Printer/Scanner Unit Type 3045 Gebruiksaanwijzing
Scannerhandleiding
1
Beginnen
2
Het versturen van een scanbestand per e-mail
3
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
4
Opslaan van bestanden
5
Scanbestanden bezorgen
6
Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner
7
Scaninstellingen configureren/vastleggen
8
Troubleshooting
9
Begininstellingen van de scanner
10 Appendix
Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u dit apparaat gebruikt en houd hem bij de hand voor toekomstig gebruik. Voor veilig en juist gebruik, lees eerst de Veiligheidsinformatie voordat u het apparaat gebruikt.
Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde aanwijzingen en opmerkingen over de bediening en het gebruik van dit apparaat. Lees voor uw veiligheid en voordeel deze handleiding eerst zorgvuldig voordat u het apparaat gebruikt. Bewaar de handleiding op een handige plaats om informatie snel te kunnen opzoeken. In deze handleiding worden twee soorten maateenheden gehanteerd. Voor dit apparaat geldt de metrieke versie. Belangrijk De inhoud van deze handleiding kan worden gewijzigd zonder voorafgaande kennisgeving. Het bedrijf is in geen geval verantwoordelijk voor directe, indirecte, incidentele of gevolgschade als gevolg van het hanteren of bedienen van het apparaat. Originelen waarvan de reproductie is verboden bij wet, niet kopiëren of afdrukken. Het kopiëren of afdrukken van de volgende originelen is in het algemeen verboden door de plaatselijke wetgeving: bankbiljetten, belastingzegels, obligaties, aandeelbewijzen, bankcheques, cheques, paspoorten en rijbewijzen. De voorafgaande lijst is alleen ter oriëntatie en is niet volledig. Wij zijn niet verantwoordelijk voor zijn volledigheid of nauwkeurigheid. Als u vragen heeft met betrekking tot de wettelijke bepalingen wat betreft kopiëren of afdrukken van sommige items, neem contact op met uw juridische adviseur.
Handleidingen voor dit apparaat In de onderstaande handleidingen wordt de bediening van dit apparaat beschreven. Raadpleeg voor de werking van specifieke functies het desbetreffende hoofdstuk in de handleiding. Opmerking ❒ De handleidingen zijn specifiek per type apparaat. ❒ U heeft Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader nodig voor het lezen van de handleidingen als PDF-bestand. ❒ Er worden twee cd-rom’s bij het apparaat geleverd: • CD-ROM 1 "Operating Instructions" • Cd-rom 2 "Scanner Driver and Document Management Utility"
❖ Bedieningshandleiding Standaardinstellingen (PDF-bestand - CD-ROM1) Geeft een overzicht van het apparaat en beschrijft de systeeminstellingen (zoals de Papierlade-instellingen), Document Server functies en problemen oplossen. Raadpleeg deze handleiding voor adresboekprocedures zoals het opslaan van faxnummers, e-mailadressen en gebruikerscodes. ❖ Veiligheidsinformatie Deze handleiding is voor beheerders van dit apparaat. De handleiding beschrijft de beveiligingsfuncties die de beheerders kunnen gebruiken om te voorkomen dat er wordt geknoeid met de gegevens of het apparaat te beschermen tegen onrechtmatig gebruik. De handleiding beschrijft de beveiligingsfuncties die de beheerders kunnen gebruiken om te voorkomen dat er wordt geknoeid met de gegevens of het apparaat te beschermen tegen onrechtmatig gebruik. ❖ Netwerkhandleiding (PDF-bestand - CD-ROM 1) Geeft informatie over de configuratie en het gebruik van de printer in een netwerkomgeving of het gebruik van de software. Deze handleiding behandelt alle modellen en bevat daarom functies en instellingen die op uw model misschien niet beschikbaar zijn. Plaatjes, afbeeldingen, functie en ondersteunde besturingssystemen kunnen verschillen van die van uw model. ❖ Kopieerhandleiding (PDF-bestand - CD-ROM1) Beschrijft bewerkingen, functies en problemen oplossen voor de kopieerfunctie van het apparaat. ❖ Faxhandleiding
(PDF-bestand - CD-ROM1) Beschrijft bewerkingen, functies en problemen oplossen voor de faxfunctie van het apparaat.
i
❖ Faxhandleiding (PDF-bestand - CD-ROM1) Beschrijft geavanceerde faxfuncties zoals regelinstellingen en procedures voor het registreren van ID’s. ❖ Printerhandleiding (PDF-bestand - CD-ROM1) Beschrijft bewerkingen, functies, systeeminstellingen en problemen oplossen voor de afdrukfunctie van het apparaat. ❖ Scannerhandleiding (deze handleiding) (PDF-bestand - CD-ROM 1) Beschrijft bewerkingen, functies en problemen oplossen voor de scannerfunctie van het apparaat. ❖ Handleidingen voor DeskTopBinder Lite DeskTopBinder Lite is een hulpfunctie die staat op de CD-ROM met het label "Scanner Driver and Document Management Utility". • DeskTopBinder Lite Installatiehandleiding (PDF-bestand - CD-ROM 2) Beschrijft de installatie van DeskTopBinder Lite, en de bedieningsomgeving voor DeskTopBinder Lite in detail. Deze handleiding kunt u openen in het [Setup] dialoogvenster indien DeskTopBinder Lite is geïnstalleerd. • DeskTopBinder Lite Introductiehandleiding (PDF-bestand - CD-ROM 2) Beschrijft de bewerkingen van DeskTopBinder Lite en geeft een overzicht van zijn functies. Deze handleiding wordt toegevoegd aan het menu [Starten] wanneer DeskTopBinder Lite wordt geïnstalleerd. • Auto Document Link Handleiding (PDF-bestand - CD-ROM 2) Beschrijft de bewerking en functies van Auto Document Link dat wordt geïnstalleerd met DeskTopBinder Lite. Deze handleiding wordt toegevoegd aan het menu [Starten] wanneer DeskTopBinder Lite wordt geïnstalleerd. ❖ Overige handleidingen • PS3 Supplement (PDF-bestand - cd-rom 1) • UNIX Supplement (verkrijgbaar bij een erkende leverancier of als PDF-bestand op onze website.)
ii
INHOUDSOPGAVE Handleidingen voor dit apparaat ...........................................................................i Verklaring van symbolen in deze handleiding ....................................................1 Symbolen ...................................................................................................................1 Namen van belangrijke functies .................................................................................2
1. Beginnen Bedieningspaneel ..................................................................................................3 Netwerkscanner .....................................................................................................5 E-mail .........................................................................................................................5 Scan-to-folder.............................................................................................................6 Opslag........................................................................................................................8 Netwerkbezorgingsscanner........................................................................................9 TWAIN-compatibele netwerkscanner.......................................................................11 Software installeren.............................................................................................12 Quick Install..............................................................................................................12 TWAIN Driver ...........................................................................................................12 DeskTopBinder ........................................................................................................13 Gebruikersverificatie ........................................................................................... 14 Gebruikerverificatiecode (met behulp van het Bedieningspaneel)...........................14 Login (Configuratiescherm gebruiken) .....................................................................15 Loguit (Configuratiescherm gebruiken) ....................................................................15 E-mailadressen en mappen programmeren ......................................................16
2. Het versturen van een scanbestand per e-mail Voorbereiding voor het versturen per e-mail ....................................................17 E-mailscherm ...........................................................................................................18 Het versturen van een scanbestand per e-mail ................................................20 Procedure voor het versturen van e-mailberichten ..................................................20 Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail ...........................................................31 E-mailresultaten controleren ..............................................................................34
3. Scanbestanden versturen met scan-to-folder Voorbereiding voor het versturen met scan-to-folder...................................... 35 Scan-to-folderscherm...............................................................................................36 Scanbestanden versturen met scan-to-folder...................................................38 Procedure voor het versturen met scan-to-folder.....................................................38 Gelijktijdige opslag en verzending met scan-to-folder.............................................. 49 De resultaten van scan-to-folder controleren ...................................................51
iii
4. Opslaan van bestanden Opslaan van bestanden.......................................................................................53 Opslagprocedure...................................................................................................... 54 De lijst met opgeslagen bestanden weergeven ................................................58 De lijst bekijken ........................................................................................................59 Zoeken naar bestanden ........................................................................................... 60 Verzenden van opgeslagen bestanden met e-mail of scan-to-folder of bezorgen ..... 61 Opgeslagen bestanden controleren vanaf een clientcomputer................................ 63 Opgeslagen bestanden beheren ........................................................................65 Bestanden verwijderen.............................................................................................65 Bestandsinformatie wijzigen.....................................................................................66
5. Scanbestanden bezorgen Voorbereiding van bezorging .............................................................................70 Scherm voor netwerkbezorgingsscanner.................................................................71 Scanbestanden bezorgen ...................................................................................73 Bezorgprocedure...................................................................................................... 73 Gelijktijdige opslag en bezorging ............................................................................. 79 Het controleren van de bezorgstatus.................................................................81
6. Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner Voorbereidingen om het apparaat te gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner....................................................................................................... 83 Originelen scannen..............................................................................................84
7. Scaninstellingen configureren/vastleggen Scaninstellingen opgeven...................................................................................87 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden .................................................................................................89 Voor E-mail, scan-naar-map en netwerkbezorgingsscanner ................................... 89 Voor een TWAIN-compatibele netwerkscanner .......................................................92 Originelen in een paar keer scannen .................................................................93 Wanneer er een tijdsbeperking is ingesteld voor extra originelen............................93 Wanneer er geen tijdsbeperking is ingesteld voor extra originelen..........................95 Programma’s ........................................................................................................97 Een programma registreren .....................................................................................97 Een programma oproepen .......................................................................................98 Een geregistreerd programma wijzigen ...................................................................98 Een programma wissen ........................................................................................... 99 Programmanaam wijzigen........................................................................................ 99
iv
8. Troubleshooting Als uw apparaat niet werkt zoals u wilt ...........................................................101 Als het scannen niet naar verwachting wordt uitgevoerd.......................................101 Als opgeslagen bestanden niet toegankelijk zijn....................................................101 Er kan niet op het netwerk worden gebladerd wanneer u een scanbestand verstuurt ...............................................................................................................102 De TWAIN Driver kan niet worden gestart ............................................................. 102 Opgeslagen bestanden kunnen niet worden bewerkt ............................................ 102 De functie netwerkbezorging kan niet worden gebruikt .........................................102 U kunt geen bewerkingen uitvoeren als er berichten verschijnen..........................103 Wanneer er een bericht wordt weergegeven...................................................104 Wanneer een foutmelding op het bedieningspaneel wordt weergegeven .............104 Wanneer een foutmelding op de cliëntcomputer wordt weergegeven ................... 112
9. Begininstellingen van de scanner Scannereigenschappen.....................................................................................117 Scannereigenschappen aanpassen .................................................................120 Instellingen .........................................................................................................121 Scaninstellingen .....................................................................................................121 Een aangepast formaat scannen ........................................................................... 124 Instellingen Bestemmingslijst .................................................................................127 Instellingen zenden ................................................................................................127 Beheerder Tools.....................................................................................................130
10.Appendix Het verband tussen de resolutie en de bestandsomvang .............................131 Bij gebruik als e-mail, scan-naar-map, opslag, netwerkbezorgingsscanner ..........131 Bij gebruik als een netwerk TWAIN-scanner.......................................................... 132 Verband tussen Opgegeven bestandstype voor scannen en Opgegeven bestandtype voor e-mail/bestand...................................................................134 Originelen plaatsen............................................................................................135 Documenten met verschillende afmetingen scannen .................................... 137 Software meegeleverd op cd-rom .................................................................... 138 Bestandentabel ......................................................................................................138 TWAIN Driver .........................................................................................................138 DeskTopBinder ......................................................................................................139 Specificaties voor functies Verzending/Opslag/Aflevering ...........................140 Verzending .............................................................................................................140 Opslag....................................................................................................................142 De functie netwerkbezorgingsscanner ...................................................................143 Specificaties .......................................................................................................144
INDEX....................................................................................................... 145
v
vi
Verklaring van symbolen in deze handleiding Symbolen In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt: Belangrijk Als u deze instructie niet opvolgt, treedt mogelijk een papierstoring op, de originelen raken wellicht beschadigd, of er kunnen bestanden verloren gaan. Lees deze instructie. Voorbereiding Dit symbool duidt op bepaalde feiten waarvan u kennis moet nemen of voorbereidingen die u moet treffen voordat u een bepaalde handeling kunt uitvoeren. Opmerking Dit symbool geeft voorzorgsmaatregelen aan voor juiste bediening of voor acties na foutieve bediening. Beperking Dit symbool duidt op numerieke beperkingen, functies die niet tegelijkertijd kunnen worden gebruikt of omstandigheden waarin een bepaalde functie niet kan worden gebruikt. Verwijzing Dit symbool verwijst naar een referentie. [ ] Toetsen die op het display van het apparaat verschijnen. [ ] Toetsen en knoppen die op het scherm van de computer verschijnen. { } Toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat. { } Toetsen op het toetsenbord van de computer.
1
Namen van belangrijke functies Naar belangrijke opties van dit apparaat wordt in deze handleiding als volgt verwezen: • Printer/Scanner Unit Type 3045 → printer/scanneroptie • File Format Converter Type B* → File Format Converter Naar de volgende software wordt verwezen met behulp van een algemene benaming: • DeskTopBinder Lite en DeskTopBinder Professional * → DeskTopBinder • ScanRouter EX Professional* en ScanRouter EX Enterprise* → de ScanRouter software * Optioneel
2
1. Beginnen Bedieningspaneel De onderstaande afbeelding toont het bedieningspaneel waarop alle opties zijn geïnstalleerd.
1. Indicatoren
5. {Programmeren}-toets
De indicatoren geven fouten en de status van het apparaat aan. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. d: indicator voor het bijvullen van nietjes D: indicator voor het bijvullen van toner B: Indicator Papier bijvullen L: indicator voor service-oproep M: indicator voor klep open x: indicator voor invoerfout
Gebruik deze om instellingen die regelmatig als programma worden gebruikt te registreren of om het vastgelegde programma op te roepen.
2. {Gebruikersinstellingen/Teller} toets Wordt gebruikt voor het wijzigen van standaardparameters of bedieningsparameters overeenkomstig de bedrijfscondities.
3. Displaypaneel Geeft de bewerkingsstatus, foutmeldingen en functiemenu’s weer.
4. {Instellingen controleren}-toets Indrukken om de huidig geselecteerde bestemmingen te controleren.
6. {Instellingen verwijderen}-toets Indrukken om de huidige instellingen te wissen.
7. {Energiespaarstand}-toets Druk op deze toets om het opwarmen te starten. Door deze toets opnieuw in te drukken in de opwarmen-modus, wordt het opwarmen geannuleerd.
Opmerking ❒ Deze toets is inactief tijdens het scannen of het instellen van de standaardwaarden van de scanner.
8. {Onderbreken}-toets Druk op deze toets om de scannermodus te onderbreken en de kopieermodus te activeren.
3
Beginnen
9. Hoofdschakelaarindicator en aan/uit-indicator De hoofdschakelaarindicator brandt als de hoofdschakelaar is ingeschakeld. De aan/uit-indicator brandt als het apparaat aan staat.
1
Belangrijk ❒ Schakel de hoofdschakelaar niet uit als de aan/uit-indicator brandt of knippert. Dit zou beschadiging van de harde schijf tot gevolg kunnen hebben.
10. Bedieningsschakelaar Druk op deze schakelaar om de machine in te schakelen. De aan/uit-indicator gaat branden. Druk opnieuw op deze schakelaar om het apparaat uit te zetten. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Opmerking ❒ Deze toets is inactief tijdens het scannen of het instellen van de standaardwaarden van de scanner.
11. Functiestatus-indicatoren • Wanneer de indicator groen is, is de overeenkomstige functie actief. • Wanneer de indicator rood is, is de overeenkomstige functie onderbroken. Druk de desbetreffende toets in en volg de instructies die op het scherm verschijnen.
4
12. Functietoetsen Druk op de toets {Kopiëren}, {Document Server}, {Fax}, {Printer} of {Scanner} om de betreffende functie te activeren. De inhoud van het display verandert overeenkomstig daarmee. De indicator voor de geselecteerde functie gaat branden.
13. Cijfertoetsen Dient om numerieke waarden in te voeren.
14. {#}-toets (Enter-toets) Gebruik deze toets om de ingevoerde numerieke waarde te bevestigen.
15. {Wis/Stop}-toets • Wis: Wist een ingevoerde numerieke waarde • Stop: Stopt het scannen
16. {Start}-toets Dient om het scannen te starten, bestanden op te slaan of te bezorgen.
Netwerkscanner
Netwerkscanner Door het installeren van de printer/scanneroptie, kunt u het apparaat gebruikt als een netwerkscanner. Als netwerkscanner kunt u het apparaat gebruiken voor het versturen van email, het versturen van bestanden naar gedeelde netwerkmappen, FTP-servermappen of NetWare-mappen, het opslaan van scanbestanden, het functioneren als een netwerkbezorgingsscanner en het functioneren als een netwerk TWAINscanner.
1
E-mail U kunt een scanbestand als e-mailbijlage sturen met het e-mailsysteem via een LAN-netwerk of het internet. U kunt ook deze functie gebruiken met de bestandopslagfunctie om URL-adressen te e-mailen die zijn opgeslagen op het apparaat in plaats van de bestanden te versturen als e-mailbijlagen. Verwijzing Pag.17 “Het versturen van een scanbestand per e-mail”
ZZZ601S
1. Dit apparaat
2. Mailserver
Een gescand bestand kan aan een e-mail worden toegevoegd en naar een mailserver worden gestuurd. In combinatie met een functie voor bestandopslag kunnen gescande bestanden van meerdere originelen die tijdelijk zijn opgeslagen in één keer worden verstuurd.
Een e-mailserver is de SMTP-server die bij een e-mailsysteem wordt gebruikt. De server stuurt een ontvangen e-mail via een LAN of het Internet door naar een aangegeven bestemming.
5
Beginnen
1
3. Cliëntcomputer
4. LDAP-server
Een e-mail met een toegevoegd, gescand bestand wordt ontvangen van de mailserver. Controleer de inhoud van het bestand met de juiste toepassing.
De LDAP-server biedt een directoryservice voor de inlichtingen- of raadpleeghandeling van de cliëntcomputer op hetzelfde netwerk. U kunt de LDAP-server gebruiken om emailgegevens op te zoeken wanneer de server wordt gebruikt als database voor vaststelling van de gebruiker en emailaccount.
Scan-to-folder U kunt scanbestanden sturen naar gedeelde netwerkmappen, FTP-servermappen of NetWare-mappen. Verwijzing Pag.35 “Scanbestanden versturen met scan-to-folder”
ZZZ507D
1. Dit apparaat U kunt scanbestanden sturen naar gedeelde netwerkmappen, FTP-servermappen of NetWare-mappen. Voor het sturen van scanbestanden naar gedeelde netwerkmappen, gebruik het SMB-protocol. Voor het sturen van scanbestanden naar FTP-servermappen, gebruik het FTP-protocol. Voor het sturen van scanbestanden naar NetWare-mappen, gebruik het NCP-protocol. In combinatie
6
met een functie voor bestandopslag kunnen gescande bestanden van meerdere originelen die tijdelijk zijn opgeslagen in één keer worden verstuurd.
Netwerkscanner
2. FTP-server De FTP-server is een server die zorgt voor de overdracht van bestanden tussen computers op hetzelfde netwerk. Een gescand bestand dat naar de FTP-server is gestuurd, wordt opgeslagen en de opgeslagen bestanden kunnen worden gedownload door een cliëntcomputer die inlogt op de FTP-server.
1
3. NetWare server U kunt deze server gebruiken om bestanden te delen over het netwerk via NetWare. Door afbeeldingsgegevens te zenden naar de server, kunnen afbeeldingen worden opgeslagen op de server voor het downloaden van deze afbeeldingen door computers op het netwerk. Om afbeeldingen te kunnen downloaden, moet een computer altijd de NetWare-client uitvoeren en aangemeld zijn op de server.
4. Cliëntcomputer Een gescand bestand dat vanaf het apparaat is verzonden, wordt in gedeelde mappen ontvangen. Controleer de inhoud van het bestand met de juiste toepassing.
7
Beginnen
Opslag U kunt de gescande documenten opslaan als bestanden op de harde schijf van het apparaat. U kunt de opgeslagen bestanden inzien, kopiëren, verwijderen of ophalen op het netwerk met behulp van DeskTopBinder van een cliëntcomputer. U kunt scanbestanden ook inzien, verwijderen of downloaden op het netwerk met behulp van Web Image Monitor van de cliënt. Een bestand kan worden gezocht op gebruikersnaam of bestandsnaam. Ook kan worden voorkomen dat anderen een bestand kunnen bekijken door voor het bestand een wachtwoord in te stellen. U kunt ook opgeslagen bestanden sturen per e-mail, scan-to-folder of bezorgingsserver. Wanneer u opgeslagen bestanden verstuurt per e-mail, kunt u aangeven dat u alleen de URL-adressen van de bestandslocaties wilt verzenden.
1
Verwijzing Pag.53 “Opslaan van bestanden”
ZZZ603S
1. Dit apparaat
2. Cliëntcomputer
Een gescand bestand van de originelen die door het apparaat zijn gescand, wordt opgeslagen.
Een opgeslagen bestand kan worden bekeken, gekopieerd of gewist door een verbinding met het apparaat tot stand te brengen met behulp van DeskTopBinder. Een bestand dat opgeslagen is op het apparaat kan ook worden bekeken, gedownload of verwijderd via een Web Image Monitor.
Verwijzing Zie de DeskTopBinder-handleidingen voor meer informatie over DeskTopBinder. Zie Pag.i “Handleidingen voor dit apparaat”.
8
Voor meer informatie over Web Image Monitor, raadpleeg de Web Image Monitor Help.
Netwerkscanner
Netwerkbezorgingsscanner Een van de originelen door het apparaat gescande bestand wordt opgeslagen in de bezorgingsserver en afgeleverd in de mappen van cliëntcomputers op hetzelfde netwerk.
1
Verwijzing Pag.69 “Scanbestanden bezorgen” Opmerking ❒ Om de functie bezorgingsscanner te kunnen gebruiken moet er een bezorgingsscanner zijn geïnstalleerd met de ScanRouter-software ❒ Wanneer u de ScanRouter bezorgingssoftware gebruikt, kan het apparaat ook scanbestanden per e-mail versturen en scanbestanden opslaan in de document management server.
ZZZ604S
1. Dit apparaat
2. Bezorgingsserver
Een van de originelen door het apparaat gescande bestand wordt naar de bezorgingsserver gestuurd. In combinatie met een functie voor bestandopslag kunnen gescande bestanden van meerdere originelen die tijdelijk zijn opgeslagen in één keer worden verstuurd. Zie Pag.79 “Gelijktijdige opslag en bezorging”.
De ScanRouter-software is geïnstalleerd op deze computer, die is ingesteld als een bezorgingsserver. Een te ontvangen bestand wordt afgeleverd in de in-lade van de opgegeven bestemming (A in de afbeelding). Afhankelijk van de instellingen van de in-lade, wordt het bestand opgeslagen in de in-lade of in een map (B in de afbeelding).
9
Beginnen
3. Cliëntcomputer De inhoud van een opgeslagen bestand kan op de volgende manieren worden gecontroleerd:
1
• Gebruik DeskTopBinder om het bestand weer te geven in de in-lade, zodat u de inhoud kunt controleren (C in de afbeelding).
• Gebruik Auto Document Link om het bestand te ontvangen dat is opgeslagen in een in-lade en controleer de inhoud met een geschikte toepassing. (D in de afbeelding). • Open via het netwerk de map waarin het bestand is opgeslagen via het netwerk en controleer de inhoud met een geschikte toepassing. (E in de afbeelding).
Verwijzing Zie de desbetreffende documentatie voor meer informatie over DeskTopBinder of Auto Document Link. Zie Pag.i “Handleidingen voor dit apparaat”.
10
Netwerkscanner
TWAIN-compatibele netwerkscanner De scanfunctie van dit apparaat kunt u vanaf een cliëntcomputer via een netwerk gebruiken door middel van Ethernet, IEEE 1394 (IP meer dan 1394) optioneel of IEEE 802.11b (draadloze LAN) optioneel.
1
Verwijzing Pag.83 “Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner”
ZZZ605S
1. Dit apparaat
2. Cliëntcomputer
De scanfunctie van het apparaat kunt u vanaf een cliëntcomputer via een netwerk gebruiken.
Originelen worden gescand met de TWAIN Driver van een toepassing.
Opmerking ❒ Wanneer u het apparaat gebruikt als netwerk TWAIN-scanner, is het niet noodzakelijk om {Scanner} te selecteren op het bedieningspaneel. Wanneer TWAIN Driver actief wordt op een cliëntcomputer, verschijnt op het display automatisch het volgende scherm.
❒ Druk op [Afsluiten] om andere functies te gebruiken dan de TWAIN-compatibele netwerkscanner.
11
Beginnen
Software installeren Dit gedeelte beschrijft hoe u de software moet installeren die op de “Scanner Driver and Document Management Utility” CD-ROM staat.
1
Verwijzing Zie Pag.138 “Software meegeleverd op cd-rom” voor gegevens over de software op de CD-ROM en de systeemvereisten van de software.
Quick Install Wanneer de CD-ROM wordt geplaatst in een cliëntcomputer onder Windows 95/98/Me/2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0 begint het installatieprogramma automatisch (Auto Run) met het installeren van de diverse software. Opmerking ❒ Als Plug and Play begint, klik dan op [Annuleren] in het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard Stuurprogramma’s] of [Wizard Nieuwe hardware gevonden], en stop vervolgens de CD-ROM in de speler. Het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard Stuurprogramma’s] of [Wizard Nieuwe hardware gevonden] verschijnt afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem.
❒ Auto Run kan mogelijk niet automatisch werken bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dat gebeurt, start “SETUP.exe” dan in de root directory van de CDROM.
12
❒ Druk op de toets {SHIFT} wanneer u de CD-ROM in de speler stopt en houd de toets ingedrukt totdat de computer de CD-ROM heeft gelezen, als u Auto Run wilt uitschakelen. ❒ Als [Annuleren] wordt geselecteerd tijdens de installatie, wordt de installatie geannuleerd en wordt de resterende software niet geïnstalleerd. Als [Annuleren] is geselecteerd, installeert u de resterende software nadat u de client computer opnieuw heeft opgestart. ❒ Zie Pag.138 “Software meegeleverd op cd-rom” voor informatie over de software die kan worden geïnstalleerd met Auto Run. Beperking ❒ Login als een lid van de groep Beheerders bij een installatie onder Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0
TWAIN Driver Om het apparaat als TWAIN-compatibele netwerkscanner te gebruiken, is het van essentieel belang dat TWAIN Driverwordt geïnstalleerd op een clientcomputer. Is een toepassing die TWAIN ondersteunt, niet geïnstalleerd op de client computer, dan moet ook DeskTopBinder worden geïnstalleerd. Zie Pag.13 “DeskTopBinder” voor informatie over de installatie van DeskTopBinder.
Software installeren
Voorbereiding Controleer vóór de installatie de systeemeisen voor de TWAIN Driver. Zie Pag.138 “Software meegeleverd op cd-rom” voor informatie over systeemeisen. Opmerking ❒ Gebruik Auto Run voor het installeren.
A Start
Windows en stop vervolgens de CD-ROM “Scanner Driver and Document Management Utility” in het CD-ROMspeler van de client computer. Verwijzing Zie Pag.12 “Quick Install” als het installatieprogramma niet automatisch start.
B Klik op [TWAIN Driver]. Het scherm voor de software-installatie verschijnt.
C Het
installatieprogramma van TWAIN Driver wordt gestart. Volg de aanwijzingen op. Opmerking ❒ Wanneer de installatie is voltooid, kan er een bericht worden weergegeven waarin u wordt gevraagd de client computer opnieuw op te starten. Start in dat geval de cliëntcomputer opnieuw op.
❒ Nadat de installatie is voltooid, staat er een map met de naam van het apparaat in gebruik in [Programmeren] in het menu [Start]. Vanuit deze map kan Help worden weergegeven. ❒ In “Readme.txt” vindt u aantekeningen over het gebruik van de TWAIN-compatibele netwerkscanner. Zorg ervoor dat u ze voor gebruik gelezen hebt.
DeskTopBinder U moet DeskTopBinder installeren op de client computer om een in-lade te controleren of bestanden op te halen via de functie Netwerkbezorgingsscanner.
1
Voorbereiding Controleer vóór de installatie de systeemvereisten voor DeskTopBinder. Zie Pag.138 “Software meegeleverd op cd-rom”. Opmerking ❒ Gebruik Auto Run voor het installeren.
❒ Om de functie Netwerkbezorgingsscanner te kunnen gebruiken, moet u de ScanRouter-software (optioneel) installeren op de computer die wordt gebruikt als bezorgingsserver.
A Start
Windows en stop vervolgens de CD-ROM “Scanner Driver and Document Management Utility” in het CD-ROMspeler van de client computer. He t cd-r om-sta rtscher m ver schijnt.
B Klik op [DeskTopBinder Lite]. Het installatievenster van DeskTopBinder Lite verschijnt. Verwijzing Zie de Installatiehandleiding die vanuit het installatiescherm kan worden weergegeven voor DeskTopBinder voor informatie over de daaropvolgende installatieprocedure.
13
Beginnen
Gebruikersverificatie Het verificatiescherm verschijnt wanneer gebruikersverificatie (gebruikersverificatiecode, Windowsverificatie, LDAP-verificatie of geïntegreerde server-verificatie) is ingesteld. U kunt niets doen met het apparaat tenzij een geldige gebruikersnaam en wachtwoord zijn ingevoerd. Log in om het apparaat te gebruiken en log uit wanneer u klaar bent met de bewerkingen. Zorg ervoor uit te loggen om te voorkomen dat niet bevoegde gebruikers het apparaat gebruiken.
1
Opmerking ❒ Raadpleeg uw beheerder over uw log-in gebruikersnaam, wachtwoord en gebruikerscode. Raadpleeg de juiste beheerders voor informatie over de verschillende soorten gebruikersverificatie. ❒ Voer een nummers in dat is vastgelegd in het adresboek als [Gebruikerscode] voor de verificatie van de gebruikerscode.
14
Gebruikerverificatiecode (met behulp van het Bedieningspaneel) Het volgende scherm verschijnt wanneer de gebruikersverificatiecode is ingesteld.
Voer een (acht cijferige) gebruikerscode in en druk vervolgens op [#]. Opmerking ❒ U hoeft niet uit te loggen na de verificatie van de gebruikerscode.
Gebruikersverificatie
Login (Configuratiescherm gebruiken)
Loguit (Configuratiescherm gebruiken)
Volg de volgende procedure als basisverificatie, Windows-verificatie, LDAP-verificatie of geïntegreerde server-verificatie is ingesteld.
Volg de volgende procedure om uit te loggen als basisverificatie, Windowsverificatie, LDAP-verificatie of geïntegreerde server-verificatie is ingesteld.
A Druk op [Invoeren] voor [Log-in gebruikersnaam].
1
A Druk op {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Log-out].
B Voer een logingebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK].
C Druk op [Invoeren] voor [Log-in wacht-
C Druk op [Ja]. D Druk op {Gebruikersinstellingen/Teller}.
woord].
D Voer een loginwachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
E Druk op [Log-in]. Het scherm verschijnt voor de functie die u gebruikt, als de gebruiker is geverifieerd.
15
Beginnen
E-mailadressen en mappen programmeren 1
U kunt e-mailadressen en mappen programmeren met Adresboekbeheer in het menu Systeembeheer onder Systeeminstellingen. U kunt ook de geprogrammeerde e-mailadressen en mappen in een groep vastleggen. Opmerking ❒ U kunt gegevens invoeren in het adresboek met Web Image Monitor of SmartDeviceMonitor for Admin. Zie Netwerkhandleiding voor informatie over het installeren van SmartDeviceMonitor for Admin. Zie de Help van iedere toepassing voor informatie over het vastleggen van adressen. ❒ Afhankelijk van het soort apparaat kunt u mogelijk het apparaat niet gebruiken wanneer het het adresboek aan het bijwerken is met CSV-bestanden (opgehaald met SmartDeviceMonitor for Admin) waarin gebruikerscodes staan. Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
16
2. Het versturen van een scanbestand per e-mail Scanbestanden kunnen met behulp van het e-mailsysteem naar een opgegeven locatie worden verstuurd. Dit hoofdstuk beschrijft de voorbereidingsprocedure voor het versturen van een bestand met het e-mailsysteem, diverse displays, zendprocedures en hoe het verzendresultaat kan worden gecontroleerd wanneer deze functie wordt gebruikt.
Voorbereiding voor het versturen per email De onderstaande voorbereidingsprocedure is nodig om scanbestanden via het emailsysteem te versturen. Opmerking ❒ Als u een e-mailserver binnen het netwerk wilt gebruiken, moet u de e-mailserver eerst in het netwerk instellen. Voor informatie over het instellen van een e-mailserver verwijzen wij naar de handleidingen van de te gebruiken emailserver en de te installeren software.
1
Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-kabel of een draadloos LAN. Als u een IEEE 1394-kabel wilt gebruiken, hebt u een IEEE 1394interfacekaart nodig. Als u een draadloos LAN wilt gebruiken, hebt u de IEEE 802.11b-interface-unit nodig. Zie Netwerkhandleiding.
2
Als u scanbestanden per e-mail wilt versturen, moeten de volgende [Systeeminstellingen] correct worden opgegeven. (Evenals sommige andere instellingen.) • IP-adres • subnetmasker • DNS-server • SMTP-servernaam Meer informatie over het (opgeven) van instellingen kunt u vinden in de Netwerkhandleiding. Ook moet u bestemmingen en andere informatie registreren in het adresboek. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het oplossen van problemen.
3
Stel de instellingen voor het versturen van e-mails in, zoals bestandstypeprioriteit en standaardwaarden van de afzender. Zie Pag.127 “Instellingen zenden”.
17
Het versturen van een scanbestand per e-mail
E-mailscherm De e-mail wordt hieronder weergegeven. De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een onderdeel selecteren of opgeven door er zacht op te drukken. Wanneer u een onderdeel op het displaypaneel selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd: . Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd, zien er zo uit: OK .
2
1. Bestemmingsveld
4. [Registratienr.]
Hier wordt de geselecteerde bestemming weergegeven. Als er verschillende bestemmingen zijn geselecteerd, worden de bestemmingen in de geselecteerde volgorde weergegeven door op [UVorige] of [TVolg.] te drukken.
Druk hierop om een bestemming te specificeren met behulp van een registratienummer van vijf cijfers.
Opmerking ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
2. [ ] E-mail/scan-to-folder Druk erop om te schakelen tussen de emailfunctie en de scan-to-folderfunctie. U kunt tegelijkertijd het bestand naar bestemmingen voor zowel e-mail als scanto-folder versturen.
3. E-mailpictogram ( ) Dit pictogram geeft aan dat het e-mailscherm wordt weergegeven.
18
5. [Handm. invoer] Bij het specificeren van een bestemming die niet in de lijst staat, kunt u op [Handm. invoer] drukken en vervolgens via het soft-toetsenbord de bestemming invoeren.
6. [Naam afzender bijv.] [Ontvangstbevestiging] [Onderwerp/Bericht] [Bestandnaam/Type] Druk hier om de afzender, retourbevestiging, het onderwerp, het bericht, de namen en indelingen van de bestanden vast te leggen die u wilt zenden.
7. [ ] Naar bestemmingslijst schakelen/zoeken/schakelen titel Druk hier om een bestemming in de bezorgingsserverlijst over te brengen naar de bestemmingslijst van dit apparaat, om te zoeken naar een bestemming.
Voorbereiding voor het versturen per e-mail
8. Bestemmingenoverzicht Geeft de bestemmingen weer die zijn geregistreerd op de bezorgingsserver of op dit apparaat.
Opmerking ❒ Wanneer het volledige overzicht niet op één scherm past, kunnen [U] of [T] gebruikt worden om door de lijst te bladeren. ❒ Groepsbestemmingen worden aangegeven met het symbool .
2
19
Het versturen van een scanbestand per e-mail
Het versturen van een scanbestand per email Procedure voor het versturen van e-mailberichten
2
Een scanbestand wordt verzonden nadat de scaninstellingen en bestemmingen ervan zijn opgegeven.
A Druk op de {Scanner}-toets.
D Geef de instellingen op voor de
afdrukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.89 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
E Maak de scaninstellingen. Verwijzing U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: Opmerking ❒ De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kan het er anders uitzien.
B Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden.
Opmerking ❒ Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de {Instellingen verwijderen}toets.
C Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding.
20
• Elke instelling apart configureren. Zie Pag.87 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens. • Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.98 “Een programma oproepen” voor meer gegevens.
F Als het scherm voor de netwerk-
bezorgingsscanner wordt geopend, schakelt u over naar het emailscherm. A Druk op [ ]. B Druk op [Bestem.lijst veranderen].
Het versturen van een scanbestand per e-mail
C Druk op [E-mail].
D Druk op [Afsluiten]. Het e-mailscherm of scan-to-folder verschijnt. E Als scan-to-folder verschijnt, druk op [ ]. Het e-mailscherm wordt weergegeven.
G Specificeer de bestemming. U kunt de bestemming als volgt opgeven: • De bestemming selecteren uit de bestemmingslijst. • Het registratienummer opgeven. • Het e-mailadres direct invoeren. • De bestemming zoeken in de bestemmingslijst. • De bestemming zoeken op de LDAP-server. Opmerking ❒ Bestemmingen in de bestemmingslijst en registratienummers moeten vooraf worden geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het oplossen van problemen.
❒ Zie Pag.140 “E-mail” voor informatie over het maximum aantal bestemmingen dat kan worden geselecteerd voor iedere verzending. ❒ Voordat u de bestemming selecteert, zorg er dan voor dat u [Naar] selecteert. Selecteer indien nodig [Cc] of [Bcc] en de respectievelijke bestemmingen. ❒ Sommige bestemmingen worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven.
2
Een bestemming selecteren uit het overzicht A Selecteer de bestemming.
De geselecteerde bestemming wordt gemarkeerd en verschijnt in het bestemmingsveld bovenaan het scherm. Opmerking ❒ Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, voert u één van de volgende stappen uit:
• Geef de bestemming weer door de eerste letter uit de titel te selecteren. • Geef de bestemming weer door op [U] of [T] te drukken.
21
Het versturen van een scanbestand per e-mail
2
B Voor het selecteren van meerdere bestemmingen, herhaalt u stap A.
C Herhaal de stappen A tot B om meer bestemmingen te selecteren.
Opmerking ❒ Om een bestemming te deselecteren, druk nogmaals op de bestemming, of druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld te krijgen en druk vervolgens op de {Wis/Stop}toets.
Opmerking ❒ Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming i n h e t b e s t e m m i n gs v e l d weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets.
Het registratienummer gebruiken voor het selecteren van een bestemming A Druk op [Registratienr.]. B Gebruik de cijfertoetsen om het 5-cijferige registratienummer in te voeren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend. Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cijfer op de toets {#}. Voorbeeld: u wilt 00003 invoeren Druk op de {3}-toets en vervolgens op de {#}-toets.
22
Handmatige invoer van een emailadres A Druk op [Handm. invoer]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. Opmerking ❒ [Handm. invoer] wordt, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven.
B Voer het e-mailadres in. Opmerking ❒ Zie Pag.140 “E-mail” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. ❒ U kunt alfanumerieke tekens en punten gebruiken. De symbolen ( )\ , ; : ” en spaties k un n e n ni e t w o r d e n g e bruikt. Zie Pag.140 “E-mail” voor meer gegevens.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
C Druk op [OK]. Opmerking ❒ Als u drukt op [Prog.Best.], verschijnt er een scherm voor invoeren en wijzigen van adresboekvermeldingen. In dit scherm kunt u direct e-mailadressen in het adresboek invoeren.
❒ Voor het wijzigen van een ingevoerd e-mailadres, drukt u op [Wijzigen] dat zich aan de linkerzijde van het bestemmingsveld bevindt. Het softtoetsenbord wordt weergegeven. Breng de gewenste wijzigingen aan en druk vervolgens op [OK]. ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken. ❒ [Prog.Best.] wordt, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. D Herhaal de stappen A tot C om meer bestemmingen in te voeren. Opmerking ❒ Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets.
Een bestemming zoeken in de bestemmingslijst A Druk op [
].
2
B Druk op [Zoek op bestem.naam].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. Opmerking ❒ Voor het zoeken aan de hand van e-mailadressen drukt u op [E-mailadres]. C Voer een deel van de bestemmingsnaam in. Opmerking ❒ Voer het eerste teken of de eerste tekens van de bestemmingsnaam in.
❒ Het is ook mogelijk een gecombineerde zoekactie uit te voeren door het intoetsen van [Zoek op bestem.naam] en [E-mailadres].
23
Het versturen van een scanbestand per e-mail
D Druk op [OK]. E Selecteer een bestemming.
2
❒ Zorg ervoor dat de LDAPserver waarop uw wilt zoeken is geselecteerd en gemarkeerd. Als er geen server is geselecteerd, wordt de zoekbewerking niet uitgevoerd en wordt een foutbericht weergegeven. E Druk op [OK]. F Druk op [Geavanceerd zoeken].
F Druk op [Afsluiten].
Een bestemming zoeken op de LDAP-server A Druk op [
]. G Geef een tekenreeks met betrekking tot de bestemming op voor een zoekvoorwaarde zoals [Naam], [E-mailadres], [Faxnummer], [Bedrijfsnaam], of [Afdelingsnaam].
B Druk op [Zoek LDAP].
C Druk op [Selecteer Server]. D Selecteer de LDAP-server. Opmerking ❒ De LDAP-server kan vooraf worden geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding.
24
Opmerking ❒ Elke zoekvoorwaarde (Naam, E-mailadres, Faxnummer, Bedrijfsnaam en Afdelingsnaam) correspondeert met een item dat is geregistreerd op de LDAP-server.
❒ Als u een zoekvoorwaarde selecteert, wordt een soft-toetsenbord weergegeven. Voer een tekstreeks in volgens de zoekcriteria.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
❒ Als u [SZoekopties] selecteert in [Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server] in [Beheerdertoepas.] in [Systeeminstellingen], kunt u een veld toevoegen voor de zoekbewerking. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding. ❒ Wanneer de zoekvoorwaarde [Naam] wordt gebruikt voor de zoekbewerking, hangt het van de instelling die de beheerder heeft opgegeven af of naar de voornaam of achternaam wordt gezocht. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar "Kees Jansen", bepaalt deze instelling of u "Kees" of "Jansen" moet invoeren. Vraag aan uw beheerder welke naam u moet gebruiken. H Druk op [Zoek criteria] overeenkomstig met elk onderdeel en selecteer criteria uit de lijst die wordt weergegeven.
Opmerking ❒ U kunt criteria uit de volgende lijst selecteren: • [Zoek begin woord]: De namen die beginnen met het opgegeven teken (of de opgegeven tekens) worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”.
• [Zoek laatste woord]: De namen die eindigen met het opgegeven teken (of de opgegeven tekens) worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “C”. • [Exacte overeenkomst]: De namen die overeenkomen met het opgegeven teken (of de opgegeven tekens) worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “ABC”. • [Bevat één v/d woorden]: De namen die het opgegeven teken (of de opgegeven tekens) bevatten, worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”, “B” of “C”. • [Woorden uitsluiten]: De namen die niet een opgegeven teken (of opgegeven tekens) bevatten, worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “D”. • [Ongestruct. zoeken]: een vage zoekbewerking (De werking van deze vage zoekbewerking is afhankelijk van het door de LDAP-server ondersteunde systeem.)
2
25
Het versturen van een scanbestand per e-mail
I Druk op [OK]. Opmerking ❒ Het e-mailadres waarnaar op de LDAP-server wordt gezocht, kan niet correct worden opgegeven als het te veel tekens bevat. Zie Pag.140 “Email” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd.
2
❒ Als er geen gebruikersnaam en wachtwoord zijn ingesteld voor de LDAP-serverautorisatie, wordt een inlogvenster weergegeven. Voer een gebruikersnaam en een wachtwoord in. ❒ Er kunnen weliswaar voor dezelfde persoon meerdere e-mailadressen worden geregistreerd, maar een zoekbewerking zal altijd slechts één e-mailadres per persoon opleveren. Afhankelijk van de LDAP-server, zal meestal het adres worden gevonden dat als eerste is geregistreerd. ❒ Als u meer informatie over de bestemming wilt weergeven, drukt u op [Details]. J Selecteer een bestemming. K Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Als u drukt op [Prog.Best.], verschijnt er een scherm voor invoeren en wijzigen van adresboekvermeldingen. In dit scherm kunt u direct emailadressen in het adresboek invoeren.
26
Het controleren van geselecteerde bestemmingen A Gebruik het bestemmingsveld bovenaan het scherm om te controleren welke bestemmingen worden geselecteerd. Opmerking ❒ Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door het de lijst te bladeren. De bestemmingen worden weergegeven in de volgorde waarin ze zijn geselecteerd.
❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
H Selecteer
indien nodig het bestandstype. A Druk op [Bestandnaam/Type]. B Druk op [Bestandstype]. C Selecteer het bestandstype.
D Druk tweemaal op [OK].
I Selecteer
indien nodig de bestandsnaam. A Druk op [Bestandnaam/Type]. B Druk op [Bestandsnaam]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. C Voer een bestandsnaam in. D Druk tweemaal op [OK].
Het versturen van een scanbestand per e-mail
J Geef de afzender op. U kunt de afzender als volgt opgeven: • De afzender selecteren uit de lijst. • Het registratienummer van de afzender opgeven met de cijfertoetsen. • Zoeken naar de afzender. Opmerking ❒ Voer de afzender vooraf in onder [Systeeminstellingen]. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het oplossen van problemen.
❒ Als u de afzender opgeeft, wordt informatie over deze afzender opgenomen in het bestand dat wordt verzonden. De naam van de opgegeven afzender wordt automatisch in het Van-veld van het e-mailbericht geplaatst, zodat de afzender kan worden geïdentificeerd wanneer het emailbericht wordt ontvangen. ❒ Het e-mailadres van de beheerder kan, afhankelijk van de systeeminstellingen, automatisch verschijnen in het veld VAN van de e-mailkop. Geef in stap J de afzender op om het adres te veranderen. ❒ Om misbruik van een afzendernaam te voorkomen, adviseren wij u een beveiligingscode voor de afzendernaam te gebruiken. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, kan bij het inloggen [Naam afzender bijv.] worden geselecteerd als de gebruikersnaam.
Een afzender selecteren uit de lijst A Druk op [Naam afzender bijv.].
2
B Selecteer de afzender.
Opmerking ❒ Als een beveiligingscode is ingesteld, verschijnt nadat de afzender is geselecteerd, het scherm voor het invoeren van de beveiligingscode. Voer de beveiligingscode in en druk vervolgens op [OK]. Als de door u ingevoerde beveiligingscode juist is, verschijnt de naam van de afzender.
C Druk op [OK].
27
Het versturen van een scanbestand per e-mail
Een registratienummer gebruiken voor het selecteren van een afzendernaam A Druk op [Naam afzender bijv.].
2
B Gebruik de cijfertoetsen om het 5-cijferige registratienummer in te voeren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend. Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cijfer op de toets {#}. Voorbeeld: u wilt 00006 invoeren Druk op de {6}-toets en vervolgens op de {#}-toets.
28
Opmerking ❒ Als een beveiligingscode is ingesteld, verschijnt nadat de afzender is geselecteerd, het scherm voor het invoeren van de beveiligingscode. Voer de beveiligingscode in en druk vervolgens op [OK]. Als de door u ingevoerde beveiligingscode juist is, worden de naam van de afzender en [Ontvangstbevestiging] weergeven.
C Druk op [OK].
Zoeken naar een afzender A Druk op [Naam afzender bijv.].
B Druk op [
].
Het versturen van een scanbestand per e-mail
C Druk op [Naam gebr.(bestemm)].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. Opmerking ❒ U kunt zoeken naar een emailadres door op [E-mailadres] te drukken.
D Voer een deel van de afzendernaam in. Opmerking ❒ Voer het eerste teken of de eerste tekens van de afzendernaam in.
❒ Het is ook mogelijk een gecombineerde zoekactie uit te voeren door het intoetsen van [Naam gebr.(bestemm)] en [E-mailadres]. E Druk op [OK]. F Selecteer de afzender.
Opmerking ❒ Als een beveiligingscode is ingesteld, verschijnt nadat de afzender is geselecteerd, het scherm voor het invoeren van de beveiligingscode. Voer de beveiligingscode in en druk vervolgens op [OK]. Als de door u ingevoerde beveiligingscode juist is, wordt de naam van de afzender gemarkeerd.
2
G Druk op [Afsluiten]. H Druk op [OK].
K Voor
een ontvangstbevestiging per e-mail drukt u op [Ontvangstbevestiging]. Opmerking ❒ U moet het volgende doen om [Ontvangstbevestiging] te gebruiken: • Inloggen als een gebruiker • Geef de afzender op in stap J ❒ Wanneer [Ontvangstbevestiging] is geselecteerd, ontvangt de afzender die is geselecteerd in stap J een e-mail wanneer het verzonden e-mailbericht is gelezen op de bestemming. Als de emailsoftware van de geadresseerde echter geen ondersteuning biedt voor MDN (Message Disposition Notification), kan het voorkomen dat de e-mail niet wordt verzonden.
29
Het versturen van een scanbestand per e-mail
L Geef indien nodig een onderwerp op.
C Selecteer het onderwerp [Urgent].
Opmerking ❒ U kunt een onderwerp opgeven door het uit de lijst te kiezen, rechtstreeks in te voeren of beiden.
2
❒ Zie Pag.140 “E-mail” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. ❒ Wanneer een onderwerp is opgegeven, wordt deze informatie toegevoegd aan het scanbestand. Het onderwerp wordt automatisch in het onderwerpveld van de e-mail geplaatst. ❒ Onderwerpen die uit de lijst kunnen worden geselecteerd, moeten wel vooraf zijn geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Zie Netwerkhandleiding. De procedure voor het opgeven van het onderwerp “[Urgent]Nieuwe productvormgeving” wordt hier aan de hand van een voorbeeld uitgelegd. A Druk op [Onderwerp/Bericht]. B Druk op [Onderwerp bijvoegen].
D Druk op [Handmatige invoer]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. E Voer het onderwerp “Nieuw productvormgeving” in. F Druk op [OK].
G Druk tweemaal op [OK].
M Voer indien nodig een bericht in. Opmerking ❒ Zie Pag.140 “E-mail” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd.
❒ Wanneer een bericht is ingevoerd, wordt deze informatie toegevoegd aan het scanbestand. ❒ Berichten die uit de lijst kunnen worden geselecteerd, moeten wel vooraf zijn geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Zie Netwerkhandleiding. ❒ Een bericht kan worden geselecteerd uit de lijst of direct worden getypt.
30
Het versturen van een scanbestand per e-mail
Een bericht selecteren uit de lijst
E Druk drie keer op [OK].
A Druk op [Onderwerp/Bericht]. B Druk op [E-mailbericht].
2 N Druk op de {Start}-toets. C Selecteer een bericht.
D Druk tweemaal op [OK].
Handmatige invoer van een bericht A Druk op [Onderwerp/Bericht]. B Druk op [E-mailbericht].
Opmerking ❒ Zie Pag.140 “E-mail” voor informatie over de maximum grootte van het gescande bestand en het maximum aantal pagina’s dat kan worden verzonden.
❒ Druk voor het onderbreken van het scanproces op de toets {Wis/Stop} of druk op [Stoppen] op het displaypaneel. ❒ Als u de originelen één voor één invoert, plaats dan nu het volgende origineel. Zie Pag.93 “Originelen in een paar keer scannen” voor meer gegevens.
Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail U kunt de e-mailfunctie en de opslagfunctie gelijktijdig gebruiken. Het scanbestand wordt per e-mail verzonden en gelijktijdig opgeslagen.
C Druk op [Handm. invoer]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. D Voer het bericht “Bedankt voor wat u gisteren heeft gedaan” in.
Opmerking ❒ In dit gedeelte wordt voornamelijk de procedure voor gelijktijdige emailversturing en -opslag uitgelegd. Zie Pag.20 “Procedure voor het versturen van e-mailberichten” voor meer gegevens.
31
Het versturen van een scanbestand per e-mail
❒ Het bestand dat gelijktijdig is opgeslagen en verzonden per e-mail kan niet opnieuw vanuit het emailscherm worden verzonden. Als u de het bestand opnieuw wilt verzenden, selecteert u het bestand in het scherm [Select. opgesl. best.] en verstuurt u het. Zie Pag.61 “Verzenden van opgeslagen bestanden met e-mail of scan-to-folder of bezorgen”.
2
D Specificeer de bestemming. E Geef de afzender en een onderwerp op.
F Druk op [Bestand opslaan].
A Plaats de originelen. Opmerking ❒ De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding.
G Zorg ervoor dat
[Verzenden & Opslaan] is geselecteerd.
B Geef de instellingen op voor de
afdrukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.89 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
C Maak de scaninstellingen. Opmerking ❒ U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven:
• Elke instelling apart configureren. Zie Pag.87 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens. • Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.98 “Een programma oproepen” voor meer gegevens.
32
H Geef indien nodig bestandsinformatie op.
Verwijzing Zie Pag.55 “Bestandsinformatie opgeven” voor informatie over het opgeven van bestandsinformatie.
I Druk op [OK]. J Druk op de {Start}-toets.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
Gelijktijdig opslaan van bestanden en het versturen van hun URL-adressen U kunt scanbestanden opslaan en tegelijkertijd de URL-adressen van hun locaties versturen per e-mail. In dit geval worden scanbestanden niet als e-mailbijlagen verstuurd. Overgestuurde URL-adressen stellen u in staat een opgeslagen bestand in te zien, te verwijderen of te downloaden op het netwerk met behulp van Web Image Monitor. Dit is handig als uw netwerkinstellingen geen e-mailbijlagen toestaan.
2
Opmerking ❒ U moet hiervoor eerst de instellingen van bovengenoemde functies opgeven onder [Scannereigensch.]. Zie Pag.130 “Opgeslagen bestand e-mailmethode”.
❒ Voor meer informatie over de verzendprocedure, zie Pag.31 “Gelijktijdig opslaan en verzenden per email”. ❒ Als u altijd de URL-adressen van scanbestandlocaties wilt e-mailen, ga naar [Scannereigensch.], [Verzendinstellingen] en stel [E-mail methode opgeslagen bestand] op [URL link verzenden] in en [Bestandsprioriteit opslaan] op [Opslaan & Verzenden]. Zie Pag.130 “Opgeslagen bestand emailmethode” en Pag.129 “Bestandopslag prioriteit”.
33
Het versturen van een scanbestand per e-mail
E-mailresultaten controleren De verzendresultaten kunnen worden gecontroleerd.
A Druk
op [Status scanbestand] op het e-mailscherm.
Opmerking ❒ Zie Pag.128 “Het scannerjournaal afdrukken & verwijderen” voor informatie over het maximum aantal verzendhandelingen dat kan worden gecontroleerd.
2
❖ Onderwerpen die kunnen worden gecontroleerd • Datum / Tijd De datum en tijd waarop de email is verzonden of de datum en tijd waarop “Verzonden”,“Fout” of “Geannuleerd” is bevestigd verschijnt. • Bestemming De verzendfunctie (e-mail, scan-to-folder of bezorgfunctie) wordt met een pictogram weergegeven. Wanneer meerdere bestemmingen werden geselecteerd, wordt de eerst geselecteerde bestemming weergegeven. • Afzender • Bestandsnaam De bestandsnaam wordt alleen weergegeven wanneer een bestand tegelijkertijd wordt opgeslagen en wanneer een opgeslagen bestand wordt verzonden. • Status Eén van de volgende statusvarianten wordt weergegeven: “Verzonden”, “Bezig met verzenden...”, “Wachten...”, “Fout” of “Geannuleerd”.
34
B Controleer de getoonde records.
Opmerking ❒ Sommige records worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven.
❒ Eén scherm toont de resultaten van vijf verzendingen. Gebruik [UVorige] of [TVolg.] om door de lijst te bladeren. ❒ Als een bestand de status “Wachten...” heeft, kan de verzending worden geannuleerd door het bestand te selecteren en op [Annul.] te drukken. ❒ Druk op [Afdrukken] om het complete logboek af te drukken.
C Druk op [Afsluiten]. Het e-mailscherm wordt weergegeven.
3. Scanbestanden versturen met scan-to-folder U kunt scanbestanden sturen naar gedeelde netwerkmappen, FTP-servermappen of NetWare-mappen. Dit hoofdstuk beschrijft de voorbereidingsprocedure voor het versturen van bestanden met scan-to-folder, diverse displays, zendprocedures en hoe de verzendresultaten kunnen worden gecontroleerd wanneer deze functie wordt gebruikt.
Voorbereiding voor het versturen met scan-to-folder De onderstaande voorbereidingsprocedure is nodig om scanbestanden via scanto-folder te versturen.
1
Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-kabel of een draadloos LAN. Als u een IEEE 1394-kabel wilt gebruiken, hebt u een IEEE 1394interfacekaart nodig. Als u een draadloos LAN wilt gebruiken, hebt u de IEEE 802.11b-interface-unit nodig. Zie Netwerkhandleiding.
2
Als u scanbestanden met scan-to-folder wilt versturen, moeten de volgende [Systeeminstellingen] correct worden opgegeven. (Evenals sommige andere instellingen.) • IP-adres • subnetmasker Meer informatie over het (opgeven) van instellingen kunt u vinden in de Netwerkhandleiding. Ook moet u bestemmingen en andere informatie registreren in het adresboek. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het oplossen van problemen.
3
Geef de instellingen voor het versturen op, zoals compressie en bestandstypeprioriteit. Zie Pag.127 “Instellingen zenden”.
Opmerking ❒ Het verzenden van bestanden met SMB is alleen mogelijk in een NetBios-viaTCP/IP-omgeving. Het verzenden van bestanden met SMB is niet mogelijk in de NetBEUI-omgeving.
❒ Zelfs wanneer instellingen via het bedieningspaneel, Web Image Monitor, Telnet of andere methodes het gebruik van SMB en FTP niet toestaan, dan nog is het mogelijk om bestanden te versturen.
35
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
Scan-to-folderscherm Het scan-to-folderscherm wordt hieronder weergegeven. De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een onderdeel selecteren of opgeven door er zacht op te drukken. Wanneer u een onderdeel op het displaypaneel selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd: . Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd, zien er zo uit: OK .
3
1. Bestemmingsveld
5. [Bestem. invoeren]
Hier wordt de geselecteerde bestemming weergegeven. Als er verschillende bestemmingen zijn geselecteerd, worden de bestemmingen in de geselecteerde volgorde weergegeven door op [UVorige] of [TVolg.] te drukken.
Bij het specificeren van een bestemming die niet in de lijst staat, kunt u op [Bestem. invoeren] drukken en vervolgens via het soft-toetsenbord de bestemming invoeren.
Opmerking ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
Druk hier om de namen en indelingen van de bestanden op te geven die u wilt verzenden.
2. [ ] E-mail/scan-to-folder Druk hierop om te schakelen tussen de scan-to-folderfunctie en de e-mailfunctie. U kunt tegelijkertijd het bestand naar bestemmingen voor zowel scan-to-folder als e-mail versturen.
3. Scan-to-folder pictogram ( ) Dit pictogram geeft aan dat het scan-tofolderscherm wordt weergegeven.
4. [Registratienr.] Druk hierop om een bestemming te specificeren met behulp van een registratienummer van vijf cijfers.
36
6. [Bestandnaam/Type]
Belangrijk ❒ Wanner het scanbestand tegelijkertijd naar bestemmingen voor zowel e-mail als scan-to-folder wordt verzonden, worden de afzender, het onderwerp en het bericht alleen naar de e-mailbestemmingen verzonden. [Ontvangstbevestiging] wordt ook gebruikt voor e-mailverzendingen. Zie Pag.17 “Het versturen van een scanbestand per email” voor meer gegevens.
Voorbereiding voor het versturen met scan-to-folder
7. [ ] Naar bestemmingslijst schakelen/zoeken/schakelen titel Druk hier om een bestemming in de bezorgingsserverlijst over te brengen naar de bestemmingslijst van dit apparaat, om te zoeken naar een bestemming.
8. Bestemmingenoverzicht Geeft de bestemmingen weer die zijn geregistreerd op de bezorgingsserver of op dit apparaat.
3
Opmerking ❒ Wanneer het volledige overzicht niet op één scherm past, kunt u met [U] of [T] door de lijst bladeren. ❒ Groepsbestemmingen worden aangegeven met het symbool .
37
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
Scanbestanden versturen met scan-tofolder Procedure voor het versturen met scan-to-folder Een scanbestand wordt verzonden nadat de scaninstellingen en bestemmingen ervan zijn opgegeven.
3
A Druk op de {Scanner}-toets.
D Geef de instellingen op voor de
afdrukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.89 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
E Maak de scaninstellingen. Verwijzing U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: Opmerking ❒ De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kan het er anders uitzien.
B Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden.
Opmerking ❒ Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de {Instellingen verwijderen}toets.
C Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding.
38
• Elke instelling apart configureren. Zie Pag.87 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens. • Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.98 “Een programma oproepen” voor meer gegevens.
F Als het scherm voor de netwerk-
bezorgingsscanner wordt weergegeven, schakelt u over naar het scan-to-folderscherm. A Druk op [ ]. B Druk op [Bestem.lijst veranderen].
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
C Druk op [E-mail].
D Druk op [Afsluiten]. Het e-mailscherm of scan-to-folder verschijnt. E Als het e-mailscherm wordt weergegeven, druk op [ ]. Het scan-to-folderscherm verschijnt.
❒ Sommige bestemmingen worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven.
Een bestemmingsmap selecteren uit het overzicht A Selecteer de bestemmingsmap.
3
G Bestemmingsmap opgeven. U kunt de bestemmingsmap als volgt opgeven: • De bestemming selecteren uit de bestemmingslijst. • Het registratienummer opgeven. • Voer het pad voor de map op een clientcomputer op hetzelfde netwerk direct in. • Voer het pad voor de map op de FTP-server direct in. • Voer het pad voor de map in de NDS-structuur of op de NetWare-server direct in. • Een map selecteren op een netwerkcomputer. • Een map selecteren in de NDSstructuur of op de NetWare-server. Opmerking ❒ Bestemmingen in de bestemmingslijst en registratienummers moeten vooraf worden geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het oplossen van problemen.
De geselecteerde map wordt gemarkeerd en verschijnt in het bestemmingsveld boven aan het scherm. Opmerking ❒ Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, voert u één van de volgende stappen uit:
• Geef de bestemming weer door de eerste letter uit de titel te selecteren. • Geef de bestemming weer door op [U] of [T] te drukken. ❒ Als er een beveiligingscode voor de gedeelde map is ingesteld, verschijnt een scherm voor het invoeren van de beveiligingscode.
39
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
B Voor het selecteren van meerdere bestemmingsmappen, herhaalt u stap A. Opmerking ❒ Om een bestemming te deselecteren, druk nogmaals op de bestemming, of druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld te krijgen en druk vervolgens op de {Wis/Stop}toets.
3
Het registratienummer gebruiken voor het selecteren van een bestemmingsmap A Druk op [Registratienr.]. B Gebruik de cijfertoetsen om het 5-cijferige registratienummer in te voeren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend. Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cijfer op de toets {#}. Voorbeeld: u wilt 00003 invoeren Druk op de {3}-toets en vervolgens op de {#}-toets.
Opmerking ❒ Als er een beveiligingscode voor de gedeelde map is ingesteld, verschijnt een scherm voor het invoeren van de beveiligingscode.
C Voor het selecteren van meerdere bestemmingsmappen, herhaalt u stap A∼B. Opmerking ❒ Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming i n h e t b e s t e m m i n gs v e l d weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets.
Voer het pad voor de map op een clientcomputer op hetzelfde netwerk direct in. A Druk op [Bestem. invoeren]. B Druk op [SMB].
Opmerking ❒ Als u probeert over te schakelen naar een protocol van een protocol waarvoor [Pad], [Gebruikersnaam] of [Wachtwoord] is opgegeven, wordt u gevraagd de protocolwijziging te bevestigen. C Druk op [Handm. invoer] rechts van het padveld. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven.
40
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
D Voer het pad voor de map in.
H Druk op [Verbindingstest].
Opmerking ❒ Zie Pag.141 “Scan-to-folder” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd.
❒ Als de mapnaam bijvoorbeeld “user” is en de computernaam “desk01”, dan ziet het pad er als volgt uit: \\desk01\user ❒ Er kan ook een IP-adres worden ingevoerd als u één van de volgende besturingssystemen gebruik t: W indows 98/Me/XP/2000, Windows NT 4.0 of Windows Server 2003. ❒ Namen van computers en gedeelde mappen die uit meer dan twaalf tekens bestaan, kunnen niet worden weergegeven. E Druk op [OK]. F Voer de gebruikersnaam in volgens de instelling op de bestemming. Druk op [Handm. invoer] aan de rechterkant van het gebruikersnaamveld voor het weergeven van het soft-toetsenbord. Verwijzing Zie Pag.141 “Scan-to-folder” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd.
G Voer het wachtwoord in volgens de instelling op de bestemming. Druk op [Handm. invoer] voor [Wachtwoord] om het soft-toetsenbord weer te geven.
Er wordt een verbindingstest uitgevoerd om te controleren of de opgegeven gedeelde map bestaat.
3
Opmerking ❒ De verbindingstest kan enige tijd in beslag nemen.
❒ Het is tijdens een verbindingstest wellicht niet mogelijk op [Verbindingstest] te drukken direct nadat u op [Annuleren] heeft gedrukt. ❒ Ook als de verbindingstest is geslaagd, kan het apparaat het bestand mogelijk niet overbrengen als aan de gedeelde map geen schrijfbevoegdheid is toegekend of als er geen ruimte is op de harde schijf. I Controleer het resultaat van de verbindingstest en druk op [Afsluiten]. J Druk op [OK]. K Herhaal de stappen A tot J om meer bestemmingen in te voeren. Opmerking ❒ Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming i n h e t b e s t e m m i n gs v e l d weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets.
41
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
❒ Als u het pad voor de map wilt wijzigen, drukt u op [Wijzigen] aan de linkerzijde van het bestemmingsveld. Voer het juiste pad voor de map in en druk vervolgens op [OK]. ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
3
Voer het pad voor de map op de FTP-server direct in A Druk op [Bestem. invoeren]. B Druk op [FTP].
D Voer een servernaam in. Opmerking ❒ Zie Pag.141 “Scan-to-folder” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd.
❒ Er kan ook een IP-adres worden ingevoerd. E Druk op [OK]. F Druk op [Handm. invoer] rechts van het padveld. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. G Voer het pad voor de map in. Opmerking ❒ Zie Pag.141 “Scan-to-folder” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd.
Opmerking ❒ Als u probeert over te schakelen naar een protocol van een protocol waarvoor [Pad], [Gebruikersnaam] of [Wachtwoord] is opgegeven, wordt u gevraagd de protocolwijziging te bevestigen.
C Druk op [Handm. invoer] rechts van het servernaamveld.
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven.
42
❒ Als de mapnaam bijvoorbeeld “user” is en de naam van de submap “lib”, dan ziet het pad er als volgt uit: user\lib H Druk op [OK]. I Voer de gebruikersnaam in volgens de instelling op de bestemming. Druk op [Handm. invoer] aan de rechterkant van het gebruikersnaamveld voor het weergeven van het soft-toetsenbord. Verwijzing Zie Pag.141 “Scan-to-folder” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd.
J Voer het wachtwoord in volgens de instelling op de bestemming. Druk op [Handm. invoer] voor [Wachtwoord] om het soft-toetsenbord weer te geven.
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
K Als u het poortnummer wilt wijzigen dat in [Systeeminstellingen] is ingesteld, drukt u op [Wijzigen] aan de rechterkant van het poortnummerveld. Geef een poortnummer op met de cijfertoetsen en druk op de toets {#}. L Druk op [Verbindingstest].
❒ Als u het pad voor de map wilt wijzigen, drukt u op [Wijzigen] aan de linkerzijde van het bestemmingsveld. Voer het juiste pad voor de map in en druk vervolgens op [OK]. ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
3
Voer het pad voor de map in de NDS-structuur of op de NetWareserver direct in A Druk op [Bestem. invoeren]. B Druk op [NCP]. Er wordt een verbindingstest uitgevoerd om te controleren of de opgegeven gedeelde map bestaat. Opmerking ❒ De verbindingstest kan enige tijd in beslag nemen.
❒ Het is tijdens een verbindingstest wellicht niet mogelijk op [Verbindingstest] te drukken direct nadat u op [Annul.] heeft gedrukt. M Controleer het resultaat van de verbindingstest en druk op [Afsluiten]. N Druk op [OK]. O Herhaal de stappen A tot N om meer bestemmingen in te voeren. Opmerking ❒ Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets.
Opmerking ❒ Als u probeert over te schakelen naar een protocol van een protocol waarvoor [Pad], [Gebruikersnaam] of [Wachtwoord] is opgegeven, wordt u gevraagd de protocolwijziging te bevestigen. C Selecteer "Verbindingssoort". Druk voor het specificeren van de NDS-structuurnaam op [NDS]. Druk voor het specificeren van de NetWare-servernaam op [Bindery].
43
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
3
D Druk op [Handm. invoer] rechts van het padveld. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. E Voer het pad voor de map in.
Verwijzing Zie Pag.141 “Scan-to-folder” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd.
Opmerking ❒ Als u de "Verbindingssoort" instelt op [NDS], is de naam van de NDS-structuur “structuur”, de naam van de context met het volume is “context”, de volumenaam is “volume” en de mapnaam is “map”, het pad is dan “\\structuur\volume.context\map”.
H Als u een log-in wachtwoord nodig heeft, voer dat aub in. Druk op [Handm. invoer] rechts van het wachtwoordveld. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. I Druk op [Verbindingstest]. Een verbindingstest controleert of de opgegeven gedeelde map bestaat.
❒ Als u de "Verbindingssoort" instelt op [Bindery], is de naam van de NetWare server “structuur”, de volumenaam is “volume” en de mapnaam is “map”, het pad is dan “\\server\volume\map”. ❒ Zie Pag.141 “Scan-to-folder” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. F Druk op [OK]. G Voer de gebruikersnaam in om aan te loggen op de NDS-structuur of de NetWare server. Druk op [Handm. invoer] rechts van het gebruikersnaamveld. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. Opmerking ❒ Als u drukt op [NDS] voor "Verbindingssoort", voer de gebruikersnaam in van de context die het gebruikersobject bevat. Als de gebruikersnaam “gebruiker” is en de naam van de context “context”, is de gebruikersnaam “gebruiker.context”.
44
Opmerking ❒ U kunt geen verbinding maken met mappen waarvoor u geen leesrechten heeft. ❒ De verbindingstest kan enige tijd in beslag nemen. ❒ Het is tijdens een verbindingstest wellicht niet mogelijk op [Verbindingstest] te drukken direct nadat u op [Annul.] heeft gedrukt. ❒ Ook al is de verbindingstest geslaagd, dan kan het zijn dat het apparaat het bestand niet overstuurt als u geen schrijfrechten hebt voor het bestand of wanneer er niet voldoende harde schijfruimte is. J Controleer het resultaat van de verbindingstest en druk op [Afsluiten]. K Druk op [OK].
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
L Herhaal de stappen A tot K om meer bestemmingen in te voeren. Opmerking ❒ Om selectie van de bestemming ongedaan te maken, druk op [UVorige] of [TVolg.] totdat de bestemming in het bestemmingsveld verschijnt en druk dan op de {Wis/Stop}toets.
❒ Om het pad van een ingevoerde map te wijzigen, druk op [Wijzigen] links van het bestemmingsveld. Voer het juiste pad voor de map in en druk vervolgens op [OK]. ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
Een map selecteren op een netwerkcomputer
C Druk op [Blad. door netwerk] rechts van het padveld. De lijst met clientcomputers op hetzelfde netwerk wordt weergegeven. Opmerking ❒ Namen van computers en gedeelde mappen die uit meer dan twaalf tekens bestaan, kunnen niet worden weergegeven.
3
❒ Als de door u gezochte clientcomputer niet verschijnt, druk op [1 Niveau omhoog] om nogmaals naar de clientcomputer te zoeken. ❒ Maximaal 100 clientcomputers en gedeelde mappen kunnen worden weergegeven. D Selecteer de clientcomputer waar de bestemmingsmap is.
A Druk op [Bestem. invoeren]. B Druk op [SMB].
Opmerking ❒ Als u probeert over te schakelen naar een protocol van een protocol waarvoor [Pad], [Gebruikersnaam] of [Wachtwoord] is opgegeven, wordt u gevraagd de protocolwijziging te bevestigen.
Opmerking ❒ Als voor de geselecteerde computer een autorisatie is vereist, wordt een inlogvenster weergegeven. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in. Het overzicht van de mappen op de geselecteerde computer wordt weergegeven.
45
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
E Selecteer de bestemmingsmap.
Een bestemmingsmap selecteren in een NDS-structuur of op een NetWare server A Druk op [Bestem. invoeren]. B Druk op [NCP].
Opmerking ❒ Als de geselecteerde map submappen heeft, verschijnt het overzicht van de sub-mappen.
3
❒ Als u de bestemmingsmap niet kunt vinden, druk op [1 Niveau omhoog] en zoek vervolgens naar de map op dat niveau. ❒ Als voor de geselecteerde map een autorisatie is vereist, wordt een inlogvenster weergegeven. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in. ❒ Ook als de verbindingstest is geslaagd, kan het apparaat het bestand mogelijk niet overbrengen als aan de gedeelde map geen schrijfrecht is toegekend of als er geen ruimte is op de harde schijf. F Druk op [OK]. G Druk op [OK].
46
Opmerking ❒ Als u probeert over te schakelen naar een protocol van een protocol waarvoor [Pad], [Gebruikersnaam] of [Wachtwoord] is opgegeven, wordt u gevraagd de protocolwijziging te bevestigen. C Selecteer “Verbindingssoort”. Klik voor het bekijken van de NDS-structuur op [NDS]. Klik voor het bekijken van de NetWare server op [Bindery].
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
D Druk op [Blad. door netwerk] rechts van het padnaamveld.
Als u de "Verbindingssoort" op [NDS] instelt, verschijnt de NDSstructuurlijst. Als u de "Verbindingssoort" op [Bindery] instelt, verschijnt de NetWare-serverlijst. Opmerking ❒ Mappen waarvoor u geen toegangsrechten heeft, verschijnen niet.
❒ Als de taal van het apparaat en die van de bestemming die u wilt bekijken verschillend zijn, verschijnen de items in de lijst mogelijk niet correct. ❒ U kunt maximaal 100 items weergeven in een lijst.
E Zoek naar de bestemmingsmap in de NDS-structuur of NetWare server. Opmerking ❒ Een log-inscherm verschijnt als u voor de geselecteerde NDS-structuur of NetWare server een wachtwoord nodig heeft. Voer een gebruikersnaam en wachtwoord in om in te loggen op de NDSstructuur of NetWare server. Als u drukt op [NDS] voor "Verbindingssoort", voer de gebruikersnaam in van de context die het gebruikersobject bevat. Als de gebruikersnaam “gebruiker” is en de naam van de context “context”, is de gebruikersnaam “gebruiker.context”.
3
❒ Als u de bestemmingsmap niet kunt vinden, druk op [1 Niveau omhoog] en zoek vervolgens naar de map op dat niveau. F Selecteer de bestemmingsmap. Opmerking ❒ Als u geen schrijfrechten heeft voor de bestemmingsmap of wanneer er niet genoeg opslagruimte is op de harde schijf van de bestemmingscomputer, wordt het bestand mogelijk niet verstuurd. G Druk op [OK]. H Druk op [OK].
47
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
Een bestemmingsmap zoeken in de bestemmingslijst A Druk op [
D Druk op [OK]. E Selecteer een bestemmingsmap.
].
F Druk op [Afsluiten].
3 B Druk op [Zoek op bestem.naam].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. Opmerking ❒ Als u wilt zoeken op het pad, drukt u op [Zoeken op mapnaam]. C Voer een deel van de naam van de bestemmingsmap in. Opmerking ❒ Voer het eerste teken of de eerste tekens van de bestemmingsnaam of -pad in.
❒ Om op pad te zoeken, als de bestemmingsmap “\\volume\gebruiker\map” is, voer dan “\\volume\gebruiker\f” in. ❒ Het is ook mogelijk een gecombineerde zoekactie uit te voeren door het intoetsen van [Zoek op bestem.naam] en [Zoeken op mapnaam].
48
Het controleren van geselecteerde bestemmingen A Gebruik het bestemmingsveld bovenaan het scherm om te controleren welke bestemmingen worden geselecteerd. Opmerking ❒ Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door het de lijst te bladeren. De bestemmingen worden weergegeven in de volgorde waarin ze zijn geselecteerd.
❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
H Selecteer
indien nodig het bestandstype. A Druk op [Bestandnaam/Type]. B Druk op [Bestandstype]. C Selecteer het bestandstype.
D Druk tweemaal op [OK].
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
I Selecteer
indien nodig de bestandsnaam. A Druk op [Bestandnaam/Type]. B Druk op [Bestandsnaam]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. C Voer een bestandsnaam in. Opmerking ❒ Aan het scanbestand wordt een 21-cijferige bestandsnaam (exclusief de extensie) toegekend waarin tijd en datum van de gescande originelen wordt gecombineerd met een 4-cijferig paginanummer. (Bijvoorbeeld: als een pagina in TIFF wordt gescand in 15,10 seconden, om 3.30 uur op 31 december 2020, wordt de bestandsnaam 202012311530150100001.tif)
D Druk op [OK].
E Druk op [OK].
J Druk op de {Start}-toets. Opmerking ❒ Zie Pag.141 “Scan-to-folder” voor informatie over de maximum grootte van het gescande bestand dat kan worden verzonden. ❒ Druk voor het onderbreken van het scanproces op de toets {Wis/Stop} of druk op [Stoppen] op het displaypaneel.
❒ Als u de originelen één voor één invoert, plaats dan nu het volgende origineel. Zie Pag.93 “Originelen in een paar keer scannen” voor meer gegevens.
Gelijktijdige opslag en verzending met scan-to-folder U kunt de scan-to-folderfunctie en de opslagfunctie gelijktijdig gebruiken. Het scanbestand wordt door scan-tofolder verzonden en gelijktijdig opgeslagen.
3
Opmerking ❒ In dit gedeelte wordt voornamelijk de procedure voor gelijktijdig verzenden en opslaan door scan-tofolder uitgelegd. Zie Pag.38 “Procedure voor het versturen met scan-to-folder” voor meer gegevens.
❒ Het bestand dat door scan-to-folder gelijktijdig met het verzenden is opgeslagen, kan niet opnieuw vanuit het scan-to-foldervenster worden verzonden. Als u de het bestand opnieuw wilt verzenden, selecteert u het bestand in het scherm [Select. opgesl. best.] en verstuurt u het. Zie Pag.61 “Verzenden van opgeslagen bestanden met e-mail of scan-to-folder of bezorgen”.
A Plaats de originelen. Opmerking ❒ De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding.
49
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
B Geef de instellingen op voor de
afdrukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen.
G Zorg ervoor dat
[Verzenden & Opslaan] is geselecteerd.
Verwijzing Pag.89 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
3
C Maak de scaninstellingen. Opmerking ❒ U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven:
• Elke instelling apart configureren. Zie Pag.87 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens. • Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.98 “Een programma oproepen” voor meer gegevens.
D Selecteer de bestemming. E Geef de naam van de afzender,
het onderwerp en het bericht op als het bestand op hetzelfde moment per e-mail wordt verzonden.
F Druk op [Bestand opslaan].
50
H Geef indien nodig bestandsinformatie op.
Verwijzing Zie Pag.55 “Bestandsinformatie opgeven” voor informatie over het opgeven van bestandsinformatie.
I Druk op [OK]. J Druk op de {Start}-toets.
De resultaten van scan-to-folder controleren
De resultaten van scan-to-folder controleren De verzendresultaten kunnen worden gecontroleerd.
A Druk
op [Status scanbestand] op het scan-to-folderscherm.
Opmerking ❒ Zie Pag.128 “Het scannerjournaal afdrukken & verwijderen” voor informatie over het maximum aantal verzendhandelingen dat kan worden gecontroleerd.
❖ Onderwerpen die kunnen worden gecontroleerd • Datum / Tijd De datum en tijd waarop verzending werd aangevraagd of de datum en tijd waarop “Verzonden”,“Fout” of “Geannuleerd” werd bevestigd verschijnt. • Bestemming De verzendfunctie (e-mail, scan-to-folder of bezorgfunctie) wordt met een pictogram weergegeven. Wanneer meerdere bestemmingen werden geselecteerd, worden de bestemmingen afzonderlijk weergegeven. • Afzender • Bestandsnaam De bestandsnaam wordt alleen weergegeven wanneer een bestand tegelijkertijd wordt opgeslagen en wanneer een opgeslagen bestand wordt verzonden. • Status Eén van de volgende statusvarianten wordt weergegeven: “Verzonden”, “Bezig met verzenden...”, “Wachten...”, “Fout” of “Geannuleerd”.
3
B Controleer de getoonde records.
Opmerking ❒ Sommige records worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven.
❒ Eén scherm toont de resultaten van vijf verzendingen. Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door het het scherm te bladeren. ❒ Als een bestand de status “Wachten...” heeft, kan de verzending worden geannuleerd door het bestand te selecteren en op [Annul.] te drukken. ❒ Druk op [Afdrukken] om het complete logboek af te drukken.
C Druk op [Afsluiten]. Het scan-to-folderscherm verschijnt.
51
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
3
52
4. Opslaan van bestanden Een scanbestand kan met de Document Serverfunctie worden opgeslagen op de harde schijf van het apparaat, en het opgeslagen bestand kan later worden gebruikt. Met DeskTopBinder kunnen opgeslagen bestanden vanaf een client computer worden bekeken of opgevraagd. Belangrijk ❒ Voor elk opgeslagen bestand kan een wachtwoord worden ingesteld. Bestanden zonder wachtwoordbeveiliging kunnen met DeskTopBinder worden geopend door iemand anders op hetzelfde LAN. We raden u aan gebruik te maken van beveiligingsmaatregelen, zoals het instellen van wachtwoorden, om ongeautoriseerde toegang te voorkomen.
❒ Het scanbestand dat op het apparaat is opgeslagen kan verloren gaan in geval van storingen. Daarom raden we aan belangrijke bestanden op de harde schijf op te slaan. De leverancier is niet verantwoordelijk voor enige schade als gevolg van het verlies van bestanden. Als u bestanden voor langere tijd wilt opslaan, raden we aan DeskTopBinder te gebruiken. Neem voor meer informatie contact op met uw plaatselijke dealer. Opmerking ❒ Wanneer een bezorgingsscanner aan het netwerk is toegevoegd, kunnen opgeslagen bestanden worden bezorgd. U kunt scanbestanden op de documentenserver opslaan en ze tegelijkertijd met de netwerkbezorgingsscanner bezorgen of per e-mail of scan-to-folder versturen. Zie Pag.61 “Verzenden van opgeslagen bestanden met e-mail of scan-to-folder of bezorgen”.
Opslaan van bestanden In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u bestanden kunt opslaan en hoe u bestandsinformatie kunt opgeven voor opgeslagen bestanden. Opmerking ❒ Zie Pag.142 “Opslag” voor informatie over het maximum aantal bestanden dat kan worden opgeslagen.
❒ De opgeslagen bestanden worden na een bepaald aantal dagen automatisch verwijderd. Voor informatie over instellingen invoeren en wijzigen, zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. ❒ Bestanden die met de scannerfunctie zijn opgeslagen, kunnen niet vanaf het bedieningspaneel worden afgedrukt. Scanbestanden kunnen worden afgedrukt nadat ze op een clientcomputer zijn ontvangen. Zie Pag.64 “Een overzicht met opgeslagen bestanden bekijken met DeskTopBinder” of Pag.64 “Een overzicht met opgeslagen bestanden bekijken met Web Image Monitor”.
53
Opslaan van bestanden
Opslagprocedure U kunt bestanden scannen en opslaan.
A Druk op de {Scanner}-toets.
4 Opmerking ❒ De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kan het er anders uitzien.
E Maak de scaninstellingen. Verwijzing U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven:
• Elke instelling apart configureren. Zie Pag.87 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens. • Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.98 “Een programma oproepen” voor meer gegevens.
F Maak de instellingen voor het opslaan van scanbestanden. A Druk op [Bestand opslaan].
B Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden.
Opmerking ❒ Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de {Instellingen verwijderen}toets.
C Plaats de originelen.
B Druk op [Alleen opslaan].
Verwijzing De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding.
D Geef de instellingen op voor de
afdrukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.89 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
54
Opmerking ❒ Druk voor het opslaan en bezorgen van scanbestanden op [Verzenden & Opslaan]. Zie Pag.31 “Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail”, Pag.49 “Gelijktijdige opslag en verzending met scan-tofolder”, of Pag.79 “Gelijktijdige opslag en bezorging”.
Opslaan van bestanden
❒ [Alleen opslaan] kan niet worden ingedrukt als er een bestemming of afzender is geselecteerd. C Druk op [OK].
J Druk op [Annuleren].
G Geef de bestandsinformatie op. Geef een gebruikersnaam, bestandsnaam en wachtwoord op voor het bestand. Verwijzing Zie Pag.55 “Bestandsinformatie opgeven” voor informatie over het opgeven van bestandsinformatie.
H Druk op de {Start}-toets. Opmerking ❒ Druk voor het onderbreken van het scanproces op de toets {Wis/Stop} of druk op [Stoppen] op het displaypaneel. ❒ Als u de originelen één voor één invoert, plaats dan nu het volgende origineel. Zie Pag.93 “Originelen in een paar keer scannen” voor meer gegevens.
I Druk op [Bestand opslaan].
Bestandsinformatie opgeven U kunt een gebruikersnaam, bestandsnaam en een wachtwoord opgeven voor een opgeslagen scanbestand. Op basis van de opgegeven instellingen, kunt u bestanden opzoeken aan de hand van de gebruikersnaam of bestandsnaam en kunt u toegang van onbevoegden tot de bestanden voorkomen.
4
Verwijzing Zie Pag.142 “Opslag” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd.
A Druk op [Bestand opslaan].
Het scherm Bestandsinformatie verschijnt.
55
Opslaan van bestanden
B Geef de bestandsinformatie op. Een gebruikersnaam opgeven A Druk op [Gebruikersnaam]. B Selecteer de gebruikersnaam.
Verwijzing Raadpleeg voor informatie over het invoeren van tekens de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
C Druk op [OK].
Een wachtwoord opgeven
Opmerking ❒ De hier getoonde gebruikersnamen zijn geregistreerd op het tabblad [Beheerdertoepas.] in [Systeeminstellingen]. Als u een naam wilt opgeven die hier niet wordt vermeld, drukt u op [Niet geprogrammeerde naam] en voert u vervolgens de gebruikersnaam in.
4
Door een wachtwoord op te geven, kan alleen een persoon die het wachtwoord kent het bestand bekijken. A Druk op [Wachtwoord]. B Voer met de cijfertoetsen een wachtwoord bestaande uit vier tot acht cijfers in.
C Druk op [OK]. C Druk op de {#}-toets. Opmerking ❒ Om het wachtwoord te wijzigen, drukt u op [Wijzigen], en voert u een nieuwe in.
Een bestandsnaam opgeven Scanbestanden worden automatisch SCAN0001, SCAN0002, enz. genoemd. U kunt de bestandsnaam indien gewenst wijzigen. A Druk op [Bestandsnaam]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. B Voer de bestandsnaam in.
56
D Voer hetzelfde nummer in dat u ter bevestiging in stap B heeft ingevoerd. E Druk op de {#}-toets. F Druk op [OK]. Belangrijk ❒ Vergeet het wachtwoord niet. Raadpleeg de beheerder van het apparaat indien u het vergeten bent.
Opslaan van bestanden
C Druk op [OK] om terug te keren naar het vorige scherm.
4
57
Opslaan van bestanden
De lijst met opgeslagen bestanden weergeven U kunt bestanden in de lijst met opgeslagen bestanden verwijderen of de bijbehorende bestandsinformatie wijzigen. Voer de volgende stappen uit om de lijst van opgeslagen bestanden te bekijken. Opmerking ❒ Met DeskTopBinder en Web Image Monitor kunt u ook de lijst met opgeslagen bestanden op een clientcomputer weergeven. Zie Pag.63 “Opgeslagen bestanden controleren vanaf een clientcomputer” voor meer gegevens.
4
A Druk op de {Scanner}-toets.
Opmerking ❒ De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kan het er anders uitzien.
B Druk op [Select. opgesl. best.].
58
De lijst met opgeslagen bestanden weergeven
De lijst bekijken De lijst met opgeslagen bestanden omvat de volgende elementen. De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een onderdeel selecteren of opgeven door er zacht op te drukken. Wanneer u een onderdeel op het displaypaneel selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd: . Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd, zien er zo uit: OK . Opmerking ❒ Sommige bestanden worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven.
❖ Bij het weergeven van informatie op alle opgeslagen bestanden
4
❖ Als informatie over een geselecteerd opgeslagen bestand wordt getoond
1. Toetsen voor het zoeken naar bestanden
2. Toetsen om naar de informatie-
Met deze toetsen schakelt u over naar de schermen voor het zoeken naar een bestand aan de hand van de gebruikersnaam of de bestandsnaam, of naar het scherm voor het weergeven van alle bestanden.
Met deze toetsen kunt u schakelen tussen de lijst met opgeslagen bestanden en de gedetailleerde informatie over het geselecteerde bestand.
weergave om te schakelen
59
Opslaan van bestanden
3. Toetsen voor het sorteren van bestanden
8. Informatie over een geselecteerd
Met deze toetsen kunt u de bestanden sorteren op basis van het geselecteerde item. Selecteer hetzelfde item nogmaals, voor omgekeerd sorteren. De bestanden kunnen echter niet in aflopende bezorgvolgorde worden gesorteerd.
Druk op [Detail] om informatie over een bestand weer te geven, nadat u het bestand in de bestandslijst heeft geselecteerd.
4. Toetsen voor het wijzigen van bestandsinformatie Gebruik deze toetsen voor het verwijderen van het geselecteerde bestand of voor het wijzigen van de gebruikersnaam, de bestandsnaam of het wachtwoord.
4
5. Overzicht van opgeslagen bestanden Hiermee kunt u de lijst met opgeslagen bestanden weergeven.
Opmerking ❒ Bestanden die zijn opgeslagen met andere functies dan de scanner kunnen worden weergegeven door op de toets [Document Server] te drukken. ❒ Als het bestand niet wordt weergegeven, drukt u op [UVorige] of [TVolg.] om door de lijst te bladeren. ❒ Bij bestanden met een wachtwoordbeveiliging wordt links van de bestandsnaam een sleutelsymbool ( ) weergegeven.
6. [Bestand beheren/verwijd.] Deze toets kunt u gebruiken voor bewerkingen zoals het verwijderen van opgeslagen bestanden of het wijzigen van de bestandsinformatie.
7. [Verzenden] Hiermee kunt u opgeslagen bestanden verzenden of bezorgen. Zie Pag.61 “Verzenden van opgeslagen bestanden met e-mail of scan-to-folder of bezorgen” voor meer gegevens.
60
opgeslagen bestand
Zoeken naar bestanden U kunt in de opgeslagen bestanden zoeken naar bestanden met behulp van de gebruikersnaam of de bestandsnaam.
Zoeken op gebruikersnaam
A Druk in het scherm met de lijst
van opgeslagen bestanden op [Zoeken op gebruik.naam].
B Selecteer de gebruikersnaam die
u wilt gebruiken voor het zoeken.
Opmerking ❒ De hier getoonde gebruikersnamen zijn geregistreerd op het tabblad [Beheerdertoepas.] in [Systeeminstellingen]. Als u een gebruikersnaam wilt wijzigen die hier niet wordt vermeld, drukt u op [Niet geprogrammeerde naam] en voert u vervolgens de gebruikersnaam in.
De lijst met opgeslagen bestanden weergeven
C Druk op [OK]. De zoekbewerking wordt gestart en bestanden waarvan de gebruikersnaam begint met de opgegeven reeks worden weergegeven.
C Druk op [OK]. De zoekbewerking wordt gestart en bestanden waarvan de naam begint met de opgegeven reeks worden weergegeven.
4 Zoeken op bestandsnaam
A Druk in het scherm met de lijst van opgeslagen bestanden op [Zoeken op bestandsnaam]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven.
B Voer de bestandsnaam in. Opmerking ❒ U moet onderscheid maken tussen hoofdletters en kleine letters. Verwijzing Raadpleeg voor informatie over het invoeren van tekens de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Verzenden van opgeslagen bestanden met e-mail of scanto-folder of bezorgen Opgeslagen bestanden kunnen worden bezorgd bij de bezorgingsserver of per e-mail of met scan-to-folder worden verzonden. Opmerking ❒ In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u bestanden kunt selecteren voor bezorging of verzending. Zie Pag.20 “Procedure voor het versturen van e-mailberichten” voor informatie over het verzenden per email. Zie Pag.38 “Procedure voor het versturen met scan-to-folder” voor informatie over het verzenden per scan-naar-map. Zie Pag.73 “Scanbestanden bezorgen” voor informatie over het bezorgen van opgeslagen bestanden.
61
Opslaan van bestanden
❒ Wanneer opgeslagen bestanden zijn verzonden of bezorgd, kunnen de scaninstellingen niet meer worden gewijzigd. De bestanden worden bezorgd of verzonden met de scaninstellingen die voor de bestanden waren opgegeven op het moment dat ze werden opgeslagen.
A Druk op [Select. opgesl. best.] om
de lijst met opgeslagen bestanden weer te geven. Verwijzing Pag.58 “De lijst met opgeslagen bestanden weergeven”
4
B Selecteer een bestand.
❒ Indien u meerdere bestanden selecteert, worden de bestanden bezorgd of verzonden in de volgorde van selectie. ❒ Indien u op [Selectie weerg.] drukt, worden alleen de geselecteerde bestanden getoond in de volgorde van bezorging.
D Druk op [OK]. Het scherm voor e-mail, scan-tofolder of de netwerkbezorgingsscanner wordt geopend.
E Kies
eventueel een andere bestemmingslijst.
F Geef een bestemming op. G Geef indien nodig de afzender, het onderwerp en een bericht op.
H Druk op de {Start}-toets. I Druk op [Select. opgesl. best.]. Opmerking ❒ Wanneer u een bestand met wachtwoordbeveiliging selecteert, wordt het scherm voor het invoeren van een wachtwoord weergegeven. Nadat u het juiste wachtwoord hebt ingevoerd en gedrukt hebt op [OK], wordt het bestand geselecteerd.
C Voor het selecteren van meerdere bestanden, herhaalt u stap B.
Opmerking ❒ Zie Pag.142 “Opslag” voor informatie over het maximum aantal bestanden dat tegelijkertijd kan worden geselecteerd.
62
J Druk op [Annuleren].
De lijst met opgeslagen bestanden weergeven
Zenden van URL-adressen van opgeslagen bestanden per e-mail Gebruik deze instelling als u alleen URL-adressen van opgeslagen bestandslocaties wilt e-mailen in plaats van de bestanden als e-mailbijlagen te sturen. Verzonden URL-adressen stellen u in staat een opgeslagen bestand te bekijken, te verwijderen of te downloaden op het netwerk met behulp van Web Image Monitor. Dit is handig als uw netwerkinstellingen geen e-mailbijlagen toestaan. Opmerking ❒ U moet hiervoor eerst de instellingen van bovengenoemde functies invoeren in [Scannereigensch.]. Zie Pag.130 “Opgeslagen bestand emailmethode”.
❒ Voor meer informatie over de verzendprocedure, zie Pag.61 “Verzenden van opgeslagen bestanden met e-mail of scan-to-folder of bezorgen”. ❒ U kunt tegelijkertijd URL-adressen per e-mail sturen en bestanden via scan-to-folder. Hieronder ziet u een voorbeeld van een e-mail met een URL-adres die is ontvangen op bestemming per email.
Opmerking ❒ Afhankelijk van uw bedieningsomgeving, kan het zijn dat wanneer u op het ontvangen URLadres klikt de webbrowser niet opent om de bestanden in te zien.
Opgeslagen bestanden controleren vanaf een clientcomputer Met DeskTopBinder en Web Image Monitor kunt u vanaf een clientcomputer de lijst met opgeslagen bestanden bekijken.
4
Opmerking ❒ U kunt ook bestanden bekijken die zijn opgeslagen met de kopieerfunctie, Document Server en de printerfunctie.
❒ De illustratie die is gebruikt in de onderstaande uitleg is slechts een voorbeeld. De items die feitelijk op het scherm worden weergegeven zien er mogelijk anders uit, afhankelijk van uw omgeving en het model dat u gebruikt.
Als u op het ontvangen URL-adres klikt, opent Web Image Monitor voor het bekijken, verwijderen en downloaden op het netwerk van het bestand dat is opgeslagen op die locatie.
63
Opslaan van bestanden
Een overzicht met opgeslagen bestanden bekijken met DeskTopBinder De onderstaande opgeslagen bestanden zijn weergegeven met DeskTopBinder.
Een overzicht met opgeslagen bestanden bekijken met Web Image Monitor De opgeslagen bestanden worden weergegeven in Web Image Monitor en kunnen hierin ook worden gecontroleerd Opmerking ❒ Wanneer u http:// (IP-adres van apparaat)/ typt op de adresregel van de webbrowser op een client computer, wordt de bovenste pagina van Web Image Monitor weergegeven.
4
❒ U kunt de opgeslagen bestanden ook downloaden.
Opmerking ❒ De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kunnen andere items worden weergegeven.
❒ U kunt de opgeslagen bestanden ook overbrengen naar de clientcomputer. ❒ Wij raden het gebruik van Web Image Monitor alleen aan met een LAN-netwerk. Verwijzing Zie Pag.13 “DeskTopBinder” voor informatie over het installeren van DeskTopBinder. Meer informatie over de functies van DeskTopBinder, zoals het overbrengen van bestanden naar een clientcomputer, kunt u vinden in de handleidingen over DeskTopBinder. Zie Pag.i “Handleidingen voor dit apparaat”.
64
Verwijzing Meer informatie over het weergeven of downloaden van opgeslagen bestanden met Web Image Monitor kunt u vinden in de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Meer informatie over het opgeven van instellingen met Web Image Monitor kunt u vinden in de Netwerkhandleiding. Klik voor meer informatie over het beheren van opgeslagen bestanden met Web Image Monitor op [Help] in de rechterbovenhoek van het geopende scherm.
Opgeslagen bestanden beheren
Opgeslagen bestanden beheren Bestanden verwijderen U kunt bestanden die u niet langer nodig hebt, verwijderen. Beperking ❒ Bestanden die wachten op bezorging kunnen niet worden verwijderd. Verwijzing Als u Web Image Monitor gebruikt vanaf een clientcomputer, kunt u de opgeslagen bestanden ook verwijderen. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
❒ Wanneer u een bestand met wachtwoordbeveiliging selecteert, wordt het scherm voor het invoeren van een wachtwoord weergegeven. Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. Als er meerdere bestanden zijn geselecteerd, wordt het scherm voor het invoeren van een wachtwoord geopend voor elk bestand met wachtwoordbeveiliging.
4
D Druk op [Bestand verwijd.].
A Open de lijst met opgeslagen bestanden.
Verwijzing Pag.58 “De lijst met opgeslagen bestanden weergeven”
B Druk op [Bestand beheren/verwijd.]. Het scherm [Bestand beheren/verwijd.] verschijnt.
C Selecteer het bestand dat u wilt verwijderen.
Er wordt een bericht weergegeven waarin wordt bevestigd dat het bestand is verwijderd.
E Druk op [Verwijderen]. F Druk op [Afsluiten].
Opmerking ❒ Zie Pag.142 “Opslag” voor informatie over het maximum aantal bestanden dat tegelijkertijd kan worden geselecteerd.
65
Opslaan van bestanden
Bestandsinformatie wijzigen De informatie over opgeslagen bestanden (gebruikersnaam, bestandsnaam en wachtwoord) kan worden gewijzigd. Beperking ❒ Informatie over bestanden die wachten op bezorging kan niet worden gewijzigd. Verwijzing Als u Web Image Monitor gebruikt vanaf een clientcomputer, kunt u de informatie over de opgeslagen bestanden wijzigen. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
4
Opmerking ❒ Wanneer u een bestand met wachtwoordbeveiliging selecteert, wordt het scherm voor het invoeren van een wachtwoord weergegeven. Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
D Bestandsinformatie wijzigen. Gebruikersnaam wijzigen A Druk op [Gebr.naam wijzigen].
A Open de lijst met opgeslagen bestanden.
Verwijzing Pag.58 “De lijst met opgeslagen bestanden weergeven”
B Selecteer de nieuwe gebruikersnaam.
B Druk op [Bestand beheren/verwijd.]. C Selecteer het bestand waarvoor u de bestandsinformatie wilt wijzigen.
Opmerking ❒ De hier getoonde gebruikersnamen zijn geregistreerd op het tabblad [Beheerdertoepas.] in [Systeeminstellingen]. Als u een gebruikersnaam wilt wijzigen die hier niet wordt vermeld, drukt u op [Niet geprogrammeerde naam] en voert u vervolgens de gebruikersnaam in.
66
Opgeslagen bestanden beheren
C Druk op [OK].
Het wachtwoord wijzigen A Druk op [Wachtwoord wijz.].
Bestandsnaam wijzigen A Druk op [Best.naam wijzigen].
B Voer een nieuwe bestandsnaam in.
B Voer met de cijfertoetsen een wachtwoord bestaande uit vier tot acht cijfers in.
4
C Druk op de {#}-toets. Opmerking ❒ Om het wachtwoord te wijzigen, drukt u op [Wijzigen], en voert u een nieuwe in.
Verwijzing Raadpleeg voor informatie over het invoeren van tekens de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
C Druk op [OK].
D Voer hetzelfde nummer in dat u ter bevestiging in stap B heeft ingevoerd. E Druk op de {#}-toets. F Druk op [OK]. Belangrijk ❒ Vergeet het wachtwoord niet. Raadpleeg de beheerder van het apparaat indien u het vergeten bent.
67
Opslaan van bestanden
E Pas de bestandsinformatie aan en druk op [Afsluiten].
4
68
5. Scanbestanden bezorgen Scanbestanden kunnen naar een opgegeven locatie worden verstuurd met de netwerkbezorgingsscanner. In dit hoofdstuk wordt uitleg gegeven over de voorbereiding voor het bezorgen van bestanden, diverse displays, de bezorgingsprocedures en het controleren van het bezorgingsresultaat bij gebruik van deze functie. Belangrijk ❒ Een bezorgingsserver waarop ScanRouter-software is geïnstalleerd is vereist om de netwerkbezorgingsscanner-functie te kunnen gebruiken. Informatie over de bezorgingsbestemmingen en afzenders moet eerst op de bezorgingsserver worden geregistreerd. Daarnaast moeten alle aangesloten apparaten worden geconfigureerd in [I/O-apparaat instellen] van de ScanRouter-bezorgingssoftware. Meer informatie vindt u in Help-functie van de ScanRouterbezorgingssoftware.
69
Scanbestanden bezorgen
Voorbereiding van bezorging Om het apparaat als netwerkbezorgingsscanner te gebruiken, moet de onderstaande voorbereidingsprocedure worden uitgevoerd.
1
Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-kabel of een draadloos LAN. Als u een IEEE 1394-kabel wilt gebruiken, hebt u een IEEE 1394interfacekaart nodig. Als u een draadloos LAN wilt gebruiken, hebt u de IEEE 802.11b-interface-unit nodig. Zie Netwerkhandleiding.
2
Als u scanbestanden wilt bezorgen, moeten de volgende [Systeeminstellingen] correct worden opgegeven. (Evenals sommige andere instellingen.) • IP-adres
5
• subnetmasker Bovendien moet [Aan] zijn geselecteerd voor [Bezorgingsoptie] onder [Bestandsoverdracht]. Meer informatie over het (opgeven) van instellingen kunt u vinden in de Netwerkhandleiding.
3
Definieer instellingen voor de netwerkbezorgingsscanner, zoals scaninstellingen. Zie Pag.117 “Begininstellingen van de scanner”.
4
Installeer de ScanRouter-software die is vereist om de functies van de netwerkbezorgingsscanner te kunnen gebruiken op de bezorgingsserver. Definieer vervolgens de noodzakelijke instellingen voor serveronderhoud en de bezorgservice. Meer informatie vindt u in de handleidingen van de ScanRouter-bezorgingssoftware.
Stel in de ScanRouter-software de bestemming, de aangesloten apparaten en informatie over de afzender in.
6
Installeer op de clientcomputers de vereiste software voor het bekijken of ophalen van bestanden na het tot stand brengen van een verbinding met de bezorgingsserver, zoals DeskTopBinder. Zie Pag.13 “DeskTopBinder”.
70
Voorbereiding van bezorging
Scherm voor netwerkbezorgingsscanner Het scherm van de netwerkbezorgingsscanner wordt hieronder weergegeven. De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een onderdeel selecteren of opgeven door er zacht op te drukken. Wanneer u een onderdeel op het displaypaneel selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd: . Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd, zien er zo uit: OK .
5 1. Pictogram netwerkbezorgingss-
4. [Handm. invoer]
canner ( )
Als u e-mails verstuurt via de bezorgingsserver, kunt u de bestemming opgeven met het soft-toetsenbord door op [Handm. invoer] te drukken. Meer informatie over het versturen van e-mailberichten via de bezorgingsserver vindt u in de handleidingen bij de ScanRouter-software.
Dit pictogram geeft aan dat het scherm van de netwerkbezorgingsscanner is geopend.
2. Bestemmingsveld De geselecteerde bestemming wordt hier getoond. Als er verschillende bestemmingen zijn geselecteerd, worden de bestemmingen in de geselecteerde volgorde weergegeven door op [UVorige] of [TVolg.] te drukken.
Opmerking ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
3. [Registratienr.] Druk hierop om een bestemming te specificeren met behulp van een registratienummer van vijf cijfers.
5. [Naam afzender bijv.] [Ontvangstbevestiging] [Onderwerp bijvoegen] Hier geeft u de afzender, het onderwerp en het bericht op van het document dat u wilt afleveren. Geef daarnaast op of u wel of niet wilt controleren of het bestand op de bestemming is geopend.
6. [ ] Naar bestemmingslijst schakelen/zoeken Druk hier om een bestemmingslijst van dit apparaat over te brengen naar een bestemming in de bezorgingsserverlijst, om te zoeken naar een bestemming.
71
Scanbestanden bezorgen
7. Bestemmingenoverzicht Geeft de bestemmingen weer die zijn geregistreerd op de bezorgingsserver of op dit apparaat.
Opmerking ❒ Wanneer het volledige overzicht niet op één scherm past, kunt u met [U] of [T] door de lijst bladeren. ❒ Groepsbestemmingen worden aangegeven met het symbool .
5
72
Scanbestanden bezorgen
Scanbestanden bezorgen Bezorgprocedure Een scanbestand wordt bezorgd nadat de scaninstellingen en bestemming ervan zijn opgegeven. Zonodig kunt u een afzender en een onderwerp selecteren.
A Druk op de {Scanner}-toets.
D Geef de instellingen op voor de
afdrukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.89 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
E Maak de scaninstellingen. Verwijzing U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: Opmerking ❒ De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kan het er anders uitzien.
B Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden.
Opmerking ❒ Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de {Instellingen verwijderen}toets.
C Plaats de originelen.
5
• Elke instelling apart configureren. Zie Pag.87 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens. • Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.98 “Een programma oproepen” voor meer gegevens.
F Als het e-mailscherm wordt weer-
gegeven, schakelt u naar het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner. A Druk op [ ]. B Druk op [Bestem.lijst veranderen].
Verwijzing De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding.
73
Scanbestanden bezorgen
C Druk op [Bezorgingsserver].
Een bestemming selecteren uit het overzicht A Selecteer de bestemming.
D Druk op [Afsluiten]. Het scherm Netwerkbezorgingsscanner wordt geopend.
G Specificeer de bestemming. U kunt de bestemming als volgt opgeven: • De bestemming selecteren uit de bestemmingslijst. • Het registratienummer opgeven. • De afzender zoeken. • Het e-mailadres direct invoeren.
5
Opmerking ❒ De bestemmingslijst wordt automatisch bijgewerkt.
❒ Sommige bestemmingen worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven.
74
De geselecteerde bestemming wordt gemarkeerd en verschijnt in het bestemmingsveld boven aan het scherm. Opmerking ❒ Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, voert u één van de volgende stappen uit:
• Geef de bestemming weer door de eerste letter uit de titel te selecteren. • Geef de bestemming weer door op [U] of [T] te drukken. ❒ De bestemmingstitels zijn geprogrammeerd in de bezorgingsserver. ❒ Om een bestemming te deselecteren, druk nogmaals op de bestemming, of druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld te krijgen en druk vervolgens op de {Wis/Stop}toets. B Voor het selecteren van meerdere bestemmingen, herhaalt u stap A.
Scanbestanden bezorgen
Het registratienummer gebruiken voor het selecteren van een bestemming A Druk op [Registratienr.]. B Gebruik de cijfertoetsen om het 5-cijferige registratienummer in te voeren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend. Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cijfer op de toets {#}. Voorbeeld: u wilt 00009 invoeren Druk op de {9}-toets en vervolgens op de {#}-toets.
Zoeken naar een bestemming A Druk op [
].
B Druk op [Zoek adresboek].
5
C Druk op [Zoek op bestem.naam].
Opmerking ❒ Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets.
C Voor het selecteren van meerdere bestemmingen, herhaalt u stap B.
Opmerking ❒ Als u wilt zoeken op een opmerking, drukt u op [Zoeken op notitie].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. D Voer een deel van de bestemmingsnaam in. Opmerking ❒ Voer het eerste teken of de eerste tekens van de bestemmingsnaam in. E Druk op [OK].
75
Scanbestanden bezorgen
F Selecteer een bestemming.
C Druk op [OK]. Opmerking ❒ Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming i n h e t b e s t e m m i n gs v e l d weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets.
G Druk op [Afsluiten].
Handmatige invoer van een bestemming A Druk op [Handm. invoer].
5
❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken. D Herhaal de stappen A tot C om meer bestemmingen in te voeren.
Het controleren van geselecteerde bestemmingen A Gebruik het bestemmingsveld bovenaan het scherm om te controleren welke bestemmingen worden geselecteerd. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. B Voer de bestemming in. Opmerking ❒ Voer het e-mailadres van de bestemming in als u via de bezorgingsserver verzendt. ❒ Zie Pag.143 “De functie netwerkbezorgingsscanner” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. ❒ U kunt alfanumerieke tekens en punten gebruiken. De symbolen ( )\ , ; : ” en spaties k u n ne n n i e t w o r d e n g e bruikt. Zie Pag.143 “De functie netwerkbezorgingsscanner” voor meer gegevens.
76
Opmerking ❒ Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door het de lijst te bladeren. De bestemmingen worden weergegeven in de volgorde waarin ze zijn geselecteerd.
❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
H Geef
indien nodig de afzender (van het bestand) op. U kunt de afzender als volgt opgeven: • De afzender selecteren uit de lijst. • Het registratienummer opgeven. • De afzender zoeken.
Scanbestanden bezorgen
Opmerking ❒ Wanneer een afzender is opgegeven, wordt deze informatie toegevoegd aan het scanbestand. Selecteer een afzender uit de afzenders die zijn geregistreerd op de bezorgingsserver.
Een registratienummer gebruiken voor het selecteren van een afzendernaam A Druk op [Naam afzender bijv.].
❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, kan bij het inloggen [Naam afzender bijv.] worden geselecteerd als de gebruikersnaam.
Een afzender selecteren uit de lijst A Druk op [Naam afzender bijv.].
B Selecteer de afzender.
De geselecteerde afzender en diens registratienummer worden weergegeven. C Druk op [OK].
B Gebruik de cijfertoetsen om het 5-cijferige registratienummer in te voeren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend. Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cijfer op de toets {#}. Voorbeeld: u wilt 00006 invoeren Druk op de {6}-toets en vervolgens op de {#}-toets.
5
C Druk op [OK].
77
Scanbestanden bezorgen
Zoeken naar een afzender
F Selecteer een zender.
A Druk op [Naam afzender bijv.].
G Druk op [Afsluiten]. H Druk op [OK].
I Geef
zonodig [Ontvangstbevestiging] op.
B Druk op [
].
5
C Druk op [Naam gebr.(bestemm)].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. D Voer een deel van de afzendernaam in. Opmerking ❒ Voer het eerste teken of de eerste tekens van de afzendernaam in. E Druk op [OK].
78
Opmerking ❒ Een e-mailbericht voor de afzender dat zijn/haar bestand is geopend op de bestemming wordt gezonden naar het adres dat is opgegeven in stap H. Voer het e-mailadres van de afzender vooraf in met behulp van ScanRouter.
❒ Voor het inschakelen van [Ontvangstbevestiging], moet u SMTP e-mailverzending opgeven in ScanRouter. ❒ Als de e-mailsoftware van de geadresseerde geen ondersteuning biedt voor MDN (Message Disposition Notification), kan het voorkomen dat de e-mail niet wordt verzonden.
J Geef indien nodig een onderwerp op.
Opmerking ❒ U kunt een onderwerp opgeven door het uit de lijst te kiezen, rechtstreeks in te voeren of beiden. ❒ Zie Pag.143 “De functie netwerkbezorgingsscanner” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd.
Scanbestanden bezorgen
❒ Wanneer een onderwerp is opgegeven, wordt deze informatie toegevoegd aan het scanbestand. ❒ Onderwerpen die uit de lijst kunnen worden geselecteerd, moeten wel vooraf zijn geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Zie Netwerkhandleiding. De procedure voor het opgeven van de onderwerpnaam “[Urgent]Nieuwe productvormgeving” wordt hier aan de hand van een voorbeeld uitgelegd. A Druk op [Onderwerp bijvoegen].
K Druk op de {Start}-toets. Opmerking ❒ Druk voor het onderbreken van het scanproces op de toets {Wis/Stop} of druk op [Stoppen] op het displaypaneel.
❒ Als u de originelen één voor één invoert, plaats dan nu het volgende origineel. Zie Pag.93 “Originelen in een paar keer scannen” voor meer gegevens.
Gelijktijdige opslag en bezorging
5
U kunt de netwerkbezorgingsscanner-functie en de opslagfunctie gelijktijdig gebruiken. Het scanbestand wordt bezorgd en tegelijkertijd opgeslagen. B Druk op het onderwerp [Urgent].
Opmerking ❒ In dit gedeelte wordt voornamelijk de procedure voor gelijktijdige bezorging en opslag uitgelegd. Zie Pag.73 “Scanbestanden bezorgen” voor meer gegevens.
A Plaats de originelen.
C Druk op [Handm. invoer]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. D Voer het onderwerp “Nieuw productvormgeving” in. E Druk tweemaal op [OK].
Opmerking ❒ De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding.
B Geef de instellingen op voor de
afdrukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.89 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
79
Scanbestanden bezorgen
C Maak de scaninstellingen. Opmerking ❒ U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven:
• Elke instelling apart configureren. Zie Pag.87 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens. • Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.98 “Een programma oproepen” voor meer gegevens.
D Selecteer de bestemming. E Geef indien nodig de afzender en
5
een onderwerp op.
F Druk op [Bestand opslaan].
G Zorg
ervoor dat [Verzenden & Opslaan] is geselecteerd.
80
H Geef
zonodig de instellingen voor bestandsinformatie op. Verwijzing Zie Pag.55 “Bestandsinformatie opgeven” voor informatie over het opgeven van bestandsinformatie.
I Druk op [OK]. J Druk op de {Start}-toets.
Het controleren van de bezorgstatus
Het controleren van de bezorgstatus De verzendresultaten kunnen worden gecontroleerd. Opmerking ❒ Zie Pag.128 “Het scannerjournaal afdrukken & verwijderen” voor informatie over het maximum aantal verzendhandelingen dat kan worden gecontroleerd.
❖ Onderwerpen die kunnen worden gecontroleerd • Datum / Tijd De datum en tijd waarop aflevering werd aangevraagd of de datum en tijd waarop “Verzonden”,“Fout” of “Geannuleerd” werd bevestigd verschijnt. • Bestemming De verzendfunctie (e-mail, scan-to-folder of bezorgfunctie) wordt met een pictogram weergegeven. Wanneer meerdere bestemmingen werden geselecteerd, wordt de eerst geselecteerde bestemming weergegeven. • Afzender • Bestandsnaam De bestandsnaam wordt alleen weergegeven wanneer een bestand tegelijkertijd wordt opgeslagen en wanneer een opgeslagen bestand wordt verzonden. • Status Eén van de volgende statusvarianten wordt weergegeven: “Verzonden”, “Bezig met verzenden...”, “Wachten...”, “Fout” of “Geannuleerd”.
A Druk
op [Status scanbestand] op het scherm van de netwerkbezorgingsscanner.
B Controleer de getoonde records.
5
Opmerking ❒ Sommige records worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven.
❒ Eén scherm toont de resultaten van vijf bezorgingen. Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door het het scherm te bladeren. ❒ Als een bestand de status “Wachten...” heeft, kan aflevering worden geannuleerd door het bestand te selecteren en op [Annul.] te drukken. ❒ Druk op [Afdrukken] om het complete logboek af te drukken.
C Druk op [Afsluiten]. Het scherm Netwerkbezorgingsscanner wordt geopend.
81
Scanbestanden bezorgen
5
82
6. Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner In dit hoofdstuk wordt de procedure uitgelegd voor het scannen van originelen met de TWAIN-compatibele netwerkscanner in combinatie met DeskTopBinder. Daarnaast wordt uitgelegd welke voorbereidingen moeten worden getroffen om de TWAIN-compatibele netwerkscanner te kunnen gebruiken.
Voorbereidingen om het apparaat te gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner Om het apparaat als TWAIN-compatibele netwerkscanner te gebruiken, moet de onderstaande voorbereidingsprocedure worden uitgevoerd.
1
Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-kabel of een draadloos LAN. Als u een IEEE 1394-kabel wilt gebruiken, hebt u een IEEE 1394interfacekaart nodig. Als u een draadloos LAN wilt gebruiken, hebt u de IEEE 802.11b-interface-unit nodig. Zie Netwerkhandleiding.
2
Controleer de netwerkinstellingen in [Systeeminstellingen] en wijzig deze indien nodig. Zie Netwerkhandleiding.
3
Installeer op de clientcomputers de software die noodzakelijk is voor het gebruik van de functies van de TWAIN-scanner, zoals een TWAIN Driver en DeskTopBinder. Zie Pag.12 “TWAIN Driver”.
83
Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner
Originelen scannen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u originelen kunt scannen met de TWAIN-scannerfunctie van het apparaat. Opmerking ❒ Wanneer u de TWAIN-scanner gebruikt, kunt u het origineel scannen zonder een gebruikerscode op te geven, zelfs als [Code wekelijkse timer] is geselecteerd in [Systeeminstellingen]. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
A Start DeskTopBinder en selecteer
het scannerstuurprogramma. A Wijs in het menu [Start] de optie [Programmeren] aan, wijs [DeskTopBinder V2] aan en klik vervolgens op [DeskTopBinder V2]. B In het menu [Extra], klikt u op [Scannerinstellingen...]. Als de scanner al geselecteerd is, hoeven er geen scannerinstellingen te worden gedaan. Controleer de instellingen in [Bestandsindeling voor gescande afbeelding(en)] en ga dan verder met stap E.
6
84
C Klik op [Scannerstuurprogramma selecteren...]. D Selecteer in de lijst de naam van het apparaat dat u wilt gebruiken en klik vervolgens op [Selecteer]. Opmerking ❒ Als het te gebruiken apparaat niet in de lijst staat, controleer dan of het IP-adres is geconfigureerd en of het apparaat correct is aangesloten op het netwerk. Als het apparaat na bovenstaande handelingen nog steeds niet wordt weergegeven in de lijst, neem dan contact op met uw netwerkbeheerder. E Klik op [OK].
B Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding.
Originelen scannen
C Maak de scaninstellingen.
A In het menu [Extra], ga naar [Document toevoegen], en klik vervolgens op [Scannen]. Na een korte periode verschijnt het dialoogvenster van het TWAIN Driver dat de scanner bestuurt. Dit dialoogvenster wordt Scannereigenschappen genoemd. Opmerking ❒ De naam van de gebruikte scanner ziet u in de titelbalk van het dialoogvenster. Wanneer meerdere apparaten zijn aangesloten, controleer dan of het aangegeven apparaat het apparaat is dat moet worden gebruikt. Als dit niet het geval is, klik dan op [Selecteer scanner] om de scanner opnieuw te selecteren.
B Geef de instellingen op aan de hand van criteria zoals het soort origineel, de soort scan en de afdrukstand van het origineel. Opmerking ❒ Zie de Help van TWAIN Driver voor meer informatie over de instellingen.
Opmerking ❒ Als u op [Scannen] drukt, wordt er, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, een dialoogvenster weergegeven waarin u wordt gevraagd uw gebruikersnaam en wachtwoord op te geven
E Sla het scanbestand op in Desk-
TopBinder. A In het menu [Bestand], klikt u op [Afsluiten]. B Voer de bestandsnaam in en klik op [OK]. De afbeelding wordt opgeslagen in DeskTopBinder en DeskTopBinder Viewer wordt afgesloten.
6 -Bewerken en afdrukken van scanbestanden Met DeskTopBinder is het mogelijk scanbestanden te bewerken en af te drukken. Zie de Help van DeskTopBinder voor meer informatie over de wijze waarop kan worden bewerkt en afgedrukt.
D Klik op [Scannen] in het dialoog-
venster Scannereigenschappen. Als er nog meer originelen moeten worden gescand, plaatst u deze originelen en klikt u vervolgens op [Doorgaan]. Als er geen originelen meer zijn, klikt u op [Voltooid].
85
Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner
6
86
7. Scaninstellingen configureren/vastleggen Dit gedeelte beschrijft hoe u scaninstellingen kunt opgeven en hoe u de instellingen kunt configureren volgens de richting van het origineel. Bovendien beschrijft dit gedeelte de programmeerfunctie waarmee u instellingen kunt vastleggen die u regelmatig gebruikt.
Scaninstellingen opgeven A Druk op [Scaninstellingen].
B Selecteer opties zoals resolutie en
origineelformaat en wijzig vervolgens de instellingen.
Stel als volgt de basis-scaninstellingen in zoals scantype, resolutie, belichting, scangrootte en bewerken:
❖ Scantype Originelen worden gescand volgens het geselecteerde scantype. Kies uit de volgende mogelijkheden het scantype:
• Tekst (afdruk) Standaardoriginelen met hoofdzakelijk tekst. Afdrukken via de printer kan het best worden gescand met Tekst (afdruk). • Tekst (OCR) Standaardoriginelen met hoofdzakelijk tekst. Deze instelling verhoogt de nauwkeurigheid van tekenherkenning. Het is nuttig voor wanneer u scant en vervolgens een optische tekenherkenningstoepassing (OCR) gebruikt. • Tekst / Foto Origineel met een combinatie van tekst en foto’s. • Foto Voor originelen met foto’s en andere afbeeldingen (twee waarden). Maakt gescande afbeeldingen die geschikt zijn voor afdrukken. • Grijstinten Voor originelen met foto’s en andere afbeeldingen (multiwaarde). Maakt gescande afbeeldingen die geschikt zijn voor weergave op een computerscherm.
87
Scaninstellingen configureren/vastleggen
❖ Resolutie Selecteer de resolutie van 100 dpi, 200 dpi, 300 dpi, 400 dpi of 600 dpi. ❖ Belichting Kies de belichting in zeven stappen ingesteld van i Lichter(1) naar Donkerj (7) of gebruik Automatische belichting. ❖ Scanformaat Selecteer het formaat van het te scannen origineel. Als [Autodetectie] is geselecteerd, wordt de auto-detectiefunctie van dit apparaat gebruikt om het formaat van het origineel in te stellen. Wanneer het formaat is bepaald, wordt het scannen uitgevoerd voor dat formaat, ongeacht het werkelijke formaat van het origineel. U kunt één van de volgende formaten selecteren: A3S, A4R, A4S, A5R, A5S, 11 × 17S, 8 1 / 2 ×14S, 8 1 / 2 ×13S, 81/2 × 11R, 81/2×11S, 51/2× 81/2R, 51/2 × 81/2S, B4 JISS (Japanese Industrial Standard), B5 JISR, B5 JISS, Aangepast formaat
7
Opmerking ❒ Wanneer [Aangepast formaat] wordt geselecteerd, kunnen de afmetingen van het scanformaat (breedte en hoogte) worden opgegeven. ❒ Als u [Aangepast formaat] selecteert voor [Scanformaat], zie dan Pag.124 “Een aangepast formaat scannen”.
88
❖ Bewerken Instellingen voor bewerken maken. • Randen wissen De randen van het gescande origineel verwijderen volgens de opgegeven breedte. Kies [Dezelfde breedte] om een standaard breedte op te geven in millimeter voor de verwijdering van alle zijden (boven, onder, links en rechts). Kies [Verschil. breedte] om een verschillende breedte op te geven in millimeters voor de verwijdering van iedere zijde. Opmerking ❒ Stelt u [Scanformaat] tot [Autodetectie] in en geeft u [Gemengde formaten] op dan kan een van de zijden niet worden verwijderd.
C Druk op [OK].
Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden
Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden Voor het correct weergeven van de boven/onder-richting van het gescande origineel op een cliëntcomputer moeten de origineelrichting en de paginavolgorde worden ingesteld wanneer het origineel wordt geplaatst.
Voor E-mail, scan-naar-map en netwerkbezorgingsscanner
A Maak
instellingen voor eenzijdig/tweezijdig origineel, origineel richting, SADF/batch, verschillende origineelformaten, verdelen en stempel.
Selectie 1-zijdig origineel/ 2-zijdig origineel A Wanneer u éénzijdige originelen wilt scannen, moet [1-zijdig orig.] zijn geselecteerd. B Als u tweezijdige originelen scant, druk dan op [Dubbelz. orig.] om [2-zijd.origineel:boven/boven] of [2-zijd.origineel:boven/onder] te selecteren overeenkomstig de bindrichting van het origineel. Bovenzijde naar bovenzijde-origineel:
7
Boven- naar onderzijdeorigineel:
Opmerking ❒ De standaardinstellingen kunnen worden gewijzigd met behulp van [Originele instel.], [Prioriteit origineelrichting], [Activeer Batch], [Prioriteit van gemengde originele formaten] van [Scannereigensch.]. Zie Pag.121 “Scaninstellingen”.
C Als de laatste pagina van een batch van tweezijdige originelen blanco is, druk dan op [1-zijdig] om die zijde over te slaan en het scannen af te sluiten, of druk op [2-zijdig] om die zijde als een blanco pagina te scannen.
89
Scaninstellingen configureren/vastleggen
Opmerking ❒ Is [1-zijdig] geselecteerd voor [Laatste pagina], dan is de bestandsgrootte groter dan van een bestand dat het resultaat is van het apart scannen van dezelfde pagina’s. De e-mail kan niet worden verstuurd als de grootte van de e-mail de opgegeven limiet overschrijdt. In dat geval wijzigt u de instellingen van [Max. Emailform.] van [Scannereigensch.]. Zie Pag.127 “Instellingen zenden”.
❒ Kiest u [Delen], dan is de instelling die u hier invoert, geldig voor de laatste pagina van het verdeelde origineel. D Druk op [OK].
B Geef de instellingen op voor de
richting van het origineel, batch/SADF, verschillende origineelformaten, verdeel en stempel door op [Origin. invoertype] te drukken.
7
Richtingselectie A Druk op de toets voor dezelfde richting als de daadwerkelijke richting van het origineel of . Verwijzing Zie Pag.135 “Originelen plaatsen” voor informatie over de richting van het origineel en de instelling van de richting.
Batch/SADF-selectie A Wanneer een groot aantal originelen wordt gescand door het aantal te verdelen en ze individueel of in een groep te scannen, zorg er dan voor dat [Batch] of [SADF] is geselecteerd. Opmerking ❒ [SADF] of [Batch] verschijnt. Verschijnt de functie die u wilt niet, wijzig de functie dan in [Activeer Batch] of [Scannereigensch.]. Zie Pag.123 “Naar batch schakelen” voor meer gegevens.
❒ Kies [SADF] om [Wachtijd voor volgend orig.: SADF] in [Scaninstellingen] in te schakelen. Zie Pag.122 “Wachttijd voor volgende origineel: SADF” voor meer gegevens. ❒ Als u [Batch] selecteert, wacht het apparaat voor verdere originelen, ongeacht de systeeminstellingen.
90
Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden
Selectie van diverse formaten A Wanneer originelen van verschillende formaten zijn geplaatst, selecteert u [Gemengde formaten]. Opmerking ❒ Originelen van verschillende formaten verschillend gescand afhankelijk van de instellingen en de richting van de originelen. Zie Pag.137 “Documenten met verschillende afmetingen scannen”.
E Druk tweemaal op [OK]. Opmerking ❒ Is de laatste pagina van een gesplitst origineel leeg, dan kunt u die pagina overslaan bij het scannen. Kies [1-zijdig] in [Laatste pagina] in [2-zijdig origineel] om dit te doen. Klik op [2-zijdig] om de lege pagina te scannen. Zie Pag.89 “Selectie 1-zijdig origineel/ 2-zijdig origineel” voor meer gegevens.
Stempel opgeven Verdelen opgeven A Druk op [Delen/Stempelen] en dan op [Delen] als u een bestand met een aantal pagina’s wil splitsen en verzenden. B Druk op [Wijzigen] en voer vervolgens het aantal delen in met de cijfertoetsen. C Druk op de {#}-toets. D Druk zonodig op [Deling controleren] op. Opmerking ❒ Kiest u [Deling controleren], dan verschijnt er een scherm voor het stoppen en hervatten van het scannen als de originelen niet in volgorde worden gescand door een papierstoring of het invoeren van een aantal vellen tegelijkertijd.
A Druk op [Delen/Stempelen] en vervolgens op [Stempelen] om gescande originelen te stempelen. Opmerking ❒ Laatste pagina’s worden gestempeld zelfs als u ervoor hebt gekozen de laatste pagina niet te scannen.
7
❒ Stempelen gaat misschien gewoon door als het scannen werd onderbroken afhankelijk van de oorzaak van de onderbreking. ❒ Vervang het stempelpatroon wanneer de stempel vaag begint te worden. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie over het oplossen van problemen. B Druk op [OK].
91
Scaninstellingen configureren/vastleggen
C Druk op [OK]. Opmerking ❒ De huidige instellingen worden getoond.
Voor een TWAIN-compatibele netwerkscanner Zorg ervoor dat u de TWAIN Driver gebruiken als instelling opgeeft, als u de TWAIN-compatibele netwerkscanner gebruikt.
A Open het dialoogvenster Scannereigenschappen.
Verwijzing Pag.84 “Originelen scannen”
B De positie selecteren uit de lijst [Scanmethode orig.:].
C Selecteer [
] of [ uit de [Oorspr.afd.richt:] lijst.
]
Verwijzing Pag.135 “Originelen plaatsen”
D In het menu [Afdrukstand:], selec-
7
teer [ [ [ [
/ / / /
], ], ], of ].
E Wanneer u de originelen plaatst in de ADF, selecteer [1-zijd.] , [(Boven/boven)] of [(Boven/onder)] in de [Scaninst.:] lijst.
Opmerking ❒ Originelen van verschillende groottes worden verschillend gescand afhankelijk van de instellingen. Zie Pag.137 “Documenten met verschillende afmetingen scannen”.
92
Originelen in een paar keer scannen
Originelen in een paar keer scannen Originelen kunnen worden gesplitst en gescand naar een enkel bestand met de glasplaat of de autom. papierinvoereenheid (ADF). Wanneer originelen worden gesplitst en gescand, dan kan het apparaat op twee verschillende manieren wachten op extra originelen. • Een bepaalde tijd wachten voor het volgende origineel (tijdsbeperking ingesteld) • Oneindig wachten op het volgende origineel (geen tijdsbeperking ingesteld)
Wanneer er een tijdsbeperking is ingesteld voor extra originelen Geef vooraf de wachttijd op in seconden voor het plaatsen van de extra originelen. • Scannen met de glasplaat Selecteer [Stel wachttijd in] voor [Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat] van [Scannereigensch.]. • Scannen met de autom. papierinvoereenheid (ADF) Selecteer [Stel wachttijd in] voor [Wachtijd voor volgend orig.: SADF] in [Scannereigensch.]. Verwijzing Pag.121 “Wachttijd voor volgende orig.: Glasplaat” of “Wachttijd voor volgende origineel: SADF”
A Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van de originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van de originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding. Opmerking ❒ Originelen worden in volgorde gescand. Plaats deze vanaf de eerste pagina.
B Geef de instellingen op voor het
scangebied en de originelenrichting.
7
Verwijzing Pag.89 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
C Geef instellingen op voor het versturen van e-mail, scan-naar-map, opslaan of bezorgen.
Verwijzing Pag.20 “Procedure voor het versturen van e-mailberichten”
Pag.38 “Procedure voor het versturen met scan-to-folder” Pag.54 “Opslagprocedure” Pag.73 “Bezorgprocedure”
93
Scaninstellingen configureren/vastleggen
Het gebruik van de glasplaat A Druk op de {Start}-toets. Wanneer het scannen klaar is, dan wordt de tijd weergegeven die over is om de extra originelen te plaatsen.
Opmerking ❒ De gekozen bestemming verschijnt terwijl de originelen worden gescand.
B Als er extra originelen zijn, plaatst u deze binnen de aangegeven tijd en drukt u dan op de toets {Start}. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand.
7
Opmerking ❒ Verandert u de instellingen terwijl het apparaat wacht op extra originelen dan stopt de aftelling. Druk op de toets {Start} om de aftelling en het scannen te hervatten.
Het gebruik van de autom. papierinvoereenheid (ADF) A Selecteer [SADF] in [Origin. invoertype]. Opmerking ❒ Als [SADF] niet verschijnt, kies [SADF] in [Activeer Batch] van [Scannereigensch.]. Zie. Pag.123 “Naar batch schakelen”.
B Druk op de {Start}-toets. Wanneer het scannen klaar is, dan wordt de tijd weergegeven die over is om de extra originelen te plaatsen.
Opmerking ❒ De gekozen bestemming verschijnt terwijl de originelen worden gescand. C Wanneer er nog meer originelen te scannen zijn, plaats die dan binnen de opgegeven tijd. Het apparaat zal het scannen automatisch starten. Opmerking ❒ Verandert u de instellingen terwijl het apparaat wacht op extra originelen dan stopt de aftelling. Druk op de toets {Start} om de aftelling en het scannen te hervatten.
94
Originelen in een paar keer scannen
❒ U kunt ook de glasplaat gebruiken in plaats van de ADF. In dat geval moet op de {Start}-toets worden gedrukt om het scannen te starten.
C Selecteer
[Batch] voor [Origin. in-
voertype].
D Als
alle originelen zijn gescand en het aftellen is beëindigd, begint het apparaat automatisch met opslaan of versturen. Opmerking ❒ U kunt ook op de {#}-toets drukken om het opslaan of versturen te starten.
Wanneer er geen tijdsbeperking is ingesteld voor extra originelen
A Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van de originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van de originelen kunt u vinden in Kopieerhandleiding. Opmerking ❒ Originelen worden in volgorde gescand. Plaats deze vanaf de eerste pagina.
Opmerking ❒ Als [Batch] niet verschijnt, kies [Batch] in [Activeer Batch] van [Scannereigensch.]. Zie Pag.123 “Naar batch schakelen”.
D Geef instellingen op voor het versturen van e-mail of scan-naarmap, opslaan of bezorgen.
Verwijzing Pag.20 “Procedure voor het versturen van e-mailberichten”
7
Pag.38 “Procedure voor het versturen met scan-to-folder” Pag.54 “Opslagprocedure” Pag.73 “Bezorgprocedure”
E Druk op de {Start}-toets.
B Maak instellingen zoals de richting van het origineel en het scangebied.
Verwijzing Pag.89 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
Opmerking ❒ De gekozen bestemming verschijnt terwijl de originelen worden gescand.
95
Scaninstellingen configureren/vastleggen
F Als
er extra originelen gescand moeten worden, plaatst u deze en drukt u op de {Start}-toets. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand.
G Als alle originelen zijn gescand, drukt u op de {#}-toets. Opslaan of zenden begint.
7
96
Programma’s
Programma’s U kunt regelmatig gebruikte instellingen registreren in het geheugen van het apparaat en deze later weer oproepen.
C Druk op [m Registreren].
Opmerking ❒ U kunt maximaal 10 programma’s registreren voor de scannermodus.
❒ U kunt de instellingen die zijn geregistreerd in programma nr. 10 als beginmodus gebruiken door [Programmanr. 10] in [Startmodus wijzigen] van [Scannereigensch.] te selecteren. ❒ Programma’s worden niet gewist als het apparaat uit wordt gezet of als er op de {Wismodi}-toets wordt gedrukt. Ze worden alleen verwijderd als u ze verwijdert of ze overschrijft met een ander programma. ❒ De instellingen die u in een programma kunt invoeren zijn de volgende: de scaninstellingen, eenzijdig/dubbelzijdig origineel, Bovenzijde naar bovenzijde/Boven- naar onderzijde, Laatste pagina, Verdelen, Origineel invoertype, Bestandssoort, Batch/SADF en stempel.
Een programma registreren
A Geef
de te registreren instellingen op in het beginscherm van de scannermodus.
B Druk op de {Programmeren}-toets. AHV001S
D Druk op het programmanummer dat u wilt registreren.
Opmerking ❒ Programmanummers met m hebben al instellingen.
E Voer de naam van het programma
in met het soft-toetsenbord dat op het displaypaneel verschijnt.
7
Opmerking ❒ U kunt maximaal 40 tekens invoeren. ❒ Als er geen programmanaam hoef te worden ingevoerd, ga dan verder met stap F.
F Druk op [OK].
Als de instellingen zijn geregistreerd, verschijnt m aan de linkerzijde van het geregistreerde programmanummer en de programmanaam aan de rechterzijde. Het display keert even later terug naar het beginscherm.
97
Scaninstellingen configureren/vastleggen
Een programma oproepen
A Zorg ervoor dat de toets {Scanner}
is geselecteerd, en druk vervolgens op de toets {Programmeren}.
B Druk op [B Oproepen].
Een geregistreerd programma wijzigen
A Zorg ervoor dat de toets {Scanner}
is geselecteerd, en druk vervolgens op de toets {Programmeren}.
B Druk op [B Oproepen]. C Druk op het nummer van het programma dat u wilt wijzigen.
D Wijzig
de instellingen van het programma.
C Druk op het nummer van het programma dat u wilt oproepen. De geregistreerde instellingen worden weergegeven.
Opmerking ❒ Programma’s worden niet vastgelegd in nummers die verschijnen zonder m.
7
D Plaats de originelen en druk op de {Start}-toets.
E Druk op de {Programmeren}-toets. F Druk op [m Registreren]. G Druk op het nummer van het pro-
gramma waarvan u de instellingen heeft gewijzigd of het nummer van een ander programma waarin u de gewijzigde instellingen wilt vastleggen.
H Als
u een programma selecteert dat al is geregistreerd, verschijnt er een bevestigingsbericht. Voor het overschrijven van het programma, druk op [Registreren]. Opmerking ❒ Als er geen programma is geregistreerd onder het nummer dat u heeft geselecteerd, ga door naar stap I.
I Voer een programmanaam in. J Druk op [OK].
Opmerking ❒ Registreert u een programma onder een nummer dat al is geregistreerd, dan wordt het oude programma overschreven.
98
Programma’s
Een programma wissen
Programmanaam wijzigen
A Zorg ervoor dat de toets {Scanner}
A Zorg ervoor dat de toets {Scanner}
B Druk op [Verwijderen].
B Druk op [Naam wijzigen].
C Druk op het nummer van het pro-
C Druk op het nummer van het pro-
is geselecteerd, en druk vervolgens op de toets {Programmeren}.
gramma dat u wilt wissen.
D Druk op [Ja]. Het programma is gewist en het display keert even later terug naar het beginscherm.
is geselecteerd, en druk vervolgens op de toets {Programmeren}.
gramma waarvan u de naam wilt wijzigen.
D Voer een nieuwe programmanaam in.
7
Opmerking ❒ U kunt maximaal 40 tekens invoeren voor een programmanaam.
E Druk op [OK]. De nieuwe naam van het programma verschijnt heel kort waarna het display terugkeert naar het oorspronkelijke display.
99
Scaninstellingen configureren/vastleggen
7
100
8. Troubleshooting In dit gedeelte wordt u geadviseerd over wat u kunt doen als u problemen hebt met het scannen van een origineel of als de e-mailfunctie of de netwerkbezorgingsscanner niet werkt. Tevens bevindt zich hier een overzicht met de diverse meldingen die op het bedieningspaneel of de cliëntcomputer kunnen verschijnen, samen met de oorzaken en oplossingen.
Als uw apparaat niet werkt zoals u wilt Als het scannen niet naar verwachting wordt uitgevoerd Problemen
Oorzaken en oplossingen
De gescande afbeelding is vuil.
De glasplaat of de deksel van de glasplaat is vuil. Reinig deze delen. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
De afbeelding is verminkt of verplaatst.
• Het origineel werd bewogen tijdens het scannen. Beweeg het origineel niet tijdens het scannen. • Het origineel is niet vlak op de glasplaat gedrukt. Zorg ervoor dat het origineel vlak op de glasplaat is gedrukt.
Het gescande beeld ligt on- Het origineel is ondersteboven geplaatst. Plaats het origineel in de dersteboven. juiste richting. Zie Kopieerhandleiding. Er komt geen afbeelding voort uit het scannen.
De voor- en achterzijde van het origineel zijn verwisseld. Wanneer het origineel direct op de glasplaat wordt gelegd, dient het met de te scannen zijde naar beneden te worden gelegd. Wanneer het origineel wordt ingevoerd via de automatische documentinvoer (ADF), dient het origineel met de te scannen zijde naar boven te worden geplaatst. Zie Kopieerhandleiding.
De gescande afbeelding bevat witte plekken.
• Scant u originelen met andere functies dan de functie TWAINnetwerkscanner, dan kunnen bij sommige papierformaten en resolutieinstellingen de gescande afbeeldingen groter worden dan de opgegeven grootte omdat er witte randen aan zijkanten worden toegevoegd. De witte randen kunnen kleiner worden gemaakt door te scannen met een hogere resolutie. • Indien de File Format Converter (optioneel) is geïnstalleerd dan kunnen de witte randen breder worden.
Als opgeslagen bestanden niet toegankelijk zijn Problemen
Oorzaken en oplossingen
Het opgeslagen bestand is vergrendeld en niet toegankelijk
Het bestand, dat is beschermd met een wachtwoord, is vergrendeld omdat het wachtwoord tien keer onjuist is ingevoerd. Stel de netwerkbeheerder op de hoogte.
101
Troubleshooting
Er kan niet op het netwerk worden gebladerd wanneer u een scanbestand verstuurt Problemen
Oorzaken en oplossingen
Er kan niet op het netwerk worden gebladerd wanneer u de bestemmingsmap opgeeft.
De volgende instellingen voor het apparaat zijn mogelijk onjuist: • IP-adres • subnetmasker Controleer de instellingen. Zie Netwerkhandleiding.
De TWAIN Driver kan niet worden gestart Problemen
Oorzaken en oplossingen
Het dialoogvenster Scannereigenschappen kan niet worden weergegeven.
Er is geavanceerde encryptie opgegeven in de uitgebreide beveiligingsinstellingen. Neem contact op met uw beheerder voor informatie over de uitgebreide beveiligingsinstellingen.
Opgeslagen bestanden kunnen niet worden bewerkt Problemen
Oorzaken en oplossingen
Opgeslagen bestanden Er zijn beperkingen opgelegd met de beschikbare uitgebreide bekunnen niet worden verveiligingsfunctie. Stel de gebruikersbeheerder op de hoogte. wijderd. Bestandsnamen en wachtwoorden kunnen niet worden gewijzigd. Bestanden kunnen niet opnieuw worden opgeleverd.
8
De functie netwerkbezorging kan niet worden gebruikt
102
Problemen
Oorzaken en oplossingen
De functie netwerkbezorging kan niet worden gebruikt.
• De instelling netwerkbezorgingfunctie is niet correct. Geef het correct op. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding. • De software kan een oude versie zijn of er moet misschien een beveiligingsinstelling worden opgegeven. Stel de apparaatbeheerder op de hoogte.
Als uw apparaat niet werkt zoals u wilt
U kunt geen bewerkingen uitvoeren als er berichten verschijnen Problemen
Oorzaken en oplossingen
De bestemmingslijst wordt bijgewerkt van het netwerk met SmartDeviceMonitor for Admin. Er kan enige vertraging optrewordt bijgewerkt... Een ogen- den voordat u weer bewerkingen kunt uitvoeren, afhankelijk van blik geduld a.u.b. de hoeveelheid bestemmingen die moeten worden bijgewerkt. U Geselecteerde be- kunt geen bewerkingen uitvoeren als dit bericht verschijnt.
”Bestemmingslijst
stemmingen en/of namen zijn gewist.” verschijnt en u
Wacht tot het bericht verdwijnt. Schakel de stroom niet uit zolang dit bericht wordt weergegeven.
kunt geen bewerkingen uitvoeren.
8
103
Troubleshooting
Wanneer er een bericht wordt weergegeven Wanneer een foutmelding op het bedieningspaneel wordt weergegeven Opmerking ❒ Indien een foutmelding verschijnt die niet in dit gedeelte wordt uitgelegd, schakel dan de hoofdschakelaar uit en weer aan. Als het bericht nog steeds zichtbaar is, noteer de inhoud van het bericht en het foutnummer (indien weergegeven) en neem contact op met uw servicevertegenwoordiger. Voor informatie over hoe u de hoofdschakelaar uitschakelt, zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Bericht
Oorzaken en oplossingen
Authentificatie is mislukt.
De ingevoerde log-in gebruikersnaam of het ingevoerde log-in wachtwoord is onjuist. Controleer de log-in gebruikersnaam en het login wachtwoord. Het apparaat kan niet verifiëren. Stel een beheerder op de hoogte.
Authentificatie van de bestemming is • Controleer of de gebruikersnaam en het wachtwoord juist zijn. mislukt. Controleer instellingen. Om huid. status te contr., druk op [StaOpmerking tus gescande bestanden].
8
❒ Een wachtwoord van 64 of meer tekens wordt mogelijk niet herkend.
• Controleer of de ID en het wachtwoord voor de bestemmingsmap juist zijn.
Kan verzending van bepaald(e) bestand(en) niet annuleren. Om result. te bev., control. [Status gescande bestanden].
104
Alleen bestanden die wachten kunnen worden geannuleerd. Bestanden met een bezorgstatus van succesvol of een andere status kunnen niet worden geannuleerd.
Wanneer er een bericht wordt weergegeven Bericht
Oorzaken en oplossingen
Kan origineel formaat niet herkennen. Selecteer Scanformaat.
• Plaats het origineel op de juiste wijze. • Geef het scanformaat op. • Wanneer u een origineel direct op de glasplaat legt, activeert de handeling van het openen en sluiten van de automatische documentinvoer (ADF) automatisch het proces van het herkennen van het origineelformaat. Til de deksel van de automatische documentinvoer meer dan 30 graden omhoog. Zie Kopieerhandleiding.
Kan het specifieke pad niet vinden. Controleer a.u.b de instellingen.
Controleer of de computernaam en de mapnaam voor de bestemming juist zijn.
Kan niet inloggen via ingevoerde gebr.naam of wachtwoord.
Voer de instellingen voor de gebruikersnaam en het wachtwoord voor bevestiging juist in.
Kan gescande gegevens niet afleveren. Het maximum aantal bestanden is overschreden. Het is niet mogelijk de bestanden op te slaan.
Zie Pag.142 “Opslag” voor informatie over het maximum aantal bestanden dat kan worden opgeslagen. Verklein het aantal opgeslagen bestanden voor verzending of verwijder onnodig opgeslagen bestanden.
Het afgevangen bestand heeft max. aantal pagina's per bestand overschreden. Kan de gescande gegevens niet verzenden.
Zie Pag.142 “Opslag” voor informatie over het maximum aantal pagina’s per bestand dat kan worden opgeslagen. Verklein het aantal pagina’s in het bestand en verzend het bestand opnieuw.
8
Verbinding met de LDAP server is mis- Er is een netwerkfout opgetreden en de verbinding is niet tot stand gekolukt. Controleer de serverstatus. men. Probeer opnieuw. Als het bericht nog steeds zichtbaar is, kan het zijn dat er teveel verkeer op het netwerk is. Controleer de informatie van systeeminstellingen. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
105
Troubleshooting Bericht
Oorzaken en oplossingen
Verbinding met de bestemming is mis- • Controleer de netwerkinstellingen van de client computer. lukt. Controleer de status en de verbinding. Om huid. status te contr., • Controleer of the componenten zoals de LAN-kabel goed zijn druk op [Status gescande bestanden]. aangesloten. • Controleer of de serverinstellingen juist zijn en de server goed werkt.
Ingevoerde beveiligingscode voor bestemming is onjuist. Voer a.u.b. opnieuw in.
Verifieer of de beveiligingscode juist is en voer deze dan opnieuw in. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Maximale gegevens capaciteit overschreden. Controleer de scan resolutie, druk dan opnieuw op Start.
Geef het scanformaat en de resolutie opnieuw op. Let erop dat het wellicht niet mogelijk is om erg grote originelen met een hoge resolutie te scannen. Zie Pag.131 “Het verband tussen de resolutie en de bestandsomvang”.
Max. gegevenscapaciteit overschreden. Geef het scanformaat en de resolutie Controleer de scanresolutie en reset opnieuw op. Let erop dat het wellicht niet mogelijk is om erg grote nnn originelen
Opmerking ❒ “nnn” in het bericht staat voor aantal dat gewijzigd kan worden.
8
originelen met een hoge resolutie te scannen. Zie Pag.131 “Het verband tussen de resolutie en de bestandsomvang”.
Max. formaat van e-mail overschreden. • Vergroot het formaat van [Max. Emailform.]. Verzenden e-mail is geannuleerd. Controleer [Max. E-mailform.] in Scanne- • Zet [E-mail delen & verzenden] op [Ja (per pagina)] of [Ja (per max. forreigenschappen. maat)]. Zie Pag.127 “Instellingen zenden”.
Max. bestandscapaciteit overschreden. Verwijder de onnodig opgeslagen bestanden.
Zie Pag.142 “Opslag” voor informatie over het maximum aantal bestanden dat kan worden opgeslagen. Verklein het aantal opgeslagen bestanden voor verzending of verwijder onnodig opgeslagen bestanden.
Het max. aantal zoekresult. om weer te geven is overschreden. Max.: nnn
Zoek opnieuw na wijziging van de zoekvoorwaarden.
Opmerking ❒ “nnn” in het bericht staat voor aantal dat gewijzigd kan worden.
106
Wanneer er een bericht wordt weergegeven Bericht
Oorzaken en oplossingen
Max. aantal alfanumerieke karakters is overschreden.
Controleer het maximale aantal tekens dat kan worden ingevoerd en voer ze dan opnieuw in. Zie Pag.140 “Specificaties voor functies Verzending/Opslag/Aflevering”.
Max.aant.alfanumerieke karakters voor het pad overschreden.
Het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd voor het pad is 128. Controleer het aantal tekens dat u heeft ingevoerd en voer het pad dan opnieuw in. Zie Pag.141 “Scanto-folder”.
Overschrijdt het max. aantal bestanden dat tegelijkertijd kan worden verstuurd. Verminder het aantal geselecteerde bestanden.
Het aantal bestanden overschrijdt het maximale aantal. Verminder het aantal bestanden en verstuur ze opnieuw.
Max. aantal bestanden dat tegelijk ge- Controleer de bestanden die zijn opbruikt kan worden op de Document Ser- geslagen door de andere functies en verwijder vervolgens de onnodige ver is overschreden. bestanden. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Max. aantal pagina's per bestand over- Geef op of u de gegevens al dan niet schreden. Wilt u de gescande pagina's wilt gebruiken. Scan de niet gescande pagina’s en sla deze op als een opslaan als 1 bestand? nieuw bestand. Zie Pag.53 “Opslaan van bestanden”.
Max. aantal stand-by bestanden overschreden. Probeer het opnieuw nadat de gegevensverzending is voltooid.
Er staan 100 bestanden in de wachtrij voor e-mail, scan-naar-map of bezorgfunctie. Wacht tot er bestanden verzonden zijn.
Max.paginacapaciteit per bestand overschreden. Druk op [Verzend] om de gescande gegevens te versturen, of druk [Annuleren] om te verwijderen.
Omdat het aantal pagina’s het maximale te verzenden aantal heeft bereikt, worden de gegevens tot zover verzonden. Scan de resterende gegevens na verzending.
8
Tijdlimiet voor zoeken naar LDAP ser- Er is een netwerkfout opgetreden en de verbinding is niet tot stand gekover is overschreden. Controleer de men. Probeer opnieuw. Als het beserverstatus. richt nog steeds zichtbaar is, kan het zijn dat er teveel verkeer op het netwerk is. Controleer de informatie van systeeminstellingen. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
LDAP server authentificatie is mislukt. Controleer de instellingen.
Voer de instellingen voor de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de LDAP-serverautorisatie juist in.
107
Troubleshooting Bericht
Oorzaken en oplossingen
Papier plaatsen van de volgende for- Laad papier van de formaten zoals opgegeven in het bericht. maten : Vereist: A3S B4S A4S A4R Geheugen is vol. Kan niet scannen. De gescande gegevens zullen worden verwijderd.
Door onvoldoende ruimte op de harde schijf kon de eerste pagina niet worden gescand. Probeer één van de volgende maatregelen: • Wacht enige tijd en doe een nieuwe poging tot scannen. • Verklein het scangebied of kies een lagere resolutie. Zie Pag.117 “Scaninstellingen”. • Verwijder onnodige opgeslagen bestanden. Zie Pag.65 “Bestanden verwijderen”.
Geheugen is vol. Wilt u het gescande bestand opslaan?
Aangezien er op de harde schijf van het apparaat onvoldoende ruimte vrij is voor het opslaan in de Document Server, zijn slechts enkele pagina’s gescand. Geef op of u de gegevens al dan niet wilt gebruiken.
Het geheugen is vol. Druk op [Verzenden] om de gescande gegevens te verzenden. Druk op [Annuleren] om de gegevens te verwijderen.
Aangezien er op de harde schijf van het apparaat onvoldoende ruimte vrij is voor het bezorgen of verzenden per e-mail tijdens het opslaan in de Document Server, zijn slechts enkele pagina’s gescand. Geef op of u de gegevens al dan niet wilt gebruiken.
8
Origineel wordt gescand door een ande- Het apparaat wordt op dit moment gebruikt voor een andere functie, zore functie. als kopiëren. Probeer opnieuw te scannen nadat de andere functie is voltooid.
Uitvoer buffer is vol. Verzending is geannuleerd. Probeer het later nog eens.
Er zijn te veel bestanden die wachten op verzending. Probeer opnieuw nadat ze zijn geleverd.
Geselecteerd bestand is momenteel in U kunt de naam niet veranderen van gebruik. Kan bestandsnaam niet wijzi- een bestand met de status "Wachten..."of van een bestand dat wordt gen. bewerkt met DeskTopBinder. Verander de naam van het bestand als de aflevering is geannuleerd of de bewerking is voltooid.
108
Wanneer er een bericht wordt weergegeven Bericht
Oorzaken en oplossingen
Geselecteerd bestand is momenteel in U kunt het wachtwoord niet verwijgebruik. Kan wachtwoord niet wijzigen. deren van een bestand met de status "Wachten..." of van een bestand dat wordt bewerkt met DeskTopBinder. Verwijder het wachtwoord als de aflevering is geannuleerd of de bewerking is voltooid.
Geselecteerd bestand is momenteel in U kunt de gebruikersnaam niet wijgebruik. Kan gebruikersnaam niet wij- zigen voor een bestand met de status "Wachten..." of voor een bestand dat zigen. wordt bewerkt met DeskTopBinder. Wijzig de gebruikersnaam als de aflevering is geannuleerd of de bewerking is voltooid.
Geselecteerd bestand is momenteel in gebruik Kan niet worden verwijderd.
U kunt een bestand met de status "Wachten..." niet verwijderen, of een bestand dat wordt bewerkt met DeskTopBinder. Verwijder het bestand als de aflevering is geannuleerd of de bewerking is voltooid.
Voor het verzenden van een e-mailNaam van afzender is niet geselecteerd. Vermeld a.u.b. naam van afzen- bericht moet de naam van een afzender zijn gespecificeerd. Verzend het der. e-mailbericht nadat u de naam van de zender heeft gespecificeerd.
Het verzenden van de gegevens is mis- Er is een netwerkfout opgetreden en lukt. De gegevens worden later opnieuw een bestand werd niet op de juiste wijze gezonden. Wacht totdat er auverzonden.
8
tomatisch na het vooraf ingestelde tijdsinterval een nieuwe verzendpoging wordt uitgevoerd. Indien het verzenden opnieuw mislukt, neem dan contact op met de netwerkbeheerder.
109
Troubleshooting Bericht
Oorzaken en oplossingen
Het verzenden van de gegevens is mis- Tijdens het zenden van een bestand lukt. Om resultaat te bevestigen, con- is er een netwerkfout opgetreden en daardoor kon het bestand niet op troleer [Status scanbestand]. juiste wijze worden verzonden. Probeer opnieuw. Als het bericht nog steeds zichtbaar is, kan het zijn dat er teveel verkeer op het netwerk is. Stel de netwerkbeheerder op de hoogte. Indien meerdere bestanden werden verstuurd, gebruikt u het scherm "Status verzonden bestanden" om te controleren bij welk bestand het probleem is opgetreden. Zie Pag.34 “Emailresultaten controleren”, Pag.51 “De resultaten van scan-to-folder controleren”, of Pag.81 “Het controleren van de bezorgstatus”.
De bestemmingslijst is bijgewerkt. De Een gespecificeerde bestemming of gespecificeerde bestemming(en) of af- afzendernaam werd tijdens het bijwerken van de bestemmingslijst in zender(s) is/zijn gewist. de bezorgingsserver gewist. Specificeer de bestemming of de afzendernaam opnieuw.
8
110
Het ingevoerde E-mailadres is niet juist. Voer opnieuw in.
Zorg ervoor dat het e-mailadres correct is, en voer het dan opnieuw in.
Het ingevoerde pad is onjuist. Voer het opnieuw in.
Bevestig de bestemmingscomputer en het pad en voer het dan opnieuw in.
De geselecteerde bestanden waar u geen toegangsprivileges voor heeft konden niet worden verwijderd.
U heeft geprobeerd bestanden te verwijderen maar u heeft daarvoor geen bevoegdheid. De bestanden kunnen worden verwijderd door de bestandsbeheerder. Neem contact op met de bestandsbeheerder om een bestand te verwijderen dat u niet mag verwijderen.
Wanneer er een bericht wordt weergegeven Bericht
Oorzaken en oplossingen
De opgegeven groep bevat ongeldige be- De opgegeven groep bevat een paar stemmingen. Wilt u alleen geldige be- bestemmingen voor het verzenden per e-mail en een paar bestemminstemmingen selecteren? gen voor het verzenden per scannaar-map. Om bestemmingen voor het verzenden per e-mail te selecteren, drukt u op [Selecteer] voor het bericht die op het e-mailscherm wordt getoond. Om bestemmingen voor het verzenden per scan-naarmap te selecteren, drukt u op [Selecteer] voor het bericht die op het scannaar-mapscherm wordt getoond.
Doorzenden is mislukt. Onvoldoende geheugen in de harde schijf van de bestemming. Om huid. status te contr., druk op [Status gescande bestanden].
Verzending mislukt. Er was aan de bestemmingskant niet genoeg vrije ruimte op de harde schijf van de SMTP-server, de FTP-server of de clientcomputer. Wijs genoeg ruimte toe.
Bestemmingslijst wordt bijgewerkt... Een ogenblik geduld a.u.b. Geselecteerde bestemmingen en/of namen zijn gewist.
Als een bestemming of afzendernaam reeds was geselecteerd, selecteer deze dan opnieuw nadat deze melding verdwijnt.
Bijwerken bestemmingslijst mislukt. Opnieuw proberen ?
Controleer of de server is aangesloten.
U heeft niet de privileges om deze functie te gebruiken.
Het apparaat is nog niet ingesteld om deze functie te laten gebruiken. Stel een beheerder op de hoogte.
8
111
Troubleshooting
Wanneer een foutmelding op de cliëntcomputer wordt weergegeven In dit gedeelte worden de belangrijkste mogelijke oorzaken en oplossingen omschreven voor foutmeldingen die op de cliëntcomputer worden weergegeven wanneer het TWAIN Driver wordt gebruikt. Opmerking ❒ Indien een foutmelding verschijnt die niet in dit gedeelte wordt uitgelegd, schakel dan de hoofdschakelaar uit en weer aan. Als het bericht nog steeds zichtbaar is, noteer de inhoud van het bericht en het foutnummer (indien weergegeven) en neem contact op met uw servicevertegenwoordiger. Voor informatie over hoe u de hoofdschakelaar uitschakelt, zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Bericht
Oorzaken en oplossingen
[Kan geen scanmodi meer toevoegen.]
Het maximum aantal modi dat kan worden opgeslagen is 99. Verwijder onnodige modi.
[Kan geen verbinding maken met de scanner. Controleer de instellingen voor het toegangsmasker van het netwerk in Gebruikersinstellingen.]
Het toegangsmasker is ingesteld. Neem contact op met de netwerk- of de scannerbeheerder.
[Kan het papierformaat van het origineel niet detecteren. Specificeer het scanformaat.]
• Plaats het origineel op de juiste wijze. • Geef het scanformaat op. • Wanneer u een origineel direct op de glasplaat legt, activeert de handeling van het openen en sluiten van de automatische documentinvoer (ADF) automatisch het proces van het herkennen van het origineelformaat. Til de deksel van de automatische documentinvoer meer dan 30 graden omhoog.
8
[Kan de scanner niet vinden. Controleer of de scanner is ingeschakeld.]
• Controleer of de hoofdschakelaar van het apparaat uitgeschakeld is. • Controleer of het apparaat op de juiste wijze op het netwerk is aangesloten. • Schakel de persoonlijke firewall van de client computer uit. • Gebruik een toepassing zoals telnet om er voor te zorgen dat SNMPv1 of SNMPv2 is ingesteld als het protocol van het apparaat. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding.
112
Wanneer er een bericht wordt weergegeven Bericht
Oorzaken en oplossingen
[Kan scanner "XXX", die voor de vorige scan is gebruikt, • Controleer of de hoofdschakelaar van niet vinden. "YYY" wordt daarvoor in de plaats gebruikt.] de scanner die is gebruikt voor de vorige scan, uitgeschakeld is.
Opmerking
❒ “XXX” en “YYY” geven namen aan van scanners.
• Controleer of de scanner die is gebruikt voor de vorige scan, op de juiste wijze op het netwerk is aangesloten. • Schakel de persoonlijke firewall van de clientcomputer uit. • Gebruik een toepassing zoals telnet om er voor te zorgen dat SNMPv1 of SNMPv2 is ingesteld als het protocol van het apparaat. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding. • Kies de scanner die is gebruikt voor de vorige scan.
[Kan geen scangebieden meer opnemen.]
Het maximum aantal scangebieden dat kan worden opgeslagen bedraagt 99. Wis overbodige scangebieden.
[Verwijder onjuiste invoer in ADF.]
Verwijderde de vastzittende originelen en plaats deze opnieuw. Controleer of de originelen geschikt zijn en door het apparaat gescand kunnen worden.
[Er is een communicatiefout op het netwerk opgetreden.]
Controleer of uw cliëntcomputer het TCP/IP-protocol kan gebruiken.
[Er is een fout opgetreden in de scanner.]
Controleer of de scaninstellingen die door de toepassing zijn opgegeven het instellingsbereik van het apparaat overschrijden.
[Er is een fout opgetreden in de scanner.]
• Controleer of de netwerkkabel correct op de cliëntcomputer is aangesloten.
8
• Controleer of de Ethernetkaart van de cliëntcomputer correct wordt herkend door Windows. • Controleer of uw cliëntcomputer het TCP/IP-protocol kan gebruiken. [Er is een fatale fout opgetreden in de scanner.]
Er heeft een onherstelbare fout plaatsgevonden in het apparaat. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.
[Onvoldoende geheugen. Sluit alle andere programma's en scan opnieuw.]
• Sluit onnodige toepassingen die op de cliëntcomputer actief zijn af. • Deïnstalleer het TWAIN Driver, herstart de computer en installeer vervolgens het TWAIN Driver opnieuw.
113
Troubleshooting Bericht
Oorzaken en oplossingen
[Onvoldoende geheugen. Maak het scangebied kleiner.]
• Stel het scanformaat opnieuw in. • Verlaag de resolutie. • Stel in zonder compressie. Zie de help van TWAIN Driver.
Opmerking ❒ Het schema “De relatie tussen de resolutie en het scangebied” in Help voor halftoon-scannen is wellicht niet altijd van toepassing. Het scannen kan niet worden uitgevoerd als er grote waarden zijn ingesteld voor helderheid wanneer halftoon of hoge resolutie wordt gebruikt. ❒ Wanneer er tijdens het afdrukken een papierstoring plaats vindt in het apparaat kan het scannen niet worden uitgevoerd. Ga in dit geval door met het scannen nadat het vastgelopen papier is verwijderd. [Ongeldige Winsock-versie. Gebruik versie 1.1 of hoger.] Installeer het besturingssysteem van de computer of kopieer Winsock van de cdrom met het besturingssysteem. [Geen reactie van de scanner.]
• Controleer of het apparaat op de juiste wijze op het netwerk is aangesloten. • Er is veel verkeer op het netwerk. Wacht enkele seconden en probeer het dan opnieuw.
8 [Er is geen Gebruikerscode geregistreerd. Neem contact op met uw systeembeheerder.]
Toegang is beperkt door gebruikerscodes. Neem contact op met de systeembeheerder van het apparaat.
[Bel de service-dienst Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.]
Er heeft een onherstelbare fout plaatsgevonden in het apparaat. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.
[Scanner is in gebruik voor een andere functie. Een ogen- Er wordt een andere functie van het apblik geduld.] paraat gebruikt dan de scannerfunctie, zoals kopiëren. Wacht enkele seconden en probeer het dan opnieuw.
114
Wanneer er een bericht wordt weergegeven Bericht
Oorzaken en oplossingen
[De scanner is niet beschikbaar. Controleer de verbinding van de scanner.]
• Controleer of de hoofdschakelaar van het apparaat uitgeschakeld is. • Controleer of het apparaat op de juiste wijze op het netwerk is aangesloten. • Schakel de persoonlijke firewall van de client computer uit. • Gebruik een toepassing zoals telnet om er voor te zorgen dat SNMPv1 of SNMPv2 is ingesteld als het protocol van het apparaat. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding.
[Scanner is niet beschikbaar in het gespecificeerde appa- De functie TWAIN-scanner kan op dit apraat.] paraat niet worden gebruikt. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger. [Scanner is niet gereed. Controleer de scanner en de opties.]
Controleer of de deksel van de automatische documentinvoer (ADF) is gesloten.
[Deze naam wordt al gebruikt. Controleer de geregistreerde namen.]
U probeerde een naam te registreren die reeds in gebruik is. Gebruik een andere naam.
[Log-in gebruikersnaam, Log-in wachtwoord of Driver co- • Controleer de log-in gebruikersnaam, deringstoets is onjuist.] het log-in wachtwoord en de coderingssleutel van het stuurprogramma. • Er is geen toestemming verleend om deze functie te gebruiken. Neem contact op met de apparaatbeheerder.
8
115
Troubleshooting
8
116
9. Begininstellingen van de scanner Dit gedeelte geeft informatie over alle benodigde instellingen en procedures voor het gebruik van het apparaat als netwerkscanner. Verwijzing Zie eerst de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen om de basisinstellingen in te voeren en vervolgens de scannerinstellingen. Zie de Netwerkhandleiding voor informatie over de e-mailinstellingen.
Scannereigenschappen De instellingen om de netwerkscannerfuncties van het apparaat te gebruiken staan hieronder vermeld. Leg de vereiste instellingen vast. Opmerking ❒ Geef indien nodig de instellingen op voor de onderdelen gemarkeerd met ❍.
❖ Scaninstellingen Voor uitleg van de instellingen, zie Pag.121 “Scaninstellingen”. Instellingen
Standaard
E-mail
Scan-tofolder
Opslag
Bezorging
Scantype
Tekst (afdruk)
❍
❍
❍
❍
Resolutie
200 dpi
❍
❍
❍
❍
Belichting
Automatische belichting (Medium)
❍
❍
❍
❍
Scanformaat
Automatische detectie
❍
❍
❍
❍
Wachttijd voor volgende orig.: Glasplaat
Wachttijd instellen (60)
❍
❍
❍
❍
Wachttijd voor volgende origineel: SADF
Wachttijd instellen (60)
❍
❍
❍
❍
Origineel instellen
Eenzijdig origineel
❍
❍
❍
❍
SADF
❍
❍
❍
❍
Uit
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
Standaard Scaninstellingen
Naar batch schakelen Verschillende origineelformaten prioriteit Origineelrichting prioriteit De beginmodus wijzigen
Standaard
TWAIN
117
Begininstellingen van de scanner
❖ Instellingen Bestemmingslijst Voor uitleg van de instellingen, zie Pag.127 “Instellingen Bestemmingslijst”. Instellingen
Standaard
E-mail
Scan-tofolder
Weergave Bestemmingslijst Prioriteit 1
Bezorgingsserver
❍
❍
Weergave Bestemmingslijst Prioriteit 2
E-mailadres
❍
❍
Titel 1
❍
❍
Titel selecteren Bijwerken van de bestemmingslijst van de bezorgingsserver
-
Opslag
Bezorging
TWAIN
❍
❍
Opmerking ❒ Als [Uit] is geselecteerd voor [Bezorgingsoptie] in [Bestandsoverdracht] in [Systeeminstellingen], worden [Bestemmingslijst Display Prioriteit 1] en [Bestem.lijst van de bez.server bijwerken] niet weergegeven. Zie Netwerkhandleiding.
9
118
Scannereigenschappen
❖ Instellingen zenden Voor uitleg van de instellingen, zie Pag.127 “Instellingen zenden”. Instellingen
Standaard
E-mail
Scan-tofolder
Opslag
Bezorging
TWAIN
Aan (10 sec.)
❍
❍
❍
❍
❍
Meerdere pagina’s: TIFF
❍
❍
Aan
❍
❍
❍
❍
Compressie (grijstinten)
Aan(compressieniveau 3)
❍
❍
❍
❍
Het scannerjournaal afdrukken & verwijderen
Alles afdrukken en verwijderen
❍
❍
❍
Het scannerjournaal afdrukken
-
❍
❍
❍
Het scannerjournaal verwijderen
-
❍
❍
❍
Max. e-mailgrootte
Aan (2048 KB)
❍
E-mail verdelen & zenden
Ja (per max. grootte) (max. aantal verdelingen 5)
❍
Brits Engels
❍
Bestandopslag prioriteit
Uit
❍
Opgeslagen bestand emailmethode
Bestand verzenden
❍
TWAIN standby-tijd Bestandssoort prioriteit
Compressie (zwart & wit)
E-mail informatietaal
9 ❍
❍
❍
❖ Beheerder Tools Voor uitleg van de instellingen, zie Pag.130 “Beheerder Tools”. Instellingen Menu Bescherming
Standaard
E-mail
Scan-tofolder
Opslag
Bezorging
TWAIN
Niveau 2
-
-
-
-
-
119
Begininstellingen van de scanner
Scannereigenschappen aanpassen In Scaneigenschappen kunt u instellingen opgeven voor basisbewerkingen wanneer u dit apparaat als een scanner gebruikt. Gewoonlijk kunt u het apparaat gebruiken met de standaardinstellingen. U kunt de instellingen echter aanpassen aan uw behoeftes. Dit gedeelte beschrijft de instellingen voor scannereigenschappen. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor informatie over de instellingen voor het hele systeem.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Scannereigensch.]. C Druk op het in te stellen item. D Druk op het in te stellen item.
E Wijzig de instelling.
• Raak een toets aan op het scherm om een item te selecteren. Het item wordt gemarkeerd. • Gebruik de cijfertoetsen om numerieke waarden in te voeren. Opmerking ❒ Druk op [Annuleren] om het wijzigen van een instelling te annuleren. De vorige waarde van de instelling wordt hersteld.
F Druk op [OK]. G Herhaal de stappen C tot F om de noodzakelijke instellingen op te geven en druk vervolgens op [Afsluiten].
H Druk op [Afsluiten].
9
Voorbeeld: [TWAIN Standby Tijd] instelling van [Verzendinstellingen]
120
Het hoofdmenu verschijnt weer.
Instellingen
Instellingen Scaninstellingen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de standaardwaarden voor de scaninstellingen kunt opgeven. De scaninstellingen bestaan uit de volgende items. Zie Pag.117 “Scannereigenschappen” voor de tabel over instellingen en standaardwaarden.
❖ Standaard Scaninstellingen Er kunnen diverse basisinstellingen (scantype, resolutie, belichting en scanformaat) worden ingesteld. U kunt de scaninstellingen op dezelfde manier vastleggen waarop u deze opgeeft. Zie Pag.87 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens. • Scantype • Resolutie • Belichting • Scanformaat ❖ Wachttijd voor volgende orig.: Glasplaat Om originelen te verdelen en deze individueel te scannen met de glasplaat om een enkel bestand te maken, selecteert u [Uit], [Stel wachttijd in], of [Constante wachtrij] voor de wachtstand. Opmerking ❒ Als u [SADF] selecteert in [Origin. invoertype] op het scan-to-folderscherm, wordt de [Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat] instelling uitgeschakeld.
❒ Als u [Batch] selecteert in [Origin. invoertype] op het scan-to-folderscherm, wordt de [Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat] instelling uitgeschakeld en wacht het apparaat op het plaatsen van een extra origineel. Zie Pag.90 “Batch/SADF-selectie”. ❒ Als [Stel wachttijd in] is geselecteerd, voer dan de wachttijd in seconden (3-999) in voor het plaatsen van extra originelen met de cijfertoetsen. Scannen zal beginnen wanneer de extra originelen worden geplaatst en de {Start}-knop binnen de gezette tijd wordt ingedrukt. U beëindigt het scannen en start het verzenden door binnen de aangegeven tijd op de {#}-toets te drukken. De verzending begint automatisch als de opgegeven tijd is verstreken. ❒ Als [Constante wachtrij] is geselecteerd, wacht het apparaat op de extra originelen tot de {#}toets wordt ingedrukt. Het scannen start als extra originelen worden geplaatst en de {Start}-toets wordt ingedrukt. U kunt het scannen beëindigen en het verzenden starten door de {#}-toets in te drukken. ❒ Als originelen in de automatische documentinvoer (ADF) worden geplaatst, start het verzenden zonder dat er op extra originelen wordt gewacht nadat alle originelen in de automatische documentinvoer (ADF) zijn gescand ongeacht de opgegeven instellingen.
9
121
Begininstellingen van de scanner
❒ Als het papier niet goed wordt doorgevoerd of als een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd terwijl het apparaat wacht op extra originelen, stopt het aftellen en gaat het apparaat pas weer verder nadat op de {#}-toets is gedrukt. • Instellingen zoals scaninstellingen wijzigen • Bovendeksel van de autom. papierinvoereenheid (ADF) openen • Druk op de {Onderbreken}-toets op de kopieermodus te activeren.
❖ Wachttijd voor volgende origineel: SADF Om originelen te verdelen en deze individueel te scannen met de automatische documentinvoer (ADF) om een enkel bestand te maken, selecteert u [Stel wachttijd in] of [Constante wachtrij] voor de wachtstand. Opmerking ❒ Deze instelling is geldig als [SADF] is opgegeven voor [Origin. invoertype] bij het scannen. Zie Pag.90 “Batch/SADF-selectie” voor meer gegevens.
9
❒ Als [Stel wachttijd in] is geselecteerd, voer dan de wachttijd in seconden (3-999) in voor het plaatsen van extra originelen met de cijfertoetsen. Het scannen start automatisch als extra originelen binnen de aangegeven tijd worden geplaatst. U beëindigt het scannen en start het verzenden door binnen de aangegeven tijd op de {#}-toets te drukken. De verzending begint automatisch als de opgegeven tijd is verstreken.
122
❒ Als [Constante wachtrij] is geselecteerd, wacht het apparaat op de extra originelen tot de {#}toets wordt ingedrukt. Het scannen start als extra originelen worden geplaatst en de {Start}-toets wordt ingedrukt. U kunt het scannen beëindigen en het verzenden starten door de {#}-toets in te drukken. ❒ Zelfs als de originelen op de glasplaat worden geplaatst, werkt het apparaat overeenkomstig de opgegeven instellingen. U dient echter wel elke keer als er originelen worden geplaatst op de glasplaat, op de {Start}-toets te drukken om het scannen te starten. ❒ Als het papier niet goed wordt doorgevoerd of als een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd terwijl het apparaat wacht op extra originelen, stopt het aftellen en gaat het apparaat pas weer verder nadat op de {#}-toets is gedrukt. • Instellingen zoals scaninstellingen wijzigen • Bovendeksel van de autom. papierinvoereenheid (ADF) openen • Druk op de {Onderbreken}toets op de kopieermodus te activeren.
Instellingen
❖ Origineel instellen Geef aan of originelen standaard enkelzijdig of dubbelzijdig zijn en als ze dubbelzijdig zijn, wat de relatie is tussen de twee zijden. Wanneer de originelen altijd dezelfde zijn, kunt u dit standaard instellen voor eenvoudigere bediening. U kunt of [1-zijdig origineel], [2-zijd.origineel:boven/boven] (Bovenzijde naar bovenzijde) selecteren of [2zijd.origineel:boven/onder] (Bovennaar onderzijde). Verwijzing Pag.89 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
❖ Naar batch schakelen Selecteer [SADF] of [Batch] als de scanmodus die verschijnt als [Origin. invoertype] in het beginscherm van de scanmodus. Verwijzing Pag.93 “Originelen in een paar keer scannen”
❖ Verschillende origineelformaten prioriteit Deze instelling bepaalt of het origineelformaat automatisch herkend dient te worden wanneer er originelen van verschillend formaat worden ingevoerd in de automatische documentinvoer (ADF). U kunt [Aan] of [Uit] selecteren.
Opmerking ❒ Indien u het origineelformaat tijdens het scannen opgeeft, wordt deze instelling genegeerd.
❒ Wanneer [Uit] is geselecteerd en [Autodetectie] is geselecteerd als scanformaat, als originelen van verschillende formaten in de ADF worden geplaatst, wordt het maximum formaat gedetecteerd als het scanformaat.
❖ Origineelrichting prioriteit Selecteer de standaardwaarde voor de plaatsingsrichting van het origineel. Wanneer originelen altijd hetzelfde worden geplaatst, is het handig om die richting als standaardwaarde te gebruiken. Verwijzing Pag.89 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
❖ De beginmodus wijzigen Kies [Standaard] om de standaardinstellingen te gebruiken als de beginmodus hetgeen de modus van het apparaat is direct nadat de bedieningsschakelaar is aangezet of de modi zijn gewist of gerest. U selecteert [Programmanr. 10] als u gebruik maakt van de instellingen die zijn opgeslagen in Programma nr. 10 als beginmodus.
9
123
Begininstellingen van de scanner
Een aangepast formaat scannen Wanneer u een aangepast formaat scant, meet de [VOrigineel formaat], [VBeginpositie] en [VScangebied] waarden en voer de instellingen in zoals hieronder staat beschreven. De procedure wordt aan de hand van het volgende origineel uitgelegd:
Procedure voor het specificeren van een origineel met aangepast formaat
Een heel origineel scannen De volgende afbeeldingen geven de relatie weer tussen de [VOrigineel formaat] (X1 en Y1) en [VScangebied] (X3 en Y3) instellingen.
A Specificeer [VOrigineel formaat] (X1 en Y1) met behulp van de cijfertoetsen en druk vervolgens op de {#} toets. Bijvoorbeeld, X1 op 300 mm instellen en Y1 op 200 mm.
A Druk op [Aangepast formaat] op het scherm Scanformaatinstellingen.
B Stel [VBeginpositie] (X2 en Y2) in op 0 mm en druk vervolgens op de {#} toets. Stel X2 en Y2 in op 0 mm.
9
124
Instellingen
C Specificeer [VScangebied] (X3 en Y3) met behulp van de cijfertoetsen en druk vervolgens op de {#} toets. Bijvoorbeeld, X3 op 300 mm instellen en Y3 op 200 mm.
Deel van een origineel scannen De volgende afbeeldingen geven de relatie weer tussen de [VOrigineel formaat] (X1 en Y1), [VBeginpositie] (X2 en Y2), en [VScangebied] (X3 en Y3) instellingen.
A Specificeer [VOrigineel formaat] (X1 en Y1) met behulp van de cijfertoetsen en druk vervolgens op de {#} toets. Bijvoorbeeld, X1 op 300 mm instellen en Y1 op 200 mm.
B Specificeer [VBeginpositie] (X2 en Y2) met behulp van de cijfertoetsen en druk vervolgens op de {#} toets. Bijvoorbeeld, X2 op 30 mm instellen en Y2 op 20 mm.
9
C Specificeer [VScangebied] (X3 en Y3) met behulp van de cijfertoetsen en druk vervolgens op de {#} toets. Bijvoorbeeld, X3 en Y3 instellen op 80 mm.
125
Begininstellingen van de scanner
B Druk op [OK]. C Controleer of het gebied dat is op-
gegeven in stap C (X3 en Y3) in het [Aangepast formaat]-veld wordt weergegeven en druk dan op [OK].
D Druk tweemaal op [Afsluiten]. Het hoofdmenu verschijnt weer.
Het origineel specificeren en plaatsen ❖ Specificeren van de plaatsingsrichting van het origineel Selecteer onder [Orig. richting] de plaatsingsrichting voor het origineel van [ ] of [ ]. [Orig. richting] verschijnt als u drukt op [Origin. invoertype] op het scannerscherm. Zie Pag.90 “Richtingselectie”.
9
126
❖ Het origineel plaatsen Voor het plaatsen van het origineel in de automatische documentinvoer (ADF), plaats het bovenaan met de bedrukte kant naar boven. Voor het plaatsen van een origineel op de glasplaat, lijn het horizontaal of verticaal uit en plaats het vervolgens met de bedrukte kant naar beneden.
Instellingen
Instellingen Bestemmingslijst
Instellingen zenden
Kies de standaarden voor de titels en de displayprioriteit voor de bestemmingslijst in het apparaat en de bezorgingsserver.
In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u standaardwaarden kunt opgeven voor instellingen zoals het compressieniveau voor het scanbestand en het schakelen naar en van de functie van de TWAIN-compatibele netwerkscanner. De verzendopties bestaan uit de volgende items. Zie Pag.117 “Scannereigenschappen” voor de tabel over instellingen en standaardwaarden.
❖ Weergave Bestemmingslijst Prioriteit 1 Selecteer een bestemmingslijst wanneer het apparaat in de beginstand staat. U kunt of [E-mail/Map] of [Bezorgingsserver] selecteren. ❖ Weergave Bestemmingslijst Prioriteit 2 Selecteer in het adresboek van het apparaat welk adresboek standaard moet openen. U kunt [E-mailadres] of [Map] selecteren. ❖ Titel selecteren Kies de titels voor de bestemmingen en de groepbestemmingen van e-mail en scan-naar-map. De gekozen titels verschijnen in de bestemmingslijst van e-mail en scan-tofolder zodat deze kunnen worden gebruikt voor het zoeken naar bestemmingen. Selecteer [Titel 1] (tien titels), [Titel 2] (tien titels) of [Titel 3] (vijf titels). ❖ Bijwerken van de bestemmingslijst van de bezorgingsserver Druk op [Bestem.lijst van de bez.server bijwerken] voor het bijwerken van de bestemmingslijst van de bezorgingsserver. Gewoonlijk wordt de bestemmingslijst van de bezorgingsserver automatisch bijgewerkt. Met deze functie kan te allen tijde met de hand bijgewerkt worden.
❖ TWAIN standby-tijd Wanneer het apparaat wordt gebruikt om een e-mail of een bestand te verzenden, of werkt als netwerkbezorgingsscanner of Document Server, schakelt het apparaat na een scanverzoek aan het apparaat als TWAIN-scanner over naar de functie van TWAIN-compatibele netwerkscanner. Deze instelling bepaalt de vertragingstijd tot het apparaat overschakelt naar de functie van TWAIN-compatibele netwerkscanner. • Wanneer [Uit] wordt geselecteerd, schakelt het apparaat direct over naar de functie van TWAIN-compatibele netwerkscanner. • Wanneer u [Aan] selecteert, kunt u de vertragingstijd met de cijfertoetsen (3 -30 seconden) invoeren. De functie van TWAINcompatibele netwerkscanner wordt geactiveerd wanneer na de laatste toetsindruk de hier opgegeven tijd is verstreken.
9
127
Begininstellingen van de scanner
❖ Bestandssoort prioriteit Geef aan of de gescande originelen moeten worden verzonden als bestanden met enkele pagina’s of een aantal pagina’s. Kies TIFF/JPEG of PDF voor bestanden met maar een pagina. Kies TIFF of PDF voor bestanden met meerdere pagina’s. Opmerking ❒ U kunt het bestandsformaat verscheidene pagina’s-TIFF niet kiezen voor een afbeelding die is opgeslagen in het bestandsformaat JPEG.
❖ Compressie (zwart & wit) Kies of zwart-wit scanbestanden al dan niet moeten worden gecomprimeerd. Opmerking ❒ De werkelijk benodigde tijd voor de bestandsoverdracht kan variëren afhankelijk van de omvang van het bestand en de belasting van het netwerk. ❒ Compressie verkort de tijd die nodig is voor het verzenden van het scanbestand.
9
❖ Compressie (grijstinten) Geef op of scanbestanden met meerdere niveaus (grijstinten) moeten worden gecomprimeerd. Selecteer [Aan] of [Uit]. Opmerking ❒ Kiest u [Aan], dan kunt u een compressieniveau tussen een en vijf opgeven. ❒ De beeldkwaliteit is beter bij lagere compressie, maar de benodigde tijd voor verzending neemt evenredig toe.
128
❒ De werkelijk benodigde tijd voor de bestandsoverdracht kan variëren afhankelijk van de omvang van het bestand en de belasting van het netwerk.
❖ Het scannerjournaal afdrukken & verwijderen Op dit apparaat kunt u de resultaten van maximaal 250 verzendingen/afleveringen controleren. Bereiken de opgeslagen resultaten van verzending/aflevering het aantal van 250 dan kunt u kiezen om het afleveringsjournaal af te drukken. • [Alles afdr. en verwijd.]: Het verzendings-/afleveringsjournaal wordt automatisch afgedrukt. Het afgedrukte journaal wordt verwijderd. • [Niet afdr: Oudste verw.]: Verzendings-/afleveringsresultaten worden één voor één verwijderd terwijl er nieuwe resultaten worden opgeslagen. • [Niet afdr: Verz. uitschak.]: Er kan niet worden verzonden of afgeleverd wanneer het journaal vol is. Opmerking ❒ Na het afdrukken worden alle berichten gewist. Indien ze niet worden afgedrukt, worden de berichten boven de limiet automatisch in volgorde van ouderdom gewist.
❒ Tijdens het afdrukken van het journaal kunnen bestanden met de status wachten niet worden verzonden.
❖ Het scannerjournaal afdrukken Het scannerjournaal wordt afgedrukt en verwijderd.
Instellingen
❖ Het scannerjournaal verwijderen Het scannerjournaal wordt verwijderd zonder dat het wordt afgedrukt. ❖ Max. e-mailgrootte Kies of u de grootte van een e-mail wilt beperken waaraan een afbeelding is toegevoegd. Als [Aan] wordt geselecteerd, voer dan met de cijfertoetsen het maximale formaat in (128 -102400 KB). Opmerking ❒ Als de SMTP de maximale afmeting bepaalt, pas uw instelling hier dan op aan.
❖ E-mail verdelen & zenden Deze functie werkt alleen wanneer [Aan] is geselecteerd voor [Max. Emailform.]. Selecteer of een afbeelding die groter is dan de opgegeven grootte in [Max. E-mailform.] verdeeld moet worden en door middel van meerdere e-mails verzonden moet worden. Druk op [Nee], [Ja (per pagina)] of [Ja (per max. formaat)]. Wanneer u [Ja (per max. formaat)] heeft geselecteerd, voer het max. aantal verdelingen (2500) in met de cijfertoetsen. Opmerking ❒ Als [Meerdere pagina's: TIFF] of [Meerdere pagina's: PDF] is ingedrukt voor [Prioriteit bestandstype], dan wordt de afbeelding niet opgedeeld, zelfs als [Ja (per pagina)] is ingedrukt.
❒ Als [Ja (per max. formaat)] is geselecteerd, kan het zijn dat sommige ontvangen bestanden niet kunnen worden opgeslagen, afhankelijk van de soort emailsoftware.
❒ Als [Nee] is geselecteerd, wordt de e-mail niet verstuurd als de omvang groter is dan de maximale waarde. In plaats daarvan wordt er een foutmelding weergegeven. Het scanbestand gaat verloren. ❒ Stel het maximale e-mailformaat binnen de capaciteit van de SMTP-server in.
❖ E-mail informatietaal Selecteer de taal waarin de e-mailinformatie wordt verzonden zoals titel, naam van het document en van de afzender. Selecteer één van de volgende 20 talen: Brits Engels, Amerikaans Engels, Duits, Frans, Italiaans, Spaans, Nederlands, Portugees, Pools, Tsjechisch, Zweeds, Fins, Hongaars, Noors, Deens, Japans, Vereenvoudigd Chinees, Traditioneel Chinees, Russisch en Hangul. Opmerking ❒ De e-mailtekst ligt vast als sjabloon en kan niet worden gewijzigd.
❖ Bestandopslag prioriteit Kies [Opslaan & Verzenden], [Alleen opslaan] of [Uit] als de standaard die wordt weergegeven wanneer modi worden gewist of gereset, of onmiddellijk nadat de bedieningsschakelaar aan is gezet.
9
Opmerking ❒ Kiest u [Opslaan & Verzenden], dan verschijnt "Zenden & opslaan" in [Scannereigensch.] en worden bestanden tegelijkertijd opgeslagen en verstuurd.
❒ Als u [Alleen opslaan] selecteert, verschijnt "Alleen opslaan" in [Scannereigensch.] en worden bestanden alleen opgeslagen.
129
Begininstellingen van de scanner
❒ Kiest u [Uit], dan laat [Scannereigensch.] zien dat niets is gekozen. Wilt u bestanden opslaan, geef dan [Bestand opslaan] op voor het scannen.
❖ Opgeslagen bestand e-mailmethode Specificeer de e-mailinstelling voor het zenden van opgeslagen bestanden. U kunt [Bestand verzenden] of [URL link verzenden] selecteren. Deze instelling kunt u gebruiken voor het volgende: • Zenden van opgeslagen bestanden per e-mail • Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail Opmerking ❒ Als u [Bestand verzenden] selecteert, worden bestanden als bijlagen gehecht aan emails.
❒ Als u [URL link verzenden] selecteert, worden de URLadressen van bestandslocaties gehecht aan e-mails.
9
130
Beheerder Tools ❖ Menu Bescherming U kunt voorkomen dat onbevoegde gebruikers de gebruikersinstellingen wijzigen. Opmerking ❒ Neem contact op met de beheerder voor meer informatie.
10. Appendix Het verband tussen de resolutie en de bestandsomvang De resolutie en het scangebied zijn omgekeerd evenredig aan elkaar. Hoe hoger de resolutie, des te kleiner het gebied dat kan worden gescand. Hoe groter het scangebied, des te lager de resolutie die kan worden ingesteld. Het verband tussen de scanresolutie en de bestandsomvang ziet u hieronder. Als de bestandsomvang te groot is, verschijnt het bericht “Max. gegevenscapaciteit overschreden. Controleer de scanresolutie.” op het bedieningspaneel van het apparaat. Geef het scanformaat en de resolutie opnieuw op. Beperking ❒ Afhankelijk van het beeldcompressieniveau wordt de maximum afbeeldingsomvang beperkt.
Bij gebruik als e-mail, scan-naar-map, opslag, netwerkbezorgingsscanner ❖ Wanneer u Tekst, Tekst / Foto of Foto selecteert als het scantype Alle combinaties tot maximaal A3/297 × 432 mm (11 × 17 inch) en 600 dpi zijn mogelijk. ❖ Wanneer u Grijstinten heeft geselecteerd als het scantype De originelen kunnen worden gescand met combinaties die in de tabel gemarkeerd zijn met ❍. 100 dpi
200 dpi
300 dpi
400 dpi
600 dpi
A3
❍
❍
❍
B4 JIS
❍
❍
❍
❍
A4
❍
❍
❍
❍
B5 JIS
❍
❍
❍
❍
A5
❍
❍
❍
❍
❍
B6 JIS *1
❍
❍
❍
❍
❍
A6 *1
❍
❍
❍
❍
❍
A7 *1
❍
❍
❍
❍
❍
11 ×17
❍
❍
❍
Legal (81/2 × 14)
❍
❍
❍
❍
131
Appendix 100 dpi
200 dpi
300 dpi
400 dpi
81/2 × 13
❍
❍
❍
❍
Letter (81/2 × 11)
❍
❍
❍
❍
51/2 × 81/2
❍
❍
❍
❍
*1
600 dpi
❍
Het scanformaat moet handmatig worden ingevoerd.
Bij gebruik als een netwerk TWAIN-scanner Verwijzing Zie de Help van het TWAIN Driver voor informatie over het opgeven van het scangebied of de resolutie wanneer het apparaat wordt gebruikt als een TWAIN-compatibele netwerkscanner.
❖ Wanneer u [Binair(Tekst)] of [Binair(Foto)] heeft geselecteerd voor [Kleur/verloop:] De originelen kunnen worden gescand met combinaties die gemarkeerd zijn met ❍ in de tabel (origineelrichting: S).
10
100 dpi
200 dpi
300 dpi
400 dpi
500 dpi
600 dpi
700 dpi
800 dpi
A3
❍
❍
❍
❍
❍
❍
B4 JIS
❍
❍
❍
❍
❍
❍
A4
❍
❍
❍
❍
❍
B5 JIS
❍
❍
❍
❍
A5
❍
❍
❍
B6 JIS
❍
❍
A6
❍
A7 *1
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
11×17
❍
❍
❍
❍
❍
❍
Legal (81/2×14)
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
81/2×13
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
Letter (81/2×11)
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
51/2×81/2
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
*1
132
Het scanformaat moet handmatig worden ingevoerd.
900 dpi
1000 1100 1200 dpi dpi dpi
Het verband tussen de resolutie en de bestandsomvang
❖ Wanneer u [Grijswaarden] heeft geselecteerd voor [Kleur/verloop:] De originelen kunnen worden gescand met combinaties die gemarkeerd zijn met ❍ in de tabel (origineelrichting: S). 100 dpi
200 dpi
300 dpi
600 dpi
700 dpi
A3
❍
❍
❍
B4 JIS
❍
❍
❍
❍
A4
❍
❍
❍
❍
B5 JIS
❍
❍
❍
❍
❍
A5
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
B6 JIS
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
A6
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
A7 *1
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
11×17
❍
❍
❍
Legal (81/2×14)
❍
❍
❍
❍
81/2×13
❍
❍
❍
❍
Letter (81/2×11)
❍
❍
❍
❍
❍
51/2×81/2
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
*1
400 dpi
500 dpi
800 dpi
900 dpi
1000 1100 1200 dpi dpi dpi
❍
❍
❍
Het scanformaat moet handmatig worden ingevoerd.
10
133
Appendix
Verband tussen Opgegeven bestandstype voor scannen en Opgegeven bestandtype voor e-mail/bestand Het verband tussen het bestandstype dat is opgegeven bij het scannen van originelen en het bestandstype dat wordt gebruikt bij het verzenden van e-mail of het opslaan van bestanden wordt hieronder per scantype aangegeven. Opgegeven bestandstype Scantype
Eén pagina TIFF/JPEG
Meerdere pagina’s PDF
TIFF
PDF
Tekst (afdruk) Tekst (OCR) Tekst / Foto
TIFF
Foto
Grijstinten
*1
TIFF PDF
TIFF (niet-gecomprimeerd) / JPEG (gecomprimeerd) *1
PDF TIFF (niet-gecomprimeerd)
Wanneer u grijstinten gebruikt, wordt de bestandsindeling omgezet naar JPEG wanneer u [Aan] selecteert voor [Compressie (grijswaarden)] in [Verzendinstellingen] en TIFF wanneer u [Uit] selecteert.
Opmerking ❒ Bestanden worden opgeslagen in het formaat Eén pagina. Wanneer u bestanden per e-mail verstuurt, kunt u kiezen voor Eén pagina of Meerdere pagina’s.
❒ U kunt het bestandsformaat verscheidene pagina’s-TIFF niet kiezen voor een afbeelding die is opgeslagen in het bestandsformaat JPEG.
10
134
Originelen plaatsen
Originelen plaatsen Voor het correct weergeven van de boven/onder-richting van het gescande origineel op een cliëntcomputer moeten de plaatsing van het origineel en de instellingen op het bedieningspaneel en in het scannerstuurprogramma overeenkomen. Er zijn twee richtingen voor het plaatsen van het origineel. Zie de onderstaande tabel. Opmerking ❒ Normaal gesproken is een origineel of . In onderstaande tabel, echter, wordt een vierkant origineel gebruikt voor een beter begrip van de richting van het origineel. Als de huidige vorm van het origineel verschilt, verandert de combinatie van de richting van het origineel en de richting van het origineel zoals het is opgegeven in het bedieningspaneel of scanner-stuurprogramma niet.
Een origineel dat moet worden gescand Glasplaat
ADF
Bepaal de plaatsingsmethode.
Plaats het origineel. (Er zijn twee origineelrichtingen.)
Plaats het origineel zo dat de bovenrand de linkerbovenhoe k van de glasplaat raakt. *1
Plaats het origineel zo dat de bovenrand de achterkant van de glasplaat raakt.
Leg de bovenrand van het origineel er eerst in. *1
Plaats het origineel zo dat de bovenrand de achterkant van de ADF raakt.
10
135
Appendix
Geef de richting op.
Bij scannen met de emailfunctie, de scannaar-mapfunctie, de Opslag-functie of de bezorgingsscannerfunctie. (Opgegeven op het bedieningspaneel) Bij gebruik als TWAIN-compatibele netwerkscanner (Opgegeven in het dialoogvenster Scanner Control)
Het origineel weergegeven op een computer
*1
10
136
Als het apparaat wordt gebruikt als TWAIN-compatibele netwerkscanner, is dit de standaardrichting voor het TWAIN Driver. Stel het origineel gewoonlijk op deze manier in.
Documenten met verschillende afmetingen scannen
Documenten met verschillende afmetingen scannen De volgende tabel laat zien hoe originelen met verschillende afmetingen in een batch verschillend worden gescand volgens de instelling en de positie van de originelen. Instellingen
E-mail/scan-naar-map/opslag/netwerkbezorgingsscanner
TWAIN-scanner
[Gemengde formaten] is niet opgegeven. ([Scanformaat] is ingesteld op [Autodetectie])
• Bij elk origineel dat op de glasplaat is geplaatst wordt automatische detectie gebruikt om het formaat ervan te bepalen.
Een complete batch van originelen wordt gescand door gebruik te maken van het formaat van het eerste origineel.
*1
• Een complete batch van originelen die in de autom. papierinvoereenheid (ADF) zijn ingesteld, zullen worden gescand met het maximum formaat van het origineel.
[Gemengde formaten] is opgegeven. ([Scanformaat] is ingesteld op [Autodetectie]) *2
Bij elk origineel wordt automatische detectie gebruikt om het formaat ervan te bepalen.
[Scanformaat] is opgegeven.
Als een origineel kleiner is dan het opgegeven formaat, bevat het gescande beeld witruimte.
*1 *2
[Auto det.(uniformaat)] is gekozen onder de TWAIN Driver. [Auto det.(versch.form.)] is gekozen onder de TWAIN Driver.
Verwijzing Zie de Help van TWAIN Driver voor meer informatie over de instellingen van TWAIN Driver.
10
137
Appendix
Software meegeleverd op cd-rom Bestandentabel cd-rom
SETUP.exeWizard voor het TWAIN Driver en hulpprogramma’s Drivers
Twain
Utility
DeskV2
TWAIN Driver voor Windows 95/98/Me, Windows XP, Windows 2000, Windows NT 4.0, Windows Server 2003 DeskTopBinder Lite
TWAIN Driver Dit stuurprogramma is vereist om een origineel op het apparaat te scannen. Om het apparaat als TWAIN-compatibele netwerkscanner te gebruiken, moet dit stuurprogramma worden geïnstalleerd.
❖ Map voor het opslaan van bestanden De bestanden worden opgeslagen in de onderstaande map op de bij dit apparaat geleverde cd-rom. \DRIVERS\TWAIN ❖ Systeemvereisten • Hardware PC/AT-compatibel apparaten die het besturingssysteem goed ondersteunen Beperking ❒ Onder Windows NT met RISC-processoren (MIPS R serie, Alpha AXP of PowerPC) wordt dit stuurprogramma niet ondersteund.
• Besturingssysteem Microsoft Windows 95/98/Me Microsoft Windows 2000/XP Microsoft Windows NT 4.0 Microsoft Windows Server 2003 • Beeldschermresolutie 800 ×600 pixels, 256 kleuren of meer
10
138
Software meegeleverd op cd-rom
DeskTopBinder DeskTopBinder dient op de clientcomputers te worden geïnstalleerd ten behoeve van de integratie en het beheer van diverse soorten bestanden, zoals scanbestand, met toepassingen gemaakte bestanden en bestaande scanbestanden. Met deze software kunt u verscheidene functies gebruiken voor opgeslagen scanbestanden zoals het bekijken van opgeslagen bestanden. U kunt ook, met de ScanRouter-software, de bestanden die zijn opgeslagen in de in-laden van de bezorgingsserver bekijken of andere functies voor opgeslagen bestanden gebruiken. Verwijzing Zie de DeskTopBinder-handleidingen of de Help van DeskTopBinder.
❖ Map voor het opslaan van bestanden De bestanden worden opgeslagen in de onderstaande map op de bij dit apparaat geleverde cd-rom. \UTILITY\DESKV2 ❖ Systeemvereisten • Hardware PC/AT-compatibel apparaten die het besturingssysteem goed ondersteunen • Besturingssysteem Microsoft Windows 98SE/Me Microsoft Windows 2000/XP Microsoft Windows Server 2003 • Beeldschermresolutie 800 ×600 pixels, 64K kleuren of hoger ❖ Software geïnstalleerd met DeskTopBinder • Auto Document Link Auto Document Link op de cliëntcomputer controleert de in-laden van de bezorgingsserver. Daarnaast kunnen de bestanden die afgeleverd worden in de in-laden worden opgehaald of kan met deze software op de client computer een bericht worden ontvangen van de aankomst van het bestand. • Function Palette Function Palette zorgt ervoor dat u functies zoals de netwerk TWAINscanner, afdrukken, afdrukvoorbeeld, het verzenden van bestanden met email of het verzenden van faxen zonder te hoeven starten DeskTopBinder. De instellingen maakt u vooraf in [Uitgebreide functies...] om Function Palette te gebruiken. Zie de handleidingen die te maken hebben met DeskTopBinder voor meer informatie. • Extended Features Wizard U kunt dezelfde instellingen invoeren in [Uitgebreide functies...] van het menu [Extra] met Extended Features Wizard. Zie de handleidingen die te maken hebben met DeskTopBinder voor meer informatie.
10
139
Appendix
Specificaties voor functies Verzending/Opslag/Aflevering Opmerking ❒ Afhankelijk van het soort bestand of document of de instellingen kunt u misschien de bestemming niet opgeven of het maximum aantal tekens niet invoeren dat hieronder wordt aangegeven.
Verzending E-mail Maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd voor e-mail
128 *1
Bericht
80
E-mailadres
128 *2
Maximum aantal bestemmingen dat in één keer kan worden opgegeven
500 *3
Maximum aantal bestemmingen dat kan worden vastgelegd in de bestemmingslijst
2000 *5
Maximum verzendbare groottes
Bestanden
725,3 MB per bestand
Pagina’s
1000 per bestand
*1 *2
10
*3 *4
*5
140
Titel
*4
Dit is het totale aantal tekens dat direct kan worden ingevoerd en van onderwerpen gekozen in de onderwerpenlijst. Het e-mailadres moet aan de volgende eisen voldoen: A Het adres moet worden opgegeven in één van de volgende formaten: • naam • naam@domein B in "naam" en "domein" in A mogen alleen de volgende tekens worden gebruikt: • nummers (0–9) • letters (a-z, A-Z) • symbolen (! # $ % & ’ * + - / = ? ^ _ ` { | } ~) • Punt (.). U kunt ze overal gebruiken behalve aan het begin en het eind van een adres of voor @. Punten kunnen niet naast elkaar worden gebruikt. Een e-mailadres dat u vindt via een zoekactie op een LDAP-server, kan niet goed worden opgegeven als het adres groter is dan 128 tekens. er kunnen 100 bestemmingen direct worden ingevoerd (inclusief LDAP-zoekactie). De overgebleven 400 bestemmingen kunnen worden geselecteerd van de geregistreerde adressen. Dit is het totaal aantal e-mailbestemmingen en bestandsbestemmingen.
Specificaties voor functies Verzending/Opslag/Aflevering
Scan-to-folder Maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd voor scan-naar-map
SMB
Pad naar bestemmingsmap: 128 tekens Gebruikersnaam: 64 tekens Wachtwoord: 64 tekens
FTP
Servernaam: 64 tekens Pad naar bestemmingsmap: 128 tekens Gebruikersnaam: 64 tekens Wachtwoord: 64 tekens
NCP
Pad naar bestemmingsmap: 128 tekens Gebruikersnaam: 64 tekens Wachtwoord: 64 tekens
Maximum aantal bestemmingen dat in één keer kan worden opgegeven
50 *1
Maximum aantal bestemmingen dat kan worden vastgelegd in de bestemmingslijst
2000 *2
Maximum verzendbare grootte
2000 MB per bestand
*1 *2
U kunt 50 bestemmingen opgeven wanneer u de bestemmingen direct invoert. Dit is het totaal aantal e-mailbestemmingen en bestandsbestemmingen.
10
141
Appendix
Gelijktijdige verzending De volgende tabel laat het maximum aantal bestemmingen zien wanneer er tegelijkertijd e-mail en scan-naar-map wordt uitgevoerd. Verzendtype
Methode voor het selecteren van een bestemming
Te selecteren aan- Te selecteren tal bestemminaantal bestemgen mingen voor iedere functie
Te selecteren aantal bestemmingen voor e-mail en scan-tomap
E-mail
Geselecteerd uit de bestemmingslijst
500
550
500
Handmatige invoer 100 (inclusief LDAP-zoekactie) *1 Scan-to-folder
*1
Geselecteerd uit de bestemmingslijst
50
Handmatige invoer
50
50
Een e-mailadres dat u vindt via een zoekactie op een LDAP-server, kan niet goed worden opgegeven als het adres groter is dan 128 tekens.
Opslag Maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd voor informatie over opgeslagen bestanden
Maximum aantal opgeslagen bestanden dat in één keer kan worden gekozen
Bestandsnaam
64 *1
Gebruikersnaam
20 *1
Wachtwoord
vier- tot achtcijferig nummer
30
Maximum aantal bestanden dat kan worden op- 3000 *2 geslagen
10
Maximum aantal pagina’s dat kan worden opge- 9000 *2 slagen Maximum aantal pagina’s dat per bestand kan worden opgeslagen *1
*2
142
1000
De eerste zestien tekens worden in het bedieningspaneel weergegeven. Wanneer u de opgeslagen bestanden bekijkt van een client computer met DeskTopBinder, dan kunt u alle ingevoerde teken zien. Dit is het totale aantal bestanden dat kan worden opgeslagen onder de functies scanner, kopieermachine, opslag en printer.
Specificaties voor functies Verzending/Opslag/Aflevering
De functie netwerkbezorgingsscanner Maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd voor aflevering
Titel
128 *1
Afleverbestemming (e-mailadres)
128 *2
Maximum aantal bestemmingen dat in één keer kan worden opgegeven
500 *3
Maximum aantal bestemmingen dat kan worden vastgelegd in de bestemmingslijst
Zie de handleiding die is meegeleverd met de ScanRouter-software.
*1 *2
*3
Dit is het totale aantal tekens dat direct kan worden ingevoerd en van onderwerpen gekozen in de onderwerpenlijst. Het e-mailadres moet aan de volgende eisen voldoen: A Het adres moet worden opgegeven in één van de volgende formaten: • naam • naam@domein B in "naam" en "domein" in A mogen alleen de volgende tekens worden gebruikt: • nummers (1–9) • letters (a-z, A-Z) • symbolen (! # $ % & ’ * + - / = ? ^ _ ` { | } ~) • Punt (.). U kunt ze overal gebruiken behalve aan het begin en het eind van een adres of voor @. Punten kunnen niet naast elkaar worden gebruikt. Het maximum aantal bestemmingen dat kan worden geselecteerd hangt af van de ScanRouter-software. Zie de handleiding die is meegeleverd met de ScanRoutersoftware voor informatie.
10
143
Appendix
Specificaties Scanmethode Scansnelheid
Flatbed scannen *1
E-mail/Scan-to-folder/Netwerkbezorgingsscanner: 52 pagina’s/minuut (Scanformaat: A4K, Scantype: Tekst (afdruk), Resolutie: 200 dpi, Compressie (zwart & wit): Op (MH), ITU-T Nr.1 schema, bij eenzijdig scannen)
Type beeldsensor
Glasplaatoppervlak/ADF: CCD-beeldsensor Achterkant van de ADF: contact-beeldsensor
Scantype
Vel, boek
Interface
Ethernet-interface (10BASE-T of 100BASE-TX), IEEE 1394 (IP meer dan 1394) optioneel, en IEEE 802.11b (Wireless LAN) optioneel
Maximum scanformaat
A3/297 × 432 mm, 11 × 17 inch
Formaten die automatisch kunnen worden vastgesteld
• Glasplaat A3S, B4S, A4RS, B5RS • ADF A3S, B4S, A4RS, B5RS, A5RS, B6RS,11” × 17”S, 8,5” × 13”S, 8,5" × 11"RS
Resolutie
600 dpi (8-bit grijsschaal)
Variabel bereik van de scanresolutie
• E-mail/scan-naar-map/netwerkbezorgingsscanner Bereik: 100 dpi, 200 dpi, 300 dpi, 400 dpi of 600 dpi • TWAIN-scanner Bereik: 100 dpi - 1200 dpi
Bestandsformaten die per e-mail kunnen worden verzonden
TIFF, JPEG, PDF
Compressiemethode
Zwart & wit: TIFF (MH, MR, MMR) Grijstinten: JPEG
10
Protocol
Netwerk: TCP/IP, IPX Verzenden van e-mail: SMTP Scan-to-folder: SMB,FTP,NCP
*1
144
De scansnelheid varieert afhankelijk van de bedieningsomgeving van het apparaat en de computer, en de inhoud van het origineel.
INDEX A
G {Gebruikersinstellingen/Teller} toets, 3 Gebruikersverificatie, 14 Gebruikerverificatiecode (met behulp van het Bedieningspaneel), 14 Gelijktijdige opslag en bezorging, 79 Gelijktijdige opslag en verzending met scan-to-folder, 49 Gelijktijdig opslaan en verzenden per email, 31 Gelijktijdig opslaan van bestanden en het versturen van hun URL-adressen, 33
Als het scannen niet naar verwachting wordt uitgevoerd, 101 Als opgeslagen bestanden niet toegankelijk zijn, 101
B Bedieningsschakelaar, 4 Beheerder Tools, 119, 130 Bestandopslag prioriteit, 129 Bestandssoort prioriteit, 128 Bewerken, 88 Bijwerken van de bestemmingslijst van de bezorgingsserver, 127 Bindery, 43, 46
H Het bezorgen van een scanbestand, 69 Het origineel plaatsen, 126 Het scannerjournaal afdrukken, 128 Het scannerjournaal afdrukken & verwijderen, 128 Het scannerjournaal verwijderen, 129 Het TWAIN-stuurprogramma kan niet worden gestart, 102 Hoofdschakelaarindicator en aan/uitindicator, 4
C Cijfertoetsen, 4 Compressie (grijstinten), 128 Compressie (zwart & wit), 128 Controleren van de bezorgstatus, 81
D DeskTopBinder, 83, 139 Displaypaneel, 3
E Een aangepast formaat scannen, 124 E-mail, 5, 17, 140 E-mailadressen en mappen programmeren, 16 E-mail informatietaal, 129 E-mailscherm, 18 E-mail verdelen & verzenden, 129 {Energiespaarstand}-toets, 3 {#} Enter-toets, 4 Er kan niet op het netwerk worden gebladerd wanneer u een scanbestand verstuurt, 102
F FTP-server, 7, 42 Functiestatus-indicatoren, 4 Functietoetsen, 4
I Indicatoren, 3 Instellingen Bestemmingslijst, 118, 127 {Instellingen controleren}-toets, 3 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden, 89 {Instellingen verwijderen}-toets, 3 Instellingen zenden, 119, 127
L LDAP-server, 6 Login (Configuratiescherm gebruiken), 15 Loguit (Configuratiescherm gebruiken), 15
M Max. e-mailgrootte, 129 Menu Bescherming, 130
145
N Naar batch schakelen, 123 NCP, 43, 46 NDS, 43, 46 NetWare, 43, 46 NetWare server, 7 Netwerkbezorgingsscanner, 9
O {Onderbreken}-toets, 3 Opgeslagen bestand e-mailmethode, 130 Opslaan van bestanden, 53 Opslag, 8, 53, 142 Origineel instellen, 123 Origineelrichting prioriteit, 123 Originelen in een paar keer scannen, 93 Originelen scannen, 84
P Programma’s, 97 {Programmeren}-toets, 3
Q Quick Install, 12
R Resolutie, 88
S Save, 85 Scanformaat, 88 Scaninstellingen, 117, 121 Scan-to-folder, 6, 35, 141 Scan-to-folderscherm, 36 Scantype, 87, 88 Scherm voor netwerkbezorgingsscanner, 71 SMB, 40 SMTP-server, 5 Software installeren, 12 Software meegeleverd op cd-rom, 138 Specificeren van de plaatsingsrichting van het origineel, 126 Standaard Scaninstellingen, 121 {Start}-toets, 4 Stempel, 91
146
T Titel selecteren, 127 TWAIN-compatibele netwerkscanner, 11, 83 TWAIN Driver, 138 TWAIN standby-tijd, 127
U U kunt geen bewerkingen uitvoeren als er berichten verschijnen, 103
V Verband tussen de resolutie en de bestandsomvang, 131 Verband tussen Opgegeven bestandstype voor scannen en Opgegeven bestandtype voor e-mail/bestand, 134 Verschillende origineelformaten prioriteit, 123 Verzending, 140
W Wachttijd voor volgende orig. Glasplaat, 121 Wachttijd voor volgende origineel SADF, 122 Wanneer er een tijdsbeperking is ingesteld voor extra originelen, 93 Wanneer er geen tijdsbeperking is ingesteld voor extra originelen, 95 Weergave Bestemmingslijst Prioriteit 1, 127 Weergave Bestemmingslijst Prioriteit 2, 127 {Wis/Stop}-toets, 4
Z Zenden van URL-adressen van opgeslagen bestanden per e-mail, 63
DU
NL
B783-8711
Conform IEC 60417 gebruikt dit toestel de volgende symbolen voor de hoofdschakelaar: a betekent STROOM AAN. b betekent STROOM UIT.
Verklaring van conformiteit “Dit product voldoet aan de vereisten van de EMC-richtlijn 89/336/EEC inclusief de bijbehorende wijzigingen en de laagspanningsrichtlijn 73/23/EEC inclusief de bijbehorende wijzigingen.” Handelsmerken Adobe®, PostScript® en Acrobat® zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. Pentium® is een geregistreerd handelsmerk van Intel Corporation. NetWare® is een gedeponeerd handelsmerk van Novell, inc. Microsoft®, Windows® en Windows NT® zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Andere productnamen opgenomen in dit document zijn alleen vermeld ter identificatie en kunnen handelsmerken zijn van hun respectievelijke bedrijven. Wij maken geen enkele aanspraak op enig recht op deze merken. •
De productnaam van Windows® 95 is Microsoft® Windows® 95.
•
De productnaam van Windows® 98 is Microsoft® Windows® 98.
•
De productnaam van Windows® Me is Microsoft® Windows® Millennium Edition (Windows Me).
•
De productnamen van Windows® 2000 zijn als volgt: Microsoft® Windows® 2000 Professional Microsoft® Windows® 2000 Server Microsoft® Windows® 2000 Advanced Server
•
De productnamen van Windows® XP zijn als volgt: Microsoft® Windows® XP Home Edition Microsoft® Windows® XP Professional
•
De productnamen van Windows ServerTM 2003 zijn als volgt: Microsoft® Windows ServerTM 2003 Standard Edition Microsoft® Windows ServerTM 2003 Enterprise Edition Microsoft® Windows ServerTM 2003 Web Edition
•
De productnamen van Windows NT® 4.0 zijn als volgt: Microsoft® Windows NT® Workstation 4.0 Microsoft® Windows NT® Server 4.0
Copyright © 2005
Printer/Scanner Unit Type 3045 Gebruiksaanwijzing Scannerhandleiding
B783-8711
NL
DU