krijgt dus in beginsel hetzelfde bedrag uit het fonds ongeacht de werkelijke geleden schade, tenzij dit leidt tot overschrijding van de geleden schade van een gedupeerde.33 Bij elke overschrijding van geleden schade wordt het bedrag weer herverdeeld. In deze complexe berekeningswijze worden de ‘kleine’ schadegevallen bevoordeeld, nu hiervan procentueel meer vergoed zal worden. De nabetalingen die tot zes maanden later binnenkomen, komen terecht in de surplus-pot. Dan volgt eenzelfde verdeling in gelijke bedragen als voor het oorspronkelijke bedrag.34 Naar het waarom van deze keuzes is het gissen. Het voordeel van de eenvoud van de toekenning van een vast bedrag wordt mogelijk tenietgedaan door de invloed van de ‘werkelijke schade’. Het nadeel is erin gelegen dat de kleinere schadegevallen worden bevoordeeld: daar is eerder sprake van volledige schadevergoeding. 4.3. Onzekere vulling De vulling van het fonds is onzeker. Deze is maar liefst afhankelijk van drie factoren: – de beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan (opportuniteitsbeginsel); – de beslissing van de rechter om de bijzondere voorwaarde toe te kennen van een bepaalde omvang; – de beslissing van de dader om storting te verkiezen boven een boete. In de wet zijn de volgende randvoorwaarden neergelegd, die de rechter daarbij tot uitgangspunt zal moeten nemen.35 Het bedrag dat moet worden gestort bij wijze van bijzondere voorwaarde mag niet hoger zijn dan de geldboete die ten hoogste voor het strafbare feit kan worden opgelegd.36 Voor het delict waar het fonds voor is opgericht, openlijke geweldpleging in vereniging, geldt een maximale boete van € 19 500.37 Voor Haren zijn de rechters ruimschoots onder die maximale boete gebleven: voor meerderjarige daders is een storting van € 500 en voor minderjarige daders van € 250 als bijzondere voorwaarde opgelegd. Bij de vaststelling van de hoogte moet de rechter rekening houden met de draagkracht van de dader, zo volgt uit de wet.38 Uit het tot nu toe enige gepubliceerde arrest blijkt daar niet van. Wellicht hebben de raadsheren daartoe geen aanleiding gezien omdat het over bescheiden bedragen ging.
De storting in het fonds is niet afdwingbaar De storting in het fonds is niet afdwingbaar. Uit de zaak van het Hof Leeuwarden blijkt dat de dader een geldboete van € 600 moet betalen, als de bijzondere voorwaarde niet wordt nageleefd.39 Die voorwaarde houdt in dat uiterlijk op 1 juli 2013 € 500 wordt gestort ten behoeve van het schadefonds. Als de dader besluit niet te betalen aan het schadefonds, zal het Centraal Justitieel Incasso
1034
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Bureau die geldboete van € 600 gaan innen.40 Maar die geldboete komt niet ten goede aan de gedupeerden.41 Of de som van € 17 450 die inmiddels is opgelegd voor project X Haren ook daadwerkelijk terechtkomt in het fonds is dan ook volkomen ongewis. Een andere keuze voor de vulling van het fonds was mogelijk geweest, denk aan een voorschotfonds gefinancierd door het rijk – op basis van de te verwachten stortingen. Het schadefonds voor project X Haren zal, als alle daders betalen, maximaal € 30 000 in kas krijgen. In verhouding tot de kosten van het voorschotfonds voor gedupeerden van gewelds- en zedenmisdrijven in het kader van de Wet versterking positie slachtoffer is dit een te verwaarlozen bedrag.42 Daarvoor is € 1,2 tot € 5 miljoen per jaar uitgetrokken. 4.4. Kiezen tussen procedures Wordt het met de komst van het schadefonds gemakkelijker voor de gedupeerde? Het wordt lastig kiezen welke procedure te beginnen en wanneer deze moet worden ingestoken. Het schadefonds kent veel onzekerheden en vergoedt alleen zaakschade. Als een gedupeerde zijn kansen op het krijgen van een vergoeding wil spreiden of ook letselschade of vermogensschade heeft, zal hij naast het fonds ook andere wegen moeten bewandelen. Dat is een extra belasting voor de gedupeerde, en bovendien is de verhouding tussen de (mogelijke) aanspraken niet duidelijk. Stel, hij kiest ervoor een civiele vordering in te stellen. Voor een individuele gedupeerde zal de aanspraak uit het schadefonds een vermindering van de schade kunnen bewerkstelligen. Dit betekent dat de rechter voordeelstoerekening zou kunnen toepassen.43 Maar vooralsnog is met name de hoogte van de aanspraak zo onzeker, zo zagen we, vanwege de vulling van het fonds en het aantal gedupeerden dat daar een beroep op zal doen, dat het niet waarschijnlijk is dat de rechter die aanspraak verdisconteert bij het bepalen van de schade die moet worden betaald. Het schadefonds voorziet voor de situatie van een dubbele aanspraak in een verplichting tot terugbetaling van (een gedeelte) van de tegemoetkoming aan het fonds voor het geval een dubbele aanspraak bestaat.44 Daarnaast kan een gedupeerde het permanente schadefonds voor geweldsmisdrijven aanschrijven. Daar kan hij een beroep op doen bij ernstig letsel als gevolg van een geweldsmisdrijf; de geweldplegingen tijdens project X in Haren zullen hier ook onder vallen.45 De vergoedingen bedragen ten hoogste € 10 000 voor materiële schade en € 25 000 voor immateriële schade. Van samenloop tussen vergoedingen zal niet snel sprake zijn, omdat het fonds alleen materiële schade vergoedt als direct gevolg van het letsel.46 Voor de zekerheid zou de gedupeerde uit Haren met zaakschade en letselschade dus drie procedures moeten beginnen: een aanvraag indienen bij de twee schadefondsen en een civiele vordering instellen.
5. Schadefonds maakt verwachtingen niet waar Het schadefonds voor project X Haren lijkt op het eerste gezicht te voorzien in een behoefte en weet de obstakels uit het aansprakelijkheidsrecht behendig te ont-
wijken. Maar bij nadere inspectie levert het te veel nieuwe problemen op. Gevolg is dat het onzeker is of gedupeerden een tegemoetkoming zullen krijgen uit het fonds. Mocht er een tegemoetkoming uit het fonds komen, dan is deze op onrechtvaardige wijze verdeeld. Voor de verdeling in gelijke bedragen voor de gedupeerden uit het fonds is geen reden te vinden. Een verdeling van het fonds, ervan uitgaand dat er onvoldoende geld is om de gedupeerden te voldoen, kan even goed pro rata plaatsvinden. De minister heeft verwachtingen gewekt met de oprichting van het schadefonds, maar die worden niet waargemaakt. De gedupeerde kan niet rekenen op een tegemoetkoming van enige omvang. Bovendien heeft het fonds een kleine reikwijdte, zodat de gedupeerde met meer dan alleen zaakschade, of de bedrijven met zaak-
schade naar andere procedures moeten uitwijken. Het indienen van een aanvraag bij het fonds lijkt slechts een extra belasting van de gedupeerde. Zal de gedupeerde de moeite nemen een aanvraag in te dienen? Het zal me daarom benieuwen of de regeling die tot 1 januari 2015 in werking is, na de evaluatie in deze vorm zal worden gecontinueerd. Om van het fonds een succes te maken zou de verdeling tenminste moeten worden gewijzigd in een verdeling pro rata van de schade, moet wettelijk worden vastgelegd dat het CJIB de bevoegdheid heeft stortingen te innen in de zin van art. 14c lid 2 WvSr, en zouden de termijnen van uitbetaling flink moeten worden bekort door de minister het schadefonds te laten voorfinancieren. Het risico, dat het rijk er een paar duizend euro bij inschiet, moet de minister dan maar voor lief nemen.
33. Art. 9 lid 1 en 2 van de regeling.
36. De oprichting van een speciaal fonds
tenuitvoerlegging geldboeten. Voor het
een strafrechtelijke boete, of meer als een
34. Art. 11 en 12 van de regeling, met dien
voor de gedupeerden van Project X Haren
geval de geldboete ook niet wordt betaald,
civielrechtelijke schadevergoeding.
verstande dat bedragen minder dan € 25
past in de geest van het tweede deel van de
is vervangende hechtenis opgelegd.
44. Art. 14 van de regeling. Dit geld kan
niet worden uitgekeerd.
bepaling, maar is niet voorzien in de wets-
41. Het schadefonds wordt dus gevuld door
eventueel ten goede komen aan gedupeer-
35. De wet bepaalt dat de rechter de dader
geschiedenis. Daar wordt wel opgemerkt
de oplegging van een maatregel als bijzon-
den van een volgend incident, vergelijk art.
als bijzondere voorwaarde kan opleggen
dat er een relatie zal zijn tussen het delict en
dere voorwaarde bij een voorwaardelijk
13 lid 2 van de regeling.
een bedrag te storten ‘in het schadefonds
de instelling die het geld krijgt van de
strafdeel, te weten de storting in het scha-
45. Zie de Wet schadefonds geweldsmisdrij-
geweldsmisdrijven of ten gunste van een
dader. Zie Kamerstukken II 1989/1990,
defonds.
ven.
instelling die zich ten doel stelt de belangen
21 345, nr. 3, p. 21 (MvT).
42. Zie Uitvoeringsbesluit voorschot scha-
46. Eventueel valt te denken aan bescha-
van slachtoffers van strafbare feiten te
37. Een geldboete van de vierde categorie
devergoedingsmaatregel, Stb. 2010, 311 en
digde kleding. Art. 8 van de Wet schade-
behartigen’. Zie art. 14c lid 2 aanhef en
zo blijkt uit art. 141 jo. art. 23 WvSr.
de bijbehorende toelichting, p. 8.
fonds geweldsmisdrijven bepaalt dat met
onder sub 4 WvSr. Dit artikel is laatstelijk
38. Vergelijk art. 14c lid 4 jo. art. 24 WvSr.
43. Vergelijk art. 6:100 BW. In het theoreti-
overige vergoedingen rekening wordt
gewijzigd bij Wet van 17 november 2011,
39. Gerechtshof Leeuwarden 22 november
sche geval dat alle schade op de daders
gehouden. Als deze onredelijk lang op zich
Stb. 2011, 545, i.w.tr. 1 april 2012, maar
2012, LJN BY3915.
later alsnog zou kunnen worden verhaald,
laten wachten, kan het schadefonds
heeft voor deze voorwaarde geen wijzigin-
40. Het CJIB heeft niet de bevoegdheid de
en de onderlinge schadeplichtigheid van de
geweldsmisdrijven een voorschot geven op
gen met zich gebracht. Zie bijvoorbeeld:
aan het schadefonds te betalen geldsom te
daders zou moeten worden bepaald, is ook
die vergoedingen.
Noyon/Langemeijer & Remmelink, Art 14c
innen, zie voor deze bevoegdheid inzake
interessant de vraag of de storting in het
WvSr, aant. 6 (J. Fokkens).
geldboeten: art. 572 lid 2 WvSv jo. Besluit
schadefonds moet worden beschouwd als
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1035
795
Focus
Strafrechtelijke handhaving van pandbelening Kritische opmerkingen naar aanleiding van de geplande wetswijziging Clara olde Heuvel1
Al jaren worden de hoge rentes en moeilijk naleefbare voorwaarden die pandhuizen hanteren bekritiseerd. Pandbeleners betalen hun lening bij een pandhuis vaak drievoudig terug. Verschillende pogingen tot het wijzigen van de regelgeving hebben geen effect gesorteerd. Het nieuwe wetsvoorstel over pandbelening is zeer te verwelkomen. Maar ook met deze regelgeving liggen schendingen op de loer. Rechtspraak uit de negentiende eeuw laat zien dat pandhuizen zeer creatief waren in het bedenken van een constructie die de bestaande regelgeving omzeilde. Waarom is voor de handhaving van de regelgeving voor pandbeleningen toch weer gekozen voor het privaat- en bestuursrecht en niet voor het strafrecht?
1. Inleiding Binnen korte tijd zal de Pandhuiswet – die ruim honderd jaar bestaansrecht heeft gehad – op de schop gaan. Aangezien de wet van 1910 sterk verouderd is, praktisch gezien geen betekenis meer heeft en klanten van pandhuizen niet naar behoren beschermd worden is een nieuw wetsvoorstel gecreëerd.2 De nieuwe regelgeving betreffende pandbeleningen zal in Boek 7 Titel 2D van het Burgerlijk Wetboek (BW), tussen de velerlei andere consumentenrechtelijke regels, worden opgenomen.3 Consumentenrechtelijke bescherming zal voorop komen te staan en de voorwaarden waaraan een pandbeleningsovereenkomst dient te voldoen, zullen worden verscherpt. De nieuwe regelgeving zal van toepassing zijn op iedere beleensom. Tevens zullen alle verschillende juridische vormen van pandbelening onder de wet vallen, opdat de regelgeving niet ontweken kan worden. Ook krijgen pandhuizen een informatieverplichting jegens consumenten en dient de pandbeleningsovereenkomst duidelijk en begrijpelijk te zijn geformuleerd, ingevolge art. 6:231 BW. Verder heeft de
regering in de planning dat de beleentermijn wordt verhoogd naar minstens twee maanden. Er komt een maximaal renteplafond per kalendermaand (art. 7:137 jo. 7:131 BW), welke stapsgewijs binnen twee jaar van 9% naar 4,5% wordt gebracht en er mogen geen additionele taxatie- of administratiekosten meer worden berekend door het pandhuis. De handhaving van de regelgeving uit Boek 7 Titel 2D zal via bestuursrechtelijke en/of privaatrechtelijke weg plaatsvinden. Het kabinet heeft niet gekozen voor het strafrecht en dat is mijns inziens een grote vergissing. In het geval dat een dwangsom niet werkt is er geen ander instrument beschikbaar welk het immorele gedrag van pandhuizen sanctioneert. In dit artikel zal ik beargumenteren waarom voor het strafrecht gekozen had moeten worden. Het uitlenen van geld met hoge rente wordt al eeuwenlang bekritiseerd en veel mensen zijn zich er niet van bewust dat minder bedeelde huishoudens naar een pandhuis gaan, omdat zij geen toegang hebben tot krediet bij een bank. De kredietwaardigheid van deze huishoudens wordt namelijk getoetst door de financiële
Het kabinet heeft niet gekozen voor het strafrecht en dat is mijns inziens een grote vergissing 1036
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
instelling die geregistreerd staat bij het Bureau Krediet Registratie4 (BKR). In het navolgende ga ik in op: verpanding en de misstanden bij pandjeshuizen (par. 2), de toekomstige handhavingsinstrumenten (par. 3) en het strafrecht en pandhuizen in historisch en huidig perspectief bezien (par. 4). Aan het eind volgt een conclusie.
2. De pandbelening en haar praktische problemen Verpanding van goederen houdt in dat een pandbelener met zijn/haar roerende zaak (bijvoorbeeld sieraad of keukenapparatuur) naar een pandhuis gaat. Het pandhuis schat de waarde in van het goed en leent een bepaald bedrag (beleensom) uit aan de consument. Binnen een afgesproken termijn kan de pandbelener zijn zaak weer ophalen en wordt de zaak teruggeven als terugbetaling van de beleensom (inclusief rente) geschiedt. Indien de consument de zaak niet komt ophalen staat het, het pandhuis vrij het goed openbaar te verkopen. De gesignaleerde praktische problemen bij pandbeleningen zijn talrijk (zie onderzoek Research en Beleid en IOO5) en de extremen worden hieronder beschreven. Het rentevraagstuk is een steeds terugkerend thema. Dat het rentevraagstuk steeds terugkeert is niet vreemd als men ziet dat terugkoopwinkels maandelijks gemiddeld tussen de 5% en 20% van de beleensom aan rente in rekening brengen.6 Geregeld worden aanvullende administratie- of opslagkosten nog eens bovenop de rente in rekening gebracht.7 In de Pandhuiswet 1910 is geen enkel maximum aan de hoogte van de ‘pandbeleningsvergoeding’ gesteld, waardoor pandbeleners in dit opzicht überhaupt geen bescherming genieten.8 En de vraag is of het nieuwe renteplafond niet nog steeds hoog is. Het wetsvoorstel regelt dat de maandelijkse rente bij algemene maatregel van bestuur zal worden geregeld. Na in werking treden zal een maximale pandbeleningsvergoeding van 9% op maandbasis worden gehanteerd. Het tweede jaar zal de rente 4,5% op maandbasis zijn.9 Een ander heikel punt is de beleentermijn en de mogelijkheid tot verlenging van deze.10 Het merendeel van de pandhuizen kent een beleentermijn van één maand, maar een aantal pandhuizen kent een termijn van 28 dagen!11 Deze beleentermijn kan veelal slechts eenmaal verlengd worden. Dit leidt doorgaans tot de verkoop van de beleende goederen,
omdat met het bij elkaar sprokkelen van het geleende bedrag en het ophalen van de zaak toch meer tijd gepaard gaat.12 Bovendien biedt de Pandhuiswet van 1910 praktisch gezien geen bescherming, omdat klanten die goederen boven de € 11,34 belenen zich niet op de wet kunnen beroepen. Gelet op bovengenoemde knelpunten en mede gezien het feit dat aan het consumentenkrediet wél regels worden gesteld (art. 34-36 Wet op het consumentenkrediet)13 en dat art. 4:35 van de Wet op het financieel toezicht ook bescherming biedt aan consumenten,14 is voor nieuwe regelgeving gekozen.15 Op welke manier de nieuwe regelgeving gehandhaafd zal worden, komt in de volgende paragraaf aan de orde.
3. Handhaving De nieuwe regeling van pandbelening zal een plaats krijgen tussen de bijzondere overeenkomsten in Boek 7 van het BW.16 Regels van (Europees) consumentenrecht en algemeen verbintenissenrecht geven privaatrechtelijke grenzen aan deze overeenkomsten, vaak – maar niet altijd – van dwingendrechtelijke aard. Bovendien zal de regeling bestuursrechtelijk worden gehandhaafd en zal de consumentenautoriteit toezichthouder zijn. Titel 2D gaat deel uitmaken van onderdeel B van de bijlage van de Wet handhaving consumentenbescherming.17 De handhaving is als volgt gedacht. Indien een voorschrift uit onderdeel B van de bijlage wordt overtreden – als de eigenaar van het pandhuis zich bijvoorbeeld niet aan de minimale beleentermijn van twee maanden houdt, maar het geld eerder terugvordert (7:135 BW18) – zal door de Afdeling Toezicht van de consumentenautoriteit eerst onderzoek worden gedaan naar de feiten, vervolgens een rapport worden opgemaakt en uiteindelijk een sanctie worden voorgesteld door de juridische dienst.19 De consumentenautoriteit beschikt over drie bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten. Zij kan een last onder dwangsom opleggen, een bestuurlijke boete opleggen (art. 2.9 Whc) of haar beschikking openbaar maken (art. 2.23 Whc). De bestuurlijke boete is de onvoorwaardelijke verplichting tot betaling van een geldsom, en kan op grond van de Whc ten hoogste € 78 000 zijn.20 De last onder dwangsom is een herstelsanctie welke de te nemen herstelmaatregelen omschrijft en tevens de
Auteur
een regeling van de overeenkomst van
Research en Beleid).
3, p. 4.
1. Mr. C. olde Heuvel studeerde Nederlands
pandbelening gesloten door consumenten;
6. Onderzoek Research en Beleid, p. 31;
15. Kamerstukken II 2011/12, 33 334, nr.
Recht aan de Universiteit Utrecht en is
Titel 7.2A omvat de Consumentenkredieto-
Volkskrant 13 oktober 2012, p. 30.
3, p. 4.
thans werkzaam als jurist bij Anker & Anker
vereenkomsten.
7. Onderzoek Research en Beleid, p. 31.
16. Kamerstukken II 2011/12, 33 334, nr.
Strafrechtadvocaten. Dit artikel is gebaseerd
4. Dit bureau informeert financiële instellin-
8. Kamerstukken II 2011/12, 33 334, nr. 3,
3, p. 9 en 10.
op haar onderzoek voor een programma
gen over welke kredieten de mensen de
p. 3.
17. Kamerstukken II 2011/12, 33 334, nr.
van de Koninklijke Nederlandse Akademie
afgelopen vijf jaar hebben of hebben gehad
9. Kamerstukken II 2011/12, 33 334, nr. 3,
3, p. 9 en 10 jo. art. 2.7 Wet Handhaving
van Wetenschappen onder begeleiding van
http://www.bkr.nl/Consumenten/Wat-
p. 7.
Consumentenbescherming (Whc).
prof. dr. J.P.B. Jonker, dr. O.C. Gelderblom
doet-BKR/.
10. Onderzoek Research en Beleid, p. 39 en
18. Art. 135 wordt toegevoegd aan Boek 7
en dr. mr. J.M. Milo.
5. L.S. de Ruig, C.M. van Ommeren en A.
40.
en valt onder Titel 2D.
Vennekens, ‘Pandhuizen in Nederland,
11. Onderzoek Research en Beleid, p. 30.
19. Kamerstukken II 2011/12, 33 334, nr.
Noten
Onderzoek naar markt en maximale ver-
12. Kamerstukken II 2011/12, 33 334, nr.
3, p. 10.
2. Kamerstukken II 2011/12, 33 334, nr. 2.
goeding voor belening’, Eindrapport, een
3, p. 3.
20. Art. 2.15 Whc jo. art. 23 Wetboek van
3. Na Titel 2A van Boek 7 BW ingevoegd bij
onderzoek in opdracht van Ministerie van
13. Kamerstukken II 2011/12, 33 334, nr.
Strafrecht, jo. 5:40 Awb.
de Wet van 19 mei 2011, Stb. 2011, 246
Financiën, Projectnummer: B3558/E0091,
3, p. 3.
wordt een nieuwe titel 2D opgenomen met
Zoetermeer, 2 juni 2009 (hierna: Onderzoek
14. Kamerstukken II 2011/12, 33 334, nr.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1037
Focus
Waiting for the pawn-shop to open - a New York street scene. © CORBIS
betaling van een geldsom omvat ingeval de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.21 Het gevolg van het van toepassing verklaren van de Awb op de Whc is dat de rechtsbescherming uit de Awb van toepassing is. Aldus dient de consumentenautoriteit de overtreder te wijzen op de mogelijkheid bezwaar te maken tegen de bestuurlijke sanctie. Over de gronden van het bezwaar oordeelt de consumentenautoriteit in eerste instantie. Desgewenst kan de overtreder in beroep bij de bestuursrechter en in hoger beroep bij de Raad van State. Afgezien van het publiekrecht hebben de individuele partijen in geval van een geschil de mogelijkheid zich tot de civiele rechter te wenden.22 De nieuwe regelgeving aangaande pandbeleningen verklaart dat de Wet op het Financieel Toezicht (Wft) niet van toepassing is op pandbeleningen, omdat er geen sprake zou zijn van een ‘krediet’ in de zin van art. 1:1 van de Wft, nu een pandbelening niet leidt tot een restschuld en het pandhuis de eventuele verliezen draagt.23 Er wordt met geen woord gerept over het strafrecht. In de volgende paragraaf zal duidelijk worden dat het een misslag is de
1038
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Wft niet van toepassing te verklaren en uitsluitend voor het bestuurs- en privaatrecht te opteren.
4. De pandhuizen en het strafrecht in historisch en huidig perspectief bezien Ofschoon het ultimum-remedium beginsel vergt dat het strafrecht als laatste redmiddel dient te worden gebruikt en de wetgever eerst andere wegen dient te bewandelen (denk aan het bestuurs- of het privaatrecht) is het bij de pandbelening van belang dat publiekrechtelijk wordt gehandhaafd. Uit de gevoerde discussie in het WPNR over toezicht blijkt dat er recentelijk veel te doen is betreffende privaatrechtelijk of publiekrechtelijk handhaven, waar bij publiekrechtelijk handhaven weer een keuze gemaakt kan worden tussen het bestuursrecht of het strafrecht.24 Het informeel reguleren van toezicht is moeilijk, omdat er veelal meerdere partijen bij een overtreding betrokken zijn en de eventuele begane overtredingen altijd wel geformaliseerd zijn in een wet of regeling.25 Op het moment dat grote belangen op het spel staan is snel sprake van formalisering en publiekrechtelijke handhaving.26
Centraal toezicht zorgt ervoor dat regels uniform worden uitgelegd en onduidelijkheden worden voorkomen. In het verleden heeft men getracht via een andere constructie van pandbelening de wetgeving omtrent het verbod op het houden van pandhuizen te omzeilen. 4.1 De geschiedenis van pandhuizen in vogelvlucht Pandhuizen kennen een lange geschiedenis. In de veertiende eeuw werd door een graaf octrooi verleend ‘om in eene bepaalde stad tafel of lombard te houden’, oftewel om geld uit te lenen aan de meer behoeftigen van de samenleving.27 In 1578 werd door de Staten van Holland en Zeeland aan het verlenen van octrooien een einde gemaakt om op te kunnen treden tegen – destijds al bestaande – woekerpraktijken. Banken van Leening werden ten behoeve van de armen opgericht en stonden onder stedelijk toezicht. Echter, het bestaan van de Banken van Leening zorgde ook voor pandhuizen, die doorgaans misbruik maakten van de sociaal zwakkeren. De invoering van de Wet Pluviôse28 in 1800 beoogde een eind te maken aan de vrijheid een pandhuis op te richten.29
Woekerrentes dienden bestreden te worden en armen mochten niet langer de dupe zijn van de malafide praktijken van pandjesbazen Woekerrentes dienden bestreden te worden en armen mochten niet langer de dupe zijn van de malafide praktijken van pandjesbazen. Het probleem van uitbuiting – usury – van de armere klasse kon worden opgelost door een verbod op pandhuizen c.q. verpanding van goederen te creëren en het houden van een pandjeshuis zonder ver-
gunning te criminaliseren. Art. 1 van de Wet Pluviôse bepaalde dan ook: ‘Aucune maison de prêt sur nantissement, ne pourra être établie qu’au profit des pauvres et avec l’autorisation du Gouvernement.’30 Daarnaast werd het houden van een pandhuis krachtens art. 411 van de Code Pénal strafbaar en werden de Banken van Leening wederom onder rechtstreeks toezicht van het centraal bestuur geplaatst.31 Toestemming voor het oprichten van een Bank van Leening werd uitsluitend verleend als de instellingen zouden werken ten gunste van de armen (au profit des pauvres).32 Voor particulieren werd het derhalve onmogelijk gemaakt een Bank van Leening (lees: pandhuis) te bedrijven.33 Het bestaan van deze twee wetten zorgde voor onduidelijkheid over de verbods- en strafbepalingen en ondanks het feit dat pandhuizen een halt toegeroepen werd bleven minder bedeelden hun toevlucht zoeken bij de pandjeshuizen. Veroordelingen volgden desalniettemin en rechters uitten afkeuring tegen de ‘ongeoorloofde hoge interest’ die werd geëist en stelden dat sprake was van woeker.34 De straffen bij de veroordelingen varieerden van één maand tot drie maanden gevangenisstraf gecombineerd met een geldboete. De regelgeving weerhield de houders van pandhuizen er niet van hun praktijken voort te zetten. Zij ontwikkelden zelfs een nieuw principe om de Code Pénal en Wet Pluviôse te kunnen omzeilen. In een zaak die in 1857 bij de Hoge Raad diende ging het er om dat de houder van een pandhuis die vervolgd werd voor het niet hebben van een vergunning betoogde dat geen sprake zou zijn van het belenen van goederen, maar dat het een overeenkomst van ‘koop en wederinkoop’ betrof. Met dat argument werd echter korte metten gemaakt en de HR stelde dat gekeken dient te worden naar de feitelijke situatie en niet naar de benaming die partijen aan de overeenkomst geven.35 Enkele auteurs prefereerden echter, net als de pandhuishouders, de simulatievorm: ‘Wanneer iemand eene handeling wil verrigten, die op zich zelve geoorloofd is, dan kan hij haar gieten in welken vorm hij verkiest.’36 Art. 411 was volgens Van Citters juridisch gezien niet van toepassing op de ‘huizen van verkoop met recht op wederinkoop’.37 Vanaf 1857 wordt tevergeefs door pandhuizen steeds weer het zojuist genoemde argument genoemd.38
21. Art. 5:9 onder a Awb.
28. Franse Wet 16 Pluviôse van 1804.
december 1839, 61-3; Rb. Leeuwarden 27
HR 14 mei 1856, WvhR 1857, 1873-2.
22. Kamerstukken II 2011/12, 33 334, nr.
29. Franse Wet 16 Pluviôse van 1804.
januari 1844, WvhR 1844, 488-3; Zie ook
36. M.S. Pols, Commentaar op J.A. Levy De
3, p. 10.
30. ‘Een Bank van Leening kan alleen wor-
Berigten ’s Gravenhage, den 7 october,
in den handel gebruikelijke beleenings- en
23. Kamerstukken II 2011/12, 33 334, nr.
den opgericht ten gunste van de armen en
WvhR 1848, 954-4 en Rb. ‘s-Gravenhage
prolongatie-contracten, ’s-Gravenhage:
3, p. 9.
enkel met toestemming van de regering’.
20 september 1848, WvhR 1848, 949-4;
Gebr. Belinfante 1860, Themis 1860, p. 521.
24. A. Hammerstein, ‘Wat is toezicht
31. Citters 1886, p. 21.
Berigten ’s Gravenhage, den 14 April,
37. Citters 1886, p. 36.
waard?’, WPNR 2012, 6937; H.J. Van den
32. Citters 1886, p. 23-24.
WvhR 1841, 173-4.
38. De Rb. Deventer kwam tot de conclusie
Noort, ‘Toezicht en handhaving door het
33. Article 3: Les contrevenans seront
35. ‘(…) voor de toepassing van art. 411
dat het beding van koop met wederinkoop
BFT’, WPNR 2012, 6955.
poursuivis devant les tribunaux de police
Strafregt, de aanwezigheid van een leenhuis
als voorwendsel was gebruikt en dat er in
25. A. Hammerstein, ‘Wat is toezicht
correctionnelle, et condamnés, au profit des
op pand of zekerheid, zonder wettige ver-
werkelijkheid sprake was van belening op
waard?’, WPNR 2012, 6937; H.J. Van den
pauvres, à une amende payable par corps,
gunning, onder anderen behoort beoor-
pand met hoge rente, Rb. Deventer 24 juli
Noort, ‘Toezicht en handhaving door het
qui ne pourra être au-dessous de 500
deeld te worden naar de menigvuldigheid
1869, WvhR 1869, 3133-3/4; Men diende
BFT’, WPNR 2012, 6955.
francs, ni au-dessus de 3000 francs. Ver-
der gesloten beleeningen, het bedrag der
te kijken naar de ‘aard der handelingen’,
26. A. Hammerstein, ‘Wat is toezicht
taald: diegene die handelt in strijd met de
op goederen gegeven gelden en de meer-
Rb. Arnhem 11 november 1884, WvhR
waard?’, WPNR 2012, 6937, p. 6.
Wet Pluviôse zal worden vervolgd en ver-
dere of mindere tijdsruimte, waarin de
1884, 5146-3 (bevestigd door Gerechtshof
27. L.J. Rietema, ‘Taeffels van Leeninge in
oordeeld tot een boete niet lager dan 500
handelingen hebben plaats gehad, het
Arnhem op 27 december 1884); Citters
Overijssel (1550-1800)’, Overijsselse Histo-
francs en niet hoger dan 3000 francs.
al – dan niet bestaan eener wettige vergun-
1886, p. 36-37.
rische Bijdragen, 1978, p. 59-100.
34. Weekblad van het Regt (WvhR), 16
ning en dergelijke omstandigheden meer’,
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1039
Focus
Het creëren van de nieuwe constructie en het daadwerkelijk oprichten van ‘huizen van verkoop met recht op wederinkoop’ leidden tot de vraag of armen beschermd moesten worden tegen misbruik (verpanding en hoge rentes) of dat zij de vrijheid dienden te hebben overeenkomsten te sluiten als koop en verkoop met beding van wederinkoop – ook al waren dit constructies die gericht waren op het ontwijken van de regelgeving betreffende verpanding. Er werd ruim baan gemaakt voor pandjesbazen om woekerwinsten te bedingen over de ruggen van armen.39 Niettemin verkoos de onvermogende een pandhuis boven een Bank van Leening, omdat het uitgekeerde bedrag dat per pand werd verstrekt bij een pandhuis hoger lag dan bij een Bank van Leening en omdat pandhuizen beter bereikbaar waren dan Banken van Leening.40 De hoogte van de rente moeide de clientèle van pandhuizen niet.41 In 1886 kwam het echter tot een omslagpunt, aangezien het Gerechtshof Amsterdam het vervolgde pandhuis vrijspreekt, hoewel er sprake was van verpanding. Niet is bewezen dat ‘de in deze geslotene overeenkomsten van koop en verkoop met recht van wederinkoop bedekte beleeningen zouden zijn, en dus, niet het bewijs geleverd zijnde van hetgeen den beklaagde is ten laste gelegd’.42 Het Hof stelt onder meer dat de overeenkomsten duidelijk de bepalingen in het BW omtrent koop en wederinkoop raken en dat de rentebetalingen hier niets aan afdoen.43 Men mag niet afwijken van de bewoordingen van een overeenkomst, zeker niet als dit in een strafzaak ten nadele van de beklaagde zou zijn. Het hof laat dienovereenkomstig de huizen van verkoop met recht tot wederinkoop buiten de werkingssfeer van het strafrecht, door ze als sui generis (enig in hun soort) te behandelen. Het Hof brengt niet alleen een privaatrechtelijk en strafrechtelijk principe bijeen om tot een vrijspraak van beklaagde te komen, maar wijkt tevens sterk af van de lijn van de Hoge Raad. Veel rechtsgeleerden44 vonden het een kwalijke zaak dat – ten nadele van de behoeftigen – instellingen bestonden die niet aan de regeling van art. 411 C.P. waren onderworpen.45 Vanwege het verderfelijk karakter van de pandjeshuizen werd de uitspraak dan ook volgens Citters ‘met weinig ingenomenheid begroet’. Ook via de Wet van 28 oktober 1946 tot opheffing particuliere bank van leening is tevergeefs getracht te voorkomen dat pandhuizen toetraden tot de markt; er zijn steeds meer pandhuizen opgericht. Dat herhaaldelijk en tevergeefs verschillende pogingen zijn gedaan de pandhuizen te verbieden46 laat zien dat het een hardnekkig probleem is dat een strafrechtelijke aanpak vergt.
Dat herhaaldelijk en tevergeefs verschillende pogingen zijn gedaan de pandhuizen te verbieden laat zien dat het een hardnekkig probleem is 1040
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
4.2 Redenen voor strafbaarstelling De laatste jaren is de in het publieke belang gevoelde noodzaak ontstaan het toezicht op financiële ondernemingen te versterken door bepaald gedrag in publiekrechtelijke gedragsregels te normeren en deze regels te handhaven door middel van onder andere boetes.47 In een tijd van financiële crises (bankencrisis, eurocrisis) waar het consumentenvertrouwen terugloopt en men de integriteit van financiële instellingen hoog in het vaandel heeft staan, is het gewenst dat de overheid een actieve taak op zich neemt en ferm optreedt tegen normschendingen op financieel vlak.48 Er is bij pandbelening niet gekozen voor de Wet op het financieel toezicht, omdat volgens de regering geen sprake zou zijn van een ‘krediet’ in de zin van art. 1:1 van de Wft, nu een pandbelening niet leidt tot een restschuld en het pandhuis eventuele verliezen draagt.49 Ondanks het feit dat de consumentenautoriteit via de nieuwe regelgeving de mogelijkheid heeft een hoge boete op te leggen, ben ik van mening dat voor het strafrecht gekozen had moeten worden of op zijn minst ervoor gekozen had kunnen worden om het strafrecht naast het bestuursrecht te laten bestaan. Strafrechtelijke handhaving is gewenst, omdat het uitermate geschikt is voor het terechtwijzen van mensen die normen – die wij als gemeenschap belangrijk achten – overtreden.50 Uit de geschiedenis blijkt dat pandjeshuizen er een onethische handelswijze op na hielden en houden. Het vragen van hoge rentes – woeker – is malafide, nog nagelaten het op een onjuiste wijze taxeren van goederen. Afkeurenswaardige gedragingen kunnen via het strafrecht bestreden worden en bepaalde vormen van onrecht behoren nu eenmaal typisch aan het strafrecht toe, omdat ze naar hun aard als misdadig kunnen worden aangemerkt. Een inbreuk op de eis van waarachtigheid en naastenliefde vinden, volgens Kelk,51 in het strafrecht erkenning door een strafwaardigheidsoordeel. Het opzettelijk benadelen van pandbeleners acht ik afkeurenswaardig. Daarnaast legt het strafrecht meer gewicht in de schaal. Dat een boete kan worden opgelegd via de bestuursrechtelijke weg is an sich niet verkeerd, maar een dreigende hechtenis wegens het vervolgens niet betalen van die boete heeft een veel grotere impact. Via het strafrecht kan flink worden uitgepakt. Het feit dat de strafrechter de exclusieve bevoegdheid heeft een gevangenisstraf op te leggen laat dit reeds zien. Voorts hebben andere instrumenten in het verleden geen effect gesorteerd en leert wetgeving ons dat er altijd wel uitwassen zijn. Pandjesbazen zullen wel weer iets verzinnen om de regelgeving te ondermijnen. Het is bevreemdend afnemers van financiële producten voldoende wettelijke bescherming te bieden via de Wft, en de Wet op de economische delicten, om te voorkomen dat deze benadeeld worden en klanten van pandhuizen die bescherming te ontzeggen. Het belenen van goederen voor geld ligt dicht tegen ‘het bedrijfsmatig aanbieden van geld’52 aan en er is zodoende een link zichtbaar. De regeling van de pandbeleningen zou goed bij de Wft passen. Hoewel bestuursrechtelijke sanctionering bij schending van de Wft voorop staat, is het bij bepaalde overtredingen wenselijk deze aan te merken als economisch delict in de zin van de WED.53 De officier van Justitie heeft dan de mogelijkheid om een strafrechtelijke consequentie te verbinden aan een inbreuk ofwel via een strafbeschikking54 ofwel via het voor-
De regeling van de pandbeleningen zou goed bij de Wft passen brengen van de zaak bij de strafrechter. Uit onderzoek naar de effectiviteit van het strafrecht versus het bestuursrecht bij milieudelicten blijkt dat van het strafrecht meer ‘uitstraling’ en zodoende een meer preventieve werking uit gaat, indien zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk gehandhaafd kan worden.55 De kabinetsnota 200856 biedt inzicht in de keuze tussen het bestuursrecht en het strafrecht. Een besloten context (afgebakende doelgroep, gespecialiseerd bestuursorgaan) duidt op bestuursrechtelijke aanpak en algemene rechtsbetrekkingen op een strafrechtelijke.57 Indien een overtreding echter een zodanig forse inbreuk maakt op de belangen van burgers en bedrijven en morele afkeuring met strafrecht niet achterwege kan blijven moet toch het strafrecht toegepast worden.58 Uit de lezing van H. Moraal59 in 2009 volgt dat aan de hand van de kabinetsnota niet meteen duidelijk is voor welk sanctiestelsel gekozen moet worden bij overtredingen uit de Wft.60 Een aantal punten bieden wel een aanknopingspunt om voor het strafrecht te gaan en dat zijn punten als: de samenloop met andere ernstige strafbare feiten, de omvang van de schade, recidive, het georganiseerde verband van de overtreding en de bijzonder kwetsbare positie van het slachtoffer. De toepasselijkheid van het strafrecht zorgt ervoor dat aan het slachtoffer door de sanctionering van de dader rechtstreeks schadevergoeding toegewezen kan worden. Dit levert geen extra kosten voor het slachtoffer op.61 In het privaatrecht dient eerst een civielrechtelijke procedure te worden gestart. De mislukking van de voorgaande wet laat zien dat dit een probleem is wat publiekrechtelijk dient te worden aangepakt. Het is de taak van de overheid een sterk signaal af te geven bij normoverschrijdingen op financieel vlak. Te meer, omdat de mensen die naar een pandhuis gaan een kwetsbare positie innemen. Voor hen is het belenen van goederen veelal een last remedy.
5. Conclusie Al jaren worden de hoge rentes en moeilijk naleefbare voorwaarden die pandhuizen hanteren bekritiseerd. Pandbeleners betalen hun lening bij een pandhuis vaak drievoudig terug. Verschillende pogingen tot het wijzigen van de regelgeving hebben geen effect gesorteerd. De nieuwe regelgeving betreffende de pandbelening is zeer te verwelkomen. Het verhogen van de beleentermijn naar minstens twee maanden en het instellen van een maximaal renteplafond is heuglijk nieuws. Men heeft er echter geen rekening mee gehouden dat ook met de nieuwe regelgeving schendingen op de loer liggen. Rechtspraak uit de negentiende eeuw laat zien dat pandhuizen zeer creatief waren in het bedenken van een constructie die de bestaande regelgeving omzeilde. Waarom toch weer gekozen is voor het privaatrecht en bestuursrecht blijft onduidelijk. De regelgeving betreffende de pandbeleningen zou, wat mij betreft, weer naar het strafrecht overgeheveld moeten worden, niet in de zin dat pandjeshuizen strafbaar gesteld dienen te worden, maar dat het overschrijden van de regelgeving uit Boek 7 Titel 2D BW strafbaar is. Een eerste argument is dat de overheid de minder draagkrachtige burger dient te beschermen. Daarnaast zijn de bepalingen uit de Wft, die klanten voor financieringsinstellingen behoeden, ook strafrechtelijk en bestuursrechtelijk te handhaven. Het belenen van goederen voor geld heeft veel gemeenschappelijk met het verlenen van een krediet. Verder dient streng te worden opgetreden tegen de instellingen die hun regels te buiten gaan. Een dreigende hechtenis van 100 dagen werkt mijns inziens effectiever dan een bestuurlijke boete. Op zijn minst had het strafrecht ingezet kunnen worden als aanvullende ‘escape’ in het geval het bestuursrecht geen effect sorteert. Het is onbegrijpelijk dat tegenwoordig alles gereguleerd is behalve het profiteren van de meest kwetsbaren uit de samenleving.
39. Citters 1886, p. 36, zie ook Levy 1860;
of er een wettelijke vergunning voor lag,
49. Kamerstukken II 2011/12, 33 334, nr.
2007, p. 89.
De wetgeving op de Banken van Leening
HR 5 april 1886, WvhR 1886, 5292-1.
3, p. 9.
56. J.T.C. Leliveld, ‘Kiezen voor een sanctie-
werd illusoir gemaakt.
44. Citters 1886, p. 36; Maassen 1994, p.
50. C. Kelk, Studieboek materieel straf-
stelsel bij overtreding van de Wft’, Tijd-
40. Rb. Arnhem 11 november 1884, WvhR
249, Levy 1860: Memorie van Antwoord,
recht, Deventer: Kluwer 2005, p. 11.
schrift voor Financieel Recht nr. 5/6 – mei /
1884, 5146-3, par. 16.
ingezonden bij brief van 6 mei 1910 door
51. C. Kelk, Studieboek materieel straf-
juni 2009, p. 220; Kamerstukken II
41. Rb. Arnhem 11 november 1884, WvhR
minister Heemskerk: HR 24 juni 1907,
recht, Deventer: Kluwer 2010, p. 17.
2008/09, 31 700 VI, nr. 69.
1884, 5146-3, par. 4.
WvhR 1907, 8577-1, A-G Noyon.
52. Art. 1:20 lid l sub d Wft.
57. J.T.C. Leliveld, ‘Kiezen voor een sanctie-
42. Hof Amsterdam 24 mei 1886, WvhR
45. Citters 1886, p. 36.
53. Kamerstukken II 2003/04, 29 708, nr.,
stelsel bij overtreding van de Wft’, Tijd-
1886, 5307-1.
46. Wet van 28 oktober 1946 tot opheffing
p. 18 en 52; art. 1 en 2 jo. art. 6 WED.
schrift voor Financieel Recht nr. 5/6 – mei /
43. Hof Amsterdam 24 mei 1886, WvhR
particuliere bank van leening.
54. Via een strafbeschikking staat de weg
juni 2009, p. 220.
1886, 5307-2; Niet mag worden afgewe-
47. A.G. Castermans, ‘Dwaling tussen pri-
weer open naar de strafrechter.
58. Leliveld 2009, p. 220.
ken van de bewoordingen van een over-
vaat- en publiekrecht’, WPNR 2012, 6940,
55. N. Struiksma, J. de Ridder en H.B. Win-
59. Procureur-generaal bij het OM.
eenkomst, zeker niet als dit in een strafzaak
p. 11 en 12.
ter, De effectiviteit van bestuurlijke en
60. http://www.om.nl/actueel/toespra-
ten nadele van de beklaagde uitpakt; Het
48. Kamerstukken II 2003/04, 29 708, nr.
strafrechtelijke milieuhandhaving, 253
ken/@150107/toespraak/
Hof Arnhem had verzuimd te onderzoeken
3, p. 3.
Onderzoek en Beleid WODC, Meppel: BJu
61. Art. 36f Wetboek van Strafrecht.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1041
796
Opinie
Een halfleeg glas De risico’s van het bewaren van een kopie van het patiëntendossier voor de privacy Christiaan van Beek1
Als de vertrouwelijkheid van medische gegevens op het spel staat kan dat veel ophef veroorzaken. Zie de perikelen rondom het elektronisch patiëntendossier. Ondertussen deden de Hoge Raad en het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg een aantal uitspraken die die vertrouwelijkheid evenzeer onder druk zetten, zonder noemenswaardig aandacht te trekken.
R
ecent is veel aandacht uitgegaan naar de invoering van de zorginfrastructuur (voorheen het elektronisch patiëntendossier). Met name de negatieve gevolgen en risico’s voor de persoonlijke levenssfeer van de patiënt zijn in de media breed uitgemeten. NRC Handelsblad ontraadde in een commentaar zelfs zijn lezers deelname.2 Los van de juridische merites van een dergelijk advies is de vertrouwelijkheid van medische gegevens klaarblijkelijk een belangrijk thema. Toch zijn er dit jaar een tweetal uitspraken gedaan door respectievelijk de Hoge Raad en het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (CTG) die evenzeer betrekking hebben op dit onderwerp maar nauwelijks voor ophef hebben gezorgd.3 Naar mijn mening ten onrechte. Deze uitspraken hebben betrekking op de uitleg van de dossier- en bewaarplicht. Op grond van art. 7:454 BW (WGBO)4 is een arts verplicht om een dossier te voeren met betrekking tot de behandeling van de patiënt. De bewaarplicht heeft als uitgangspunt dat de arts medische gegevens voor een periode van vijftien jaar bewaart. De
Het uitgangspunt is dus bewaren of overdragen dossier- en bewaarplicht zijn belangrijk in het kader van de continuïteit en kwaliteit van zorg. Dit geldt met name voor de zorg van huisartsen. Om deze reden schrijven de richtlijnen van de beroepsgroep voor dat bij wijziging van huisarts het patiëntendossier, en in het verlengde hiervan de bewaarplicht, wordt overgedragen aan de opvolger. Ook bij andere hulpverleners kan het verstandig zijn om het dossier over te dragen. Het uitgangspunt is dus bewaren of overdragen. Bij wijze van uitzondering is het een arts
1042
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
toegestaan om na overdracht een kopie van het dossier te bewaren ingeval er een (tucht)rechtelijke procedure speelt of dreigt. Kristalhelder zou je denken. De Hoge Raad en het CTG lijken dit nu in een ander perspectief te plaatsen. De uitspraak van de Hoge Raad heeft betrekking op een arts die een samenwerkingsovereenkomst heeft met een kliniek om cosmetisch chirurgische handelingen uit te voeren. De arts en de kliniek gaan uit elkaar waarbij de arts kopieën van de dossiers vordert van de patiënten die hij behandeld heeft. De aard van de samenwerkingsovereenkomst brengt met zich mee dat zowel de kliniek als de arts als hulpverlener kunnen worden aangemerkt in de zin van art. 7:446 BW. Op beiden rust dus de bewaarplicht. Om de patiënt inzage en afschrift van het dossier te kunnen verlenen heeft iedere hulpverlener volgens de Hoge Raad daarom (in beginsel) recht op in ieder geval een kopie van het patiëntendossier van de patiënten die door hem zijn behandeld. De zaak van het Centraal Tuchtcollege betreft een huisarts die ernstig door een patiënt is bedreigd, en om deze reden, zonder hiervan mededeling aan de patiënt te doen, een kopie van het dossier heeft achtergehouden. Het CTG stelt in dit verband dat geen rechtsregel het de hulpverlener verbiedt een kopie van het dossier te behouden, en dat de wetsgeschiedenis hiervoor ook geen aanknopingspunt biedt. Uit de bovenstaande uitspraken zou kunnen worden afgeleid dat een hulpverlener altijd een kopie van het medisch dossier mag bewaren nadat het origineel is overgedragen, al was het maar voor het geval een (tucht)rechtelijke procedure mocht gaan spelen. Naar mijn mening staat een dergelijk algemeen geformuleerd recht op gespannen voet met de bescherming van de privacy van de patiënt. De uitspraak van de Hoge Raad is goed te begrijpen voor de specifieke situatie als er meerdere hulpverleners zijn waarmee de patiënt een behandelrelatie heeft. Een algemeen recht op een kopie van het dossier ligt echter minder voor de hand. Ook de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege roept in dit opzicht de nodige vragen op.
© ANP Xtra Lex van Lieshout
Op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) geldt in beginsel een verbod op het verwerken van bijzondere persoonsgegevens waaronder medische gegevens. Een uitzondering geldt waar het de behandeling van de patiënt betreft, en het beheer van de praktijk. Dit wordt nader ingevuld door specifieke wetgeving waar art. 7:454 BW onderdeel van uitmaakt. Hiernaast zijn ook algemene bepalingen uit de Wbp van belang. De verwerking moet onder meer overeenkomen met het doel waarvoor de gegevens zijn verzameld, de verwerking mag niet bovenmatig (disproportioneel) zijn, en de betrokkene moet hierover geïnformeerd worden. Het is dan maar zeer de vraag of art. 7:454 BW voldoende basis biedt voor het bewaren van een kopie. Er is geen sprake van een expliciete wettelijke grondslag. Als een (tucht)rechtelijke procedure niet aan de orde is ontvalt bovendien het doel voor de verwerking. Dit impliceert dat de arts voor het bewaren van een kopie van het dossier goed beschouwd toestemming nodig heeft van de patiënt, en deze in ieder geval nadrukkelijk moet informeren over het bewaren van een kopie. Het ‘dubbel’ bewaren kan tenslotte als bovenmatig en disproportioneel worden gekwalificeerd. Voor het effectueren van het inzagerecht en het recht op afschrift is dit immers niet noodzakelijk. Bovendien ontstaat zo een weinig overzichtelijke situatie voor de patiënt. Met name als deze gebruik wil maken van het recht om medische gegevens te laten vernietigen. Dat zou voor dezelfde gegevens zowel bij de ‘huidige’ en de ‘oude’ huisarts moeten gebeuren. Bezien vanuit het perspectief van de privacy is het glas dus eerder halfleeg dan halfvol. Ik zou er daarom voor willen pleiten dat de arts alleen een kopie van een medisch dossier bewaart als er sprake is een specifieke situatie zoals dat nu het geval is. Hierbij is het overigens niet van belang of een dossier in papieren vorm bestaat of gedigitaliseerd is. De Wbp en de WGBO zijn
Uit de uitspraken zou kunnen worden afgeleid dat een hulpverlener altijd een kopie van het medisch dossier mag bewaren nadat het origineel is overgedragen immers onverkort van toepassing. De discussie rondom de zorginfrastructuur laat wel zien dat er andere risico’s op dit punt bestaan zoals de toegankelijkheid en opslag (cloudcomputing) van medische gegevens die evenzeer pleiten tegen het onnodig aanhouden van duplicaten, en het ook mogelijk moeten maken om digitale gegevens definitief te verwijderen. Met name dat laatste blijkt in de praktijk nog wel eens lastig te zijn. Niet voor niets is in het voorstel voor de nieuwe Europese Privacyrichtlijn een recht opgenomen om vergeten te worden. Het zou daarom goed zijn als de Hoge Raad en het CTG zich bij de uitleg van het gezondheidsrecht meer bewust tonen van dergelijke ontwikkelingen, en van het privacyrecht in het algemeen.
Auteur
3. Het betreft de uitspraak van de Hoge
1. Mr. drs. C.J.H. van Beek is zelfstandig
Raad d.d. 25 mei 2012 (LJN BV8508). En
adviseur gezondheids- en privacyrecht en is
de uitspraak van het Centraal Tuchtcollege
recent onder meer werkzaam geweest voor
d.d. 18 september 2012 (YG2344). 4. Art. 7:446 BW t/m art. 7:468 BW heb-
de KNMG.
ben betrekking op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO).
Noten 2. NRC Handelsblad d.d. 3 december 2012.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1043
Rechtspraak
Aanbevolen citeerwijze:
grensverkeer aan hun gemeenschappelijke
keer vast te stellen die afwijken van het
NJB 2013/ … (nummer uitspraak)
grens. Onder deze overeenkomst geldt een
Schengen acquis. Deze regels beogen de
maximale verblijfsduur van 3 maanden.
bewoners van de betrokken grensgebieden,
Hof van Justitie EU
1044
De heer Shomodi is een Oekraïense onder-
teneinde rekening te houden met de lokale,
Hoge Raad (civiele kamer)
1045
daan en houder van een vergunning in het
huidige en historische omstandigheden, in
Hoge Raad (strafkamer)
1055
kader van het klein grensverkeer. Op 2 febru-
staat te stellen gemakkelijk, dat wil zeggen
Afd. Bestuursrechtspraak RvS
1061
ari 2010 heeft hij zich bij de grenspost te
zonder overdreven administratieve hinderpa-
Centrale Raad van Beroep
1062
Záhony gemeld. De Hongaarse politie heeft
len, frequent maar eveneens regelmatig de
College Beroep Bedrijfsleven
1067
toen vastgesteld dat hij tussen 3 september
landbuitengrenzen van de Unie te overschrij-
2009 en 2 februari 2010 105 dagen op het
den om economische, sociale, culturele of
Hongaarse grondgebied had verbleven, waar-
familieredenen.
bij hij zich daar bijna dagelijks voor enkele
Daarnaast vindt het Hof de geuite bezorgd-
Hof van Justitie van de Europese Unie
uren had opgehouden. Aangezien de heer
heid van sommige regeringen over de ver-
Shomodi dus in een periode van zes maan-
meende negatieve gevolgen van een autono-
Deze rubriek wordt verzorgd door M.K.
den meer dan drie maanden in de Schengen-
me uitlegging van de Verordening niet
Bulterman, van de Directie Juridische Zaken,
ruimte had verbleven, heeft de Hongaarse
overtuigend, nu het vergemakkelijken van de
Afdeling Europees Recht van het Ministerie
politie hem de toegang tot het Hongaarse
grensovergang bedoeld is voor bonafide
van Buitenlandse Zaken. De volledige uit-
grondgebied geweigerd op grond van het
grensbewoners die gegronde en voldoende
spraken van het HvJ EU zijn beschikbaar via
Hongaarse nationale recht, uitgelegd in het
gemotiveerde redenen hebben om een land-
http://curia.europa.eu.
licht van de Schengenuitvoeringsovereen-
buitengrens te overschrijden. Hier komt bij
komst en verordening nr. 562/2006. De heer
dat de lidstaten bevoegd blijven om sancties
Shomodi heeft tegen dit besluit beroep inge-
op te leggen aan de grensbewoners die hun
steld bij de Hongaarse rechters.
vergunning voor klein grensverkeer misbrui-
797
ken of bedrieglijk gebruiken. Arrest van 21 maart 2013, nr. C-254/11
B. Prejudiciële vragen
Aldus oordeelt het Hof dat de houder van een
(Vierde kamer: J.C. Bonichot (rapporteur),
De Hongaarse rechter legt de vraag voor wat
vergunning voor klein grensverkeer zich vrij
waarnemend voor de president van de Vier-
de exacte draagwijdte is van de beperking tot
in de grenszone moet kunnen verplaatsen
de Kamer, C. Toader, M. Berger, A. Prechal
drie maanden van elk ‘ononderbroken ver-
wanneer zijn verblijf aldaar niet wordt onder-
en E. Jarašiūnas, rechters)
blijf’ waarop de houder van een vergunning
broken, en na elke onderbreking van zijn ver-
voor klein grensverkeer op basis van de ver-
blijf aanspraak moet kunnen maken op een
Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht-
ordening nr. 1931/2006 recht heeft, gelet op
nieuw verblijfsrecht voor drie maanden.
vaardigheid – Klein grensverkeer aan de
de beperking van het verblijf tot drie maan-
In antwoord op de tweede vraag wijst het Hof
landbuitengrenzen van de lidstaten – Ver-
den op een totaal van zes maanden voor
erop dat het verblijf van de houder van een
ordening (EG) nr. 1931/2006 – Verordening
onderdanen van derde landen die door de
in het kader van het klein grensverkeer ver-
(EG) nr. 562/2006 – Maximumduur van ver-
Schengenuitvoeringsovereenkomst en veror-
strekte vergunning voor klein grensverkeer
blijf – Berekeningsregels
dening nr. 562/2006 van de visumplicht zijn
als onderbroken moet worden beschouwd
vrijgesteld. De verwijzende rechter wenst ook
vanaf het ogenblik dat de betrokkene de
te vernemen welke frequentie van onderbre-
grens overschrijdt om overeenkomstig de
kingen in het verblijf van een houder van
hem verstrekte vergunning naar zijn lidstaat
A. Feiten
een vergunning voor klein grensverkeer in
van verblijf terug te keren, zonder dat reke-
Onder de Schengenuitvoeringsovereenkomst,
de zin van artikel 5 van verordening
ning hoeft te worden gehouden met het aan-
kunnen vreemdelingen die niet onderwor-
1931/2006 aanvaardbaar is.
tal grensoverschrijdingen per dag.
plaatsen binnen de Schengenruimte voor
C. Uitspraak van het Hof
D. Slotsom
een periode van maximaal drie maanden
Het Hof overweegt dat de algemene regel van
Verordening 1931/2006 moet aldus worden
gedurende zes maanden na de datum van
het Schengen acquis, dat voor van de visum-
uitgelegd dat de houder van een vergunning
eerste binnenkomst.
plicht vrijgestelde onderdanen van derde lan-
voor klein grensverkeer zich binnen de gren-
Een specifieke verordening (Verordening nr.
den het verblijf van korte duur beperkt tot in
zen die zijn vastgelegd in deze verordening
1931/2006) geldt voor vreemdelingen die
totaal drie maanden per periode van zes
en in de bilaterale overeenkomst tussen het
woonachtig zijn in een gebied dat grenst aan
maanden, niet van toepassing is op klein
derde land waarvan hij onderdaan is en de
een lidstaat van de EU. Grensarbeiders kun-
grensverkeer. In dit verband wijst het Hof
aangrenzende lidstaat is gesloten, vrij in de
nen een vergunning krijgen voor klein grens-
allereerst op de bewoordingen van artikel 5
grenszone moet kunnen verplaatsen wan-
verkeer dat hen in staat stelt om de naburige
van verordening 1931/2006. De beperking
neer zijn verblijf aldaar niet wordt onderbro-
lidstaat binnen te komen en er te blijven
van drie maanden zoals neergelegd in de
ken, en na elke onderbreking van zijn verblijf
gedurende een ononderbroken periode, waar-
klein grensverkeer verordening verwijst enkel
aanspraak moet kunnen maken op een
van de duur wordt bepaald door de twee buur-
naar
nieuw verblijfsrecht voor drie maanden.
landen, maar mag niet langer zijn dan drie
beperking van het Schengen acquis niet naar
Een onderbreking van het verblijf doet zich
maanden. Houders van een dergelijke vergun-
zulke verblijven verwijst. Ook verordening
voor wanneer de grens tussen de naburige
ning zijn niet bevoegd om verder te gaan dan
1931/2006 pleit volgens het Hof voor een
lidstaat en het derde land wordt overschre-
het grensgebied van de bezochte lidstaat.
autonome uitleg. De vaststelling van verorde-
den, ongeacht de frequentie van deze over-
Hongarije en Oekraïne hebben een overeen-
ning 1931/2006 wijst op de wil van de Unie-
schrijding en zelfs indien zij meerdere keren
komst gesloten tot regeling van het klein
wetgever om regels voor het klein grensver-
per dag plaatsvindt.
Shomodi
pen zijn aan een visumplicht zich vrij ver-
1044
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
ononderbroken verblijf , terwijl de
Rechtspraak
Hoge Raad (civiele kamer)
tij niet had ontvangen en dat het elektro-
geen betekent dat het arrest van het hof niet
Deze rubriek wordt verzorgd door mr. G.C.C.
nisch roljournaal niet toegankelijk was. HR:
in stand kan blijven.
Lewin, raadsheer in het gerechtshof Amster-
De gestelde samenloop van omstandighe-
Volgt vernietiging en terugwijzing, overeen-
dam. De uitspraken zijn integraal in te zien
den – van de juistheid waarvan voorshands
komstig de conclusie van de A-G.
op www.rechtspraak.nl
moet worden uitgegaan – is tegen de ach-
De A-G verwijst in voetnoot 20 naar HR 13 april
tergrond van het in art. 6 EVRM gewaar-
2012, LJN BV5549, NJ 2012/246 (Palu di Man-
borgde recht op een effectieve toegang tot
gel/Korpodeko), in welke zaak eveneens een
de civiele rechter van dien aard, dat niet
cassatieberoep noodzakelijk was om een
voor risico van de partij dient te komen dat
einduitspraak van het hof van tafel te krijgen.
798 29 maart 2013, nr. 12/00122
zij nog niet van grieven had gediend.
(Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion en M.V. Polak; A-G mr. E.B. Rank-Berenschot)
(EVRM art. 6)
800
X c.s., adv. mr. M.W. Eshuis, vs. Varde, niet
29 maart 2013, nr. 12/01002
verschenen
(Mrs. A.M.J. van Buchem-Spapens, C.E. Drion
LJN BY7841 Wisselbepaling. Bij dagvaarding is cassatie ingesteld tegen een beschikking. De HR past de wisselbepaling toe.
en M.V. Polak; A-G mr. P. Vlas)
Procesverloop
LJN BY4352
Op vordering van Varde heeft de kanton(Rv art. 69, 426a)
rechter X c.s. veroordeeld tot betaling van
Internationaal privaatrecht. Huwelijkse
een geldbedrag. X c.s. zijn in hoger beroep
voorwaarden. Rechtskeuze. Haags Huwe-
De vrouw, adv. mr. M.L. Kleyn, vs. de man,
gegaan. De zaak is bij het hof op de rol inge-
lijksvermogensverdrag 1978. HR: Het hof
niet verschenen
schreven, en heeft op 28 juni, 9 augustus en
heeft nagelaten te onderzoeken of in dit
6 september 2011 op de rol gestaan voor het
geval uit de keuze van partijen voor huwe-
Procesverloop
nemen van de memorie van grieven. Op de
lijkse voorwaarden conform art. 162 lid 2
Bij verzoekschrift heeft de vrouw de recht-
rolzitting van 20 september 2011 is akte
van het Italiaanse Burgerlijk Wetboek
bank verzocht echtscheiding uit te spreken
verleend dat X c.s. niet tijdig van grieven
ondubbelzinnig een aanwijzing van het toe-
en een aantal nevenvoorzieningen te treffen.
hebben gediend. Bij arrest van 4 oktober
passelijke recht voortvloeit.
De rechtbank heeft uitspraak gedaan bij
2011 heeft het hof X c.s. niet-ontvankelijk
beschikking. De vrouw is in hoger beroep
verklaard in hun hoger beroep bij gebreke
(Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 art.
gegaan bij verzoekschrift. Het hof heeft uit-
van grieven.
10, 11)
Hoge Raad
De man, adv. mr. E.H. van Staden ten Brink,
X c.s. voeren aan dat zij de peremptoirstel-
vs. de vrouw, adv. mr. J. van Duijvendijk-
Hoge Raad
ling door Varde in de brief van mr. Ouwens
Brand
De vrouw had het cassatieberoep bij verzoek-
van 12 augustus 2011 niet hebben ontvan-
schrift dienen in te stellen.
gen en dat het elektronisch roljournaal in de
Feiten en procesverloop
Volgt het bevel dat de procedure zal worden
desbetreffende periode niet toegankelijk was.
Partijen zijn op 3 januari 1998 in Italië
voortgezet volgens de regels die gelden voor
Uitgaande van de door het middel geschetste
getrouwd. In de huwelijksakte staat dat par-
de verzoekschriftprocedure, met bepaling dat
gang van zaken – die voldoende aannemelijk
tijen hebben verklaard te hebben gekozen
de griffier afschriften van de cassatiedagvaar-
is, gelet op de overgelegde stukken en de
voor huwelijkse voorwaarden conform art.
ding en van het arrest van de Hoge Raad toe-
ambtshalve door de A-G ingewonnen inlich-
162 lid 2 Codice Civile. Partijen wonen sinds
zendt aan de man en hem in de gelegenheid
tingen – hebben X c.s. niet eerder dan in cas-
april 1998 in Nederland.
stelt een verweerschrift in te dienen, een en
satie de gelegenheid gehad om aan te voeren
In dit geding heeft de rechtbank de echtschei-
ander overeenkomstig de conclusie van de
dat zij als gevolg van de in het middel
ding tussen partijen uitgesproken en beslist
A-G.
genoemde samenloop van omstandigheden
dat op grond van een geldige rechtskeuze het
De A-G bespreekt de wisselbepaling van art.
niet op de hoogte waren van de peremptoir-
regime van scheiding van goederen van het
69 Rv onder 2.2-2.7.
stelling en het laatste uitstel voor de memo-
Italiaanse recht geldt. Het hof heeft alsnog
rie van grieven op 6 september 2011 tegen
geoordeeld dat een gemeenschap van goede-
de rolzitting van 20 september 2011, zodat in
ren krachtens het Nederlandse recht bestaat
cassatie voorshands van de juistheid daarvan
en verdeeld moet worden.
spraak gedaan bij beschikking. De vrouw is in cassatie gegaan bij dagvaarding.
799
dient te worden uitgegaan. Tegen deze ach29 maart 2013, nr. 12/00401
tergrond is het middel gegrond. De door X
Hoge Raad
(Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, M.A.
c.s. gestelde samenloop van omstandigheden
Het hof heeft weliswaar onderkend dat art.
Loth, G. Snijders en M.V. Polak; A-G mr. E.M.
– van de juistheid waarvan in cassatie voors-
11 van het Haagse Huwelijksvermogensver-
Wesseling-van Gent)
hands moet worden uitgegaan – is tegen de
drag 1978 bepaalt dat de aanwijzing van het
LJN BY7843
achtergrond van het in art. 6 EVRM gewaar-
toepasselijke recht uitdrukkelijk moet zijn
borgde recht op een effectieve toegang tot de
overeengekomen of ondubbelzinnig moet
Toegang tot de rechter. Grievenstelsel. Het
civiele rechter van dien aard, dat niet voor
voortvloeien uit huwelijkse voorwaarden,
hof verklaart een appellant bij gebreke van
hun risico dient te komen dat zij op 20 sep-
maar heeft vervolgens uitsluitend geoor-
grieven niet-ontvankelijk in het hoger
tember 2011 nog niet van grieven hadden
deeld dat niet gesproken kan worden van een
beroep. In cassatie voert de partij aan dat
gediend. De stellingen van X c.s. moeten der-
ondubbelzinnige aanwijzing van het toepas-
zij de peremptoirstelling van de wederpar-
halve op juistheid worden onderzocht, het-
selijke recht door partijen. Aldus heeft het
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1045
Rechtspraak
hof nagelaten te onderzoeken of in dit geval
heden onrechtmatig kan zijn, maar daartoe
via art. 6:162 BW af aan de hand van litera-
een aanwijzing van het toepasselijke recht op
is niet toereikend dat die nabootsing node-
tuur, rechtspraak en beschouwingen.
de voet van art. 11 ondubbelzinnig voort-
loos is en bij het publiek verwarring wekt.
vloeit uit de hiervoor genoemde keuze van (Aw art. 13; BW art. 6:162)
802
lijk Wetboek. Bij de beantwoording van de
A, adv. mr. S.M. Kingma, vs. B, niet
29 maart 2013, nr. 12/02147
vraag of sprake is van een rechtskeuze op de
verschenen
(Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spa-
partijen voor huwelijkse voorwaarden conform art. 162 lid 2 van het Italiaanse Burger-
voet van art. 11 van het Verdrag dienen de
pens, A.H.T. Heisterkamp, M.A. Loth en C.E.
door het hof in rov. 13 en 14 genoemde fei-
Feiten en procesverloop
Drion; A-G mr. P. Vlas)
ten en omstandigheden buiten beschouwing
A en B zijn kunstschilders.
LJN BY7833
te worden gelaten. Zij hebben immers betrek-
In dit geding heeft B een verklaring voor
king op de vraag of tussen partijen wilsover-
recht gevorderd dat de figuren op haar wer-
Enquêtebevoegdheid. Een middellijk aan-
eenstemming met betrekking tot hun rechts-
ken auteursrechtelijke bescherming genieten
deelhouder van een vennootschap ver-
keuze bestaat, en art. 10 van het Verdrag
en dat werken van A daarop inbreuk maken.
zoekt een enquête. HR: De bevoegdheid tot
bepaalt dat de voorwaarden voor de wilsover-
Voorts heeft zij vorderingen ingesteld die
het indienen van een enquêteverzoek
eenstemming van de echtgenoten inzake het
ertoe strekken de gevolgen daarvan onge-
komt mede toe aan de verschaffer van risi-
recht dat zij als toepasselijk aanwijzen, door
daan te maken. De rechtbank heeft A veroor-
codragend kapitaal die een eigen econo-
dat recht worden bepaald. Voormelde feiten
deeld drie bepaalde schilderijen aan B af te
misch belang heeft in de vennootschap,
en omstandigheden kunnen dus slechts in
geven en het meer of anders gevorderde afge-
welk belang in zoverre op een lijn kan
aanmerking worden genomen bij de beoorde-
wezen. Het hof heeft het vonnis bekrachtigd
worden gesteld met het belang van een
ling – naar Italiaans recht – van de materiële
voor zover het de toewijzingen betreft. De
aandeelhouder. Het oordeel van de onder-
geldigheid van de (op de voet van art. 11 van
door de rechtbank afgewezen vorderingen
nemingskamer dat verzoeker onder de
het Verdrag tot stand gekomen) rechtskeuze
heeft het hof alsnog grotendeels toegewezen.
onderhavige omstandigheden als verschaf-
van partijen.
fer van risicodragend kapitaal een eigen
Volgt vernietiging en verwijzing, overeen-
Hoge Raad
economisch belang heeft in de vennoot-
komstig de conclusie van de A-G.
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad
schap dat in zoverre kan worden gelijkge-
De A-G bespreekt onder 2.2 de toepasselijk-
brengt het gebruik van hetzelfde materiaal,
steld met het belang van een aandeelhou-
heid van het Haagse Huwelijksvermogensver-
het bewerken daarvan volgens dezelfde, een
der, getuigt niet van een onjuiste
drag 1978. Onder 2.5-2.6 meent hij dat zo
bepaald artistiek effect opleverende metho-
rechtsopvatting, is niet onbegrijpelijk en
niet uitdrukkelijk, dan in ieder geval ondub-
de, of het volgen van dezelfde stijl, nog niet
is toereikend gemotiveerd.
belzinnig uit de huwelijksakte volgt dat par-
mee dat sprake is van nabootsing van een
tijen Italiaans recht voor ogen hebben
werk als bedoeld in art. 13 Aw (HR 28 juni
gehad. Onder 2.7-2.8 noemt hij het onder-
1946, NJ 1946/712, vgl. voorts HR 29 decem-
scheid tussen de formele geldigheidsvereis-
ber 1995, LJN ZC1942, NJ 1996/546). De
X1, X2 en X3, adv. mr. M.E. Bruning, vs. Y en
ten en de materiële geldigheidsvereisten van
Auteurswet geeft geen exclusief recht
Chinese Workers, niet verschenen
een rechtskeuze.
aan degene die volgens een – hem kenmer-
(BW art. 2:346, aanhef en onder b)
kende – stijl werkt. Aan deze rechtspraak ligt
Feiten en procesverloop
de gedachte ten grondslag dat de auteurs-
X1, X2, X3 en Y hebben in 2000 Chinnede
rechtelijke bescherming van abstracties als
opgericht, een vennootschap naar Chinees
stijlkenmerken een ontoelaatbare beperking
recht, gevestigd te Hong Kong. Chinnede
29 maart 2013, nr. 12/01003
van de vrijheid van creatie van de maker zou
heeft in 2001 Chinese Workers opgericht, een
(Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spa-
meebrengen, en aldus een rem op culturele
besloten vennootschap naar Nederlands
pens, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en
ontwikkelingen zou vormen. Tegen deze ach-
recht. Chinese Workers drijft een onderne-
M.A. Loth; A-G mr. D.W.F. Verkade)
tergrond dient te worden geoordeeld dat het
ming gericht op het detacheren van uit
LJN BY8661
recht geen ruimte laat voor aanvullende
China afkomstig horecapersoneel in Neder-
bescherming van de maker van een werk op
land. Sinds 2001 is Y in het handelsregister
Auteursrecht. Slaafse nabootsing. Onrecht-
grond van art. 6:162 BW tegen zogenoemde
van de Kamer van Koophandel ingeschreven
matige daad. Een kunstschilderes stelt vor-
slaafse nabootsing van een stijl of van stijl-
als volledig gevolmachtigde van Chinese
deringen in op de grond dat inbreuk wordt
kenmerken. Een ander oordeel zou meebren-
Workers met de titel directeur. Sinds 2005 is
gemaakt op de auteursrechtelijke bescher-
gen dat langs die weg alsnog het resultaat
de feitelijke leiding van Chinese Workers
ming van de figuren op haar werken. HR:
zou worden bereikt dat de hiervoor vermelde
geleidelijk in handen gekomen van Y. Chin-
Het volgen van dezelfde stijl brengt nog
rechtspraak beoogt te voorkomen. Het voren-
nede houdt alle aandelen in en is enig
niet mee dat sprake is van nabootsing van
staande sluit niet uit dat slaafse nabootsing
bestuurder van Chinese Workers. X1 en Y zijn
een werk als bedoeld in art. 13 Aw. Het
van een stijl of van stijlkenmerken onder
de bestuurders van Chinnede. Sinds 2007
recht laat geen ruimte voor aanvullende
bijkomende omstandigheden onrechtmatig
houden X1 en Y ieder 50% van de aandelen
bescherming van de maker van een werk
kan zijn, maar daartoe is niet toereikend dat
in Chinnede. X1, X2 en X3 stellen zich op het
op grond van art. 6:162 BW tegen zoge-
die nabootsing nodeloos is en bij het publiek
standpunt dat X1 en Y ieder slechts 25% van
noemde slaafse nabootsing van een stijl of
verwarring wekt.
de aandelen voor zichzelf houden en de ove-
van stijlkenmerken. Niet is uitgesloten dat
Volgt vernietiging en verwijzing, overeen-
rige 25% houden als ‘trustees’ voor respectie-
slaafse nabootsing van een stijl of van stijl-
komstig de conclusie van de A-G.
velijk X2 en X3 als ‘benificial owners’.
kenmerken onder bijkomende omstandig-
De A-G wijst onder 3.4-3.13 stijlbescherming
In dit geding heeft Y de ondernemingska-
801
1046
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Rechtspraak
mer verzocht een onderzoek te gelasten
met het belang van een aandeelhouder als
Feiten en procesverloop
naar het beleid en de gang van zaken bij
bedoeld in art. 2:346, aanhef en onder b, BW.
Belterwiede heeft in 2006 een jachthaven-
Chinese Workers en voor de duur van het
Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste
complex gekocht. Zij heeft voor het complex
geding een derde te benoemen als bestuur-
rechtsopvatting, is niet onbegrijpelijk en is
via FPO, haar assurantietussenpersoon, ver-
der van Chinese Workers. X1, X2 en X3 heb-
toereikend gemotiveerd. De omstandigheid
zekeringen afgesloten bij Reaal. In 2007 heeft
ben betoogd dat Y niet bevoegd is een
dat Y niet rechtstreeks aandelen houdt in
brand gewoed in het jachthavencomplex,
enquêteverzoek te doen. De ondernemings-
Chinese Workers, maar dat zij door middel
waarbij onder meer schade is ontstaan aan
kamer heeft dat verweer verworpen, gelet op
van aandelen in Chinnede een economisch
het horecagedeelte. Reaal heeft dekking van
de omstandigheden (a) dat Chinnede uit-
belang heeft in Chinese Workers, doet daar-
deze schade geweigerd, omdat dit gedeelte
sluitend de aandelen van Chinese Workers
aan niet af. Ook de omstandigheid dat Chin-
van het complex volgens haar niet onder de
beheert en verder geen enkele (onderne-
nede een vennootschap is naar het recht
afgesloten verzekeringen valt.
mings-)activiteit verricht, (b) dat er geen
van Hong Kong leidt niet tot een ander oor-
In dit geding heeft Belterwiede primair
reden is waarom dat beheer vanuit Hong
deel, nu de ondernemingskamer heeft vast-
gevorderd Reaal te veroordelen alsnog dek-
Kong zou moeten worden verricht en dat dit
gesteld dat de ondernemingsactiviteiten
king te verlenen, omdat het horecagedeelte
beheer ook feitelijk niet vanuit Hong Kong
plaatsvinden in Chinese Workers.
wel onder de afgesloten verzekeringen valt,
wordt verricht, (c) dat alle ondernemingsac-
Volgt verwerping.
en subsidiair FPO te veroordelen tot betaling
tiviteiten door of in opdracht van Chinese
De A-G concludeert tot vernietiging en niet-
van schadevergoeding, omdat in het geval
Workers worden verricht, (d) dat dit ook
ontvankelijkverklaring van Y in het enquête-
dat het horecagedeelte niet onder de dekking
geldt voor de werving van horecapersoneel
verzoek. Hij geeft onder 2.11 regels over de
valt, FPO is tekortgeschoten in haar verplich-
in China die geschiedt in opdracht van Chi-
vraag aan wie de enquêtebevoegdheid toe-
ting jegens haar om voor een passende ver-
nese Workers, en (e) dat de door deze uit-
komt en oordeelt onder 2.12 dat de door de
zekeringsovereenkomst te zorgen. De recht-
zendbureau’s verschuldigde commissie door
Ondernemingskamer vermelde omstandighe-
bank heeft de vordering tegen Reaal
Y wordt gefactureerd en vervolgens recht-
den niet rechtvaardigen dat bij de beantwoor-
afgewezen en voor recht verklaard dat FPO
streeks aan de aandeelhouders van Chinne-
ding van die vraag in dit geval Chinnede
aansprakelijk is voor de schade die Belterwie-
de wordt betaald, naar verhouding van hun
wordt weggedacht.
de heeft geleden door het feit dat de schade
aandelen (rov. 3.5).
Hoge Raad
aan het horecagedeelte niet verzekerd was.
803
De rechtbank heeft Belterwiede en FPO in de gelegenheid gesteld zich over die schade nader uit te laten. Tegen dit vonnis heeft Bel-
Bij de beoordeling van de klachten dient te worden vooropgesteld dat de bevoegdheid
29 maart 2013, nr. 12/02451
terwiede hoger beroep ingesteld, zowel tegen
tot het indienen van een verzoek tot het
(Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-
Reaal als tegen FPO. FPO heeft zich in het
instellen van een enquête toekomt aan
Spapens, G. Snijders, G. de Groot en M.V.
hoger beroep van Belterwiede tegen Reaal
degenen aan wie deze bevoegdheid in de
Polak; A-G J. Spier)
gevoegd aan de zijde van Belterwiede. In het
wet is verleend en dat de daartoe strekken-
LJN BZ0173
door Belterwiede tegen haar ingestelde hoger beroep heeft FPO incidenteel hoger beroep
de opsomming in art. 2:346 BW limitatief is. Volgens vaste rechtspraak brengt de strek-
Ontvankelijkheid in cassatie. Belang bij
ingesteld. Het hof heeft in het hoger beroep
king van het enquêterecht echter mee dat
cassatieberoep. Een verzekerde vordert pri-
van Belterwiede tegen Reaal het vonnis van
de verschaffer van risicodragend kapitaal
mair de verzekeraar te veroordelen tot dek-
de rechtbank bekrachtigd en in het hoger
die een eigen economisch belang heeft in
kingverlening, en subsidiair de tussenper-
beroep van Belterwiede tegen FPO in het
de vennootschap waarop het verzoek betrek-
soon te veroordelen tot schadevergoeding.
principale beroep Belterwiede niet-ontvanke-
king heeft, welk belang in zoverre op een
De rechtbank wijst de primaire vordering
lijk verklaard in haar beroep en in het inci-
lijn kan worden gesteld met het belang van
af en wijst op de subsidiaire vordering een
dentele beroep het vonnis van de rechtbank
een aandeelhouder of certificaathouder,
deelvonnis. De verzekerde gaat in appel
bekrachtigd.
voor de toepassing van art. 2:346, aanhef en
tegen beide wederpartijen. In het appel
FPO heeft cassatieberoep ingesteld tegen het
onder b, BW, dient te worden gelijkgesteld
tegen de verzekeraar voegt de tussenper-
arrest van het hof zowel in de zaak tussen
met aandeelhouders of certificaathouders
soon zich aan de zijde van de verzekerde.
Belterwiede en Reaal als in de zaak tussen
(vgl. HR 6 juni 2003, LJN AF9440, NJ
Het hof wijst een arrest waarbij het onder
haarzelf en Belterwiede.
2003/486, HR 4 februari 2005, LJN AR8899,
meer de afwijzing van de primaire vorde-
NJ 2005/127, HR 25 juni 2010, LJN BM0710,
ring bekrachtigt. HR: Nu de verzekerde geen
Hoge Raad
NJ 2010/370, HR 10 september 2010, LJN
cassatieberoep heeft ingesteld, heeft de tus-
Nu Belterwiede geen cassatieberoep heeft
BM6077, NJ 2010/665, en HR 8 april 2011,
senpersoon als gevoegde partij geen belang
ingesteld tegen het arrest van het hof, rijst
LJN BP4943, NJ 2011/338). De onderne-
bij haar cassatieberoep tegen de verzeke-
de vraag of FPO als gevoegde partij belang
mingskamer heeft vastgesteld dat de aan-
raar in de zaak tussen de verzekerde en de
heeft bij haar cassatieberoep tegen Reaal in
deelhouders in Chinnede – waaronder Y –
verzekeraar.
de zaak tussen Belterwiede en Reaal. Deze
onder de door haar in rov. 3.5 genoemde omstandigheden moeten worden aange-
vraag moet ontkennend worden beantwoord. (BW art. 3:303)
merkt als de economisch gerechtigden in
Doordat Belterwiede geen cassatieberoep heeft ingesteld, is de afwijzing van haar vor-
Chinese Workers. Met dat oordeel heeft zij
FPO (de tussenpersoon), adv. mr. T. Welschen,
dering tegen Reaal onherroepelijk. Het door
tot uitdrukking gebracht dat Y als verschaf-
vs. Belterwiede (de verzekerde), adv. mr.
FPO als gevoegde partij tegen Reaal ingestel-
fer van risicodragend kapitaal een eigen
B.T.M. van der Wiel, en Reaal (de verzeke-
de cassatieberoep kan daarin geen verande-
economisch belang heeft in Chinese Wor-
raar), adv. mr. M.E. Franke
ring brengen. FPO heeft evenmin belang
kers dat in zoverre kan worden gelijkgesteld
erbij dat tussen haar en Reaal wordt vastge-
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1047
Rechtspraak
steld hoe de rechtsbetrekking tussen Belter-
oordeel van het hof dat geen sprake is van
den en daarbij in het midden te laten of dat
wiede en Reaal luidt. In haar verhouding tot
schade of dat de curator hiertoe onvoldoen-
handelen onrechtmatig was. Voor het overige
Belterwiede is dat belang niet gelegen. De
de heeft gesteld, is onbegrijpelijk.
behoeft het middel geen behandeling, gelet op hetgeen hierna zal worden overwogen.
beslissing in het arrest van het hof omtrent de rechtsbetrekking tussen Belterwiede en
(BW art. 96 lid 1)
Middel 3 is gericht tegen het oordeel van het hof dat de boedel geen schade heeft geleden.
Reaal heeft immers geen gezag van gewijsde in de verhouding tussen FPO en Belterwiede.
W.H.J.M. Haafkes q.q., curator in het faillisse-
Het hof heeft daartoe overwogen, veronder-
Anders dan aan de orde was in HR 9 april
ment van PPW, adv. mr. J.C. Meijroos, vs. Doli
stellenderwijs ervan uitgaande dat het onder-
2010, LJN BK4549, NJ 2010/388, rov. 3, doet
c.s., niet verschenen
handen werk niet aan de VOF was overgedragen, dat de desbetreffende schuldenaren niet
zich hier dan ook niet het geval voor dat de gevoegde partij zelfstandig een rechtsmiddel
Feiten en procesverloop
bevrijdend aan de VOF hebben betaald en dat
tegen de uitspraak moet kunnen aanwenden
In cassatie zal worden uitgegaan van de vol-
het de curator derhalve vrijstond de vorderin-
om te voorkomen dat deze jegens haar in
gende feiten, ten dele veronderstellenderwijs,
gen alsnog te innen. Het middel slaagt. De
kracht van gewijsde gaat en beslissingen
aangezien het hof geen feiten heeft vastge-
enkele omstandigheid – voor zover al juist
daarin jegens haar gezag van gewijsde ver-
steld en de tegen de feitenvaststelling van de
– dat de schuldenaren niet bevrijdend aan de
krijgen. FPO is voorts niet door het hof in de
rechtbank gerichte grieven niet heeft behan-
VOF hebben betaald, brengt nog niet mee dat
kosten van Reaal veroordeeld en heeft dus
deld. In 2002 heeft de rechtbank het faillisse-
de curator door de handelwijze van Doli c.s.
ook niet uit dien hoofde belang bij haar cas-
ment van PPW uitgesproken. De curator
geen schade heeft geleden. Het feit dat die
satieberoep tegen Reaal.
heeft aan PPW behorende activa verkocht aan
schuldenaren reeds betalingen hebben ver-
FPO is wel ontvankelijk in haar cassatiebe-
een vennootschap onder firma waarin Doli
richt, doet immers dusdanig voor de hand
roep in de zaak tussen haarzelf en Belterwie-
c.s. belangen hadden (hierna: de VOF). De
liggen dat de curator moeilijkheden zal onder-
de. Het vonnis van de rechtbank is, nu de
VOF heeft na het sluiten van de koopover-
vinden bij het alsnog innen van de vorderin-
vordering van Belterwiede tegen FPO daarin
eenkomst een groot aantal facturen doen
gen, met de kans dat die vorderingen niet
gedeeltelijk is toegewezen in de vorm van de
uitgaan ter zake van vóór de faillissementen
meer (volledig) kunnen worden geïnd, dat een
uitgesproken verklaring voor recht, terwijl
verrichte, maar nog niet gefactureerde werk-
andersluidend oordeel motivering behoeft.
voor het overige de beslissing daarover is
zaamheden/leveranties, respectievelijk voor
Een zodanige motivering ontbreekt. Boven-
aangehouden, gedeeltelijk een eindvonnis en
nog niet gefactureerde werkzaamheden/leve-
dien wijst het middel erop dat Doli c.s. voor
gedeeltelijk een tussenvonnis. Omdat het
ranties die in de eerste weken na het uitspre-
het hof hebben gesteld dat de vorderingen
incidentele hoger beroep van FPO zich mede
ken van de faillissementen waren verricht
van de curator zijn verjaard en dat de curator
tegen de genoemde verklaring voor recht
door het op dat moment nog voor de boedel
deze stelling niet heeft betwist. Gelet hierop
keerde, is de bekrachtiging van het vonnis
werkende personeel.
en op de stelling van de curator dat Doli c.s. de
van de rechtbank door het hof in zoverre een
In dit geding heeft de curator vergoeding
vorderingen aan zijn zicht hebben onttrokken,
eindarrest. Aangezien het cassatieberoep van
gevorderd van de schade die de boedel van
is het oordeel van het hof dat geen sprake is
FPO zich mede keert tegen die bekrachtiging,
PPW heeft geleden door deze gang van zaken.
van schade of dat de curator hiertoe onvol-
is FPO ontvankelijk in haar cassatieberoep
De vordering is mede gebaseerd op het ver-
doende heeft gesteld, onbegrijpelijk.
tegen Belterwiede (vgl. HR 9 september 2011,
wijt dat er na het faillissement van PPW en
Volgt vernietiging en verwijzing, overeen-
LJN BQ2306, NJ 2011/408).
de doorstart van de in die vennootschap
komstig de conclusie van de A-G.
Beoordeling van het middel in de zaak tegen
gedreven onderneming door de VOF, een aan-
Belterwiede: art. 81 lid 1 RO.
zienlijk deel van het onderhanden werk van
Volgt niet-ontvankelijkverklaring van FPO in
PPW ten onrechte door de VOF is gefactu-
haar beroep tegen Reaal en verwerping van
reerd en dat de VOF in dat kader ook ten
het beroep voor zover ingesteld tegen Bel-
onrechte betalingen heeft ontvangen. De
29 maart 2013, nr. 12/04254
terwiede.
VOF heeft daarmee volgens de curator
(Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spa-
De A-G meent dat FPO wel belang heeft bij
onrechtmatig gehandeld. Doli c.s. zijn
pens, C.A. Streefkerk, C.E. Drion en M.V.
haar beroep tegen Reaal (3.1-3.12.2).
medeaansprakelijk voor de door de door de
Polak; A-G mr. F.F. Langemeijer)
boedel geleden schade, aldus de curator. De
LJN BY8665
805
rechtbank heeft de vorderingen toegewezen
804 29 maart 2013, nr. 12/03193
tot € 256.604. Het hof heeft de vorderingen
Onteigening. Appartementsrecht. Belang.
alsnog afgewezen op de grond dat de boedel
In een onteigenings-KB worden niet alleen
geen schade heeft geleden.
percelen die in eigendom van een vereniging van eigenaars zijn ter onteigening
(Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, M.A. Loth en G. de Groot; A-G
Hoge Raad
aangewezen, maar ook de appartements-
mr. J. Spier)
Middel 2 klaagt onder meer dat het hof heeft
rechten zelf. HR: De Onteigeningswet voor-
LJN BZ0517
geoordeeld over de vraag of de curator scha-
ziet niet in de mogelijkheid van een afzon-
de heeft geleden ten gevolge van onrechtma-
derlijke onteigening van een
Faillissementsfraude. Schade. De curator
tig handelen van Doli c.s. zonder eerst een
appartementsrecht. Hoewel de hierop
verkoopt activa van de failliet aan een VOF.
oordeel te geven over de onrechtmatigheid
gerichte klacht doel treft, leidt dit niet tot
De VOF doet vervolgens facturen uitgaan
van het gedrag van Doli c.s. Het middel faalt
cassatie, omdat eisers geen belang hebben
ter zake van vóór het faillissement en in de
in zoverre. Op zichzelf had het hof de vrij-
bij de klacht.
eerste weken na het uitspreken van het
heid om de vorderingen van de curator af te
faillissement verrichte werkzaamheden. De
wijzen op de grond dat de curator door het
(Ow art. 4 lid 1, 2 en 3; art. 17, 59 lid 3; BW
curator vordert schadevergoeding. HR: Het
handelen van Doli c.s. geen schade heeft gele-
art. 5:106 lid 1)
1048
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Rechtspraak
X c.s., adv. mr. J.A.M.A. Sluysmans, vs. de
de onteigenende partij. Blijkens de wetsge-
rechtsgeding te vermijden (vgl. HR 8 april
Staat der Nederlanden (Ministerie van Infra-
schiedenis is deze mogelijkheid bedoeld voor
1998, LJN ZD2955, NJ 1999/24). Bij de beant-
structuur en Milieu), adv. mrs. M.W. Schelte-
gevallen waarin de onteigenende partij reeds
woording van de vraag of het voorschrift van
ma en R.T. Wiegerink
eigenaar van de onroerende zaak is, maar op
art. 17 Ow behoorlijk is nageleefd, moet niet
deze zaak een van de in art. 4 lid 1 Ow
alleen worden gelet op deze strekking, maar
Feiten en procesverloop
genoemde rechten rust. Alsdan behoeft deze
ook op het feit dat het algemeen belang een
In 2011 zijn bij Koninklijk Besluit onder
partij niet een onteigeningsgeding tegen
spoedige verkrijging van de eigendom door
meer acht perceelgedeelten aangewezen ter
zichzelf aan te spannen, maar kan het recht
de onteigenende partij verlangt (vgl. HR 17
onteigening ten name van de Staat, ten
afzonderlijk worden onteigend. Het bepaalde
maart 1965, LJN AB5065, NJ 1965/278). In het
behoeve van de aanleg van een tunnel en de
in art. 4 lid 1 Ow leent zich niet voor over-
onderhavige geval diende zich de situatie aan
aanpassing van een knooppunt ter uitvoe-
eenkomstige toepassing in andere gevallen
dat de eigendom van de te onteigenen perce-
ring van het Tracébesluit ‘A2 Passage Maas-
dan in deze bepaling zijn voorzien. De Ontei-
len was gesplitst in appartementsrechten.
tricht’. In het KB is een Vereniging van Eige-
geningswet voorziet aldus niet in de moge-
Voorts stond vast dat de Staat het apparte-
naars aangewezen als eigenaar van de
lijkheid van een afzonderlijke onteigening
mentsrecht van X niet in minnelijk overleg
betrokken percelen. Deze percelen zijn
van een appartementsrecht. Voor zover de
heeft kunnen verwerven. Het mislukken van
gesplitst in appartementsrechten. De eigena-
eigendom van een gebouw of een perceel op
de onderhandelingen met (appartementsei-
ren van de appartementen, onder wie X c.s.,
de voet van art. 5:106 lid 1 BW is gesplitst in
genaar) X bracht derhalve mee dat de Staat
zijn gezamenlijk eigenaar van de onroerende
appartementsrechten, brengt art. 59 lid 3 Ow
ten behoeve van de verwerving van deze per-
zaken betrokken bij de splitsing. Naast de
echter wel mee dat de onteigening van het
celen was gedwongen een onteigeningsge-
genoemde gedeelten van percelen zijn in het
gebouw of het perceel tot gevolg heeft dat de
ding aanhangig te maken, en dat de uit-
Koninklijk Besluit ook appartementsrechten
met betrekking tot de onteigende zaak
komst van eventuele onderhandelingen met
ter onteigening aangewezen. Daartoe beho-
bestaande appartementsrechten vervallen.
andere appartementseigenaren daaraan niet
ren de appartementsrechten van X. De Staat
Hoewel onderdeel A derhalve doel treft, leidt
zou kunnen afdoen. In het licht van deze
heeft de appartementsrechten van X niet in
dit niet tot cassatie. Het onderdeel klaagt
omstandigheden is het oordeel van de recht-
minnelijk overleg kunnen verwerven.
immers niet over de onteigening van de per-
bank juist dat voor de Staat uit art. 17 Ow
In dit geding heeft de Staat gevorderd dat de
celen. Art. 59 lid 3 Ow bepaalt dat in geval
niet de verplichting voortvloeide om (ook)
onteigening wordt uitgesproken van de in
van onteigening van een onroerende zaak
met eiser 2, eiseres 3 en eiser 4 te onderhan-
het Koninklijk Besluit genoemde perceelsge-
door inschrijving van het vonnis de eigen-
delen over hun rechten met betrekking tot
deelten en appartementsrechten. De recht-
dom op de onteigenaar overgaat, vrij van alle
de te onteigenen percelen, omdat deze
bank heeft deze vorderingen toegewezen.
met betrekking tot de zaak bestaande lasten
onderhandelingen zonder zin waren. Daarop
en rechten. Onderdeel A bestrijdt – terecht
stuiten de klachten van onderdeel B af.
Hoge Raad
(zie hiervoor) – niet dat deze ‘titelzuiverende
Volgt verwerping, overeenkomstig de conclu-
Onderdeel A bestrijdt het oordeel van de
werking’ van de onteigening mede het geval
sie van de A-G.
rechtbank dat de appartementsrechten voor
bestrijkt dat de eigendom van een gebouw of
De A-G geeft onder 2.5-2.12 beschouwingen
onteigening vatbaar zijn. Buiten de door de
een perceel op de voet van art. 5:106 lid 1 BW
over de Onteigeningswet en de aard van het
titels V en Va van de Onteigeningswet bestre-
is gesplitst in appartementsrechten, in dier
appartementsrecht. Onder 2.13 concludeert
ken gevallen van onteigening van – kort
voege dat door inschrijving van het vonnis
hij dat de Onteigeningswet strikt genomen
gezegd – octrooien en rechten voortvloeien-
van onteigening het onteigende gebouw of
niet voorziet in de separate onteigening van
de uit een octrooiaanvraag, is het stelsel van
perceel wordt bevrijd van de appartements-
een appartementsrecht, maar dat het ontei-
de Onteigeningswet gericht op de onteige-
rechten die met betrekking tot dit gebouw of
genen van een appartementsrecht als conse-
ning van onroerende zaken. Dit vindt beves-
perceel bestaan. Hieruit vloeit voort dat de
quentie van de onteigening van het betrok-
tiging in art. 4 lid 2 Ow dat bepaalt dat ‘overi-
Staat door inschrijving van het vonnis van
ken perceelsgedeelte niet in strijd is met de
gens’ – dat wil zeggen: buiten de gevallen die
onteigening kan bewerkstelligen dat de
Onteigeningswet of met de bepalingen in
worden bestreken door het hierna te bespre-
eigendom van de percelen op hem overgaat,
het Burgerlijk Wetboek over het apparte-
ken art. 4 lid 1 Ow – door toepassing van
en dat als gevolg daarvan de percelen worden
mentsrecht.
deze wet een zaak slechts kan worden bevrijd
bevrijd van de daarop betrekking hebbende
van de met betrekking tot de zaak bestaande
appartementsrechten. Gegrondbevinding
lasten en rechten door onteigening van die
van onderdeel A kan derhalve niet beletten
zaak, en in art. 4 lid 3 Ow dat bepaalt dat een
dat de appartementsrechten met betrekking
aandeel in een zaak of een recht niet afzon-
tot de percelen als gevolg van de inschrijving
29 maart 2013, nr. 12/04819
derlijk kan worden onteigend. De in art. 4 lid
van het vonnis van onteigening vervallen.
(Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, C.E. Dri-
2 Ow bedoelde ‘bevrijding’ is nader uitge-
het vorenstaande brengt mee dat X c.s. geen
on, G. Snijders en M.V. Polak; A-G mr. L. Tim-
werkt in art. 59 lid 3 Ow, inhoudende dat in
belang hebben bij hun in onderdeel A vervat-
merman)
geval van onteigening van een onroerende
te klachten.
LJN BZ1411
zaak door inschrijving van het vonnis de
Onderdeel B keert zich tegen de verwerping
eigendom op de onteigenaar overgaat, vrij
door de rechtbank van het verweer van X c.s.
WSNP. Bevoegdheid bewindvoerder. Nadat
van alle met betrekking tot de zaak bestaan-
dat de Staat in strijd met art. 17 Ow heeft
de rechtbank ‘de schone lei heeft verleend’
de lasten en rechten. Weliswaar voorziet art.
gehandeld door niet (ook) met eiser 2, eiseres
als bedoeld in art. 354 Fw, maar voordat de
4 lid 1 Ow in een afzonderlijke onteigening
3 en eiser 4 (de andere eisers dan X) te
slotuitkeringslijst is opgemaakt, treft de
van bepaalde rechten die op een onroerende
onderhandelen. Art. 17 Ow strekt ertoe dat
bewindvoerder met toestemming van de
zaak rusten, maar deze mogelijkheid staat
de onteigenende partij tracht – door het voe-
rechter-commissaris een schikking, uit hoof-
slechts open indien de zaak toebehoort aan
ren van onderhandelingen – zo mogelijk een
de waarvan de vader van de schuldenaar een
806
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1049
Rechtspraak
bedrag aan de boedel dient te betalen. HR:
schuldsaneringsregeling voortvloeiende ver-
tot de in art. 295 Fw bedoelde boedel
Nadat de uitspraak bedoeld in art. 354 Fw in
plichtingen is tekortgeschoten, verstaan dat
behoorden, welke vraag de Hoge Raad ont-
kracht van gewijsde is gegaan, blijft de
de toepassing van de schuldsaneringsrege-
kennend heeft beantwoord. Zoals de recht-
bewindvoerder, zolang de slotuitdelingslijst
ling van rechtswege zal zijn geëindigd zodra
bank terecht heeft overwogen, ziet de
niet is opgemaakt, bevoegd baten voor de
de slotuitdelingslijst verbindend is gewor-
beschikking van de Hoge Raad op een ande-
boedel te innen. Hij is verplicht daarbij
den en dat de bewindvoerder nadat het von-
re situatie dan zich hier aandient. Volgens
voortvarend te werk te gaan.
nis in kracht van gewijsde is gegaan, onver-
het in cassatie in zoverre onbestreden oor-
wijld overgaat tot het opmaken van een
deel van de rechtbank is immers sprake van
(Fw art. 94, 104, 295, 327, 349a, 354, 356 lid 1
slotuitdelingslijst. Op 20 juni 2012 heeft in
een tijdens de duur van de schuldsanerings-
en 4)
de door de bewindvoerder tegen de vader
regeling reeds bestaande vordering die nog
van X aangespannen procedure een compa-
niet was vereffend. Hetgeen de Hoge Raad
X (de schuldenaar), adv. mr. P.J.Ph. Dietz de
ritie plaatsgevonden, waarbij een schikking
in zijn beschikking heeft overwogen, biedt
Loos, vs. mr. A. Grollé, in zijn hoedanigheid
is bereikt, inhoudende dat de vader van X
dan ook geen steun voor de rechtsopvatting
van bewindvoerder, niet verschenen
€ 57 700 zou overmaken op de saneringsre-
waarop het middel berust.
kening van X, dat hiervan € 19 800 het
Voor zover het middel betoogt dat de
Feiten en procesverloop
schikkingsbedrag betreft dat de bewindvoer-
bewindvoerder na het in kracht van gewijs-
Bij vonnis van 8 juli 2008 is op X de schuld-
der met Hotcare was overeengekomen, dat
de gaan van de uitspraak bedoeld in art. 354
saneringsregeling van toepassing verklaard.
Hotcare de afgegeven bankgarantie zou
Fw, niet meer de bevoegdheid heeft om nog
Bij brief van 5 juli 2011 heeft de bewind-
retourneren, dat de procedure tussen de
rechtshandelingen te verrichten, zoals het
voerder laten weten dat X in beginsel had
vader van X en de bewindvoerder zou wor-
treffen van een schikking, berust het op een
voldaan aan zijn verplichtingen uit de
den geroyeerd en dat de bewindvoerder
onjuiste rechtsopvatting. Art. 356 lid 1 Fw
schuldsaneringsregeling. Niettemin meende
tevens royement zou verzoeken van de zaak
gebiedt de bewindvoerder, zodra de uit-
de bewindvoerder dat de schuldsaneringsre-
tegen Hotcare.
spraak bedoeld in artikel 354 Fw in kracht
geling nog niet kon worden beëindigd,
In het onderhavige geding heeft X de rech-
van gewijsde is gegaan, onverwijld over te
omdat de boedel op dat moment nog aan
ter-commissaris bij brief van 21 juni 2012
gaan tot het opmaken van een slotuitde-
het procederen was tegen Hotcare, welke
verzocht aan de bewindvoerder toestemming
lingslijst. Blijkens de wetsgeschiedenis is
procedure de bewindvoerder met machti-
te onthouden om de hiervoor genoemde
echter niet uitgesloten dat de omstandig-
ging van de rechter-commissaris had over-
schikking aan te gaan. Bij beschikking van 4
heden van het geval meebrengen dat de
genomen van X en verband hield met een
juli 2012 heeft de rechter-commissaris aan
slotuitdelingslijst eerst geruime tijd later
dreigende verzilvering van een bankgarantie
de bewindvoerder toestemming verleend om
wordt opgesteld en dat de toepassing van de
die in opdracht van de vader van X aan Hot-
de schikking aan te gaan. Op het door X
schuldsaneringsregeling derhalve langer
care was afgegeven. Voorts was op dat
tegen de beschikking van de rechter-commis-
voortduurt dan de in het saneringsplan
moment nog onduidelijk of X paulianeus
saris ingestelde beroep heeft de rechtbank
bepaalde termijn (Kamerstukken II 1992-
had gehandeld door voorafgaand aan de
geoordeeld dat de rechter-commissaris op
1993, 22 969, nr. 3, p. 66). Hieruit vloeit
schuldsaneringsregeling zijn woning aan
juiste gronden aan de bewindvoerder toe-
voort dat de bewindvoerder, nadat de uit-
zijn vader te verkopen. De rechtbank heeft
stemming heeft verleend om de met de
spraak bedoeld in art. 354 Fw in kracht van
bij vonnis van 6 september 2011 de schuld-
vader van X getroffen schikking aan te gaan.
gewijsde is gegaan, maar de slotuitdelingslijst nog niet is opgemaakt, bevoegd blijft
saneringstermijn verlengd met één jaar. In het door X ingestelde hoger beroep heeft
Hoge Raad
baten voor de boedel te innen. Wel draagt
het hof dit vonnis vernietigd en de zaak
Het middel betoogt dat de rechtbank heeft
art. 356 lid 1 Fw de bewindvoerder op om na
terugverwezen. Het hof zag in de procedure
miskend dat de taak van de bewindvoerder,
het in kracht van gewijsde gaan van de uit-
tegen Hotcare en de mogelijk paulianeuze
na het in kracht van gewijsde gaan van het
spraak bedoeld in art. 354 Fw, zowel bij het
handeling van X geen gegronde redenen om
vonnis van 13 maart 2012, uitsluitend
opmaken van de slotuitdelingslijst als bij
de duur van de schuldsaneringsregeling te
bestond in het onverwijld opmaken van de
het innen van baten voor de boedel, voort-
verlengen. Op 12 december 2011 heeft de
slotuitdelingslijst, en dat de bewindvoerder
varend te werk te gaan. In het onderhavige
bewindvoerder met machtiging van de rech-
niet meer de bevoegdheid had om nog
geval heeft de rechtbank in haar vonnis van
ter-commissaris de vader van X gedagvaard
rechtshandelingen te verrichten als bedoeld
13 maart 2012 verstaan dat de bewindvoer-
in verband met de gestelde paulianeuze ver-
in art. 327 in verbinding met art. 104 Fw,
der, nadat haar vonnis in kracht van gewijs-
koop van de woning. De bewindvoerder
zoals het treffen van een schikking in de pro-
de is gegaan, onverwijld overgaat tot het
heeft bij brief van 8 februari 2012 de rech-
cedure tegen de vader van X. Met het in
opmaken van de slotuitdelingslijst. Vervol-
ter-commissaris verzocht de schuldsane-
kracht van gewijsde gaan van voormeld von-
gens heeft de bewindvoerder in de procedu-
ringsregeling tussentijds te beëindigen. De
nis was de schuldsanering ‘in materiële zin’
re die hij tegen de vader van X had aange-
rechtbank heeft bij vonnis van 13 maart
beëindigd en hadden de op X rustende ver-
spannen, ter comparitie van 20 juni 2012
2012 geoordeeld dat onvoldoende voortva-
plichtingen een einde genomen. In dit ver-
een schikking getroffen. Door aldus te han-
rendheid was betracht om de procedure ter
band doet het middel een beroep op HR 24
delen heeft de bewindvoerder niet in strijd
zake van de paulianeuze verkoop van de
februari 2012, LJN BV0890, NJ 2012/636.
gehandeld met de op hem rustende ver-
woning aan te spannen en dat het mogelijk
Voor zover het middel een beroep doet op
plichting om bij het innen van baten voor
paulianeuze karakter van de verkoop daar-
deze beschikking van de Hoge Raad miskent
de boedel voortvarend te werk te gaan. Bij
om geen aanleiding kon vormen om X de
het dat in die zaak de vraag aan de orde was
het vorenstaande verdient opmerking dat
schone lei te onthouden. In het dictum
of goederen die de schuldenaar had verkre-
de verplichtingen die voor X voortvloeiden
heeft de rechtbank vastgesteld dat de schul-
gen na afloop van de termijn die ingevolge
uit de toepassing van de schuldsaneringsre-
denaar niet in de nakoming van zijn uit de
art. 349a Fw voor de schuldsanering geldt,
geling, na ommekomst van de termijn van
1050
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Rechtspraak
art. 349a Fw ten einde zijn gekomen. Het
verkrijging van voldoening buiten rechte van
dat afspraken tussen partijen bestaan die
oordeel van de rechtbank moet dan ook
ook het toewijsbaar geachte bedrag, niet
op andere onderwerpen betrekking hebben.
aldus worden verstaan dat het nadeel dat X
redelijk zijn geweest in de zin van art. 6:96
ondervindt van het feit dat het opmaken
lid 2, aanhef en onder c, BW. Indien het hof
van de slotuitdelingslijst op zich laat wach-
dit heeft miskend, heeft het van een onjuiste
ten, minder zwaar weegt dan het belang van
rechtsopvatting blijk gegeven. Indien het hof
Lundiform, adv. mrs. R.P.J.L. Tjittes en mr. E.C.
de schuldeisers dat de door de bewindvoer-
van een juiste rechtsopvatting is uitgegaan,
Rozeboom, vs. Mexx, adv. mr. D.M. de Knijff
der te treffen schikking leidt tot een actief
heeft het zijn oordeel onvoldoende gemoti-
voor de te vereffenen boedel. Dit oordeel
veerd.
Feiten en procesverloop
getuigt niet van een onjuiste rechtsopvat-
Volgt vernietiging en verwijzing, overeen-
Op 27 november 2007 hebben partijen een
ting en is niet onbegrijpelijk.
komstig de conclusie van de A-G.
contract ondertekend betreffende de verkoop
Volgt verwerping, overeenkomstig de conclu-
De A-G geeft onder 4.54 regels over de toewijs-
en levering van hardware door Lundiform
sie van de A-G.
baarheid van een vordering tot vergoeding
aan Mexx ten behoeve van door Mexx te
Onder 26-35 gaat de A-G in op de vraag hoe
van buitengerechtelijke kosten.
openen winkels. Het contract heeft een pre-
ervoor gezorgd kan worden dat baten die hun oorzaak voor of tijdens de schuldsaneringstermijn hebben, maar binnen die termijn niet te
(BW art. 6:217)
ambule en er zijn bijlagen aan gehecht. Arti-
808
gelde zijn gemaakt, alsnog in de boedel
kel 9.1 luidt: ‘This Agreement constitutes the entire agreement between the parties and supersedes
terechtkomen. Dergelijke baten moeten naar
5 april 2013, nr. 11/05299
any earlier written or oral arrangements and
zijn mening worden behandeld als waren het
(Mrs. F.B. Bakels, A.M.J. van Buchem-Spa-
agreements made between the parties.’
nagekomen baten in de zin van art. 356 lid 4
pens, C.A. Streefkerk, G. Snijders en M.V.
In dit geding heeft Lundiform gevorderd dat
jo. 194 Fw.
Polak; A-G mr. L. Timmerman)
Mexx wordt veroordeeld tot (i) nakoming van
LJN BY8101
de aanvankelijk mondeling en op 27 novem-
807
ber 2007 schriftelijk vastgelegde overeenUitleg van overeenkomsten. Partijen heb-
komst, met dien verstande dat Mexx gehou-
ben een contract ondertekend met daarin
den zal zijn de orders die Lundiform op
5 april 2013, nr. 11/04483
een ‘entire agreement clause’. HR: 1. Taal-
grond van deze overeenkomst in productie
(Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, M.A. Loth,
kundige betekenis. a. Het hof heeft zijn oor-
heeft genomen af te nemen, en Lundiform
G. Snijders en G. de Groot; A-G mr. L. Tim-
deel dat aan de taalkundige betekenis van
daarvoor € 1,8 miljoen te betalen, en (ii)
merman)
de bewoordingen grote betekenis toekomt,
betaling van € 21 000 per maand vanaf
LJN BY9086
gebaseerd op het uitgangspunt dat het om
augustus 2008 tot en met de maand waarin
een commerciële overeenkomst gaat, geslo-
Mexx de voorraad zal hebben weggehaald die
Buitengerechtelijke kosten. HR: De enkele
ten tussen professionele partijen die heb-
Lundiform voor Mexx heeft aangelegd. De
omstandigheid dat slechts een klein gedeel-
ben onderhandeld, terwijl de overeenkomst
rechtbank heeft de vorderingen afgewezen.
te van de vordering is toegewezen, brengt
ertoe strekt de rechten en verplichtingen
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank
niet mee dat alle gevorderde kosten ter ver-
nauwkeurig vast te leggen. De toepasselijk-
bekrachtigd.
krijging van voldoening buiten rechte niet
heid van dit uitgangspunt is onvoldoende
redelijk zijn geweest.
gemotiveerd. b. Ook indien groot gewicht
Hoge Raad
toekomt aan de taalkundige betekenis, kun-
In rov. 3.6 heeft het hof zijn oordeel dat aan
nen de omstandigheden van het geval mee-
de taalkundige betekenis van de gekozen
brengen dat een andere betekenis aan de
bewoordingen van de overeenkomst grote
Multiquest, adv. mrs. B.T.M. van der Wiel en
bepalingen moet worden gehecht. c. De
betekenis toekomt, gebaseerd op het uit-
D.A. van der Kooij, vs. Fricorp c.s., adv. mr. F.E.
rechter zal dienen te beoordelen of de partij
gangspunt dat het om een commerciële over-
Vermeulen
die een andere uitleg verdedigt, voldoende
eenkomst gaat, gesloten tussen professioneel
heeft gesteld om tot (tegen)bewijs te wor-
opererende partijen die over de inhoud van
Procesverloop
den toegelaten. 2. ‘Entire agreement clause’.
de overeenkomst hebben onderhandeld, ter-
In dit geding zijn vorderingen tot betaling
Welke betekenis aan een ‘entire agreement
wijl de overeenkomst ertoe strekt de weder-
ingesteld. Na eiswijziging in hoger beroep is
clause’ toekomt, is afhankelijk van de
zijdse rechten en verplichtingen nauwkeurig
in hoofdsom € 4,2 miljoen gevorderd. Het
omstandigheden van het geval, waaronder
vast te leggen. De toepasselijkheid van dit
hof heeft bijna € 300 000 toegewezen.
de bewoordingen van de clausule, de aard,
uitgangspunt in het gegeven geval wordt in
de inhoud, de strekking en de mate van
cassatie op goede gronden bestreden. Die toe-
Hoge Raad
gedetailleerdheid van de overeenkomst
passelijkheid is onvoldoende gemotiveerd in
Het middel is gericht tegen het oordeel van
waarvan de clausule deel uitmaakt, en de
het licht van de door Lundiform aangevoerde
het hof over de gevorderde buitengerechtelij-
wijze waarop de clausule tijdens de onder-
stellingen, te weten: (i) dat partijen niet over
ke kosten. Het hof heeft deze nevenvordering
handelingen ter sprake is gekomen en
de schriftelijke overeenkomst hebben onder-
afgewezen op de grond dat de desbetreffende
onderdeel van de overeenkomst is gewor-
handeld, in het bijzonder niet over de tekst
incassowerkzaamheden waren gericht op
den. Een ‘entire agreement clause’ is op
van art. 3, (ii) dat Lundiform bij de totstand-
invordering van een veel hoger bedrag dan
zichzelf geen uitlegbepaling en staat niet
koming van de overeenkomst niet werd bij-
door het hof toewijsbaar is geacht. De enkele
zonder meer eraan in de weg dat betekenis
gestaan door een jurist, en (iii) dat het
omstandigheid dat slechts een klein gedeelte
wordt toegekend aan verklaringen en
modelcontract was opgesteld door het ‘legal
van de vordering is toegewezen, brengt ech-
gedragingen die aan het sluiten van de
department’ van Mexx. Indien deze stellin-
ter niet mee dat alle gevorderde kosten ter
overeenkomst zijn voorafgegaan, noch ook
gen juist zijn, vervalt daarmee de door het
(BW art. 6:96 lid 2 aanhef en onder c)
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1051
Rechtspraak
hof genoemde reden om bij de uitleg van de
dan wel tegenbewijs te worden toegelaten.
um voorafgaand aan het sluiten van de
overeenkomst groot gewicht toe te kennen
Indien dit laatste het geval is, is de rechter
overeenkomst. Het hof heeft miskend dat
aan de taalkundige betekenis van de gekozen
gehouden deze partij in de gelegenheid te
art. 9.1 van de overeenkomst niet zonder
bewoordingen. In het kader van de door haar
stellen dit (tegen)bewijs te leveren (vgl. HR 19
meer eraan in de weg staat dat toezeggin-
voorgestane uitleg van art. 3 van de overeen-
januari 2007, LJN AZ3178, NJ 2007/575 Mey-
gen die Mexx voorafgaand aan het sluiten
komst heeft Lundiform betoogd dat partijen
er/PontMeyer), en HR 29 juni 2007, LJN
van de overeenkomst heeft gedaan, van
aan art. 3.3 en 3.4 van de overeenkomst en
BA4909, NJ 2007/576 (Derksen/Homburg)).
belang kunnen zijn voor de uitleg van de
aan Attachment II bij de overeenkomst rede-
Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt dat
overeenkomst.
lijkerwijze een andere betekenis hebben
Lundiform feiten en omstandigheden heeft
Ook onderdeel 5 slaagt, voor zover het de
moeten toekennen dan uit de enkele tekst
gesteld die, indien bewezen, de door haar
klacht bevat dat het oordeel van het hof met
daarvan volgt. Ter onderbouwing van haar
verdedigde uitleg van de overeenkomst kun-
betrekking tot de reikwijdte van art. 9.1 van
betoog heeft Lundiform zich onder meer
nen dragen. Voorts heeft het hof vastgesteld
de overeenkomst onbegrijpelijk is. Het hof
beroepen op: (i) de schriftelijke verklaring
dat Lundiform bewijs van haar stellingen
heeft miskend dat een ‘entire agreement
van de inkoopmanager van Mexx die bij het
heeft aangeboden. Op grond van een en
clause’ niet eraan in de weg behoeft te staan
opstellen van de overeenkomst was betrok-
ander had het hof Lundiform dan ook tot
dat, naast de overeenkomst waarvan deze
ken; (ii) de handelwijze van partijen in de
bewijs van de door haar verdedigde uitleg
clausule deel uitmaakt, afspraken tussen par-
periode voorafgaand aan het sluiten van de
van de overeenkomst moeten toelaten.
tijen bestaan die op andere onderwerpen
overeenkomst; en (iii) de aannemelijkheid
Onderdeel 2 bestrijdt het oordeel van het
betrekking hebben.
van de door Lundiform voorgestane uitleg
hof met betrekking tot de ‘entire agreement
Volgt vernietiging en verwijzing, overeen-
van de overeenkomst. De klachten voeren
clause’, die is neergelegd in art. 9.1 van de
komstig de conclusie van de A-G.
terecht aan dat de overwegingen van het hof
overeenkomst. Het oordeel van het hof met
De A-G geeft een vooropstelling over de uitleg
geen blijk ervan geven dat het hof dit betoog
betrekking tot de gebondenheid van partij-
van overeenkomsten (3.2-3.11) en de ‘entire
van Lundiform en de daaraan ten grondslag
en aan de ‘entire agreement clause’ berust
agreement clause’ (3.12-3.13).
liggende stellingen, in zijn oordeelsvorming
mede op het uitgangspunt dat het hof in
heeft betrokken. Mocht het hof hebben
rov. 3.6 heeft geformuleerd. Nu onderdeel 1
geoordeeld dat deze stellingen onvoldoende
met succes opkomt tegen dit uitgangspunt,
relevant zijn omdat in het onderhavige geval,
kan het oordeel van het hof met betrekking
ongeacht de juistheid van dit betoog, aan de
tot de ‘entire agreement clause’ reeds daar-
5 april 2013, nr. 12/00466
taalkundige betekenis van de gekozen
om niet in stand blijven. Opmerking ver-
(Mrs. F.B. Bakels, A.H.T. Heisterkamp, M.A.
bewoordingen doorslaggevende betekenis
dient dat een ‘entire agreement clause’ een
Loth, C.E. Drion en M.V. Polak; A-G mr. E.M.
toekomt, dan geeft dat blijk van een onjuiste
relevante omstandigheid kan zijn bij de uit-
Wesseling-van Gent)
rechtsopvatting. Ook indien bij de uitleg van
leg van een overeenkomst waarvan deze
LJN BY8094
een overeenkomst groot gewicht toekomt
clausule deel uitmaakt (vgl. HR 19 januari
809
aan de taalkundige betekenis van de gekozen
2007, LJN AZ3178, NJ 2007/575 (Meyer/Pont-
Hoor en wederhoor. HR: Het hof heeft ten
bewoordingen, kunnen de overige omstan-
Meyer)). Welke betekenis aan een dergelijke
onrechte van partij A gevergd dat zij, nadat
digheden van het geval meebrengen dat een
clausule toekomt, is afhankelijk van de
de zaak op de rol was geplaatst voor fourne-
andere (dan de taalkundige) betekenis aan de
omstandigheden van het geval, waaronder
ren, uit eigen beweging een akte zou
bepalingen van de overeenkomst moet wor-
de bewoordingen van de clausule, de aard,
nemen of daartoe een verzoek zou doen.
den gehecht. Beslissend blijft immers de zin
de inhoud, de strekking en de mate van
Ook heeft het hof het beginsel van hoor en
die partijen in de gegeven omstandigheden
gedetailleerdheid van de overeenkomst
wederhoor geschonden door partij A de
over en weer redelijkerwijs aan deze bepalin-
waarvan de clausule deel uitmaakt, en de
gelegenheid te onthouden tot het geven
gen mochten toekennen en hetgeen zij te
wijze waarop de clausule tijdens de onder-
van een reactie op de akte van partij B.
dien aanzien redelijkerwijs van elkaar moch-
handelingen ter sprake is gekomen en
ten verwachten. Indien het hof dat niet heeft
onderdeel van de overeenkomst is gewor-
miskend, heeft het zijn oordeel onvoldoende
den. Daarbij zij aangetekend dat een ‘entire
gemotiveerd door stilzwijgend aan genoem-
agreement clause’ op zichzelf geen uitlegbe-
A, adv. mr. A.H. Vermeulen, vs. B, niet ver-
de stellingen van Lundiform voorbij te gaan.
paling is. De clausule heeft een specifieke
schenen
De klacht tegen de beslissing van het hof om
herkomst en functie in de Anglo-Amerikaan-
Lundiforms bewijsaanbod te passeren, slaagt
se rechtssfeer, en heeft naar Nederlands
Feiten en procesverloop
eveneens. De hiervoor genoemde vrijheid om
recht niet zonder meer een bijzondere bete-
A en B zijn de enige erfgenamen van hun in
als uitgangspunt groot gewicht toe te ken-
kenis. Zij beoogt veelal te bewerkstelligen
2001 overleden vader.
nen aan de meest voor de hand liggende
dat partijen niet zijn gebonden aan eerdere
Dit geding betreft de verdeling van de nala-
taalkundige betekenis van de omstreden
op de overeenkomst betrekking hebbende
tenschap. De rechtbank heeft bij tussenvon-
woorden van de overeenkomst, stelt de rech-
afspraken die daarmee in strijd zijn, indien
nis de zaak verwezen naar de rol van 17 sep-
ter in staat om, vooralsnog zonder een
die afspraken niet in de overeenkomst zijn
tember 2008 voor het nemen door B van
inhoudelijke beoordeling van de stellingen
opgenomen en de overeenkomst evenmin
een akte en naar de rol van 15 oktober 2008
van partijen, te komen tot een voorshands
daarnaar verwijst. De clausule staat evenwel
voor het nemen door A van een akte, en
gegeven oordeel aangaande de uitleg van de
niet zonder meer eraan in de weg dat voor
bepaald dat B vier weken nadien bij akte
overeenkomst. Vervolgens zal de rechter
de uitleg van de in de overeenkomst vervat-
zou kunnen reageren. B heeft tussentijds
evenwel dienen te beoordelen of de partij die
te bepalingen betekenis wordt toegekend
beroep ingesteld, nadat de mogelijkheid
een andere uitleg van de overeenkomst ver-
aan verklaringen die zijn afgelegd dan wel
daartoe was opengesteld. Het hof heeft bij
dedigt, voldoende heeft gesteld om tot bewijs
gedragingen die zijn verricht, in het stadi-
arrest van 20 april 2010 overwogen dat het
1052
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
(Rv art. 19)
Rechtspraak
811
de zaak aan zich zal houden en het heeft de
van een reële huurovereenkomst, ook heeft
zaak naar de rol van 1 juni 2010 verwezen. A
geoordeeld dat A huur verschuldigd is en
heeft ter rolle van 1 juni 2010 een akte
dat haar schade daarmee genoegzaam is
5 april 2013, 12/00667
genomen. B heeft ter rolle van 10 augustus
aangetoond.
(Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, M.A. Loth,
2010 een akte genomen. Het hof heeft de zaak vervolgens op de rol van 24 augustus
G. Snijders en G. de Groot; A-G mr. M.H. (BW art. 6:96 lid 1)
2010 geplaatst voor fourneren. Bij arrest van
Wissink) LJN BZ1780
8 februari 2011 heeft het hof overwogen dat
Sepeba, adv. mr. K. Aantjes, vs. A, adv. mr.
het uitblijven van een reactie op de laatste
R.F. Thunnissen
akte van B voor rekening van A komt en een
Overgang van onderneming. Richtlijnconforme interpretatie. Zeventig werknemers
deskundigenbericht gelast. Nadat het des-
Feiten en procesverloop
zijn in dienst van Heineken Nederlands
kundigenbericht was uitgebracht, heeft A bij
A heeft van Sepeba een loods gekocht. Na
Beheer B.V., maar feitelijk als cateringmede-
akte betoogd dat hij uit het rolbericht van
levering bleek het dak van de loods zodanig
werkers tewerkgesteld bij zustermaatschap-
het hof niet heeft afgeleid dat hij geen akte
ernstige gebreken te vertonen dat herstel
pij Heineken Nederland B.V. Het Heineken-
meer mocht nemen en hij heeft het hof ver-
noodzakelijk was. Sepeba is aansprakelijk
concern besteedt de
zocht terug te komen van zes in het tus-
voor de schade als gevolg van de gebreken
cateringwerkzaamheden uit aan Albron. De
senarrest van 8 februari 2011 genomen
aan het dak.
werknemers treden in dienst van Albron. Is
eindbeslissingen, waaronder beslissingen
In dit geding hebben de rechtbank en het
sprake van overgang van een onderneming
die zien op de onderwerpen waarover A zich
hof de kosten van herstel van het dak toege-
is in de zin van richtlijn 2001/23/EG? HR: 1.
nog bij akte had willen uitlaten. Het hof
wezen. In cassatie gaat het om de vraag of
Richtlijnconforme interpretatie in het alge-
heeft dit verzoek afgewezen in zijn eindar-
Sepeba ook aansprakelijk is voor de kosten
meen. Beoordelingskader: zie hoofdtekst. 2.
rest van 11 oktober 2011.
ad € 11 250 die A stelt te hebben gemaakt ter
Richtlijnconforme interpretatie van art.
zake van de huur van vervangende bedrijfs-
7:663 BW. Wetsgeschiedenis. Bewoordingen.
Hoge Raad
ruimte. De rechtbank heeft deze post afgewe-
Terugwerkende kracht. Lagere rechtspraak.
Gelet op het tussen partijen gerezen geschil-
zen. Het hof heeft de post alsnog toegewe-
Rechtsgeleerde literatuur. De omstandig-
punt of A nog in de gelegenheid diende te
zen.
heid dat de werknemer ten tijde van de overgang van de onderneming waarvoor hij
worden gesteld tot het nemen van een akte als bedoeld in het tussenvonnis van de recht-
Hoge Raad
feitelijk werkzaam was, niet bij die onder-
bank, mocht A ervan uitgaan dat het hof na
Het hof heeft zijn oordeel dat sprake is
neming in dienst was, maar bij haar zuster-
fourneren over dat geschilpunt zou beslissen,
geweest van een reële huurovereenkomst,
maatschappij, staat niet aan toepasselijk-
en dat hij in ieder geval nog in de gelegen-
gebaseerd op door A overgelegde facturen
heid van art. 7:663 BW in de weg, zodat de
heid zou zijn te reageren op de akte van B.
en een schriftelijke verklaring. Dat oordeel
rechten en verplichtingen uit de eerdere
Het hof heeft dus ten onrechte van A
geeft niet blijk van een onjuiste rechtsop-
arbeidsovereenkomst zijn overgegaan op de
gevergd dat hij, nadat de zaak op de rol was
vatting en is, gelet op de overgelegde pro-
verkrijger.
geplaatst voor fourneren, uit eigen beweging
ducties en hetgeen partijen in feitelijke
een akte zou nemen of daartoe een verzoek
instanties hebben aangevoerd, niet onbe-
(BW art. 7:663, 1639bb (oud); Richtlijn
zou doen. Ook heeft het hof het beginsel van
grijpelijk. Het hof heeft de betwisting door
2001/23/EG art. 2 lid 1 sub a, art. 3 lid 1)
hoor en wederhoor geschonden door A de
Sepeba dat A daadwerkelijk huur heeft
gelegenheid te onthouden tot het geven van
betaald, kennelijk en niet onbegrijpelijk
Albron, adv. mr. S.F. Sagel, vs. FNV en A, adv.
een reactie op de akte van B.
slechts opgevat als onderdeel van de bestrij-
mr. E.H. van Staden ten Brink
Volgt vernietiging en verwijzing, overeen-
ding dat sprake is geweest van een reële
komstig de conclusie van de A-G.
huurovereenkomst. In dat licht bezien is
Feiten en procesverloop
De A-G merkt onder 2.14 op dat het hof ondui-
het niet onjuist of onbegrijpelijk dat het
Binnen het Heinekenconcern in Nederland is
delijkheid heeft veroorzaakt in het dictum van
hof in het verlengde van zijn oordeel dat
al het personeel in dienst van Heineken
zijn tussenarrest van 20 april 2010.
sprake was van een reële huurovereen-
Nederlands Beheer B.V. (hierna: HNB). HNB
komst, ook heeft geoordeeld dat A de over-
detacheert het personeel bij de afzonderlijke
eengekomen huur verschuldigd is en dat
werkmaatschappijen, die zustervennoot-
haar schade daarmee genoegzaam is aange-
schappen zijn van HNB. A is lid van de FNV
toond. Dat oordeel moet aldus verstaan
en was van 1985 tot 1 maart 2005 in dienst
55 april 2013, nr. 12/00486
worden dat, nu op grond van de overgeleg-
van HNB in de functie van medewerker cate-
(Mrs. C.A. Streefkerk, C.E. Drion en
de producties was aangetoond dat sprake is
ring. Evenals ongeveer zeventig andere cate-
G. Snijders; A-G mr. J. Wuisman)
geweest van een reële huurovereenkomst,
ringmedewerkers voerde hij zijn werkzaam-
LJN BY8096
op grond van diezelfde producties aangeno-
heden uit voor de werkmaatschappij
men moet worden dat dan ook van een
Heineken Nederland B.V. Op de arbeidsover-
Vermogensschade. A heeft een loods met
reële huurschuld en dus van daadwerkelijke
eenkomst was de ondernemingscao van HNB
een gebrekkig dak gekocht en vordert ver-
schade sprake is geweest.
van toepassing. Albron is een landelijk opere-
goeding van niet alleen de herstelkosten,
Volgt verwerping.
rende onderneming die zich onder meer
maar ook de kosten die zij stelt te hebben
De A-G concludeert tot vernietiging en verwij-
bezighoudt met catering. Binnen haar bran-
gemaakt ter zake van de huur van vervan-
zing. Hij meent dat het hof heeft miskend dat
che geldt de algemeen verbindend verklaarde
gende bedrijfsruimte. HR: Het is niet
met het enkele verschuldigd worden van huur
CAO voor de Contractcateringbranche. Met
onjuist of onbegrijpelijk dat het hof in het
nog geen vermogensschade wordt geleden
ingang van 1 maart 2005 zijn de cateringacti-
verlengde van zijn oordeel dat sprake was
(2.8-2.9).
viteiten van Heineken Nederland uitbesteed
810
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1053
Rechtspraak
aan Albron. A is met ingang van die datum
De nationale rechter moet dan ook met
Dit klemt temeer in het onderhavige geval, in
in dienst getreden bij Albron.
name de specifiek ter uitvoering van een
aanmerking genomen dat de onderhavige
In dit geding hebben FNV en A gevorderd dat
richtlijn vastgestelde nationale regelingen
bepaling speciaal is ingevoerd ter uitvoering
voor recht zal worden verklaard dat de
zoveel mogelijk uitleggen in het licht van de
van een richtlijn die tot doel heeft rechten te
overgang van de cateringactiviteiten tussen
bewoordingen en het doel van de betrokken
verlenen aan particulieren. Aan die bewoor-
Heineken Nederland en Albron een overgang
richtlijn, teneinde het hiermee beoogde
dingen komt te minder betekenis toe nu uit
van een onderneming is in de zin van richt-
resultaat te bereiken (zie de hiervoor aange-
de totstandkomingsgeschiedenis van art.
lijn 2001/23/EG en dat de desbetreffende
haalde uitspraak van het HvJEU van 5 okto-
7:663 volgt dat de Nederlandse wetgever bij
werknemers, onder wie A, per 1 maart 2005
ber 2004 (Pfeiffer)). De verplichting tot richt-
zijn keuze voor juist die bewoordingen,
van rechtswege in dienst zijn getreden van
lijnconforme uitleg wordt echter begrensd
beoogde de richtlijnen 77/187/EEG en 98/50/
Albron in de zin van art. 3 lid 1 richtlijn
door de algemene rechtsbeginselen, met
EG getrouw om te zetten in het nationale
2001/23/EG, respectievelijk 7:663 BW. Zij heb-
name het rechtszekerheidsbeginsel en het
recht, en dat hij daarbij een geval als het
ben tevens betaling gevorderd van achterstal-
verbod van terugwerkende kracht, en kan
onderhavige niet voor ogen heeft gehad. Bij
lig loon vanaf 1 maart 2005, met rente. De
niet dienen als grondslag voor een uitleg
deze stand van zaken heeft het hof zich
kantonrechter heeft de vorderingen toegewe-
contra legem van het nationale recht (zie ook
terecht niet van een richtlijnconforme uitleg
zen. In hoger beroep heeft het hof prejudicië-
in zoverre de hiervoor aangehaalde uitspraak
van art. 7:663 BW laten weerhouden door de
le vragen gesteld, die zijn beantwoord in
van het HvJEU van 4 juli 2006 (Adeneler), en
bewoordingen waarin dit artikel is geformu-
HvJEU 21 oktober 2010, C-242/09, LJN
meer recent HvJEU 24 januari 2012, C-282/10,
leerd, en evenmin door het rechtszekerheids-
BO3935, NJ 2010/576.
LJN BV2814, NJ 2012/154 (Dominguez)).
beginsel of het verbod van uitleg van het
Na voortgezette behandeling van de zaak
Art. 7:663 BW werkt met het begrip werkge-
nationale recht contra legem. Voor zover het
heeft het hof het vonnis van de kantonrech-
ver en niet, zoals richtlijn 77/187/EEG en
onderdeel een beroep doet op het verbod van
ter bekrachtigd.
richtlijn 98/50/EG, met het begrip vervreem-
terugwerkende kracht, kan het niet tot cassa-
der, en voorts met het begrip arbeidsovereen-
tie leiden omdat in het onderhavige geval
Hoge Raad
komst en niet, zoals de richtlijnen, mede met
van terugwerkende kracht geen sprake is. Het
Het middel betoogt dat richtlijnconforme
het begrip arbeidsverhouding, dan wel
gewicht dat bij wetsuitleg moet worden
interpretatie van art. 7:663 BW niet mogelijk
arbeidsbetrekking. In het licht van de wetsge-
gehecht aan de rechtspraak van feitenrech-
is. Bij de beoordeling van dit betoog dient
schiedenis moet worden aangenomen dat de
ters en aan de Nederlandse rechtsgeleerde
het volgende tot uitgangspunt. Nadat de
wetgever met het begrip ‘werkgever’ hetzelf-
literatuur, is van geval tot geval verschillend;
omzettingstermijn van een richtlijn in het
de heeft bedoeld als is bedoeld met het
algemene uitspraken kunnen hierover niet
nationale recht is verstreken, is de nationale
begrip ‘vervreemder’ in de richtlijnen. Voorts
worden gedaan. De rechtspraak van de fei-
rechter gehouden om het nationale recht
blijkt uit de wetsgeschiedenis dat de wetge-
tenrechters en de Nederlandse rechtsgeleer-
zoveel mogelijk in overeenstemming met de
ver op de grond dat hij meende dat dit over-
de literatuur brengt niet mee dat over de uit-
richtlijn uit te leggen (HvJEU 4 juli 2006,
bodig was, in art. 7:663 niet – naast het
leg van art. 7:663 anders moet worden
C-212/04, LJN AY0534, NJ 2006/593 (Adene-
begrip ‘arbeidsovereenkomst’ – mede het in
geoordeeld dan het hof heeft gedaan.
ler)). Dat geldt ook als de richtlijn onjuist of
de richtlijnen gebruikte begrip ‘arbeidsver-
Het hiervoor overwogene brengt mee dat het
onvolledig in de nationale wetgeving blijkt te
houding’ of ‘arbeidsbetrekking’ heeft overge-
middel faalt. In een geval als het onderhavige
zijn omgezet. Het is immers aan de nationale
nomen. Daaraan lag niet het oordeel ten
– waarin een werknemer in dienst is van een
rechterlijke instanties om de rechtsbescher-
grondslag dat een noodzakelijke voorwaarde
tot een concern behorende personeelsven-
ming die voor de justitiabelen uit het
voor toepasselijkheid van art. 7:663 zou zijn
nootschap, maar is tewerkgesteld bij een
Unierecht voortvloeit, te verzekeren en de
dat tussen de ‘werkgever’ en de in de onder-
andere vennootschap binnen dat concern, en
volle werking daarvan te waarborgen (HvJEU
neming werkzame werknemer die op deze
de onderneming van laatstgenoemde ven-
5 oktober 2004, C-397/01 tot en met
bepaling een beroep doet, een arbeidsover-
nootschap in de zin van art. 7:663 BW over-
C-403/01, LJN AR5022, NJ 2005/333 (Pfeiffer),
eenkomst in de zin van art. 7:610 BW is
gaat naar een verkrijger buiten dat concern
en HvJEU 19 januari 2010, C-555/07, LJN
gesloten. Uit de totstandkomingsgeschiede-
– moet art. 7:663 BW worden verstaan op de
BL0510, NJ 2010/256 (Kücükdeveci)). De natio-
nis van art. 7:663 blijkt dus niet dat de
wijze waarop het HvJEU richtlijn 2001/23/EG
nale rechter dient binnen zijn bevoegdheden
Nederlandse wetgever iets anders voor ogen
heeft uitgelegd. Dit betekent dat de omstan-
al het mogelijke te doen om, het gehele nati-
heeft gestaan dan de wens de richtlijnen
digheid dat A ten tijde van de overgang van
onale recht in beschouwing nemend en
77/187/EEG en 98/50/EG getrouw om te zet-
de onderneming waarvoor hij feitelijk werk-
onder toepassing van de daarin erkende uit-
ten in het nationale recht. Anders dan het
zaam was (Heineken Nederland B.V.), niet bij
legmethoden, de volle werking van de betrok-
onderdeel betoogt, kan daarom niet worden
die onderneming in dienst was, maar bij haar
ken richtlijn te verzekeren en tot een oplos-
gezegd dat de wetsgeschiedenis van art.
zustermaatschappij HNB, niet aan toepasse-
sing te komen die in overeenstemming is
7:663 geen andere uitleg toelaat dan dat
lijkheid van art. 7:663 in de weg staat, en dat
met de daarmee nagestreefde doelstelling
voorwaarde voor toepasselijkheid van deze
die toepasselijkheid meebrengt dat de rech-
(zie de hiervoor aangehaalde uitspraak van
bepaling is, dat de werknemer een arbeids-
ten en verplichtingen uit de tussen HNB en
het HvJEU van 4 juli 2006 (Adeneler)). Ten
overeenkomst heeft met de onderneming die
A gesloten arbeidsovereenkomst zijn overge-
aanzien van bepalingen die speciaal zijn
overgaat in de zin van die bepaling.
gaan op Albron als verkrijger.
ingevoerd ter uitvoering van een richtlijn die
Voor zover het onderdeel een beroep doet op
Volgt verwerping, overeenkomstig de conclu-
tot doel heeft rechten te verlenen aan parti-
de bewoordingen van art. 7:663 BW is het
sie van de A-G.
culieren, moet de rechter ervan uitgaan dat
ongegrond. De formulering van de wet is
De A-G geeft een inleiding over richtlijncon-
de lidstaat de bedoeling heeft gehad ten vol-
immers niet steeds beslissend voor de uitleg
forme interpretatie in het algemeen (2.6.1-
le uitvoering te geven aan de uit de betrok-
daarvan, ook niet als de wet van recente
2.14) en richtlijnconforme interpretatie van
ken richtlijn voortvloeiende verplichtingen.
datum is (HR 9 december 2011, LJN BU7412).
artikel 7:663 BW aan de hand van de richtlijn
1054
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Rechtspraak
(2.16), de tekst en geschiedenis van de omzet-
natie het intreden van de dood zouden kun-
derhalve niet is vereist dat de dood van het
tingswetgeving (2.17-2.20), de Nederlandse
nen verklaren. Ten eerste bleek bij onderzoek
slachtoffer uitsluitend het gevolg is geweest
rechtspraak (2.22.1-2.23.4), de literatuur (2.24-
van het hart dat tijdens het doormaken van
van het mishandelen en dat evenmin vereist
2.33) en het stelsel van de wet (2.34). Vervol-
de geweldsinwerkingen reeds sprake was van
is dat andere oorzaken volledig kunnen
gens benadert hij de vraag of richtlijnconfor-
acuut opgetreden hartspierweefselversterf,
worden uitgesloten. Het hof concludeert dat
me interpretatie in dit geval mogelijk is
d.w.z. een klein hartinfarct; dit kan voor
sprake is van een causaal verband tussen de
vanuit de tekst en systematiek van de wet
acuut overlijden zorgen, maar dit hoeft
gedragingen van de verdachte en zijn mede-
(2.40-2.49) en vanuit het te bereiken resultaat
beslist niet het geval te zijn. Ten tweede
daders en de dood van het slachtoffer. Daar-
(2.50-2.57.4) en gaat hij in op de totstandko-
bleek dat sprake was van een bloeduitstor-
voor is relevant dat het slachtoffer door de
mingsgeschiedenis (2.59-2.68) en de rechtsze-
ting in de nekspieren met kneuzingen en is
mishandeling beschadiging van het ruggen-
kerheid (2.69-2.74).
er bloed geconstateerd in de ruggenmergzak
merg heeft opgelopen en dat het nekletsel bij
en onder de zachte hersenvliezen. Dit letsel is
leven is opgetreden. Het hof: ‘Deze beschadi-
ontstaan door de inwerking van mechanisch
ging van het ruggenmerg kan volgens de des-
Hoge Raad (strafkamer)
geweld. Beschadiging van het ruggenmerg
kundige zonder meer een neurogene shock
Deze rubriek wordt verzorgd door prof. mr.
kan tot een levensbedreigende situatie en op
tot gevolg hebben, die het intreden van de
P.H.P.H.M.C. van Kempen, hoogleraar
basis van acute disregulatie van de lichaams-
dood bij het slachtoffer zonder meer kan ver-
straf(proces)recht Radboud Universiteit Nij-
functies (spinale shock) tot het intreden van
klaren. Uit het sectierapport blijkt, zoals ver-
megen.
de dood leiden. Uit het feit dat verschillende
meld, dat kort na het oplopen van dit letsel
letsels met opkomende wondgenezing aan-
de hartslag staakte. Het hof is van oordeel
wezig waren, leidt de patholoog af dat tijdens
dat gelet op het bovenstaande – waaronder
het ondergaan van de geweldsinwerking
het gegeven dat sprake was van een licht
bloedcirculatie (hartslag) aanwezig was.
hartinfarct – de niet uit te sluiten mogelijk-
19 maart 2013, nr. 12/00992
Alleen het letsel in de nek toonde vrijwel
heid dat het slachtoffer ook zonder de hande-
(Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, H.A.G.
geen reactie. Dit laatste beeld wijst erop dat
lingen van verdachte en zijn mededaders zou
Splinter-van Kan, Y. Buruma en N. Jörg)
kort na het oplopen van dat letsel de hartslag
zijn overleden niet aan toerekening in de
(Na conclusie van A-G Vegter, strekkende tot
staakte. Het optreden van acute hartstilstand
weg staat.’ Het (eerste) cassatiemiddel richt
verwerping; adv. mr. B.P. de Boer, Haarlem)
bij beschadiging van het nekruggenmerg is
zich tegen het causaal verband dat het Hof
LJN BZ4491
een bekend fenomeen waarbij ontsteking
heeft aangenomen tussen de gewelddadige
van het hartspierweefsel op basis van een
overval en het overlijden van de juwelier.
812
Causaal verband indien niet vaststaat dat
verwikkeling van heftige lichamelijke stress
gedraging een noodzakelijke factor is
zoals op kan treden bij beschadiging van het
Hoge Raad, onder meer:
geweest voor het ingetreden van het gevolg.
centrale zenuwstelsel, een rol van betekenis
2.4. Vooropgesteld moet worden dat de
Voor redelijke toerekening is dan ten min-
kan hebben gespeeld bij het lethaal verlopen
beantwoording van de vraag of causaal ver-
ste vereist dat de rechter vaststelt dat dit
van de aanwezige hartafwijking.
band bestaat tussen de bewezenverklaarde
gedrag een onmisbare schakel kan hebben
Het hof overweegt m.b.t. het causaal verband
door de verdachte verrichte gedraging – te
gevormd in de gebeurtenissen die tot het
onder meer: ‘Aangaande de doodsoorzaak
weten het door hem en/of zijn mededader(s)
gevolg hebben geleid, alsmede dat ook aan-
heeft de patholoog geconcludeerd dat [slacht-
uitoefenen van geweld – en de dood van het
nemelijk is dat het gevolg met een aanzien-
offer 1] op grond van een natuurlijk proces
slachtoffer, dient te geschieden aan de hand
lijke mate van waarschijnlijkheid door die
een voorbelast hart had. Ofschoon niet uit te
van de maatstaf of die dood redelijkerwijs als
gedraging is veroorzaakt.
sluiten is dat dit proces an sich reeds het
gevolg van die gedraging aan de verdachte
intreden van de dood heeft veroorzaakt, is
kan worden toegerekend.
Inleiding
het daarnaast zeker dat de kans op het
Indien niet zonder meer kan worden vastge-
Verdachte is veroordeeld tot negen jaren
lethaal verlopen van dit ziekelijk proces
steld dat de bewezenverklaarde gedraging in
gevangenisstraf wegens – kort gezegd – een
beduidend vergroot kan zijn door acute ont-
de keten van de gebeurtenissen een noodza-
nachtelijke overval van een woonhuis waarbij
steking van de hartspier gecombineerd met
kelijke factor is geweest voor het ingetreden
een van de bewoners, de juwelier [slachtoffer
een kans op acute hartstilstand door ruggen-
gevolg, zoals het Hof blijkens zijn overwegin-
1], om het leven is gekomen. Wat betreft het
mergschade. Uit de deskundigenverklaringen
gen als mogelijkheid niet heeft uitgesloten,
geweld en bedreiging met geweld is onder
van de arts-patholoog Van de Goot en de des-
is voor het redelijkerwijs toerekenen van het
meer bewezenverklaard dat verdachte en/of
kundige prof. dr. J.W.M. Niessen bij de rech-
gevolg aan (een gedraging van) de verdachte
een of meer van zijn mededader(s) [slachtof-
ter-commissaris op 18 november 2009 en bij
ten minste vereist dat wordt vastgesteld dat
fer 1] heeft/hebben geschopt en [slachtoffer
de raadsheer-commissaris op 15 maart 2011
dit gedrag een onmisbare schakel kan heb-
1] met een schroevendraaier, heeft/hebben
valt eveneens af te leiden dat zowel het hart-
ben gevormd in de gebeurtenissen die tot
geslagen en/of geprikt aan de gevolgen waar-
infarct als de beschadiging van het ruggen-
het gevolg hebben geleid, alsmede dat ook
van [slachtoffer 1] is overleden en tegen
merg op zich tot de dood zouden hebben
aannemelijk is dat het gevolg met een aan-
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft/hebben
kunnen leiden. Niet kan worden vastgesteld
zienlijke mate van waarschijnlijkheid door
gezegd:
wat precies de doodsoorzaak is geweest. Het
die gedraging is veroorzaakt. Of en wanneer
‘Ik wil de diamanten, ik wil ook je geld, je
hof is met de advocaat-generaal van oordeel
sprake is van een dergelijke aanzienlijke
sieraden, ik wil alles’.
dat in voldoende mate is komen vast te staan
mate van waarschijnlijkheid, zal afhangen
In deze zaak kon niet worden vastgesteld wat
dat het letsel in de nekregio het gevolg is van
van de concrete omstandigheden van het
precies de doodsoorzaak is geweest. Uit het
het uitgeoefende fysieke geweld.’ Het hof
geval. Bij de beoordeling daarvan kan als
pathologisch onderzoek bleek van twee
overweegt dan dat de toepasselijke maatstaf
hulpmiddel dienen of in de gegeven omstan-
aspecten die ieder op zich en zeker in combi-
die van de redelijke toerekening is en dat
digheden de gedraging naar haar aard
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1055
Rechtspraak
geschikt is om dat gevolg teweeg te brengen
Inleiding
gepleegd met het oogmerk om straffeloos-
en bovendien naar ervaringsregels van dien
Verdachte is veroordeeld tot een gevangenis-
heid voor de diefstal te bewerkstelligen of
aard is dat zij het vermoeden wettigt dat
straf van 25 jaren wegens – kort gezegd –
het bezit van de simkaart te verzekeren. Feit
deze heeft geleid tot het intreden van het
steeds in vereniging plegen van onder meer:
3 houdt een diefstal met geweld van de sim-
gevolg. Daarbij kan ook worden betrokken in
(feit 1) doodslag op [slachtoffer 1] met het
kaart in, de dood ten gevolg hebbende, waar-
hoeverre aannemelijk is geworden dat ten
oogmerk om bij betrapping op heterdaad,
bij het geweld ook ertoe strekte om de dief-
verwere gestelde andere, niet aan de bewe-
aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat
stal van de simkaart gemakkelijk te maken,
zenverklaarde gedraging gerelateerde oorza-
feit straffeloosheid en/of het bezit van het
de vlucht mogelijk te maken of het bezit van
ken hoogstwaarschijnlijk niet tot dat gevolg
wederrechtelijk verkregene (een SIM-kaartje)
de simkaart te verzekeren.
hebben geleid (vgl. HR 27 maart 2012, LJN
te verzekeren; (feit 2) doodslag op [slachtof-
Een reconstructie, ervan uitgaande dat de
BT6362, NJ 2012/301).
fer 2], welke doodslag werd gevolgd, verge-
doodslagen, bewezen verklaard als de feiten
2.5. Het Hof heeft blijkens zijn hiervoor
zeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar
1 en 2, zouden zijn begaan met het oogmerk
weergegeven overwegingen het bovenstaan-
feit en welke doodslag werd gepleegd met
om zich te verzekeren van straffeloosheid
de niet miskend, zodat zijn oordeel niet van
het oogmerk om bij betrapping op heter-
voor de diefstal van de simkaart of om het
een onjuiste rechtsopvatting getuigt. Het
daad, aan zichzelf en/of de andere deelne-
bezit daarvan veilig te stellen, terwijl aan de
oordeel van het Hof dat de dood van het
mers aan dat feit straffeloosheid en/of het
veroordeling voor feit 3 klaarblijkelijk ten
slachtoffer redelijkerwijs aan de bewezenver-
bezit van het wederrechtelijk verkregene (een
grondslag ligt de gedachte dat de simkaart
klaarde gedraging van de verdachte kan wor-
SIM-kaartje) te verzekeren; (feit 3) diefstal
is weggenomen om te voorkomen dat alarm
den toegerekend, is ook toereikend gemoti-
(van een SIM-kaartje) met geweld, gepleegd
werd geslagen wegens het gebruik van
veerd. In de overwegingen van het Hof ligt
met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk
geweld zoals het schoppen en slaan, het
immers niet alleen besloten dat die gedra-
te maken en/of om bij betrapping op heter-
vastbinden, het dichtknijpen van de keel en
ging een onmisbare schakel kan hebben
daad aan zichzelf en/of zijn mededader(s)
het doodschieten, vereist een grote geestelij-
gevormd in de gebeurtenissen die tot het
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het
ke lenigheid. Toch is dat kennelijk de con-
gevolg hebben geleid, maar ook dat het
bezit van het gestolene te verzekeren, zulks
stellatie die aan het hof voor ogen heeft
gevolg met een aanzienlijke mate van waar-
terwijl het feit de dood van die [slachtoffer 1]
gestaan. Eerlijk gezegd vind ik de construc-
schijnlijkheid door die gedraging is veroor-
en die [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad.
tie die de rechtbank heeft opgezet overtui-
zaakt. Die vaststellingen zijn ook niet onbe-
Het (tweede) cassatiemiddel klaagt onder
gender. De drie verdachten zijn naar [plaats]
grijpelijk, in aanmerking genomen dat de
meer dat het onder 1, 2 en 3 bewezenver-
gegaan om geld afhandig te maken. De
gedraging van de verdachte naar haar aard
klaarde oogmerk niet uit de gebezigde
rechtbank heeft vastgesteld dat verdachten
geschikt is om dat gevolg teweeg te brengen
bewijsmiddelen kan worden afgeleid, althans
met roofzuchtige bedoelingen daarheen zijn
en bovendien naar ervaringsregels van dien
dat de bewezenverklaring in zoverre zonder
gegaan. Alle voorbereidingen en de financië-
aard is dat zij het vermoeden wettigt dat zij
nadere motivering onbegrijpelijk is.
le nood van verdachte wijzen daarop. In de woning van de familie [...] wordt geweld
heeft geleid tot het intreden van het gevolg, terwijl het ‘lichte hartinfarct’ – voor zover
Hoge Raad, onder meer:
gebruikt tegen vader en zoon en worden
het optreden hiervan al niet het gevolg zou
2.4. Uit de door het Hof gebezigde bewijsvoe-
dezen gedwongen de kluis te openen. De
zijn van de bewezenverklaarde gedraging
ring kan worden afgeleid dat de verdachte
rechtbank heeft aangenomen dat inderdaad
– als niet meer dan een ‘niet uit te sluiten’
zich (met zijn mededaders) naar de woning
geld is weggenomen. Het hof heeft zich daar
oorzaak is beoordeeld.
te [plaats] heeft begeven, dat hij geruime tijd
niet achter geschaard. Maar aangenomen
2.6. Het middel faalt.
in die woning aanwezig is geweest, dat de
dat er geen geld is weggenomen, zal er in
slachtoffers in die woning zijn gekneveld en
ieder geval sprake zijn van een poging tot
door het hoofd geschoten, en dat in die
diefstal met geweld van het vermoede geld
woning brand is gesticht. Voorts volgt uit de
dat zich in de kluis zou bevinden. Gelet op
gebezigde bewijsvoering dat de verdachte
de wijze waarop de kluis is aangetroffen, is
19 maart 2013, nr. 12/01221
zich ter plaatse heeft schuldig gemaakt aan
die gang van zaken volgens mij zeer waar-
(Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin
diefstal van een SIM-kaart. Aldus heeft het
schijnlijk. De twee bewoners worden dood-
Lohman, W.F. Groos, J. Wortel en V. van den
Hof voldoende duidelijk tot uitdrukking
geschoten opdat verdachte en zijn meded-
Brink)
gebracht met het oog op welk ‘strafbaar feit’
aders straffeloos zouden blijven. De
(Na conclusie van A-G Machielse, strekken-
in de zin van art. 288 Sr het omschreven
simkaart is vermoedelijk afgepakt toen de
de tot vernietiging wat betreft de beslissin-
geweld en de doodslag zijn gepleegd. Dat het
bewoners nog in leven waren. De brand is
gen over de feiten 1, 2, 3 en de strafopleg-
Hof blijkens zijn hiervoor aangehaalde
gesticht om opheldering van de misdrijven
ging en in zoverre tot terugwijzing; adv. mr.
bewijsoverweging niet bewezen heeft geacht
onmogelijk, althans zeer lastig te maken.
M.L. Plas, Bunnik)
‘dat er bij de overval ook geld is weggenomen’
Achteraf bezien heeft het weinig zin om de
LJN BY9006
en dat aldus de – wel bewezenverklaarde –
simkaart mee te nemen nadat de bewoners
opbrengst van de gepleegde diefstal zeer
zijn doodgeschoten. Dat de bewoners zou-
Oogmerk art. 288 Sr. Begrijpelijke bewezen-
gering is, staat daaraan niet in de weg.
den zijn doodgeschoten om de diefstal van
verklaring dat doodslagen zijn gepleegd
2.5. Het middel faalt in zoverre.
de simkaart te bedekken lijkt mij zo verge-
813
zocht dat de bewezenverklaring van de fei-
met het oogmerk om straffeloosheid voor de diefstal van een simkaartje te bewerk-
A-G Machielse, onder meer:
ten 1 en 2 in de bewoordingen die het hof
stelligen of het bezit van dat simkaartje te
5.6 De feiten 1 en 2 zijn aldus omschreven
heeft gebruikt onbegrijpelijk is.
verzekeren. A-G: anders.
dat er sprake zou zijn geweest van doodslag
Zoals ik hierboven schreef kan de diefstal
in verband met de gewelddadige diefstal van
van de simkaart wel worden bewezen, maar
een simkaart, welke doodslag zou zijn
dat het in feit 3 beschreven geweld is toege-
(Sr art. 288)
1056
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Rechtspraak
815
past ten dienste van de diefstal van de sim-
Commissaris die vordering op die datum
kaart staat op gespannen voet met de aan
heeft afgewezen. Het Hof, dat de verdachte
de veroordeling voor de feiten 1 en 2 ten
heeft veroordeeld tot een voorwaardelijke
19 maart 2013, nr. 12/01391 H
grondslag liggende gedachte dat de sim-
gevangenisstraf van een maand en een werk-
(Mrs. A.J.A. van Dorst, J.P. Balkema en J.W.
kaart juist is meegenomen om het gebruikte
straf, heeft evenwel verzuimd toepassing te
Ilsink)
geweld onontdekt te doen blijven, door een
geven aan art. 27, eerste lid, Sr. Daarover
LJN BZ4669
telefonische verwittiging van derden onmo-
klaagt het middel op zichzelf terecht.
gelijk te maken.
3.3. Zoals de Hoge Raad heeft overwogen in
Herziening staat niet open tegen een
Uit de door het hof gebezigde bewijsmidde-
zijn arresten van 11 september 2012 (LJN
beschikking van de Voorzitter van het
len is niet op te maken dat de slachtoffers
BX0146, LJN BX0132, LJN BX0129 en LJN
Gerechtshof waarbij deze geen verlof tot
van het leven zijn beroofd met het oogmerk
BX7004) behoort het verzuim toepassing te
hoger beroep verleent in de zin van art.
om de diefstal van een simkaart te verdoeze-
geven aan de in art. 27 Sr bedoelde aftrek
410a lid 4 Sv, omdat die beschikking niet is
len. Uit de bewijsconstructie van de recht-
tot de verzuimen die voor de invoering van
een uitspraak houdende een veroordeling
bank zou wel af te leiden zijn dat de levens-
art. 80a RO grond vormden voor vernieti-
als bedoeld in art. 457 lid 1 Sv.
beroving en brandstichting de strekking
ging van de bestreden uitspraak, doch
hadden om te ontkomen aan een vervolging
nadien met toepassing van art. 80a RO – of
voor een (poging tot) diefstal van geld.
in voorkomende gevallen met toepassing
Aan de door het hof gebezigde bewijsmidde-
van art. 81, eerste lid, RO – niet langer tot
Hoge Raad, onder meer:
len valt evenmin het bewijs te ontlenen dat
cassatie nopen. Dat berust erop dat bij ver-
3.1. Voor zover de aanvraag is gericht tegen
het in feit 3 omschreven geweld is gebruikt
nietiging van de bestreden uitspraak niet
de beschikking van de Voorzitter van het
met het oogmerk om aan bestraffing voor
voldoende in rechte te respecteren belang
Gerechtshof te Arnhem van 8 januari 2008,
diefstal van de simkaart te ontkomen.
bestaat. Het verzuim toepassing te geven
zal deze niet tot herziening kunnen leiden,
5.7 Het middel slaagt.
aan de wettelijk voorgeschreven aftrek als
omdat die beschikking niet is een uitspraak
bedoeld in art. 27 Sr vormt immers een
houdende een veroordeling in de zin van art.
onmiddellijk kenbare fout die zich voor een-
457, eerste lid, Sv. De aanvraag kan daarom
voudig herstel leent door de rechter(s) die
– gelet op art. 465, eerste lid, Sv – in zoverre
op de zaak heeft/hebben gezeten overeen-
niet worden ontvangen.
814
(Sv art. 410a en 457)
19 maart 2013, nr. 11/02625
komstig hetgeen de Hoge Raad heeft beslist
(Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-
in zijn arresten van 6 juli 2010 (LJN BJ7243,
van Kan en Y. Buruma)
NJ 2012/248) en 12 juni 2012 (LJN BW1478,
(Na conclusie van A-G Knigge, strekkende
NJ 2012/490). Deze wijze van herstel ver-
tot vernietiging uitsluitend wat betreft
dient de voorkeur, omdat daardoor ondub-
26 maart 2013, nr. 11/03980
straf, tot vermindering daarvan en verwer-
belzinnig duidelijkheid komt te bestaan
(Mrs. A.J.A. van Dorst, B.C. de Savornin
ping voor overige; adv. mr. B.P. de Boer,
omtrent de voor tenuitvoerlegging vatbare
Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma en J. Wortel)
Haarlem)
strafoplegging.
(Na conclusie van A-G Vellinga, strekkende
LJN BZ4478
Maar ook indien zodanige herstelbeslissing
tot verwerping; OM-cassatie en cassatie ver-
achterwege blijft, bestaat bij vernietiging van
dachte door mr. J. Goudswaard, ’s-Gravenha-
Aanvulling op 80a RO-overzichtsarrest (HR
de bestreden uitspraak waarin verzuimd is
ge)
11 september 2012, LJN BX0132). Wanneer
de aftrek van art. 27 Sr te bevelen onvoldoen-
LJN BY9718
het hof verzuimt voorlopige hechtenis af te
de in rechte te respecteren belang. Er is in zo
trekken conform art. 27 lid 1 Sr, zal de Hoge
een geval immers sprake van een voor eenie-
Computervredebreuk art. 138a (138ab
Raad toepassing geven aan art. 80a RO,
der evidente vergissing op grond waarvan die
nieuw) Sr. Van het zich opzettelijk en
dient de feitenrechter die op de zaak heeft
uitspraak verbeterd moet worden gelezen, en
wederrechtelijk toegang verschaffen tot een
gezeten eigener beweging een herstelbeslis-
wel aldus dat de bedoelde aftrek is bevolen.
geautomatiseerd werk of een deel daarvan,
sing te wijzen en zal ook indien dat achter-
Een redelijk handelend openbaar ministerie
kan ook sprake zijn bij onbevoegde toe-
wegen blijft een redelijk handelend open-
dat met de tenuitvoerlegging van de strafop-
gangverschaffing tot een – met een wacht-
baar ministerie de aftrek bij de
legging is belast kan zich dan ook niet op het
woord beveiligde – router en de internet-
tenuitvoerlegging dienen toe te passen.
standpunt stellen dat de straf zonder die
verbinding die met gebruik van het
aftrek moet worden ten uitvoer gelegd. In
netwerk waarvan die router onderdeel uit-
het geval het gaat om een taakstraf als
maakt tot stand kan worden gebracht. AG:
bedoeld in art. 27, eerste lid, Sr dient de
anders.
(RO art. 80a; Sr art. 27 lid 1)
816
Hoge Raad, onder meer:
aftrek te geschieden naar de gebruikelijke
3. Beoordeling van het tweede middel
maatstaf van twee uren per dag. Indien, zoals
(Sr art. 80sexies, 138a (oud) en 138ab
3.1. Het middel klaagt dat het Hof ten
in het onderhavige geval, de verdachte naast
(nieuw))
onrechte geen toepassing heeft gegeven aan
de taakstraf, is veroordeeld tot een geheel
art. 27, eerste lid, Sr.
voorwaardelijke gevangenisstraf, dient de tijd
Inleiding:
3.2. De stukken van het geding waarvan de
die door de veroordeelde is doorgebracht in
OM-cassatie tegen vrijspraak computervrede-
Hoge Raad kennis neemt houden in dat de
de in art. 27, eerste lid, Sr bedoelde vrijheids-
breuk art. 138a Sr. Verdachte is vrijgesproken
verdachte op 19 mei 2008 in verzekering is
benemende situaties in mindering te worden
van – kort gezegd – het opzettelijk en weder-
gesteld, dat de Officier van Justitie op 21 mei
gebracht op de taakstraf.
rechtelijk in een of meer geautomatiseerde
2008 heeft gevorderd dat de verdachte in
3.4. Het vorenstaande brengt mee dat het
werken, te weten een computer en/of router
bewaring wordt gesteld en dat de Rechter-
middel niet tot cassatie kan leiden.
en/of een (beveiligde) draadloze internetver-
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1057
Rechtspraak
binding (van de provider Planet/KPN) toebe-
2.6. Het laatste heeft het Hof miskend door
pas, zijnde een geschrift dat bestemd was om
horende aan een ander, binnendringen, waar-
bepalend te achten dat de verdachte zich
tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk
bij hij de beveiliging heeft doorbroken, in elk
geen toegang heeft verschaft tot beveiligde
heeft opgemaakt, immers heeft verdachte
geval de toegang heeft verworven door een
gegevens in de computer van [betrokkene 1].
valselijk een KLM-pas gekopieerd en voorzien
technische ingreep, met behulp van een val-
Die omstandigheid sluit immers niet uit dat
van andere persoonsgegevens en een foto
se sleutel, te weten het onbevoegd gebruik
de verdachte, handelend zoals in de tenlaste-
van hemzelf, terwijl het origineel op naam
maken van de code en/of het wachtwoord
legging omschreven, zich met één of meer
was gesteld van [betrokkene 1] en was voor-
van die ander en/of door het aannemen van
van de in art. 138a, eerste lid, (oud) Sr
zien van een foto van [betrokkene 1], zulks
een valse hoedanigheid. Het gaat in deze
omschreven middelen opzettelijk en weder-
met het oogmerk om dat geschrift als echt
zaak om het volgende. Een buurvrouw van
rechtelijk toegang heeft verschaft tot een
en onvervalst te gebruiken of door anderen
verdachte heeft een internetaansluiting
geautomatiseerd werk, of tot een deel van
te doen gebruiken. In deze zaak draait het
waartoe zij gebruik maakte van een met een
een geautomatiseerd werk, bestaande uit de
om de vrijheid van nieuwsgaring en de ver-
met een wachtwoord afgeschermde ‘router’.
aan [betrokkene 1] toebehorende computer,
volging van een journalist voor strafbare fei-
De verdachte heeft die router ‘gekraakt’ door
de door haar gebruikte – met een wacht-
ten begaan ter voorbereiding van een twee-
draadloos verbinding te zoeken met (het
woord beveiligde – router, en de internetver-
delige televisiereportage over de beveiliging
accesspoint van) die router en door met
binding die met gebruik van deze apparaten
van Schiphol. Met gebruikmaking van een
behulp van een programma dat daarop
tot stand kon worden gebracht.
valse KLM-pas heeft verdachte op het terrein
gerichte opdrachten naar de router zendt,
2.7. Daarover klaagt het middel terecht.
van Schiphol-Oost weten door te dringen. Volgens verdachte was het doel hiervan aan
het wachtwoord te achterhalen. Daardoor kon de verdachte via de door de buurvrouw gebruikte router, zonder dat zij daarvan wist,
817
te tonen dat het mogelijk was om door middel van een valse pas zonder deugdelijk te worden gecontroleerd op het terrein van
vanaf zijn eigen computer(s) verbinding krijgen met het internet. Het hof heeft ter moti-
26 maart 2013, nr. 11/02389
Schiphol-Oost te komen tot bij het regerings-
vering van de vrijspraak onder meer overwo-
(Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin
vliegtuig. Het hof heeft ter zake van het ont-
gen dat een inrichting die enkel bestemd is
Lohman, Y. Buruma, J. Wortel en V. van den
slag van alle rechtsvervolging onder meer
om gegevens over te dragen en/of op te slaan
Brink)
overwogen: ‘Verdachte, die als onderzoeks-
gelet op de wetsgeschiedenis buiten de wet-
(Na conclusie van A-G Machielse, strekken-
journalist regelmatig maatschappelijke pro-
telijke begripsomschrijving valt. En voorts:
de tot verwerping; OM-cassatie)
blemen onder de aandacht tracht te brengen,
‘Het hof stelt vast dat een router een schakel-
LJN BY3752
heeft bij het plegen van de bewezenverklaarde feiten geen ander oogmerk gehad dan om
apparaat op de knooppunten van een netwerk zoals het internet is. Een router houdt
Journalistieke exceptie art. 10 EVRM. Toe-
langs journalistieke weg een maatschappelij-
een wachtwoord of gebruikerscode opgesla-
passelijkheid daarvan vereist allereerst dat
ke misstand publiekelijk aan de orde te stel-
gen en zorgt, in opdracht van de gebruiker
de journalist te goeder trouw en op grond
len en het plegen van de feiten hangt vol-
van die router alleen voor de verzending van
van een accurate feitelijke basis handelt en
doende samen met het onderbouwen en
gegevens naar de juiste bestemming. Daarom
betrouwbare en precieze informatie geeft
verifiëren van die misstand. De vervolging
vervult een router niet de cumulatieve func-
in overeenstemming met de journalistieke
wordt daarom aangemerkt als een beperking
ties zoals neergelegd in artikel 80sexies van
ethiek. Indien daarvan sprake is zal ter
van het door art. 10 EVRM beschermde recht
het Wetboek van Strafrecht.’ Het OM-cassatie-
beoordeling van de toelaatbaarheid van de
van journalisten om informatie over onder-
middel keert zich tegen het oordeel van het
vervolging van de journalist en van de
werpen van algemeen belang te verspreiden,
Hof dat de in de tenlastelegging genoemde
strafbaarheid van het bewezenverklaarde
als zij te goeder trouw en op basis van een
‘router’ niet is aan te merken als een geauto-
feit, in het bijzonder de ernst van de
accurate feitelijke basis handelen en
matiseerd werk in de zin van art. 138a lid
inbreuk op de rechtsorde door overtreding
betrouwbare en precieze informatie geven
1(oud) Sr.
van de strafrechtelijke norm, gelet op het
overeenkomstig de journalistieke ethiek. […]
belang van het geschonden voorschrift, die-
De kwestie die verdachte aan de orde heeft
Hoge Raad, onder meer:
nen te worden afgewogen tegen het maat-
gesteld is maatschappelijk van belang. Ver-
2.5. Uit de zo-even weergegeven wetsge-
schappelijk belang van de door het bewe-
dachte heeft immers voldoende aangetoond
schiedenis volgt dat een inrichting alleen
zenverklaarde feit voorbereide
dat gebreken in de beveiliging op Schiphol-
als geautomatiseerd werk in de zin van de
openbaarmaking, het daadwerkelijke
Oost een veiligheidsrisico vormen dat zich
hier besproken wettelijke bepalingen kan
nadeel dat door het bewezenverklaarde feit
zou kunnen uitstrekken tot Schiphol-Cen-
worden aangemerkt indien zij geschikt is
is ontstaan en de mate waarin de openbaar-
trum. In de uitzendingen heeft hij dit aan de
om drie functies te vervullen, te weten
making daadwerkelijk op andere wijze had
hand van de slechte toegangscontrole en de
opslag, verwerking en overdracht van gege-
kunnen worden voorbereid.
kwetsbaarheid van het regeringsvliegtuig willen aantonen en naar aanleiding van de uit-
vens. Uit die wetsgeschiedenis volgt evenwel ook dat het begrip geautomatiseerd werk
(EVRM art. 10; Sr art. 225)
zendingen is de beveiliging op Schiphol-Oost aangescherpt. Aangaande de zorgvuldigheid
niet beperkt is tot apparaten die zelfstandig aan deze drievoudige eis voldoen. Ook net-
Inleiding
waarmee het onderzoek is uitgevoerd en de
werken bestaande uit computers en/of tele-
OM-cassatie tegen ontslag van alle rechtsver-
uitzending is samengesteld heeft hof ver-
communicatievoorzieningen heeft de wetge-
volging van een journalist van het televisie-
schillende punten van kritiek. Die wegen vol-
ver onder het begrip ‘geautomatiseerd werk’
programma ‘Undercover in Nederland’, ten
gens het hof echter niet zo zwaar dat zij een
willen brengen, terwijl art. 138a (oud) Sr ook
aanzien van wie het hof onder meer bewezen
beroep op de bescherming van art. 10 EVRM
toepasselijk is op delen van zulke geautoma-
heeft verklaard dat hij – kort gezegd – teza-
doorkruisen. Over het geheel bezien heeft
tiseerde werken.
men en in vereniging een KLM-personeels-
verdachte voldoende betrouwbare en precie-
1058
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Rechtspraak
ze informatie gegeven met inachtneming
op vrije meningsuiting oplevert die niet
belemmering heeft ondervonden de door
van journalistieke normen. Er bestond voor
noodzakelijk is in een democratische samen-
hem als cruciaal ervaren boodschap – het
verdachte redelijkerwijs geen andere metho-
leving kennelijk van het juiste uitgangspunt
tekortschieten van de beveiliging van het
de om zonder daarbij anderen te betrekken
uitgegaan dat dit recht zich ook uitstrekt tot
bedrijventerrein Schiphol-Oost, in het bijzon-
het vermeende beveiligingslek op Schiphol-
de vrijheid van nieuwsgaring, en dus tot het
der van de daar ondergebrachte vliegtuigen,
Oost aan de kaak te stellen. Ten opzichte van
journalistieke onderzoek dat aan de uiteinde-
waaronder het regeringsvliegtuig – in de tv-
dat maatschappelijk belang blijft het verval-
lijke openbaarmaking ten grondslag ligt.
uitzendingen op de door hem gekozen wijze
sen van een KLM-pas en het zich bevinden
Bij de beantwoording van de vraag of door
uit te dragen. Aan de orde is slechts de vraag
op verboden terrein binnen de grenzen van
strafvervolging en veroordeling wegens een
of de vervolging en mogelijke bestraffing van
de proportionaliteit en subsidiariteit, ook
in het kader van dat onderzoek gepleegd
het – in de uitzending van 28 december 2008
omdat van de valse passen zeer beperkt
strafbaar feit een noodzakelijke inbreuk
getoonde – handelen van de verdachte ter
gebruik is gemaakt. Voor het hof maakt het
wordt gemaakt op de journalistieke vrijheid
voorbereiding van de openbaarmaking van
hierbij geen verschil dat verdachte actief
van meningsuiting, moeten de plichten en
deze boodschap, welk handelen bestond uit,
strafbaar heeft gehandeld en niet ‹slechts›
verantwoordelijkheden van degene die met
kort gezegd, het vervalsen van een KLM-toe-
heeft geprofiteerd van een door een ander
een beroep op zijn vrijheid van meningsui-
gangspas, een zodanige beperking vormen
gepleegd feit.’ Beide OM-cassatiemiddelen
ting dat feit pleegde worden meegewogen.
van de vrijheid van de journalistieke
hebben betrekking op het oordeel van het
Zoals door het Hof ook onder ogen is gezien,
meningsuiting van de verdachte dat art. 10
hof dat verdachte ten aanzien van (onder
volgt uit rechtspraak van het EHRM dat jour-
EVRM in de weg staat aan toepassing van de
andere) het onder 1 bewezenverklaarde feit,
nalisten – niettegenstaande de vitale rol die
strafwet, te weten aan vervolging en bestraf-
valsheid in geschrift in vereniging gepleegd,
de pers in een democratische samenleving
fing ter zake van art. 225 Sr. Niet in geschil is
moet worden ontslagen van rechtsvervolging,
speelt – in beginsel niet op basis van de hun
dat, zoals ook het Hof met zoveel woorden
omdat een veroordeling voor dit feit een
door art. 10 EVRM gegeven bescherming kun-
onder ogen heeft gezien, zodanig vervalsen
beperking van het door art. 10 EVRM
nen worden ontslagen van hun verplichting
op zichzelf genomen een ernstig strafbaar
beschermde recht op vrijheid van menings-
de door de strafwet getrokken grenzen in
feit is.
uiting oplevert die niet noodzakelijk is in een
acht te nemen. Het door art. 10 EVRM
4.5. Het Hof heeft geoordeeld dat in dit geval
democratische samenleving.
gewaarborgde recht op vrijheid van menings-
een uitzondering op het hiervoor onder 4.2
uiting kan echter dwingen tot het maken van
weergegeven uitgangspunt moet worden
Hoge Raad, onder meer:
een uitzondering op dit uitgangspunt.
aanvaard. Aan zijn oordeel heeft het ten
3. Beoordeling van het eerste middel
Derhalve zijn journalisten bij hun werkzaam-
grondslag gelegd dat de verdachte heeft aan-
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof
heden ten behoeve van de nieuwsgaring, aan-
getoond dat hij een zorgvuldige afweging
ten onrechte of op onbegrijpelijke gronden
genomen dat overigens is voldaan aan de
heeft gemaakt tussen het maatschappelijk
heeft geoordeeld dat de wijze waarop de ver-
voorwaarden waaronder zij zich op de
belang van het zichtbaar maken van de
dachte zijn journalistieke werkzaamheden
bescherming van art. 10 EVRM kunnen
slechte beveiligingssituatie op Schiphol-Oost
heeft verricht en televisie-uitzendingen heeft
beroepen, slechts onder bijzondere omstan-
en het daartoe plegen van strafbare feiten en
voorbereid diens beroep op de bescherming
digheden ontslagen van hun plicht zich aan
dat bij weging van het maatschappelijk
van art. 10, eerste lid, EVRM niet doorkruist.
de strafwet te houden.
belang van de door de verdachte als onder-
3.2. Het oordeel van het Hof dat bij het
4.3. Bij de beoordeling van de toelaatbaar-
zoeksjournalist verzorgde uitzendingen over
samenstellen van de televisie-uitzendingen
heid van de vervolging en van de strafbaar-
de veiligheidssituatie op Schiphol-Oost
en het uitvoeren van het daaraan ten grond-
heid van het bewezenverklaarde feit naar
tegenover het belang van een strafrechtelijke
slag liggende onderzoek op bepaalde punten
aanleiding van het beroep op de journalistie-
vervolging van het door de verdachte
onvoldoende zorgvuldigheid is betracht, doch
ke vrijheid van meningsuiting dient, voorop-
gepleegde, onder 1 bewezenverklaarde, feit in
die onzorgvuldigheden van onvoldoende
gesteld dat de journalist te goeder trouw en
het licht van art. 10 EVRM de balans door-
gewicht zijn om de verdachte een beroep op
op grond van een accurate feitelijke basis
slaat in het voordeel van de verdachte. Het
de bescherming van art. 10, eerste lid, EVRM
handelt en betrouwbare en precieze informa-
Hof heeft daaraan de conclusie verbonden
te ontzeggen, is niet onbegrijpelijk en kan,
tie geeft in overeenstemming met de journa-
dat een veroordeling wegens valsheid in
verweven als dit oordeel is met waarderingen
listieke ethiek, in het bijzonder de ernst van
geschrift een beperking van het recht op
van feitelijke aard, in cassatie niet verder
de inbreuk op de rechtsorde door overtreding
vrije meningsuiting oplevert die niet noodza-
worden getoetst.
van de strafrechtelijke norm, gelet op het
kelijk is in een democratische samenleving.
Het middel faalt.
belang van het geschonden voorschrift, te
4.6. Gelet op het hiervoor in 4.2 verwoorde
4. Beoordeling van het tweede middel
worden afgewogen tegen het maatschappe-
uitgangspunt en in het licht van de hiervoor
4.1. Het middel komt op tegen het oordeel
lijk belang van de door het bewezenverklaar-
in 4.3 weergegeven maatstaf, moet in het
van het Hof dat veroordeling voor het ter
de feit voorbereide openbaarmaking, het
onderhavige geval in het bijzonder worden
voorbereiding van de televisie-uitzendingen
daadwerkelijke nadeel dat door het bewezen-
onderzocht of de verdachte zich terecht op
door de verdachte gepleegde, onder 1 bewe-
verklaarde feit is ontstaan en de mate waarin
het standpunt stelt dat er geen alternatief
zenverklaarde, strafbare feit een beperking
de openbaarmaking daadwerkelijk op andere
bestond om, zonder het vervalsen van de
van het recht op vrije meningsuiting ople-
wijze had kunnen worden voorbereid.
KLM-pas, op andere overtuigende wijze de
vert die niet noodzakelijk is in een democra-
4.4. Het onderhavige geval kenmerkt zich
bedoelde gebrekkige controle en de gevol-
tische samenleving als bedoeld in art. 10
door het gegeven dat de naar aanleiding van
gen daarvan onder de aandacht van het
EVRM.
het handelen van de verdachte gemaakte
publiek te brengen.
4.2. Het Hof is bij zijn oordeel dat een veroor-
uitzending van 28 december 2008 zonder
In dit verband heeft het Hof het volgende
deling wegens valsheid in geschrift in vereni-
enige belemmering kon worden uitgezonden
vastgesteld. De verdachte beschikte over de
ging gepleegd een beperking van het recht
en dat de verdachte ook overigens geen
wetenschap dat het regeringsvliegtuig op het
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1059
Rechtspraak
terrein van Schiphol-Oost stond. Hem was
818
grondslag worden gelegd. In beginsel staat geen rechtsregel eraan in de
bekend dat bij observaties tientallen malen was waargenomen ‘dat geen controle van
26 maart 2013, nr. 10/03319 P
weg om de schatting van het wederrechtelijk
voertuigen plaatsvond en de controle van
(Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin
verkregen voordeel uitsluitend op de inhoud
toegangspassen minimaal was’ en hij
Lohman, J. de Hullu, W.F. Groos en J. Wortel)
van een financieel rapport als zojuist bedoeld
beschikte over opnames van (het interieur
(Na conclusie van A-G Hofstee, strekkende
te doen berusten.
van) het kennelijk onbewaakte regerings-
tot vernietiging en terugwijzing; adv. mr.
3.3.4. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad
vliegtuig met neergelaten vliegtuigtrap. Hij is
Th.J. Kelder, ’s-Gravenhage)
wordt wel afgeleid dat de uitspraak een (vol-
in de nacht van 27 op 28 november 2008 met
LJN BV9087
ledige) weergave dient te bevatten van de feiten en omstandigheden waarop de in dat
gebruikmaking van de eigen pas van zijn tipgever, een KLM-medewerker, op illegale
Voordeelsontneming. Verduidelijking van
rapport gemaakte gevolgtrekkingen steunen.
wijze op het terrein van Schiphol-Oost
de aan de motivering conform art. 359 lid 3
De Hoge Raad ziet aanleiding de in dit ver-
geweest. Daarmee werd aangetoond dat op
Sv te stellen eisen bij schatting van het
band aan de motivering te stellen eisen te
het terrein niet werd gecontroleerd.
wederrechtelijk verkregen voordeel in de
verduidelijken.
De verdachte achtte daarmee nog niet vol-
zin van art. 511f Sv. In beginsel staat geen
3.3.5. Indien en voor zover een in het financi-
daan aan de onderzoeksvragen die hij zich
rechtsregel eraan in de weg de schatting
eel rapport gemaakte gevolgtrekking is ont-
gesteld had; hij wenste aan te tonen dat het
van het wederrechtelijk verkregen voordeel
leend aan de inhoud van een of meer wetti-
mogelijk was om door middel van een valse
uitsluitend op de inhoud van een financi-
ge, voldoende nauwkeurig in dat rapport
pas zonder deugdelijk te worden gecontro-
eel rapport te doen berusten.
aangeduide bewijsmiddelen en die gevolgtrekking – blijkens vaststelling door de rech-
leerd op het terrein van Schiphol-Oost te komen tot bij het regeringsvliegtuig. Daartoe
(Sr art. 36e; Sv art. 359 lid 3, 511e, 511f, 511g)
ter – door of namens de betrokkene niet of onvoldoende gemotiveerd is betwist, kan de
heeft hij de KLM-medewerker verzocht zijn pas ter beschikking te stellen om daarmee val-
Inleiding:
rechter bij de opgave van de bewijsmiddelen
se exemplaren te vervaardigen teneinde de
Het (vijfde) cassatiemiddel klaagt dat de
waaraan de schatting van het wederrechtelijk
gebrekkige controle en de gevolgen daarvan
schatting van het wederrechtelijk verkregen
verkregen voordeel is ontleend, volstaan met
in de uitzending geloofwaardig te kunnen
voordeel ontoereikend is gemotiveerd.
de vermelding van (het onderdeel van) het financieel rapport als bewijsmiddel waaraan
aantonen. Ten behoeve van de uitzending van 28 december 2008 heeft de verdachte de door
Hoge Raad, onder meer:
de schatting (in zoverre) is ontleend en het
hem vervalste pas niet gebruikt om het ter-
3.3.1. Bij de beoordeling van het middel dient
weergeven van die gevolgtrekking uit het
rein van Schiphol-Oost te betreden, doch hij is
het volgende te worden vooropgesteld.
rapport.
op het terrein gekomen in de kofferbak van
3.3.2. Krachtens art. 511f Sv kan de schatting
3.3.6. Indien door of namens de betrokkene
een auto, en in de uitzending was het dragen
van het op geld waardeerbare wederrechtelijk
zo een gevolgtrekking wel voldoende gemoti-
van die pas ook niet zichtbaar.
verkregen voordeel slechts worden ontleend
veerd is betwist, dienen aan de motivering
4.7. Het hiervoor bij 4.1 genoemde oordeel
aan wettige bewijsmiddelen. Ingevolge art.
van de schatting van het wederrechtelijk ver-
kan geen stand houden.
511e, eerste lid, Sv (in eerste aanleg) en art.
kregen voordeel nadere eisen te worden
Indien dat oordeel aldus begrepen moet wor-
511g, tweede lid, Sv (in hoger beroep) is op
gesteld. In dat geval zal de rechter in zijn
den dat het Hof doorslaggevend heeft geacht
de uitspraak op een vordering tot ontneming
overwegingen met betrekking tot die schat-
dat naar de eigen opvatting van de verdachte
van wederrechtelijk verkregen voordeel art.
ting moeten motiveren op grond waarvan hij
het vervalsen van de KLM-pas bij het voorbe-
359, derde lid, Sv van overeenkomstige toe-
ondanks hetgeen door of namens de betrok-
reiden van de uitzending een geschikt mid-
passing. Dat betekent dat die uitspraak de
kene tegen die gevolgtrekking en de onder-
del vormde om zijn journalistieke doel te
bewijsmiddelen moet vermelden waaraan de
liggende feiten en omstandigheden is aange-
bereiken, heeft het Hof niet de hiervoor
schatting van het wederrechtelijk verkregen
voerd, die gevolgtrekking aanvaardt. Indien
onder 4.3 genoemde maatstaf toegepast, en
voordeel is ontleend met weergave van de
de rechter de aan het financieel rapport of
met name miskend dat moet worden onder-
inhoud daarvan, voor zover bevattende de
aan andere wettige bewijsmiddelen ontleen-
zocht of er voor de verdachte daadwerkelijk
voor die schatting redengevende feiten en
de feiten en omstandigheden, die hij bij zijn
geen andere weg openstond om, zonder dit
omstandigheden.
oordeel daaromtrent betrekt en die redenge-
strafbare feit te begaan, de door hem beoog-
3.3.3. Als wettig bewijsmiddel zal veelal een
vend zijn voor de schatting van het weder-
de openbaarmaking voor te bereiden.
(in het kader van een strafrechtelijk financi-
rechtelijk verkregen voordeel, in de overwe-
Indien het Hof die maatstaf niet heeft mis-
eel onderzoek opgesteld) financieel rapport
gingen (samengevat) weergeeft onder
kend is zonder nadere motivering, die ont-
in het geding zijn gebracht met een berede-
nauwkeurige vermelding van de vindplaat-
breekt, niet begrijpelijk dat het Hof uit de
neerde, al dan niet door de methode van ver-
sen daarvan, is aan de uit art. 359, derde lid,
door hem vastgestelde omstandigheden,
mogensvergelijking verkregen, begroting van
Sv voortvloeiende verplichting voldaan.
waaruit volgt dat de verdachte ook zonder
het bedrag waarop het wederrechtelijk ver-
3.4.1. Met zijn hiervoor onder 3.2.1 weergege-
gebruik van een vervalste pas heeft kunnen
kregen voordeel kan worden geschat. Een
ven overweging, voor zover inhoudende dat
aantonen dat hij onbevoegd op het terrein
dergelijk rapport is doorgaans zo ingericht
naar aanleiding van de behandeling in eerste
van Schiphol-Oost kon komen zonder deug-
dat daarin onder verwijzing naar of samen-
aanleg, de conclusiewisseling in hoger
delijk te worden gecontroleerd, heeft afgeleid
vatting van aan de inhoud van andere wetti-
beroep en de terechtzitting in hoger beroep
dat voor de verdachte geen minder vergaan-
ge bewijsmiddelen ontleende gegevens
is gebleken dat er ‘uiteindelijk twee discussie-
de methode bestond om zijn doel te bereiken
gevolgtrekkingen worden gemaakt omtrent
punten zijn’ heeft het Hof als zijn oordeel tot
dan het vervalsen van de pas.
de verschillende posten die door de
uitdrukking gebracht dat de bevindingen in
Het middel slaagt.
opsteller(s) van het rapport aan het totale
het in deze overwegingen genoemde straf-
Volgt vernietiging en verwijzing.
wederrechtelijk verkregen voordeel ten
rechtelijk financieel rapport voor het overige
1060
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Rechtspraak
niet gemotiveerd zijn bestreden.
Uitspraak na vereenvoudigde behandeling
7. De Afdeling overweegt dat aan een alge-
3.4.2. In die overwegingen heeft het Hof uit-
(artikel 8:54 van de Algemene wet bestuurs-
meen verbindend voorschrift, zoals neerge-
eengezet waarom het, met verwerping van de
recht (hierna: de Awb)) in het geding tussen
legd in de verordening elektronische bekend-
door en namens de betrokkene ingenomen
de Stichting Natuur en Milieu Aalten en
making Gelderland 2012, verbindende kracht
stellingen, aannemelijk acht dat een bankre-
Stichting Behoud Leefmilieu Lintelo (hier-
kan worden ontzegd, indien het in strijd is
kening bij de Banque Populaire in Marokko
na: de stichtingen), gevestigd te Aalten,
met een hoger wettelijk voorschrift, dan wel
aan de betrokkene toebehoorde, verklaringen
appellanten, en het college van gedeputeer-
indien het in strijd is met een algemeen
over stortingen op die rekening betrouwbaar
de staten van Gelderland (hierna: het colle-
rechtsbeginsel.
zijn, en ook aannemelijk is dat het saldo op
ge), verweerder
8. In het voorstel tot vaststelling van de verordening is vermeld dat de provincie sinds 1
die rekening aan de betrokkene toekwam. 3.4.3. De hiervoor onder 3.2.2 weergegeven
Bij besluit van 13 augustus 2012, kenmerk
oktober 2011 kennisgevingen uitsluitend op
bewijsmiddelen houden in, voor zover hier
2012-000111, heeft het college aan [vergun-
elektronische wijze publiceert. Deze werkwij-
van belang, als uitkomst van een vermogens-
ninghouder] een vergunning op grond van
ze is de reden waarom aan de verordening
vergelijking over de periode van 1 januari
de Natuurbeschermingswet 1998 verleend
terugwerkende kracht is toegekend.
2002 tot en met 22 oktober 2002 dat het
voor de uitbreiding van het veebestand en de
Het belang van het bij wettelijk voorschrift
wederrechtelijk verkregen voordeel van de
bouw van een nieuwe pluimveestal aan de
bepalen dat uitsluitend langs de elektroni-
betrokkene wordt geschat op € 163 507,78, en
[locatie] te Aalten.
sche weg wordt kennisgegeven van ontwerp-
houden voorts in dat er geldbedragen zijn
(…)
besluiten en besluiten is er naar het oordeel
gestort op een bankrekening bij de Banque
3. Het college heeft de kennisgeving van het
van de Afdeling in gelegen dat belangheb-
Populaire te Marokko die op naam van de
ontwerpbesluit uitsluitend gepubliceerd op
benden weten dat zij uitsluitend langs de
betrokkene stond.
de website van de provincie Gelderland. De
elektronische weg kennis kunnen nemen van
3.4.4. Gelet op de hetgeen onder 3.3 hiervoor
kennisgeving is op 16 augustus 2012 op de
kennisgevingen van een ontwerpbesluit of
is vooropgesteld, kunnen deze bewijsmidde-
website geplaatst.
een besluit, waarna zij kunnen bezien of een
len, bezien in samenhang met de hiervoor
4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen
zienswijze wordt ingediend of een rechtsmid-
weergegeven overwegingen van het Hof, het
(uitspraak van 15 augustus 2012 in zaak nr.
del wordt ingesteld. Als ter zake geen wette-
oordeel dragen dat het door de betrokkene
201102433/1/A4) kan een kennisgeving via
lijk voorschrift is vastgesteld, mogen zij
wederrechtelijk verkregen voordeel kan wor-
het internet een geschikte wijze van kennis-
ervan uitgaan dat de kennisgeving ook op
den begroot op € 163 507,78, en is aldus vol-
geving als bedoeld in artikel 3:12, eerste lid,
een niet-elektronische wijze zal plaatsvinden.
daan aan de uit art. 359, derde lid, Sv voort-
van de Awb zijn. Ingevolge artikel 2:14, twee-
Het is dan ook niet uitgesloten dat belang-
vloeiende verplichting als hiervoor in 3.3.2
de lid, en artikel 3:12, eerste lid, van de Awb,
hebbenden in de periode 1 oktober 2011 tot
bedoeld.
gelezen in onderlinge samenhang, dient van
28 september 2012 niet op de hoogte zijn
3.5. Het middel faalt.
een ontwerpbesluit echter op ten minste één
geraakt van de terinzagelegging van ont-
niet-elektronische, geschikte wijze als
werpbesluiten en besluiten en om die reden
bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, kennis te
geen zienswijze tegen een ontwerpbesluit
Raad van State
worden gegeven, tenzij bij wettelijk voor-
naar voren hebben gebracht dan wel een
Deze rubriek wordt verzorgd door mr. drs. B.
schrift anders is bepaald.
rechtsmiddel tegen een besluit hebben inge-
Veenman en mr. drs. J. de Vries van de direc-
5. Provinciale staten hebben op 26 september
steld. De Afdeling is van oordeel dat de
tie Bestuursrechtspraak van de Raad van Sta-
2012 de verordening elektronische bekend-
rechtszekerheid zich er in dit geval tegen
te. Volledige versies van deze uitspraken zijn
making Gelderland 2012 vastgesteld. Ingevol-
verzet dat aan de verordening terugwerkende
te vinden op www.raadvanstate.nl.
ge artikel 2 is het mogelijk de kennisgeving
kracht is toegekend, omdat het gevolg daar-
van meldingen, aanvragen, ontwerpbesluiten
van is dat aan belanghebbenden de mogelijk-
en besluiten uitsluitend langs elektronische
heid wordt ontnomen om op te komen tegen
weg te laten plaatsvinden.
een ontwerpbesluit of besluit. Zij is van oor-
Ingevolge artikel 4 treedt de verordening in
deel dat de zinsnede ‘en werkt terug tot en
7 maart 2013, nr. 201209346/3/R2
werking met ingang van de dag na de datum
met 1 oktober 2011’ in artikel 4 van de veror-
(Mrs. Hagen, Hoekstra en Van der Wiel)
van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin
dening onverbindend is.
LJN BZ4007
zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en
9. Uit het voorgaande volgt dat de wijze
met 1 oktober 2011. De verordening is op 27
waarop het college kennis van het ontwerp-
De kennisgeving van het ontwerpbesluit is
september 2012 in het Provinciaal Blad
besluit heeft gegeven in strijd is met artikel
uitsluitend langs elektronische weg gepu-
geplaatst.
3:12, eerste lid, van de Awb. Dit gebrek kan
bliceerd. De rechtszekerheid verzet zich er
6. Uit het voorgaande volgt dat ten tijde van
niet met toepassing van artikel 6:22 van de
in dit geval tegen dat aan de verordening
de kennisgeving van het ontwerpbesluit er
Awb, zoals dat luidde ten tijde van belang,
terugwerkende kracht is toegekend, omdat
feitelijk in de provincie Gelderland geen wet-
worden gepasseerd, aangezien niet aanneme-
het gevolg daarvan is dat aan belangheb-
telijk voorschrift als bedoeld in artikel 2:14
lijk is geworden dat belanghebbenden er niet
benden de mogelijkheid wordt ontnomen
van de Awb gold. Vastgesteld moet echter
door zijn benadeeld.
om op te komen tegen een ontwerpbesluit
worden dat de terugwerkende kracht van de
of besluit.
verordening juridisch betekent dat er ten
819
tijde van de kennisgeving van het ontwerp-
820
(Awb art. 2:14 lid 2, art. 3:11 lid 1 en art. 3:12
besluit een wettelijk voorschrift gold als
lid 1, Verordening elektronische bekendma-
bedoeld in artikel 2:14 van de Awb. De Afde-
13 maart 2013, nr. 201113287/1/T1/A2
king Gelderland 2012 art. 2)
ling ziet zich voor de vraag gesteld of de des-
(Mrs. Van Altena, Mortelmans, Borman)
betreffende bepaling verbindend is.
LJN BZ4004
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1061
Rechtspraak
Prejudiciële vragen over belastingvrijstelling
koop van een onroerende zaak, omdat de
len worden aangesloten bij de definitie van
voor in Nederland gelegen landgoederen.
verkrijgers van de schenking dan zwaarder
het begrip ‘administratief onderzoek’ in arti-
zullen worden belast, dan wanneer hij in de
kel 3, zevende lid, van Richtlijn 2011/16/EU
(VEU art. 4 lid 3; VWEU art. 63 en 167; Richt-
lidstaat waarvan hij ingezetene is had geïn-
van de Raad van 15 februari 2011 betreffen-
lijn 2010/24/EU; Richtlijn 2011/16/EU;
vesteerd in een gelijksoortige onroerende
de de administratieve samenwerking op het
Natuurschoonwet 1928 art. 1, 2 en 7)
zaak.
gebied van de belastingen en tot intrekking
Naar het oordeel van de Afdeling heeft de
van Richtlijn 77/799/EEG?
Verwijzingsuitspraak op het hoger beroep
rechtbank derhalve terecht geoordeeld dat
3. Indien vraag 2.a., vraag 2.b. of vraag 2.c.
van de staatssecretaris van Economische
het besluit van de staatssecretaris een beper-
ontkennend moet worden beantwoord,
Zaken, Landbouw en Innovatie (thans: Eco-
king vormt van het vrije kapitaalverkeer.
dient het beginsel van loyale samenwerking,
nomische Zaken) en de staatssecretaris van
(…)
zoals neergelegd in artikel 4, derde lid, van
Financiën (hierna tezamen en in enkelvoud:
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad
het VEU, in samenhang beschouwd met arti-
de staatssecretaris), appellanten, tegen de
van State
kel 167, tweede lid, van het VWEU, aldus te
uitspraak van de rechtbank Zutphen van 16
Recht doende in naam der Koningin:
worden uitgelegd dat het met zich brengt
november 2011 in zaak nr. 10/203 in het
I. verzoekt het Hof van Justitie van de Euro-
dat, wanneer een lidstaat een andere lid-
geding tussen [wederpartij] en de staatsse-
pese Unie bij wege van prejudiciële beslissing
staat verzoekt om medewerking te verlenen
cretaris
uitspraak te doen op de volgende vragen:
bij het onderzoek of een in die andere lid-
1. Vormt het belang van behoud van natio-
staat gelegen onroerende zaak kan worden
1. (…)
naal natuurschoon en cultuurhistorisch erf-
aangewezen als landgoed in de zin van een
[wederpartij] woont in Nederland en is eige-
goed, zoals aan de orde in de Natuurschoon-
wet die de instandhouding en bescherming
nares van de in het Verenigd Koninkrijk
wet 1928, een dwingende reden van
van nationaal natuurschoon en cultuurhis-
gelegen onroerende zaak ‘The Bean House’.
algemeen belang, die een regeling rechtvaar-
torisch erfgoed tot doel heeft, de verzochte
Zij is voornemens deze zaak te schenken
digt, waarin de toepassing van een vrijstel-
lidstaat gehouden is deze medewerking te
aan haar zoon, die in het Verenigd Konink-
ling van schenkbelasting (invorderingsfacili-
verlenen?
rijk woont. Ingeval van schenking van een
teit) wordt beperkt tot in Nederland gelegen
4. Kan een beperking van het vrij verkeer van
onroerende zaak die is aangemerkt als land-
landgoederen?
kapitaal worden gerechtvaardigd door een
goed in de zin van [de Natuurschoonwet
2.a. Kunnen de autoriteiten van een lidstaat,
beroep op de noodzaak van het waarborgen
1928 (hierna: de Nsw)], vindt op grond van
in het kader van het onderzoek of een in een
van doeltreffende fiscale controles, indien de
die wet onder voorwaarden geen invorde-
andere lidstaat gelegen onroerende zaak kan
doeltreffendheid van deze controles enkel in
ring van schenkbelasting plaats. [wederpar-
worden aangewezen als landgoed in de zin
gevaar lijkt te kunnen worden gebracht door
tij] heeft de staatssecretaris daarom ver-
van de Natuurschoonwet 1928, voor bijstand
de omstandigheid dat nationale autoriteiten
zocht ‘The Bean House’ aan te merken als
van autoriteiten van de lidstaat waarin de
gedurende het tijdvak van 25 jaren als
landgoed in de zin van de Nsw.
onroerende zaak is gelegen, een beroep doen
bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de
(…)
op Richtlijn 2010/24/EU van de Raad van 16
Natuurschoonwet 1928 naar een andere lid-
4. (…)
maart 2010 betreffende de wederzijdse bij-
staat moeten reizen om daar de noodzakelij-
Bij zijn besluit van 6 oktober 2009, zoals
stand inzake de invordering van schuldvorde-
ke controles te verrichten?
gehandhaafd bij besluit op bezwaar van 9
ringen die voortvloeien uit belastingen, rech-
(…)
februari 2011, heeft de staatssecretaris gewei-
ten en andere maatregelen, wanneer de
gerd de onroerende zaak ‘The Bean House’
aanwijzing als landgoed op grond van die
aan te wijzen als landgoed in de zin van arti-
wet tot gevolg heeft dat een vrijstelling
Centrale Raad van Beroep
kel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de
wordt verleend van de invordering van de
Deze rubriek wordt verzorgd door mr. A.B.J.
Nsw, omdat het niet voldoet aan de in die
schenkbelasting die op het moment van
van der Ham, vice-president van de Centrale
bepaling opgenomen voorwaarde dat de
schenking van die onroerende zaak verschul-
Raad van Beroep, en mr. J.E. Jansen, hoofd
onroerende zaak in Nederland ligt. (…)
digd zal zijn?
Wetenschappelijk bureau van de Centrale
(…)
2.b. Indien vraag 2.a. bevestigend moet
Raad van Beroep.
9. (…)
worden beantwoord, moet het begrip ‘admi-
Uit het arrest van het Hof van Justitie van 11
nistratief onderzoek’ in artikel 3, zevende lid,
december 2003, C-364/01, Barbier, punt 62,
van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15
(www.curia.europa.eu) en het arrest Jäger
februari 2011 betreffende de administratieve
(C-256/06, punt 30) volgt dat nationale maat-
samenwerking op het gebied van de belastin-
26 februari 2013, nr. 11/3083 WWB
regelen die de aankoop van onroerende
gen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/
(Mrs. Van Viegen, Van der Ham, Klik)
zaken in de betrokken lidstaat, alsmede de
EEG zo worden uitgelegd dat hieronder
LJN BZ3215
overdracht van economische eigendom van
tevens een onderzoek ter plaatse kan worden
dergelijke zaken aan een andere persoon
begrepen?
Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand
door een ingezetene van een andere lidstaat
2.c. Indien vraag 2.b. bevestigend moet wor-
voor de eigen bijdrage van € 192 in de kos-
ontmoedigen een beperking vormen van het
den beantwoord, kan voor de invulling van
ten van rechtshulp verleend door Legal-
kapitaalverkeer.
het begrip ‘administratieve onderzoeken’ in
2People.
Van een dergelijke ontmoediging is in het
artikel 5, eerste lid, van Richtlijn 2010/24/EU
onderhavige geval sprake, nu de regeling uit
van de Raad van 16 maart 2010 betreffende
de Nsw tot gevolg heeft dat een ingezetene
de wederzijdse bijstand inzake de invorde-
van Nederland minder snel zal besluiten in
ring van schuldvorderingen die voortvloeien
een andere lidstaat te investeren in de aan-
uit belastingen, rechten en andere maatrege-
1062
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
821
(WWB art. 15) (….)
Rechtspraak
Overwegingen
liggende voorziening.
tweede lid, van de Awb. Dit betekent dat de
4.3. Voorop staat dat de kosten in geschil niet
4.7. Ook in hetgeen appellante overigens
Svb de beslistermijn heeft overschreden door
de eigen bijdrage op grond van een toevoe-
heeft aangevoerd, heeft de Raad geen aanlei-
eerst op 17 september 2010 te beslissen op
ging krachtens de Wrb betreffen. De klanten
ding gevonden om het bestreden besluit
het bezwaarschrift.
van Legal2People zijn een vergoeding ver-
onrechtmatig te achten. In het bestuursrecht
4.7. De rechtbank heeft derhalve ten onrech-
schuldigd voor ten minste de kantoorkosten,
is geen sprake van een verplichte procesver-
te geoordeeld dat het beroep tegen het niet
vermeerderd met een forfaitair bedrag ter
tegenwoordiging door een advocaat en is
tijdig beslissen op het bezwaarschrift prema-
hoogte van een door het bestuursorgaan
eenieder vrij in zijn keuze van rechtshulp. De
tuur was ingesteld. De aangevallen uitspraak
gegeven vergoeding voor de kosten in
Wrb als voorliggende voorziening voor kos-
komt derhalve in zoverre voor vernietiging in
bezwaar of van proceskosten ingeval de rech-
ten van rechtsbijstand doet geen afbreuk aan
aanmerking. Het beroep tegen het met een
ter een dergelijke vordering heeft toegewe-
deze uitgangspunten. De verwijzing naar de
besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van
zen. Weliswaar vallen de hier in geding zijnde
uitspraak van de rechtbank ’s-Gravenhage
een beslissing op het bezwaarschrift wordt
werkzaamheden van Legal2People op zichzelf
van 22 september 2010, 10/566 WWB, kan
gegrond verklaard en dat besluit wordt ver-
wel onder het bereik van de Wrb, maar vast
appellante niet baten. De Raad merkt hier-
nietigd. Nu appellant de Svb schriftelijk in
staat dat de bij Legal2People werkzame juris-
over op dat de rechtbank in die zaak een oor-
gebreke heeft gesteld en heeft verzocht om
ten geen rechtsbijstandverleners zijn zoals
deel heeft gegeven over de beleidsregels van
met toepassing van artikel 8:55c van de Awb
bedoeld in de Wrb. Dit brengt mee dat de
het college van burgemeester en wethouders
de verbeurde dwangsom vast te stellen, zal
door deze juristen verleende rechtsbijstand
van ’s-Gravenhage en dat niet is gebleken dat
de hoogte van de verbeurde dwangsom wor-
niet onder de werkingssfeer van de Wrb valt.
het college voor kosten van rechtsbijstand
den vastgesteld.
4.4. Appellante heeft voor het verlenen van
dezelfde beleidsregels hanteert.
4.8. De in artikel 4:17, eerste lid, van de Awb bedoelde eerste dag waarover een dwangsom
rechtshulp geen gebruik gemaakt van de voorliggende voorziening in de vorm van toegevoegde rechtsbijstand op grond van de
822
is verschuldigd is 25 augustus 2010. Nu de Svb op 17 september 2010 een beslissing op bezwaar heeft genomen is een dwangsom
Wrb. Niet is betwist dat dit voor haar mogelijk was. Het standpunt dat appellante ten
1 maart 2013, nr. 11/5093 AOW
verschuldigd over in totaal 23 dagen. Dit
tijde van haar aanvraag om bijzondere bij-
(Mrs. De Vries, Lenos, Van der Net)
betekent dat de verbeurde dwangsom in
stand op 16 oktober 2009 en de afwijzing op
LJN BZ3476
totaal € 550 bedraagt. 5. Er is aanleiding om op grond van artikel
20 oktober 2009 geen daadwerkelijk beroep meer kon doen op gefinancierde rechtshulp,
Rechtsgeldige verdaging als bedoeld in art.
8:75 van de Awb de Svb te veroordelen in de
kan aan vorenstaand oordeel niet afdoen. De
7:10 lid 3 Awb kan alleen plaatsvinden voor
proceskosten van appellant in beroep en
door appellante gemaakte keuze voor rechts-
het einde van de beslistermijn van art. 7:10
hoger beroep. Deze kosten worden begroot
hulp van Legal2People laat immers onverlet
lid 1 en 2 Awb.
op € 472 in beroep en € 472 in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand.
dat voor kosten van rechtsbijstand een voorliggende voorziening bestaat.
(Awb art. 7:10)
4.5. Appellante heeft onder verwijzing naar (….)
823
zijn van een toereikende en passende voor-
Overwegingen
5 maart 2013, nr. 11/6009 WWB, 11/6590
liggende voorziening indien geen toevoeging
4.6. Tussen partijen is niet in geschil dat de
WWB
kan worden verleend. De Raad kan appellan-
termijn voor het beslissen op het bezwaar-
(Mrs. Roelofs, Kooijman, Overbeeke)
te hierin niet volgen aangezien appellante
schrift is aangevangen op 6 mei 2010 en is
LJN BZ3688
om haar moverende redenen zelf heeft geko-
geëindigd op 5 augustus 2010. De Svb had op
zen voor een rechtshulpverlener aan wie
laatst genoemde datum nog geen beslissing
Onrechtmatig huisbezoek bij kamerbewo-
geen toevoeging kan worden verleend. Dat de
op het bezwaarschrift van appellant geno-
ner. Onrechtmatig verkregen bewijs.
kosten in geschil lager zijn dan het bedrag
men en had de beslistermijn op dat moment
dat appellante verschuldigd zou zijn als zij
ook niet verlengd. De eerst na het verstrijken
zich tot een toegevoegde advocaat zou wen-
van de beslistermijn en na de ontvangst van
den – wat daarvan ook zij – maakt dit niet
de ingebrekestelling verzonden brief van de
anders.
Svb van 12 augustus 2010 kan niet aange-
4.6. Appellante heeft voorts nog een beroep
merkt worden als een verdaging van de
II. Overwegingen
gedaan op uitspraken van de Raad, waarin
beslistermijn als bedoeld in artikel 7:10, der-
1.1. Betrokkene heeft zich op 23 maart 2010
geoordeeld is dat bij het ontbreken van een
de lid, van de Awb. Voorts is niet gebleken dat
gemeld om bijstand op grond van de Wet
toevoeging het bijstandverlenend orgaan
appellant heeft ingestemd met de verlenging
werk en bijstand (WWB) aan te vragen en ver-
zich zelfstandig een oordeel dient te vormen
van de beslistermijn of van omstandigheden
volgens als alleenstaande bijstand aange-
over de noodzaak van de te voeren of gevoer-
die daarmee op een lijn kunnen worden
vraagd. Hij heeft daarbij opgegeven te wonen
de procedure (CRvB 28 april 2009, LJN
gesteld. Anders dan is geoordeeld in de door
op [adres] te [plaatsnaam] (uitkeringsadres).
BI3571). Zoals de Raad eerder heeft overwo-
de rechtbank genoemde uitspraak van de
Appellant heeft een onderzoek ingesteld
gen (CRvB 2 augustus 2011, LJN BR4175)
voorzieningenrechter van de Raad van 9
naar de woon- en leefsituatie van betrokkene.
wordt aan een beoordeling van de noodzaak
oktober 2006, kan rechtsgeldige verdaging
In dat kader is op 19 april 2010 een huisbe-
in de zin van artikel 35, eerste lid, van de
als bedoeld in artikel 7:10, derde lid, van de
zoek gebracht aan de woning op het uitke-
WWB niet meer toegekomen als de betrokke-
Awb alleen plaatsvinden voor het einde van
ringsadres waarvan op 20 april 2010 verslag
ne geen gebruik heeft gemaakt van een voor-
de beslistermijn van artikel 7:10, eerste en
is gedaan. De bevindingen van het onderzoek
de uitspraak van de Raad van 15 juli 2004, LJN AQ7872, betoogd dat geen sprake kan
(WWB art. 17, EVRM art. 8) (….)
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1063
Rechtspraak
zijn neergelegd in een rapportage van 27 mei
heeft gesteld dat het tot de gedingstukken
tie persoonsgegevens van Rotterdam op het
2010. De onderzoeksresultaten zijn voor
behorende exemplaar van het verslag van 20
uitkeringsadres ingeschreven. Bij zijn aan-
appellant aanleiding geweest om bij besluit
april 2010 een computeruitdraai betreft en
vraag heeft betrokkene te kennen gegeven
van 2 juni 2010 de aanvraag om bijstand af
daarom niet door W is ondertekend, maar
dat hij alleenstaande is en op het uitkerings-
te wijzen. Daaraan heeft appellant ten grond-
dat wel degelijk een identiek, door W op 20
adres bij een vriendin woont. Hij huurt van
slag gelegd dat betrokkene een gezamenlijke
april 2010 ondertekend exemplaar van het
haar een kamer op het uitkeringsadres.
huishouding voert met N. [I.] (I).
verslag bestaat. Mede in aanmerking geno-
Appellant heeft betrokkene vervolgens ver-
1.2. Bij besluit van 28 oktober 2012 (bestre-
men dat gemachtigde van appellant ter zit-
zocht het onderhuurcontract met de hoofd-
den besluit) heeft appellant het bezwaar
ting heeft aangeboden een kopie van het
bewoner en bewijzen van betaling van de
tegen het besluit van 2 juni 2010 ongegrond
door W op 20 april 2010 ondertekende ver-
huur te overleggen. Betrokkene heeft appel-
verklaard.
slag te overleggen, bestaat geen aanleiding
lant in antwoord op dat verzoek meegedeeld
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de recht-
om de stelling van appellant niet te volgen.
niet te beschikken over bewijzen van onder-
bank het beroep tegen het bestreden besluit
Anders dan de rechtbank heeft geoordeeld,
huur en betaling van huur, omdat I hem niet
gegrond verklaard en dat besluit wegens
houdt de Raad het er daarom voor dat W het
permanent in huis wil hebben. Op 19 april
strijd met het bepaalde in de artikelen 3:2 en
verslag van 20 april 2010 wel heeft onderte-
2010 zijn twee handhavingsmedewerkers
7:12, eerste lid, van de Algemene wet
kend. Vaststaat verder dat betrokkene het
naar de woning aan het uitkeringsadres
bestuursrecht vernietigd. De rechtbank heeft
verslag niet heeft ondertekend, maar –
gegaan om een huisbezoek af te leggen.
geoordeeld dat onvoldoende waarborgen
anders dan de rechtbank heeft geoordeeld –
Nadat een van hen zich had gelegitimeerd,
bestaan om van de juistheid van de in het
staat in dit geval deze omstandigheid niet
heeft I hen toestemming verleend de
verslag van 20 april 2010 vermelde constate-
aan de bruikbaarheid van het verslag voor de
woning te betreden. Betrokkene heeft aldaar
ringen uit te gaan. De rechtbank heeft van
beoordeling van het recht op bijstand in de
een formulier huisbezoek ondertekend waar-
belang geacht dat het verslag van 20 april
weg. Van belang is dat appellant betrokkene
in hij toestemming verleent voor het huisbe-
2010 niet op ambtseed of ambtsbelofte is
in de gelegenheid heeft gesteld het verslag te
zoek. Op het formulier is als reden voor het
opgemaakt, dat betrokkene dat verslag niet
ondertekenen, maar betrokkene die gelegen-
huisbezoek vermeld dat betrokkene een aan-
heeft ondertekend en dat dit evenmin is
heid om hem moverende redenen niet heeft
vraag om bijstand heeft ingediend en dat
ondertekend door de medewerker die het ver-
benut. Betrokkene heeft gehoor gegeven aan
een weigering van het huisbezoek directe
slag heeft opgesteld en dat betrokkene de
de uitnodiging voor een gesprek op 20 mei
gevolgen kan hebben voor de aanvraag. Ver-
juistheid van het verslag gemotiveerd heeft
2010 om het verslag van het huisbezoek te
volgens heeft betrokkene de handha-
betwist. Ook overigens zijn onvoldoende fei-
lezen en te ondertekenen. Daarbij bestond de
vingsmedewerkers zijn kamer laten zien. Het
ten en omstandigheden naar voren gekomen
mogelijkheid om in een aanvulling op het
formulier gezamenlijke huishouding heeft
op grond waarvan moet worden geconclu-
verslag correcties te laten vastleggen. Bij dat
betrokkene op verzoek van de handha-
deerd dat sprake is geweest van wederzijdse
gesprek was ook W aanwezig. Betrokkene is
vingsmedewerkers niet in zijn eigen kamer,
zorg tussen betrokkene en I.
tijdens het gesprek meegedeeld dat het voor-
maar onmiddellijk na de bezichtiging van
3. Appellant heeft zich in hoger beroep op
nemen bestaat de aanvraag om bijstand in
die kamer, in de huiskamer van de woning
hierna te bespreken gronden tegen de aange-
verband met zijn woonsituatie af te wijzen.
ingevuld en ondertekend.
vallen uitspraak gekeerd. Betrokkene heeft
Nadat betrokkene het verslag half had door-
5.5. Het standpunt van betrokkene dat geen
op hierna te bespreken gronden verweer
genomen, heeft hij te kennen gegeven dat hij
redelijke grond bestond voor het afleggen
gevoerd.
het met een afwijzing van zijn aanvraag niet
van het huisbezoek op 19 april 2010 is juist.
4. Het college heeft ter uitvoering van de
eens is en heeft hij, zonder het verslag verder
Anders dan appellant naar voren heeft
aangevallen uitspraak bij besluit van 19 okto-
te lezen en te ondertekenen, de spreekkamer
gebracht, levert het enkele feit dat betrokke-
ber 2011 opnieuw op het bezwaar tegen het
verlaten. Ten slotte verdient in dit verband
ne de door appellant gevraagde bewijzen van
besluit van 2 juni 2010 beslist.
opmerking dat betrokkene geen feiten en
onderhuur en betaling van huur niet kon
5. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
omstandigheden naar voren heeft gebracht
overleggen geen redelijke grond op voor het
De aangevallen uitspraak
op grond waarvan moet worden aangeno-
huisbezoek. Dit zijn op zichzelf geen concrete
5.1. Appellant heeft het oordeel van de recht-
men dat de in het verslag van 20 april 2010
objectieve feiten en omstandigheden op
bank bestreden dat onvoldoende waarborgen
vermelde constateringen niet juist kunnen
grond waarvan redelijkerwijs kan worden
bestaan om van de juistheid van de in het
zijn. Betrokkene heeft slechts kanttekeningen
getwijfeld aan de juistheid en de volledigheid
verslag van 20 april 2010 vermelde constate-
bij bepaalde constateringen geplaatst en
van de door betrokkene in het kader van de
ringen uit te gaan.
daarvoor verklaringen gegeven. Ook heeft hij
aanvraag om bijstand over zijn woon- en leef-
5.2. De Raad volgt appellant in dit betoog.
de in het verslag op basis van de constaterin-
situatie verstrekte gegevens. Bovendien ston-
Het verslag is opgesteld door [W.] (W), werk-
gen vermelde conclusies bestreden.
den voor appellant in dit geval minder belas-
zaam als klantmanager handhaven gebrevet-
5.3. Betrokkene heeft zich bij wijze van ver-
tende middelen ter beschikking om de
teerd (handhavingsmedewerker) bij Sociale
weer op het standpunt gesteld dat voor het
woon- en leefsituatie van appellant te beoor-
Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente
huisbezoek op 19 april 2010 geen redelijke
delen. Appellant had betrokkene eerst kun-
Rotterdam (sociale dienst), die samen met
grond bestond en dat evenmin was voldaan
nen uitnodigen op het kantoor van de socia-
een andere handhavingsmedewerker het
aan de eis van ‘informed consent’. De bevin-
le dienst om een verklaring over zijn
huisbezoek op 19 april 2010 heeft uitge-
dingen gedaan tijdens het huisbezoek moe-
woon- en leefsituatie af te leggen. Zo nodig
voerd. Dat het verslag van 20 april 2010 niet
ten daarom volgens hem buiten beschou-
had aansluitend een huisbezoek aan de
op ambtseed of op ambtsbelofte is opge-
wing blijven bij de beoordeling van het recht
woning op het uitkeringsadres kunnen
maakt, betekent niet zonder meer dat moet
op bijstand.
plaatsvinden.
worden betwijfeld of de in dat verslag ver-
5.4. Betrokkene en I waren ten tijde hier van
5.6. De eis van ‘informed consent’ houdt in
melde constateringen zijn gedaan. Appellant
belang in de gemeentelijke basisadministra-
dat de toestemming van de belanghebben-
1064
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Rechtspraak
de berust op volledige en juiste informatie
824
den overgelegd. Voor het verlengen van deeltijd-WW wordt van de werkgever verlangd
over de reden en het doel van het huisbezoek en over de gevolgen die het weigeren
6 maart 2013, nr. 11/3848 WW-T
dat hij die verlenging aanvraagt onder bij-
van toestemming voor de verlening van bij-
(Mrs. Van den Hurk, Rottier, Greebe)
voeging van een nieuwe werkgeversverkla-
stand heeft. Betrokkene heeft zich terecht
LJN BZ3437
ring vergoeding WW en een verlengde afsprakenovereenkomst en schriftelijk ver-
op het standpunt gesteld dat ook aan die eis niet is voldaan. Appellant heeft immers
De werkgever heeft een rechtsreeks belang
slag doet van de uitvoering van de in de
niet aannemelijk gemaakt dat wel aan die
bij besluiten van het Uwv over deeltijd-WW.
voorafgaande periode van werktijdverkorting gemaakte afspraken.
eis is voldaan. Zo is in dit geval geen volledige informatie over de reden en het doel
(Awb art. 1:2 lid 1)
op het formulier huisbezoek dat het huisbe-
5.7. Hieruit volgt dat het Besluit een bijzondere regeling is, met eigen normen die zich
van het huisbezoek gegeven. De vermelding (…)
richten tot de werkgever. Deze normen hebben voor de werkgever zowel een begunsti-
zoek plaatsvond omdat betrokkene een aanvraag om bijstand had ingediend is daar-
Overwegingen
gend als een belastend karakter. De werkge-
voor onvoldoende. Verder is onjuiste
5.5. Het is slechts de werknemer die de
ver kan door deze regeling bezuinigen op
informatie verstrekt over de gevolgen die
gerechtigde is op deeltijd-WW. Dat betekent
loonkosten met een bedrag gelijk aan de WW-
het weigeren van toestemming voor de ver-
echter nog niet dat de werkgever geen
uitkering. Daarnaast is er voor de werkgever
lening van bijstand heeft. Omdat in dit
belanghebbende bij een besluit over deeltijd-
een verplichting tot vergoeding neergelegd
geval een redelijke grond voor een huisbe-
WW is. Het Besluit is geschreven vanuit de
in artikel 3 van het Besluit. Doel, opzet, uit-
zoek ontbrak, had betrokkene erop moeten
wens om werkgelegenheid gedeeltelijk te
werking en uitvoering van het Besluit zijn
worden geattendeerd dat het weigeren van
behouden zodat werkgevers vakkrachten die
daarbij zodanig dat deze regeling niet los van
toestemming geen gevolgen heeft voor de
van wezenlijk belang zijn, niet behoefden te
de WW kan worden gezien. In dit licht bezien
bijstandsverlening. Aan betrokkene is echter
ontslaan. Door de verkorting van de werktijd
is sprake van een rechtstreeks belang in de
meegedeeld dat weigeren van toestemming
zouden de bedrijven gedurende enige tijd
zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algeme-
wel directe gevolgen kan hebben voor de
hun vakkrachten kunnen behouden, terwijl
ne wet bestuursrecht van de werkgever bij
verlening van bijstand.
de uren die die werknemers minder werkten,
besluiten van het Uwv over deeltijd-WW. Dit
5.7. De handhavingsmedewerkers hebben,
ten laste van de WW-regeling zouden komen
betekent dat de werkgever ook belangheb-
door zonder redelijke grond en zonder toe-
(zie de toelichting bij het Besluit, Staatscou-
bende is als er besluiten tot beëindiging van
stemming van betrokkene diens kamer te
rant 2009, nr. 64). De besluitgever is er, gelet
WW-uitkering van zijn werknemers voorlig-
betreden, inbreuk gemaakt op het huis-
op de toelichting bij het Besluit, vanuit
gen omdat volgens het Uwv niet tijdig om
recht van betrokkene. Dit betekent volgens
gegaan dat het via het BBA toestaan de werk-
verlenging van deeltijd-WW is gevraagd.
vaste rechtspraak (CRvB 12 januari 2010,
tijd te verkorten, met zich bracht, dat als aan
5.8. Het oordeel van de rechtbank dat appel-
LJN BK8928) dat wat de handhavingsmede-
de voorwaarden van die verkorting werd vol-
lante geen belanghebbende is bij de beslui-
werkers in de kamer van betrokkene heb-
daan, van rechtswege voor de betrokken
ten van 13 en 20 september 2010, is dan ook
ben waargenomen als onrechtmatig verkre-
werknemers een recht op WW-uitkering ont-
onjuist. Het Uwv heeft de bezwaren van
gen bewijs bij de beoordeling van het recht
stond. Ter zitting heeft het Uwv toegelicht
appellante tegen deze besluiten ten onrechte
op bijstand van betrokkene buiten
dat in de praktische uitvoering van de deel-
niet-ontvankelijk verklaard.
beschouwing dient te blijven. Van de zijde
tijd-WW ook dienovereenkomstig is gehan-
van appellant is ter zitting naar voren
deld in die zin dat, indien de werkgever vol-
gebracht dat, gelet op de door I gegeven
gens het Uwv aan de voorwaarden voldeed,
toestemming om de woning te betreden,
een deeltijd-WW werd verstrekt.
het in de huiskamer van de woning door
5.6. Het Besluit legt een groot aantal ver-
7 maart 2013, nr. 11/458 AW
betrokkene ingevulde en ondertekende for-
plichtingen op de werkgever. De werkgever
(Mrs. Treffers, Wolleswinkel, Bootsma)
mulier gezamenlijke huishouding wel als
moet onder meer aantonen dat de belang-
LJN BZ3715
bewijs mag worden gebruikt. De Raad volgt
hebbende verenigingen van werknemers of
dit betoog niet. Gelet op de wijze waarop
een andere vertegenwoordiging van werkne-
het huisbezoek is verricht, waarbij betrok-
mers met de werktijdverkorting in stemmen
kene op verzoek van de handhavingsmede-
en dat daarmee afspraken zijn gemaakt om
werkers niet in zijn eigen kamer, maar
het loon door te betalen voor zover de
onmiddellijk na bezichtiging van die kamer
betrokken werknemers geen recht hebben
II. Overwegingen
in de huiskamer van de woning het formu-
op een WW-uitkering. Daarnaast dient de
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uit-
lier gezamenlijke huishouding heeft inge-
werkgever aan te tonen dat afspraken zijn
spraak het beroep ongegrond verklaard. Over
vuld en ondertekend, dient bij de beoorde-
gemaakt over de invulling van scholing en
de drie medewerkers van de politieregio die
ling van het recht op bijstand van
over het verrichten van arbeid voor een
de gemachtigde van de korpschef, mr. Konij-
betrokkene ook dit formulier buiten
andere werkgever en dient hij zich jegens
nendijk, zonder aankondiging ter zitting heb-
beschouwing te blijven.
het Uwv te verplichten in bepaalde situaties
ben bijgestaan, heeft de rechtbank naar aan-
5.8. De bevindingen van het onderzoek die
een vergoeding aan het Uwv te betalen. Bij
leiding van het protest daartegen van
wel in de beoordeling mogen worden
een door de werknemer ondertekende aan-
appellant overwogen dat het bij de rechtbank
betrokken zijn onvoldoende voor de conclu-
vraag om deeltijd-WW moet een werkgevers-
gebruikelijk is om het deze personen als
sie dat ten tijde hier van belang sprake is
verklaring vergoeding WW en een afspra-
‘informant’ toe te staan om inlichtingen te
geweest van wederzijdse zorg tussen betrok-
kenovereenkomst tussen de werkgever en de
verstrekken.
kene en I.
vertegenwoordiging van de werknemers wor-
3. Appellant heeft zich in hoger beroep tegen
825
Vertegenwoordiging partij ter zitting (Awb art. 8:24 lid 1)
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1065
Rechtspraak
de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft een
Indien een andere bewoner dan degene
appellante bij wijze van maatregel verlaagd
beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel,
wiens bijstandsuitkering in het geding is
met 100% gedurende drie maanden, waarbij
omdat mededelingen van De V en S bij hem de
toestemming tot binnentreden verleent,
is opgemerkt dat, nu de bijstand is beëin-
gerechtvaardigde verwachting zouden hebben
behoeft ten opzichte van die bewoner niet
digd, de maatregel in zoverre zal worden
gewekt dat hij bij goed functioneren zou wor-
te zijn voldaan aan het vereiste van ‘infor-
geëffectueerd, dat het met de maatregel
den ingeschaald in schaal 10. Verder meent hij
med consent’ in de hiervoor bedoelde zin.
gemoeide bedrag wordt verrekend met de
dat de rechtbank heeft gehandeld in strijd met
Wel is degene die in een woning binnen-
nog te verrekenen tegoeden, te weten de
de goede procesorde door ter zitting de inzet
treedt ingevolge artikel 1, eerste lid, van de
vakantietoeslag. Het bestuur heeft aan deze
van ‘informanten’ door de korpschef, die niet
Awob verplicht zich voorafgaand te legiti-
besluitvorming ten grondslag gelegd dat
tevoren waren aangekondigd, toe te staan.
meren en mededeling te doen van het doel
appellante niet woont op het door haar opge-
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
van het binnentreden.
geven uitkeringsadres. Door daarvan geen melding te maken, heeft zij de op haar rus-
De ‘informanten’ 4.1. Artikel 8:24, eerste lid, van de Algemene
(WWB art. 17; EVRM art. 8; Awob art. 1)
letter en geest niet tegen dat een partij
tende inlichtingenverplichting geschonden, als gevolg waarvan het recht op bijstand niet
wet bestuursrecht (Awb) verzet zich er naar (…)
kan worden vastgesteld. 2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de recht-
(bestuursorgaan) zich ter zitting (mede) laat vertegenwoordigen door personen die bij de
II. Overwegingen
bank het beroep tegen het bestreden besluit
ontwikkelingen die hebben geleid tot de
1.2. Naar aanleiding van een bij het bestuur
ongegrond verklaard.
bestreden besluitvorming, betrokken zijn
gerezen vermoeden dat appellante niet
3. Appellante heeft in hoger beroep primair,
geweest (CRvB 12 april 2001, LJN AB3104).
woont op het door haar opgegeven adres
samengevat, het volgende aangevoerd. De
Natuurlijk mag de goede procesorde hierdoor
[adres 1, nr.] 69 te Dordrecht (uitkerings-
onderzoeksbevindingen zijn niet toereikend
niet in het gedrang komen. In het bijzonder
adres), hebben medewerkers van de afdeling
voor de conclusie dat zij in de te beoordelen
mag de andere partij niet onverhoeds gecon-
Rechtmatigheid van de Sociale Dienst
periode niet woonachtig was op het uitke-
fronteerd worden met inlichtingen of gege-
Drechtsteden (SDD-medewerkers) in augus-
ringsadres. De SDD-medewerkers zijn zonder
vens, op de weerspreking waarvan hij zich
tus 2009 een onderzoek ingesteld naar de
toestemming van D op 29 september 2009
niet heeft kunnen voorbereiden. De rechter
rechtmatigheid van de aan appellante ver-
de woning op het uitkeringsadres binnenge-
zal hiervoor dus moeten waken. Deze
leende bijstand. In dat kader hebben de SDD-
drongen. Van ‘informed consent’ was geen
beroepsgrond slaagt dus niet.
medewerkers dossieronderzoek verricht en
sprake. De tijdens het huisbezoek door D
op 29 september 2009 een huisbezoek afge-
afgelegde verklaring dient dan ook buiten
legd op het uitkeringsadres ter controle van
beschouwing te blijven. De formulieren
de woon- en leefsituatie van appellante. Bij
‘Gespreksbevestiging’, waarin de door appel-
dat huisbezoek werd appellante niet aange-
lante en D afgelegde verklaringen zijn neer-
7 maart 2013, nr. 11/1692 AW
troffen, maar wel haar dochter, U. [D.] (D), die
gelegd, vormen een onjuiste en onvolledige
(Mrs. Treffers, Wolleswinkel, Mollee)
ook op het uitkeringsadres woont. Volgens
weergave van hetgeen appellante en D heb-
LJN BZ4087
een door D ondertekend formulier ‘Gespreks-
ben verklaard. Bovendien hebben zij deze
bevestiging’ heeft D tijdens het huisbezoek
verklaringen onder ontoelaatbare druk
onder meer verklaard dat appellante sinds de
ondertekend. Er is geen grond voor het
zomer van 2008 niet meer op het uitkerings-
opleggen van een maatregel. Subsidiair heeft
adres woont en dat zij een relatie heeft met
appellante aangevoerd dat het college
[V.] (V) en woont op het adres [adres 2, nr.] te
intrekking en terugvordering van de bijstand
Dordrecht. Vervolgens heeft appellante tij-
ten onrechte niet heeft beperkt tot de korte
dens een gesprek op 6 oktober 2009 op het
periode waarin zij bij V heeft verbleven in
II. Overwegingen
kantoor van de SDD een verklaring afgelegd.
verband met haar herstel na een herniaope-
4.1. De Raad ziet zich gesteld voor de vraag of
Volgens een door appellante ondertekend
ratie. Ten slotte heeft appellante verzocht
de aanwijzing aan appellant van een andere
formulier ‘Gespreksbevestiging’ heeft appel-
om ‘schadevergoeding als bedoeld in artikel
werkplek een besluit is in de zin van artikel
lante verklaard dat zij niet verblijft op het
6 EVRM’.
1:3, eerste lid, van de Awb. Anders dan de
uitkeringsadres en dat zij vanaf oktober 2008
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
rechtbank is de Raad van oordeel dat deze
woont bij haar vriend V, die woont in de
4.1. De te beoordelen periode loopt van 1
aanwijzing van een andere werkplek kan wor-
[adres 2, nr.]. De bevindingen van het onder-
oktober 2008 tot en met 30 september 2009.
den gezien als een overplaatsing, als zodanig
zoek zijn neergelegd in een op 6 oktober
4.2. Van ‘informed consent’ bij het binnen-
ingrijpt in de rechtspositie van appellant en
2009 opgemaakt rapport.
treden in de woning is sprake indien de toe-
daarom op rechtsgevolg is gericht. Dat bete-
1.3. De onderzoeksresultaten zijn voor het
stemming van de belanghebbende daarvoor
kent dat in het geval van appellant de aanwij-
bestuur aanleiding geweest om bij besluit
berust op volledige en juiste informatie over
zing wel is aan te merken als een besluit in de
van 2 november 2009, zoals na bezwaar
reden en doel van het huisbezoek en over
zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb.
gehandhaafd bij besluit van 31 mei 2010
de gevolgen van het weigeren van toestem-
(bestreden besluit), de bijstand van appellan-
ming voor de (verdere) verlening van bij-
te met ingang van 1 oktober 2008 in te
stand.
trekken en de over de periode van 1 oktober
4.3. Zoals de Raad eerder heeft overwogen
826
Besluit. Rechtsgevolg. (Awb art. 1:3) (….)
827
2008 tot en met 30 september 2009 gemaak-
(CRvB 3 december 2012, LJN BY4503), maken
12 maart 2013, nr. 11/4523 WWB
te kosten van bijstand tot een bedrag van
de binnentredende ambtenaren in beginsel
(Mrs. Claessens, Bangma, Van Straalen)
€ 10.883,10 van appellante terug te vorderen.
geen inbreuk op het huisrecht van de overige
LJN BZ4108
Voorts heeft het bestuur de bijstand van
bewoners, indien één bewoner van een
1066
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Rechtspraak
woning toestemming tot binnentreden ver-
‘Gespreksbevestiging’ die zij hebben onder-
overeenkomstige toepassing van artikel 8:26
leent. Volgens de geschiedenis van de tot-
tekend, in belangrijke mate overeenstem-
Awb is de Staat der Nederlanden (Minister
standkoming van de Algemene wet op het
men. Dat deze verklaringen niet in vrijheid
van Veiligheid en Justitie) in de gelegenheid
binnentreden (Awob) is voor het binnentre-
dan wel onder ontoelaatbare druk zouden
gesteld als partij aan de procedure deel te
den de toestemming van één bewoner in
zijn afgelegd, heeft appellante niet aan de
nemen.
beginsel voldoende. Uit die toestemming kan
hand van objectieve en verifieerbare gege-
In beide uitspraken wordt de mate van over-
het gerechtvaardigde vermoeden worden
vens aannemelijk gemaakt. Van belang hier-
schrijding van de redelijke termijn vastge-
afgeleid dat de overige bewoners instemmen
bij is dat appellante en D tegen de betref-
steld en wordt aan beide appellanten een
met dit binnentreden. Indien een andere
fende SDD-medewerkers geen klacht hebben
schadevergoeding toegekend van € 500 per
bewoner dan degene wiens bijstandsuitke-
ingediend over de wijze waarop deze mede-
half jaar overschrijding.
ring in het geding is toestemming tot bin-
werkers hen hebben bejegend.
nentreden verleent, behoeft ten opzichte van
4.6. Uit 4.2 tot en 4.5 volgt dat de beroeps-
die bewoner niet te zijn voldaan aan het ver-
grond dat het bestuur de verklaringen van D
eiste van ‘informed consent’ in de hiervoor
en appellante buiten beschouwing had moe-
bedoelde zin. Wel is degene die in een
ten laten niet slaagt.
28 februari 2013
woning binnentreedt ingevolge artikel 1, eer-
4.7. Anders dan appellante is de Raad met de
nr. AWB 11/441
ste lid, van de Awob verplicht zich vooraf-
rechtbank en het college van oordeel dat de
(Mrs. Aerts, Doolaard en Verbeek )
gaand te legitimeren en mededeling te doen
in 1.2 bedoelde verklaringen van appellante
LJN BZ3428
van het doel van het binnentreden. Dit voor-
en D voldoende feitelijke grondslag bieden
schrift is ook van toepassing in het geval dat
voor de conclusie dat appellante tijdens de
Regelgeving inzake heffingssystematiek
met toestemming van de bewoner wordt bin-
hier te beoordelen periode niet woonachtig
voor toezicht verbindend? Exceptieve toet-
nengetreden. Vergelijk het arrest van de
was op het uitkeringsadres.
sing. Reikwijdte informatievoorziening. Op
Hoge Raad van 22 november 2011, LJN
829
de zaak betrekking hebbende stukken.
BT6402.
Evenredigheidsbeginsel. Gelijkheidsbeginsel. Rechtszekerheidsbeginsel.
van 29 september 2009, blijkt dat de SDD-
College van Beroep voor het Bedrijfsleven
medewerkers aan D, die zelf ook een bij-
Deze rubriek wordt verzorgd door mw. mr. A.
(Awb art. 8:42; Wet op het financieel toezicht
standsuitkering heeft, toestemming hebben
Bruining en mw. mr. J.M.M. Bancken, beiden
(Wft) art. 1:40 lid 1; Besluit bekostiging finan-
gevraagd om de woning op het uitkerings-
auditeur bij het College.
cieel toezicht; Regeling van de Minister van
4.4. Uit het formulier ‘Gespreksbevestiging’
adres binnen te treden. D heeft hen vervolgens toegelaten tot de woning. Gelet hierop bestaat geen grond om aan te nemen dat,
Financiën tot vaststelling voor 2008 van de
828
naar appellante heeft gesteld, de SDD-mede-
maatstaven, bedragen bandbreedtes en verdeelsleutels/tarieven; Besluit bekostiging financieel toezicht; Eerste Protocol bij het
werkers zonder toestemming van D de
28 februari 2013
woning op het uitkeringsadres zijn binnen-
nr. AWB 09/982 en 09/983
gedrongen. Volgens het in 1.2 genoemde rap-
(Mrs. Van Lierop, Eggeraat en Gerbrandy)
Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank
port hebben de SDD-medewerkers zich voor-
LJN BZ5582 en BZ5589
Rotterdam (LJN BQ4116)
rapport, noch het hiervoor genoemde formu-
Herroeping boetes; overschrijding redelijke
Partijen:
lier te destilleren dat de medewerkers vooraf-
termijn; uitspraak na heropening; schade-
A. BV en 25 anderen;
gaand mededeling hebben gedaan van het
vergoeding.
De Stichting Autoriteit financiële markten
EVRM art. 1)
afgaand gelegitimeerd. Weliswaar valt uit dit
doel van het binnentreden, maar uit een door appellante in beroep overgelegde ver-
(AFM) en de Nederlandse Bank N.V. (DNB) (EVRM art. 6; Awb art. 8:73, 8:26)
klaring van D van 30 juni 2010 valt af te lei-
Appellanten stellen de heffingen aan de
den dat de SDD-medewerkers aan D kenbaar
Deze zaken zijn een vervolg op twee bouw-
orde die AFM en DNB (hierna: verweersters)
hebben gemaakt dat het binnentreden ver-
fraudezaken (LJN BX7256 en BX7257) waarin
bij hen in rekening hebben gebracht voor
band hield met een onderzoek naar de woon-
het College het hoger beroep gegrond heeft
doorlopend toezicht over resp. de jaren 1992
situatie van appellante.
verklaard en de opgelegde boetes heeft her-
t/m 2008 en de jaren 2002 t/m 2008. De hef-
4.5. Volgens vaste rechtspraak van de Raad
roepen. Omdat de boetes waren herroepen
fingstarieven voor dit toezicht worden vast-
(CRvB 26 januari 2012, LJN BV2512) mag in
kon de overschrijding van de redelijke ter-
gesteld aan de hand van de Wft en een daar-
het algemeen van de juiste weergave van
mijn niet worden beantwoord met een boe-
op jaarlijks gebaseerde ministeriële
een tegenover een sociaal rechercheur of
tematiging, zoals gewoonlijk in de jurispru-
beschikking. In hoger beroep zijn uitslui-
handhavingsspecialist afgelegde en onderte-
dentie geschiedt. Het College heeft daarom
tend de besluiten die zien op het heffings-
kende verklaring worden uitgegaan en heeft
het beroep van appellanten op de over-
jaar 2008 aan de orde.
een latere intrekking of ontkenning van die
schrijding van de redelijke termijn aange-
Appellanten betwisten niet dat de bereke-
verklaring weinig betekenis. Appellante
merkt als een verzoek om schadevergoeding
ning van de heffing op basis van de heffings-
heeft niet aannemelijk gemaakt dat zich
in de zin van artikel 8:73 Awb. Dit leidde het
tarieven correct is uitgewerkt. De gronden
zodanige bijzondere omstandigheden voor-
College, met overeenkomstige toepassing
van het hoger beroep richten zich op de tot-
doen dat op dit algemene uitgangspunt een
van artikel 8:73, tweede lid, Awb tot herope-
standkoming van) de heffingstarieven zelf en
uitzondering moet worden gemaakt. Daarbij
ning van het onderzoek ter voorbereiding
daarmee op de onderliggende regelgeving.
is van belang dat de verklaringen van D en
van een nadere uitspraak omtrent de
Voor zover appellanten in algemene zin
appellante, opgetekend in formulieren
gevraagde schadevergoeding. Met, eveneens
hebben betoogd dat een nadere specificatie
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1067
Rechtspraak
van de bij de financiële dienstverleners in
voor dat jaar worden vastgesteld en bekend-
bestreed appellant in hoger beroep alleen de
rekening gebrachte kostenposten nodig is
gemaakt, levert, zonder bijkomende omstan-
hoogte van de boete, maar ter zitting heeft
om te kunnen controleren of de heffingen
digheden die maken dat de aldus opgelegde
appellant alsnog betwist dat sprake was van
rechtmatig zijn verwijst het College naar de
heffing onvoorzienbaar was, geen strijd op
een overtreding.
in de Wft voorziene procedurele waarbor-
met het rechtszekerheidsbeginsel. Uit vaste
Het College onderschrijft het oordeel van de
gen voor de totstandkoming en vaststelling
jurisprudentie volgt dat de inhoud van
rechtbank ten aanzien van de overtreding.
van de tarieven, waaraan bij ministeriële
inmiddels tot stand gekomen jurisprudentie
Het voegt hier aan toe dat appellant aan
regeling is voldaan. Appellanten hebben
geen aanleiding behoeft te vormen om terug
AFM heeft verklaard welke informatie hij in
bovendien met een beroep op de Wet open-
te komen van een in rechte vaststaand
2006 doorgaf, te weten ‘o.a. de wensen van de
baarheid van bestuur de documenten
besluit. Dat de in de Vaststellingsregeling
cliënt, inkomens- en vermogensgegevens,
gekregen die zien op de totstandkoming
2008 opgenomen compensatie voor ten
risicoprofiel, onderpandgegevens en alle ove-
van de regelgeving en tarieven. Appellan-
onrechte (in eerdere jaren) doorberekende
rige informatie welke noodzakelijk is om te
ten hebben niet concreet duidelijk gemaakt
kosten wordt beperkt tot de (jaarlijkse) hef-
komen tot een goed integraal beeld van de
waarom de hun ter beschikking staande
fingen die nog niet in rechte vast stonden,
aanvrager/cliënt’. Daarom was, aldus het Col-
informatie nog steeds niet voldoende is.
maakt dan ook niet dat sprake is van wille-
lege, sprake van een inhoudelijke betrokken-
Het toetsingskader is beperkt tot de onder-
keurige regelgeving.
heid van appellant bij de totstandbrenging
liggende regelgeving. Instemming met
Ten slotte onderschrijft het College het
van hypotheekovereenkomsten. Appellant
begroting, jaarrekening en verantwoording
onderbouwde oordeel van de rechtbank dat
ontving hiervoor bovendien een provisie. Dat
maken daarvan, anders dan appellanten
de heffingssystematiek niet in strijd komt
appellant hierom – naar hij stelt – niet zou
willen, geen deel uit.
met art. 1 van het eerste Protocol bij het
hebben gevraagd, acht het College niet rele-
Het College oordeelt dat in artikel 1:40, eer-
EVRM.
vant. De rechtbank heeft daarom terecht
ste lid, Wft. voldoende concreet is omschre-
Volgt bevestiging van de aangevallen uit-
geconcludeerd dat appellant artikel 10 Wfd
ven welke kosten doorberekend mogen wor-
spraak.
heeft overtreden. In zoverre slaagt het hoger beroep dus niet.
den, namelijk kosten van werkzaamheden die de toezichthouder verricht in verband met de uitvoering van zijn taak op grond
830
Het hoger beroep slaagt wel voor zover het gericht is tegen de hoogte van de boete. De rechter heeft, ten aanzien van punitieve
van de Wft. Dat dit in de regelgeving nader zou moeten worden geëxpliciteerd, onder-
26 maart 2013
sancties als deze binnen het toetsingskader
schrijft het College niet. Gelet op de toelich-
nr. AWB 10/656
van art. 6 EVRM de taak om zonder terug-
ting van verweersters, oordeelt het College
(Mrs. Eggeraat, Van Dorst, Dijt)
houdendheid te toetsen of de opgelegde
dat geen sprake is van kosten die ten
LJN BZ5507
boete in redelijke verhouding staat tot de ernst van de overtreding en de mate waarin
onrechte zijn doorberekend. Het College overweegt dat alleen de Vast-
Bestuurlijke boete. Bemiddelingsactivitei-
deze aan de overtreder kan worden verwe-
stellingsregeling 2008 ter beoordeling
ten verricht ‘in de uitoefening een beroep
ten. De tekst van art. 74 Wfd sluit niet uit
staat. De heffingsmaatstaf is door de regel-
of bedrijf’. Overtreding. Punitieve sanctie.
dat binnen het kader van het vierde lid, een
gever naar aanleiding van twee uitspraken
Matiging van de boete. Evenredigheidstoets.
evenredigheidstoets wordt voltrokken. Het College constateert dat AFM in vergelijkba-
van het College voor dat jaar aangepast en de daaruit voorvloeiende onvoorzienbare
(Wet financiële dienstverlening (Wfd) oud art.
re gevallen een verdergaande matigingssys-
stijgingen van de reeds voorgelegde tarie-
10, 73 en 74 en de bijlage; Toelichting bij art.
tematiek heeft toegepast dan in deze zaak.
ven zijn voor genoemd jaar geheel gecom-
1:1 Wet financiële dienstverlening in de Vier-
In die gevallen was, evenals in deze zaak,
penseerd. Niet kan dan ook worden volge-
de nota van wijzigingen (Kamerstukken II,
geen sprake van benadeling van consumen-
houden dat de belangen van de onder
vergaderjaar 2005-2006, 29 708, p. 356-357)).
ten, hetgeen AFM daar had meegewogen. Voorts heeft AFM in die zaken, anders dan
toezicht staande instellingen niet zijn meegewogen. Dat wellicht een ander verde-
Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank
in het onderhavige geval, geabstraheerd van
lingssysteem denkbaar was geweest, bete-
Rotterdam (LJN 6735)
de hoogte van de ontvangen provisie en een boete opgelegd uit het naastgelegen
kent niet dat het thans gehanteerde systeem tot onevenredige resultaten leidt
Partijen: A en de Stichting Autoriteit
standaardtarief, hoewel sprake was van een
of willekeurig is. Appellanten hebben hun
Financiële Markten (AFM)
aanzienlijk hogere provisie, dan wel een langere periode waarin de overtreding
stelling dat sprake is van onevenredigheid niet concreet gemaakt met (individuele)
AFM heeft appellant een bestuurlijke boete
plaatsvond. Het College gaat, gelet hierop,
cijfers dan wel anderszins van een onder-
opgelegd van € 50 865 wegens overtreding
in dit geval over tot een boetematiging tot
bouwing voorzien.
van art. 10 Wfd. oud, (verbod financiële
het naastgelegen standaardtarief van
Ook is geen sprake van strijd met het gelijk-
dienstverlening zonder vergunning toezicht-
€ 21 781, vanwege de verzwarende omstan-
heidsbeginsel. Omdat in het buitenland
houder). De zaak moet worden beoordeeld
digheid dat appellant het onderzoek van
gevestigde ondernemingen anders worden
naar het oude recht.
AFM heeft tegengewerkt, en verhoogt dit
behandeld dan in Nederland gevestigde
AFM heeft het in de bijlage bij art.74 Wfd
bedrag tot € 30 000. Geen aanleiding voor
ondernemingen is geen sprake van gelijke
opgenomen standaardtarief gematigd tot het
een verdergaande matiging van de boete
gevallen. Dat geldt ook voor bepaalde beleg-
door appellant bruto behaalde voordeel, reke-
vanwege de financiële omstandigheden van
gingsinstellingen waarvoor specifieke voor-
ning houdend met de omstandigheid dat
appellant, reeds omdat zijn verklaringen en
waarden gelden, waaraan appellanten
appellant niet actief klanten heeft geworven,
overgelegde stukken onvoldoende verifieer-
onweersproken niet voldoen.
maar voor een beperkt aantal klanten, te
baar zijn.
Dat halverwege het jaar de heffingstarieven
weten vier, heeft bemiddeld. Aanvankelijk
1068
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Boeken
‘Zeg maar Henk tegen de chef’ Ervaringen met het Belgische detentieregime in de PI Tilburg Sinds februari 2010 verblijven er Belgische gedetineerden in de Nederlandse penitentiaire inrichting Tilburg. Zij verblijven daar in een hoofdzakelijk Belgisch regime dat gevoerd wordt door Nederlands personeel onder een gemengde Belgisch-Nederlandse directie. Tot deze bijzondere constructie, in interne beleidsstukken omgedoopt tot Nova Belgica, hebben de Belgische en de Nederlandse regering besloten, omdat in Nederland al jaren sprake is van een dalende detentiepopulatie, terwijl in België juist een nijpend tekort is aan celcapaciteit. De situatie zoals die zich nu voordoet in de PI Tilburg bood een unieke mogelijkheid om de ervaringen van personeel en gedetineerden te onderzoeken in een internationaal vergelijkende context. Belgische gedetineerden konden hun ervaringen immers direct vergelijken met hun ervaringen in Belgische inrichtingen, terwijl het Nederlandse personeel het Nederlandse regime als referentiekader gebruikten. Deze mogelijkheid deed de Dienst Justitiële Inrichten (DJI) besluiten een onderzoeksopdracht via het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum uit te zetten, met als resultaat deze rapportage. Het doel van het exploratieve onderzoek was inzicht te verschaffen in ervaringen met, en consequenties van, het uitvoeren van het Belgische detentieregime in een Nederlandse inrichting. Tevens wordt een analyse/inschatting gemaakt van wat de oorzaak of bron is achter deze ervaringen. De DJI wil de resultaten van het onderzoek gebruiken om te bezien of/hoe eventuele postieve ervaringen en consequenties ook zijn te realiseren binnen het Nederlandse regime vanwege de veronderstelling dat het Belgische regime wellicht aspecten kent die gunstiger resultaten laten zien dan het Nederlandse. Duidelijk wordt dat er, ondanks de geografische nabijheid, grote verschillen zijn tussen het Belgische gevangenisregime en het Nederlandse, bijvoorbeeld met betrekking tot de omgang tussen
gedetineerden en personeel, de voorbereiding van de invrijheidstelling, de voeding en de medische verzorging. Kristel Beyens, Miranda Boone, m.m.v. Ton Liefaard, Mieke Kox, An-Sofie Vanhouche en Sari van der Poel Willem Pompe Instituut (deel 72) Boom Lemma 2013, 223 p., € 45 ISBN 978 90 5931 948 6
Family Reunification: a barrier or facilitator of integration? A comparative study This report presents the outcome of a comparative study on the family reunification policies in six European Member States (Austria, Germany, Ireland, the Netherlands, Portugal and the United Kingdom) and their impact on the family life of the residents of these Member States. In the context of this project, six national research teams conducted research on the national legislation and policies regarding family reunification and studied the effects thereof on the ability of third country nationals to live with their family members in the Member States and to integrate into the receiving societies. The research teams focused on the question of whether the family reunification rules hinder or facilitate smooth reunification and what impact the rules have on the integration of both the sponsor and the admitted family. The rationale for this project came from the recognition of a growing trend of national governments amending policies and legislation on this area without thorough debate or research into the potential result of such changes. Tineke Strik, Betty Hart en Ellen Nissen Wolf Legal Publishers 2013, 125 p., € 15,95 ISBN 978 90 5850 957 4
De zorgverzekering Op vrijdag 15 maart 2013 vond het multidisciplinaire symposium ‘De Zorgverzekering’ plaats. Het symposium werd georganiseerd door het UvA Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS). In deze bundel staan – in de volgorde van het symposiumprogramma – zes van de acht aldaar door de sprekers gehouden voordrachten. Alle auteurs zijn aan ACIS
verbonden. In de bijdragen is beoogd wetenschappelijke diepgang te combineren met praktische toepasbaarheid. Naast het weergeven van de ‘state of the art’ heeft men – voor zover mogelijk – bruikbare oplossingen willen geven voor problemen waar pasklare antwoorden niet (direct) voorhanden zijn en zijn tevens – voor zover toepasselijk – kritiekpunten bij bestaande uitgangspunten en oplossingen geplaatst. prof. mr. drs. M.L. Hendrikse en prof. dr. J.G.J. Rinkes (red.) ACIS-serie, deel: 11 Uitgeverij Paris 2013, 136p., € 25,50 ISBN 978 94 9096 279 1
Relativering van rechtspersoonlijkheid Dit deel van de Serie vanwege het Van der Heijden Instituut bevat de voordrachten en het verslag van de discussie van het congres over ‘Relativering van rechtspersoonlijkheid’ dat op 11 en 12 november 2011 in Nijmegen plaatsvond. Een panel van deskundigen uit wetenschap en praktijk heeft in het kader van het congres vanuit verschillende invalshoeken aandacht besteed aan de relativering van rechtspersoonlijkheid. Het moderne denken over rechtspersoonlijkheid stamt uit de negentiende eeuw. De toen ontwikkelde theorieën klinken door in de hedendaagse discussies. Aanvankelijk ging de aandacht uit naar de dogmatische duiding van het verschijnsel rechtspersoon zelf. Tegenwoordig ligt de nadruk op de regels die gelden voor de betrokkenen bij de rechtspersoon, waarbij onvermijdelijk inbreuk wordt gemaakt op aard en wezen van het rechtssubject. In de geest van deze tijd wint pragmatisme het daarbij dikwijls van dogmatiek. De rechtspersoonlijkheid wordt als het ware gerelativeerd. prof. mr. G. van Solinge, prof. mr. C.D.J. Bulten, prof. mr. M.J. Kroeze, mr. D.A.H.W.M. Strik, prof. mr. S.C.J.J. Kortmann, prof. mr. M. van Olffen, prof. mr. H.J. de Kluiver, mr. D.F. Lunsingh Scheurleer en mr. J.H. Lemstra Serie vanwege het Van der Heijden Instituut, deel 114 Kluwer 2013, 160 p., € 41,50 ISBN 978 90 1311 508 6
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1069
831
Tijdschriften
832
het kader van eigen schuld is een billijkheidscorrectie mogelijk (art. 6:101 lid 1 BW).
Burgerlijk (proces) recht
wordt gehouden of dat het onderhoud er ook toe strekt om delen van het gehuurde te vervangen door moderne voorzieningen.
Rechtskundig Weekblad Bedrijfsjuridische berichten Nr. 6, 21 maart 2013 Mr. M. Ouchene, Bb 2013/13 Geen toepassing van billijkheidscorrectie bij proportionele aansprakelijkheid – De regel van proportionele aansprakelijkheid is bedoeld voor gevallen waarin niet kan worden vastgesteld of de schade is veroorzaakt door een normschending van de aansprakelijk gestelde persoon, dan wel door een oorzaak die voor risico van de benadeelde zelf komt, en waarin de kans dat de schade door de normschending is veroorzaakt niet zeer klein of zeer groot is (HR 31 maart 2006, NJ 2011/250 (Nefalit/Karamus); HR 24 december 2010, NJ 2011/251 (Fortis/ Bourgonje)). Bij toepassing van proportionele aansprakelijkheid kan de rechter een aansprakelijk gestelde persoon veroordelen tot vergoeding van de schade in evenredigheid met de in een percentage uitgedrukte kans dat de schade door zijn normschending is veroorzaakt. Vanwege het bezwaar dat iemand aldus aansprakelijk kan worden gehouden voor een schade die hij mogelijkerwijs niet heeft veroorzaakt, dient proportionele aansprakelijkheid terughoudend te worden toegepast. In het arrest HR 14 december 2012, LJN BX8349 beantwoordt de Hoge Raad de vraag in hoeverre een billijkheidscorrectie kan plaatsvinden in het kader van proportionele aansprakelijkheid. Verweerder 1 en Verweerster 2 doen een beroep op de billijkheidscorrectie, om de veroorzakingskans (50%) die door de rechtbank in het kader van de proportionele aansprakelijkheid is vastgesteld te verhogen, zodat Nationale-Nederlanden als WAM-verzekeraar voor meer dan 50% aansprakelijk is voor de schade van Verweerder 1. De Hoge Raad oordeelt dat een verhoging van het veroorzakingspercentage - op grond van een billijkheidscorrectie - verdergaat dan de regel van proportionele aansprakelijkheid rechtvaardigt. Alleen in
1070
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
76e jrg. nr. 30, 23 maart 2013 R. Barbaix, A.-L. Verbeke Hervorming van het erfrecht. Een eerste commentaar bij de wet van 10 december 2012 inzake de onwaardigheid, de plaatsvervulling, de huwelijksvoordelen en de giften – (België) Bij de wet van 10 december 2012 werden de regels van de erfrechtelijke onwaardigheid grondig gewijzigd. Ook werden de sancties van het erfrechtelijk onwaardig gedrag aangepast: erfrechtelijke onwaardigheid zorgt voortaan uitsluitend voor een persoonlijke sanctie voor de onwaardige erfgerechtigde en dat voor alle toekomstige erfrechtelijke verkrijgingen van de goederen uit de nalatenschap van het slachtoffer. In andere domeinen van het familiaal vermogensrecht werden sancties gekoppeld aan erfonwaardig gedrag (alimentatierecht, huwelijksvermogensrecht). De wijziging van de regels van de erfrechtelijke onwaardigheid maakte een aanpassing nodig van de regels van de plaatsvervulling. Ook werd gesleuteld aan een aantal regels inzake het huwelijksvermogensrecht en de giften.
Tijdschrift voor Huurrecht Nr. 3, maart 2013 Mr. F. van Westrhenen, WR 2013/25 Hoge stookkosten als gebrek – Energieprestaties van gehuurde objecten kunnen zich getuige de aandacht voor zogeheten green-leaseovereenkomsten en het, inmiddels overigens verworpen, Wetsvoorstel Kenbaarheid Energieprestaties Gebouwen in toegenomen belangstelling verheugen van zowel marktpartijen als de wetgever. In de rechtspraak komt de vraag aan de orde of tegenvallende energieprestaties in de vorm van hoge stookkosten een gebrek in de zin van art. 7:204 BW opleveren en, zo ja, welke consequenties daaraan kunnen worden verbonden. Schr. gaat in op een aantal uitspraken waarin huurders werden geconfronteerd met verouderde verwarmingsinstallaties. Daaruit blijkt dat in de rechtspraak verschillend wordt gedacht over de vraag of het onderhoud dat een huurder mag verwachten er slechts toe strekt dat het gehuurde in stand
WPNR 144e jrg. nr. 6967, 23 maart 2013 Prof. mr. E.H. Hondius Privaatrecht Actueel. Terug naar Banesto: de afwijzing van geltungserhaltende Reduktion – In het Banesto-arrest van 14 juni 2012 wijst het Europese Hof van Justitie terecht de geltungserhaltende Reduktion af. Volgens schr. zou de Hoge Raad er goed aan doen het Europese consumentenrecht op macro-niveau toe te passen. Mr. D.M. de Knijff, mr. T. Riyazi Opeisbaarheid als ondergrens voor verjaring. – In zijn arrest van 6 april 2012 heeft de Hoge Raad overwogen dat art. 3:310 lid 1 BW veronderstelt dat de rechtsvordering opeisbaar moet zijn, wil de verjaringstermijn een aanvang nemen. In hoeverre wordt hiermee tegemoet gekomen aan de behoefte aan voorspelbaarheid en rechtszekerheid als het gaat om de vraag wanneer de schuldeiser in staat is een rechtsvordering tot vergoeding van zijn schade in te stellen? Mr. J.C. van Straaten Woningen en aanhorigheden: 2% overdrachtsbelasting – Per 1 januari 2013 is het overdrachtsbelastingtarief structureel verlaagd van 6% naar 2%, maar alleen als een woning of een aanhorigheid daarvan wordt verkregen. In deze bijdrage wordt de betekenis van deze twee begrippen aan een nadere beschouwing onderworpen.
WPNR 144e jrg. nr. 6968, 30 maart 2013 Prof. mr. drs. M. Heemskerk Op zoek naar de grenzen van de solidariteit in het aanvullend pensioen – In deze bijdrage analyseert schr. de juridische grenzen van de ooit zo vanzelfsprekende solidariteit bij pensioen. Het elastiek van die solidariteit staat strak gespannen. Mr. J.B. Vegter Beschouwingen over de gebondenheid van de belastingdienst aan het standpunt dat partijen als juist aanvaarden bij de toepassing van de Successiewet 1956
Tijdschriften
– Besproken wordt in hoeverre de belastingdienst is gebonden aan een tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst. Mr. J.D.H. van Ewijk, mr. F.A.M. Schoenmaker Nog enkele onduidelijkheden over de defiscalisering van het erfrecht in de Wet IB 2011 – Op 1 januari 2012 is de defiscalisering in de inkomstenbelasting uitgebreid. Er bestaan evenwel nog enkele onduidelijkheden waarmee de boedelpraktijk heeft te maken. In deze bijdrage zetten schrs. enkele vragen onder elkaar waarover hopelijk op korte termijn meer duidelijkheid ontstaat.
833 Fiscaal recht Caribisch Juristenblad Nr. 1, 2013 Mr. S.G. Kenswil Proceskostenvergoeding bij belastingzaken uitsluitend bij ‘ernstige onzorgvuldigheid’ – Volgens art. 32a van de Algemene landsverordening Landsbelasting kan aan de belastingplichtige een kostenvergoeding worden toegekend, indien de voor bezwaar vatbare beschikking waartegen hij opkomt ‘door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht’ is genomen door de Belastingdienst. De Curaçaose praktijk biedt vooralsnog weinig aanknopingspunten voor de invulling van het begrip ‘ernstige onzorgvuldigheid’. Schr. is van mening dat aansluiting kan worden gezocht bij de Nederlandse rechtspraak omtrent de invulling van de zware maatstaf ‘bijzondere omstandigheden’ van art. 2 lid 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Volgens de Nederlandse wetsgeschiedenis kan pas sprake zijn van bijzondere omstandigheden in geval van zeer schrijnende gevallen. Het is gebleken dat de rechtspraak voor de Curaçaose forfaitaire proceskostenvergoeding de zware maatstaf aanhoudt van de Nederlandse bovenforfaitaire proceskostenvergoeding. Het aanvankelijke wetsvoorstel in Nederland dat gelijk was aan de thans geldende regeling op Curaçao, is per amendement door de Tweede Kamer aangepast naar een veel lichtere maatstaf
voor toekenning van een proceskostenvergoeding. Zou het kunnen dat deze aanpassing aan de aandacht van de Curaçaose wetgever is ontsnapt?
Weekblad Fiscaal recht 142e jrg. nr. 6994, 28 maart 2013 Mr. I.M. de groot, mr. P.J. te Boekhorst, WFR 2013/388 Gevolgen FII-2 voor de Nederlandse deelnemingsverrekening – In deze bijdrage gaan schrs. in op de gevolgen van de uitspraak van het Hof van Justitie EU in de zaak-Test Claimants in the FII Group Litigation van 13 november 2012 voor de Nederlandse deelnemingsverrekening. Deze uitspraak is een vervolg op de uitspraak in de eerste FII-zaak uit december 2006. Schrs. geven eerst een beschrijving van het dictum van het Hof van Justitie EU voor zover van belang voor de Nederlandse deelnemingsverrekening. Vervolgens gaan zij - na een beknopte beschrijving van de werking van de Nederlandse deelnemingsverrekening - in op de Europeesrechtelijke houdbaarheid van dit regime. Mr. J.D. Baron, WFR 2013/398 Zet Europa art. 67q AWR buitenspel? – Overeenkomstig het strafrecht geldt in het fiscale boeterecht het nebis-in-idembeginsel. Echter, door de invoering van art. 67q Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) wordt een inbreuk op dit beginsel gemaakt. Een onbeantwoorde rechtsvraag hierbij is of deze inbreuk in strijd is met een ieder verbindende verdragsbepaling. In deze bijdrage tracht schr. een antwoord te geven op deze vraag.
834 Handels- & economisch recht Advocatenblad 93e jrg. nr. 3, april 2013 M. Valk Bestuurders vangen meer wind – Door de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (Wet Flex-bv) die op 1 oktober 2012 in werking trad en de op 1 januari 2013 in werking getreden Wet bestuur en toezicht zijn de aansprakelijk-
heidsrisico’s van bestuurders toegenomen. Schr. bespreekt voor beide wetten deze risico’s. Onder de Wet bestuur en toezicht wordt onder meer de wijziging van artikel 2:9 BW besproken. Voor wat betreft de Wet Flex-bv wordt onder meer artikel 2:216 BW (uitkering van dividend) behandeld en het laten vervallen van de stortingsplicht. Met deze wetten is het vennootschapsrecht volgens schr. ingrijpend veranderd, maar hoe deze veranderingen in de praktijk uitpakken moet worden afgewacht.
Bedrijfsjuridische berichten Nr. 6, 21 maart 2013 Mr. F. Eikelboom, Bb 2013/14 Gedwongen financiering van een enquête door een van tekortschieten beschuldigde bestuurder? Het kan! – Deze noot betreft de beschikking van de ondernemingskamer van 27 december 2012 inzake Van Lier-Van der Lans B.V. (VLVDL). Deze beschikking is interessant vanwege de innovatieve wijze waarop onmiddellijke voorzieningen worden ingezet. Schr. bespreekt een samenvatting van de desbetreffende beschikking, eerst in het algemeen hoe de continuïteit van een enquête in gevaar kan komen en hoe daarmee is omgegaan in eerdere gevallen. Daarna volgt een uiteenzetting van welke onmiddellijke voorzieningen de ondernemingskamer (niet) kan treffen en gaat schr. aan de hand daarvan in op de vraag of de VLVDLbeschikking binnen deze grenzen blijft. In aanvulling daarop volgen enige opmerkingen over de passendheid van deze voorzieningen. Schr. sluit af met enige korte opmerkingen over het opleggen van een dwangsom in het kader van de enquêteprocedure. Mr. G.H. Lankhorst, Bb 2013/15 Toelatingscriterium en bewijslast in schuldsanering – Het ligt op de weg van de verzoeker om aannemelijk te maken dat hij of zij te goeder trouw is geweest in de zin van art. 288 Faillissementswet (Fw) ten aanzien van het ontstaan en/ of onbetaald laten van de schulden. Het schuldsaneringsverzoek kan desondanks worden toegewezen, indien door de schuldenaar voldoende aannemelijk is gemaakt dat hij of zij de omstandigheden onder controle heeft gekregen die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1071
Tijdschriften
van de schuldenlast. Ook aan dit aanvullende beheersbaarheidscriterium van de persoonlijke problematiek uit art. 288 lid 3 Fw werd in de zaak HR 14 december 2012, LJN BY614, NJ 2013/26 niet voldaan. De Hoge Raad toetst bij de invulling van art. 288 lid 3 Fw mede aan de rechterlijke beleidsregel van par. 5.4.3 Landelijk uniforme beoordelingscriteria schuldsaneringsregeling - een bijlage bij het RecofaProcesreglement verzoekschriftprocedures insolventiezaken rechtbanken.
Het Verzekerings-Archief 89e jrg. 4e kwartaal, 2012 E.J.F. Veldpaus RA Kostentransplantatie bij pensioenfondsen: de huidige status – In april 2011 ontstond veel ophef naar aanleiding van het door de Autoriteit Financiële Markten uitgegeven rapport inzake ‘Kosten pensioenfondsen verdienen meer aandacht’. Met name de bevinding dat veel pensioenfondsen niet alle kosten rapporteren kreeg veel aandacht. Als reactie daarop heeft de Pensioenfederatie het rapport ‘Aanbevelingen uitvoeringskosten’ gepubliceerd. De focus is gericht op de aspecten die de hoogte van de kosten beïnvloeden en welke kosten aangemerkt dienen te worden als uitvoeringskosten. Specifieke aandacht is besteed aan de kosten van complexe beleggingscategorieën, prestatievergoedingen en de bijzonderheden bij het rapporten van de transactiekosten. Benadrukt wordt de rol van en verantwoordelijkheden van de bestuursleden van pensioenfondsen. Een eerste grote stap richting meer kosteninformatie over pensioenen is met deze publicatie gezet, getuige de ruime navolging van de ontwikkelde kostendefinities in de jaarverslagen van pensioenfondsen over 2011. Mr. dr. W.C.T. Weterings Verzekeringscaptives: een potentieel efficiënte manier van financiering en beheersing van risico’s voor ondernemingen – Er bestaat veel onduidelijkheid over de precieze betekenis van een verzekeringscaptive, de voor- en nadelen en de effecten voor risicobeheersing en risicofinanciering. Deze bijdrage beoogt daar meer duidelijkheid in te brengen en te laten zien dat onder bepaalde omstandigheden een verzekeringscaptive belangrijke efficiëntieeffecten kan hebben en onder meer
1072
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
een positief effect heeft op het moreel risico en de adverse selectie. K. Maynard Msc. ERM Een onderzoek naar de doelmatigheid voor de gebruiker van het benoemen van nietfinanciële risico’s in jaarverslagen van AEX-beursfondsen – Dit artikel betreft een onderzoek naar corporate governance ten aanzien van risicomanagement in ondernemingen en de verslaglegging daarvan. Centraal staat de vraag in hoeverre niet-financiële risico-informatie in jaarverslagen van ondernemingen voldoet aan de eis doelmatig te zijn voor de gebruiker. Daartoe zijn de wet- en regelgeving en de literatuur bestudeerd, en zijn vijf jaarverslagen van AEX-beursfondsen geanalyseerd met behulp van vier criteria: relevantie, vergelijkbaarheid, betrouwbaarheid en begrijpelijkheid. Gebleken is dat de doelmatigheid van de niet-financiële risico-informatie in de verslaglegging kan worden verbeterd. Daarvoor worden enige aanbevelingen gedaan.
Ondernemingsrecht Nr. 4, 27 maart 2013 Mr. P.P.D. Mathey-Bal, Ondernemingsrecht 2013/26 De vennootschap onder firma en bescherming van eigendom door art. 1 Eerste Protocol EVRM – De Nederlandse vennootschap onder firma kan als slachtoffer in de zin van art. 34 EVRM opkomen bij het EHRM tegen schendingen van haar eigendomsrechten ex art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM, als zij direct en daadwerkelijk is geraakt door een schending van haar verdragsrechten. Dat de vennootschap onder firma geen rechtspersoonlijkheid heeft en daarom de iure geen rechthebbende is van de vennootschappelijke goederen, is voor het EHRM niet relevant. Doorslaggevend is het feit dat de vennootschap onder firma de goederen de facto beheerst. Prof. mr. H. M. Vletter-van Dort, Ondernemingsrecht 2013/27 Toezichthouder bij een pensioenfonds: gedoemd te falen? – In dit artikel wordt aanbevolen een onderdeel van het Wetsvoorstel versterking bestuur pensioenfondsen, namelijk de versterking van de des-
kundigheid van het intern toezicht bij pensioenfondsen, aan te passen. Vrijwel alle pensioenfondsen hebben de rechtsvorm van een stichting, hetgeen betekent dat het wettelijk uitgangspunt is dat het pensioenfonds één orgaan kent: het bestuur. Benoeming van de leden van een raad van toezicht (RvT) vindt plaats door het bestuur van het pensioenfonds. Dit betekent dat het bestuur in staat is de kracht en deskundigheid van het op haar gehouden toezicht ‘te organiseren’. Dit lijkt in strijd met het doel van het wetsvoorstel om het intern toezicht te versterken. Het wetsvoorstel hecht namelijk groot belang aan de eis van onafhankelijkheid. Nu echter de RvT in zijn ontstaan en functioneren volledig afhankelijk is van het bestuur, is dit in de praktijk een onmogelijke eis. Mr. M. Scheele, Ondernemingsrecht 2013/28 AIFMD - Toezicht op alle beheerders van beleggingsinstellingen vanaf juli 2013 – Als gevolg van de invoering van de Europese Alternative Investment Fund Managers Directive (AIFMD) komen vrijwel alle beheerders van beleggingsinstellingen onder toezicht te staan. Er komt een einde aan het huidige Nederlandse private placement regime voor aanbieding van beleggingsinstellingen. In dit artikel bespreekt schr. de nieuwe regels die gaan gelden voor de beheerder en wordt ingegaan op de verplichte externe bewaarder die bewaar- en controlefuncties moet gaan verrichten. Schr. wijst erop dat er nog veel onduidelijkheden zijn in de ingrijpende wijzigingen voor de (Nederlandse) beleggingsindustrie.
Tijdschrift voor Financieel Recht 15e jrg. nr. 3, maart 2013 Mr. E.P. Bish, mr. V.H. Dijs De eerste schreden op weg naar een bankenunie: enkele praktische gevolgen van de invoering van het Single Supervisory Mechanism – Op 12 september 2012 heeft de Europese Commissie haar voorstellen voor een bankenunie gepresenteerd. Deze bankenunie moet uiteindelijk vier bouwstenen omvatten: een enkele Europese toezichthouder, een single rule book, een Europees depositogarantiestelsel (DGS) en een Euro-
Tijdschriften
pees raamwerk voor herstel en afwikkeling van banken die in moeilijkheden verkeren. Nu de contouren van het nieuwe raamwerk, waarbij de Europese Centrale Bank voor de deelnemende lidstaten de primaire toezichthouder wordt, voor een deel van het prudentiële toezicht, het zogenaamde Single Supervisory Mechanism (SSM), steeds concreter worden, schetsen schrs. in dit artikel enkele praktische implicaties van dit SSM. Mr. S.A. Gawronski, Mr. A.J.P. Tillema De Bankierseed: panacee of symboolpolitiek? – Dit artikel schetst een overzicht van het pad dat de Bankierseed heeft afgelegd en gaat in op de vraag of de invoering van de Bankierseed een goed idee is (geweest). Nu wetgeving moet voldoen aan bepaalde wetgevingseisen bespreken schrs. de (voorgestelde) Bankierseed aan de hand van een aantal beginselen van behoorlijke wetgeving. Zij gaan specifiek in op één aspect van het beginsel van de handhaafbaarheid van de (voorgestelde) Bankiers-eed; de vooren nadelen van de (potentiële) sancties/gevolgen van het niet afleggen of niet naleven van de Bankierseed. Mr. dr. M.F.M. van den Berg, mr. A.C.M. van de Molen, mr. C.W.M. Vergouwen Zo waarlijk helpe mij God Almachtig! – Om het vertrouwen in de financiële sector terug te winnen, is een cultuurverandering noodzakelijk. In dit artikel gaan schrs. in op de belangrijke vervolgvraag ‘How we do it?’, met andere woorden: hoe kan binnen de financiële sector daadwerkelijk een cultuurverandering worden bereikt, waarin het klantbelang centraal staat. Hiertoe wordt aandacht besteed aan de wettelijk verplichte eed of belofte en ‘eigen’ initiatieven binnen de financiële sector, zoals het in kaart brengen van de walk ten opzichte van de talk. Daarnaast wordt een uitstapje naar de journalistiek gemaakt waar al sinds langere tijd met een systeem van zelfregulering wordt gewerkt teneinde toezicht te houden op fundamentele gedragsaspecten van een beroepsgroep. Mr. drs. S. Derksen, prof. mr. R.D. Vriesendorp Rechten van wederpartijen na een gebeurtenis in de zin van de Interventiewet
– In deze bijdrage behandelen schrs. een bepaald aspect van de Interventiewet, namelijk haar gevolgen voor contractuele wederpartijen van een in de problemen geraakte financiële onderneming. Het vroegtijdig beëindigen van de contractuele relatie en het afwikkelen van de daaruit voortvloeiende onderlinge verplichtingen kan de financiële onderneming verder in de problemen brengen en een faillissement nog dichterbij laten komen. Doel van dit artikel is om een aantal knelpunten en onduidelijkheden te signaleren en vervolgens te proberen daarin verheldering aan te brengen. Mr. I.P.M.J. Janssen Rondom het nieuws. Symposiumverslag: De toekomst van het financieel recht – Op vrijdag 8 februari 2013 vond het derde jaarlijkse symposium ‘De toekomst van het financieel recht’ van het Instituut voor Financieel Recht (IFR) van de Radboud Universiteit Nijmegen plaats te Amsterdam. Tijdens het symposium zijn de belangrijkste ontwikkelingen in de financiële sector zowel vanuit juridisch als economisch perspectief belicht door sprekers uit de theorie en praktijk. Daarbij was de blik zoveel mogelijk gericht op de toekomst. Deze bijdrage bevat een kort verslag van hetgeen door de sprekers ten gehore is gebracht. Tevens worden enkele punten uit de discussie belicht.
Vennootschap & Onderneming 23e jrg. nr3, 2013 Mr. L.H. van de Kar Arbeidsrechtelijke aspecten in geval van faillissement: een update – In deze bijdrage wordt een update gegeven over de laatste stand van zaken ten aanzien van verschillende arbeidsrechtelijke aspecten in geval van faillissement. Het Van Tuinen-arrest heeft ertoe geleid dat een doorstarter minder snel als opvolger van de failliete werkgever wordt beschouwd, waardoor overgenomen werknemers lastiger rechten kunnen ontlenen aan de ketenregeling. Voor een doorstarter is dit volgens schr. een positieve ontwikkeling, aangezien hij bij de selectie van over te nemen werknemers vrijer wordt gelaten in zijn keuze.
Mr. C.P. van Liempdt-Maris Oneffenheden in de belet- of ontstentenisregeling bij de BV en de NV – In de Wet vereenvoudiging en flexibilisering bv-recht (Wet flex-BV) is de formulering van artikel 2:244 lid 4 BW enigszins gewijzigd en is een zin toegevoegd. De statuten moeten voorschriften bevatten omtrent de wijze waarop in het bestuur van de vennootschap voorlopig wordt voorzien in geval van ontstentenis of belet van één of meer bestuurders. De statuten kunnen nader bepalen wanneer er sprake is van belet. Omdat dit niet is geregeld voor de NV, is het volgens schr. goed verdedigbaar om ook in de statuten van de NV het begrip ‘belet’ nader te definiëren. Met de invoering van de Wet flex-BV is het opnemen van een regeling voor belet of ontstentenis van (alle) commissarissen ook verplicht voor het geval de BV een raad van commissarissen kent (art. 2:252 lid 4 BW). Voor de NV is dit echter niet geregeld in de Wet bestuur en toezicht. Volgens schr. zou de wetgever er goed aan doen dit, eventueel met gebruikmaking van reparatiewetgeving, alsnog in de wet vast te leggen. Mr. H. Hendriks De eerste interventie van Nederland – In deze bijdrage wordt ingegaan op de inhoud van het besluit dat de minister van Financiën nam ten aanzien van de onteigening van alle effecten en achtergestelde schulden van SNS Reaal en SNS Bank NV om de situatie van SNS Bank te stabiliseren, op grond van de Wet bijzondere maatregelen financiële ondernemingen. Mr. O.N.S. Hakvoort Het wetsvoorstel consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet en geldlening; bepalingen van goederenkrediet (2013) – Schr. behandelt enkele onderdelen inzake goederenkrediet van het in 2011 gepubliceerde Consultatiedocument wetsvoorstel consumentenkredietovereenkomsten, goederenkrediet en geldlening. Het ontwerpwetsvoorstel beoogt de nieuwe regelingen vast te leggen in Boek 7 BW en heeft ten aanzien van deze regelingen het uitgangspunt dat dwingendrechtelijke bepalingen beperkt dienen te zijn tot rechtsverhoudingen van consu-
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1073
Tijdschriften
mentenkrediet. Volgens schr. biedt de regelgeving antwoorden op in de literatuur bestaande vragen en sluit het goed aan bij relevante jurisprudentie. Mr. N. Post FATCA en haar mogelijke implicaties voor fusie- en overnametransacties – In deze bijdrage bespreekt schr. de hoofdlijnen van de controversiële Amerikaanse Foreign Account Tax Compliance Act (FATCA) en haar (mogelijke) implicaties voor fusie- en overnametransacties in de Nederlandse en internationale rechtspraktijk. FATCA schakelt feitelijk buitenlandse (niet-Amerikaanse) partijen in voor het verstrekken van informatie over buitenlands inkomen van Amerikaanse belastingplichtigen om de inning van Amerikaanse belastinggelden door de Internal Revenue Service (IRS) te vergemakkelijken. Niet alleen Amerikaanse staatsburgers voelen de druk van belastingheffing onder FATCA, ook buitenlandse financiële instellingen en buitenlandse entiteiten kunnen door FATCA worden geraakt wanneer zij zich niet houden aan hun FATCA-verplichtingen. De vraag is welke verplichtingen FATCA met zich meebrengt voor buitenlandse financiële instellingen en hoe deze financiële instellingen hieraan kunnen voldoen (compliance).
835 Intellectuele eigendom, mediarecht & informatierecht Computerrecht Nr. 2, 2013 W.F.R. Rinzema, mr. F.B. Melis, Computerrecht 2013/43 Wat betekent het kooprecht voor zakelijke softwarelicenties? – Het zogenaamde Beeldbrigadearrest heeft duidelijk gemaakt dat de bepalingen van het wettelijk kooprecht van toepassing zijn op licentiecontracten voor standaard software. Het moet dan gaan om betaalde, voor onbepaalde tijd verstrekte softwarelicenties. Het arrest is van groot belang voor de praktijk. Bij standaard software gaat het namelijk niet alleen om eenvoudige of goedkope software. Er zijn ook standaard softwarepakketten die
1074
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
belangrijke bedrijfsfuncties reguleren. Soms is standaard software vooraf ingericht voor toepassing in complexe en bedrijfskritische sectoren, zoals de gezondheidszorg. Het kan hierbij ook om uitermate kostbare software gaan. De zakelijke praktijk laat zien dat softwareleveranciers vrijwel altijd standaard contractvoorwaarden hanteren die op Angelsaksische leest zijn geschoeid. In dit artikel onderzoeken schrs. de impact van het Beeldbrigade-arrest op zakelijke contracten voor standaard software. L. Siemerink, Computerrecht 2013/44 Citeren uit e-mails in een openbaar onderzoeksrapport – Deze bijdrage gaat over de afweging tussen het belang van de openbaarheid van informatie in een onderzoeksrapport van een bestuursorgaan en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de bij het onderzoek betrokken personen, in het bijzonder het gebruik van e-mails van deze personen. Die afweging moet worden gemaakt op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Ook als er een belang is om informatie openbaar te maken, kan er tegelijkertijd een belang zijn om die informatie niet of gedeeltelijk te openbaren. Schr. gaat aan de hand van een concreet voorbeeld na welke belangen moeten worden afgewogen. T. Havinga, N.C. Neelis, Computerrecht 2013/45 ‘Een broncode? Nog nooit van gehoord.’ Is gespecialiseerde rechtspraak op het gebied van informaticarecht gewenst? – In dit artikel gaan schrs. in op de vraag of een rechter gespecialiseerde kennis moet hebben om adequaat te kunnen oordelen over ITgeschillen. Is algemene juridische kennis met betrekking tot bijvoorbeeld overeenkomsten en intellectuele eigendom voldoende? In discussies over de organisatie van de rechtspraak is de wenselijke mate van specialisatie en concentratie een terugkerend thema dat ook nu actueel is. In het kader van de herziening van de rechterlijke organisatie is tevens de vraag aan de orde waar specialisatie wenselijk is en waar concentratie nodig is. Schrs. presenteren de resultaten van hun
onderzoek naar de vraag in hoeverre specialistische rechtspraak op specifieke rechtsterreinen wordt gemist.
IER 29e jrg. nr. 1, maart 2013 P.G.F.A. Geerts, IER 2013/1 Het verwarringwekkend slaafs nabootsen van andermans product in het licht van art. 6:193a-j BW en art. 6:162 BW – In de noot onder Hof van Justitie EU 14 januari 2010, IER 2010/42 (Wettbewerbscentrale/Plus) wees schr. op de ruime werkingssfeer van de Richtlijn Oneerlijke Handelspraktijken (OHP) en in haar kielzog art. 6:193a-j BW. Het verwarringwekkend slaafs nabootsen van andermans product valt volgens schr. onder de werkingssfeer van de OHPregels en de producent, wiens product slaafs wordt nagebootst, kan de nabootser op grond van die regels rechtstreeks aanspreken. In deze bijdrage wordt die gedachte verder uitgewerkt en wordt nagegaan of er in slaafse nabootsingkwesties, naast de OHP-regels, nog ruimte is voor de op art. 6:162 BW gebaseerde slaafse nabootsingjurisprudentie van de Hoge Raad. Schr. gaat na welke mogelijkheden de producent op basis van Boek 6 BW heeft om zich tegen het verwarringwekkend slaafs nabootsen van zijn product te verzetten.
836 Internationaal privaatrecht FJR 35e jrg. nr. 3, maart 2013 Mr. A.M.E. Giuliano, FJR 2013/26 De Erfrechtverordening: één bevoegde autoriteit en één toepasselijk recht – De Erfrechtverordening maakt een einde aan de grote verscheidenheid aan IPR-erfrecht in de Europese Unie. Het uitgangspunt van de Erfrechtverordening is dat één bevoegde autoriteit aan de hand van één toepasselijk recht over de erfopvolging beslist. Hierdoor kan sneller en eenvoudiger een grensoverschrijdende nalatenschap worden afgewikkeld.
Tijdschriften
Nederlands Internationaal Privaatrecht 31e jrg. nr. 1, 2013 M.H. ten Wolde, N. Peters De (on)bevoegdheid van het Gerechtshof Amsterdam in WCAMzaken – Sinds 2005 kent Nederland de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM) en heeft het Gerechtshof Amsterdam op grond van deze wet zes keer zaken afgedaan. In vijf van deze zaken was sprake van benadeelden met een woonplaats buiten Nederland. In de zaken Shell en Converium heeft het Hof zijn bevoegdheid uitgebreid gemotiveerd. Schrs. onderzoeken wanneer het Gerechtshof Amsterdam bevoegd is kennis te nemen van WCAM-zaken met internationale aspecten. De conclusie is dat het Hof Amsterdam bevoegd is als het gaat om benadeelden die in Nederland wonen of voor wie het EEX-Verdrag en het EVEX niet gelden. In andere gevallen is dat geenszins een gegeven en is het volgens schrs. gewenst dat bij gelegenheid een prejudiciële vraag wordt voorgelegd aan het Hof van Justitie EU over de toepassing van het EEX-Verdrag en het EVEX. J.H. Even Het toepasselijke recht op arbeidsovereenkomsten. Artikel 6 EVO en 8 Rome I steeds verder ontrafeld – Naar aanleiding van enkele uitspraken van het Hof van Justitie EU over het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EVO) brengt schr. de systematiek van artikel 6 lid 2 EVO (en daarmee tevens dat van artikel 4 van de Verordening inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I)) in kaart. Het ging hier om de uitspraken van het Hof van 15 maart 2011, Koelzsch/Luxemburg, van 15 december 2011, Voogsgeerd/Navimer en het verwijzingsarrest van de Hoge Raad, Schlecker/Boedeker. Schr. bespreekt deze uitspraken en de belangrijkste Europese bronnen die van belang zijn voor het bepalen van het toepasselijk recht op internationale arbeidsovereenkomsten. Met de uitspraken Koelzsch/Luxemburg en Voogsgeerd/Navimer zijn de verwijzingsregels van artikel 6 lid 2 sub a en b EVO verduidelijkt.
837 Internationaal publiekrecht Militair Rechtelijk Tijdschrift 106e jrg. nr. 2, 2013 LOKL Mr. drs. G.L.C. van den Bosch Protection of civilians, praktijkervaringen van een militair jurist – Op 30 oktober 2012 publiceerde Vrij Nederland een artikel over de VN-missie in Zuid-Soedan onder de titel ‘De slechtste missie ooit’. In antwoord op vragen over dit artikel schreven de bewindslieden van Buitenlandse Zaken en Defensie in een gezamenlijke brief aan de Tweede Kamer dat: “het kabinet de negatieve titel en toonzetting van het artikel in Vrij Nederland niet onderschrijft.” In deze bijdrage gaat schr. in op een van de prioriteiten, zo niet de prioriteit van deze VN-missie, namelijk Protection of Civilians (POC), en probeert daarbij de mogelijke beantwoording van de vraag of de Verenigde Naties slaagt in zijn POC-mandaat te nuanceren. LTZA Mr. M.D. Fink, Kol Mr. dr. J.E.D. Voetelink De status van Militaire Vessel Protection Detachments – De Nederlandse regering zet militaire beveiligingsteams - zogeheten Vessel Protection Detachments (VPD’s) - in om de scheepvaart te beschermen tegen aanvallen van piraterij. De inzet raakt vanuit juridische optiek onder meer de vraag naar de rechtsmacht over militairen die als lid van een VPD aan boord van een koopvaardijschip worden geplaatst. Als uitgangspunt streeft de regering ernaar de strafrechtsmacht over eigen militairen tijdens een dergelijke inzet te kunnen blijven uitoefenen. De grondslag hiervoor kan worden gevonden in het internationaal publiekrecht en internationale overeenkomsten.
838 Jeugd-, relatie- & erfrecht EB Tijdschrift voor scheidingsrecht Nr. 3, maart 2013 Mr. A. Heida, EB 2013/22
Geschillen na het einde van een samenlevingsrelatie – In 2010 woonde één op de vijf paren ongehuwd en zonder geregistreerd partnerschap samen. Vaak hebben deze paren wel een samenlevingscontract gesloten, maar het kan ook zijn dat ze geen samenlevingsovereenkomst hebben zonder dat ze daar bewust voor hebben gekozen. Als er na jarenlange samenleving een einde komt aan de relatie, kan dit tot problemen leiden. Er bestaat bijvoorbeeld geen wettelijk recht op alimentatie na verbreking van de samenwoning. Samenwoners kunnen in een samenlevingscontract natuurlijk wel een partneralimentatie overeenkomen. In een samenlevingscontract kunnen partijen wel een (beperkte) gemeenschap van goederen overeenkomen, maar het samenlevingscontract leidt niet tot een wettelijke gemeenschap van goederen. Ook is het mogelijk dat in een samenlevingscontract niet alles is geregeld wat nodig is. En soms blijken de bewoordingen van het samenlevingscontract voor verschillende uitleg vatbaar. Prof. mr. P. Vlaardingerbroek, EB 2013/23 Grootouders, kleinkinderen en omgang: een typisch Nederlands probleem – In de rechtspraktijk komt het niet zoveel voor dat grootouders een juridische procedure starten om hun kleinkinderen te mogen zien. In deze bijdrage gaat schr. in op de (vermeende) slechte rechtspositie van grootouders (en eventueel ook overgrootouders) als het neerkomt op hun recht op omgang met hun kleinkinderen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen grootouders die geen contact (meer) hebben met hun kinderen en daardoor hun kleinkinderen ook niet (meer) zien, en grootouders die na de scheiding van hun kind(eren) van elk contact met hun kleinkinderen ongewild verstoken blijven. Daarbij wordt ook ingegaan op de jurisprudentie en bezien of de positie van grootouders niet versterkt zou moeten worden. Mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, EB 2013/24 Cijfers voor draagkrachtberekeningen 2013 – In dit overzicht worden de nieuwe
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1075
Tijdschriften
cijfers, percentages en tarieven weergegeven, die nodig zijn voor draagkrachtberekeningen, zoals die met ingang van 1 januari 2013 gelden.
FJR 35e jrg. nr. 3, maart 2013 Mr. B.J. de Groot, FJR 2013/27 De rol van de onafhankelijke gedragswetenschapper in het civiele jeugdrecht – Met de invoering van de huidige regeling voor de gesloten jeugdzorg werd een aantal nieuwe rechtswaarborgen geïntroduceerd. Eén daarvan is de instemmingsverklaring van een gedragswetenschapper dat gesloten jeugdzorg noodzakelijk is in de ontwikkeling van een jeugdige. In dit artikel wordt ingegaan op de rol van de gedragsdeskundige in de psychiatrie en het strafrecht, waarna wordt stilgestaan bij de instemming van de gedragswetenschapper in de gesloten jeugdzorg. Tot slot wordt de vraag beantwoord of de in 2008 beoogde betere rechtsbescherming van de vrijheidsbeneming is behaald met het huidige systeem van de instemmingsverklaring in de gesloten jeugdzorg.
839 Omgevingsrecht De Gemeentestem 163e jrg. nr. 7384, 26 maart 2013 Dr. J.W. van Zundert, Gst. 2013/21 Legesheffing na verjaring bestemmingsplan – Bij de Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat voor een gebied waarvoor een bestemmingsplan ten minste vijf jaar vóór de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) onherroepelijk is geworden, binnen vijf jaar een nieuw bestemmingsplan of een beheersverordening moet worden vastgesteld. In de Wro is voorgeschreven dat bestemmingsplannen telkens na tien jaar opnieuw worden vastgesteld. Aan deze bepaling is als sanctie verbonden dat de bevoegdheid vervalt tot het invorderen van de leges die zijn geheven voor de diensten die verband houden met het bestemmingsplan. De consequentie van deze regeling is dat uiterlijk op 1 juli 2013 nieuwe
1076
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
bestemmingsplannen moeten zijn vastgesteld voor gebieden waarvoor thans een bestemmingsplan geldt dat tien jaar of langer geleden onherroepelijk is geworden, dus bestemmingsplannen van vóór 1 juli 2003. Niet alle gemeenten lukt het om de actualisering van alle bestemmingsplannen vóór 1 juli 2013 vastgesteld te krijgen. Naast de vraag wat de omvang van deze legesderving is, is van belang welke mogelijkheden er zijn om, met name voor projecten, te voorkomen dat de legesheffing komt te vervallen. In dit artikel schetst schr. drie mogelijkheden om het vervallen van legesheffing te voorkomen.
Milieu en Recht 40e jrg. nr. 3, 2013 L. Squintani en J. Zijlmans, M en R 2013/35 ‘Nationale koppen’ en de doorwerking van natuurbeschermingsverdragen – In het voorstel voor een nieuwe Wet natuurbescherming worden de nu nog vigerende Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet 1998), de Flora- en faunawet (Ffw) en de Boswet in één wet samengevoegd. Eén van de kritieken op het voorstel is dat de regering uit de Nb-wet 1998 en Ffw de door haar als ‘nationale koppen’ aangeduide maatregelen wil schrappen. In deze bijdrage gaan schrs. in op ‘nationale koppen’ in relatie tot de doorwerking van natuurbeschermingsverdragen. Schrs. constateren dat de regering in een aantal gevallen het begrip ‘nationale kop’ vanuit de natuurbeschermingsverdragen bekeken onterecht hanteert. Bij het schrappen van ‘nationale koppen’ wordt geen rekening gehouden met de van de nationale en Europese rechtsorde deel uitmakende natuurbeschermingsverdragen. Zij concluderen dat de regering de door haar gehanteerde definitie van ‘nationale koppen’ en haar beleid inzake het schrappen van ‘nationale koppen’ dient aan te passen.
Nederlands Tijdschrift voor Energierecht 12e jrg. nr. 1, maart 2013 Mr. R.A. Giljam Schone lucht of schone schijn? Europese regulering van de emissies van NOx en fijn stof naar lucht door moderne kolencentrales
– Momenteel worden in Nederland drie kolencentrales gebouwd. Schr. onderzoekt de eisen aan de milieu-kwaliteit van deze centrales voor wat betreft de uitstoot van fijn stof en stikstofoxiden. Het Europeesrechtelijke kader waardoor de luchtkwaliteit rondom kolencentrales wordt gereguleerd, wordt gevormd door vijf documenten: de IPPC Richtlijn, de LCP Richtlijn en BREF LCP, de luchtkwaliteitsrichtlijn en de NEC Richtlijn. Voor wat betreft de regelgeving in Nederland bespreekt schr. de implementatie van Europese regelgeving, waarbij onder meer aandacht is voor de NOx-emissiehandel en de Nederlandse Emissierichtlijn Lucht. Naar aanleiding van de besproken wetgeving wordt nader ingegaan op de verschillen tussen Europese eisen en vergunningen en een aantal in de regelgeving gesignaleerde knelpunten. Uit een analyse van het milieubeschermingsniveau van Nederlandse vergunningen blijkt dat op papier de milieubeschermingseisen goed zijn, maar dat in de praktijk de bescherming lager is dan wat op grond van regelgeving haalbaar is.
StAB Nr. 1, 2013 R. Veenhof Normaal maatschappelijk risico bij planschade: weerzien van een oude bekende? – In art. 6.2 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is bepaald dat binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade voor rekening van de aanvrager blijft. In dit artikel wordt ingegaan op het begrip ‘normaal maatschappelijk risico’ en hoe dit begrip op dit moment in de jurisprudentie wordt ingevuld. Gelet op het feit dat het criterium reeds eerder in het planschaderecht een rol heeft gespeeld, wordt de oude (Kroon)jurisprudentie omtrent art. 49 Wro besproken. Deze jurisprudentie biedt mogelijkerwijs handvatten voor de wijze waarop in de rechtspraktijk invulling aan het begrip kan worden gegeven.
Tijdschrift voor Omgevingsrecht Nr. 1, maart 2013 Mr. dr. H.J. de Vries
Tijdschriften
Waarom aanwijzingen van Rijk en provincies op grond van de Wro tot het interbestuurlijk toezicht horen en waarom de reactieve aanwijzing kan worden gemist in de nieuwe Omgevingswet – Op 1 oktober 2012 is de Wet revitalisering generiek toezicht (Wrgt) in werking getreden. De Wrgt is niet van toepassing op de reactieve en proactieve aanwijzingsbevoegdheid in de Wet ruimtelijk ordening (Wro). Dit is gebaseerd op de (onjuiste) aanname dat de aanwijzingen geen interbestuurlijk toezicht zouden zijn, zoals door de Wrgt wordt gereguleerd. In deze bijdrage wordt beargumenteerd waarom de aanwijzingsbevoegdheden wel tot het interbestuurlijk toezicht behoren. Betoogd wordt dat de reactieve aanwijzing geen meerwaarde heeft ten opzichte van de instrumenten die de Wrgt biedt. In de aankomende Omgevingswet kan de reactieve aanwijzing van Rijk en provincie dan ook worden gemist. Mr. dr. F.H. Kistenkas De introductie van ecosysteemdiensten in het groene omgevingsrecht – Introductie in het groene omgevingsrecht van het voor de juridische professie nog nieuwe concept van ecosysteemdiensten kan meer duurzame functiecombinaties mogelijk maken. Voor duurzame gebiedsontwikkeling is een balans van planetpeople-profit (3P) nodig. Daarvoor heeft men in plaats van de thans in het omgevingsrecht gebruikelijke toetsing juist weging als rechtsvindingsmethodiek nodig. Daarbij zouden ecosysteemdiensten zeer behulpzaam kunnen zijn. In een duurzaamheidsladder zou wellicht al in de nieuwe Omgevingswet kunnen worden vastgelegd dat een plan of project een 3P-balans en intergenerationale meerwaarde zou moeten bewerkstelligen voor productiediensten, immateriële diensten en voor regulerende en ondersteunende diensten. Mr. dr. P. Mendelts Waar vinden we het Waddenzeebeleid? – De centrale vraag van deze bijdrage is of, en in hoeverre, we het Waddenzeebeleid nog moeten zien als ruimte-
840
se toezichthouder op de kwaliteit van detentie, het Europese Comité inzake de voorkoming van foltering en onmenselijke behandeling en bestraffing (CPT), een periodiek bezoek aan Nederland. Het CPT inspecteerde enkele politiebureaus, penitentiaireen TBS-inrichtingen en inrichtingen voor vreemdelingendetentie. Het rapport dat naar aanleiding van dit bezoek werd opgesteld, is onlangs openbaar geworden. Het beeld dat in dit rapport wordt gegeven is dat van een relatief gunstig detentieklimaat. Dit betreft zowel de materiële condities van de detentie alsook de aanwezigheid van enkele procedurele waarborgen ter voorkoming van mishandeling tijdens de detentieperiode. Een uitzondering hierop betreft de wijze waarop vreemdelingenbewaring plaatsvindt en de geboden zorg in TBS-inrichtingen. Het CPT doet een aantal concrete voorstellen ter verbetering. De vraag dringt zich dan ook op of de Nederlandse overheid bereid is de aanbevelingen van het CPT ter harte te nemen.
Rechten van de mens
841
Nederlands Tijdschrift voor de Mensenrechten
Rechtsfilosofie & -theorie
lijke-ordeningsbeleid, of dat het Natuurbeschermingswetkader die rol heeft overgenomen of moet gaan overnemen. De planologische kernbeslissing voor de Waddenzee (PKB Waddenzee) is sinds de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) enkel op basis van overgangsrecht van toepassing. Met de definitieve aanwijzing van het gebied als Natura 2000 en het bijbehorende beheerplan in de maak zijn veel functies uit de PKB overgenomen door de nieuwe instrumenten uit het natuurbeschermingsrecht. De Waddenzee wordt ook beschermd op basis van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Door het afnemende belang van de PKB binnen het Waddenzeebeleid en de verspreiding van belangrijke elementen over het Natuurbeschermingswet 1998-kader en het Ruimtelijke Ordening-kader, dreigt versnippering van de bescherming van de Waddenzee.
38e jrg. nr. 1, januari-februari 2013 P.W.A. Huisman, J.C. de Wit Hoe ver reikt het recht op onderwijs voor illegalen? – Artikel 2 van het Eerste Protocol van het EVRM stelt dat niemand het recht op onderwijs mag worden ontzegd. De Rechtbank ‘s-Gravenhage heeft in mei 2012 geoordeeld dat op grond van dit artikel vreemdelingen zonder geldige verblijfstatus niet alleen moeten worden toegelaten tot een opleiding, maar dat zij ook door het lopen van een stage deze opleiding moeten kunnen afronden met een officieel diploma. Deze bijdrage analyseert de reikwijdte van het recht op onderwijs voor ‘illegalen’ in het EVRM en geeft aan waarom de uitspraak van de Rechtbank ‘s-Gravenhage kan worden onderschreven. J. de Lange Het vijfde bezoek van het Europees comité ter voorkoming van foltering, onmenselijke behandeling en vernederende behandeling of bestraffing (CPT) aan Nederland – In oktober 2011 bracht de Europe-
Netherlands Journal of Legal Philosophy 42e jrg. nr. 1, 2013 M. de Wilde ‘God hath given the world to men in common’. Grenzen aan privéeigendom in geval van nood en verspilling in het middeleeuwse en vroegmoderne natuurrecht – In Second Treatise of Government (1690) beschrijft Locke zijn theorie over een natuurlijk recht op eigendom. Schr. onderzoekt welke grenzen Locke stelt aan het recht op eigendom om rechten van armen en behoeftigen te waarborgen. Aan de hand van de opvattingen van de doctrine van Thomas van Aquino en de discussie tussen De Groot en Pufendorf gaat schr. na in welke gevallen het een (afdwingbare) plicht is om behoeftigen te ondersteunen. Schr. sluit af met de positie die John Locke inneemt in deze discussie over eigendom, verspilling en nood. P. van Schilfgaarde Recht als human condition
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1077
Tijdschriften
– Het recht wordt door justitiabelen anders ervaren dan door juristen. Tussen deze ervaringen van beide groepen bestaat een spanning. Schr. is van mening dat deze spanning niet erg of betreurenswaardig is, maar juist in positieve zin de dragende kracht is van het recht. De oorzaak hiervan wordt beschreven aan de hand van het werk van Hannah Arendt en is gelegen in de tegenstelling tussen homo agens (de handelende mens) en homo faber (de mens die maakt). Schr. betoogt dat de homo faber zich moet richten naar de homo agens; bij die laatste ligt de prioriteit. Deze prioritering leidt tot drie gedachten die door schr. worden uitgewerkt. J. Hage Juridical acts and the gap between Is and Ought – Aan de hand van het werk van John Searle bespreekt schr. hoe in het recht wordt omgegaan met het (rechts)filosofische probleem van Is en Ought. John Searle was van mening dat er geen gat zat tussen Is en Ought en dat het mogelijk was om uit premissen die geen Ought bevatten toch een geldige conclusie voor Ought te trekken. Schr. bespreekt deze afleiding van Searle en concludeert dat deze uiteindelijk niet voldoet. Na enkele bezwaren tegen de afleiding van een Ought uit een Is te hebben genoemd, bespreekt schr. de afleiding van een Ought-conclusion uit een premisse over het bestaan van een verplichting. Tot slot geeft schr. aan wat de gevolgen hiervan zijn voor het recht in het algemeen.
Rotterdam werd gevraagd om de selectie te bekijken, op basis van wetenschappelijke literatuur enkele aanbevelingen te doen en om de psychometrische kenmerken van de selectie-instrumenten te onderzoeken. Schr. geeft een overzicht van onderzoek dat op het gebied van functie-eisen en selectie-instrumenten wordt verricht en hoe dit in Nederland voor de selectieprocedure van rechters kan worden uitgewerkt. Uit het onderzoek van de Erasmus Universiteit kwam naar voren dat veel aspecten in de huidige selectie verlopen volgens de wetenschappelijke State of the Art en dat betrouwbare en valide selectie-instrumenten worden ingezet. Programmabureau Herziening Gerechtelijke Kaart De fusie van gerechtshoven (deel 4). Combineren van verandermanagement met organisatieontwikkeling – De fusie van de hoven wordt door het programmabureau Herziening Gerechtelijke Kaart (HGK) in een algemeen kader geplaatst, waarbij wordt ingegaan op landelijke uniformering en lokale programma’s. Het landelijk programma HGK heeft naast de fusies en reorganisaties binnen de gerechten, ook verdere organisatieontwikkeling van de gerechten afzonderlijk aangepakt. Verder worden de toegevoegde waarde en de waardecreatie (begrippen geïntroduceerd door Allard van Riel, zie deel 1) getoond, die door de invoering van de Wet HGK mogelijk zijn gemaakt voor de rechtspraak.
842
Tijdschrift voor Civiele Rechtspleging
Rechtspleging & procesrecht Rechtstreeks Nr. 4, 2012 M. Ph. Born Het selecteren van rechters: oude en nieuwe methoden – In 2010 oordeelde de Raad voor de Rechtspraak dat hervormingen in de selectie van rechters wenselijk waren. Aan het Instituut voor Psychologie aan de Erasmus Universiteit
1078
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
31e jrg. nr. 1, 2013 S.S. van Kampen LLB, prof. mr. I. Giesen Prejudiciële vragen aan de Hoge Raad, valkuilen voor de Hoge Raad – De Wet prejudiciële vragen aan de Hoge Raad is op 1 juli 2012 in werking getreden. Ten tijde van de introductie van het betreffende wetsvoorstel en de verdere totstandkoming van deze wet hebben schrs. een empirisch onderzoek opgezet en uitgevoerd, waarbij de rol van de feitenrechter bij het hanteren van deze wet centraal staat. Hoofdvraag van dit onderzoek is in hoeverre feitenrechters naar eigen verwachting in staat en bereid zijn prejudiciële vragen te
stellen conform de nieuwe wetgeving. Het antwoord op die vraag biedt (enig) inzicht in het te verwachten gebruik (dat wil zeggen het aantal vragen aan de Hoge Raad) van de nieuwe regeling in de komende periode, en met name in de factoren die kunnen bijdragen aan het wel of niet gebruik maken van die regeling door de feitenrechters. Mr. J.H. van Dam-Lely, mr. A.N.L. de Hoogh Collectieve acties in het algemeen en de WCAM in het bijzonder. Verslag van de voorjaarsvergadering van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht 2012 – Deze bijdrage betreft het verslag van de discussie van de voorjaarsvergadering van de Nederlandse Vereniging voor Procesrecht 2012 op 15 juni 2012 te Amsterdam onder voorzitterschap van prof. mr. C.J.M. Klaassen. De vergadering discussieert naar aanleiding van de inleidingen van mr. W.J.J. Los, mr. D.F. Lunsingh Scheurleer en prof. mr. drs. B.P.M. van Ravels en de ‘Twee Belgische beschouwingen’ van dr. S. Voet over ‘Collectieve acties in het algemeen en de WCAM in het bijzonder’.
843 Sociaal Recht Tijdschrift Recht en Arbeid 5e jrg. nr. 4, april 2013 Prof. mr. A.H.L. de Becker, mr. K. Deckers, TRA 2013/33 Normalisering van de ambtelijke status: een rechstvergelijkende kijk op de Nederlandse situatie – Het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ van de Regering Rutte-Samson bepaalt dat de rechtspositie van de ambtenaren in overeenstemming wordt gebracht met die van de werknemers. De huidige regering heeft dus de intentie de rechtspositie van de ambtenaren te normaliseren. Dit artikel bekijkt de normalisering of veeleer gelijkschakeling vanuit rechtsvergelijkende invalshoek. Eerst worden de onderscheiden achtergronden in Zweden, Denemarken en Nederland geschetst. Daarna wordt een aantal pijnpunten in het huidige Nederlandse debat geanalyseerd vanuit een rechtsvergelijkende invalshoek. Dit
Tijdschriften
roept een aantal juridische vragen op die onderbelicht zijn gebleven. Mr. drs. M.Y.H.G. Erkens, TRA 2013/34 Rechtspraak in arbeidszaken na invoering van de Wet herziening gerechtelijke kaart – Als gevolg van de invoering van de Wet herziening gerechtelijke kaart bestaat de sector kanton sinds 1 januari 2013 niet meer. Tot 1 januari 2002 waren er verspreid over Nederland nog 52 zelfstandige kantongerechten. Op 1 januari 2002 verloren die gerechten hun status van zelfstandig gerecht en werden ze als sector kanton ondergebracht bij de rechtbanken. Elf jaar later is een einde gekomen aan kantonrechtspraak als op zichzelf staand onderdeel van de rechterlijke organisatie. In deze bijdrage wordt antwoord gezocht op de vraag of deze verandering consequenties heeft voor rechtspraak in arbeidszaken. Mr. N Jansen, mr. M. Opdam, TRA 2013/35 Perikelen rond de deskundigenverklaring bij ziekte: lang niet altijd een noodzakelijk middel – De rechtspraak houdt in het algemeen voldoende rekening met de achterliggende doelen van de second opinion-procedure ex art. 7:629a BW. Desalniettemin signaleren schrs. drie knelpunten. De verwarring rond het begrip second opinion kan worden opgelost door duidelijker in de wet te verankeren wie het controle- en beoordelingsrecht (first opinion) heeft. Verder pleiten schrs. ervoor dat in kort geding in beginsel geen deskundigenverklaring noodzakelijk is en dat rechters (meer) gebruikmaken van procedurele schorsingsmogelijkheden, wanneer een werknemer abusievelijk heeft verzuimd in de bodemprocedure in eerste aanleg een deskundigenverklaring te overleggen. Prof. mr. G.J. Vonk, TRA 2013/36 Kroniek Socialezekerheidsrecht – Deze kroniek bespreekt de ontwikkelingen op het gebied van het socialezekerheidsrecht in 2012.
844 Staats- & bestuursrecht Beleid en Maatschappij 40e jrg. nr. 1, 2013 B. van Stokkom, M. Becker, T. Eikenaar
Burgers als trustees. Participatie, informele vertegenwoordiging en representativiteit – Schrs. gaan nader in op het begrip trusteeship en de opvattingen van Edmund Burke daarover. Zij zetten uiteen hoe informele vertegenwoordigers heden ten dage te werk gaan, vooral als het gaat om het winnen van vertrouwen en het afleggen van verantwoordelijkheid. Schrs. schetsen kort de drie projecten die door hen zijn onderzocht en de gebruikte onderzoeksmethode. Vervolgens presenteren zij enkele relevante bevindingen. Ten slotte passeren de voornaamste conclusies en wordt het perspectief van trusteeship nader bediscussieerd. M. van der Steen, M. Fenger, L. van der Torre, A. van Wijk Legitimiteit van sociaal beleid: maatschappelijke ontwikkelingen en bestuurlijke dilemma’s – Schrs. verkennen de invulling van legitimiteit als responsiviteit en benoemen de spanningen die daarbij aan de orde zijn. Zij laten zien hoe in drie casus over de ontwikkeling van sociaal beleid in Nederland die spanningen invulling hebben gekregen. Daarvoor kijken zij naar de Wet arbeid vreemdelingen (WAV), de Algemene bijstandswet (Abw) en het beleid rond de sociale werkvoorziening. Op basis hiervan doen schrs. uitspraken over het verband tussen responsiviteit en legitimiteit van sociaal beleid. Het artikel sluit af met een bespreking van de mogelijke implicaties van hun bevindingen voor beleidsmakers en beleidsonderzoekers. J. Eshuis, A. van Buuren Watergovernance: het belang van ‘op tijd’ samenwerken – In dit artikel analyseren schrs. de werking van tijd als factor in het realiseren van samenwerking in watergovernance. Tevens doen zij handreikingen voor wat zij noemen tijdsensitief watergovernance met het oog op het realiseren van samenwerking in watergovernance. Zij onderkennen het bestaan van verschillende, vaak conflicterende, percepties van tijd.
Caribisch Juristenblad Nr. 1, 2013 Mr. A. Bakhuis Deugdelijkheid van bestuur als toetsingskader voor de kwaliteit
van het openbaar bestuur – Het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden schrijft in art. 43 lid 1 voor dat elk der landen van het Koninkrijk zorg draagt voor de verwezenlijking van de menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur. Wat wordt verstaan onder het begrip ‘deugdelijkheid van het bestuur’ en wat betekent het voor de Caribische landen van het Koninkrijk? Hoe verhoudt het begrip ‘deugdelijkheid van het bestuur’ zich tot begrippen als good governance, ‘goed bestuur’ en ‘behoorlijk bestuur’? In deze bijdrage wordt de betekenis van het begrip ‘deugdelijkheid van het bestuur’ in de rechtsorde van het Koninkrijk der Nederlanden verkend.
De Gemeentestem 163e jrg. nr. 7384, 26 maart 2013 Mr. J.J. Peelen, mr. A. Creutzberg, Gst. 2013/20 De betrokkenheid van omwonenden bij de realisatie van windparken op land; enkele tips om geslaagde beroepen te voorkomen – De realisatie van een windpark stuit vaak op protest van omwonenden en belangenverenigingen. Uit de jurisprudentie over besluiten tot verlening van bouwvergunningen en planologische toestemmingen die daar het gevolg van is, blijkt dat een aantal onderwerpen regelmatig terugkeert. Door vroegtijdig rekening te houden met deze hot issues, wordt de kans op de succesvolle realisatie van een project vergroot. In dit artikel geven schrs. een aantal praktische vuistregels hiervoor, op basis van de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Nederlands Tijdschrift voor Bestuursrecht Nr. 3, 2013 T.A. Willems-Dijkstra, D.T. van der Leek, NTB 2013/37 Misbruik van (proces)recht in het bestuursrecht. Onevenredige werkbelasting door veelklagers – Bestuursorganen en rechters zien hen te vaak: personen die hen belasten met onzinnige vragen, bezwaarschriften en beroepschriften. Met
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1079
Tijdschriften
deze onnodige procedures leggen zij beslag op de bestuurlijke en rechterlijke organisatie. Bestaande middelen om veelklagers af te remmen, blijken in de praktijk niet te werken. In deze bijdrage stellen schrs. de problematiek van misbruik van procesrecht breed aan de orde. Zij besteden zowel aandacht aan de bestuurlijke als aan de rechterlijke fase. Bestaande middelen om veelklagers af te remmen, blijken in de praktijk niet te werken. Schrs. willen de discussie hierover voeden en doen voorstellen voor een nieuw efficiënt instrumentarium. Een wettelijke regeling in de Awb zou volgens schrs. moeten worden overwogen.
hoge salarissen verdienen, omdat daardoor iedereen erop vooruitgaat. Een maximum opnemen in de wet is volgens schr. geen goed idee; transparantie over beloningen wél, omdat burgers dan kunnen zien hoe beloning en waardecreatie samenhangen. J. Drentje Europese Unie in spiraal van staatsvorming – In zijn proefschrift getiteld The significance of borders neemt Thierry Baudet op basis van historische argumenten stelling tegen de uitbouw van Europa als supranationale staat. Schr. bespreekt een aantal uitgangspunten uit dit proefschrift.
Openbaar Bestuur
O&A
Nr. 3, 2013 T.J. Dekker Wat is er mis met de Balkenendenorm? – Recentelijk werd in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector de Balkenende-norm verankerd. De Balkenende-norm bepaalt dat een minister meer moet verdienen dan een ambtenaar. Schr. stelt in dit artikel de vraag waarom dat is en zoekt de argumenten die het rationele van deze norm verduidelijken. F. van Heukelom Vertrouwen in het openbaar bestuur – Het vertrouwen in de overheid en overheidsbestuurders lijkt in veel opzichten op het vertrouwen dat burgers hebben in rechters en dokters. Omdat het systeem weinig middelen kent om vertrouwen te creëren, neemt de rol van de bestuurder bij het creëren van vertrouwen toe en dat maakt dat de bestuurder de spil is waaromheen vertrouwen ontstaat of niet. Controlemiddelen en prestatiemeting zijn door hun performatieve werking niet in staat om het vertrouwen te vergroten, zij verkleinen het vertrouwen eerder. J.F.M.G. Bouwens Goed bestuur en hoge salarissen – Schr. bespreekt een aantal onderzoeksresultaten van onderzoek naar hoge salarissen. De conclusie is dat niet hoge beloningen het probleem zijn, maar dat raden van toezicht niet op een verifieerbare wijze in staat zijn de inkomens van hun bestuurders te verantwoorden. Waardecreërende bestuursvoorzitters mogen
Nr. 1, maart 2013 B.P.M. van Ravels, O&A 2013/2 De Wet nadeelcompensatie en de bijzondere wettelijke regeling van tegemoetkoming in planschade – De Wet nadeelcompensatie belooft veel goeds: een regeling van de belangrijkste materiële en procedurele aspecten van nadeelcompensatie, en een vergaande harmonisatie en uniformering van bestaande regelingen inzake nadeelcompensatie. Maar kan de Awb zonder meer in de plaats treden van bijzondere regelingen over nadeelcompensatie? Die vraag wordt in deze bijdrage bezien voor de regeling van tegemoetkoming in planschade in de Wet ruimtelijke ordening (afd. 6.1 Wro). Schr. gaat in het bijzonder in op de gevolgen van de Wet nadeelcompensatie voor de competentieverdeling en de limitatieve opsomming van schadeoorzaken. In de conclusie doet hij voorstellen voor de Aanpassingswet nadeelcompensatie. Mr. drs. J.J. van der Helm, O&A 2013/3 Civielrechtelijke problemen bij strafvorderlijk beslag – Bij het leggen, voortduren en eindigen van strafvorderlijk beslag kunnen zich verschillende problemen van civielrechtelijke aard voordoen. Het doel van dit artikel is te onderzoeken in hoeverre de burgerlijke rechter rechtsbescherming kan bieden aan de beslagene of (overige) belanghebbenden, in het bijzonder in hun relatie tot de staat als beslaglegger. Daartoe wordt eerst op hoofdlijnen het straf-
1080
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
vorderlijk kader geschetst en wordt gesignaleerd welke civielrechtelijke problemen zich in welk stadium van het beslag kunnen voordoen. Nadat de strekking van art. 552a Wetboek van Strafvordering (Sv) is besproken, wordt onderzocht over welke problemen de burgerlijke rechter zich kan buigen en hoe deze dat doet. De burgerlijke rechter heeft slechts een beperkte taak bij een strafvorderlijk beslag. Zijn taak is wat betreft vorderingen tegen de staat beperkt tot die situaties die niet door art. 552a Sv worden bestreken of spoedeisende situaties.
845 Straf (proces)recht, penitentiair recht & criminologie Advocatenblad 93e jrg. nr. 3, april 2013 S. Droogleever Fortuyn Spoedeisende hulp bij juridische ongevallen – Door de Salduz-uitspraak en de uitwerking daarvan voor de ZSM-aanpak neemt de vraag naar rechtsbijstand toe. Bovendien is een Europese Richtlijn in de maak waarin wordt bepaald dat meerderjarige verdachten recht hebben op rechtsbijstand tijdens een politieverhoor. In deze bijdrage geven twee commissie-leden en een strafrecht-advocaat hun visie op dilemma’s die ontstaan tussen het vinden van oplossingen voor capaciteitsproblemen en het waarborgen van de rechtszekerheid en rechtsbescherming. Hierbij worden de Salduzbijstand, de ZSM-bijstand en het advies van de innovatiecommissie kort besproken.
Caribisch Juristenblad Nr. 1, 2013 Mr. E. Witjens De Wet BOB tegen het (zon)licht gehouden. De Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden in Aruba – Schr. bespreekt in dit artikel een aantal bijzondere opsporingsbevoegdheden uit de Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wet BOB), die in 2013 in werking is getreden op Aruba (en Curaçao en Sint Maarten). Achtereenvolgens worden besproken de planmatige observatie, infiltratie,
Tijdschriften
pseudokoop of -dienstverlening, stelselmatig inwinnen van informatie, bevoegdheden in een besloten plaats, het opnemen van (vertrouwelijke) communicatie, burgerpseudokoop of -dienstverlening en inwinnen van informatie en burgerinfiltratie. Hierbij worden de ervaringen betrokken die in Nederland zijn opgedaan met deze wet, voor zover dit relevant is voor de Caribische situatie. Het artikel beoogt naast een algemene introductie ook enkele pijnpunten bloot te leggen en suggesties te doen ten behoeve van het functioneren van de Wet BOB in kleinschalige rechtsorden.
Expertise en Recht Nr. 1, februari 2013 Mr. drs. M.D. Rijnsburger, mr. dr. M. Malsch Toetsing door de rechter van deskundigenbewijs. Is er voldoende tegenspraak? – Deskundigen spelen in strafzaken soms een doorslaggevende rol. Er zijn verschillende deskundigheden die van belang zijn binnen de rechtspraak, zoals (niet uitputtend): brandonderzoek, vingersporenonderzoek, handschriftonderzoek, pathologie, schotrestenonderzoek, DNA-onderzoek, vezel- en textielonderzoek, psychologische en psychiatrische expertise. De ‘hardheid’ van deze deskundigheidsgebieden verschilt. DNA-onderzoek wordt over het algemeen als harder, en daarom ook sterker, bewijs beschouwd dan bijvoorbeeld pro-justitiarapportage waarbij over de persoonlijkheid van de verdachte wordt gerapporteerd. Dr. A.P.A. Broeders ‘What’s in a name...?’ DNA-verwantschapsonderzoek in de zaak-Vaatstra en andere zaken – Op zondag 18 november 2012 werd de 45-jarige Jasper S. uit Oudwoude aangehouden op verdenking van moord op de 16-jarige Marianne Vaatstra uit het Friese Zwaagwesteinde. Het DNA-profiel van S. bleek overeen te komen met dat van de spermasporen op het lichaam van het meisje dat in de (Koninginne)nacht van 30 april op 1 mei 1999 in een weiland in het naburige Veenklooster levenloos werd aangetroffen. De match kwam tot
stand doordat S. vrijwillig deelnam aan een DNA-bevolkingsonderzoek, waarbij ruim 7.300 mannen - die in 1999 tussen de 16 en 60 jaar oud waren en in een straal van vijf kilometer van de plaats delict woonden werden opgeroepen om DNA af te staan. Op 6 december 2012 bekende S. dat hij Marianne Vaatstra om het leven heeft gebracht.
Nieuw Juridisch Weekblad 12e jrg. nr. 279, 27 maart 2013 C. Conings Reële valsheid vs. virtuele valsheid – (België) Deze bijdrage gaat dieper in op de toegevoegde waarde van het misdrijf ‘valsheid in informatica’. De centrale vraag hierbij is of de wetgever er niet beter aan had gedaan in te grijpen in de steeds uitdijende strafwetgeving rond valsheden door in één ruime strafbaarstelling te voorzien die alle strafbare vormen van waarheidsvermomming in duurzame dragers zou omvatten.
Tijdschrift voor Criminologie 55e jrg. nr. 1, 2013 B. Wartna, D. Alberda, S. Verweij Een meta-analyse van Nederlands recidiveonderzoek naar de effecten van strafrechtelijke interventies – In the Netherlands penal interventions aimed at the reduction of recidivism are progressively executed according to the ‘what works’ approach, a research tradition that tries to articulate the conditions under which penal interventions can be effective in preventing offenders to relapse into crime. The ideas on ‘what works’ originate from international studies, but what about the Dutch research itself? Which interventions have proved to be successful in the Netherlands and which have had adverse results? The Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) has carried out a meta-analysis of all relevant studies that have been published in the Netherlands and the Dutch-speaking part of Belgium since the early seventies of the previous century. 141 evaluations were identified, 83 of which contained some sort of comparison with a control group. Results indicate that programmes aimed at adult offenders were more successful than interventions for youth and
young adults. Programmes based on the idea of rehabilitation appeared to have been more successful than sanctions based on deterrence. M. Kampen, J. de Keijser, A. Schoep Het effect van de slachtofferverklaring op straftoemeting: een experimenteel onderzoek onder rechtenstudenten – Annually hundreds of victims make use of their right to speak in court. Victims often expect this will result in more punitive sentences. According to judges this is unlikely. This experiment among law students examines the influence of victim impact statements (VIS) on the sentencing outcome. Furthermore the effect of how the statement is delivered is examined. Is there a difference between the VIS as document in the case file and one delivered by the victim in court? Does it matter if the victim still has visible injuries? Study findings indicate that neither the presence of a VIS, nor the mode of delivery and visible injuries affect sentence length. J. Hiah, R. Staring ‘Maar Hollanders zouden zeggen dat het uitbuiting is...’ Chinese restauranthouders en illegale Chinezen over werken bij ‘de Chinees’ – Based on qualitative research within Chinese restaurants in the Netherlands, the authors describe and discuss (informal) labour relations among Chinese restaurant owners and their illegal Chinese workers. It is argued that a too one-sided emphasis on interpreting these labour relations in terms of ‘labour exploitation’ reduces employers to offenders and employees to victims. Such a judicial perspective hinders a clear view on the causes of underlying themes as illegal labour and illegal stay. The authors discuss how restaurant owners and employees operate in a ‘moral economy’ in which a demand for cheap products and flexible, motivated, cheap, and capable labour interacts with culturally shared expectations on justice and reciprocity and influences labour relations.
Tijdschrift voor Herstelrecht 13e jrg. nr. 1, 2013 M. Malsch, R.P. Kranendonk, V. De Mesmaecker Vergelding en herstel: de behoeften van het slachtoffer
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1081
Tijdschriften
– Victims of crime entertain various wishes regarding the criminal justice system. This paper presents the results of a study that made use of vignettes. Victim wishes regarding the goals of punishment were examined, and the relation with degree offender intent (intent, negligence) has been established. The results show that when the perpetrator acted intentionally, victims have a greater wish for retribution and the other punishment goals, but they have a smaller need for restoration. Victims wish to be compensated and to receive apologies from the offender, but generally are reluctant to meet with the perpetrator in person.
Tijdschrift voor Veiligheid 12e jrg. nr. , 2013 M. Duker, M. Malsch Onschadelijkmaking: een problematische trend in criminaliteitsbestrijding – Onschadelijkmaking als ‘motief bij de bestrijding en voorkoming van strafbaar gedrag’ heeft in Nederland in de loop der jaren meer gewicht gekregen en is een steeds belangrijker onderdeel geworden van criminaliteitsbestrijding. Onder onschadelijkmaking wordt verstaan het ‘wegnemen van middelen en gelegenheid tot het plegen van strafbare feiten.’ Het kan hierbij gaan om strafrechtelijke en bestuurlijke interventies die zijn gericht op bepaalde situaties of op personen. Naast het feit dat onschadelijkmaking in veel gevallen passend is en een belangrijk preventief effect heeft, is het ook problematisch. Schrs. werken een vijftal belangrijke nadelen uit die spelen bij het onschadelijkmaken van personen. R. Ch. van Halderen, K. Lasthuizen Creatief gebruik van bevoegdheden. Een explorerend onderzoek binnen de Nederlandse politie – In zijn onderzoek in het kader van zijn masterthesis Bestuurskunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam heeft Van Halderen getracht het inzicht in
1082
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
de verschijningsvormen van het creatief gebruik van bevoegdheden binnen de Nederlandse politie te vergroten. Schrs pogen te komen tot een categorisatie van verschijningsvormen teneinde de wezenlijke aard van het creatief gebruik van bevoegdheden beter te doorgronden. Algehele conclusie is dat creatief handelen integriteitsrisico’s met maatschappelijke gevolgen kent en derhalve verder moet worden onderzocht. R. Verwijs, A. Mein, M. Goderie ‘Een loverboy laat niet los’. Slachtoffers van loverboys in beeld – Recentelijk is onderzoek gestart naar de slachtoffers van loverboys en de aansluiting tussen de hulpvraag en het aanbod aan opvang en zorg. Schrs. doen verslag van dit onderzoek en brengen de aard en omvang van deze problematiek in kaart. Eerst wordt de methode van onderzoek uiteengezet, gevolgd door een definitie van de term loverboy. Daarna wordt ingegaan op de kenmerken van slachtoffers, de aard van het slachtofferschap en de hulpbehoefte. Dit wordt gevolgd door een bespreking van de wijze van ronselen, grooming en uitbuiting, en de hulpbehoefte. Tot slot behandelen schrs. aspecten als terugval en revictimisatie. De conclusie is dat deze problematiek vraagt om een specialistische aanpak.
846 Vreemdelingenrecht A&MR Nr. 2, 2013 Prof. dr. P. Boeles Strafbaarstellingen van illegaal verblijf en het Unierecht – In het wetsvoorstel tot strafbaarstelling illegaal verblijf wordt illegaal verblijf met een boete bestraft. Bij niet-betaling kan dat uitmonden in hechtenis. En in de bestaande strafbaarstellingen blijft de vrijheidsstraf gehandhaafd. Schr. komt in zijn analyse tot de conclusie dat oplegging van vrijheidstraf steeds in strijd is met de Terugkeerrichtlijn. In ieder geval
belemmert vrijheidsbeneming op onrechtmatige wijze de terugkeer zolang niet wordt gegarandeerd dat die eindigt zodra de betrokkene kan worden uitgezet. R. Severijns ‘M tegen Ierland’ noopt niet tot aanpassing Nederlandse praktijk – Bij de beoordeling van asielverzoeken hebben lidstaten de plicht met asielzoekers samen te werken. In de zaak M tegen Ierland geeft het Europese Hof van Justitie uitleg over die samenwerkingsplicht. Moet de Immigratie- en Naturalisatiedienst haar aanpak wijzigen? Schr. ziet daarvoor in de uitspraak geen grondslag. Mr. R. Bruin, S. Çoker De betekenis van UNHCR’s mandaatverklaringen in de nationale asielprocedure – Er zijn nog altijd 66 landen waarin het Hoog Commissariaat der Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR) het exclusieve mandaat heeft om te beslissen over asielverzoeken. De inhoud van die zogenaamde mandaatverklaringen kan relevant zijn voor asielprocedures hier in Nederland. Welke betekenis moet de Immigratie- en Naturalisatiedienst hechten aan deze mandaatverklaringen? Er is nieuwe jurisprudentie, dus is het tijd voor een update. Mr. J.H. van der Winden Wijziging Wet inburgering: een overzicht – Sinds 1 januari 2013 geldt de Wet inburgering alleen nog voor nieuwkomers. Zij moeten zo ongeveer aan dezelfde eisen blijven voldoen, maar krijgen daarbij beduidend minder ondersteuning. In deze bijdrage wordt een overzicht van de veranderingen gegeven. Mr. M.W. Wijngaarden Kroniek Openbare Orde – Deze kroniek gaat over de relevante ontwikkelingen binnen het Unierechtelijke en nationaalrechtelijke openbare orde-beleid in 2012.
Wetgeving
Winstafdracht DNB Een overzicht van aanhangige wetsvoorstellen en gepubliceerde staatsbladen met links naar de integrale Kamerstukken is opgenomen op de NJB-site www.njb.nl
Staatsblad Actualisering materieel strafrecht Inwerkingtreding 847 - Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 28 februari 2013 tot partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enkele andere wetten in verband met de aanpassing van het materieel strafrecht aan recente ontwikkelingen (Stb. 2013, 84) - De wet treedt in werking m.i.v. 1 april 2013. Inwerkingtredingsbesluit van 22-03-2013, Stb. 2013, 108.
Vervangend diploma transgenders 848 - Besluit tot wijziging van het Eindexamenbesluit VO en het Staatsexamenbesluit VO in verband met het verstrekken van een vervangend opleidingsdocument bij naams- en geslachtsverandering - Dit besluit regelt door middel van een wijziging van het Eindexamenbesluit VO en het Staatsexamenbesluit VO dat mensen die hun voornaam of achternaam (hun geslachtsnaam) hebben gewijzigd, een vervangend opleidingsdocument, zoals een diploma, certificaat of cijferlijst, kunnen aanvragen. Hiermee wordt het zowel voor transgenders van wie de voornamen op grond van art. 1:28b lid 2 van het BW zijn gewijzigd, als voor personen die om andere redenen hun voornamen of geslachtsnaam hebben laten wijzigen, mogelijk om een vervangend opleidingsdocument te verkrijgen. Besluit van 18-01-2013, Stb. 2013, 109
849 - Wet tot wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IX) voor het jaar 2013 (Incidentele suppletoire begroting DNB winstafdracht) – Deze wet strekt ertoe om voor het jaar 2013 wijzigingen aan te brengen in de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Financien (IXB). Door middel van deze wijziging wordt autorisatie gevraagd voor het verlenen van een garantie aan DNB in het kader van het vaststellen van de winsten over 2012 en volgende jaren. Tegenover de garantie staat een ophoging van de af te dragen winsten van DNB. Als gevolg van diverse maatregelen waartoe de Europese Centrale Bank (ECB) de afgelopen periode heeft besloten om het functioneren van de Eurozone te stabiliseren, zijn de zogenaamde crisisgerelateerde (financiële) risico’s in de balans van nationale centrale banken in de Eurozone, en dus ook van DNB (verder) opgelopen. DNB is met het ministerie van Financiën in overleg getreden voor een passende oplossing. Verschillende mogelijkheden zijn besproken, waaronder die van de vorming van een voorziening. Binnen het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) is namelijk besloten om het nationale centrale banken mogelijk te maken een voorziening te treffen voor crisisgerelateerde risico’s. Een voorziening voor deze risico’s of een vergroting van de reserves van DNB leidt tot een evenredige verlaging van de winstafdracht van DNB aan de Staat (aandeelhouder). Een aan DNB te verstrekken garantie op zogenaamde crisisgerelateerde activa, die afloopt op het moment dat de risico’s weer tot normale niveaus zijn gedaald, is een volwaardig alternatief voor een dergelijke voorziening waartoe in samenspraak is gekomen, aldus de memorie van toelichting. Inwerkingtreding m.i.v. 28-03-2013, met terugwerkende kracht tot en met 01-03-2013. Wet van 14-03-2013, Stb. 2013, 111 (Kamerstukken 33 548)
Regelingen SVB 850 - Wet tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband
met vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door de Sociale verzekeringsbank. – Het probleem dat met deze wet wordt aangepakt, is de complexiteit van een aantal door de SVB uitgevoerde regelingen. Zij hebben stapeling van beleid tot gevolg, leiden tot een relatief ingewikkeld uitvoeringsproces en zijn kostenverhogend. Ook maken dergelijke uitzonderingen de uitkeringsvoorwaarden ingewikkeld en lastig te begrijpen voor burgers. De regering wil niet langer voor iedere specifieke situatie een uitzonderingsregeling treffen en zal zich vaker beperken tot het toepassen van de hoofdregels. De financiële kaders die door de regering voor het SZWdomein zijn gekozen, maken het nodig om tot een efficiëntere en goedkopere uitvoeringsorganisatie te komen. De regering heeft de door de SVB uitgevoerde regelingen in het licht van de doelstelling van vereenvoudiging bezien op bepalingen voor specifieke groepen of situaties. De wijzigingen die hieruit zijn voortgekomen voorzien ten eerste in de beëindiging van arbeidsintensieve periodieke uitbetaling van bepaalde uitkeringen. Ten tweede wordt stapeling van beleid en gedetailleerde regelgeving teruggedrongen door de uitkeringen voor nabestaanden en de generieke tegemoetkoming voor kosten voor kinderen meer te baseren op hoofdregels. Ten derde heeft de wet betrekking op een situatie waarbij de SVB kosten maakt voor activiteiten die overwegend het karakter van service hebben. Het gaat om de volgende maatregelen. Vanwege de hoge uitvoeringskosten en administratieve lasten die met de kruimel-AOW gepaard gaan, zal er vanaf 1 januari 2015 op grond van deze wet geen nieuw recht op AOW van 2% meer ontstaan indien er sprake is van een verzekerd tijdvak van minder dan één jaar. Met de integratie van de halfwezenuitkering met de nabestaandenuitkering wordt een hoge en een lage nabestaandenuitkering geïntroduceerd, naar analogie van het hoge en lage weduwenpensioen van de Algemene Weduwen- en Wezenwet (AWW) van destijds, en vervalt de halfwezenuitkering als aparte uitkering. De gehele aanvankelijk voorgestelde vereenvoudiging voor de Algemene
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1083
Wetgeving
Kinderbijslagwet is er bij amendement uit gehaald. De wet treedt gefaseerd in werking op 1 april 2013, 1 juli 2013, 1 oktober 2013 en 1 april 2015. De wet heeft gedeeltelijk terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2001, 1 januari 2011, 8 december 2011 en 31 december 2012. Wet van 28-03-2013, Stb. 2013, 115 en inwerkingtredingsbesluit van 28-03-2013, Stb. 2013, 116 (Kamerstukken 33 318)
Besluit regelingen SVB 851 - Besluit tot aanpassing van diverse besluiten in verband met de Wet vereenvoudiging regelingen SVB - Door het verdwijnen van de halfwezenuitkering (die wordt geïntegreerd in de nabestaandenuitkering) als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet vereenvoudiging regelingen SVB, worden het Besluit regels export uitkeringen, Besluit tegemoetkoming ANW-er en het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten gewijzigd. Zo zijn alle bepalingen aangepast waarin van het bestaan van de halfwezenuitkering wordt uitgegaan. Het besluit dat dit regelt treedt grotendeels op 1 april 2013 in werking. Het besluit bevat tevens wijzigingen van het Besluit gelijkstelling niet-Nederlanders met Nederlanders en het Besluit gelijkstelling van wonen buiten het rijk met wonen binnen het rijk. Deze wijzigingen, die het gevolg zijn van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd, treden op 30 maart 2013 in werking. Besluit van 28-03-2013, Stb. 2013, 117
Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken Inwerkingtreding 852 - Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 7 maart 2013 tot wijziging van de Wet van 30 september 2010 tot invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Reparatiewet griffierechten burgerlijke zaken, Stb. 2013, 92) - De wet treedt in werking met ingang van 1 april 2013. Inwerkingtredingsbesluit van 27-03-2013, Stb. 2013, 119 (Kamerstukken 33 108)
1084
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Uitbreiding reikwijdte bevoegdheden BIBOB 853 - Wet tot wijziging van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur naar aanleiding van de evaluatie van die wet, alsmede uitbreiding van de reikwijdte ervan en wijziging van enige andere wetten (Evaluatie- en uitbreidingswet Bibob) - Met deze wet wordt beoogd de werkingssfeer van de Wet Bibob te verruimen door het aantal sectoren waarin het Bibob-instrument kan worden toegepast uit te breiden. Vastgoedtransacties waarbij de overheid betrokken is als civiele partij, komen onder de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (Bibob) te vallen. Daarmee wordt voorkomen dat overheden ongewild met malafide partijen in zee gaan. Behalve transacties met onroerend goed zullen ook het exploiteren van speelautomaten, het exploiteren van een headshop het importeren van vuurwerk en het organiseren van lokaal vergunningplichtige vechtsportgala’s onder de reikwijdte van de Bibob worden gebracht. Met de huidige Wet Bibob kunnen overheden (vooral gemeenten) de achtergrond van een bedrijf of persoon onderzoeken voordat een vergunning of een subsidie wordt gegeven of een overheidsopdracht wordt gegund. Als er sprake is van criminele antecedenten of onduidelijke financiële constructies kan de vergunning, de subsidie of de opdracht worden geweigerd. Zo wordt voorkomen dat de overheid ongewild criminaliteit ondersteunt en een vermenging van boven- en onderwereld ontstaat. Bij het onderzoek naar de achtergrond van een bedrijf of persoon kan de gemeente hulp vragen aan het landelijk Bureau Bibob, dat een advies uitbrengt. De Bibob-wetgeving geldt alleen voor bepaalde branches en activiteiten: bij horeca-, bouw-, afval- en transportvergunningen, in de transportbranche, bij woningbouwcorporaties, coffeeshops, bordelen en smart- en growshops. Voor aanbestedingen geldt de Wet Bibob in de branches bouw, milieu en ICT. Na de uitbreiding komen daar het exploiteren van speelautomaten, het importeren van vuurwerk, headshops en vastgoed-
transacties met een overheid bij. In de wet zijn een aantal maatregelen opgenomen ter verbetering van de toepassing van de wet. - het voorstel voorziet in een uitgebreidere informatieverstrekking. Gegevens kunnen voortaan worden verstrekt aan RIEC’s, de driehoek, de kwaliteitscommissie, openbaar ministerie en andere bestuursorganen waarmee in regionaal verband wordt samengewerkt. - gemeenten mogen de inhoud van Bibob-adviezen verstrekken aan een bezwaarschriftencommissie; - overtredingen waarvoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, kunnen worden meegewogen bij een beoordeling op grond van de Wet Bibob; - de adviestermijn van het Bureau Bibob wordt verlengd met vier weken; - de tipfunctie van het Bureau Bibob aan het openbaar ministerie wordt uitgebreid tot gevallen waarin sprake is van geen of een mindere mate van gevaar; - er wordt een commissie ingericht die de kwaliteit van de adviezen van het Bureau Bibob toetst. Inwerkingtreding op een bij kb te bepalen tijdstip. Wet van 28-3-2013, Stb 2013, 125 (Kamerstukken 32 676)
Nieuwe wetsvoorstellen Langdurig ingezetenen 854 - Wetsvoorstel (19-03-2013) tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter implementatie van Richtlijn 2011/51/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot wijziging van Richtlijn 2003/109/ EG van de Raad teneinde haar werkingssfeer uit te breiden tot personen die internationale bescherming genieten (PbEU 2011, L 132) - De richtlijn langdurig ingezetenen geeft onderdanen van derde landen die minimaal gedurende vijf jaren ononderbroken legaal op het grondgebied van een lidstaat hebben verbleven, de mogelijkheid om op aanvraag en onder voorwaarden de EU-status van langdurig ingezetene toegekend te
Wetgeving
krijgen. Door middel van de wijzigingsrichtlijn is de werkingssfeer van de richtlijn langdurig ingezetenen uitgebreid tot personen die internationale bescherming genieten. Dit betreffen categorieën onderdanen van derde landen die in de Nederlandse situatie overeenkomen met de categorieën die zijn vermeld in artikel 29, eerste lid, onder a en b, van de Vw 2000. Het betreft de vreemdeling die: a. verdragsvluchteling is, dan wel b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan: 1. doodstraf of executie; 2. folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of 3. ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Voortaan kunnen dus ook deze groepen vreemdelingen in aanmerking komen voor de toekenning van de EU-status van langdurig ingezetene. Zij moeten daartoe voldoen aan dezelfde voorwaarden als de vreemdelingen die voor andere doeleinden zijn toegelaten (migratie). De wijzigingsrichtlijn voorziet verder vooral in bepalingen die veiligstellen dat uit het aan de betrokken onderdaan van een derde land af te geven verblijfsdocument kenbaar blijft welke lidstaat verantwoordelijk is voor de internationale bescherming. Ter implementatie is ervoor gekozen de EU-status voor langdurig ingezetenen op te nemen in een nieuwe afdeling in de Vw 2000. Dit heeft tevens als voordeel dat de voorwaarden voor verkrijging van de EU-status één op één in nationaal recht worden omgezet en er duidelijker dan voorheen onderscheid tussen de EU-verblijfsvergunning en de permanente nationale verblijfsvergunningen kan worden aangebracht. Kamerstukken II 2012/13, 33 581, nrs. 1-4
Flexibel cameratoezicht 855 - Wetsvoorstel (19-03-2013) tot wijziging van de Gemeentewet in verband met de verruiming van de bevoegdheid van de burgemeester tot de inzet van cameratoezicht - In 2005 is in artikel 151c van de Gemeentewet een wettelijke grondslag voor cameratoezicht in de publieke
ruimte gecreëerd. Het wettelijk regime is de afgelopen vijf jaar geëvalueerd. In 2011 is een eindrapport van de evaluatie verschenen. De huidige regeling in de Gemeentewet voorziet in vast cameratoezicht, hetgeen erop neer komt dat camera’s nagelvast en doorgaans voor lange duur op een specifieke plek worden aangebracht. Gebleken is echter dat gemeenten behoefte hebben aan een meer flexibele inzet van cameratoezicht in de publieke ruimte. Dit wetsvoorstel schrapt het vereiste van vast cameratoezicht uit artikel 151c van de Gemeentewet. Hierdoor krijgt de burgemeester de noodzakelijke handvatten om cameratoezicht flexibeler, doelmatiger en effectiever, in te zetten in de publieke ruimte. De flexibilisering van het cameratoezicht heeft naar verwachting nut in situaties waarin sprake is van tijdelijke en zich verplaatsende overlast. Indien op een bepaalde plaats in het vooraf aangewezen gebied niet langer toezicht nodig is, maar op een andere plaats binnen dat gebied wel, dan kan de camera eenvoudig en snel worden verplaatst. Het is aan gemeenten zelf om te bepalen van welke vorm van cameratoezicht – vast of mobiel – gebruik wordt gemaakt in een specifieke situatie. Het exclusieve karakter van de regeling wordt gehandhaafd. Uitsluitend in de gevallen omschreven in artikel 151c kan de burgemeester overgaan tot de inzet van cameratoezicht in het kader van het toezicht ter handhaving van de openbare orde. Het wetsvoorstel laat de inzet van camera’s in andere gevallen, zoals in het kader van de politietaak of op grond van de Wet bescherming persoonsgegevens ter bescherming van particuliere eigendommen, onverlet. Het doel waarvoor gebruik gemaakt kan worden van cameratoezicht wordt evenmin gewijzigd. Cameratoezicht kan worden ingezet indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde ten behoeve van het toezicht in de publieke ruimte. Anders dan de huidige regeling, vereist het wetsvoorstel geen specifiek plaatsingsbesluit waarin de plaatsing van iedere afzonderlijke camera wordt vastgelegd. In de plaats daarvan komt een gebiedsaanwijzing waarin wordt bepaald binnen welk gebied de flexibele camera’s geplaatst en verplaatst mogen worden. Binnen
het aangewezen gebied kan de burgemeester camera’s verplaatsen, zonder nadere besluiten in de zin van de Awb te hoeven nemen. Het wetsvoorstel schrijft voor dat de burgemeester de gebiedsaanwijzing intrekt zodra het cameratoezicht niet langer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde. Ter beheersing van privacyrisico’s voegt dit wetsvoorstel een maatregel toe door de opneming van een wettelijke bepaling die de burgemeester verplicht om een gebiedsaanwijzing in te trekken zodra de noodzakelijkheid aan het cameratoezicht in dat gebied is ontvallen. Daarnaast wordt in verband met privacyrisico’s een bepaling voorgesteld die de burgemeester verplicht om het cameratoezicht in te trekken zodra de inzet van camera’s niet langer noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde. De gemeenteraad kan hier ook een belangrijke rol spelen. In de verordening waarin de burgemeester de bevoegdheid wordt toegekend om cameratoezicht in te zetten kan de raad voorschriften opnemen, zoals een maximering van het aantal camera’s binnen een bepaald gebied en een mededelingsplicht aan de raad indien camera’s worden verplaatst binnen het gebied. Volgens het kabinet voldoet het wetsvoorstel ten slotte aan de eisen die voortvloeien uit artikel 8 van het EVRM. Kamerstukken II 2012/13, 33 582, nrs. 1-4
Passief kiesrecht EP 856 - Wetsvoorstel (21-03-2013) tot wijziging van de Kieswet, ter implementatie van Richtlijn 2013/1/EU van de Raad van 20 december 2012 tot wijziging van Richtlijn 93/109/EG tot vaststelling van de wijze van uitoefening van het passief kiesrecht bij de verkiezingen voor het Europees Parlement ten behoeve van de burgers van de Unie die verblijven in een lidstaat waarvan zij geen onderdaan zijn (PbEU 2013, L 26) - Dit wetsvoorstel strekt tot implementatie van de bovengenoemde richtlijn (hierna: de wijzigingsrichtlijn) in hoofdstuk Y van de Kieswet, waar de verkiezing van de leden van het Europees Parlement (EP) is geregeld. Het oogmerk van de wijzigings-
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1085
Wetgeving
richtlijn is het voor Unieburgers gemakkelijker te maken om zich in de lidstaat van verblijf kandidaat te stellen voor de verkiezing van het EP. Uit evaluaties van de EP-verkiezingen in 2004 en 2009 bleek onder meer dat de huidige regels inzake de kandidaatstelling in de lidstaat van verblijf een zware administratieve opgave is voor de potentiële kandidaten. Dit zou volgens de Europese Commissie van invloed kunnen zijn op de geringe deelname van de Unieburgers in de lidstaat van verblijf. Met de richtlijn hoeft een kandidaat niet langer zelf – zoals nu wel het geval is – te zorgen voor een verklaring van de autoriteit van de lidstaat van herkomst dat hij in zijn lidstaat van herkomst niet is uitgesloten van het passief kiesrecht. In plaats daarvan legt de kandidaat met de nationaliteit van een andere lidstaat bij de kandidaatstelling (schriftelijk) een eigen verklaring af dat hij in zijn lidstaat van herkomst niet is uitgesloten van het passief kiesrecht. De lidstaat van verblijf is vervolgens gehouden om bij de lidstaat van herkomst van de betreffende kandidaat te controleren of dit klopt. Essentieel is daarbij dat indien de autoriteiten van de lidstaat van herkomst in gebreke zijn om de informatie op tijd te leveren, dit niet leidt tot een schrapping van de kandidaat van de kandidatenlijst. Kamerstukken II 2012/13, 33 586, nrs. 1-4
Parkeerbelasting 857 - Voorstel van wet (21-03-2013) van het lid Kuiken tot het vaststellen van parkeerbelasting per geparkeerde minuut (Wet parkeerbelasting per minuut) - In veel sectoren is betalen naar daadwerkelijk gebruik gemeengoed. Maar bij parkeren betaal je per tijdvak vastgesteld door de desbetreffende gemeente. Hierdoor is er vaak sprake van onnodige betaling voor het gebruik van de openbare ruimte en dat vindt de indiener een ongewenste situatie. Indiener vindt het onwenselijk dat overheden meer geld rekenen voor parkeren in de openbare ruimte
1086
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
dan er daadwerkelijk wordt gebruikt. Het uitgangspunt van de parkeerverordening is immers dat het belasten van parkeren tot doel moet hebben om de druk op de openbare ruimte te kunnen managen. Een logisch vervolg hierop is dat zo eerlijk mogelijk wordt afgerekend. Het verplicht stellen van parkeertarieven per minuut zorgt ervoor dat er daadwerkelijk betaald wordt naar gebruik. Daartoe strekt dit wetsvoorstel. Kamerstukken II 2012/13, 33 587, nrs. 1-3
richtlijn (Kamerstukken II, 2012– 2013, 33 235, nr. 13). Daar is men – mede doordat de Europese Commissie uitsluitsel over de interpretatie heeft gegeven – van teruggekomen. De onderhavige wetswijziging ziet er op, conform het oorspronkelijke wetsvoorstel, genoemde beheerders onder toezicht te brengen van de genoemde richtlijn, ter correcte implementatie van art. 2 lid 3, onderdeel e, van de richtlijn, mede gelet art. 2 lid 3, onderdeel b, van de richtlijn. Kamerstukken II 2012/13, 33 589, nrs. 1-3
Beheerders van beleggingsinstellingen 18+ voor tabak 858 - Wetsvoorstel (22-03-2013) tot wijziging van de Wet tot wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek, de Wet op de economische delicten en enige fiscale wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) Nr. 1060/2009 en (EU) Nr. 1095/2010 (PbEU L 2011, L 174) (implementatie vrijstelling artikel 2, derde lid, onderdeel e, van de AIFMrichtlijn) - Dit wetsvoorstel ziet er op de beheerders van beleggingsinstellingen waarin uitsluitend vermogen van pensioenfondsen wordt beheerd, onder toezicht te brengen van richtlijn 2011/61/EU. Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer van het in de aanhef genoemde wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn voor alternatieve beheerders van beleggingsinstellingen is er een amendement aangenomen om op grond van interpretatie van de richtlijn beheerders die beleggingsinstellingen beheren waarvan de rechten van deelneming uitsluitend kunnen worden verworven door een of meer pensioenfondsen (dus beheerders van beleggingsinstellingen waarin uitsluitend vermogen van pensioenfondsen wordt beheerd) uit te zonderen onder de
859 - Wetsvoorstel (25-03-2013) tot wijziging van de Tabakswet ter verhoging van de minimumleeftijd van 16 jaar naar 18 jaar van personen aan wie tabaksproducten mogen worden verkocht (Verhoging minimumleeftijd verkoop tabaksproducten) - De huidige Tabakswet kent een minimumleeftijd van zestien jaar voor personen aan wie tabaksproducten mogen worden verkocht. De regering acht het gewenst deze minimumleeftijd te verhogen tot achttien jaar. De leeftijdsgrens voor de toegang tot een coffeeshop lag al op 18 jaar. De verwachting is gerechtvaardigd dat de verhoogde leeftijdsgrens voor alcohol, door aanname van het initiatiefwetsvoorstel van de leden Voordewind, Van der Staaij, Bouwmeester en Uitslag tot verhoging van de leeftijdsgrens voor alcohol van 16 naar 18 jaar, in 2014 wet zal worden. Met een verhoging van de tabaksleeftijdgrens komt er naar het zich laat aanzien dus één heldere leeftijdsgrens voor tabak en alcohol. Geen alcohol en niet roken onder de 18. Inmiddels hanteren 22 van de 27 EU landen een leeftijdgrens van 18 jaar voor de verkrijgbaarheid van tabaksproducten. Wereldwijd loopt de leeftijdsgrens voor tabak uiteen van 15 tot 21. De tendens is dat steeds meer landen de leeftijdsgrens verhogen. Kamerstukken II 2012/13, 33 590, nrs. 1-4
Wetgeving
aanpassingen.
860
Kamerstukken I 2012/13, 32 839, C
Vervolgstukken
Curatele, beschermingsbewind en mentorschap
Verbetering positie huurders Brief van de Minister voor WRD (3-4-2013) over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het overleg huurders verhuurder. – Brief inzake Rapport Nederlandse Woonbond over huurdersorganisaties en vernieuwing.
Gewijzigd voorstel van wet (26-32013) tot wijziging van enige bepalingen van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek inzake curatele, onderbewindstelling ter bescherming van meerderjarigen en mentorschap ten behoeve van meerderjarigen en enige andere bepalingen.
Nota n.a.v. het verslag en derde nota van wijziging (29-3-2013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten in verband met versterking van het bestuur bij pensioenfondsen en enige andere wijzigingen.
Kamerstukken I 2012/13, 31 758, G
Nota n.a.v. het verslag (5-4-2013) bij het voorstel van rijkswet houdende goedkeuring van het op 9 december 2011 te Brussel tot stand gekomen Verdrag tussen de lidstaten van de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (Trb. 2012, 24).
Intrekking Brief (2-4-2013) houdende intekking van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de jeugdketen. – Omdat het vanuit efficiencyoverwegingen niet opportuun is om twee reparatiewetten naast elkaar te laten lopen, is besloten om de betrokken wetswijzigingen mee te nemen in het wetsvoorstel Veegwet VWS 2012 (33 507). Bij Kamerbrief van 27 november 2012 (Kamerstukken II 2012/13, 33 410, nr. 68) is reeds aangekondigd dat het wetsvoorstel wordt ingetrokken. Kamerstukken II 2012/13, 31 977, nr. 12
Wijziging Wet op de orgaandonatie Gewijzigd voorstel van wet (26-32013) tot wijziging van de Wet op de orgaandonatie in verband met nieuwe medisch-technische ontwikkelingen. Kamerstukken I 2012/13, 32 711, A
Aanpassingen warmtewet Memorie van antwoord (9-4-2013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Warmtewet in verband met enkele
Kamerstukken II 2012/13, 33 319, nr. 8
Verhoging alcoholleeftijd Versterking bestuur pensioenfondsen
Verslag van een schriftelijk overleg (28-3-2013) over het wetsvoorstel tot wijziging van de Leerplichtwet 1969, de Wet educatie en beroepsonderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet verzelfstandiging informatiseringsbank en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met onder meer het vereenvoudigen van de procedure voor verzuimmelding.
Centra voor jeugd en gezin
Brief van de Minister van Financiën (25-3-2013) over het wetsvoorstel tot goedkeuring van het op 2 maart 2012 te Brussel tot stand gekomen Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en monetaire unie (Trb. 2012, 51) – Brief minister over de manier waarop de Europese Commissie omgaat met de beoordeling van het structurele EMU-saldo.
Kamerstukken I 2012/13, 33 054, A
Kamerstukken I 2012/13, 30 856, G
Registratie schoolverzuim
Stabiliteit, coördinatie en bestuur EMU
Kamerstukken II 2012/13, 33 182, nrs. 14 - 15
EU-toetreding Kroatië
Kamerstukken I 2012/13, 33 183, C
Gewijzigd initiatiefwetsvoorstel (5-32013) houdende wijziging van de Drank- en Horecawet teneinde enkele leeftijdsgrenzen te verhogen van 16 naar 18 jaar en de preventie en handhaving te verankeren. Kamerstukken I 2012/13, 33 341, A
Recidive rijden onder invloed van drugs Brief van de Minister van IenM (26-32013) over wetsvoorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met een uitbreiding van de reikwijdte van de recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten en de verhoging van de keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders. – Brief minister ter aanbieding ontwerpwijziging Reglement rijbewijzen i.v.m. verhoging keuringsleeftijd voor oudere rijbewijshouders. Kamerstukken II 2012/13, 33 346, nr. 8
Concentratietoetsing zorg Gewijzigd voorstel van wet (26-32013) tot wijziging van de Wet marktordening gezondheidszorg, de Wet cliëntenrechten zorg en enkele andere wetten in verband met het tijdig signaleren van risico’s voor de continuïteit van zorg alsmede in verband met het aanscherpen van procedures met het oog op de kwaliteit en bereikbaarheid van zorg. Kamerstukken I 2012/13, 33 253, A
Exitheffing na National Grid Nadere memorie van antwoord (5-42013) en eindverslag (9-4-2013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Invorderingswet 1990 (Wet uitstel van betaling exitheffingen). Kamerstukken I 2012/13, 33 262, E en F
OR scholingssysteem Voorlopig verslag (5-4-2013) over het wetsvoorstel tot aanpassing van de Wet op de ondernemingsraden in verband met wijziging van de financiering van het scholingssyteem voor leden van de ondernemingsraad en enkele andere wijzigingen van deze wet. Kamerstukken I 2012/13, 33 367, B
Kilometermanipulatie Nota n.a.v. het verslag (2-4-2013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het wijzigen van de tellerstand van motorrijtuigen. Kamerstukken II 2012/13, 33 424, nr. 6
Standaardpakket RTV Brief van de Staatssecretaris van OCW (28-3-2013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Mediawet 2008 in
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1087
Wetgeving
verband met de verspreiding van televisie- en radio- programmakanalen door middel van omroepnetwerken en omroepzenders en de vaststelling van de minimale omvang van het standaardpakket televisie- en radioprogrammakanalen. – Brief staatssecretaris over omroepdistributie.
Schatkistbankieren
Kamerstukken II 2012/13, 33 426, nr. 7
Brief van de Minister van Financiën (2-4-2013) inzake de wet tot wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IX) voor het jaar 2013 (Incidentele suppletoire begroting DNB winstafdracht) – Brief minister inzake Incidentele suppletoire begroting DNB winstafdracht.
Adolescentenstrafrecht Nota n.a.v. het verslag en nota van wijziging (8-4-2013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met de invoering van een adolescentenstrafrecht.
Verslag (5-4-2013) over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet financiering decentrale overheden in verband met het rentedragend aanhouden van liquide middelen in ’s Rijks schatkist. Kamerstukken II 2012/13, 33 540, nr. 5
Winstafdracht DNB
Kamerstukken I 2012/13, 33 548, E
Kamerstukken II 2012/13, 33 498, nrs. 6-7
Integriteit energiemarkt Nota n.a.v. het verslag en nota van wijziging (5-4-2013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Wet op het financieel toezicht, de Wet op de economische delicten en het Wetboek van Strafvordering (uitvoering van een verordening betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie). Kamerstukken II 2012/13, 33 510, nrs. 5-6
Kwaliteit hoger onderwijs Nota van wijziging (3-4-2013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enkele andere wetten in verband met de uitvoering van diverse maatregelen, aangekondigd in de Strategische Agenda Hoger onderwijs, Onderzoek en Wetenschap.
Modernisering Kamer van Koophandel Verslag (27-3-2013) over het wetsvoorstel houdende regels omtrent de Kamer van Koophandel. Kamerstukken II 2012/13, 33 553, nr. 5
VenJ zbo’s onder Kaderwet Verslag (4-4-2013) over het wetsvoorstel tot aanpassing van enige wetten op het terrein van het Ministerie van VenJ teneinde een aantal zelfstandige bestuursorganen onder de werking van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen te brengen. Kamerstukken II 2012/13, 33 554, nr. 5
Verzamelwet SZW 2013 Verslag (25-3-2013) over het wetsvoorstel tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2013). Kamerstukken II 2012/13, 33 556, nr. 5
Kamerstukken II 2012/13, 33 519, nr. 7
Leerplichtvrijstelling Verslag (26-3-2013) over de wijziging van de Leerplichtwet 1969 en de Wet op het onderwijstoezicht in verband met de registratie van vrijstellingen en vervangende leerplicht. Kamerstukken II 2012/13, 33 537, nr. 4
861
Nota’s, rapporten & verslagen
Wijzigingswet kinderopvang Tweede nota van wijziging (9-4-2013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Kamerstukken II 2012/13, 33 538, nr. 9
1088
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Privatisering en verzelfstandiging overheidsdiensten Brief van de Minister voor WRD (253-2013) met de kabinetsreactie op het rapport ‘Verbinding Verbroken?’ van de Onderzoekscommissie Privatisering en Verzelfstandiging Over-
heidsdiensten van de Eerste Kamer en het rapport ‘Publieke Zaken in de marktsamenleving’ van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. - De onderzoekscommissie van de EK constateert dat de borging van publieke belangen de afgelopen jaren te weinig en te beperkt aandacht heeft gehad. De WRR constateert dat de overheid de borging van publieke belangen niet alleen af kan en dat het invulling geven aan het publiek belang vraagt om een versterking van de verantwoordelijkheid van bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Het kabinet onderschrijft de observaties van de commissie en de WRR dat de verhouding tussen burger en overheid als gevolg van privatiseringen en verzelfstandigingen is veranderd en dat er de afgelopen decennia bij deze trajecten niet altijd een expliciete en volledige weging van publieke belangen heeft plaatsgehad. Het kabinet ziet het door de onderzoekscommissie ontworpen besliskader als een waardevol instrument dat het parlement kan gebruiken bij de bespreking en toetsing van voorstellen met betrekking tot privatisering en externe verzelfstandiging. Het kabinet zal daarom dit besliskader als checklist gaan gebruiken. Daarnaast ziet het kabinet het Integraal Afwegingskader als een goed instrument om vroegtijdig in het besluitvormingsproces de publieke belangen vast te stellen en aan de hand hiervan het beleid te bepalen. Het kabinet kan zich eveneens vinden in de analyse van de WRR dat bij de borging van publieke belangen sprake is van een maatschappelijk ordeningsproces en niet van een enkel beslismoment en dat gewijzigde publieke belangen altijd bij momenten van politieke besluitvorming meegenomen moeten worden. Ook staat het kabinet achter de constatering dat de overheid bij het borgen van publieke belangen andere partijen nodig heeft. Het kabinet hecht veel waarde aan een effectieve borging van publieke belangen en aan een samenhangend beleid ten aanzien van ordening, sturing en toezicht. Daarom heeft het kabinet bij zijn aantreden een Ministeriële Commissie Vernieuwing Publieke Belangen (MC PB) ingesteld.
Wetgeving
De minister van EZ is de coördinerend minister van deze Ministeriële Commissie. Daarmee erkent het kabinet het belang van een goede coördinatie en een gezamenlijke verantwoordelijkheid ten aanzien van trajecten in semi-publieke sectoren. Door de grote verschillen tussen trajecten tot privatisering en verzelfstandiging ligt het minder voor de hand om de politiek-bestuurlijke verantwoordelijkheden voor zowel privatisering als verzelfstandiging in een hand – die van de minister voor WRD – te leggen. Het kabinet hecht eraan de huidige verantwoordelijkheidsverdeling in stand te houden. De minister voor WRD is daarin verantwoordelijk voor het (externe) verzelfstandigingsbeleid (ZBO’s), de minister van Financiën voor het staatsdeelnemingenbeleid en de minister van EZ voor het marktordeningsbeleid. Het kabinet is van mening dat de specifieke expertise en kennis ten aanzien van marktordenings-, sturings- en toezichtsvraagstukken bij de verschillende departementen het best tot zijn recht komt. Het kabinet draagt zorg voor intensivering van de interdepartementale samenwerking en voor het gezamenlijk optreden van de departementen richting parlement. Ten aanzien van de door de onderzoekscommissie bepleite helderheid inzake het geheel aan uitvoeringsorganisaties en de wens dat het beleid ten aanzien van ZBO’s wordt herijkt, wijst het kabinet op de lopende doorlichting van ZBO’s, waarbij gekeken wordt of de ZBO-vorm voor deze organisaties nog steeds de meest geëigende vorm is. Deze zal leiden tot een standpuntbepaling van het kabinet. Het kabinet wijst erop dat zij het beleid ten aanzien van staatsdeelnemingen zal herformuleren in een nieuwe nota Staatsdeelnemingen van de minister van Financiën. Kamerstukken I 2012/13, C, I
Slimme grenzen Brief van de Minister van BuZa (22-32013) met een fiche inzake Verordeningen ‘slimme grenzen’, - De voorstellen zijn onderdeel van het zogenaamde ‘slimme grenzen’ wetgevingspakket en aangekondigd in de Mededeling ‘De voorbereiding van de volgende stappen in het grensbeheer in de Europese Unie’ van 13 februari 2008 (COM 2008/69) en
de Mededeling ‘Slimme grenzenopties en de te volgen weg’ van 25 oktober 2011 (COM 2011/680). Het eerste voorstel betreft een verordening voor de instelling van een Europees in- en uitreissysteem (EES) met als hoofddoel bestrijding van illegale immigratie. In een elektronische database kunnen naam, reisdocument, visa informatie, datum, de plaats van binnenkomst en de duur van het toegestane (legaal) verblijf worden geregistreerd ten behoeve van grenscontrole- visa- en immigratieautoriteiten. Ook kunnen de biometrische gegevens (vingerafdrukken) van derdelanders worden verzameld. Met het EES kan beter worden nagegaan of derdelanders aan de toegangsvoorwaarden voldoen. Daarnaast wordt met het systeem het aantal derdelanders inzichtelijker die weliswaar legaal inreizen, maar vervolgens langer in het Schengengebied blijven dan is toegestaan. De toegestane verblijfsduur wordt elektronisch in plaats van handmatig berekend. Tot op heden gebeurt deze controle met behulp van stempels in het paspoort. Op basis van de informatie van het systeem kan de identiteit van mogelijke ‘overstayers’ worden vastgesteld. Hierdoor kan het toezicht in het Schengengebied worden versterkt. Samen met het EES presenteert de Commissie een Verordening voor de instelling van een EU-programma voor geregistreerde reizigers. De invoering van een programma voor geregistreerde reizigers (Registered Travellers Programme, RT-programma) heeft als doel de grenspassage te versnellen en tegelijkertijd de veiligheid te waarborgen door invoering van een ‘grensbeheer op maat’ systematiek met betrekking tot derdelanders. Met het RT-programma kunnen onderdanen van derde landen gebruik maken van automatische grenscontroles voor een vlottere toegang tot het Schengengebied. Voor vooraf geregistreerde en gescreende reizigers wordt het mogelijk gemaakt om versneld de grens te passeren. Voor de implementatie van deze wetgevingsvoorstellen is een aanpassing van de Schengengrenscode nodig. De wijziging van de Schengengrenscode vormt het derde onderdeel van het betreffende wetgevingspakket. Kamerstukken II 2012/13, 22 112, nr. 1591
Europees parlement Brief van de Minister van BuZa (22-32013) met een fiche inzake een Europees Parlement-voorstel voor besluit over samenstelling EP. - Het voorstel regelt de samenstelling van het Europees Parlement (verdeling zetels tussen de lidstaten + maximum aantal zetels) met het oog op de parlementsverkiezingen van voorjaar 2014. Het brengt de zetelverdeling vanwege de volledige ratificatie van het Verdrag van Lissabon in overeenstemming met artikel 14, tweede lid van het Verdrag betreffende de Europese Unie, daarbij het principe van degressieve proportionaliteit (hoe groter de lidstaat, hoe meer inwoners van deze lidstaat per zetel vertegenwoordigd worden) volgend, met politieke compensatie voor lidstaten die meer dan één zetel moesten inleveren. Dit betekent dat het huidige zetelaantal van 754 (na eventuele toetreding Kroatië: 766) wordt teruggebracht tot 750 + 1 (de voorzitter). Op basis van genoemd artikel komt het initiatiefrecht voor een dergelijk voorstel toe aan het EP, waarna de Europese Raad met eenparigheid moet instemmen. Dit dient tijdig te worden geregeld vanwege de voorbereiding van de verkiezingen. Ten slotte kondigt het EP aan dat het ruimschoots voor de verkiezingen van 2019 met een meer permanent systeem op basis van objectieve criteria voor de zetelverdeling wil komen. Tevens vindt een deel van het EP dat de zetelsamenstelling meer in lijn zou moeten zijn met de stemverhoudingen binnen de Raad, welke eventueel na een Conventie herzien zouden kunnen worden. Nederland is positief over het voorstel. Het aantal zetels voor Nederland (26) blijft gehandhaafd. Kamerstukken II 2012/13, 22 112, nr. 1593
Incidenten JJI’s Brief van de Staatssecretaris van V&J (18-3-2013) over incidenten in justitiele jeugdinrichtingen. - In antwoord op verzoeken uit de Kamer geeft de staatssecretaris een overzicht van incidenten in justitiële jeugdinrichtingen. De centrale vraag is volgens de bewindsman of de, in de pers genoemde, vermeende misstanden in de JJI’s structurele tekortkomingen zijn dan wel als incident gekwalificeerd kunnen worden. Naar zijn stellige overtuiging is dit laatste
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1089
Wetgeving
het geval. Tevens gaat hij in op de vraag in hoeverre het OM bij de strafmaat rekening houdt met de strafverhoging bij geweld tegen medewerkers met een publieke taak. Kamerstukken II 2012/13, 24 587, nr. 489
Bezoek justitiële inrichting Brief van de staatssecretaris van V&J (25-3-2013) waarbij hij het rapport ‘Slechts op bezoek’ van de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) aanbiedt. - De IVenJ heeft onderzoek gedaan naar hoe penitentiaire inrichtingen omgaan met bezoek aan gedetineerden. Het rapport is als bijlage bij dit stuk te vinden. Kamerstukken II 2012/13, 24 587, nr. 491
Bestuur en Informatieveiligheid Dienstverlening Brief van de Minister van BZK (22-32013) met de stand van zaken inzake ICT beveiligingsassessments en over de oprichting van de Taskforce Bestuur en informatieveiligheid Dienstverlening. - De minister geeft de stand van zaken weer inzake ICT-beveiligingsassessments die inmiddels verplicht zijn bij organisaties die DigiD gebruiken en informeert de Kamer over de oprichting van de Taskforce Bestuur en informatieveiligheid dienstverlening, met als taak het geven van normatieve uitgangspunten voor zelfregulering op genoemd vlak door alle overheidslagen en -organisaties. Kamerstukken II 2012/13, 26 643, nr. 269
Identiteitsinfrastructuur Brief van de Minister van BZK (2-42013) over voortgang toekomstbestendigheid identiteitsinfrastructuur. - In deze brief gaat de minister in op de voortgang inzake maatregelen ter versterking van de identiteitsinfrastructuur met het oog op een verdere digitalisering van de overheidsdienstverlening. Kamerstukken II 2012/13, 26 643, nr. 270
Kandidaatstelling SGP Brief van de Minister van BZK (26-32013) over de maatregelen die de SGP heeft genomen naar aanleiding van het arrest van de HR van 9 april 2010 en de beslissing van het EHRM van 10 juli 2012. - Op 16 maart 2013 is tijdens de ledenvergadering van de SGP
1090
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
gestemd over een voorstel van het SGP-hoofdbestuur tot wijziging van het Algemeen Reglement van de SGP middels invoeging van een nieuw artikel 13a. De tekst daarvan luidt: ‘Procedure kandidaatstelling. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 9 april 2010 (LJN BK4547 en BK4549) kan het geslacht van kandidaten bij de kandidaatstelling als bedoeld in de artikelen 13b tot en met 17 van dit Algemeen Reglement rechtens niet aan kandidaten worden tegengeworpen.’ Het voorstel is aangenomen met 320 stemmen voor, 85 tegen en 1 blanco. De datum van inwerkingtreding is 1 april 2013. Deze wijziging heeft tot gevolg dat bij de kandidaatstelling voor verkiezingen van de gemeenteraad, Provinciale Staten, Tweede Kamer, Eerste Kamer en Europees Parlement het geslacht van kandidaten hen rechtens niet kan worden tegengeworpen. Concreet betekent dit dat voortaan ook vrouwen van de SGP zich kunnen kandideren voor hun partij. Met het besluit van de SGP is de kandidaatstellingsprocedure bij de SGP in overeenstemming gebracht met het geldende recht zoals dat door de Hoge Raad is uitgelegd. Daarmee is de noodzaak voor de Staat om maatregelen te treffen vervallen. Kamerstukken II 2012/13, 28 481, nr. 20
Integriteit openbaar bestuur Verslag van een algemeen overleg van 13-2-2013 (vastgesteld 27-32013) tussen de vaste cie. voor BZK en de Minister voor BZK over integriteit in het openbaar bestuur. Kamerstukken II 2012/13, 28 844, nr. 73
Pesten Brief van de Staatssecretaris van OCW (25-3-2013) ter aanbieding van het ‘Plan van aanpak tegen pesten’. - In samenwerking met de kinderombudsman is dit plan van aanpak tegen pesten op scholen tot stand gekomen. Het plan is als bijlage bij dit kamerstuk te vinden. De Kamer wordt volgend jaar over de vorderingen in de uitvoering geïnformeerd. Kamerstukken II 2012/13, 29 240, nr. 52
Kwaliteit rechtspraak Brief van de Minister van V&J (21-32013) over de kwaliteit van de rechtspraak.
- De Minister heeft kennisgenomen van de brief van de Raad voor de rechtspraak van 21 februari jl. met de voorlopige opbrengst van de dialoog tussen de Raad en de gerechten. In deze brief, die als bijlage bij dit stuk wordt meegestuurd, gaat de Raad in op de eigen positie, de productiedruk, de afstand tussen bestuurders en rechters en raadsheren, de vertegenwoordiging van de rechtspraak door de Raad en op de benoemingsprocedure voor gerechtsbestuurders. De minister heeft grote waardering voor de wijze waarop de Raad zijn verantwoordelijkheid naar aanleiding van het manifest van de raadsheren uit Leeuwarden heeft opgepakt. In zijn beoordeling gaat de minister nader in op: - de kwaliteit van de rechtspraak in het algemeen - de wijze van monitoring en toetsing van kwaliteit - de relatie tussen kwaliteit en werkdruk - verschillen tussen gerechten - de verhouding tot andere landen van Europa: een internationale vergelijking van de werkdruk in de rechtspraak - het bekostigingssysteem. Kamerstukken II 2012/13, 29 279, nr. 160
Toezicht woningcorporaties Brief van de Minister voor WRD (263-2013) met de kabinetsreactie op de eindrapportage van de Commissie Kaderstelling en Toezicht Woningcorporaties. - De Commissie heeft zich in haar taakopvatting beperkt tot de toezichtstructuur in het bestaande stelsel van toegelaten instellingen met een hybride karakter. De minister maakt eerst enkele opmerkingen maken over de ontwikkelingen in dat bestel zelf. Vervolgens gaat hij, in samenhang met het advies van de Commissie, in op de voorgenomen herpositionering van het toezicht. Tot slot wordt specifiek ingegaan op de aanbevelingen van de Commissie. Kamerstukken II 2012/13, 29 453, nr. 303
Outlaw ambtenaren Brief van de Minister van Justitie (283-2013) over outlawbikers werkzaam binnen domein veiligheid en justitie. - In een motie van de leden Dijkhoff en Marcouch van 31 januari 2013 (Kamerstuk 29 628,nr. 364) wordt verzocht om voor 1 april 2013 zorg te dragen voor
Wetgeving
een richtlijn voor ambtenaren die werkzaam zijn in het domein veiligheid en justitie, waarin is opgenomen dat deel uitmaken van een club outlawbikers niet verenigbaar is met hun functie en aan de schending van deze richtlijn de consequentie te verbinden dat de bewuste ambtenaar uit zijn functie wordt ontheven. In deze brief informeert de minister de Kamer over de wijze waarop het kabinet uitvoering geeft aan deze motie. Aan de orde komen het integriteitsbeleid bij de overheid en goed werkgeverschap en een beroep op de ambtenaar om zorgvuldig en verantwoordelijkheid om te gaan met bevoegdheden, middelen en informatie en bewustheid van het algemeen belang dat hij dient. Kamerstukken II 2012/13, 29 628, nr. 375
Medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen Brief van de Minister van VWS (26-32013) waarin zij haar standpunt weergeeft op het rapport over de evaluatie van de Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen (WMO) (Stb. 1998, 161). - In de inleiding schetst de minister de achtergrond van deze evaluatie en besteedt zij kort aandacht aan de positieve signalen uit het rapport. Daarna volgt een algemene bespreking van belangrijke hoofdthema’s en de aanbevelingen die ten aanzien van gesignaleerde knelpunten zijn gedaan in deel I, en tot slot een bespreking van de verdere specifieke aanbevelingen in deel II. Kamerstukken II 2012/13, 29 963, nr. 7
EU-burgers en bijstand Brief van de Minister van SZW (28-32013) waarin hij reageert op uitspraken van de CRvB van 18 maart 2013 in zaken tussen EU-burgers en gemeenten, waarbij gemeenten in het ongelijk zijn gesteld. - In deze uitspraken wordt geoordeeld dat een aanvraag om bijstand van een EU-burger niet direct betekent dat die burger niet meer in Nederland mag zijn. Daarbij stelt de Centrale Raad van Beroep ook vast dat als een EU-burger bijstand aanvraagt, de gemeente niet zelf mag beslissen of die burger in Nederland mag blijven. Dat besluit moet worden genomen door de IND. Kamerstukken II 2012/13, 30 545, nr. 118
Onbemande vliegtuigjes Brief van de Minister van Defensie (26-3-2013) waarin zij de Kamer informeert over de praktische inzet van Nederlandse Unmanned Aerial Vehicles (UAV’s). - Onbemande vliegtuigen spelen bij de inlichtingenvergaring een steeds grotere rol. Op dit moment beschikt de Nederlandse krijgsmacht over twee typen onbewapende onbemande vliegtuigen, de Raven en de Scan Eagle. De Raven wordt met de hand gelanceerd en kan video-opnamen maken met een dag- of nachtcamera die voorafgaand aan de vlucht moet worden gemonteerd. De Raven heeft een maximale vluchtduur van ongeveer een uur. Sinds eind 2009 wordt de Raven ook voor nationale taken ingezet. Het systeem kan, net als alle andere defensiecapaciteiten, op verzoek van- en onder gezag van civiele autoriteiten worden ingezet. Voorbeelden zijn de doelgerichte ondersteuning bij strafrechtelijk onderzoek, bijdragen aan de opsporing van verdachten of vermisten, beeldopbouw in rampgebieden, bij bosbranden of grote evenementen. De meest voorkomende inzet is op basis van de Politiewet ten behoeve van strafrechtelijk onderzoek. Op verzoek van het OM kan via het ministerie van V&J een aanvraag voor militaire bijstand worden ingediend. De duur van de inzet varieert van een dag tot enkele weken. Bij het besluit tot inzet van een Raven wordt altijd getoetst of inzet van het middel proportioneel is. De Raven opereert op een hoogte van ongeveer driehonderd meter. Op deze hoogte is de beeldkwaliteit van de daglichtcamera onvoldoende voor gezichtsherkenning. De nachtcamera produceert een tweekleurig beeld waarbij slechts de contouren van warmtebronnen worden weergegeven. De beelden van de Raven worden direct ter beschikking gesteld van het civiele gezag waarvoor de inzet wordt uitgevoerd. Van de Scan Eagle bestaan twee typen, een analoge en een digitale versie. Vanwege mogelijke interferentie mag de analoge versie van het systeem niet boven Nederland worden ingezet. De digitale versie van de Scan Eagle wordt momenteel ingevoerd. Deze versie mag wel boven Nederland vliegen maar het bedienend personeel is hiervoor nog niet gekwalificeerd. Zodra dit wel het
geval is, kan de Scan Eagle ook worden ingezet ten behoeve van civiele autoriteiten in ons eigen land. Dit is voorzien voor het voorjaar van 2014. Kamerstukken II 2012/13, 30 806, nr. 11
Slachtofferhulp in Caribisch Nederland Brief van de bewindslieden van V&J (25-3-2013) waarbij zij een rapport aanbieden van de Raad voor de Rechtshandhaving over hulp aan slachtoffers van delicten in Caribisch Nederland. Het rapport is als bijlage bij deze brief meegestuurd. - De Raad voor de Rechtshandhaving heeft onderzocht hoe de slachtofferhulp in Caribisch Nederland is vormgegeven, of slachtofferhulp en de positie van slachtoffers voldoende is geborgd in vigerende wet- en regelgeving en of de geboden hulp aan slachtoffers voldoende effectief is. Voorafgaand aan de inhoudelijke reactie, wijzen de bewindslieden er nadrukkelijk op dat het kwaliteitsniveau van de dienstverlening in Caribisch Nederland niet vergeleken kan worden met het niveau in Europees Nederland. In de beleidsreactie wordt nader ingegaan op de volgende conclusies: - het daadwerkelijk operationeel zijn van het Bureau Slachtofferhulp (BSH) in Caribisch Nederland - de conlusie dat verankering van de positie van slachtoffers in wet- en regelgeving in Caribisch Nederland minder ver gaat dan de aanbevelingen van de VN ten aanzien van de grondrechten voor slachtoffer van delicten. De beleidsreactie gaat ook puntsgewijs in op de volgende aanbevelingen: 1. Behoud aandacht voor het verder professionaliseren van het BSH; 2. Zorg op korte termijn voor faciliteiten op Saba en St. Eustatius om ook daar de primaire behoefte aan slachtofferhulp te kunnen bieden; 3. Bezie de mogelijkheden om de opvang van huiselijk geweld te organiseren; 4. Standaardiseer en implementeer de controle op de tenuitvoerlegging van vonnissen waarbij tevens een schadevergoeding aan slachtoffers is opgelegd. Kamerstukken II 2012/13, 31 568, nr. 128
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1091
Wetgeving
Gelaagdheid vreemdelingenregelgeving Brief van de Staatssecretaris van V&J (3-4-2013) waarbij hij het onderzoeksrapport ‘De gelaagdheid van de vreemdelingenregelgeving in historisch en vergelijkend perspectief’ aan biedt. Dit rapport is in opdracht van het WODC uitgevoerd door het Onderzoekscentrum voor Staat en Recht van de Radboud Universiteit. - Bij de historische analyse staat de vraag centraal welke inzichten de geschiedenis van de Nederlandse vreemdelingenregelgeving biedt in de oorzaken van de huidige gelaagdheid en de voor- en nadelen ervan voor instanties en functionarissen die de regels moeten uitvoeren, handhaven, toepassen en interpreteren. De Vreemdelingenwet van 1965 ligt ten grondslag aan de huidige systematiek, die volgens de onderzoekers sindsdien niet meer substantieel is gewijzigd. De onderzoekers hebben niet echt een antwoord gevonden op de vraag waar de gelaagdheid van de vreemdelingenregelgeving vandaan komt en wat de argumenten waren om een gelaagd stelsel in het leven te roepen. Algemene redenen voor de gelaagdheid zijn flexibiliteit en slagvaardigheid van bestuur en het ontlasten van de parlementaire wetgever. Europese regels speelden bij de totstandkoming van de Vreemdelingenwet 1965 nauwelijks een rol. Inmiddels zijn ze een van de belangrijkste redenen tot wijzigingen in de regelgeving. Richtlijnen worden in Nederland vaak omgezet op het niveau van algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling. Snelheid en het in stand houden van de systematiek van de bestaande regelgeving spelen daarbij een rol. De onderzoekers vragen aandacht voor de constatering dat richtlijnen steeds slechts betrekking hebben op één categorie vreemdelingen, zoals Unieburgers, gezinsleden, langdurig ingezetenen en studenten, terwijl de Vreemdelingenwet 2000 betrekking heeft op alle categorieën. Deze afwijkende systematiek bemoeilijkt de implementatie en verklaart deels de keuze voor implementatie in lagere regelgeving. De onderzoekers concluderen dat de problemen niet zozeer zitten in de gelaagdheid als zodanig, als wel in de
1092
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
omvang en de complexiteit van het geheel aan regelgeving, het gebrek aan inzichtelijkheid van de verdeling van de regels over de lagen, en de frequente wijzigingen. Formeel wordt de keuze in welke regelgevingslaag een regel wordt neergelegd door de formele wetgever gemaakt. De onderzoekers concluderen dat er naast de Aanwijzingen voor de regelgeving weinig gemeenschappelijke criteria zijn aangetroffen over wat in welke regelgevingslaag behoort te worden opgenomen. De gelaagdheid heeft voordelen voor het bestuur. De gelaagdheid zorgt voor flexibliteit en beleidsruimte. Vanuit de advocatuur en wetenschap is daar tegenin gebracht dat de gelaagdheid een verlies van rechtszekerheid kan betekenen vanwege de gebrekkige inzichtelijkheid. Ook hebben de onderzoekers geconstateerd dat er kritisch wordt gekeken naar de Vreemdelingencirculaire 2000. Er is door de huidige opzet van de Vc 2000 – een mix van herhalingen en/of parafrasering van algemeen verbindende voorschriften, passages uit toelichtingen daarop, beleidsregels in de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Awb en werkinstructies – onvoldoende inzicht in het onderscheid tussen algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels. In de externe rechtsvergelijking constateren de onderzoekers dat Duitsland, Frankrijk en de meeste andere lidstaten de richtlijnen op het gebied van migratie en asiel voor een belangrijk deel op het niveau van de formele wet hebben omgezet. Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben meer gebruik gemaakt van gedelegeerde wetgeving. Het rapport concludeert dat de omvang en de complexiteit van de systematiek wel problematisch is, maar dat de spanning tussen de behoefte aan flexibiliteit en aan een inzichtelijk systeem niet onoverbrugbaar hoeft te zijn. Daartoe doen zij een drietal aanbevelingen waarop wordt ingegaan. Kamerstukken I 2012/13, 32 052, J
JBZ-Raad Brief van de bewindslieden van V&J (25-3-2013) waarbij zij het verslag aanbieden van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, gehouden in Brussel op 7 en 8 maart 2013.
- Tijdens de bijeenkomst kwamen onder meer de volgende onderwerpen aan de orde: -toepassing van het Schengenacquis op Roemenië en Bulgarije - pakket Slimme Grenzen - SIS II - gegevensbescherming - verordening 539/2001 inzake opschortingsmechanisme - Eurosur - technische wijziging Schengengrenscode - Meerjarig Financieel Kader - Europees asielstelsel - richtlijnen ICT en seizoenarbeiders - tegengaan gewelddadig extremisme - verordening gegevensbescherming - Richtlijn toegang tot raadsman - Richtlijn Europees onderzoeksbevel - Richtlijn confiscatie. Kamerstukken II 2012/13, 32 317, nr. 168
Provisieverbod beleggingsondernemingen Brief van de Minister van Financiën (2-4-2013) over een provisieverbod voor beleggingsondernemingen. - Op Europees niveau blijkt (op korte termijn) een provisieverbod voor financiële dienstverleners niet haalbaar. Daarom wil de minister, in navolging van het provisieverbod voor financiële dienstverleners dat per 1 januari 2013 van kracht is geworden, nationaal stappen zetten om provisies voor beleggingsondernemingen te verbieden. Het provisieverbod voor beleggingsondernemingen zal deel uitmaken van het Wijzigingsbesluit financiële markten 2014. Dit besluit wordt begin april geconsulteerd en zal naar verwachting in werking treden per 1 januari 2014. Kamerstukken II 2012/13, 32 545, nr. 13
Bestuur in samenhang Brief van de Minister van BZK (28-32013) waarbij hij de nota ‘Bestuur in samenhang. De bestuurlijke organisatie in Nederland’ aanbiedt. - Met deze nota voldoet de minister aan de toezegging van de ministerpresident, in reactie op de motie-Kox, om de voornemens van het regeerakkoord ten aanzien van de bestuurlijke organisatie in samenhang te presenteren. De nota is als bijlage bij deze brief te vinden. Kamerstukken II 2012/13, 33 047, nr. 8
Wetgeving
Militaire samenwerking en soevereiniteit Brief van de Ministers van Defensie en BuZa (7-3-2013) waarin zij de kabinetsvisie op het soevereiniteitsvraagstuk en bilaterale samenwerking uiteenzetten, mede in het licht van de vormgeving van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid. - Aan de orde komen de beschikbare capaciteiten, militaire operaties, internationale partners en besluitvorming en Europese militaire samenwerking. Het kabinet ziet de verdergaande internationale militaire samenwerking niet als een aantasting van de nationale zeggenschap maar acht het van groot belang dat de verantwoordelijkheid voor deelneming aan samenwerkingsverbanden en missies werkelijk als een mét andere landen gedeelde verantwoordelijkheid wordt beleefd. Tijdig contact tussen regeringen en parlementen die zich over de operatie moeten uitspreken is daarom wenselijk. Kamerstukken II 2012/13, 33 279, nr. 4
Verdragen Brief van de Minister van BuZa (20-32013) met het jaarlijkse overzicht van tot stand gekomen verdragen, waarbij partij worden van het Koninkrijk tot de reële mogelijkheden behoort, maar die nog niet ter goedkeuring zijn ingediend. - Het overzicht, dat als bijlage bij de brief te vinden is, bestaat uit drie lijsten. Ten eerste een lijst van verdragen waarvan verwacht wordt dat zij in de loop van 2013 ter parlementaire goedkeuring worden ingediend (lijst I, 65 verdragen). Ten tweede, een lijst van verdragen waarvan de indiening ter goedkeuring eerst op langere termijn te verwachten valt, of ten aanzien waarvan nog geen beslissing is genomen over de wenselijkheid van partij worden (lijst II, 39 verdragen). Ten derde, een lijst van verdragen ten aanzien waarvan is besloten
dat partij daarbij worden onder de huidige omstandigheden niet wenselijk is (lijst III, 27 verdragen). Kamerstukken II 2012/13, 33 400 V, nr. 122
Nationalisatie SNS REAAL Geredigeerd woordelijk verslag van een hoorzitting die de vaste cie. voor Financiën heeft gevoerd op 8 maart 2013 (vastgesteld 28-3-2013) over de nationalisatie van SNS REAAL. Kamerstukken II 2012/13, 33 532, nr. 26
Burgers en Europa Brief van de Minister van BZK (26-32013) met een kabinetsreactie op de de essaybundel van de Raad voor het openbaar bestuur ‘Europa, burgerschap en democratie. Over de gespannen relatie tussen burgers en Europa en de mogelijkheden om die te ontspannen’. - Verwezen wordt naar de visie van het kabinet op Europa die, ook voor zover het Europa in relatie tot democratie en de burger betreft, is opgenomen in de Staat van de Europese Unie 2013. Deze is op 15 februari 2013 aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 33 551, nr. 1). Kamerstukken II 2012/13, 33 551, nr. 18
geven in de consequenties van de invoering van een verplichte bijdrage voor veroordeelden in Nederland en welke cumulatieve effecten optreden in de samenloop met de in het Regeerakkoord aangekondigde eigenbijdrageregeling voor gedetineerden en het verhaal van de kosten van het strafproces op daders. Voorts wordt in deze brief ingegaan op een plan van aanpak van het CJIB voor daders die wel willen maar niet kunnen betalen. Kamerstukken II 2012/13, 33 552, nr. 3
Commissie Haren Brief van de Minister van V&J (28-32013) met een reactie op op de bevindingen van de Cie. Haren. - In het rapport van de commissie Haren zijn mede een aantal landelijke thema’s besproken: de paraatheid van de politie, de omgang met de sociale media, het bestuurlijke instrumentarium bij dreigende openbare ordeverstoringen, opsporing en vervolging en het beleid om uitgaansgeweld en alcoholmisbruik tegen te gaan. In deze brief wordt een reactie gegeven op deze thema’s, waarbij de aanbevelingen uit het rapport worden gevolgd. Kamerstukken II 2012/13, 33 571, nr. 2
Eigen bijdrage veroordeelden Brief van de Staatssecretaris van V&J (29-3-2013) over een eventuele verplichte bijdrage van veroordeelden aan de slachtofferzorg. - In deze brief wordt ingegaan op de wijze waarop in het buitenland regelingen voor het heffen van een verplichte bijdrage aan veroordeelden van strafbare feiten zijn vormgegeven. Het overzicht van de ervaringen in een vijftal landen biedt aanknopingspunten voor de vormgeving van een verplichte bijdrage voor veroordeelden in Nederland. Deze aanknopingspunten zullen worden betrokken bij een uitvoeringsanalyse. Deze moet inzicht
THC-gehalte wiet Brief van de Staatssecretaris van VWS (26-3-2013) waarbij hij een ontwerpbesluit, houdende wijziging van lijst I, behorende bij de Opiumwet aanbiedt. - De voorgenomen wijziging betreft de plaatsing op delijst van hasjiesj en hennep met een gehalte aan tetrahydrocannabinol (THC) van 15 % of meer. Het ontwerpbesluit en het rapport ‘Impactanalyse zware cannabis op lijst I’ zijn als bijlage bij dit stuk te vinden. Kamerstukken II 2012/13, 33 593, nr. 1
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1093
Nieuws
862
Jaarverslag Raad van State 2012 Overheidshandelen is ook rechtsvorming De ontwikkelingen en vraagstukken waarmee Nederland nu wordt geconfronteerd, zijn niet van voorbijgaande aard, zoals de veelgebruikte aanduiding crisis suggereert. Zij vergen structurele hervormingen en aanpassingen. De verhouding tussen staat en samenleving zal duurzaam wijzigen door deze hervormingen en aanpassingen. Nederland bevindt zich momenteel in een overgangssituatie. Voorkomen moet worden dat Nederland langdurig vastloopt in het proces van overgang. Dat kan het functioneren van de democratische rechtsstaat ingrijpend en duurzaam raken en veranderen. Bij de aanpak van de problematiek zal steeds voor ogen moeten staan dat overheidshandelen in de rechtsstaat ook rechtsvormend moet zijn. In tijden dat financieel-economische problemen, hervormingen en bezuinigingen het debat domineren, lijkt veel te moeten wijken voor bestuurlijke slagvaardigheid. Bij de veranderingen in de omvang die op dit moment nodig zijn, gaat het echter om meer dan veranderingen in middelen, regels en structuren. Zij raken mede aan de rechtsordening en het staatkundige kader waarbinnen de samenleving functioneert.
D
it is te lezen in de inleidende beschouwing in het jaarverslag van de Raad van State over 2012. De staat van de economie en de overheidsfinanciën en de gevolgen daarvan voor het functioneren van zorg, diensten en overheidsfuncties, geven de Raad van State aanleiding voor zorg en aandacht. Als gevolg van noodzakelijke hervormingen en aanpassingen zal de plaats van de overheid in de samenleving veranderen. De uitgavenbeperking die nodig is, impliceert dat een veel groter deel van de kosten van
1094
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
publieke voorzieningen door gebruikers gedragen zal moeten worden. Dat vergt duidelijkheid over waar men voortaan niet meer op mag rekenen en tegenover verminderde voorzieningen zal uiteindelijk ook lastenverlichting gesteld moeten worden. De cumulatie van de vele veranderingen dreigt geleidelijk aan kwalitatieve gevolgen te hebben voor wezenlijke functies van de staat. In de democratische rechtsstaat is handelen van de overheid ook steeds rechtsvormend. Daarmee wordt bedoeld dat beleid en handelen van de overheid steeds mede uitwerking moeten geven aan rechtsgevoelens, fundamentele beginselen van recht en gemeenschappelijke waarden. In die zin is verandering in maatschappelijke verhoudingen steeds ook rechtsvinding. Uitgangspunt van de democratische rechtsstaat is dat het primaat van die rechtsvinding bij de wetgever ligt, maar die dient daar dan invulling aan te geven. In een tijd waarin verandering van beleid en regelgeving vaak een hoge urgentie heeft vanwege financiële gevolgen, kan dat aspect licht uit het oog worden verloren.
Raad van State als institutie In de taken van de Raad van State komen de aspecten van het functioneren van de staat samen; niet alleen tussen wetgeving(sadvisering) en (bestuurs)rechtspraak, maar ook tussen bestuurlijke actualiteit en continuïteit van staat en constitutie, tussen nationale autonomie en Europese samenwerking, tussen nationaal recht en internationale verplichting, tussen het land Nederland en het Koninkrijk der Nederlanden, tussen publiek domein en de private sfeer. De betrokkenheid bij al deze aspecten biedt de Raad en zijn Afdelingen een breed overzicht over het handelen van de staat. De verankering van de taken van de
Raad in afzonderlijke Afdelingen binnen één institutie, biedt de nodige waarborgen ten aanzien van de gescheiden uitoefening van wetgevingsadvisering en bestuursrechtspraak, zonder de voordelen van de synergie van de kennis en ervaring op verschillende terreinen van het recht te verliezen. Die synergie biedt voordelen bij de toepassing en de verdieping van kennis en inzicht op terreinen zoals dat van het constitutionele recht, het Europees recht en de beginselen van het bestuursrecht, maar ook bij de praktische invulling van zijn taken.
De Raad als adviseur In 2012 legden regering en parlement in totaal 514 zaken ter advisering voor aan de Afdeling advisering. Dat is minder dan in voorgaande jaren. In 2012 heeft de Afdeling advisering 566 wetgevingsadviezen uitgebracht. Dat is meer dan in 2011, toen 510 adviezen werden vastgesteld. De gemiddelde adviesduur was 39 dagen. Bijna 80% van alle adviesaanvragen werd binnen twee maanden afgedaan; bijna 52% binnen één maand. De Afdeling advisering geeft aan het slot van de adviezen over regeringsvoorstellen een eindoordeel. Voor dit dictum wordt gebruik gemaakt van zes standaardformuleringen die de ‘zwaarte’ van het advies aangeven. Is er ingrijpende kritiek op het voorstel, dan zal dit tot een ‘zwaar dictum’ leiden. 38 van de in totaal 566 adviezen die de Afdeling advisering in 2012 heeft vastgesteld, bevatten een ‘zwaar dictum’. Dit komt neer op 7,2%. De laatste jaren doet zich steeds vaker het fenomeen voor dat de politieke wilsvorming sneller gaat dan het wetgevingsproces. Daarmee krijgt wetgeving meer het karakter van beleid dat aan frequente wijzigingen onderhevig is. In 2012 is die dynamiek in de wetgeving duidelijk
Nieuws
zichtbaar geweest, mede als gevolg van wisselende politieke constellaties als gevolg van de val van het kabinet Rutte-I, het Lente-akkoord en het aantreden van het kabinet Rutte-II. Juist in tijden van (stelsel) verandering moet wetgeving aan inhoudelijke kwaliteitseisen voldoen en moet de wetgevingsprocedure ordentelijk verlopen. Dit betekent in de eerste plaats een zorgvuldige voorbereiding. In een aantal gevallen stelde de Afdeling advisering het afgelopen jaar vast dat de motivering van wezenlijke onderdelen van een wetsvoorstel verbetering behoefde. Zij vroeg ook aandacht voor het overgangsrecht en voor het verschijnsel dat wetsvoorstellen, die in een vergevorderd stadium van parlementaire behandeling waren, of reeds door het parlement waren aangenomen, alsnog werden gewijzigd of volledig werden teruggedraaid. Een voorbeeld hiervan is de langstudeermaatregel. In 2012 is de Afdeling advisering een aantal keren gestuit op de situatie dat een wetsvoorstel voor advies werd voorgelegd, terwijl reeds belangrijke stappen waren gezet of op stapel stonden in het kader van de uitvoering van datzelfde wetsvoorstel. Dergelijke situaties roepen vanuit het oogpunt van zowel legaliteit als democratische legitimiteit vragen op. Voorbeelden daarvan waren de invoering van prestatiebekostiging in het hoger onderwijs en de instelling van de Autoriteit Consument en Markt. Regeldruk is de afgelopen jaren voor de verschillende kabinetten een belangrijk aandachtspunt geweest. Paradox daarbij is dat enerzijds campagnes worden gericht op deregulering en lastenvermindering, maar anderzijds soms onnodig gedetailleerde regelingen worden voorgesteld. De Afdeling advisering heeft in 2012 in een aantal gevallen gewezen op voorstellen die tot in detail het handelen van burgers, bedrijven of overheid normeren en daarbij voorbijgaan aan de eigen verantwoordelijkheid, of op regels die een reflex zijn op gebeurtenissen die het nieuws hebben gehaald, maar waarvan de effectiviteit en doelmatigheid kunnen worden betwijfeld.
De Raad als bestuursrechter De Raad deed het afgelopen jaar ruim 13 600 zaken af, 140 meer dan er binnenkwamen in 2012. Dat ligt weliswaar iets onder het niveau van 2011, maar is nog wat hoger dan dat van 2010 dat toen aanzienlijk hoger was (ongeveer 3000 zaken meer) dan de jaren daarvoor. Het beeld dat het aantal zaken dat de Afdeling bestuursrechtspraak sinds 2010 jaarlijks afdoet met ongeveer een kwart is gestegen in vergelijking met de jaren daarvoor, is stabiel gebleven. In 2012 was de gemiddelde doorlooptijd van alle zaken 26 weken. Verdeeld over de drie kamers van de Afdeling bestuursrechtspraak is het beeld: gemiddeld 34 weken in de Ruimtelijke-ordeningskamer, 22 weken in de Vreemdelingenkamer en 32 weken in de Algemene kamer.
Effectieve geschilbeslechting Effectieve geschilbeslechting in het bestuursrecht betekent vooral dat door de uitspraak het geschil ook daadwerkelijk is opgelost. Bij ongegrondverklaring van het beroep tegen een overheidsbesluit is dat het geval; dit besluit kan dan definitief worden uitgevoerd. Ingewikkelder is het als een besluit gebreken vertoont en voor vernietiging door de bestuursrechter in aanmerking komt. Voorheen was gebruikelijk dat de zaak dan naar het overheidsorgaan terugging en dat de procedure dan vaak van voren af aan opnieuw begon. Momenteel wordt onder regie van de rechter in veel gevallen tot een einduitspraak gekomen, soms na een tussenuitspraak, waarin de rechter aangeeft welke gebreken op korte termijn hersteld moeten worden. In 2012 paste de Afdeling bestuursrechtspraak dit 114 keer toe.
Een nieuwe standaardwerkwijze op zitting In 2012 werd op reguliere basis begonnen met een nieuwe standaardwerkwijze op rechtszittingen. De leden van de zittingskamer beginnen met het stellen van vragen, gericht op wat nog onduidelijk is en op het verhelderen van de geschilpunten. Daardoor wordt sneller doorgedrongen tot de kern van die
geschilpunten dan wanneer procespartijen eerst uitvoerig hun standpunten bepleiten en daarbij onvermijdelijk herhalen van wat uit het dossier al duidelijk is. Partijen wordt echter altijd de gelegenheid geboden om te beginnen met een korte uiteenzetting van vijf minuten.
Rechtseenheid In de Commissie rechtseenheid bestuursrecht, waarin de vier hoogste bestuursrechters samenwerken, werden in 2012 weer veel afspraken gemaakt. Op basis hiervan sloot de Afdeling bestuursrechtspraak zich bijvoorbeeld aan bij de rechtspraak van onder meer de Hoge Raad over termijnoverschrijding van het indienen van een beroep. Van belang voor de rechtseenheid is ook de Wet aanpassing bestuursprocesrecht die op 1 januari 2013 in werking is getreden. Deze wet biedt de Afdeling bestuursrechtspraak de mogelijkheid een conclusie te vragen aan een ‘advocaatgeneraal’ en een zogenoemde ‘grote kamer’ in te stellen, die bestaat uit vijf leden. Deze instrumenten zullen vooral worden ingezet, als het belang van de rechtseenheid of rechtsvorming daarom vraagt.
Samenvoeging Het regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ bevat een interessante passage over de samenvoeging van de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het bedrijfsleven met de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Concentratie van de bestuursrechtspraak bij de Raad van State is de meest wenselijke optie, aldus het Jaarverslag. Op het samenvoegen van de drie hoogste bestuursrechterlijke colleges is de organisatie van de Afdeling bestuursrechtspraak goed voorbereid. Wat betreft de rechtseenheid zijn er geen problemen die om deze oplossing vragen. De concentratie van de rechterlijke colleges zou voor de bestuursrechtspraak als geheel wel een verbetering van de doorlooptijden en een besparing van kosten kunnen betekenen. Om dat te bereiken, is het nodig dat de werkwijze van de Afdeling bestuursrechtspraak over de gehele linie van het hoger beroep in het bestuursrecht wordt gevolgd.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1095
Nieuws
863
Weer meer wrakingsverzoeken Aandeel toewijzingen blijft gelijk Het totaal aantal wrakingsverzoeken in Nederlandse gerechten is opnieuw gestegen: van 587 in 2011 naar 659 verzoeken in 2012, een stijging van 10,9 %. Het percentage gehonoreerde wrakingsverzoeken bleef nagenoeg gelijk: 6,4 %. Dat blijkt uit de wrakingscijfers over 2012. De Rechtspraak denkt na over methoden om het systeem van wraking te moderniseren.
G
emiddeld 94 van de 100 wrakingsverzoeken worden niet gehonoreerd. Het aantal verzoeken zelf is de afgelopen zes jaar meer dan verdubbeld: van 248 in 2006 naar 659 in 2012. In totaal zijn er jaarlijks circa 1,8 miljoen rechtszaken in Nederland. De stijging komt onder andere door de toegenomen bekendheid van het fenomeen wraking, stelt rechter Jaap Sap, voorzitter van de wrakingskamer van rechtbank Midden-Nederland: “De wraking in het proces Wilders eind 2010 was breed op televisie. Daarna was er een hausse aan wrakingsverzoeken en dat is hoog gebleven, al lijkt het zich nu wel te stabiliseren.” Ook de ontwikkeling dat rechters tijdens de zitting meer open communiceren, stimuleert het aantal verzoeken. “De procespartijen krijgen daardoor meer zicht op de beweegredenen van de rechtbank. Op zichzelf een goede ontwikkeling, maar met als bij-effect meer wrakingsverzoeken.”
Oneigenlijk gebruik Sap ziet twee redenen om de wrakingsprocedure zoals die nu verloopt tegen het licht te houden. In de eerste plaats om het oneigenlijk gebruik van wraking tegen te gaan. Hiervoor is het nodig de gevallen van oneigenlijk gebruik sneller uit te filteren. Daarmee zijn ze bij rechtbank Midden-Nederland al aardig op weg. “Er is een groep burgers
1096
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Wrakingsverzoeken, 2009-2012 2006
2007
2008
2009
2010
2011 2012
Aantal ingediende wrakingsverzoeken
-
-
-
418
529
587
659
- rechtbanken
-
-
-
283
388
450
518
- gerechtshoven
-
-
-
85
107
107
121
- CRvB
-
-
-
50
34
30
20
- CBB
-
-
-
0
0
0
0
Aantal gehonoreerde wrakingsverzoeken
16
17
39
15
21
36
42
- rechtbanken
15
16
35
15
16
33
38
- gerechtshoven
1
1
4
0
5
3
4
- CRvB
0
0
0
0
0
0
0
- CBB
0
0
0
0
0
0
0
die er een genoegen in schept om zaken rond verkeersboetes zo lang mogelijk te traineren. Soms schrijven ze alleen maar de zin: ‘Ik wraak de rechter.’ Wij vragen nu direct welke rechter en waarom. Als ze niet antwoorden, wordt het wrakingsverzoek niet verder in behandeling geno-
men.” Daarnaast zouden bij voorbaat kansloze verzoeken zonder een formele wrakingszitting kunnen worden afgedaan. “Hierbij valt te denken aan verzoeken die veel te laat zijn ingediend of die zelfs pas binnenkomen na de einduitspraak. Die komen nu allemaal op de zitting, omdat de
864
25 jaar ‘echt te oud’ Een vrouw van 25 jaar is bij haar sollicitatie voor verkoper bij kledingwinkel Esprit afgewezen omdat ze te oud en daarmee te duur zou zijn. Het College voor de Rechten van de Mens oordeelde dat Esprit de vrouw discrimineerde op basis van haar leeftijd.
U
it het voicemailbericht waarin de vrouw voor de functie werd afgewezen, blijkt dat Esprit haar ‘echt te oud’ vindt en dat het bedrijf op zoek is
naar iemand onder de 23 jaar. Daarmee kan het bedrijf de loonkosten drukken. Volgens het College is het maken van onderscheid naar leeftijd niet toegestaan als het alleen om budgettaire overwegingen gaat. Ook is de wettelijke uitzondering hier niet van toepassing, die leeftijdsonderscheid mogelijk maakt voor bepaalde groepen in verband met de arbeidsparticipatie. Zie www.mensenrechten.nl, oordeel: 2013-39.
Nieuws
wet dat voorschrijft. Als dat kan worden afgedaan zonder zitting of met een voorzittersbeslissing, blijven de echte verzoeken over.” Een tweede belangrijke reden om naar de procedure te kijken, is om de serieuze wrakingsverzoeken juist die tijd en aandacht te geven die ze
verdienen, aldus Sap. Zeker nu het aantal wrakingsverzoeken elk jaar toeneemt. De wrakingskamer Midden-Nederland besteedt veel tijd en aandacht aan de echte wrakingsverzoeken. Volgens de indieners van verzoeken doet de rechtbank dat naar tevredenheid. Dit blijkt ook uit recen-
te onderzoeken van de universiteit Utrecht. Sap: “Ook als het verzoek wordt afgewezen, is men meestal positief. Men voelt zich gehoord, of heeft een duidelijke uitleg gekregen waarom het verzoek niet slaagt.” Bron: nieuwsberichten rechtspraak.nl
865
EU-scorebord voor justitie Commissie verruimt analyse van de rechtsstelsels van de lidstaten De Europese Commissie heeft een nieuw vergelijkingsinstrument gepresenteerd om effectieve rechtsstelsels in de Europese Unie te bevorderen en op die manier de economische groei te versterken. Het ‘Europese scorebord voor justitie’ moet ervoor zorgen dat er objectieve, betrouwbare en vergelijkbare gegevens voorhanden zijn over het functioneren van de rechtsstelsels in de 27 lidstaten van de EU.
E
ffectieve rechtsstelsels zijn van cruciaal belang voor groei: als er op de rechtsstaat kan worden vertrouwd, is er ook vertrouwen om in de economie te investeren. 7 6
(2)* (3) (4) (7) (9) (11) (13) (16)
5 4
Omdat de nationale rechterlijke instanties een essentiële rol spelen in de handhaving van het EU recht, zijn effectieve nationale rechtsstelsels ook van belang voor een effectieve tenuitvoerlegging van het EU-recht. Tekortkomingen in de nationale rechtsstelsels zijn derhalve niet alleen een probleem van de betrokken lidstaat, maar kunnen ook van invloed zijn op de werking van de eengemaakte markt en de tenuitvoerlegging van EU instrumenten die gebaseerd zijn op wederzijdse erkenning en samenwerking, alsook de bescherming ondermijnen die burgers en ondernemingen mogen verwachten bij de handhaving van hun
(21)
(28) (30) (35)
rechten uit hoofde van het EU recht. In het scorebord voor justitie 2013 wordt er gekeken naar de parameters van een rechtsstelsel die bijdragen tot een beter ondernemings- en investeringsklimaat. Zo wordt er met name gekeken naar efficiëntie indicatoren voor burgerlijke en handelszaken die relevant zijn voor de afhandeling van handelsgeschillen. Er wordt ook gekeken naar de administratieve rechterlijke instanties, omdat die een belangrijke rol spelen voor het ondernemingsklimaat, bijvoorbeeld in verband met het afgeven van vergunningen of voor geschillen met belastingdiensten of met nationale regelgevende instanties.
(37) (39) (50) (60)
3
(61) (67) (68) (70) (72) (75)
(82)
(98)(102) (114)(115)
2 1
U D Lu enm K xe m ark bo u Es rg to Be nia lg iu m Au st r ia M al Fr ta an c Cy e pr u po s la nd Sp ai n La tv Po ia rt ug al I Sl taly ov en ia H Cz ec ung h Re ary p Li ubli th ua c n Gr ia ee Bu ce lg Ro aria m an ia Sl ov ak ia
F Ne inla n th er d la n ire ds la Ge nd rm a Sw ny ed en
0
* Number displays the rank among 144 countries in the world.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1097
Nieuws
Bevindingen van het eerste scorebord Wat zijn de belangrijkste bevindingen van het eerste scorebord? žäàĤĤėĭÐąðäėäÜóġäÿôüýäĔėĊÜäàĤėäěĭÐėôääėġÐÐąijôäąÿôüýġĤěěäąàäW lidstaten. In een derde van de lidstaġäąôěàäàĤĤėĭÐąàäĔėĊÜäàĤėäě minstens twee keer zo lang als in het merendeel van de lidstaten. žĊąġėĊÿääąäĭÐÿĤġôäóäÿĔäąĊĄàä ěąäÿóäôàäąàäýĮÐÿôġäôġĭÐąüĤěġôġôä te verbeteren. Hoewel de meeste liděġÐġäąääąĤôġðäÛėäôàÜĊąġėĊÿäěİěteem hebben, blijven verschillende ÿôàěġÐġäąÐÜóġäėĊĔóôąýäąŪ žÿġäėąÐġôäĭäĄäġóĊàäąĭÐąðäěÜóôÿlenbeslechting, zoals bemiddeling, verminderen de werklast bij de rechġäėÿôüýäôąěġÐąġôäěijĊĤàäąėĤôĄäė ĄĊäġäąĮĊėàäąġĊäðäĔÐěġŪ žäĔäėÜäĔġôäĭÐąàäĊąÐíóÐąýäÿôüý-
heid van de nationale rechtsstelsels varieert ook sterk. Hoewel verschilÿäąàäÿôàěġÐġ乥äġàäĊąÐíóÐąýäÿôüýóäôàěĔäėÜäĔġôäĭÐąóĤąðäėäÜóġäÿôüý ÐĔĔÐėÐÐġĮäėäÿàĮôüàôąàäġĊĔġôäą ěġÐÐąŧÛäěÜóĊĤĮäąàäijÐýäÿôüýääôąàðäÛėĤôýäėěôąÛäĔÐÐÿàäÿôàěġÐġäąàä ĊąÐíóÐąýäÿôüýóäôàĭÐąóäġėäÜóġěěġäÿsel eerder als laag.
Maatregelen äýĮäěġôäěàôäôąóäġěÜĊėäÛĊėàĭÐą àôġüÐÐėÐÐąóäġÿôÜóġýĮÐĄäąŧijĤÿÿäą in aanmerking worden genomen bij de voorbereiding van de volgende ÿÐąàäąěĔäÜôîäýäÐąÐÿİěäĭÐąóäġ ĤėĊĔääěěäĄäěġäėŪôġýÐąäėôą sommige gevallen toe leiden dat de ĊĄĄôěěôäôąĄäôÿÐąàäąěĔäÜôîäýä ÐÐąÛäĭäÿôąðäąàĊäġŪäÿôàěġÐġäą ijĊĤàäąàôġÛäÿäôàěÐàĭôäěôąóĤąüÐÐėlijkse begrotingen en andere wetge-
ĭôąðĄĊäġäąĊĔąäĄäąŪ >ĔÛÐěôěĭÐąàôġěÜĊėäÛĊėàąĊàôðġàä ĤėĊĔäěäĊĄĄôěěôäąĤàäÿôàěġÐġäąŧóäġĤėĊĔääěHÐėÿäĄäąġäąÐÿÿä ÛäÿÐąðóäÛÛäąàäąĤôġĊĄàääÿġä ąäĄäąÐÐąääąĊĔäąàôÐÿĊĊðĊĭäė àäĄÐąôäėĮÐÐėĊĔàäąÐġôĊąÐÿä ėäÜóġěěġäÿěäÿěôąàäWôąóäġýÐàäė ĭÐąóäġĤėĊĔääěěäĄäěġäėýĤąąäą ĮĊėàäąĭäėÛäġäėàŪäĤėĊĔäěä ĄôąôěġäėěĭÐą/ĤěġôġôäóôäÿàäąĊĔàä KÐÐà/ĤěġôġôäĭÐąƨĄÐÐėġÐÿääąääėěġäðäěĔėäýĊĭäėàäÛôüàėÐðäàôääíîciënte rechtsstelsels aan economiěÜóäðėĊäôýĤąąäąÿäĭäėäą ƀ88>ŶơƣŶơƧƣƁŪäĊĄĄôěěôäijÐÿ ĊĊýääąėĤôĄäėàäÛÐġĊĭäėàäėĊÿ ĭÐąüĤěġôġôäôąàäWěġÐėġäąŧġä ÛäðôąąäąĄäġääąÜĊąíäėäąġôäĊĔ óĊĊðąôĭäÐĤŧàäěěôěäěàäÿÐ/ĤěġôÜäŧ ĊĔƢơźƢƢąĊĭäĄÛäėƢƠơƣŪ
ƨƦƦ
Forensische ondersteuning helpt strafrechters Strafrechters hebben veel aan forensische ondersteuning bij het beoordelen van technisch bewijs. Dat blijkt uit een proef met de inzet van forensisch medewerkers bij drie rechtbanken. De resultaten zijn zo gunstig, dat overwogen wordt bij alle rechtbanken een forensisch medewerker aan te stellen.
T
äÜóąôěÜóÛäĮôüěěĔääÿġääą ěġääàěðėĊġäėäėĊÿôąěġėÐíĔėĊcessen, onder meer doordat àäĊąàäėijĊäýěĄĊðäÿôüýóäàäąàäÐíðäÿĊĔäąüÐėäąäąĊėĄijôüąĤôġðäÛėäôàŪ Rechters moeten elk bewijsmiddel kritisch beoordelen en in het vonnis toelichten welke waarde eraan wordt toegekend. Maar met de technische mogelijkheden neemt ook het weteněÜóÐĔĔäÿôüýäðäóÐÿġäĭÐąàäėÐĔĔĊėten toe. Het wordt steeds moeilijker ĊĄĊąàäėijĊäýěėÐĔĔĊėġäąĭÐąÛôüvoorbeeld het Nederlands Forensisch 'ąěġôġĤĤġðĊäàġäàĊĊėðėĊąàäąŪ äíĊėäąěôěÜóĄäàäĮäėýäėěðäĭäąĔėä-
1098
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
ěäąġÐġôäěĊĭäėÛôüĭĊĊėÛääÿà9źĔėĊîäÿäąŧijäĭÐġġäąĮäġäąěÜóÐĔĔäÿôüýäėÐĔĔĊėġÐðäěÛôüóäġěġėÐíàĊěěôäėóäÿàäė ěÐĄäąäąóäÿĔäąėäÜóġäėěÛôüóäġ ĊĔěġäÿÿäąĭÐąĭėÐðäąÐÐąàäěýĤąàôðäąŪ
Proef 'ąàäðäąàÐĭĊĊėàäKäÜóġěĔėÐÐý ƢƠơơźƢƠơƤôěÐíðäěĔėĊýäąàÐġàä ĮäġäąěÜóÐĔĔäÿôüýäýäąąôěĮĊėàġĤôġðäÛėäôàŧijĊàÐġėäÜóġäėěäąàäěýĤąàôðäąäÿýÐÐėÛäġäėÛäðėôüĔäąŪOġėÐíėäÜóters en vertegenwoordigers van de WąôĭäėěôġäôġĭÐąĄěġäėàÐĄóäÛÛäą ĭĊėôðüÐÐėääąĔėĊäíĤôġðäĭĊäėàŪėôä ÐíðäěġĤàääėàäąĭÐąàäĄÐěġäėĊĔÿäôding Forensic science gingen twee àÐðäąĔäėĮääýÐÐąàäěÿÐðÛôüàä ėäÜóġÛÐąýäąôąĄěġäėàÐĄŧäą Haag en Midden-Nederland, om rechġäėěäąüĤėôàôěÜóĄäàäĮäėýäėěġä ĊąàäėěġäĤąäąÛôüàäÛäĊĊėàäÿôąðĭÐą íĊėäąěôěÜóäėÐĔĔĊėġäąŪ äôąijäġĭÐąíĊėäąěôěÜóĄäàäĮäėýäėě ėĊäĔġĊĊýĭėÐðäąĊĔŪOġÐÐġóäġaäġÛĊäýĭÐąOġėÐíĭĊėàäėôąðóĤąÐÐąĮä-
ijôðóäôàĮäÿġĊäťaĊėàäąėäÜóġäėěąĤ ÐÜóġäėðäěÿĊġäąàäĤėäąÛäøąĭÿĊäààĊĊė ääąàäěýĤąàôðäŧijĊąàäėàÐġàäĭäėàäàôging de kans krijgt vragen te stellen? äĔėĊüäÜġðėĊäĔÛäąÐàėĤýġàÐġàä ĊąàäėěġäĤąäėěðääąàäěýĤąàôðäąijôüąŧ ĄÐÐėðäąäėÐÿôěġäąŧàôäðääąôąġäėĔėäġÐġôäěðäĭäąĭÐąóäġíĊėäąěôěÜóäÛäĮôüěŪ äėäěĤÿġÐġäąijôüąijĊðĤąěġôðŧàÐġ ĊĭäėĮĊðäąĊĄġäÛäðôąąäąðäàĤėäąde twee jaar bij alle rechtbanken een íĊėäąěôěÜóĄäàäĮäėýäėÐÐąġäěġäÿÿäąŪ`ĊĊėàÐġàÐÐėääąÛäěÿĤôġĊĭäė ĭÐÿġŧĮĊėàäąóäġ>ĔäąÛÐÐė8ôąôěġärie, het Nederlands Forensisch InstiġĤĤġƀ9"'Ɓŧóäġ9äàäėÿÐąàěKäðôěġäė #äėäÜóġäÿôüýääěýĤąàôðäąƀ9K#Ɓ äąàäÐàĭĊÜÐġĤĤėðäėÐÐàĔÿääðàŪä íĊėäąěôěÜóäĊąàäėěġäĤąôąðĊĔàä ėäÜóġÛÐąýäąôąĄěġäėàÐĄŧäą Haag en Midden-Nederland is verÿäąðàġĊġäôąàƢƠơƤŪ>ąàäėġĤěěäą ěġÐėġääąĭäėðäÿôüýÛÐėäĔėĊäíÛôüóäġ ðäėäÜóġěóĊíėąó䥟3ääĤĮÐėàäąŪ Bron: nieuwsbericht rechtspraak.nl
Nieuws
867
Disciplinaire maatregelen rechters De mogelijkheden om rechters bij ongeoorloofd gedrag of andere ongewenste situaties een passende disciplinaire maatregel op te leggen, worden verruimd. Ook komen er nieuwe zogeheten orde- en sturingsmaatregelen. Dit blijkt uit een wetsvoorstel dat de minister van Veiligheid en Justitie voor advies naar verschillende instanties heeft gestuurd. Op internetconsultatie.nl is het voorstel te vinden, daar kan tot 3 mei aanstaande op de plannen worden gereageerd.
D
e huidige regeling kent bij ongeoorloofd gedrag alleen de schriftelijke waarschuwing en het strafontslag als disciplinaire maatregelen. Het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren in verband met de uitbreiding van de mogelijkheden om ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren disciplinaire maatregelen op te leggen en tevens andere maatregelen te treffen’ bevat verschillende aanpassingen van de wettelijke regeling van de rechtspositionele bevoegdheden, die ten aanzien van (vooral) voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren kunnen worden uitgeoefend.
117 van de Grondwet voorwaarden voor de inrichting van de rechterlijke macht en waarborgen voor de rechterlijke onafhankelijkheid besloten liggen. Zo moet het toezicht op de ambtsvervulling op grond van artikel 116 Gw worden opgedragen aan leden van de rechterlijke macht met rechtspraak belast en kunnen op grond van artikel 117 Grw de leden van de rechterlijke macht die met rechtspraak zijn belast alleen worden geschorst en ontslagen door een tot de rechterlijke macht behorend gerecht. De door de Rechtspraak zelf ingestelde ‘Werkgroep disciplinaire tussenstappen’ adviseerde al in 2009 het aantal mogelijke straffen tegen rechters te verruimen. De Presidentenvergadering en de Raad voor de rechtspraak stemden in met het advies. Onderdeel van het advies was te komen tot een pakket van disciplinaire strafmaatregelen en – minder vergaande – orde- en sturingsmaatregelen. Het wetsvoorstel van V&J borduurt voort op het advies van deze werkgroep.
Voorgestelde maatregelen Allereerst leidt een aanpassing van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren (Wrra) tot een verruiming van de mogelijkheden om ten aanzien van een voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar, in geval van ongeoorloofd gedrag, een passende disciplinaire maatregel op te leggen. Deze verruiming breidt het aantal mogelijke disciplinaire maatregelen uiten neemt beperkingen in de keuze tussen disciplinaire maatregelen in geval van specifiek ongeoorloofd gedrag, zo veel mogelijk weg. In samenhang hiermee wordt voorgesteld enkele andere maatregelen (orde- en sturingsmaatregelen) te introduceren die bij anderszins ongewenste situaties, of het ernstige vermoeden daarvan, ten aanzien van voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren kunnen worden getroffen. Ook wordt voorgesteld het mogelijk te maken dat de Hoge Raad kan besluiten tot overplaatsing van een voor het leven benoemde rechterlijk ambtenaar naar een ander gerecht. Dit is geen disciplinaire maatregel. Alle disciplinaire maatregelen zijn opgenomen in het nieuwe artikel 46ca Wrra. De overplaatsing die is geregeld in artikel 46kb (nieuw) past bij de bevoegdheden die de Hoge Raad reeds heeft in het kader van regulier ontslag en herplaatsing. Een rechtbankpresident kan een ander gerecht straks verzoeken te besluiten een rechter tijdelijk op non-actief te stellen. Tegelijkertijd gaat dan een verzoek naar de procureur-generaal bij de Hoge Raad om een vordering tot schorsing te doen. Deze procedure kan worden gevolgd als snel actie nodig is. Voor het onderscheid tussen disciplinaire, orde- en sturingsmaatregelen en de bepaling wie of welk orgaan deze op moet leggen, is van belang dat in de artikelen 116 en
Nederlands is een officiële taal in Nederland, Vlaanderen (België) en Suriname. Dit gedeelde belang in het Nederlands ligt aan de basis van alles wat de Nederlandse Taalunie doet. De Taalunie zoekt voor snelle indiensttreding een
Jurist m/v De functie U geeft algemeen en auteursrechtelijk advies aan medewerkers en partners en ondersteunt hen bij specifieke dossiers waarin juridische ondersteuning nodig is.
Wie zoeken wij t6CFOUNBTUFSJOEFSFDIUFOFOIFCUCJKWPPSLFVSFSWBSJOHNFUBVUFVSTFO JOUFMMFDUVFFMSFDIU LFOOJTWBOEFJOUFSOBUJPOBMFDPOUFYU /FEFSMBOE7MBBOEFSFO Europa). t6IFCUFSWBSJOHNFUDPOUSBDUFO DPOUSBDUNBOBHFNFOU t6CFOUFFOHFOFSBMJTUEJFOJFUUFSVHTDISJLUWPPSIFUHFWFOWBOBMHFNFFOKVSJEJTDI advies. t6DPNNVOJDFFSUWMPU CFOUFFOUFBNTQFMFS TUSFTTCFTUFOEJHFO[FMGTUBOEJH t"ENJOJTUSBUJFTDISJLUVOJFUBG VNBBLUMFFTCBSFSBQQPSUFO t6CFOUGVODUJPOFFMUXFFUBMJH /FEFSMBOET &OHFMT
Wat bieden wij &FOKBBSDPOUSBDUFOFFOBBOHFOBNFXFSLTGFFS&FOVSJHFXFSLXFFLFOWFSMPOJOHT QBLLFUWPMHFOT##3"TDIBBMQBTTFOECJKVXFSWBSJOHFOLFOOJT&FOEFFMUJKETF aanstelling is bespreekbaar. Buitenlandse verblijven behoren tot de functie. %FOLUVEBUEF[FKPCVPQIFUMJKGHFTDISFWFOJT .BJMVJUFSMJKLNFJVXDW en een motivatiebrief naar Yvonne Verweij,
[email protected]. Voor meer informatie over deze functie kunt u contact opnemen met Yvonne Verweij, via
[email protected]. Voor meer informatie over de Nederlandse Taalunie zie www.taalunie.org.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1099
Nieuws
868
Register incassomaatregelen Het kabinet heeft besloten een Centraal Digitaal Beslagregister (CDB) op te richten. Dit register is bedoeld om opgelegde beslagen per debiteur inzichtelijk te maken. Hierdoor kan onnodige stapeling van incassomaatregelen worden voorkomen en worden bewaakt dat mensen genoeg geld overhouden om rond te kunnen komen, dus dat de beslagvrije voet wordt gerespecteerd.
A
lle gerechtsdeurwaarders moeten beslagen op roerende zaken, onroerende zaken en loon- en derdenbeslag aanmelden bij dit register. Het kabinet heeft de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) gevraagd een ontwerp te maken en een begroting van de kosten van een register op te stellen. Uit onderzoek is gebleken dat mensen met schulden steeds vaker onder
het wettelijk bestaansminimum terecht komen door een opeenstapeling van beslagleggingen. Bij stapeling van incassomaatregelen kan het gebeuren dat het belang van de schuldenaar te zeer in het gedrang komt en dat ook de belangen van de schuldeisers onderling met elkaar in conflict komen. Bij beter inzicht in en overzicht van de situatie van de debiteur kan een gerechtsdeurwaarder zijn opdrachtgever beter inlichten over de mogelijkheden en onmogelijkheden van een incasso. Het bevordert dat schuldeisers de zogenoemde beslagvrije voet respecteren. Goede samenwerking tussen verschillende schuldeisers en coördinatie van incassoactiviteiten is daarom van groot belang. Het kabinet heeft ook besloten om de voorstellen van de KBvG om het wettelijk beslagverbod roerende zaken te moderniseren ter hand te
nemen. Dit gebeurt door de lijst van goederen uit te breiden waarop geen beslag mag worden gelegd. Hierdoor wordt het beslag op de inboedel proportioneler. Tot slot heeft het kabinet besloten een integrale rijksincassovisie te ontwikkelen waardoor een breed toetsingskader ontstaat waar toekomstige incassowetgeving aan moet voldoen. Een uitgebreide reactie van het kabinet op het rapport ‘Paritas Passé, debiteuren en crediteuren in de knel door ongelijke incassobevoegdheden’ is aangeboden aan de Tweede Kamer. Het rapport gaat over de knelpunten die schuldenaren en schuldeisers ervaren door incassobevoegdheden van overheidinstanties. In de reactie van het kabinet is ook het rapport van de Nationale Ombudsman ‘In het krijt bij de overheid’ betrokken. Bron: nieuwsbericht rijksoverheid.nl
869
Verdere daling asielinstroom Het aantal asielaanvragen is afgelopen jaar opnieuw fors gedaald. In 2012 zijn 15% minder eerste asielverzoeken ingediend dan een jaar eerder. In totaal ging het om 9810 verzoeken. In 2011 waren dat er nog 11 590. Dit staat in de Rapportage Vreemdelingenketen 2012 die staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
D 1100
oor de dalende tendens in het aantal eerste asielaanvragen zakt Nederland van de
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
zevende naar de achtste plaats op de lijst van Europese lidstaten met het hoogste aantal asielverzoeken. Bovenaan staat Duitsland met ruim 49 000 aanvragen. Frankrijk en Zweden staan op de tweede en derde plaats. In totaal stond in de hele EU de teller in oktober 2012 op circa 225 000 asielaanvragen. Hoewel de daling van het aantal eerste asielaanvragen doorzet, blijft het aantal tweede en volgende asielverzoeken stijgen. Dat waren er in het afgelopen jaar 3820. Dat betekent een stijging van 26%.
De vertrekcijfers laten in 2012 een lichte daling zien. Dat komt vooral door de daling in het aantal personen dat aan de grens de toegang tot Nederland wordt geweigerd. Verder was het afgelopen jaar gedwongen terugkeer naar Irak en Somalië niet mogelijk. Daarnaast was de regeling voor langdurig in Nederland verblijvende kinderen, het zogeheten kinderpardon van invloed op de terugkeerbereidheid van gezinnen. Kamerstukken II 2012/13, 19 637, nr. 1645 + bijlage
Universitair Nieuws
Wilt u dat uw (juridische) proefschrift of dat van iemand die u kent aangekondigd wordt in deze rubriek dan kunt u het proefschrift en een samenvatting sturen naar het redactiebureau; zie colofon.
Oraties Willem Breemhaar, bijzonder hoogleraar Bijzondere onderwerpen Notarieel recht aan de Universiteit van Amsterdam, spreekt op 19 april om 16.00 uur zijn oratie uit, getiteld: Van bloedige en andere handen in het erfrecht. Breemhaar ziet graag dat de erfrechtwetgeving op drie knelpunten wordt gewijzigd. Dit omdat zij de rechter voor een dilemma stellen. In het najaar van 2012 is het eindverslag van de Commissie Erfrecht van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie verschenen. Hierin worden wetswijzigingen voorgesteld ten aanzien van een reeks knelpunten die zich rond het erfrecht in de notariële praktijk voordoen. In aanvulling op dit eindverslag signaleert Breemhaar nog drie knelpunten. Is iemand als erfgenaam van de nalatenschap van zijn echtgenoot uitgesloten, indien hij deze om het leven heeft gebracht, maar niet ter zake daarvan strafrechtelijk is veroordeeld, omdat hij zich direct daarna zelf om het leven heeft gebracht? Kan een onterfd kleinkind een beroep op de legitieme portie in de nalatenschap van een grootouder doen, indien hij daarin in de plaats van een ouder legitimaris is, omdat hij deze om het leven heeft gebracht? Is een uiterste wil geldig, indien degene die daardoor wordt bevoordeeld, de erflater heeft bewerkt om die uiterste wil te maken? Plaats: Aula, Lutherse kerk, Singel 411 te Amsterdam
Prof. dr. Frederik Swennen, hoogleraar personen- en familierecht, is benoemd tot Gasthoogleraar aan de Universiteit Utrecht voor het academiejaar 2012-2013 in het raam van de wisselleerstoel van het Tijdschrift voor Privaatrecht. Op 22 april spreekt hij om 16.15 uur zijn oratie uit onder de titel: Er is leven na de dood. Persoonlijkheidsrechten na het overlijden. Plaats: Academiegebouw, Domplein te Utrecht
Op 24 april zal prof. mr. dr. L.H.J. (Maurice) Adams om 16.15 uur zijn inaugurele rede uitspreken als hoogleraar Democratie en Rechtsstaat aan Tilburg Law School. De leerstoel wordt mogelijk gemaakt door het Nationaal Fonds voor Vrijheid en Veteranenzorg en maakt deel uit van een project waarin de betekenis centraal staat die aan grondwettelijke normen wordt toegekend in zowel de rechtswetenschap als in de politiek, rechtspraak en samenleving. De titel van Adams’ inaugurele rede luidt: Constitutionele cultuur in de democratische rechtsstaat. Plaats: Auditorium Tilburg University, Warandelaan 2
Op 26 april zal prof. Alessio Pacces, hoogleraar Law and Finance aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, om 16.00 uur zijn inaugurele rede houden. De titel van zijn oratie luidt: The Future in Law and Finance. Het doel van law and finance onderzoek is gelegen in het vinden van de beste regulering van financiering die de economische groei ondersteunt. Law and finance is van oudsher gericht op de bescherming van financiers. Dat zou genoeg zijn als de toekomst voorspelbaar was. Omdat de toekomst in werkelijkheid onzeker is, vertonen de prijzen van financiële activa gebreken en kunnen op de korte termijn tot grote vergissingen of zelfs een wereldwijde crisis leiden. Ondanks dat deze fouten op de lange termijn hersteld worden, kan in de tussentijd veel schade ontstaan. Het financieel recht moet daarom niet alleen gericht zijn op de bescherming van financiers, maar ook op het inperken van de excessen van de markten bij het toestaan of beperken van de toegang tot financiering. De uitdaging van dit doel is het herstellen van de blinde vlekken in de marktwerking, zonder toe te staan dat beleidsmakers misbruik kunnen maken van de macht van overheden. Uiteindelijk blijven marktprijzen, hoe gebrekkig die ook kunnen zijn, het beste instrument voor regeling en groei van de markteconomie. Plaats: Aula, Campus Woudestein te Rotterdam
Op vrijdag 17 mei geeft prof. mr. M.V. Polak, hoogleraar Internationaal privaatrecht en privaatrechtelijke rechtsvergelijking aan de Universiteit Leiden zijn afscheidscollege. Plaats: Academiegebouw, Rapenburg 73 te Leiden
Promoties Integratietoets mist doel In haar proefschrift analyseert Ricky van Oers de redenen voor introductie en effecten van burgerschapstoetsen, dat wil zeggen geformaliseerde taal- en kennis van de samenlevingstoetsen als voorwaarde voor naturalisatie in Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. In Nederland gaat het hier om het inburgeringsexamen, het slagen waarvoor ook een voorwaarde is voor het verkrijgen van een permanente verblijfsvergunning. Het boek heeft als doel de expliciete en latente doelen van de burgerschapstoetsen vast te stellen, alsmede de bedoelde en onbedoelde effecten die ze produceren te analyseren. De vraag waarom de drie onderzochte landen burgerschapstests hebben geïntroduceerd wordt beantwoord aan de hand van een analyse van de politieke debatten voorafgaand aan de introductie van de tests in de drie landen, en de maatschappelijke en politieke context waarin deze debatten plaatsvonden. De vraag welke effecten de burgerschapstests produceren wordt beantwoordt aan de hand van een analyse van relevante statistische informatie (cijfers m.b.t. (absolute en relatieve) aantallen naturalisaties voor en na de introductie van de tests, slagingspercentages, etc.) en van meer dan 200 interviews met immigranten en andere betrokkenen ((gemeente)ambtenaren, medewerkers van immigrantenorganisaties en taaldocenten). Het onderzoek toont aan dat de toetsen de integratie van twee groepen immigranten niet bevorderen. Het gaat hierbij enerzijds om immigranten die (te veel) moeite hebben met het niveau van de tests, zoals ouderen, getraumatiseerde vluchtelingen, vrouwen in achterstandsposities, en mensen die weinig of geen scholing hebben genoten. Voor deze groep fungeert de toets als barrière voor naturalisatie. Omdat ze verstoken blijven van volwaardig burgerschap zal hun integratie stagneren: ze hebben een slechtere positie op de arbeidsmarkt, kunnen moeilijker geld lenen voor het kopen van een huis of het starten van een
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1101
870
eigen bedrijf, en kunnen niet stemmen, althans niet in de parlementaire verkiezingen. Bovendien is met een tijdelijke verblijfsvergunning het risico van uitzetting groter. Cijfers bevestigen dat de toetsen een uitsluitend en selecterend effect hebben. In alle drie de landen daalde het (absolute en/of relatieve) aantal naturalisaties na introductie van de tests, in Nederland zelfs met de helft. Bovendien slaagt een aanzienlijk percentage van de toetskandidaten niet voor de tests: 40% in Duitsland, een kwart in Nederland, en ongeveer een derde in het Verenigd Koninkrijk. Bestaande ontheffings- en vrijstellingsclausules blijken in de praktijk zeer restrictief te worden toegepast. Anderzijds draagt de toets niet bij aan de integratie van immigranten die, vanwege hun lange verblijf in het ‘gastland’, op de werkvloer of door op een andere manier te participeren, al goed geïntegreerd waren. Deze immigranten, onder wie immigranten van de tweede generatie en andere ‘native speakers’, voelen zich teleurgesteld en beledigd omdat ze, om te kunnen naturaliseren, moeten slagen voor een, in hun ogen, belachelijk gemakkelijke test, waarvoor ze ook nog eens moeten betalen (€250 in Nederland) en waarvoor ze vrij moeten nemen van hun werk. De toets draagt niet bij aan hun integratie, die immers al goed was. Wat betreft de inhoud van de burgerschapstests besteedt het Nederlandse inburgeringsexamen, in vergelijking met de Britse en Duitse variante, veel aandacht aan normen en waarden. Met dergelijke vragen, die pogen te toetsen of toekomstige Nederlanders ‘liberaal’ genoeg zijn om te kunnen naturaliseren, schendt de Nederlandse toets paradoxaal genoeg een liberale kernwaarde: de vrijheid om te doen en laten wat je zelf wil, zolang je daarbij maar geen wettelijk bepaalde grenzen overschrijdt. Van Oers promoveerde op 1 maart 2013 aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Promotores: prof. mr. C.A. Groenendijk en prof. mr. B. de Hart. Ricky van Oers Deserving Citizenship. Citizenship Tests in Germany, the Netherlands and the United Kingdom Een commerciële uitgave van het boek zal eind juni verschijnen bij Brill
1102
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Transparantie in EU-recht Het transparantiebeginsel zoals dat is ontwikkeld in het EU recht is veelomvattend en divers. Van een recht tot toegang op documenten die in het bezit zijn van de Europese Commissie tot een verbod een eenmaal vergeven contract te wijzigen, het wordt allemaal ontleend aan het transparantiebeginsel. Bovendien wordt de reikwijdte van het beginsel door het Hof steeds uitgebreid. In dit proefschrift legt Anoeska Buijze de systematiek bloot die aan de diverse transparantieverplichtingen ten grondslag ligt, zodat in de toekomst helder beargumenteerd kan worden welke verplichtingen er wel, en welke verplichtingen er niet bestaan in het Europese recht. Bij het bepalen van de mate en soort transparantie die vereist is, is doorslaggevend welk doel men met transparantie beoogt te bereiken. Transparantie draagt bij aan een goed functionerende democratie, aan de effectiviteit van het bestuur, de legitimiteit van Europese instanties, aan het functioneren van de markt, en aan het realiseren van individuele rechten. Dat gebeurt steeds op twee manieren. Ten eerste stelt transparantie mensen in staat betere, want beter geïnformeerde, beslissingen te nemen. Dat geldt in verschillende omstandigheden: we profiteren van transparantie als we een nieuw telefoonabonnement uitzoeken, maar ook als we in het stemhokje staan. Ten tweede zorgt transparantie ervoor dat buitenstaanders kunnen zien wat er gebeurt binnen een transparante organisatie. Zodoende kunnen ze trachten die overheid te beïnvloeden door actief te participeren, en kunnen ze indien nodig achteraf de overheid ter verantwoording roepen. Dat transparantie positieve effecten heeft is op zich niet voldoende om aan te nemen dat er een verplichting voor overheidsinstanties bestaat om transparant te zijn. Dat hangt af van het normatieve kader dat de relatie tussen de overheid en haar burgers reguleert. Wat dat normatieve kader is, hangt af van de kijk die men heeft op die relatie. De overheid heeft andere verplichtingen ten opzichte
van de citoyen, de klassieke staatsburger, dan ten opzichte van homo economicus, de rationele rekenaar uit de economische theorie die steeds meer beleid inspireert, en weer andere ten opzichte van homo dignus, de privépersoon wiens fundamentele rechten de overheid dient te respecteren. De drie burgers hebben op hun beurt ook behoefte aan verschillende informatie om hun rol goed te kunnen vervullen. Zodoende kunnen we op voorhand zes categorieën van transparantieverplichtingen onderscheiden. Er zijn verplichtingen die tot doel hebben de citoyen helpen bij het nemen van beslissingen, en verplichtingen die de citoyen helpen de overheid die hem vertegenwoordigt te monitoren. Er zijn verplichtingen die tot doel hebben homo economicus betere beslissingen te laten nemen, en verplichtingen die hem in staat stellen de overheid in de gaten te houden. Ten slotte zijn er verplichtingen die homo dignus helpen bij het nemen van beslissingen, en verplichtingen die maken dat hij weet wat de overheid doet. Buijze laat in detail zien hoe het doel van een transparantieverplichting bepaalt aan wie transparantie moet worden geboden, wanneer, en over wat, of uitzonderingen acceptabel zijn, of op verzoek of proactief gecommuniceerd moet worden, en of er kwaliteitseisen gesteld worden aan de gecommuniceerde informatie. Ze biedt daarmee een sleutel voor het begrijpen van het Europese transparantiebeginsel en stevige handvatten voor de verdere ontwikkeling ervan, zowel op EU als op nationaal niveau. Buijze promoveerde op 15 maart 2013 aan de Universiteit Utrecht. Haar promotores waren: prof. mr. G.H. Addink en prof. mr. R.J.G.M. Widdershoven. Anoeska Buijze The Principle of Transparency in EU Law Utrecht University 2013, 340 p. ISBN 978 90 8891 579 6 ((Nog) geen commerciële uitgave beschikbaar)
Personalia
Rector Magnificus De Raad van Toezicht (RvT) VUVUmc heeft prof. dr. Frank van der Duyn Schouten benoemd als Rector Magnificus van de Vrije Universiteit Amsterdam. Frank van der Duyn Schouten start 1 mei en richt zich in eerste instantie vooral op het onderwijs om de onderwijsagenda van de VU verder te implementeren, mede in aanloop naar de instellingstoets kwaliteitszorg. Frank van der Duyn Schouten (1949) studeerde Wiskunde, Natuurkunde en Sterrenkunde aan de VU en werd, nadat hij een aantal jaren bij de VU werkte als docent, hoogleraar Operations Research aan Tilburg University. Hij deed ervaring op als onder andere decaan van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Rector Magnificus van Tilburg University.
Haagse Conferentie Na bijna 35 jaar dienst bij de Haagse Conferentie voor Internationaal Privaatrecht, waarvan 17 jaar als secretaris-generaal, treedt Hans van Loon per 30 juni 2013 af. Van Loon stuurde de organisatie - die dit jaar zijn 120-jarig bestaan viert - aan
25 04 2013 Debat NJCM Het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten organiseert een debat met als thema ‘Persbreidel in Nederland? Over de gespannen verhouding tussen overheid en media.’ Vrije nieuwsgaring is een groot goed, daarover lijkt iedereen in Nederland het wel eens. Het recht op informatie wordt beschermd door wet- en regelgeving en gehandhaafd door de overheid. Tegelijkertijd kan diezelfde overheid de pers soms stevig dwarsbomen wanneer het gaat om de toegang tot staatsinformatie. Veel journalisten vinden dat de Nederlandse autoriteiten regentesk opereren en inbreuk maken op verworven principes. De Raad voor het openbaar bestuur sprak recent over de noodzaak van een ‘politieke cultuurveran-
gedurende een periode van wereldwijde uitbreiding en transformatie. Met een mengeling van bescheiden vasthoudendheid en noeste diplomatie wist hij de coördinatie met de EU in goede banen te leiden en ruim een verdubbeling van het aantal lidstaten te bewerkstelligen. Hij trad in 1978 toe tot het Permanente Bureau van de Haagse Conferentie, waar hij tot 1996 zijn internationale functies wist te combineren met die van uitvoerend secretaris van de Nederlandse staatscommissie voor Internationaal Privaatrecht. In die hoedanigheid was hij nauw betrokken bij het organiseren van de wetenschappelijke werkzaamheden van de Staatscommissie met betrekking tot de codificatie van het internationaal privaatrecht in Nederland, wat uiteindelijk resulteerde in Boek 10 BW. Tevens was hij van 1984 tot en met 1996 rechter-plaatsvervanger bij de Rechtbank ‘s-Gravenhage. Zijn functie wordt per 1 juli 2013 overgenomen door Christophe Bernasconi, momenteel plaatsvervangend secretaris-generaal van de Haagse Conferentie.
Advocatuur Simmons & Simmons heeft Rezah Stegeman per 1 mei 2013 benoemd tot partner in Amsterdam. Rezah is afkomstig van Clifford Chance en is
871
Voor het plaatsen van berichten in deze rubriek kunt u uw tips en informatie sturen naar
[email protected].
gespecialiseerd in advisering op het gebied van financieel toezichtsrecht en derivatentransacties. Bird & Bird heeft Evelyn Tjon-En-Fa benoemd tot partner. Tjon-En-Fa procedeert in nationale en internationale conflicten met betrekking tot voedsel, bouw, transport, energie en chemie. Het kan daarbij onder meer gaan over verzekeringen en verschillende vormen van aansprakelijkheid.
Dutch Independent Legal Award Op het jaarcongres voor zelfstandige juristen is de Dutch Independent Legal Award 2013 uitgereikt aan Janike Haakmeester. In de toelichting op hun afweging noemde de jury Janikes grote inhoudelijke kennis en liefde voor het vak in combinatie met een grote klantgerichtheid en oriëntatie op samenwerking en verbinding.
dering naar meer openbaarheid’. Tijd: donderdag 25 april van 19.00 tot 21.00 uur Plaats: Parlementszaal van het Huis voor democratie en
Agenda
872
rechtsstaat, Hofweg 1 te Den Haag. Inlichtingen en aanmelding: meer informatie of aanmelden kan via: www.NJCM.nl
08 05 2013 Sports Law Lunch & Learn Frans de Weger (legal counsel Federatie van Betaald voetbal Organisaties (FBO) and author of ‘The Jurisprudence of the FIFA Dispute Resolution Chamber’ and DRC Database) will discuss the most recent and important decisions of the Dispute Resolution Chamber (DRC) per subject. This committee was established to resolve disputes regarding the international status and transfer of players. For example, cases related to just causes to terminate contracts for clubs and
players, but also just causes related to outstanding salaries. Further to this, breach of contract, compensation issues, training compensation etc., will be brought to the attention. Tijd: woensdag 8 mei om 11.30 uur Plaats: T.M.C. Asser Instituut, R.J. Schimmelpennincklaan 20-22 te Den Haag Inlichtingen en aanmelding: please send an e-mail with your name and organisational affiliation to
[email protected], subject line “Registration Lunch & Learn FIFA and DRC update.” Fee: regular € 25, student € 15.
23 05 2013 Jaarcongres ZIFO Het Zuidas Instituut voor Financieel
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1103
Agenda
recht en Ondernemingsrecht (ZIFO) organiseert een middagcongres over ‘De veranderende rol van toezichthouders in de financiële sector’. Algemeen wordt erkend dat goed toezicht betere toezichthouders vereist. Doortastender, kritischer, vasthoudender. Dat geldt voor de publieke financiële waakhonden en externe accounts, maar ook voor interne toezichthouders zoals commissarissen. Wat wordt van de toezichthouders ‘nieuwe stijl’ verwacht en kunnen zij de verwachtingen waarmaken? Zijn hun nieuwe rollen een effectief antwoord op de crisis?
Het thema ‘La preuve’ wordt in vier deelthema’s uitgewerkt. Maandag 3 juni is dat ‘La preuve et les droits fondamentaux’. Dinsdag 4 juni is het deelthema ‘La preuve et les pouvoirs exorbitants de puissance publique’. Donderdag 6 juni komt ‘La preuve et les nouvelles technologies’ aan bod en vrijdag 7 juni ‘La preuve et la vérité judiciaire en droit civil et en droit pénal’.
Boelelaan 1077 te Amsterdam. Inlichtingen en aanmelding: voor deelname aan het congres en informatie over het lidmaatschap van de Nederlandse groep van de Association Henri Capitant kunt u terecht bij Diana Dankers-Hagenaars, Présidente Neder-
Boelelaan 1077 te Amsterdam.
landse groep AHC, e-mail: d.l.m.t.dankers-hagenaars@
Inlichtingen en aanmelding: Meer informatie en aanmel-
uva.nl
den kan via: www.rechten.vu.nl/zifo. Aanmelden kan tot
[email protected]. Deelname aan het congres kost € 220 voor niet-participanten (inclusief congresbundel). Promovendi en studenten betalen € 85. Voor de permanente opleiding van de advocatuur worden 2 punten toegekend als het congres van het begin tot het eind wordt bijgewoond.
23 05 2013 TEDxRadboudU 2013 Tijdens TEDxRadboudU onderzoeken sprekers wat vertrouwen is, waarom vertrouwen belangrijk is en ontwikkelen ze ideeën hoe vertrouwen op de verschillende terreinen een nieuwe impuls kan krijgen. Sprekers uit binnen- en buitenland belichten het thema vanuit de wetenschap, financiële sector, bedrijfsleven en cultuur op inspirerende wijze. Sprekers zijn onder anderen Robbert Dijkgraaf (trust looking back, looking forward), lid Hoge Raad Ybo Buruma (justice and trust) en publicist Ian Buruma (globalisation and trust).
04 06 2013 WRV bijeenkomst De halfjaarlijkse bijeenkomst van de Werkgroep Rechtsbijstand in Vreemdelingenzaken (WRV) staat dit keer vooral in het teken van de Wet Modern Migratiebeleid (MoMi) en de Visumwet, die 1 juni 2013 in werking treden. Pieter Boeles bespreekt de nieuwe regeling voor de machtiging tot voorlopig verblijf en het terugkeervisum. Ira van der Zaal-van Bommel en Marcel Reurs bespreken de Wet MoMi. Kees Groenendijk gaat in op de mogelijkheden om uw zaak voor het Europese Hof van Justitie te brengen of daarvoor steun van de Europese Commissie te krijgen. Ben Olivier werpt een kritische blik op de actualiteiten met betrekking tot de Visumwet 2000. Tijd: dinsdag 4 juni van 13.30 tot 19.45 uur. Plaats: Congreszaal Juliana van de Jaarbeurs, Jaarbeursplein 6 te Utrecht. Inlichtingen en aanmelding: inschrijven kan via: www. forum.nl/wrvcursussen of www.migratieweb.nl (Agenda).
Tijd: donderdag 23 mei van 9.30 tot 17.30 uur
De sluitingsdatum is vrijdag 24 mei 2013. Meer informa-
Plaats: De Vereeniging, Keizer Karelplein 2-D te Nijmegen
tie:
[email protected] of telefoon: 030 – 2974 207
Inlichtingen en aanmelding: TEDxRadboudU is ‘invite
of 030 - 2974 224. Kosten € 320 voor WRV-leden en
only’. If you’re interested in attending, you can create a
€ 450 voor niet-leden. Bij deelname aan de volledige
profile on the website to express interest. Here you can
bijeenkomst zijn 4 opleidingspunten (PO) te behalen.
list out your details and provide a short summary on why you think you should attend. For more information see: http://tedxradboudu.com
03 tot en met 07 06 2013 Wereldcongres van de Association Henri Capitant Het wereldcongres van de Association Henri Capitant wordt dit jaar gehouden in Amsterdam en Luik.
1104
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
Plaats: De Brauw Blackstone Westbroek, Claude Debussylaan 80 te Amsterdam Inlichtingen en aanmelding: aanmelden kan via:
[email protected]. Meer informatie: http://www.ru.nl/ifr/
Plaats: Auditorium in het hoofdgebouw van de VU, De
Plaats: Auditorium in het hoofdgebouw van de VU, De
met Pien Werkman, telefoon: 020 - 5983599 of e-mail:
Tijd: donderdag 12 september van 14.00 tot 18.00 uur
Tijd: maandag 3 tot en met vrijdag 7 juni 2013
Tijd: donderdag 23 mei van 14.00 tot 18.00 uur
uiterlijk 13 mei. Voor vragen kunt u contact opnemen
versiteit Leuven), mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk (De Brauw Blackstone Westbroek) en prof. mr. J. Spier (Hoge Raad der Nederlanden).
12 09 2013 IFR-symposium Het Instituut voor Financieel Recht (IFR) Radboud Universiteit Nijmegen organiseert het symposium ‘Aansprakelijkheid in de financiële sector.’ Sprekers zijn prof. mr. D. Busch (IFR, Radboud Universiteit Nijmegen), prof. mr. V. Colaert (Katholieke Uni-
IBR Scriptieprijzen 2013 Het Instituut voor Bouwrecht (IBR) heeft onder andere als taak het bevorderen van de wetenschappelijke en praktische beoefening van het bouwrecht alsmede het bevorderen van het onderwijs in het bouwrecht. Daarom heeft het IBR de jaarlijkse scriptieprijzen in het leven geroepen: de Instituut voor Bouwrecht Scriptieprijs Publiekrecht en de Instituut voor Bouwrecht Scriptieprijs Privaatrecht. Beide prijzen bestaan uit een eerste en tweede prijs. Aan de eerste prijs is een bedrag van € 1000 verbonden en aan de tweede prijs een bedrag van € 500. Daarnaast is het mogelijk dat een scriptie een eervolle vermelding krijgt. De winnende scripties worden voorgelegd aan de redactie van het Tijdschrift voor Bouwrecht met de suggestie deze eventueel na bewerking te publiceren. De prijzen staan open voor studenten van alle Nederlandse universiteiten alsmede van de Nederlandse Antillen en Aruba. Alle studenten die een scriptie met een bouwrechtelijk onderwerp schreven, die met een 8 of hoger is beoordeeld, kunnen deze vóór 31 augustus 2013 opsturen naar het Instituut voor Bouwrecht, Postbus 85851, 2508 CN DEN HAAG, t.a.v. de secretaris van de jury, mevr. mr. A.Z.R. Koning. De scriptie dient te zijn beoordeeld in collegejaar 2012/2013. Het vakgebied bouwrecht kan breed worden opgevat. Eronder vallen alle juridische onderwerpen die hebben te maken met het tot stand brengen en houden van alle onroerende zaken. Het volledige reglement van de scriptieprijs is te raadplegen op de site van het Instituut voor Bouwrecht: www. ibr.nl/activiteiten.
Agenda kort
19 04 2013 Jaarvergadering VGR NJB 2013/334, afl. 6, p. 404
15 05 2013 CIROC: Grensoverschrijdende recherche
03 t/m 07 06 2013 Wereldcongres van de Association Henri Capitant
NJB 2013/784, afl. 14, p. 942
NJB 2013/872, afl. 16, p. 1104
19 04 2013 EU environmental norms and third countries
16 05 2013 Congres Afgeluisterde Advocaten
04 06 2013 Seminar Duitse juridische termen
NJB 2013/382, afl. 7, p. 461
NJB 2013/718, afl. 13, p. 869
NJB 2013/334, afl. 6, p. 404
19 04 2013 Symposium Kwaliteit van belasting-rechtspraak
16 en 17 05 2013 More efficient legal remedies in EU criminal justice
04 06 2013 WRV bijeenkomst
NJB 2013/654, afl. 12, p. 792
NJB 2013/718, afl. 13, p. 869
19 04 2013 ALV Vereniging voor Agrarisch Recht
23 05 2013 Jaarcongres ZIFO
24 06 t/m 05 07 2013 Summer school on Health law and ethics
NJB 2013/718, afl. 13, p. 868
NJB 2013/872, afl. 16, p. 1103
NJB 2013/784, afl. 14, p. 942
24 04 2013 NGB Ledenbijeenkomst
23 05 2013 TEDxRadboudU 2013
01 en 02 07 2013 Criminology Conference: Resistance
NJB 2013/784, afl. 14, p. 941
NJB 2013/872, afl. 16, p. .1104
NJB 2013/136, afl. 2, p. 146
25 04 2013 Seminar Belastingverdrag D-NL
24 o5 2013 Jaarvergadering VAR
NJB 2013/334, afl. 6, p. 404
NJB 2013/784, afl. 14, p. 942
01 07 t/m 05 07 2013 Summer Programme on International Sports Law
25 04 2013 Debat NJCM
30 05 2013 Prospectusaansprakelijkheid
NJB 2013/872, afl. 16, p. 1103
NJB 2013/718, afl. 13, p. 869
25 en 26 04 2013 TILTing Perspectives 2013
31 05 2013 The Legal Position of the Accused and Convicted Citizen in the EU
NJB 2013/872, afl. 16, p. 1104
NJB 2013/784, afl. 14, p. 942
12 09 2013 IFR-symposium NJB 2013/872, afl. 16, p. 1104
NJB 2013/604, afl. 11, p. 731
NJB 2013/718, afl. 13, p. 869
08 05 2013 Sports Law Lunch & Learn NJB 2013/872, afl. 16, p. 1103
13 05 2013 Conference 50th anniversary of the Van Gend en Loos judgment
09 t/m 11 10 2013 Congres European Association of Health Law NJB 2013/238, afl. 4, p. 285
31 05 2013 Arbitragerecht op de scheidslijn van oud naar nieuw NJB 2013/718, afl. 13, p. 869
NJB 2013/493, afl. 9, p. 592
14 05 2013 Nationale politie en strafrechtspleging NJB 2013/784, afl. 14, p. 942
Een uitgebreide versie van deze agenda is te raadplegen op www.njb.nl.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 19-04-2013 – AFL. 16
1105
DONDERDAG 6 JUNI 2013 | NATURA ARTIS MAGISTRA AMSTERDAM
E
2013
Ondernemingsrecht Diner 6 EDITIE !
THEMA | CONTROVERSES BIJ BESTUURDERSAANSPRAKELIJKHEID Discussieert en dineert u met ons mee? De redactie van tijdschrift Ondernemingsrecht nodigt u uit voor het jaarlijkse Ondernemingsrechtdiner. Het event waar u als Ondernemingrecht-specialist bij moet zijn. Onder leiding van dagvoorzitter Maarten Kroeze hoort u alles over controverses bij bestuurdersaansprakelijkheid.
Sprekers en referenten: Prof. mr. M.J. Kroeze Mr. P.D. Olden Mr. J.H.M. Willems Mr. M. Mussche Mr. J.S. Kortmann
Mr. E.J. Daalder Mr. P. Ingelse Mr. G.P. Roth Prof. mr. W.J.M. van Veen
Kijk voor meer informatie of inschrijven op www.kluwer.nl/ondernemingsrechtdiner Georganiseerd door tijdschrift Ondernemingsrecht
AFDELINGSVOORZITTER STRAFRECHT
Het Gerechtshof Den HaagďĞŚĂŶĚĞůƚnjĂŬĞŶŽƉŚĞƚŐĞďŝĞĚǀĂŶĐŝǀŝĞůƌĞĐŚƚ͕ƐƚƌĂĨͲĞŶďĞůĂƐƟŶŐƌĞĐŚƚŝŶŚŽŐĞƌďĞƌŽĞƉ͘sĂŶƵŝƚĚĞ͚ůĞŐĂů ĐĂƉŝƚĂůŽĨƚŚĞǁŽƌůĚ͛ŐĞĞŌŚĞƚŐĞƌĞĐŚƚƐŚŽĨŝŶǀƵůůŝŶŐĂĂŶĚĞŬĞƌŶǁĂĂƌĚĞŶǀĂŶĚĞĂƉƉĞůƌĞĐŚƚƐƉƌĂĂŬ͘^ĂŵĞŶǁĞƌŬŝŶŐŵĞƚĂŶĚĞƌĞ ;ĂƉƉĞůͿĐŽůůĞŐĞƐǀŝŶĚĞŶǁĞďĞůĂŶŐƌŝũŬ͘ŽŽƌŚĞƚĚĞůĞŶǀĂŶ͚ďĞƐƚƉƌĂĐƟĐĞƐ͛ƐƚƌĞǀĞŶǁĞŶĂĂƌǀŽŽƌƚĚƵƌĞŶĚĞǀĞƌďĞƚĞƌŝŶŐĞŶŽƉŚĞƚ ŐĞďŝĞĚǀĂŶŬǁĂůŝƚĞŝƚĞŶďĞĚƌŝũĨƐǀŽĞƌŝŶŐ͘/ŶŶŽǀĂƟĞƐƚĂĂƚǀŽŽƌŽƉĞŶŚĞƚŐĞƌĞĐŚƚƐŚŽĨƉĂƌƟĐŝƉĞĞƌƚĚĂŶŽŽŬŵĞƚǀĞĞůĞŶƚŚŽƵƐŝĂƐŵĞŝŶ ůĂŶĚĞůŝũŬĞƉƌŽũĞĐƚĞŶĂůƐ<ǁĂůŝƚĞŝƚĞŶ/ŶŶŽǀĂƟĞ;</ͿĞŶ͚/ŶŶŽǀĂƟĞǀĞŚŽǀĞŶ͛͘sĞƌŶŝĞƵǁŝŶŐŝŶƉƌŽĐĞƐƐĞŶĞŶĐƵůƚƵƵƌǀĞƌĂŶĚĞƌŝŶŐŵŽĞƚĞŶ ďŝũĚƌĂŐĞŶĂĂŶĞĞŶŐŽĞĚĞĂĂŶƐůƵŝƟŶŐďŝũĚĞďĞŚŽĞŌĞŶǀĂŶƵŝƚĚĞƐĂŵĞŶůĞǀŝŶŐ͘,Ğƚ'ĞƌĞĐŚƚƐŚŽĨĞŶ,ĂĂŐŚĞĞŌĞĞŶǀŝƐŝĞŽŶƚǁŝŬŬĞůĚ ŽƉŵŽĚĞƌŶůĞŝĚĞƌƐĐŚĂƉ͘
sŽŽƌĚĞĨĚĞůŝŶŐ^ƚƌĂĨƌĞĐŚƚnjŝũŶǁŝũŽƉnjŽĞŬŶĂĂƌĞĞŶ
AFDELINGSVOORZITTER ĞĨĚĞůŝŶŐ^ƚƌĂĨƌĞĐŚƚŬĞŶƚĚƌŝĞũƵƌŝĚŝƐĐŚĞƚĞĂŵƐďĞƐƚĂĂŶĚĞƵŝƚƌĂĂĚƐŚĞƌĞŶĞŶũƵƌŝĚŝƐĐŚŵĞĚĞǁĞƌŬĞƌƐ͘,ĞƚŵĂŶĂŐĞŵĞŶƩĞĂŵǀĂŶ ĚĞĂĨĚĞůŝŶŐǁŽƌĚƚŐĞǀŽƌŵĚĚŽŽƌĚĞĂĨĚĞůŝŶŐƐǀŽŽƌnjŝƩĞƌ͕ŚĞƚŚŽŽĨĚďĞĚƌŝũĨƐǀŽĞƌŝŶŐĞŶĚĞĚƌŝĞƚĞĂŵǀŽŽƌnjŝƩĞƌƐ͘ŝŶŶĞŶĚĞĂĨĚĞůŝŶŐ ǁŽƌĚĞŶŽŽŬŝŶƚĞƌŶĂƟŽŶĂůĞŵŝƐĚƌŝũǀĞŶďĞƌĞĐŚƚĞŶĞƌŝƐŚĞƚůĂŶĚĞůŝũŬŬĞŶŶŝƐĐĞŶƚƌƵŵLJďĞƌĐƌŝŵĞŽŶĚĞƌŐĞďƌĂĐŚƚ͘
WAT GAAT U DOEN? ůƐĂĨĚĞůŝŶŐƐǀŽŽƌnjŝƩĞƌďĞŶƚƵǀĞƌĂŶƚǁŽŽƌĚĞůŝũŬǀŽŽƌĚĞƌĞƐƵůƚĂƚĞŶǀĂŶĚĞĂĨĚĞůŝŶŐŝŶŬǁĂůŝƚĂƟĞǀĞĞŶŝŶŬǁĂŶƟƚĂƟĞǀĞnjŝŶ͕Ƶ ƐƟŵƵůĞĞƌƚĚĞƐĂŵĞŶǁĞƌŬŝŶŐƚƵƐƐĞŶĚĞƚĞĂŵƐĞŶďĞǀŽƌĚĞƌƚĞĞŶƵŶŝĨŽƌŵĞĞŶƉƌŽĨĞƐƐŝŽŶĞůĞƌĞĐŚƚƐƚŽĞƉĂƐƐŝŶŐďŝŶŶĞŶĚĞĂĨĚĞůŝŶŐ͘ hďĞŶƚǀĞƌĂŶƚǁŽŽƌĚĞůŝũŬǀŽŽƌĚĞďĞŽŽŐĚĞĞĞŶŚĞŝĚĞŶƐLJŶĞƌŐŝĞďŝŶŶĞŶĚĞĂĨĚĞůŝŶŐĞŶŝŶƐƚĂĂƚŽŵĚĞĂĨƐƚĞŵŵŝŶŐĞŶƐĂŵĞŶŚĂŶŐ ƚƵƐƐĞŶĚĞƚĞĂŵƐƚĞďĞǀŽƌĚĞƌĞŶ͘hnjŽƌŐƚĞƌǀŽŽƌĚĂƚĚĞĂĨĚĞůŝŶŐĞīĞĐƟĞĨĞŶĞĸ ĐŝģŶƚĨƵŶĐƟŽŶĞĞƌƚŝŶůŝũŶŵĞƚŚĞƚŚŽĩĞůĞŝĚĞŶŵĞƚ ĚĞŵĞƚŚĞƚŐĞƌĞĐŚƚƐďĞƐƚƵƵƌŐĞŵĂĂŬƚĞŵĂŶĂŐĞŵĞŶƚĂĨƐƉƌĂŬĞŶ͕ĂůƐŵĞĚĞĚĂƚĚĞĂĨĚĞůŝŶŐĞĞŶďŝũĚƌĂŐĞůĞǀĞƌƚĂĂŶĚĞƌĞĐŚƚƐĞĞŶŚĞŝĚ ŝŶEĞĚĞƌůĂŶĚ͘ ĂĂƌŶĂĂƐƚǁŽƌĚƚǀĂŶƵǀĞƌǁĂĐŚƚĚĂƚƵĚĞǀĞƌďŝŶĚŝŶŐƚƵƐƐĞŶŚĞƚďĞƐƚƵƵƌĞŶĚĞŵĞĚĞǁĞƌŬĞƌƐůĞǀĞŶĚŚŽƵĚƚ͘EĂĂƐƚƵǁƌŽůĂůƐ ĂĨĚĞůŝŶŐƐǀŽŽƌnjŝƩĞƌďĞŶƚƵŽŽŬĂĐƟĞĨŝŶŚĞƚƉƌŝŵĂŝƌĞƉƌŽĐĞƐĞŶŬƵŶƚƵ;ƟũĚĞůŝũŬͿǁŽƌĚĞŶŝŶŐĞnjĞƚŽƉŚŽĩƌĞĚĞŽƉĚƌĂĐŚƚĞŶ͘,Ğƚ ĐŽŵƉĞƚĞŶƟĞƉƌŽĮĞůĂĨĚĞůŝŶŐƐǀŽŽƌnjŝƩĞƌŝƐůĞŝĚƌĂĂĚǀŽŽƌĚĞǀĂĐĂƚƵƌĞǀĞƌǀƵůůŝŶŐ͘
WIE ZOEKEN WIJ? hŚĞďƚƌƵŝŵĞĞƌǀĂƌŝŶŐĂůƐƌĞĐŚƚĞƌĞŶͬŽĨƌĂĂĚƐŚĞĞƌ͕ďŝũǀŽŽƌŬĞƵƌŽƉŵĞĞƌĚĞƌĞƌĞĐŚƚƐŐĞďŝĞĚĞŶ͘hďĞƐĐŚŝŬƚŽǀĞƌĂĂŶƚŽŽŶďĂƌĞ ŵĂŶĂŐĞŵĞŶƚĞƌǀĂƌŝŶŐ͕ŽŶĚĞƌƐƚĞƵŶĚĚŽŽƌƌĞůĞǀĂŶƚĞŵĂŶĂŐĞŵĞŶƩƌĂŝŶŝŶŐĞŶ͕ŝŶŚĞƚďŝũnjŽŶĚĞƌŵĞƚǀĞƌĂŶĚĞƌŝŶŐƐƉƌŽĐĞƐƐĞŶ͘hďĞŶƚ ŝŶƐƚĂĂƚĞĞŶǀŽŽƌƩƌĞŬŬĞƌƐƌŽůƚĞǀĞƌǀƵůůĞŶďŝũǀĞƌŶŝĞƵǁŝŶŐĞŶŝŶŶŽǀĂƟĞǀĂŶƉƌŽĐĞƐƐĞŶŝŶƐĂŵĞŶǁĞƌŬŝŶŐŵĞƚĚĞĂŶĚĞƌĞŚŽǀĞŶ͘ ĸ ŶŝƚĞŝƚĞŶĂĂŶƚŽŽŶďĂƌĞĞƌǀĂƌŝŶŐŵĞƚŚĞƚĂĂŶƐƚƵƌĞŶĞŶŵŽƟǀĞƌĞŶǀĂŶŵĞŶƐĞŶŝƐĞĞŶďĞůĂŶŐƌŝũŬĞǀŽŽƌǁĂĂƌĚĞǀŽŽƌŚĞƚǀĞƌǀƵůůĞŶ ǀĂŶĚĞnjĞĨƵŶĐƟĞ͘hďĞŶƚĞdžƚĞƌŶŐĞŽƌŝģŶƚĞĞƌĚĞŶŝŶƐƚĂĂƚŽŵĂĨĚĞůŝŶŐŽǀĞƌƐƟũŐĞŶĚŶĂĂƌĚĞŽƌŐĂŶŝƐĂƟĞƚĞŬŝũŬĞŶ͕ǀĞƌƚĂĂůƚŬŶĞůƉƵŶƚĞŶ ŝŶŽƉůŽƐƐŝŶŐĞŶĞŶĚƌĂĂŐƚnjŽƌŐǀŽŽƌĞĞŶŐŽĞĚĞƐĂŵĞŶǁĞƌŬŝŶŐŵĞƚĚĞĂŶĚĞƌĞĂĨĚĞůŝŶŐĞŶĞŶĚĞĂŶĚĞƌĞŚŽǀĞŶĞŶŝŶŚĞƚďŝũnjŽŶĚĞƌ ŚĞƚŐĞƌĞĐŚƚƐŚŽĨŵƐƚĞƌĚĂŵ͘ ĞĨƵŶĐƟĞǀĂŶĂĨĚĞůŝŶŐƐǀŽŽƌnjŝƩĞƌŝƐŐĞǁĂĂƌĚĞĞƌĚŽƉƐĂůĂƌŝƐĐĂƚĞŐŽƌŝĞϳŵĞƚĞĞŶƚŽĞůĂŐĞǀĂŶΦϮϱϬ͕Ͳ͘ ĞŶĂƐƐĞƐƐŵĞŶƚŬĂŶĚĞĞůƵŝƚŵĂŬĞŶǀĂŶĚĞƐĞůĞĐƟĞƉƌŽĐĞĚƵƌĞ͘
REAGEREN? /ŶůŝĐŚƟŶŐĞŶŽǀĞƌĚĞnjĞĨƵŶĐƟĞĞŶĚĞƉƌŽĐĞĚƵƌĞŬƵŶŶĞŶŝŶŐĞǁŽŶŶĞŶǁŽƌĚĞŶďŝũŵƌ͘>͘sĞƌŚĞŝũ͕ƉƌĞƐŝĚĞŶƚǀĂŶŚĞƚŐĞƌĞĐŚƚƐŚŽĨĞŶ ,ĂĂŐ;ϬϳϬͲϯϴϭϯϭϬϯͿ͘ ^ŽůůŝĐŝƚĂƟĞƐǀĞƌŐĞnjĞůĚŵĞƚĞĞŶĂĐƚƵĞĞůsƌŝĐŚƚƵĂĂŶĚĞŚĞĞƌŵƌ͘>͘sĞƌŚĞŝũĞŶŽŶĚĞƌǀĞƌŵĞůĚŝŶŐǀĂŶĂĨĚĞůŝŶŐƐǀŽŽƌnjŝƩĞƌƐƚƌĂĨƌĞĐŚƚ͕ WŽƐƚďƵƐϮϬϯϬϮ͕ϮϱϬϬ,ĞŶ,ĂĂŐ͘ĞƐůƵŝƟŶŐƐĚĂƚƵŵǀĂŶĚĞnjĞǀĂĐĂƚƵƌĞŝƐϭŵĞŝϮϬϭϯ͘
Gerechtshof Den Haag
Voorzitter voor het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam
Voorzitter voor het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam (0,6 fte)