Gebruiksaanwijzing
Scannerhandleiding
1
Beginnen
2
Het versturen van een scanbestand per e-mail
3
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
4
Opslaan van bestanden
5
Scanbestanden bezorgen
6
Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner
7
Scaninstellingen configureren/vastleggen
8
Troubleshooting
9
Begininstellingen van de scanner
10 Appendix
Lees deze handleiding zorgvuldig door voordat u dit apparaat gebruikt en houd hem bij de hand voor toekomstig gebruik. Lees de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor veilig gebruik van het apparaat.
Inleiding Deze handleiding bevat gedetailleerde aanwijzingen en opmerkingen over de bediening en het gebruik van dit apparaat. Lees voor uw veiligheid en voordeel deze handleiding eerst zorgvuldig voordat u het apparaat gebruikt. Bewaar de handleiding op een handige plaats om informatie snel te kunnen opzoeken. In deze handleiding worden twee soorten maateenheden gehanteerd. Voor dit apparaat geldt de metrieke versie. Belangrijk De inhoud van deze handleiding kan worden gewijzigd zonder voorafgaande kennisgeving. In geen enkele omstandigheid kan het bedrijf aansprakelijk worden gesteld voor directe, indirecte, speciale of toevallige schade of gevolgschade voortvloeiend uit het hanteren of de bediening van het apparaat. Originelen waarvan de reproductie is verboden bij wet, niet kopiëren of afdrukken. Het kopiëren of afdrukken van de volgende originelen is in het algemeen verboden door de plaatselijke wetgeving: bankbiljetten, belastingzegels, obligaties, aandeelbewijzen, bankcheques, cheques, paspoorten en rijbewijzen. Deze lijst is alleen maar een richtlijn en is niet volledig. Wij accepteren geen verantwoordelijkheid voor de volledigheid of nauwkeurigheid. Overleg met uw juridische adviseur, mocht u vragen hebben over de rechtmatigheid van het kopiëren of afdrukken van bepaalde originelen.
Handleidingen voor dit apparaat In de onderstaande handleidingen wordt de bediening van dit apparaat beschreven. Raadpleeg voor de werking van specifieke functies het desbetreffende hoofdstuk in de handleiding. Opmerking ❒ De handleidingen zijn specifiek per type apparaat. ❒ Adobe Acrobat Reader/Adobe Reader is nodig om de handleidingen als PDF-bestand te bekijken. ❒ Er worden twee cd-rom’s bij het apparaat geleverd: • Cd-rom 1 "Operating Instructions" • Cd-rom 2 "Scanner Driver and Document Management Utility"
❖ Bedieningshandleiding Standaardinstellingen Geeft een overzicht van het apparaat en beschrijft systeeminstellingen (zoals instellingen voor papierlade), Document Server-functies en troubleshooting. Raadpleeg deze handleiding voor adresboekprocedures zoals het opslaan van faxnummers, e-mailadressen en gebruikerscodes.
❖ Beveiligingshandleiding Deze handleiding is voor beheerders van dit apparaat. De handleiding beschrijft de beveiligingsfuncties die de beheerders kunnen gebruiken om te voorkomen dat er wordt geknoeid met de gegevens of het apparaat te beschermen tegen onrechtmatig gebruik. De handleiding beschrijft de beveiligingsfuncties die de beheerders kunnen gebruiken om te voorkomen dat er wordt geknoeid met de gegevens of het apparaat te beschermen tegen onrechtmatig gebruik.
❖ Netwerkhandleiding (PDF-bestand - CD-ROM 1) Geeft informatie over de configuratie en het gebruik van de printer in een netwerkomgeving of het gebruik van de software. Deze handleiding behandelt alle modellen en bevat daarom functies en instellingen die op uw model misschien niet beschikbaar zijn. Plaatjes, afbeeldingen, functie en ondersteunde besturingssystemen kunnen verschillen van die van uw model.
❖ Kopieerhandleiding Beschrijft bewerkingen, functies en troubleshooting voor de kopieerfunctie van het apparaat.
❖ Faxhandleiding <standaard eigenschappen> Beschrijft bewerkingen, functies en troubleshooting voor de faxfunctie van het apparaat.
❖ Faxhandleiding
Beschrijft geavanceerde faxfuncties zoals regelinstellingen en procedures voor het registreren van ID’s.
i
❖ Printerhandleiding Beschrijft systeeminstellingen, bewerkingen, functies en troubleshooting voor de afdrukfunctie van het apparaat.
❖ Scannerhandleiding (deze handleiding) (PDF-bestand - CD-ROM 1) Beschrijft bewerkingen, functies en troubleshooting voor de scannerfunctie van het apparaat.
❖ Handleidingen voor DeskTopBinder Lite DeskTopBinder Lite is een hulpfunctie die staat op de CD-ROM met het label "Scanner Driver and Document Management Utility". • DeskTopBinder Lite Installatiehandleiding (PDF-bestand - CD-ROM 2) Beschrijft de installatie van DeskTopBinder Lite en de bedieningsomgeving voor DeskTopBinder Lite in detail. Deze handleiding kan worden weergegeven van het dialoogvenster [Instellingen] als DeskTopBinder Lite is geïnstalleerd. • DeskTopBinder Lite Introductiehandleiding (PDF-bestand - CD-ROM 2) Beschrijft de bewerkingen van DeskTopBinder Lite en geeft een overzicht van zijn functies. Deze handleiding wordt toegevoegd aan het menu [Starten] wanneer DeskTopBinder Lite wordt geïnstalleerd. • Auto Document Link Handleiding (PDF-bestand - CD-ROM 2) Beschrijft de bewerking en functies van Auto Document Link dat wordt geïnstalleerd met DeskTopBinder Lite. Deze handleiding wordt toegevoegd aan het menu [Starten] wanneer DeskTopBinder Lite wordt geïnstalleerd.
❖ Overige handleidingen • PS3 Supplement (PDF-bestand - cd-rom 1) • UNIX Supplement (verkrijgbaar bij een erkende leverancier of als PDF-bestand op onze website.)
ii
INHOUDSOPGAVE Handleidingen voor dit apparaat ...........................................................................i Verklaring van symbolen in deze handleiding ....................................................1 Symbolen ...................................................................................................................1 Namen van belangrijke functies .................................................................................1
1. Beginnen Bedieningspaneel ..................................................................................................3 Netwerkscanner .....................................................................................................5 E-mail .........................................................................................................................5 Scan-to-folder.............................................................................................................6 Opslag........................................................................................................................7 Netwerkbezorgingsscanner........................................................................................8 TWAIN-compatibele netwerkscanner.........................................................................9 Software installeren.............................................................................................11 Quick Install..............................................................................................................11 TWAIN Driver ...........................................................................................................11 DeskTopBinder ........................................................................................................12 Gebruikersverificatie ........................................................................................... 13 Verificatie van de gebruikerscode (Configuratiescherm gebruiken).........................13 Login (Configuratiescherm gebruiken) .....................................................................13 Loguit (Configuratiescherm gebruiken) ....................................................................14 E-mailadressen en mappen programmeren ......................................................15
2. Het versturen van een scanbestand per e-mail Voorbereiding voor het versturen per e-mail ....................................................17 E-mailscherm ...........................................................................................................18 Het versturen van een scanbestand per e-mail ................................................20 Procedure voor het versturen van e-mailberichten ..................................................20 Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail ...........................................................30 E-mailresultaten controleren ..............................................................................32
3. Scanbestanden versturen met scan-to-folder Voorbereiding voor het versturen met scan-to-folder...................................... 33 Scan-to-folderscherm...............................................................................................34 Scanbestanden versturen met scan-to-folder...................................................36 Procedure voor het versturen met scan-to-folder.....................................................36 Gelijktijdige opslag en verzending met scan-to-folder..............................................43 De resultaten van scan-to-folder controleren ...................................................45
iii
4. Opslaan van bestanden Opslaan van bestanden.......................................................................................47 Opslagprocedure......................................................................................................48 De lijst met opgeslagen bestanden weergeven ................................................51 De lijst bekijken ........................................................................................................52 Zoeken naar bestanden ...........................................................................................53 Verzenden van opgeslagen bestanden met e-mail of scan-to-folder of bezorgen...54 Opgeslagen bestanden controleren vanaf een clientcomputer................................55 Opgeslagen bestanden beheren ........................................................................57 Bestanden verwijderen.............................................................................................57 Bestandsinformatie wijzigen.....................................................................................57
5. Scanbestanden bezorgen Voorbereiding van bezorging .............................................................................62 Scherm voor netwerkbezorgingsscanner.................................................................63 Scanbestanden bezorgen ...................................................................................64 Bezorgprocedure......................................................................................................64 Gelijktijdige opslag en bezorging .............................................................................69 Het controleren van de bezorgstatus.................................................................70
6. Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner Voorbereidingen om het apparaat te gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner .................................................................................................71 Originelen scannen..............................................................................................72
7. Scaninstellingen configureren/vastleggen Scaninstellingen opgeven...................................................................................75 Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden .................................................................................................78 Voor E-mail, scan-to-folder en netwerkbezorgingsscanner .....................................78 Voor een TWAIN-compatibele netwerkscanner .......................................................80 Originelen in een paar keer scannen .................................................................81 Wanneer er een tijdsbeperking is ingesteld voor extra originelen............................81 Wanneer er geen tijdsbeperking is ingesteld voor extra originelen..........................83 Programma’s ........................................................................................................84 Een programma registreren .....................................................................................84 Een programma oproepen .......................................................................................85 Een geregistreerd programma wijzigen ...................................................................85 Een programma wissen ...........................................................................................85 Programmanaam wijzigen........................................................................................86
iv
8. Troubleshooting Als uw apparaat niet werkt zoals u wilt .............................................................87 Als het scannen niet naar verwachting wordt uitgevoerd.........................................87 De bezorgfunctie werkt niet......................................................................................88 Als opgeslagen bestanden niet toegankelijk zijn......................................................88 Er kan niet op het netwerk worden gebladerd wanneer u een scanbestand verstuurd ................................................................................................................88 De TWAIN Driver kan niet worden gestart ...............................................................88 Opgeslagen bestanden kunnen niet worden bewerkt ..............................................89 De functie netwerkbezorging kan niet worden gebruikt ...........................................89 Wanneer er een bericht wordt weergegeven.....................................................90 Wanneer een foutmelding op het bedieningspaneel wordt weergegeven ...............90 Wanneer een foutmelding op de cliëntcomputer wordt weergegeven .....................96
9. Begininstellingen van de scanner Scannereigenschappen.......................................................................................99 Scannereigenschappen aanpassen .................................................................102 Instellingen .........................................................................................................103 Scaninstellingen .....................................................................................................103 Instellingen Bestem.lijst..........................................................................................107 Verzendinstellingen................................................................................................108 Beheerdertoepas....................................................................................................110
10.Appendix Het verband tussen de resolutie en de bestandsomvang .............................111 Bij gebruik als e-mail, scan-to-folder, opslag, netwerkbezorgingsscanner ............111 Bij gebruik als een netwerk TWAIN-scanner..........................................................113 Verband tussen Opgegeven bestandstype voor scannen en Opgegeven bestandtype voor e-mail/bestand...................................................................115 Originelen plaatsen............................................................................................116 Documenten met verschillende afmetingen scannen .................................... 118 Software meegeleverd op cd-rom .................................................................... 119 Bestandentabel ......................................................................................................119 TWAIN-stuurprogramma ........................................................................................119 DeskTopBinder ......................................................................................................120 Specificaties voor functies Verzending/Opslag/Aflevering ...........................121 Verzending .............................................................................................................121 Opslag....................................................................................................................123 De functie netwerkbezorgingsscanner ...................................................................123 Specificaties .......................................................................................................124
INDEX....................................................................................................... 125
v
vi
Verklaring van symbolen in deze handleiding Symbolen In deze handleiding worden de volgende symbolen gebruikt: Belangrijk Als u deze instructie niet opvolgt, treedt mogelijk een papierstoring op, de originelen raken wellicht beschadigd, of er kunnen bestanden verloren gaan. Lees deze instructie. Voorbereiding Dit symbool duidt op bepaalde feiten waarvan u kennis moet nemen of voorbereidingen die u moet treffen voordat u een bepaalde handeling kunt uitvoeren. Opmerking Dit symbool geeft voorzorgsmaatregelen aan voor juiste bediening of voor acties na foutieve bediening. Beperking Dit symbool duidt op numerieke beperkingen, functies die niet tegelijkertijd kunnen worden gebruikt of omstandigheden waarin een bepaalde functie niet kan worden gebruikt. Verwijzing Dit symbool verwijst naar een referentie. [ ] Toetsen die op het displaypaneel van het apparaat verschijnen. [ ] Toetsen en knoppen die op het scherm van de computer verschijnen. { } Toetsen op het bedieningspaneel van het apparaat. { } Toetsen op het toetsenbord van de computer.
Namen van belangrijke functies Naar belangrijke opties van dit apparaat wordt in deze handleiding als volgt verwezen: • File Format Converter Type B* → Converteerder van bestandsindelingen. Naar de volgende software wordt verwezen met behulp van een algemene benaming: • DeskTopBinder Lite en DeskTopBinder Professional * → DeskTopBinder • ScanRouter EX Professional* en ScanRouter EX Enterprise* → de ScanRoutersoftware * Optioneel
1
2
1. Beginnen Bedieningspaneel Deze afbeelding toont het bedieningspaneel met geïnstalleerde opties.
NL-ABD000S
1. {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets
5. {Programma}-toets
Wordt gebruikt voor het wijzigen van standaardparameters of bedieningsparameters overeenkomstig de bedrijfscondities.
Gebruik deze om instellingen die regelmatig als programma worden gebruikt te registreren of om het vastgelegde programma op te roepen.
2. Indicatoren
6. {Wisfunctie}-toets
De indicatoren geven fouten en de status van het apparaat aan. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. d: indicator voor het bijvullen van nietjes D: indicator voor het bijvullen van toner B: indicator papier bijvullen L: indicator voor service-oproep M: indicator voor klep open x: indicator voor invoerfout
Indrukken om de huidige instellingen te wissen.
7. {Spaarstand}-toets Druk op deze toets om het opwarmen te starten. Door deze toets opnieuw in te drukken in de opwarmen-modus, wordt het opwarmen geannuleerd.
Toont de bedieningsstatus en meldingen.
Opmerking ❒ Deze toets is inactief tijdens het scannen of het instellen van de standaardwaarden van de scanner.
4. {Instellingen controleren}-toets
8. {Onderbreken}-toets
Indrukken om de huidig geselecteerde bestemmingen te controleren.
Druk op deze toets om de scannermodus te onderbreken en de kopieermodus te activeren.
3. Displaypaneel
3
Beginnen
9. Hoofdschakelaarindicator en aan/uit-indicator De hoofdschakelaarindicator brandt als de hoofdschakelaar is ingeschakeld. De aan/uit-indicator brandt als het apparaat aan staat.
1
Belangrijk ❒ Schakel de hoofdschakelaar niet uit als de aan/uit-indicator brandt of knippert. Dit zou beschadiging van de harde schijf tot gevolg kunnen hebben.
10. Bedieningsschakelaar Druk op deze schakelaar om de machine in te schakelen. De aan/uit-indicator gaat branden. Druk opnieuw op deze schakelaar om het apparaat uit te zetten. Zie Bedieningshandleiding Algemene instellingen. Opmerking ❒ Deze toets is inactief tijdens het scannen of het instellen van de standaardwaarden van de scanner.
11. Functiestatus-indicatoren • Wanneer de indicator groen is, is de overeenkomstige functie actief. • Wanneer de indicator rood is, is de overeenkomstige functie onderbroken. Druk de desbetreffende toets in en volg de instructies die op het scherm verschijnen.
12. Functietoetsen Druk op de toets {Kopiëren}, {Document Server}, {Fax}, {Printer} of {Scanner} om de betreffende functie te activeren. De inhoud van het display verandert overeenkomstig daarmee. De indicator voor de geselecteerde functie gaat branden.
13. Cijfertoetsen Dient om numerieke waarden in te voeren.
14. {#}-toets (Enter-toets) Gebruik deze toets om de ingevoerde numerieke waarde te bevestigen.
4
15. {Wis/Stop}-toets • Wis: Wist een ingevoerde numerieke waarde • Stop: Stopt het scannen
16. {Start}-toets Dient om het scannen te starten, bestanden op te slaan of te bezorgen.
Netwerkscanner
Netwerkscanner Het apparaat kan worden gebruikt als een netwerkscanner.
1
Als netwerkscanner kunt u het apparaat gebruiken voor het versturen van e-mail, het versturen van bestanden naar de FTP-server of de gedeelde mappen van de cliëntcomputers, het opslaan van scangegevens, het functioneren als een netwerkbezorgingsscanner en het functioneren als een netwerk TWAIN-scanner.
E-mail Een gescande afbeelding die bij een e-mail wordt ingevoegd kan door middel van het e-mailsysteem via LAN of het Internet worden verstuurd. Verwijzing Pag.17 “Het versturen van een scanbestand per e-mail”
ZZZ601S
1. Dit apparaat
3. Cliëntcomputer
Een gescand bestand kan aan een e-mail worden toegevoegd en naar een mailserver worden gestuurd. In combinatie met een functie voor bestandopslag kunnen gescande bestanden van meerdere originelen die tijdelijk zijn opgeslagen in één keer worden verstuurd.
Een e-mail met een toegevoegd, gescand bestand wordt ontvangen van de mailserver. Controleer de inhoud van het bestand met de juiste toepassing.
2. Mailserver Een e-mailserver is de SMTP-server die bij een e-mailsysteem wordt gebruikt. De server stuurt een ontvangen e-mail via een LAN of het Internet door naar een aangegeven bestemming.
4. LDAP-server De LDAP-server biedt een directoryservice voor de inlichtingen- of raadpleeghandeling van de cliëntcomputer op hetzelfde netwerk. U kunt de LDAP-server gebruiken om e-mailgegevens op te zoeken wanneer de server wordt gebruikt als database voor vaststelling van de gebruiker en e-mailaccount.
5
Beginnen
Scan-to-folder Het gescande bestand kan naar de mappen op de FTP-server of naar de gedeelde mappen van Windows op hetzelfde netwerk worden gestuurd.
1
Verwijzing Pag.33 “Scanbestanden versturen met scan-to-folder”
ZZZ602S
1. Dit apparaat
3. Cliëntcomputer
Een gescand bestand kan met het FTPprotocol naar de mappen op de FTP-server worden gestuurd of met het SMBprotocol naar de gedeelde mappen van Windows . In combinatie met een functie voor bestandopslag kunnen gescande bestanden van meerdere originelen die tijdelijk zijn opgeslagen in één keer worden verstuurd.
Het gescande bestand dat vanaf het apparaat is verzonden, wordt in de gedeelde mappen van Windows ontvangen. Controleer de inhoud van het bestand met de juiste toepassing.
2. FTP-server De FTP-server is een server die zorgt voor de overdracht van bestanden tussen computers op hetzelfde netwerk. Een gescand bestand dat naar de FTP-server is gestuurd, wordt opgeslagen en de opgeslagen bestanden kunnen worden gedownload door een cliëntcomputer die inlogt op de FTP-server.
6
Netwerkscanner
Opslag Een gescand bestand wordt opgeslagen op de harde schijf van het apparaat en kan met DeskTopBinder vanaf een cliëntcomputer via een netwerk worden bekeken, opgehaald, gekopieerd of gewist. Een bestand kan worden gezocht op gebruikersnaam of bestandsnaam. Ook kan worden voorkomen dat anderen een bestand kunnen bekijken door voor het bestand een wachtwoord in te stellen.
1
Verwijzing Pag.47 “Opslaan van bestanden”
ZZZ603S
1. Dit apparaat
2. Cliëntcomputer
Een gescand bestand van de originelen die door het apparaat zijn gescand, wordt opgeslagen.
Een opgeslagen bestand kan worden bekeken, gekopieerd of gewist door een verbinding met het apparaat tot stand te brengen met behulp van DeskTopBinder. Een bestand dat opgeslagen is op het apparaat kan ook worden bekeken, gedownload of verwijderd via een Web Image Monitor.
Verwijzing Zie de DeskTopBinder-handleidingen voor meer informatie over DeskTopBinder. Zie Pag.i “Handleidingen voor dit apparaat”.
7
Beginnen
Netwerkbezorgingsscanner Een van de originelen door het apparaat gescande bestand wordt opgeslagen in de bezorgingsserver en afgeleverd in de mappen van cliëntcomputers op hetzelfde netwerk.
1
Verwijzing Pag.61 “Scanbestanden bezorgen” Opmerking ❒ Om de functie bezorgingsscanner te kunnen gebruiken moet er een bezorgingsscanner zijn geïnstalleerd met de ScanRouter-software ❒ Als de ScanRouter-software wordt gebruikt, kan het apparaat de gescande bestanden ook bezorgen via e-mail, kunnen de gescande bestand worden opgeslagen op de document server en kunnen de bestanden vanaf de cliëntcomputer worden bekeken met Web Image Monitor.
ZZZ604S
8
1. Dit apparaat
2. Bezorgingsserver
Een van de originelen door het apparaat gescande bestand wordt naar de bezorgingsserver gestuurd. In combinatie met een functie voor bestandopslag kunnen gescande bestanden van meerdere originelen die tijdelijk zijn opgeslagen in één keer worden verstuurd. Zie Pag.69 “Gelijktijdige opslag en bezorging”.
De ScanRouter-software is geïnstalleerd op deze computer, die is ingesteld als een bezorgingsserver. Een te ontvangen bestand wordt afgeleverd in de in-lade van de opgegeven bestemming (A in de afbeelding). Op basis van de instellingen van de in-lade wordt het bestand opgeslagen in de in-lade of in een Windows-map (B in de afbeelding).
Netwerkscanner
3. Cliëntcomputer De inhoud van een opgeslagen bestand kan op de volgende manieren worden gecontroleerd: • Gebruik DeskTopBinder om het bestand weer te geven in de in-lade, zodat u de inhoud kunt controleren (C in de afbeelding).
• Gebruik Auto Document Link om het bestand te ontvangen dat is opgeslagen in een in-lade en controleer de inhoud met een geschikte toepassing. (D in de afbeelding).
1
• Open via het netwerk de Windowsmap waarin het bestand is opgeslagen en controleer de inhoud met een geschikte toepassing. (E in de afbeelding).
Verwijzing Zie de desbetreffende documentatie voor meer informatie over DeskTopBinder of Auto Document Link. Zie Pag.i “Handleidingen voor dit apparaat”.
TWAIN-compatibele netwerkscanner De scanfunctie van dit apparaat kunt u vanaf een cliëntcomputer via een netwerk gebruiken door middel van Ethernet, IEEE 1394 (IP meer dan 1394) optioneel of IEEE 802.11b (draadloze LAN) optioneel. Verwijzing Pag.71 “Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner”
ZZZ605S
1. Dit apparaat
2. Cliëntcomputer
De scanfunctie van het apparaat kunt u vanaf een cliëntcomputer via een netwerk gebruiken.
Originelen worden gescand met de TWAIN Driver van een toepassing.
9
Beginnen
Opmerking ❒ Wanneer u het apparaat gebruikt als netwerk TWAIN-scanner, is het niet noodzakelijk om {Scanner} te selecteren op het bedieningspaneel. Wanneer TWAIN Driver actief wordt op een cliëntcomputer, verschijnt op het display automatisch het volgende scherm.
1
❒ Druk op [Afsluiten] om andere functies te gebruiken dan de TWAIN-compatibele netwerkscanner.
10
Software installeren
Software installeren Dit gedeelte beschrijft hoe u de software moet installeren die op de “Scanner Driver and Document Management Utility” CD-ROM staat. Verwijzing Zie Pag.119 “Software meegeleverd op cd-rom” voor gegevens over de software op de CD-ROM en de systeemvereisten van de software.
Quick Install Wanneer de CD-ROM wordt geplaatst in een cliëntcomputer onder Windows 95/98/Me/2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0 begint het installatieprogramma automatisch (Auto Run) met het installeren van de diverse software. Opmerking ❒ Als Plug and Play begint, klik dan op [Annul.] in het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard Stuurprogramma’s] of [Wizard Nieuwe hardware gevonden], en stop vervolgens de CD-ROM in de speler. Het dialoogvenster [Nieuwe hardware gevonden], [Wizard Stuurprogramma’s] of [Wizard Nieuwe hardware gevonden] verschijnt afhankelijk van het gebruikte besturingssysteem. ❒ Auto Run kan mogelijk niet automatisch werken bij bepaalde instellingen van het besturingssysteem. Als dat gebeurt, start “SETUP.exe” dan in de root directory van de CD-ROM. ❒ Druk op de toets {SHIFT} wanneer u de CD-ROM in de speler stopt en houd de toets ingedrukt totdat de computer de CD-ROM heeft gelezen, als u Auto Run wilt uitschakelen.
❒ Als [Annuleren] wordt geselecteerd tijdens de installatie, wordt de installatie geannuleerd en wordt de resterende software niet geïnstalleerd. Als [Annuleren] is geselecteerd, installeert u de resterende software nadat u de client computer opnieuw heeft opgestart.
1
❒ Zie Pag.119 “Software meegeleverd op cd-rom” voor informatie over de software die kan worden geïnstalleerd met Auto Run. Beperking ❒ Login als een lid van de groep Beheerders bij een installatie onder Windows 2000/XP, Windows Server 2003 of Windows NT 4.0
TWAIN Driver Om het apparaat als TWAIN-compatibele netwerkscanner te gebruiken, is het van essentieel belang dat TWAIN Driverwordt geïnstalleerd op een clientcomputer. Is een toepassing die TWAIN ondersteunt, niet geïnstalleerd op de client computer, dan moet ook DeskTopBinder worden geïnstalleerd. Zie Pag.12 “DeskTopBinder” voor informatie over de installatie van DeskTopBinder. Voorbereiding Controleer vóór de installatie de systeemeisen voor de TWAIN Driver. Zie Pag.119 “Software meegeleverd op cd-rom” voor informatie over systeemeisen. Opmerking ❒ Gebruik Auto Run voor het installeren.
11
Beginnen
A Start Windows en stop vervolgens de CD-ROM “Scanner Driver and Document Management Utility” in het CD-ROMspeler van de client computer.
1
Verwijzing Zie Pag.11 “Quick Install” als het installatieprogramma niet automatisch start.
B Klik op [TWAIN Driver]. Het scherm voor de software-installatie verschijnt.
C Het
installatieprogramma van TWAIN Driver wordt gestart. Volg de aanwijzingen op. Opmerking ❒ Wanneer de installatie is voltooid, kan er een bericht worden weergegeven waarin u wordt gevraagd de client computer opnieuw op te starten. Start in dat geval de cliëntcomputer opnieuw op. ❒ Nadat de installatie is voltooid, staat er een map met de naam van het apparaat in gebruik in [Programma] in het menu [Start]. Vanuit deze map kan Help worden weergegeven.
❒ In “Readme.txt” vindt u aantekeningen over het gebruik van de TWAIN-compatibele netwerkscanner. Zorg ervoor dat u ze voor gebruik gelezen hebt.
DeskTopBinder U moet DeskTopBinder installeren op de client computer om een in-lade te controleren of bestanden op te halen via de functie Netwerkbezorgingsscanner.
12
Voorbereiding Controleer vóór de installatie de systeemvereisten voor DeskTopBinder. Zie Pag.119 “Software meegeleverd op cd-rom”. Verwijzing Zie de Installatiehandleiding die vanuit het installatiescherm kan worden weergegeven voor de desbetreffende software voor informatie over de daaropvolgende installatieprocedure. Opmerking ❒ Gebruik Auto Run voor het installeren. ❒ Om de functie Netwerkbezorgingsscanner te kunnen gebruiken, moet u de ScanRouter-software (optioneel) installeren op de computer die wordt gebruikt als bezorgingsserver.
A Start Windows en stop vervolgens
de CD-ROM “Scanner Driver and Document Management Utility” in het CD-ROMspeler van de client computer. Het cd-rom-startscherm verschijnt.
B Klik op [DeskTopBinder Lite]. Het installatievenster van DeskTopBinder Lite verschijnt.
C Klik op [DeskTopBinder Lite]. Het in-
stallatieprogramma van DeskTopBinder wordt gestart. Volg de instructies op het scherm. Verwijzing Zie de Installatiehandleiding die vanuit het installatiescherm kan worden weergegeven voor DeskTopBinder voor informatie over de daaropvolgende installatieprocedure.
Gebruikersverificatie
Gebruikersverificatie Is gebruikersverificatie (verificatie van de gebruikerscode, basisverificaties, Windows-verificatie of LDAP-verificatie) ingesteld, dan wordt het verificatiescherm weergegeven. U kunt niets doen met het apparaat tenzij een geldige gebruikersnaam en wachtwoord zijn ingevoerd. Log in om het apparaat te gebruiken en log uit wanneer u klaar bent met de bewerkingen. Zorg ervoor uit te loggen om te voorkomen dat niet bevoegde gebruikers het apparaat gebruiken. Opmerking ❒ Raadpleeg de gebruikersbeheerder over uw log-in gebruikersnaam, wachtwoord en gebruikerscode. Raadpleeg de juiste beheerders voor informatie over de verschillende soorten gebruikersverificatie. ❒ Voer een nummers in dat is vastgelegd in het adresboek als [Gebruikerscode] voor de verificatie van de gebruikerscode.
Verificatie van de gebruikerscode (Configuratiescherm gebruiken) Het volgende scherm verschijnt wanneer gebruikersverificatie is ingesteld.
Login (Configuratiescherm gebruiken)
1
Volg de volgende procedure om in te loggen als basisverificaties, Windowsverificatie of LDAP-verificatie is ingesteld. Volg de volgende procedure als basisverificaties, Windows-verificatie of LDAP-verificatie is ingesteld.
A Druk op [Invoeren] voor [Log-in gebruikersnaam].
B Voer een logingebruikersnaam in en druk vervolgens op [OK].
C Druk
op [Invoeren] voor [Log-in wachtwoord].
D Voer
een loginwachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
E Druk op [Log-in]. Het scherm verschijnt voor de functie die u gebruikt, als de gebruiker is geverifieerd.
Voer een Gebruikerscode in (acht cijfers), en druk vervolgens op [#]. Opmerking ❒ U hoeft niet uit te loggen na de verificatie van de gebruikerscode.
13
Beginnen
Loguit (Configuratiescherm gebruiken)
1
Volg de volgende procedure om uit te loggen als basisverificaties, Windowsverificatie of LDAP-verificatie is ingesteld.
A Druk op {Gebruikers tools/Teller}. B Druk op [Log-out].
C Druk op [Ja]. D Druk op {Gebruikersinstellingen/Teller}.
14
E-mailadressen en mappen programmeren
E-mailadressen en mappen programmeren 1
U kunt e-mailadressen en mappen programmeren met Adresboekbeheer in het menu Beheerderstoepas. onder Systeeminstellingen. U kunt ook de geprogrammeerde e-mailadressen en mappen in een groep vastleggen. Opmerking ❒ U kunt gegevens invoeren in het adresboek met Web Image Monitor of SmartDeviceMonitor for Admin. Zie Netwerkhandleiding voor informatie over het installeren van SmartDeviceMonitor for Admin. Zie de Help van iedere toepassing voor informatie over het vastleggen van adressen. ❒ Afhankelijk van het soort apparaat kunt u mogelijk het apparaat niet gebruiken wanneer het het adresboek aan het bijwerken is met CSV-bestanden (opgehaald met SmartDeviceMonitor for Admin) waarin gebruikerscodes staan Verwijzing Bedieningshandleiding Standaardinstellingen
15
Beginnen
1
16
2. Het versturen van een scanbestand per e-mail Scanbestanden kunnen met behulp van het e-mailsysteem naar een opgegeven bestemming worden verstuurd. Dit hoofdstuk beschrijft de voorbereidingsprocedure voor het versturen van een bestand met het e-mailsysteem, diverse displays, zendprocedures en hoe het verzendresultaat kan worden gecontroleerd wanneer deze functie wordt gebruikt.
Voorbereiding voor het versturen per e-mail De onderstaande voorbereidingsprocedure is nodig om scanbestanden via het e-mailsysteem te versturen. Opmerking ❒ Als u een e-mailserver binnen het netwerk wilt gebruiken, moet u de e-mailserver eerst in het netwerk instellen. Voor informatie over het instellen van een e-mailserver verwijzen wij naar de handleidingen van de te gebruiken e-mailserver en de te installeren software.
1
2
3
Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-kabel of een draadloos LAN. Als u een IEEE 1394-kabel wilt gebruiken, hebt u een IEEE 1394interfacekaart nodig. Als u een draadloos LAN wilt gebruiken, hebt u de IEEE 802.11b-interface-unit nodig. Zie de Netwerkhandleiding.
Als u scanbestanden per e-mail wilt versturen, moeten de volgende [Systeeminstellingen] correct worden opgegeven. (Evenals sommige andere instellingen.) • IP-adres • subnetmasker • DNS-server • SMTP-servernaam Meer informatie over het (opgeven) van instellingen kunt u vinden in de Netwerkhandleiding. Ook moet u bestemmingen en andere informatie registreren in het adresboek. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie.
Stel de instellingen voor het versturen van e-mails in, zoals bestandstypeprioriteit en standaardwaarden van de afzender. Zie Pag.108 “Verzendinstellingen”.
17
Het versturen van een scanbestand per e-mail
E-mailscherm De e-mail wordt hieronder weergegeven. De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een onderdeel selecteren of opgeven door er zacht op te drukken. Wanneer u een onderdeel op het displaypaneel selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd: . Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd, zien er zo uit: . NL
2
NL
1. Bestemmingsveld
5. [Handmatige invoer]
Hier wordt de geselecteerde bestemming weergegeven. Als er verschillende bestemmingen zijn geselecteerd, worden de bestemmingen in de geselecteerde volgorde weergegeven door op [UVorige] of [TVolg.] te drukken.
Bij het specificeren van een bestemming die niet in de lijst staat, kunt u op [Handmatige invoer] drukken en vervolgens via het soft-toetsenbord de bestemming invoeren.
Opmerking ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
2. [ ] E-mail/scan-to-folder Druk erop om te schakelen tussen de e-mailfunctie en de scan-to-folderfunctie. U kunt tegelijkertijd het bestand naar bestemmingen voor zowel e-mail als scanto-folder versturen. 3. E-mailpictogram (
) Dit pictogram geeft aan dat het e-mailscherm wordt weergegeven.
4. [Registratienr.] Druk hierop om een bestemming te specificeren met behulp van een registratienummer van vijf cijfers.
18
6. [Naam afzender bijv.] [Ontvangstbevestiging] [Onderwerp/Bericht] [Bijgevoegd bestand] Geef de afzender, een ontvangstbevestiging per e-mail, het onderwerp en het bericht op van de e-mail die u wilt versturen. Selecteer indien nodig het bestandstype en de bestandsnaam van het scanbestand dat als bijlage bij het e-mailbericht wordt verstuurd. 7. [ ] Bestem.lijst veranderen/Zoeken/Veranderen van titel Druk op deze knop om een bestemming in de bezorgingsserverlijst over te brengen naar de bestemmingslijst van dit apparaat, om te zoeken op de naam van de e-mailbestemming.
Voorbereiding voor het versturen per e-mail
8. Bestemmingenoverzicht Geeft de bestemmingen weer die zijn geregistreerd op de bezorgingsserver of op dit apparaat. Opmerking ❒ Wanneer het volledige overzicht niet op één scherm past, kunnen [U] of [T] gebruikt worden om door de lijst te bladeren.
2
❒ Groepsbestemmingen worden aangegeven met het symbool .
19
Het versturen van een scanbestand per e-mail
Het versturen van een scanbestand per e-mail Procedure voor het versturen van e-mailberichten Een scanbestand wordt verzonden nadat de scaninstellingen en bestemmingen ervan zijn opgegeven.
2
A Druk op de {Scanner}-toets.
Verwijzing Pag.78 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
E Maak de scaninstellingen. Verwijzing U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: • Elke instelling apart configureren. Zie Pag.75 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens.
ZZZ606S
Opmerking ❒ De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kan het er anders uitzien.
B Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden.
Opmerking ❒ Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de {Instellingen verwijderen}-toets.
• Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.84 “Programma’s” voor meer gegevens.
F Als het scherm voor de netwerkbe-
zorgingsscanner wordt geopend, schakelt u over naar het e-mailscherm. A Druk op [
].
B Druk op [Bestem.lijst veranderen].
C Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in de Kopieerhandleiding.
D Geef de instellingen op voor de af-
drukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen.
20
C Druk op [E-mail].
D Druk op [Afsluiten]. Het e-mailscherm wordt weergegeven.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
G Specificeer de bestemming. U kunt de bestemming als volgt opgeven: • De bestemming selecteren uit de bestemmingslijst. • Het registratienummer opgeven. • Het e-mailadres direct invoeren. • De bestemming zoeken in de bestemmingslijst. • De bestemming zoeken op de LDAP-server. Opmerking ❒ Bestemmingen in de bestemmingslijst en registratienummers moeten vooraf worden geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie. ❒ Zie Pag.121 “E-mail” voor informatie over het maximum aantal bestemmingen dat kan worden geselecteerd voor iedere verzending. ❒ Voordat u de bestemming selecteert, zorg er dan voor dat u [Naar] selecteert. Selecteer indien nodig [Cc] of [Bcc] en de respectievelijke bestemmingen. ❒ Sommige bestemmingen worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven.
Een bestemming selecteren uit het overzicht A Selecteer de bestemming.
De geselecteerde bestemming wordt gemarkeerd en verschijnt in het bestemmingsveld bovenaan het scherm. Opmerking ❒ Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, voert u één van de volgende stappen uit:
2
• Geef de bestemming weer door de eerste letter uit de titel te selecteren. • Geef de bestemming weer door op [U] of [T] te drukken. B Voor het selecteren van meerdere bestemmingen, herhaalt u stap A. Opmerking ❒ Om een bestemming te deselecteren, druk nogmaals op de bestemming, of druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld te krijgen en druk vervolgens op de {Wis/Stop}-toets.
Het registratienummer gebruiken voor het selecteren van een bestemming A Druk op [Registratienr.]. B Gebruik de cijfertoetsen om het 5-cijferige registratienummer in te voeren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend. Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cijfer op de toets {#}. Voorbeeld: u wilt 00003 invoeren
21
Het versturen van een scanbestand per e-mail
Druk op de {3}-toets en vervolgens op de {#}-toets.
2 C Herhaal de stappen A tot B om meer bestemmingen te selecteren. Opmerking ❒ Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets.
Handmatige invoer van een e-mailadres A Druk op [Handmatige invoer]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. Opmerking ❒ [Handmatige invoer] wordt, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. B Voer het e-mailadres in. Opmerking ❒ Zie Pag.121 “E-mail” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. ❒ U kunt alfanumerieke tekens en punten gebruiken. De symbolen ( )\ , ; : ” en spaties kunnen niet worden gebruikt. Zie Pag.121 “E-mail” voor meer gegevens.
22
C Druk op [OK]. Opmerking ❒ Een handmatig ingevoerd e-mailadres kan worden geregistreerd in de lijst. Als u op [Prog.Best.] drukt, wordt een scherm voor het registreren van het adres weergegeven. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie. ❒ Voor het wijzigen van een ingevoerd e-mailadres, drukt u op [Wijzigen] dat zich aan de linkerzijde van het bestemmingsveld bevindt. Het softtoetsenbord wordt weergegeven. Breng de gewenste wijzigingen aan en druk vervolgens op [OK]. ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken. ❒ [Prog.Best.] wordt, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. D Herhaal de stappen A tot C om meer bestemmingen in te voeren. Opmerking ❒ Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
Een bestemming zoeken in de bestemmingslijst A Druk op [
E Selecteer een bestemming.
].
2 F Druk op [Afsluiten].
B Druk op [Zoek op bestem.naam].
Een bestemming zoeken op de LDAP-server A Druk op [
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven.
].
B Druk op [Zoek LDAP].
Opmerking ❒ Voor het zoeken aan de hand van e-mailadressen drukt u op [E-mailadres]. C Voer een deel van de bestemmingsnaam in. Opmerking ❒ Voer het eerste teken of de eerste tekens van de bestemmingsnaam in. ❒ Het is ook mogelijk een gecombineerde zoekactie uit te voeren door het intoetsen van [Zoek op bestem.naam] en [E-mailadres]. ❒ U moet onderscheid maken tussen hoofdletters en kleine letters.
C Druk op [Selecteer Server]. D Selecteer de LDAP-server. Opmerking ❒ De LDAP-server kan vooraf worden geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding.
D Druk op [OK].
23
Het versturen van een scanbestand per e-mail
❒ Zorg ervoor dat de LDAP-server waarop uw wilt zoeken is geselecteerd en gemarkeerd. Als er geen server is geselecteerd, wordt de zoekbewerking niet uitgevoerd en wordt een foutbericht weergegeven. E Druk op [OK].
2
F Druk op [Geavanceerd zoeken].
G Geef een tekenreeks met betrekking tot de bestemming op voor een zoekvoorwaarde zoals [Naam], [E-mailadres], [Faxnummer], [Bedrijfsnaam], of [Afdelingsnaam].
Opmerking ❒ Elke zoekvoorwaarde (Naam, E-mailadres, Faxnummer, Bedrijfsnaam en Afdelingsnaam) correspondeert met een item dat is geregistreerd op de LDAP-server. ❒ Als u op een item van de zoekvoorwaarde drukt, wordt het soft-toetsenbord weergegeven. Geef het eerste teken (of de eerste tekens) op voor de naam, het adres of het nummer.
24
❒ Als u [SZoekopties] selecteert in [Programmeer/Wijzig/Verwijder LDAP server ] in [Beheerdertoepas.] in [Systeeminstellingen], kunt u een veld toevoegen voor de zoekbewerking. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding. ❒ Wanneer de zoekvoorwaarde [Naam] wordt gebruikt voor de zoekbewerking, hangt het van de instelling die de beheerder heeft opgegeven af of naar de voornaam of achternaam wordt gezocht. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar "Kees Jansen", bepaalt deze instelling of u "Kees" of "Jansen" moet invoeren. Vraag aan uw beheerder welke naam u moet gebruiken. H Druk op [Zoek criteria] overeenkomstig met elk onderdeel en selecteer criteria uit de lijst die wordt weergegeven.
Opmerking ❒ U kunt criteria uit de volgende lijst selecteren: • [Zoek begin woord]: De namen die beginnen met het opgegeven teken (of de opgegeven tekens) worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
• [Zoek eind woord]: De namen die eindigen met het opgegeven teken (of de opgegeven tekens) worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “C”. • [Exacte overeenkomst]: De namen die overeenkomen met het opgegeven teken (of de opgegeven tekens) worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “ABC”. • [Bevat één v/d woorden]: De namen die het opgegeven teken (of de opgegeven tekens) bevatten, worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “A”, “B” of “C”. • [Woorden uitsluiten]: De namen die niet een opgegeven teken (of opgegeven tekens) bevatten, worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld wilt zoeken naar “ABC”, typt u “D”. • [Ongestruct. zoeken]: een vage zoekbewerking (De werking van deze vage zoekbewerking is afhankelijk van het door de LDAPserver ondersteunde systeem.)
I Druk op [OK]. Opmerking ❒ Het e-mailadres waarnaar op de LDAP-server wordt gezocht, kan niet correct worden opgegeven als het te veel tekens bevat. Zie Pag.121 “Email” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd.
2
❒ Als er geen gebruikersnaam en wachtwoord zijn ingesteld voor de LDAP-serverautorisatie, wordt een inlogvenster weergegeven. Voer een gebruikersnaam en een wachtwoord in. ❒ Er kunnen weliswaar voor dezelfde persoon meerdere e-mailadressen worden geregistreerd, maar een zoekbewerking zal altijd slechts één e-mailadres per persoon opleveren. Afhankelijk van de LDAP-server, zal meestal het adres worden gevonden dat als eerste is geregistreerd. ❒ Als u meer informatie over de bestemming wilt weergeven, drukt u op [Details]. J Selecteer een bestemming. K Druk op [Afsluiten]. Opmerking ❒ Een e-mailadres dat tijdens een zoekbewerking wordt gevonden, kan worden geregistreerd in de lijst. Als u op [Prog.Best.] drukt, wordt een scherm voor het opgeven van het adres weergegeven. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie.
25
Het versturen van een scanbestand per e-mail
Het controleren van geselecteerde bestemmingen
C Selecteer het bestandstype.
A Gebruik het bestemmingsveld bovenaan het scherm om te controleren welke bestemmingen worden geselecteerd.
2
Opmerking ❒ Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door het de lijst te bladeren. De bestemmingen worden weergegeven in de volgorde waarin ze zijn geselecteerd. ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
H Voor een ontvangstbevestiging per e-mail drukt u op [Ontvangstbevestiging].
Opmerking ❒ Als u de afzender niet heeft opgegeven, kunt u niet op deze toets drukken. ❒ Wanneer [Ontvangstbevestiging] is geselecteerd, ontvangt de hier geselecteerde afzender een e-mail wanneer het verzonden e-mailbericht is gelezen op de bestemming. Als de e-mailsoftware van de geadresseerde echter geen ondersteuning biedt voor MDN (Message Disposition Notification), kan het voorkomen dat de e-mail niet wordt verzonden.
I Selecteer
indien nodig het bestandstype. A Druk op [Bijgevoegd bestand].
B Druk op [Bestandstype].
26
D Druk tweemaal op [OK].
J Selecteer indien nodig de bestandsnaam.
A Druk op [Bijgevoegd bestand]. B Druk op [Bestandsnaam]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. C Voer een bestandsnaam in. D Druk tweemaal op [OK].
K Geef de afzender op. U kunt de afzender als volgt opgeven: • De afzender selecteren uit de lijst. • Het registratienummer van de afzender opgeven met de cijfertoetsen. • Zoeken naar de afzender. Opmerking ❒ Stap K is niet nodig als [Ja] is geselecteerd voor [Naam standaardafzender] in [Verzendinstellingen] in [Scannereigensch.]. ❒ Als u de afzender opgeeft, wordt informatie over deze afzender opgenomen in het bestand dat wordt verzonden. De naam van de opgegeven afzender wordt automatisch in het Van-veld van het e-mailbericht geplaatst, zodat de afzender kan worden geïdentificeerd wanneer het e-mailbericht wordt ontvangen.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
❒ Om misbruik van een afzendernaam te voorkomen, adviseren wij u een beveiligingscode voor de afzendernaam te gebruiken. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Een registratienummer gebruiken voor het selecteren van een afzendernaam A Druk op [Naam afzender bijv.].
❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, kan bij het inloggen [Naam afzender bijv.] worden geselecteerd als de gebruikersnaam.
Een afzender selecteren uit de lijst A Druk op [Naam afzender bijv.].
2
B Gebruik de cijfertoetsen om het 5-cijferige registratienummer in te voeren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend. Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cijfer op de toets {#}. Voorbeeld: u wilt 00006 invoeren Druk op de {6}-toets en vervolgens op de {#}-toets.
B Selecteer de afzender.
Opmerking ❒ Als een beveiligingscode is ingesteld, verschijnt nadat de afzender is geselecteerd, het scherm voor het invoeren van de beveiligingscode. Voer de beveiligingscode in en druk vervolgens op [OK]. Als de door u ingevoerde beveiligingscode juist is, verschijnt de naam van de afzender. C Druk op [OK].
Opmerking ❒ Als een beveiligingscode is ingesteld, verschijnt nadat de afzender is geselecteerd, het scherm voor het invoeren van de beveiligingscode. Voer de beveiligingscode in en druk vervolgens op [OK]. Als de door u ingevoerde beveiligingscode juist is, worden de naam van de afzender en [Ontvangstbevestiging] weergeven. C Druk op [OK].
27
Het versturen van een scanbestand per e-mail
Zoeken naar een afzender A Druk op [Naam afzender bijv.].
❒ Het is ook mogelijk een gecombineerde zoekactie uit te voeren door het intoetsen van [Naam gebr.(bestemm)] en [Emailadres]. ❒ U moet onderscheid maken tussen hoofdletters en kleine letters.
2
E Druk op [OK]. F Selecteer de afzender. B Druk op [
].
C Druk op [Naam gebr.(bestemm)].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. Opmerking ❒ U kunt zoeken naar een e-mailadres door op [E-mailadres] te drukken. D Voer een deel van de afzendernaam in. Opmerking ❒ Voer het eerste teken of de eerste tekens van de afzendernaam in.
28
Opmerking ❒ Als een beveiligingscode is ingesteld, verschijnt nadat de afzender is geselecteerd, het scherm voor het invoeren van de beveiligingscode. Voer de beveiligingscode in en druk vervolgens op [OK]. Als de door u ingevoerde beveiligingscode juist is, wordt de naam van de afzender gemarkeerd. G Druk op [Afsluiten]. H Druk op [OK].
L Voor een ontvangstbevestiging per e-mail drukt u op [Ontvangstbevestiging].
Opmerking ❒ Als u de afzender niet heeft opgegeven, kunt u niet op deze toets drukken.
Het versturen van een scanbestand per e-mail
❒ Wanneer [Ontvangstbevestiging] is geselecteerd, ontvangt de hier geselecteerde afzender een e-mail wanneer het verzonden e-mailbericht is gelezen op de bestemming. Als de e-mailsoftware van de geadresseerde echter geen ondersteuning biedt voor MDN (Message Disposition Notification), kan het voorkomen dat de e-mail niet wordt verzonden.
M Geef indien nodig een onderwerp
B Druk op [Onderwerp bijvoegen].
2 C Selecteer het onderwerp [Urgent].
op.
Opmerking ❒ U kunt een onderwerp opgeven door het uit de lijst te kiezen, rechtstreeks in te voeren of beiden. ❒ Zie Pag.121 “E-mail” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. ❒ Wanneer een onderwerp is opgegeven, wordt deze informatie toegevoegd aan het scanbestand. Het onderwerp wordt automatisch in het onderwerpveld van de e-mail geplaatst.
D Druk op [Handmatige invoer]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. E Voer het onderwerp “Nieuw productvormgeving” in. F Druk op [OK].
❒ Onderwerpen die uit de lijst kunnen worden geselecteerd, moeten wel vooraf zijn geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Zie de Netwerkhandleiding. De procedure voor het opgeven van het onderwerp “[Urgent] Nieuwe productvormgeving” wordt hier aan de hand van een voorbeeld uitgelegd. A Druk op [Onderwerp/Bericht].
G Druk tweemaal op [OK].
N Voer indien nodig een bericht in. Opmerking ❒ Zie Pag.121 “E-mail” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. ❒ Wanneer een bericht is ingevoerd, wordt deze informatie toegevoegd aan het scanbestand.
29
Het versturen van een scanbestand per e-mail
❒ Berichten die uit de lijst kunnen worden geselecteerd, moeten wel vooraf zijn geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Zie de Netwerkhandleiding. ❒ Een bericht kan worden geselecteerd uit de lijst of direct worden getypt.
2
C Druk op [Handmatige invoer]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. D Voer het bericht “Bedankt voor wat u gisteren heeft gedaan” in. E Druk drie keer op [OK].
Een bericht selecteren uit de lijst A Druk op [Onderwerp/Bericht]. B Druk op [E-mailbericht].
O Druk op de {Start}-toets.
C Selecteer een bericht.
Opmerking ❒ Zie Pag.121 “E-mail” voor informatie over de maximum grootte van het gescande bestand en het maximum aantal pagina’s dat kan worden verzonden. ❒ Druk voor het onderbreken van het scanproces op de toets {Wis/Stop} of druk op [Stoppen] op het displaypaneel.
D Druk tweemaal op [OK].
Handmatige invoer van een bericht A Druk op [Onderwerp/Bericht]. B Druk op [E-mailbericht].
❒ Als u de originelen één voor één invoert, plaats dan nu het volgende origineel. Zie Pag.81 “Originelen in een paar keer scannen” voor meer gegevens.
Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail U kunt de e-mailfunctie en de opslagfunctie gelijktijdig gebruiken. Het scanbestand wordt per e-mail verzonden en gelijktijdig opgeslagen.
30
Het versturen van een scanbestand per e-mail
Opmerking ❒ In dit gedeelte wordt voornamelijk de procedure voor gelijktijdige e-mailversturing en -opslag uitgelegd. Zie Pag.20 “Procedure voor het versturen van e-mailberichten” voor meer gegevens. ❒ Het bestand dat gelijktijdig is opgeslagen en verzonden per e-mail kan niet opnieuw vanuit het e-mailscherm worden verzonden. Als u de het bestand opnieuw wilt verzenden, selecteert u het bestand in het scherm [Select. opgesl. best.] en verstuurt u het. Zie Pag.54 “Verzenden van opgeslagen bestanden met email of scan-to-folder of bezorgen”.
A Plaats de originelen. Opmerking ❒ De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in de Kopieerhandleiding.
• Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.84 “Programma’s” voor meer gegevens.
D Specificeer de bestemming. E Geef de afzender en een onderwerp
2
op.
F Druk op [Bestand opslaan].
G Zorg
ervoor dat [Opslaan & verzenden] is geselecteerd.
B Geef de instellingen op voor de af-
drukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.78 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
C Maak de scaninstellingen. Opmerking ❒ U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven:
H Geef indien nodig bestandsinformatie op.
Verwijzing Zie Pag.49 “Bestandsinformatie opgeven” voor informatie over het opgeven van bestandsinformatie.
I Druk op [OK]. J Druk op de {Start}-toets.
• Elke instelling apart configureren. Zie Pag.75 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens.
31
Het versturen van een scanbestand per e-mail
E-mailresultaten controleren De verzendresultaten kunnen worden gecontroleerd.
A Druk op [Status scanbestand] op het e-mailscherm.
Opmerking ❒ Zie Pag.109 “Afdr. & verw. Scanlogboek” voor informatie over het maximum aantal verzendhandelingen dat kan worden gecontroleerd.
2
❖ Onderwerpen die kunnen worden gecontroleerd • Datum/tijd De datum en tijd van verzending van de e-mail of de datum en tijd waarop “Fout” of “Geannul.” is bevestigd, wordt weergegeven. • Bestemming De verzendfunctie (e-mail, scanto-folder of bezorgfunctie) wordt met een pictogram weergegeven. Wanneer meerdere bestemmingen werden geselecteerd, wordt de eerst geselecteerde bestemming weergegeven. • Afzender • Bestandsnaam De bestandsnaam wordt alleen weergegeven wanneer een bestand tegelijkertijd wordt opgeslagen en wanneer een opgeslagen bestand wordt verzonden. • Status Een van de volgende statussen wordt weergegeven: “Gereed”, “Verzenden”, “Wachten...”, “Fout” of “Geannul.”.
B Controleer de getoonde records.
Opmerking ❒ Sommige records worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. ❒ Eén scherm toont de resultaten van vijf verzendingen. Gebruik [UVorige] of [TVolg.] om door de lijst te bladeren. ❒ Als een bestand de status “Wachten...” heeft, kan de verzending worden geannuleerd door het bestand te selecteren en op [Annul.] te drukken. ❒ Druk op [Afdrukken] om het complete logboek af te drukken.
C Druk op [Afsluiten]. Het e-mailscherm wordt weergegeven.
32
3. Scanbestanden versturen met scan-to-folder Scanbestanden kunnen naar de mappen op de FTP-server of naar de gedeelde mappen van Windows worden gestuurd. Dit hoofdstuk beschrijft de voorbereidingsprocedure voor het versturen van bestanden met scan-to-folder, diverse displays, zendprocedures en hoe de verzendresultaten kunnen worden gecontroleerd wanneer deze functie wordt gebruikt.
Voorbereiding voor het versturen met scan-to-folder De onderstaande voorbereidingsprocedure is nodig om scanbestanden via scan-tofolder te versturen.
1
2
3
Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-kabel of een draadloos LAN. Als u een IEEE 1394-kabel wilt gebruiken, hebt u een IEEE 1394interfacekaart nodig. Als u een draadloos LAN wilt gebruiken, hebt u de IEEE 802.11b-interface-unit nodig. Zie de Netwerkhandleiding.
Als u scanbestanden met scan-to-folder wilt versturen, moeten de volgende [Systeeminstellingen] correct worden opgegeven. (Evenals sommige andere instellingen.) • IP-adres • subnetmasker Meer informatie over het (opgeven) van instellingen kunt u vinden in de Netwerkhandleiding. Ook moet u bestemmingen en andere informatie registreren in het adresboek. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie.
Geef de instellingen voor het versturen op, zoals compressie en bestandstypeprioriteit. Zie Pag.108 “Verzendinstellingen”.
Opmerking ❒ Met Windows Server 2003 kunt u wellicht geen bestanden met scan-to-folder versturen. ❒ Het verzenden van bestanden met SMB is alleen mogelijk in een NetBios-viaTCP/IP-omgeving. Het verzenden van bestanden met SMB is niet mogelijk in de NetBEUI-omgeving. ❒ Zelfs wanneer instellingen via het bedieningspaneel, Web Image Monitor, Telnet of andere methodes het gebruik van SMB en FTP niet toestaan, dan nog is het mogelijk om bestanden te versturen.
33
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
Scan-to-folderscherm Het scan-to-folderscherm wordt hieronder weergegeven. De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een onderdeel selecteren of opgeven door er zacht op te drukken. Wanneer u een onderdeel op het displaypaneel selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd: . Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd, zien er zo uit: . NL
3
NL
1. Bestemmingsveld
5. [Bestemming invoeren]
Hier wordt de geselecteerde bestemming weergegeven. Als er verschillende bestemmingen zijn geselecteerd, worden de bestemmingen in de geselecteerde volgorde weergegeven door op [UVorige] of [TVolg.] te drukken.
Bij het specificeren van een bestemming die niet in de lijst staat, kunt u op [Bestemming invoeren] drukken en vervolgens via het soft-toetsenbord de bestemming invoeren.
Opmerking ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
2. [
] E-mail/scan-to-folder Druk hierop om te schakelen tussen de scan-to-folderfunctie en de e-mailfunctie. U kunt tegelijkertijd het bestand naar bestemmingen voor zowel scan-to-folder als e-mail versturen.
3. Scan-to-folder pictogram (
) Dit pictogram geeft aan dat het scan-tofolderscherm wordt weergegeven.
4. [Registratienr.] Druk hierop om een bestemming te specificeren met behulp van een registratienummer van vijf cijfers.
34
6. [Naam afzender bijv.] [Ontvangstbevestiging] [Onderwerp/Bericht] [Bijgevoegd bestand] Geef de afzender, een ontvangstbevestiging per e-mail, de bestandsnaam, het onderwerp en het bericht op van het scanbestand dat u wilt versturen. Geef zonodig ook de instellingen voor het bestandstype en de bestandsnaam op. Belangrijk ❒ Wanner het scanbestand tegelijkertijd naar bestemmingen voor zowel email als scan-to-folder wordt verzonden, worden de afzender, het onderwerp en het bericht alleen naar de emailbestemmingen verzonden. [Ontvangstbevestiging] wordt ook gebruikt voor e-mailverzendingen. Zie Pag.17 “Het versturen van een scanbestand per e-mail” voor meer gegevens.
Voorbereiding voor het versturen met scan-to-folder
7. [
] Bestem.lijst veranderen/Zoeken/Veranderen van titel Druk op deze knop om te schakelen tussen de bestemmingslijst van de bezorgingsserver en de bestemmingslijst van dit apparaat, of om te zoeken op de naam van de e-mailbestemming.
8. Bestemmingenoverzicht Geeft de bestemmingen weer die zijn geregistreerd op de bezorgingsserver of op dit apparaat.
3
Opmerking ❒ Wanneer het volledige overzicht niet op één scherm past, kunt u met [U] of [T] door de lijst bladeren. ❒ Groepsbestemmingen worden aangegeven met het symbool .
35
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
Scanbestanden versturen met scan-tofolder Procedure voor het versturen met scan-to-folder Een scanbestand wordt verzonden nadat de scaninstellingen en bestemmingen ervan zijn opgegeven.
3
A Druk op de {Scanner}-toets.
D Geef de instellingen op voor de af-
drukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.78 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
E Maak de scaninstellingen. Verwijzing U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: ZZZ606S
Opmerking ❒ De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kan het er anders uitzien.
B Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden.
Opmerking ❒ Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de {Instellingen verwijderen}-toets.
C Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in de Kopieerhandleiding.
36
• Elke instelling apart configureren. Zie Pag.75 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens. • Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.84 “Programma’s” voor meer gegevens.
F Als het scherm voor de netwerkbe-
zorgingsscanner wordt weergegeven, schakelt u over naar het scanto-folderscherm. A Druk op [
].
B Druk op [Bestem.lijst veranderen].
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
C Druk op [E-mail].
Een bestemmingsmap selecteren uit het overzicht A Selecteer de bestemmingsmap.
D Druk op [Afsluiten]. Het e-mailscherm wordt weergegeven. E Druk op [
3
].
Het scan-to-folderscherm verschijnt.
G Bestemmingsmap opgeven. U kunt de bestemmingsmap als volgt opgeven: • De bestemming selecteren uit de bestemmingslijst. • Het registratienummer opgeven. • Voer het pad voor de map op een clientcomputer op hetzelfde netwerk direct in. • De map op de FTP-server opgeven. • De map selecteren uit de clientcomputers op hetzelfde netwerk. Opmerking ❒ Bestemmingen in de bestemmingslijst en registratienummers moeten vooraf worden geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Zie “Systeeminstellingen”Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie. ❒ Sommige bestemmingen worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven.
De geselecteerde map wordt gemarkeerd en verschijnt in het bestemmingsveld boven aan het scherm. Opmerking ❒ Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, voert u één van de volgende stappen uit: • Geef de bestemming weer door de eerste letter uit de titel te selecteren. • Geef de bestemming weer door op [U] of [T] te drukken. ❒ Als er een beveiligingscode voor de gedeelde map is ingesteld, verschijnt een scherm voor het invoeren van de beveiligingscode. B Voor het selecteren van meerdere bestemmingsmappen, herhaalt u stap A. Opmerking ❒ Om een bestemming te deselecteren, druk nogmaals op de bestemming, of druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld te krijgen en druk vervolgens op de {Wis/Stop}-toets.
37
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
Het registratienummer gebruiken voor het selecteren van een bestemmingsmap A Druk op [Registratienr.]. B Gebruik de cijfertoetsen om het 5-cijferige registratienummer in te voeren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend.
Handmatig een pad invoeren voor de bestemmingsmap van de clientcomputer op hetzelfde netwerk A Druk op [Bestemming invoeren]. B Druk op [SMB].
Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cijfer op de toets {#}.
3
Voorbeeld: u wilt 00004 invoeren Druk op de {4}-toets en vervolgens op de {#}-toets. C Druk op [Handm. invoer] rechts van het padveld. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. D Voer het pad voor de map in.
Opmerking ❒ Als er een beveiligingscode voor de gedeelde map is ingesteld, verschijnt een scherm voor het invoeren van de beveiligingscode. C Voor het selecteren van meerdere bestemmingsmappen, herhaalt u stap B. Opmerking ❒ Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets.
Opmerking ❒ Zie Pag.122 “Scan-to-folder” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. ❒ Als de mapnaam bijvoorbeeld “user” is en de computernaam “desk01”, dan ziet het pad er als volgt uit: \\desk01\user ❒ Er kan ook een IP-adres worden ingevoerd als u één van de volgende besturingssystemen gebruikt: Windows 98/Me, Windows XP, Windows 2000 of Windows NT 4.0. ❒ Namen van computers en gedeelde mappen die uit meer dan twaalf tekens bestaan, kunnen niet worden weergegeven. E Druk op [OK].
38
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
F Als voor het inloggen een gebruikersnaam vereist is, drukt u op [Handm. invoer] aan de rechterzijde van het gebruikersnaamveld. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. G Voer de gebruikersnaam in. Verwijzing Zie Pag.122 “Scan-to-folder” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. H Druk op [OK]. I Als voor het inloggen een wachtwoord is vereist, drukt u op [Handm. invoer] voor [Wachtwoord]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. J Voer het wachtwoord in. K Druk op [OK]. L Druk op [Verbindingstest].
❒ Ook als de verbindingstest is geslaagd, kan het apparaat het bestand mogelijk niet overbrengen als aan de gedeelde map geen schrijfbevoegdheid is toegekend of als er geen ruimte is op de harde schijf. M Controleer het resultaat van de verbindingstest en druk op [Afsluiten]. N Druk op [OK]. O Herhaal de stappen A tot N om meer bestemmingen in te voeren.
3
Opmerking ❒ Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets. ❒ Als u het pad voor de map wilt wijzigen, drukt u op [Wijzigen] aan de linkerzijde van het bestemmingsveld. Voer het juiste pad voor de map in en druk vervolgens op [OK]. ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
Een map op de FTP-server opgeven A Druk op [Bestemming invoeren]. Er wordt een verbindingstest uitgevoerd om te controleren of de opgegeven gedeelde map bestaat.
B Druk op [FTP].
Opmerking ❒ De verbindingstest kan enige tijd in beslag nemen. ❒ Het is tijdens een verbindingstest wellicht niet mogelijk op [Verbindingstest] te drukken direct nadat u op [Annuleren] heeft gedrukt.
Een bevestigingsbericht voor het wijzigen van het protocol wordt weergegeven.
39
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
C Druk op [Handm. invoer] rechts van het servernaamveld.
J Voer de gebruikersnaam in. Verwijzing Zie Pag.122 “Scan-to-folder” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. K Druk op [OK].
3
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. D Voer een servernaam in. Opmerking ❒ Zie Pag.122 “Scan-to-folder” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. ❒ Er kan ook een IP-adres worden ingevoerd. E Druk op [OK]. F Druk op [Handm. invoer] rechts van het padveld.
L Als voor het inloggen een wachtwoord is vereist, drukt u op [Handm. invoer] voor [Wachtwoord]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. M Voer het wachtwoord in. N Druk op [OK]. O Als u het poortnummer wilt wijzigen dat in [Systeeminstellingen] is ingesteld, drukt u op [Wijzigen] aan de re chterkant van he t poortnummerveld. Geef een poortnummer op met de cijfertoetsen en druk op de toets {#}. P Druk op [Verbindingstest].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. G Voer het pad voor de map in. Opmerking ❒ Zie Pag.122 “Scan-to-folder” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. ❒ Als de mapnaam bijvoorbeeld “user” is en de naam van de submap “lib”, dan ziet het pad er als volgt uit: user\lib H Druk op [OK]. I Als voor het inloggen een gebruikersnaam vereist is, drukt u op [Handm. invoer] aan de rechterzijde van het gebruikersnaamveld. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven.
40
Er wordt een verbindingstest uitgevoerd om te controleren of de opgegeven gedeelde map bestaat. Opmerking ❒ De verbindingstest kan enige tijd in beslag nemen. ❒ Het is tijdens een verbindingstest wellicht niet mogelijk op [Verbindingstest] te drukken direct nadat u op [Annuleren] heeft gedrukt.
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
Q Controleer het resultaat van de verbindingstest en druk op [Afsluiten]. R Druk op [OK]. S Herhaal de stappen A tot R om meer bestemmingen in te voeren. Opmerking ❒ Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets. ❒ Als u het pad voor de map wilt wijzigen, drukt u op [Wijzigen] aan de linkerzijde van het bestemmingsveld. Voer het juiste pad voor de map in en druk vervolgens op [OK]. ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
C Druk op [Blad. door netwerk] rechts van het padveld. De lijst met clientcomputers op hetzelfde netwerk wordt weergegeven. Opmerking ❒ Namen van computers en gedeelde mappen die uit meer dan twaalf tekens bestaan, kunnen niet worden weergegeven. ❒ Als de door u gezochte clientcomputer niet wordt vermeld, drukt u op [1 Niveau omhoog] om een andere werkgroep te selecteren en zoekt u de nogmaals naar de clientcomputer.
3
❒ Maximaal 100 clientcomputers en gedeelde mappen kunnen worden weergegeven. D Selecteer de clientcomputer waar de bestemmingsmap is.
Een bestemmingsmap zoeken op clientcomputers op het netwerk A Druk op [Bestemming invoeren].
B Druk op [SMB].
Opmerking ❒ Als voor de geselecteerde computer een autorisatie is vereist, wordt een inlogvenster weergegeven. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in. Het overzicht van de mappen op de geselecteerde computer wordt weergegeven. E Selecteer de bestemmingsmap.
41
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
Opmerking ❒ Als de geselecteerde map submappen heeft, verschijnt het overzicht van de sub-mappen.
Opmerking ❒ Voer het eerste teken of de eerste tekens van de bestemmingsnaam in.
❒ Als voor de geselecteerde map een autorisatie is vereist, wordt een inlogvenster weergegeven. Voer de gebruikersnaam en het wachtwoord in.
❒ U moet onderscheid maken tussen hoofdletters en kleine letters.
F Druk op [OK].
3
G Druk op [OK].
Een bestemmingsmap zoeken in de bestemmingslijst A Druk op [
❒ Het is ook mogelijk een gecombineerde zoekactie uit te voeren door het intoetsen van [Zoek op bestem.naam] en [Zoeken op mapnaam]. D Druk op [OK]. E Selecteer een bestemmingsmap.
].
F Druk op [Afsluiten].
Het controleren van geselecteerde bestemmingen B Druk op [Zoek op bestem.naam].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. Opmerking ❒ Als u wilt zoeken op het pad, drukt u op [Zoeken op mapnaam]. C Voer een deel van de naam van de bestemmingsmap in.
A Gebruik het bestemmingsveld bovenaan het scherm om te controleren welke bestemmingen worden geselecteerd. Opmerking ❒ Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door het de lijst te bladeren. De bestemmingen worden weergegeven in de volgorde waarin ze zijn geselecteerd. ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
H Selecteer
indien nodig het bestandstype. A Druk op [Bijgevoegd bestand].
B Druk op [Bestandstype].
42
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
C Selecteer het bestandstype.
J Druk op de {Start}-toets. Opmerking ❒ Zie Pag.122 “Scan-to-folder” voor informatie over de maximum grootte van het gescande bestand dat kan worden verzonden.
D Druk tweemaal op [OK].
I Selecteer indien nodig de bestandsnaam.
A Druk op [Bijgevoegd bestand]. B Druk op [Bestandsnaam]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. C Voer een bestandsnaam in. Opmerking ❒ Aan het scanbestand wordt een 21-cijferige bestandsnaam (exclusief de extensie) toegekend waarin tijd en datum van de gescande originelen wordt gecombineerd met een 4-cijferig paginanummer. (Bijvoorbeeld: als een pagina in TIFF wordt gescand in 15,10 seconden, om 3.30 uur op 31 december 2020, wordt de bestandsnaam 202012311530150100001.tif) D Druk op [OK].
E Druk op [OK].
❒ Druk voor het onderbreken van het scanproces op de toets {Wis/Stop} of druk op [Stoppen] op het displaypaneel.
3
❒ Als u de originelen één voor één invoert, plaats dan nu het volgende origineel. Zie Pag.81 “Originelen in een paar keer scannen” voor meer gegevens.
Gelijktijdige opslag en verzending met scan-to-folder U kunt de scan-to-folderfunctie en de opslagfunctie gelijktijdig gebruiken. Het scanbestand wordt door scan-tofolder verzonden en gelijktijdig opgeslagen. Opmerking ❒ In dit gedeelte wordt voornamelijk de procedure voor gelijktijdig verzenden en opslaan door scan-to-folder uitgelegd. Zie Pag.36 “Procedure voor het versturen met scan-to-folder” voor meer gegevens. ❒ Het bestand dat door scan-to-folder gelijktijdig met het verzenden is opgeslagen, kan niet opnieuw vanuit het scan-to-foldervenster worden verzonden. Als u het bestand opnieuw wilt verzenden, selecteert u het bestand in het scherm [Select. opgesl. best.] en verstuurt u het. Zie Pag.54 “Verzenden van opgeslagen bestanden met e-mail of scan-to-folder of bezorgen”.
A Plaats de originelen. 43
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
Opmerking ❒ De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in de Kopieerhandleiding.
F Druk op [Bestand opslaan].
B Geef de instellingen op voor de af-
drukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen.
3
G Zorg
ervoor dat [Opslaan & verzenden] is geselecteerd.
Verwijzing Pag.78 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
C Maak de scaninstellingen. Opmerking ❒ U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: • Elke instelling apart configureren. Zie Pag.75 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens. • Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.84 “Programma’s” voor meer gegevens.
D Selecteer de bestemming. E Geef de naam van de afzender, het
onderwerp en het bericht op als het bestand op hetzelfde moment per e-mail wordt verzonden.
44
H Geef indien nodig bestandsinformatie op.
Verwijzing Zie Pag.49 “Bestandsinformatie opgeven” voor informatie over het opgeven van bestandsinformatie.
I Druk op [OK]. J Druk op de {Start}-toets.
De resultaten van scan-to-folder controleren
De resultaten van scan-to-folder controleren De verzendresultaten kunnen worden gecontroleerd.
A Druk op [Status scanbestand] op het scan-to-folderscherm.
Opmerking ❒ Zie Pag.109 “Afdr. & verw. Scanlogboek” voor informatie over het maximum aantal verzendhandelingen dat kan worden gecontroleerd.
3
❖ Onderwerpen die kunnen worden gecontroleerd • Datum/tijd De datum en tijd van waarop verzending werd aangevraagd wordt weergegeven, of de datum waarop “Fout” of “Geannul.” is bevestigd. • Bestemming De verzendfunctie (e-mail, scanto-folder of bezorgfunctie) wordt met een pictogram weergegeven. Wanneer meerdere bestemmingen werden geselecteerd, worden de bestemmingen afzonderlijk weergegeven. • Afzender • Bestandsnaam De bestandsnaam wordt alleen weergegeven wanneer een bestand tegelijkertijd wordt opgeslagen en wanneer een opgeslagen bestand wordt verzonden. • Status Een van de volgende statussen wordt weergegeven: “Gereed”, “Verzenden”, “Wachten...”, “Fout” of “Geannul.”.
B Controleer de getoonde records.
Opmerking ❒ Sommige records worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. ❒ Eén scherm toont de resultaten van vijf verzendingen. Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door het het scherm te bladeren. ❒ Als een bestand de status “Wachten...” heeft, kan de verzending worden geannuleerd door het bestand te selecteren en op [Annuleren] te drukken. ❒ Druk op [Afdrukken] om het complete logboek af te drukken.
C Druk op [Afsluiten]. Het scan-to-folderscherm verschijnt.
45
Scanbestanden versturen met scan-to-folder
3
46
4. Opslaan van bestanden Een scanbestand kan met de functie Document Server worden opgeslagen op de harde schijf van het apparaat, en het opgeslagen bestand kan later worden gebruikt. Met DeskTopBinder kunnen opgeslagen bestanden vanaf een client computer worden bekeken of opgevraagd. Belangrijk ❒ Voor elk opgeslagen bestand kan een wachtwoord worden ingesteld. Bestanden zonder wachtwoordbeveiliging kunnen met DeskTopBinder worden geopend door iemand anders op hetzelfde LAN. We raden u aan gebruik te maken van beveiligingsmaatregelen, zoals het instellen van wachtwoorden, om ongeautoriseerde toegang te voorkomen. ❒ Het scanbestand dat op het apparaat is opgeslagen kan verloren gaan in geval van storingen. Daarom raden we aan belangrijke bestanden op de harde schijf op te slaan. De leverancier is niet verantwoordelijk voor enige schade als gevolg van het verlies van bestanden. Als u bestanden voor langere tijd wilt opslaan, raden we aan DeskTopBinder te gebruiken. Neem voor meer informatie contact op met uw plaatselijke dealer. Opmerking ❒ Wanneer een bezorgingsscanner aan het netwerk is toegevoegd, kunnen opgeslagen bestanden worden bezorgd. U kunt scanbestanden op de documentenserver opslaan en ze tegelijkertijd met de netwerkbezorgingsscanner bezorgen of per e-mail of scan-to-folder versturen. Zie Pag.54 “Verzenden van opgeslagen bestanden met e-mail of scan-to-folder of bezorgen”.
Opslaan van bestanden In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u bestanden kunt opslaan en hoe u bestandsinformatie kunt opgeven voor opgeslagen bestanden. Opmerking ❒ Zie Pag.123 “Opslag” voor informatie over het maximum aantal bestanden dat kan worden opgeslagen. ❒ De opgeslagen bestanden worden na een bepaald aantal dagen automatisch verwijderd. Meer informatie over het opgeven en wijzigingen van instellingen kunt u vinden in de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. ❒ Bestanden die met de scannerfunctie zijn opgeslagen, kunnen niet vanaf het bedieningspaneel worden afgedrukt. Scanbestanden kunnen worden afgedrukt nadat ze op een clientcomputer zijn ontvangen. Zie Pag.55 “Een overzicht met opgeslagen bestanden bekijken met DeskTopBinder” of Pag.56 “Een overzicht met opgeslagen bestanden bekijken met Web Image Monitor”.
47
Opslaan van bestanden
Opslagprocedure U kunt bestanden scannen en opslaan.
A Druk op de {Scanner}-toets.
Verwijzing U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: • Elke instelling apart configureren. Zie Pag.75 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens. • Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.84 “Programma’s” voor meer gegevens.
F Maak de instellingen voor het opslaan van scanbestanden.
4
ZZZ606S
A Druk op [Bestand opslaan].
Opmerking ❒ De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kan het er anders uitzien.
B Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden.
Opmerking ❒ Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de {Instellingen verwijderen}-toets.
B Druk op [Alleen opslaan].
C Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in de Kopieerhandleiding.
D Geef de instellingen op voor de af-
drukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.78 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
E Maak de scaninstellingen. 48
Opmerking ❒ Druk voor het opslaan en bezorgen van scanbestanden op [Opslaan & verzenden]. Zie Pag.30 “Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail”, Pag.43 “Gelijktijdige opslag en verzending met scan-to-folder”, of Pag.69 “Gelijktijdige opslag en bezorging”. ❒ [Alleen opslaan] kan niet worden ingedrukt als er een bestemming of afzender is geselecteerd. C Druk op [OK].
Opslaan van bestanden
G Geef de bestandsinformatie op. Geef een gebruikersnaam, bestandsnaam en wachtwoord op voor het bestand.
Het scherm Bestandsinformatie verschijnt.
Verwijzing Zie Pag.49 “Bestandsinformatie opgeven” voor informatie over het opgeven van bestandsinformatie.
H Druk op de {Start}-toets. Opmerking ❒ Druk voor het onderbreken van het scanproces op de toets {Wis/Stop} of druk op [Stoppen] op het displaypaneel. ❒ Als u de originelen één voor één invoert, plaats dan nu het volgende origineel. Zie Pag.81 “Originelen in een paar keer scannen” voor meer gegevens.
B Geef de bestandsinformatie op.
4
Een gebruikersnaam opgeven A Druk op [Gebruikersnaam]. B Selecteer de gebruikersnaam.
Bestandsinformatie opgeven U kunt een gebruikersnaam, bestandsnaam en een wachtwoord opgeven voor een opgeslagen scanbestand. Op basis van de opgegeven instellingen, kunt u bestanden opzoeken aan de hand van de gebruikersnaam of bestandsnaam en kunt u toegang van onbevoegden tot de bestanden voorkomen. Verwijzing Zie Pag.123 “Opslag” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd.
Opmerking ❒ De hier getoonde gebruikersnamen zijn geregistreerd op het tabblad [Beheerdertoepas.] in [Systeeminstellingen]. Als u een naam wilt opgeven die hier niet wordt vermeld, drukt u op [Niet geprogrammeerde naam] en voert u vervolgens de gebruikersnaam in. C Druk op [OK].
A Druk op [Bestand opslaan].
49
Opslaan van bestanden
Een bestandsnaam opgeven Scanbestanden worden automatisch SCAN0001, SCAN0002, enz. genoemd. U kunt de bestandsnaam indien gewenst wijzigen. A Druk op [Bestandsnaam]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. B Voer de bestandsnaam in. Verwijzing Raadpleeg voor informatie over het invoeren van tekens de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
4
C Druk op [OK].
Een wachtwoord opgeven Door een wachtwoord op te geven, kan alleen een persoon die het wachtwoord kent het bestand bekijken. A Druk op [Wachtwoord]. B Voer met de cijfertoetsen een wachtwoord bestaande uit vier tot acht cijfers in.
C Druk op de {#}-toets. Opmerking ❒ Om het wachtwoord te wijzigen, drukt u op [Wijzigen], en voert u een nieuwe in.
50
D Voer hetzelfde nummer in dat u ter bevestiging in stap B heeft ingevoerd. E Druk op de {#}-toets. F Druk op [OK]. Belangrijk ❒ Vergeet het wachtwoord niet. Raadpleeg de beheerder van het apparaat indien u het vergeten bent.
C Druk
op [OK] om terug te keren naar het vorige scherm.
De lijst met opgeslagen bestanden weergeven
De lijst met opgeslagen bestanden weergeven U kunt bestanden in de lijst met opgeslagen bestanden verwijderen of de bijbehorende bestandsinformatie wijzigen. Voer de volgende stappen uit om de lijst van opgeslagen bestanden te bekijken. Opmerking ❒ Met DeskTopBinder en Web Image Monitor kunt u ook de lijst met opgeslagen bestanden op een clientcomputer weergeven. Zie Pag.55 “Opgeslagen bestanden controleren vanaf een clientcomputer” voor meer gegevens.
4
A Druk op de {Scanner}-toets.
ZZZ606S
Opmerking ❒ De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kan het er anders uitzien.
B Open de lijst met opgeslagen bestanden.
A Druk op [Select. opgesl. best.].
B Druk op [Bestand beheren/verwijd.].
51
Opslaan van bestanden
De lijst bekijken De lijst met opgeslagen bestanden omvat de volgende elementen. De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een onderdeel selecteren of opgeven door er zacht op te drukken. Wanneer u een onderdeel op het displaypaneel selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd: . Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd, zien er zo uit: . NL
Opmerking ❒ Sommige bestanden worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven.
❖ Bij gebruik van de netwerkbezorgingsscanner, e-mail of scan-to-folder
4
NL
❖ Als informatie over een geselecteerd opgeslagen bestand wordt getoond
PL
1. Toetsen voor het zoeken naar bestanden Met deze toetsen schakelt u over naar de schermen voor het zoeken naar een bestand aan de hand van de gebruikersnaam of de bestandsnaam, of naar het scherm voor het weergeven van alle bestanden.
52
2. Toetsen
om naar de informatieweergave om te schakelen Met deze toetsen kunt u schakelen tussen de lijst met opgeslagen bestanden en de gedetailleerde informatie over het geselecteerde bestand.
De lijst met opgeslagen bestanden weergeven
3. Toetsen voor het sorteren van bestanden Met deze toetsen kunt u de bestanden sorteren op basis van het geselecteerde item. Selecteer hetzelfde item nogmaals, voor omgekeerd sorteren. De bestanden kunnen echter niet in aflopende bezorgvolgorde worden gesorteerd.
4. Toetsen voor het wijzigen van bestandsinformatie Gebruik deze toetsen voor het verwijderen van het geselecteerde bestand of voor het wijzigen van de gebruikersnaam, de bestandsnaam of het wachtwoord.
5. Overzicht van opgeslagen bestanden Hiermee kunt u de lijst met opgeslagen bestanden weergeven. Opmerking ❒ Bestanden die zijn opgeslagen met andere functies dan de scanner kunnen worden weergegeven door op de toets [Document Server] te drukken. ❒ Als het bestand niet wordt weergegeven, drukt u op [UVorige] of [TVolg.] om door de lijst te bladeren. ❒ Bij bestanden met een wachtwoordbeveiliging wordt links van de bestandsnaam een sleutelsymbool ( ) weergegeven.
6. [Bestand beheren/verwijd.] Deze toets kunt u gebruiken voor bewerkingen zoals het verwijderen van opgeslagen bestanden of het wijzigen van de bestandsinformatie.
7. [Verzenden]
8. Informatie over een geselecteerd opgeslagen bestand Druk op [Detail] om informatie over een bestand weer te geven, nadat u het bestand in de bestandslijst heeft geselecteerd.
Zoeken naar bestanden U kunt in de opgeslagen bestanden zoeken naar bestanden met behulp van de gebruikersnaam of de bestandsnaam.
4
Zoeken op gebruikersnaam
A Druk in het scherm met de lijst van opgeslagen bestanden op [Zoeken op gebruik.naam].
B Selecteer de gebruikersnaam die u wilt gebruiken voor het zoeken.
Opmerking ❒ De hier getoonde gebruikersnamen zijn geregistreerd op het tabblad [Beheerdertoepas.] in [Systeeminstellingen]. Als u een gebruikersnaam wilt wijzigen die hier niet wordt vermeld, drukt u op [Niet geprogrammeerde naam] en voert u vervolgens de gebruikersnaam in.
C Druk op [OK].
Hiermee kunt u opgeslagen bestanden verzenden of bezorgen. Zie Pag.54 “Verzenden van opgeslagen bestanden met e-mail of scan-to-folder of bezorgen” voor meer gegevens.
53
Opslaan van bestanden
De zoekbewerking wordt gestart en bestanden waarvan de gebruikersnaam begint met de opgegeven reeks worden weergegeven.
Verzenden van opgeslagen bestanden met e-mail of scanto-folder of bezorgen Opgeslagen bestanden kunnen worden bezorgd bij de bezorgingsserver of per e-mail of met scan-to-folder worden verzonden.
4
Zoeken op bestandsnaam
A Druk in het scherm met de lijst van opgeslagen bestanden op [Zoeken op bestandsnaam].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven.
B Voer de bestandsnaam in. Opmerking ❒ U moet onderscheid maken tussen hoofdletters en kleine letters. Verwijzing Raadpleeg voor informatie over het invoeren van tekens de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
C Druk op [OK]. De zoekbewerking wordt gestart en bestanden waarvan de naam begint met de opgegeven reeks worden weergegeven.
Opmerking ❒ In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u bestanden kunt selecteren voor bezorging of verzending. Zie Pag.20 “Procedure voor het versturen van e-mailberichten” voor informatie over het verzenden per e-mail. Zie Pag.36 “Procedure voor het versturen met scan-to-folder” voor informatie over het verzenden per scannaar-map. Zie Pag.64 “Scanbestanden bezorgen” voor informatie over het bezorgen van opgeslagen bestanden. ❒ Wanneer opgeslagen bestanden zijn verzonden of bezorgd, kunnen de scaninstellingen niet meer worden gewijzigd. De bestanden worden bezorgd of verzonden met de scaninstellingen die voor de bestanden waren opgegeven op het moment dat ze werden opgeslagen.
A Druk op [Select. opgesl. best.] om de lijst met opgeslagen bestanden weer te geven. Verwijzing Pag.51 “De lijst met opgeslagen bestanden weergeven”
B Selecteer een bestand.
54
De lijst met opgeslagen bestanden weergeven
Opmerking ❒ Wanneer u een bestand met wachtwoordbeveiliging selecteert, wordt het scherm voor Wachtwoordinvoer weergegeven. Nadat u het juiste wachtwoord heeft ingevoerd en gedrukt heeft op [OK], wordt het bestand geselecteerd.
C Voor het selecteren van meerdere bestanden, herhaalt u stap B.
Opmerking ❒ Zie Pag.123 “Opslag” voor informatie over het maximum aantal bestanden dat tegelijkertijd kan worden geselecteerd. ❒ Indien u meerdere bestanden selecteert, worden de bestanden bezorgd of verzonden in de volgorde van selectie. ❒ Indien u op [Selectie weerg.] drukt, worden alleen de geselecteerde bestanden getoond in de volgorde van bezorging.
Opgeslagen bestanden controleren vanaf een clientcomputer Met DeskTopBinder en Web Image Monitor kunt u vanaf een clientcomputer de lijst met opgeslagen bestanden bekijken. Opmerking ❒ U kunt ook bestanden bekijken die zijn opgeslagen met de kopieerfunctie, Document Server en de printerfunctie.
4
❒ De illustratie die is gebruikt in de onderstaande uitleg is slechts een voorbeeld. De items die feitelijk op het scherm worden weergegeven zien er mogelijk anders uit, afhankelijk van uw omgeving en het model dat u gebruikt.
Een overzicht met opgeslagen bestanden bekijken met DeskTopBinder De onderstaande opgeslagen bestanden zijn weergegeven met DeskTopBinder.
D Druk op [OK]. Het scherm voor e-mail, scan-to-folder of de netwerkbezorgingsscanner wordt geopend.
E Kies eventueel een andere bestemmingslijst.
F Geef een bestemming op. G Geef indien nodig de afzender, het onderwerp en een bericht op.
H Druk op de {Start}-toets.
NL Scaw014. EPS
55
Opslaan van bestanden
Opmerking ❒ De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kunnen andere items worden weergegeven. ❒ U kunt de opgeslagen bestanden ook overbrengen naar de clientcomputer. Verwijzing Zie Pag.12 “DeskTopBinder” voor informatie over het installeren van DeskTopBinder. Meer informatie over de functies van DeskTopBinder, zoals het overbrengen van bestanden naar een clientcomputer, kunt u vinden in de handleidingen over DeskTopBinder. Zie Pag.i “Handleidingen voor dit apparaat”.
4
Een overzicht met opgeslagen bestanden bekijken met Web Image Monitor De opgeslagen bestanden worden weergegeven in Web Image Monitor en kunnen hierin ook worden gecontroleerd Opmerking ❒ Wanneer u http:// (IP-adres van apparaat)/ typt op de adresregel van de webbrowser op een client computer, wordt de bovenste pagina van Web Image Monitor weergegeven. ❒ U kunt de opgeslagen bestanden ook downloaden. Verwijzing Meer informatie over het weergeven of downloaden van opgeslagen bestanden met Web Image Monitor kunt u vinden in de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
56
Meer informatie over het opgeven van instellingen met Web Image Monitor kunt u vinden in de Netwerkhandleiding. Klik voor meer informatie over het beheren van opgeslagen bestanden met Web Image Monitor op [Help] in de rechterbovenhoek van het geopende scherm.
Opgeslagen bestanden beheren
Opgeslagen bestanden beheren Bestanden verwijderen U kunt bestanden die u niet langer nodig heeft, verwijderen. Beperking ❒ Bestanden die wachten op bezorging kunnen niet worden verwijderd. Verwijzing Als u Web Image Monitor gebruikt vanaf een clientcomputer, kunt u de opgeslagen bestanden ook verwijderen. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
❒ Wanneer u een bestand met wachtwoordbeveiliging selecteert, wordt het scherm voor Wachtwoordinvoer weergegeven. Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK]. Als er meerdere bestanden zijn geselecteerd, wordt het scherm voor het invoeren van een wachtwoord geopend voor elk bestand met wachtwoordbeveiliging.
4
D Druk op [Bestand verwijd.].
A Open de lijst met opgeslagen bestanden.
Verwijzing Pag.51 “De lijst met opgeslagen bestanden weergeven”
B Druk op [Bestand beheren/verwijd.]. Het scherm [Bestand beheren/verwijd.] verschijnt.
C Selecteer het bestand dat u wilt ver-
Er wordt een bericht weergegeven waarin wordt bevestigd dat het bestand is verwijderd.
E Druk op [Verwijderen]. F Druk op [Afsluiten].
wijderen.
Bestandsinformatie wijzigen De informatie over opgeslagen bestanden (gebruikersnaam, bestandsnaam en wachtwoord) kan worden gewijzigd.
Opmerking ❒ Zie Pag.123 “Opslag” voor informatie over het maximum aantal bestanden dat tegelijkertijd kan worden geselecteerd.
Beperking ❒ Informatie over bestanden die wachten op bezorging kan niet worden gewijzigd.
57
Opslaan van bestanden
Verwijzing Als u Web Image Monitor gebruikt vanaf een clientcomputer, kunt u de informatie over de opgeslagen bestanden wijzigen. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
B Selecteer de nieuwe gebruikersnaam.
A Open de lijst met opgeslagen bestanden.
Verwijzing Pag.51 “De lijst met opgeslagen bestanden weergeven”
B Druk op [Bestand beheren/verwijd.]. C Selecteer het bestand waarvoor u de
4
bestandsinformatie wilt wijzigen.
Opmerking ❒ De hier getoonde gebruikersnamen zijn geregistreerd op het tabblad [Beheerdertoepas.] in [Systeeminstellingen]. Als u een gebruikersnaam wilt wijzigen die hier niet wordt vermeld, drukt u op [Niet geprogrammeerde naam] en voert u vervolgens de gebruikersnaam in. C Druk op [OK].
Opmerking ❒ Wanneer u een bestand met wachtwoordbeveiliging selecteert, wordt het scherm voor het invoeren van een wachtwoord weergegeven. Voer het juiste wachtwoord in en druk vervolgens op [OK].
D Bestandsinformatie wijzigen. Gebruikersnaam wijzigen A Druk op [Gebr.naam wijzigen].
58
Bestandsnaam wijzigen A Druk op [Best.naam wijzigen].
Opgeslagen bestanden beheren
B Voer een nieuwe bestandsnaam in.
Opmerking ❒ Om het wachtwoord te wijzigen, drukt u op [Wijzigen], en voert u een nieuwe in. D Voer hetzelfde nummer in dat u ter bevestiging in stap B heeft ingevoerd. E Druk op de {#}-toets. F Druk op [OK].
Verwijzing Raadpleeg voor informatie over het invoeren van tekens de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. C Druk op [OK].
Belangrijk ❒ Vergeet het wachtwoord niet. Raadpleeg de beheerder van het apparaat indien u het vergeten bent.
4
E Pas de bestandsinformatie aan en druk op [Afsluiten].
Het wachtwoord wijzigen A Druk op [Wachtwoord wijz.].
B Voer met de cijfertoetsen een wachtwoord bestaande uit vier tot acht cijfers in.
C Druk op de {#}-toets.
59
Opslaan van bestanden
4
60
5. Scanbestanden bezorgen Scanbestanden kunnen naar een opgegeven locatie worden verstuurd met de netwerkbezorgingsscanner. In dit hoofdstuk wordt uitleg gegeven over de voorbereiding voor het bezorgen van bestanden, diverse displays, de bezorgingsprocedures en het controleren van het bezorgingsresultaat bij gebruik van deze functie. Belangrijk ❒ Een bezorgingsserver waarop ScanRouter-software is geïnstalleerd is vereist om de netwerkbezorgingsscanner-functie te kunnen gebruiken. Informatie over de bezorgingsbestemmingen en afzenders moet eerst op de bezorgingsserver worden geregistreerd. Daarnaast moeten alle aangesloten apparaten worden geconfigureerd in [I/O-apparaat instellen] van de ScanRouter-bezorgingssoftware. Meer informatie vindt u in Help-functie van de ScanRouter-bezorgingssoftware.
61
Scanbestanden bezorgen
Voorbereiding van bezorging Om het apparaat als netwerkbezorgingsscanner te gebruiken, moet de onderstaande voorbereidingsprocedure worden uitgevoerd.
1
2
5
3
4
Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-kabel of een draadloos LAN. Als u een IEEE 1394-kabel wilt gebruiken, hebt u een IEEE 1394interfacekaart nodig. Als u een draadloos LAN wilt gebruiken, hebt u de IEEE 802.11b-interface-unit nodig. Zie de Netwerkhandleiding.
Als u scanbestanden wilt bezorgen, moeten de volgende [Systeeminstellingen] correct worden opgegeven. (Evenals sommige andere instellingen.) • IP-adres • subnetmasker Bovendien moet [Aan] zijn geselecteerd voor [Bezorgingoptie] onder [Bestandsoverdracht]. Meer informatie over het (opgeven) van instellingen kunt u vinden in de Netwerkhandleiding.
Definieer instellingen voor de netwerkbezorgingsscanner, zoals Instellingen Bestem.lijst. Zie Pag.99 “Begininstellingen van de scanner”.
Installeer de ScanRouter-software die is vereist om de functies van de netwerkbezorgingsscanner te kunnen gebruiken op de bezorgingsserver. Zie Pag.12 “DeskTopBinder”. Definieer vervolgens de noodzakelijke instellingen voor serveronderhoud en de bezorgservice. Meer informatie vindt u in de handleidingen van de ScanRouterbezorgingssoftware.
Stel in de ScanRouter-software de bestemming, de aangesloten apparaten en informatie over de afzender in.
6
62
Installeer op de clientcomputers de vereiste software voor het bekijken of ophalen van bestanden na het tot stand brengen van een verbinding met de bezorgingsserver, zoals DeskTopBinder. Zie Pag.12 “DeskTopBinder”.
Voorbereiding van bezorging
Scherm voor netwerkbezorgingsscanner Het scherm van de netwerkbezorgingsscanner wordt hieronder weergegeven. De weergegeven functieonderdelen fungeren als selectietoetsen. U kunt een onderdeel selecteren of opgeven door er zacht op te drukken. Wanneer u een onderdeel op het displaypaneel selecteert of opgeeft, wordt het als volgt gemarkeerd: . Toetsen die niet kunnen worden geselecteerd, zien er zo uit: . NL
NL
1. Pictogram netwerkbezorgingsscan-
5. [Naam afzender bijv.] [Ontvangstbevesti-
ner ( ) Dit pictogram geeft aan dat het scherm van de netwerkbezorgingsscanner is geopend.
ging] [Onderwerp bijvoegen] Hier geeft u de afzender, het onderwerp en het bericht op van het document dat u wilt afleveren. Geef daarnaast op of u wel of niet wilt controleren of het bestand op de bestemming is geopend.
2. Bestemmingsveld De geselecteerde bestemming wordt hier getoond. Als er verschillende bestemmingen zijn geselecteerd, worden de bestemmingen in de geselecteerde volgorde weergegeven door op [UVorige] of [TVolg.] te drukken. Opmerking ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
3. [Registratienr.] Druk hierop om een bestemming te specificeren met behulp van een registratienummer van vijf cijfers.
4. [Handm. invoer] Als u e-mails verstuurt via de bezorgingsserver, kunt u de bestemming opgeven met het soft-toetsenbord door op [Handm. invoer] te drukken. Meer informatie over het versturen van e-mailberichten via de bezorgingsserver vindt u in de handleidingen bij de ScanRouter-software.
6. [
5
] Bestem.lijst veranderen/Zoe-
ken Druk op deze knop om te schakelen tussen de bestemmingslijst van de bezorgingsserver en de bestemmingslijst van dit apparaat, of om een zoekbewerking uit te voeren, bijvoorbeeld aan de hand van de gebruikersnaam.
7. Bestemmingenoverzicht Geeft de bestemmingen weer die zijn geregistreerd op de bezorgingsserver of op dit apparaat. Opmerking ❒ Wanneer het volledige overzicht niet op één scherm past, kunt u met [U] of [T] door de lijst bladeren. ❒ Groepsbestemmingen worden aangegeven met het symbool .
63
Scanbestanden bezorgen
Scanbestanden bezorgen Bezorgprocedure Een scanbestand wordt bezorgd nadat de scaninstellingen en bestemming ervan zijn opgegeven. Zonodig kunt u een afzender en een onderwerp selecteren.
A Druk op de {Scanner}-toets.
Verwijzing Pag.78 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
E Maak de scaninstellingen. Verwijzing U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: • Elke instelling apart configureren. Zie Pag.75 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens.
5 ZZZ606S
Opmerking ❒ De illustratie is een voorbeeld. In werkelijkheid kan het er anders uitzien.
B Zorg ervoor dat alle oude instellingen verwijderd worden.
• Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.84 “Programma’s” voor meer gegevens.
F Als het e-mailscherm wordt weer-
gegeven, schakelt u naar het scherm voor de netwerkbezorgingsscanner. A Druk op [
].
B Druk op [Bestem.lijst veranderen].
Opmerking ❒ Als de voorgaande instelling van toepassing blijft, drukt u op de {Instellingen verwijderen}-toets.
C Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in de Kopieerhandleiding.
D Geef de instellingen op voor de af-
drukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen.
64
C Druk op [Bezorgingsserver].
D Druk op [Afsluiten]. Het scherm Netwerkbezorgingsscanner wordt geopend.
Scanbestanden bezorgen
G Specificeer de bestemming. U kunt de bestemming als volgt opgeven: • De bestemming selecteren uit de bestemmingslijst. • Het registratienummer opgeven. • De afzender zoeken. • Het e-mailadres direct invoeren.
❒ De bestemmingstitels zijn geprogrammeerd in de bezorgingsserver. ❒ Om een bestemming te deselecteren, druk nogmaals op de bestemming, of druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld te krijgen en druk vervolgens op de {Wis/Stop}-toets.
Opmerking ❒ De bestemmingslijst wordt automatisch bijgewerkt.
B Voor het selecteren van meerdere bestemmingen, herhaalt u stap A.
❒ Sommige bestemmingen worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven.
Het registratienummer gebruiken voor het selecteren van een bestemming
Een bestemming selecteren uit het overzicht A Selecteer de bestemming.
A Druk op [Registratienr.].
5
B Gebruik de cijfertoetsen om het 5-cijferige registratienummer in te voeren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend. Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cijfer op de toets {#}. Voorbeeld: u wilt 00009 invoeren Druk op de {9}-toets en vervolgens op de {#}-toets.
De geselecteerde bestemming wordt gemarkeerd en verschijnt in het bestemmingsveld boven aan het scherm. Opmerking ❒ Als de gewenste bestemming niet wordt weergegeven, voert u één van de volgende stappen uit: • Geef de bestemming weer door de eerste letter uit de titel te selecteren.
Opmerking ❒ Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te geven, en druk dan op de {Wis/Stop}-toets.
• Geef de bestemming weer door op [U] of [T] te drukken.
C Voor het selecteren van meerdere bestemmingen, herhaalt u stap B.
65
Scanbestanden bezorgen
Zoeken naar een bestemming
Handmatige invoer van een bestemming
A Druk op [
A Druk op [Handm. invoer].
].
B Druk op [Zoek adresboek].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. B Voer de bestemming in. Opmerking ❒ Voer het e-mailadres van de bestemming in als u via de bezorgingsserver verzendt.
5 C Druk op [Zoek op bestem.naam]. Opmerking ❒ Als u wilt zoeken op een notitie, drukt u op [Zoeken op notitie]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. D Voer een deel van de bestemmingsnaam in. Opmerking ❒ Voer het eerste teken of de eerste tekens van de bestemmingsnaam in. ❒ U moet onderscheid maken tussen hoofdletters en kleine letters. E Druk op [OK]. F Selecteer een bestemming.
❒ Zie Pag.123 “De functie netwerkbezorgingsscanner” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. ❒ U kunt alfanumerieke tekens en punten gebruiken. De symbolen ( )\ , ; : ” en spaties kunnen niet worden gebruikt. Zie Pag.123 “De functie netwerkbezorgingsscanner” voor meer gegevens. C Druk op [OK]. Opmerking ❒ Om de bestemming te deselecteren, druk op [UVorige] of [TVolg.] om de bestemming in het bestemmingsveld weer te g e v e n , e n d r u k d an o p d e {Wis/Stop}-toets. ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
66
G Druk op [Afsluiten].
D Herhaal de stappen A tot C om meer bestemmingen in te voeren.
Scanbestanden bezorgen
Het controleren van geselecteerde bestemmingen
B Selecteer de afzender.
A Gebruik het bestemmingsveld bovenaan het scherm om te controleren welke bestemmingen worden geselecteerd. Opmerking ❒ Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door het de lijst te bladeren. De bestemmingen worden weergegeven in de volgorde waarin ze zijn geselecteerd. ❒ U kunt de geselecteerde bestemmingen controleren door op de toets {Instellingen controleren} te drukken.
H Geef indien nodig de afzender (van het bestand) op.
De geselecteerde afzender en diens registratienummer worden weergegeven. C Druk op [OK].
Een registratienummer gebruiken voor het selecteren van een afzendernaam
5
A Druk op [Naam afzender bijv.].
U kunt de afzender als volgt opgeven: • De afzender selecteren uit de lijst. • Het registratienummer opgeven. • De afzender zoeken. Opmerking ❒ Wanneer een afzender is opgegeven, wordt deze informatie toegevoegd aan het scanbestand. Selecteer een afzender uit de afzenders die zijn geregistreerd op de bezorgingsserver. ❒ Afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, kan bij het inloggen [Naam afzender bijv.] worden geselecteerd als de gebruikersnaam.
Een afzender selecteren uit de lijst
B Gebruik de cijfertoetsen om het 5-cijferige registratienummer in te voeren dat aan elke bestemmingsmap is toegekend. Als het ingevoerde nummer korter is dan 5 cijfers, druk dan na het laatste cijfer op de toets {#}. Voorbeeld: u wilt 00006 invoeren Druk op de {6}-toets en vervolgens op de {#}-toets.
A Druk op [Naam afzender bijv.].
C Druk op [OK].
67
Scanbestanden bezorgen
Zoeken naar een afzender A Druk op [Naam afzender bijv.].
B Druk op [
].
5 C Druk op [Naam gebr.(bestemm)].
I Geef zonodig [Ontvangstbevestiging] op. Opmerking ❒ Als u de afzender niet heeft opgegeven, kunt u niet op deze toets drukken. ❒ De afzender die is opgegeven in [Naam afzender bijv.] ontvangt een e-mail met de bevestiging dat het bestand is geopend op de bestemming [Ontvangstbevestiging] werkt alleen goed als u in de ScanRouter-software vooraf instellingen opgeeft zoals het e-mailadres.
J Geef indien nodig een onderwerp op.
Opmerking ❒ U kunt een onderwerp opgeven door het uit de lijst te kiezen, rechtstreeks in te voeren of beiden. ❒ Zie Pag.123 “De functie netwerkbezorgingsscanner” voor informatie over het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd. ❒ Wanneer een onderwerp is opgegeven, wordt deze informatie toegevoegd aan het scanbestand. ❒ Onderwerpen die uit de lijst kunnen worden geselecteerd, moeten wel vooraf zijn geregistreerd in [Systeeminstellingen]. Zie de Netwerkhandleiding. De procedure voor het opgeven van de onderwerpnaam “[Urgent] Nieuwe productvormgeving” wordt hier aan de hand van een voorbeeld uitgelegd. A Druk op [Onderwerp bijvoegen].
Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. D Voer een deel van de afzendernaam in. Opmerking ❒ Voer het eerste teken of de eerste tekens van de afzendernaam in. ❒ U moet onderscheid maken tussen hoofdletters en kleine letters. E Druk op [OK]. F Selecteer een zender.
G Druk op [Afsluiten]. H Druk op [OK].
68
B Druk op het onderwerp [Urgent].
Scanbestanden bezorgen
C Druk op [Handm. invoer]. Het soft-toetsenbord wordt weergegeven. D Voer het onderwerp “Nieuw productvormgeving” in. E Druk tweemaal op [OK].
K Druk op de {Start}-toets. Opmerking ❒ Druk voor het onderbreken van het scanproces op de toets {Wis/Stop} of druk op [Stoppen] op het displaypaneel. ❒ Als u de originelen één voor één invoert, plaats dan nu het volgende origineel. Zie Pag.81 “Originelen in een paar keer scannen” voor meer gegevens.
C Maak de scaninstellingen. Opmerking ❒ U kunt op twee manieren scaninstellingen opgeven, zoals hieronder beschreven: • Elke instelling apart configureren. Zie Pag.75 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens. • Geregistreerde instellingen ophalen. Zie Pag.84 “Programma’s” voor meer gegevens.
D Selecteer de bestemming. E Geef indien nodig de afzender en een onderwerp op.
F Druk op [Bestand opslaan].
5
Gelijktijdige opslag en bezorging U kunt de netwerkbezorgingsscanner-functie en de opslagfunctie gelijktijdig gebruiken. Het scanbestand wordt bezorgd en tegelijkertijd opgeslagen. Opmerking ❒ In dit gedeelte wordt voornamelijk de procedure voor gelijktijdige bezorging en opslag uitgelegd. Zie Pag.64 “Scanbestanden bezorgen” voor meer gegevens.
G Zorg ervoor dat [Opslaan & verzenden] is geselecteerd.
A Plaats de originelen. Opmerking ❒ De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in de Kopieerhandleiding.
B Geef de instellingen op voor de afdrukstand van de originelen en de zijden die gescand moeten worden, plus eventuele andere gewenste instellingen. Verwijzing Pag.78 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
H Geef zonodig de instellingen voor bestandsinformatie op.
Verwijzing Zie Pag.49 “Bestandsinformatie opgeven” voor informatie over het opgeven van bestandsinformatie.
I Druk op [OK]. J Druk op de {Start}-toets.
69
Scanbestanden bezorgen
Het controleren van de bezorgstatus De verzendresultaten kunnen worden gecontroleerd. Opmerking ❒ Zie Pag.109 “Afdr. & verw. Scanlogboek” voor informatie over het maximum aantal verzendhandelingen dat kan worden gecontroleerd.
A Druk op [Status scanbestand] op het
scherm van de netwerkbezorgingsscanner.
❖ Onderwerpen die kunnen worden gecontroleerd • Datum/tijd De datum en tijd van waarop bezorging werd aangevraagd wordt weergegeven, of de datum waarop “Fout” of “Geannul.” is bevestigd.
5
• Bestemming De verzendfunctie (e-mail, scanto-folder of bezorgfunctie) wordt met een pictogram weergegeven. Wanneer meerdere bestemmingen werden geselecteerd, wordt de eerst geselecteerde bestemming weergegeven. • Afzender • Bestandsnaam De bestandsnaam wordt alleen weergegeven wanneer een bestand tegelijkertijd wordt opgeslagen en wanneer een opgeslagen bestand wordt verzonden. • Status Een van de volgende statussen wordt weergegeven: “Gereed”, “Verzenden”, “Wachten...”, “Fout” of “Geannul.”.
B Controleer de getoonde records.
Opmerking ❒ Sommige records worden, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, mogelijk niet weergegeven. ❒ Eén scherm toont de resultaten van vijf bezorgingen. Druk op [UVorige] of [TVolg.] om door het scherm te bladeren. ❒ Als een bestand de status “Wachten...” heeft, kan de bezorging worden geannuleerd door het bestand te selecteren en op [Annuleren] te drukken. ❒ Druk op [Afdrukken] om het complete logboek af te drukken.
C Druk op [Afsluiten]. Het scherm Netwerkbezorgingsscanner wordt geopend.
70
6. Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner In dit hoofdstuk wordt de procedure uitgelegd voor het scannen van originelen met de TWAIN-compatibele netwerkscanner in combinatie met DeskTopBinder. Daarnaast wordt uitgelegd welke voorbereidingen moeten worden getroffen om de TWAIN-compatibele netwerkscanner te kunnen gebruiken.
Voorbereidingen om het apparaat te gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner Om het apparaat als TWAIN-compatibele netwerkscanner te gebruiken, moet de onderstaande voorbereidingsprocedure worden uitgevoerd.
1
2
3
Sluit het apparaat aan op het netwerk via een Ethernet-kabel, een IEEE 1394-kabel of een draadloos LAN. Als u een IEEE 1394-kabel wilt gebruiken, hebt u een IEEE 1394interfacekaart nodig. Als u een draadloos LAN wilt gebruiken, hebt u de IEEE 802.11b-interface-unit nodig. Zie de Netwerkhandleiding.
Controleer de netwerkinstellingen in [Systeeminstellingen] en wijzig deze indien nodig. Zie de Netwerkhandleiding.
Installeer op de clientcomputers de software die noodzakelijk is voor het gebruik van de functies van de TWAIN-scanner, zoals een TWAIN Driver en DeskTopBinder. Zie Pag.11 “TWAIN Driver”.
71
Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner
Originelen scannen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u originelen kunt scannen met de TWAIN-scannerfunctie van het apparaat. Opmerking ❒ Wanneer u de TWAIN-scanner gebruikt, kunt u het origineel scannen zonder een gebruikerscode op te geven, zelfs als [Code wekelijkse timer] is geselecteerd in [Systeeminstellingen]. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
A Start DeskTopBinder en selecteer het scannerstuurprogramma.
A Wijs in het menu [Start] de optie [Programma’s] aan, wijs [DeskTopBinder V2] aan en klik vervolgens op [DeskTopBinder V2].
6
B In het menu [Extra], klikt u op [Scannerinstellingen]. Als de scanner al geselecteerd is, hoeven er geen scannerinstellingen te worden gedaan. Controleer de instellingen in [Bestandsindeling voor gescande afbeelding(en)] en ga dan verder met stap E. C Klik op [Scannerstuurprogramma selecteren...]. D Selecteer in de lijst de naam van het apparaat dat u wilt gebruiken en klik vervolgens op [Selecteren...]. E Klik op [OK].
B Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van originelen kunt u vinden in de Kopieerhandleiding.
72
C Maak de scaninstellingen. A In het menu [Bestand], ga naar [Document toevoegen], en klik vervolgens op [Scannen]. De TWAIN Driver begint. Na een korte periode verschijnt het dialoogvenster van het TWAIN Driver dat de scanner bestuurt. Dit dialoogvenster wordt Scannereigenschappen genoemd. Opmerking ❒ De naam van de gebruikte scanner ziet u in de titelbalk van het dialoogvenster. Wanneer meerdere apparaten zijn aangesloten, controleer dan of het aangegeven apparaat het apparaat is dat moet worden gebruikt. Als dit niet het geval is, klik dan op [Selecteer scanner] om de scanner opnieuw te selecteren. ❒ Als het te gebruiken apparaat niet in de lijst staat, controleer dan of het IP-adres is geconfigureerd en of het apparaat correct is aangesloten op het netwerk. Als het apparaat na bovenstaande handelingen nog steeds niet wordt weergegeven in de lijst, neem dan contact op met uw netwerkbeheerder. B Geef de instellingen op aan de hand van criteria zoals het soort origineel, de soort scan en de afdrukstand van het origineel. Opmerking ❒ Zie de Help van TWAIN Driver voor meer informatie over de instellingen.
Originelen scannen
D Klik
op [Scannen] in het dialoogvenster Scannereigenschappen. Als er nog meer originelen moeten worden gescand, plaatst u deze originelen en klikt u vervolgens op [Doorgaan]. Als er geen originelen meer zijn, klikt u op [Voltooien]. Opmerking ❒ Als u op [Scannen] drukt, wordt er, afhankelijk van de beveiligingsinstellingen, een dialoogvenster weergegeven waarin u wordt gevraagd uw gebruikersnaam en wachtwoord op te geven
E Sla
het scanbestand op in DeskTopBinder. A In het menu [Bestand], klikt u op [Afsluiten].
6
B Voer de bestandsnaam in en klik op [OK]. De afbeelding wordt opgeslagen in DeskTopBinder en DeskTopBinder Viewer wordt afgesloten.
-Bewerken en afdrukken van scanbestanden Met DeskTopBinder is het mogelijk scanbestanden te bewerken en af te drukken. Zie de Help van DeskTopBinder voor meer informatie over de wijze waarop kan worden bewerkt en afgedrukt.
73
Het apparaat gebruiken als een TWAIN-compatibele netwerkscanner
6
74
7. Scaninstellingen configureren/vastleggen Dit gedeelte beschrijft hoe u scaninstellingen kunt opgeven en hoe u de instellingen kunt configureren volgens de richting van het origineel. Bovendien beschrijft dit gedeelte de programmeerfunctie waarmee u instellingen kunt vastleggen die u regelmatig gebruikt.
Scaninstellingen opgeven A Druk op [Scaninstellingen].
B Selecteer opties zoals resolutie en
origineelformaat en wijzig vervolgens de instellingen.
❒ Afhankelijk van de scaninstellingen en/of inhoud van uw origineel kan dit type scan mogelijk niet goed werken. Kies voor zwart-wit scans of grijstint scans uit een van de volgende soorten: • Tekst (afdrukken) Standaardoriginelen met hoofdzakelijk tekst. Afdrukken via de printer kan het best worden gescand met Tekst (afdrukken). • Text (OCR) Standaardoriginelen met hoofdzakelijk tekst. Text (OCR) is geschikt voor betere OCR-nauwkeurigheid.
Stel als volgt de basis-scaninstellingen in zoals scantype, resolutie, belichting, scangrootte en bewerken:
❖ Scantype
Originelen worden gescand volgens het geselecteerde scantype. Kies uit de volgende mogelijkheden het scantype: • Autom. kleurselectie De kleur van het origineel wordt automatisch ontdekt en vervolgens wordt het origineel gescand. Opmerking ❒ U heeft de Converteerder van bestandsindelingen (optioneel) nodig om deze functie te gebruiken.
• Drop-out kleur Zitten er in het origineel kleuren die u niet wilt scannen, kies dan de kleuren die u wilt uitsluiten. U kunt rood, groen, blauw of andere chromatische kleuren kiezen. Geeft u een smal bereik op voor de gekozen kleuren, dan worden alleen de gekozen kleuren uitgesloten en de kleuren die erg dicht in de buurt liggen. Geeft u een breed bereik op voor de gekozen kleuren, dan worden de gekozen kleuren uitgesloten en alle kleuren die zijn gebaseerd op die kleuren.
75
Scaninstellingen configureren/vastleggen
• Tekst/Foto Origineel met een combinatie van tekst en foto’s. • Foto Voor originelen met foto’s en andere afbeeldingen (twee waarden). Maakt gescande afbeeldingen die geschikt zijn voor afdrukken. • Grijswaarden Voor originelen met foto’s en andere afbeeldingen (multiwaarde). Maakt gescande afbeeldingen die geschikt zijn voor weergave op een computerscherm. Scant u het origineel in kleur, dan moet het volgende worden ingesteld. • Tekst/Foto Standaardoriginelen met hoofdzakelijk tekst • Glanzende foto Voor originelen met foto’s of andere afbeeldingen • sRGB Wanneer u het origineel scant als een sRGB internationale standaard van kleurruimte) afbeelding, kies dan [Aan]. Deze functie is beschikbaar als “Kleur: Tekst/Foto” of “Kleur: Glanzende foto” is geselecteerd.
7
Opmerking ❒ U heeft de Converteerder van bestandsindelingen (optioneel) nodig om deze functie te gebruiken.
❖ Resolutie
Stel de resolutie in op 100 dpi, 200 dpi, 300 dpi, 400 dpi of 600 dpi.
76
❖ Belichting
Kies de belichting in zeven stappen ingesteld van iLichter (1) naar Donkerderj (7) of gebruik Automatische Belichting. Opmerking ❒ De instellingen voor de belichting zijn uitgeschakeld als ”sRGB” is gekozen.
❖ Scanformaat
Selecteer het formaat van het te scannen origineel. Als [Autodetectie] is geselecteerd, wordt de auto-detectiefunctie van dit apparaat gebruikt om het formaat van het origineel in te stellen. Wanneer het formaat is bepaald, wordt het scannen uitgevoerd voor dat formaat, ongeacht het werkelijke formaat van het origineel. U kunt één van de volgende formaten selecteren: A3S, A4R, A4S, A5R, A5S, 11 × 17S, 81/2×14S, 81/2 ×13S, 8 1 / 2 × 11R, 8 1 / 2 ×11S, 5 1 / 2 × 81/2R, 51/2 × 81/2S, B4 JISS (Japanse Industrial Standard), B5 JISR, B5 JISS, Aangepast formaat Opmerking ❒ Wanneer [Aangepast formaat] wordt geselecteerd, kunnen de afmetingen van het scanformaat (breedte en hoogte) worden opgegeven. ❒ Als u [Aangepast formaat] selecteert voor [Scanformaat], zie dan Pag.105 “Aangepast formaat selecteren”.
Scaninstellingen opgeven
❖ Bewerken
Instellingen voor bewerken maken. • Rand wissen De randen van het gescande origineel verwijderen volgens de opgegeven breedte. Kies [Dezelfde breedte] om een standaard breedte op te geven in millimeter voor de verwijdering van alle zijden (boven, onder, links en rechts). Kies [Verschil. breedte] om een verschillende breedte op te geven in millimeters voor de verwijdering van iedere zijde. Opmerking ❒ Stelt u [Scanformaat] tot [Autodetectie] in en geeft u [Gemengde formaten] op dan kan een van de zijden niet worden verwijderd.
C Druk op [OK].
7
77
Scaninstellingen configureren/vastleggen
Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden Voor het correct weergeven van de boven/onder-richting van het gescande origineel op een cliëntcomputer moeten de origineelrichting en de paginavolgorde worden ingesteld wanneer het origineel wordt geplaatst.
Voor E-mail, scan-to-folder en netwerkbezorgingsscanner
A Instellingen opgeven voor 1-zijdig origineel/2-zijdig origineel, Orig. richting, SADF/Batch, Gemengde formaten, en Delen, en Stempelen.
7
Opmerking ❒ De standaardinstellingen kunnen worden gewijzigd met behulp van [Originele instel.], [Prioriteit origineelrichting], [Activeer Batch], [Prioriteit van gemengde originele formaten] van [Scannereigensch.]. Zie Pag.103 “Scaninstellingen”.
Selectie 1-zijdig origineel/ 2-zijdig origineel A Wanneer u éénzijdige originelen wilt scannen, moet [1-zijdig orig.] zijn geselecteerd.
78
B Als u tweezijdige originelen scant, druk dan op [Dubbelz. orig.] om [2-zijd.origineel:boven/boven] of [2-zijd.origineel:boven/onder] te selecteren overeenkomstig de bindrichting van het origineel. Bovenzijde naar bovenzijde-origineel: Boven- naar onderzijdeorigineel:
C Als de laatste pagina van een batch van tweezijdige originelen blanco is, druk dan op [1-zijdig] om die zijde over te slaan en het scannen af te sluiten, of druk op [2-zijdig] om die zijde als een blanco pagina te scannen. Opmerking ❒ Is [1-zijdig] geselecteerd voor [Laatste pagina], dan is de bestandsgrootte groter dan van een bestand dat het resultaat is van het apart scannen van dezelfde pagina’s. De e-mail kan niet worden verstuurd als de grootte van de e-mail de opgegeven limiet overschrijdt. In dat geval wijzigt u de instellingen van [Max. E-mail form.] van [Scannereigensch.]. Zie Pag.108 “Verzendinstellingen”. ❒ Kiest u [Delen], dan is de instelling die u hier invoert, geldig voor de laatste pagina van het verdeelde origineel. D Druk op [OK].
Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden
B Geef
de instellingen op voor de richting van het origineel, Batch/SADF, verschillende origineelformaten, deel en stempel door op [Originele invoertype] te drukken.
❒ Kies [SADF] om [Wachtijd voor volgend orig.: SADF] in [Scannereigensch.] in te schakelen. Kies [Batch] om te wachten tot de volgende originelen zijn geplaatst. Zie Pag.104 “Activeer Batch”.
Selectie van diverse formaten A Wanneer originelen van verschillende formaten zijn geplaatst, selecteert u [Gemengde formaten].
Richtingselectie A Druk op de toets voor dezelfde richting als de daadwerkelijke richting van het origineel of . Verwijzing Zie Pag.116 “Originelen plaatsen” voor informatie over de richting van het origineel en de instelling van de richting.
Batch/SADF selectie A Wanneer een groot aantal originelen wordt gescand door het aantal te verdelen en ze individueel of in een groep te scannen, zorg er dan voor dat [Batch] of [SADF] is geselecteerd. Opmerking ❒ [SADF] of [Batch] verschijnt. Verschijnt de functie die u wilt niet, wijzig de functie dan in [Activeer Batch] of [Scannereigensch.]. Zie Pag.104 “Activeer Batch” voor meer gegevens.
Opmerking ❒ Originelen van verschillende formaten verschillend gescand afhankelijk van de instellingen en de richting van de originelen. Zie Pag.118 “Documenten met verschillende afmetingen scannen”.
7
Delen opgeven A Druk op [Delen] als u een bestand met een aantal pagina’s wilt delen en verzenden. B Druk op [Wijzigen] en voer vervolgens het aantal delen in met de cijfertoetsen. C Druk op de {#}-toets. D Druk zonodig op [Deling controleren]. Opmerking ❒ Kiest u [Deling controleren], dan verschijnt er een scherm voor het stoppen en hervatten van het scannen als de originelen niet in volgorde worden gescand door een papierstoring of het invoeren van een aantal vellen tegelijkertijd. E Druk op [OK].
79
Scaninstellingen configureren/vastleggen
Opmerking ❒ Is de laatste pagina van een gesplitst origineel leeg, dan kunt u die pagina overslaan bij het scannen. Kies [1-zijdig] in [Laatste pagina] in [2-zijdig origineel] om dit te doen. Klik op [2-zijdig] om de lege pagina te scannen. Zie Pag.78 “Selectie 1zijdig origineel/ 2-zijdig origineel” voor meer gegevens.
Stempelen opgeven A Druk om gescande originelen te stempelen op [Delen/Stempelen] en vervolgens op [Stempelen]. Opmerking ❒ Laatste pagina’s worden gestempeld zelfs als u ervoor heeft gekozen de laatste pagina niet te scannen. ❒ Stempelen gaat misschien gewoon door als het scannen werd onderbroken afhankelijk van de oorzaak van de onderbreking.
7
❒ Vervang het stempelpatroon wanneer de stempel vaag begint te worden. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor meer informatie.
C Druk op [OK]. Opmerking ❒ De huidige instellingen worden getoond.
80
Voor een TWAIN-compatibele netwerkscanner Zorg ervoor dat u de TWAIN Driver gebruiken als instelling opgeeft, als u de TWAIN-compatibele netwerkscanner gebruikt.
A Open
het dialoogvenster Scannereigenschappen. Verwijzing Pag.72 “Originelen scannen”
B Selecteer de positie van de [Document:] lijst in het [Document] gebied.
C Selecteer
[ / ] of [ van de [Afdrukstand:] lijst.
/
]
Verwijzing Pag.116 “Originelen plaatsen”
D Wanneer
de originelen in de autom. papierinvoer eenheid (ADF) worden geplaatst, selecteert u [Enkelzijdig] of [Duplex] in de lijst [Zijde:]. Opmerking ❒ Originelen van verschillende groottes worden verschillend gescand afhankelijk van de instellingen. Zie Pag.118 “Documenten met verschillende afmetingen scannen”.
Originelen in een paar keer scannen
Originelen in een paar keer scannen Originelen kunnen worden gesplitst en gescand naar een enkel bestand met de glasplaat of de autom. papierinvoereenheid (ADF). Wanneer originelen worden gesplitst en gescand, dan kan het apparaat op twee verschillende manieren wachten op extra originelen. • Een bepaalde tijd wachten voor het volgende origineel (tijdsbeperking ingesteld)
Opmerking ❒ Originelen worden in volgorde gescand. Plaats deze vanaf de eerste pagina.
B Geef
de instellingen op voor het scangebied en de originelenrichting.
• Oneindig wachten op het volgende origineel (geen tijdsbeperking ingesteld)
Wanneer er een tijdsbeperking is ingesteld voor extra originelen Geef vooraf de wachttijd op in seconden voor het plaatsen van de extra originelen.
Verwijzing Pag.78 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
• Scannen met de glasplaat Selecteer [Stel wachttijd in] voor [Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat] van [Scannereigensch.].
C Geef instellingen op voor het ver-
• Scannen met de autom. papierinvoereenheid (ADF) Selecteer [Stel wachttijd in] voor [Wachtijd voor volgend orig.: SADF] in [Scannereigensch.].
Verwijzing Pag.20 “Procedure voor het versturen van e-mailberichten”
Verwijzing Pag.103 “Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat” of “Wachtijd voor volgend orig.: SADF”
7
sturen van e-mail, scan-naar-map, opslaan of bezorgen.
Pag.36 “Procedure voor het versturen met scan-to-folder” Pag.48 “Opslagprocedure” Pag.64 “Bezorgprocedure”
A Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van de originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van de originelen kunt u vinden in de Kopieerhandleiding.
81
Scaninstellingen configureren/vastleggen
Het gebruik van de glasplaat A Druk op de {Start}-toets. Wanneer het scannen klaar is, dan wordt de tijd weergegeven die over is om de extra originelen te plaatsen.
Opmerking ❒ De gekozen bestemming verschijnt terwijl de originelen worden gescand. B Als er extra originelen zijn, plaatst u deze binnen de aangegeven tijd en drukt u dan op de toets {Start}.
7
Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand. Opmerking ❒ Verandert u de instellingen terwijl het apparaat wacht op extra originelen dan stopt de aftelling. Druk op de toets {Start} om de aftelling en het scannen te hervatten.
Het gebruik van de autom. papierinvoereenheid (ADF)
82
B Druk op de {Start}-toets. Wanneer het scannen klaar is, dan wordt de tijd weergegeven die over is om de extra originelen te plaatsen.
Opmerking ❒ De gekozen bestemming verschijnt terwijl de originelen worden gescand. C Wanneer er nog meer originelen te scannen zijn, plaats die dan binnen de opgegeven tijd. Het apparaat zal het scannen automatisch starten. Opmerking ❒ Verandert u de instellingen terwijl het apparaat wacht op extra originelen dan stopt de aftelling. Druk op de toets {Start} om de aftelling en het scannen te hervatten. ❒ U kunt ook de glasplaat gebruiken in plaats van de ADF. In dat geval moet op de {Start}-toets worden gedrukt om het scannen te starten.
D Als alle originelen zijn gescand en
A Selecteer [SADF] in [Originele invoertype].
het aftellen is beëindigd, begint het apparaat automatisch met opslaan of versturen.
Opmerking ❒ Als [SADF] niet verschijnt, kies [SADF] in [Activeer Batch] van [Scannereigensch.]. Zie. Pag.104 “Activeer Batch”.
Opmerking ❒ U kunt ook op de {#}-toets drukken om het opslaan of versturen te starten.
Originelen in een paar keer scannen
Wanneer er geen tijdsbeperking is ingesteld voor extra originelen
A Plaats de originelen. Verwijzing De procedure voor het plaatsen van de originelen is dezelfde als bij kopiëren. Meer informatie over het plaatsen van de originelen kunt u vinden in de Kopieerhandleiding.
D Geef instellingen op voor het versturen van e-mail of scan-naarmap, opslaan of bezorgen. Verwijzing Pag.20 “Procedure voor het versturen van e-mailberichten” Pag.36 “Procedure voor het versturen met scan-to-folder” Pag.48 “Opslagprocedure” Pag.64 “Bezorgprocedure”
E Druk op de {Start}-toets.
Opmerking ❒ Originelen worden in volgorde gescand. Plaats deze vanaf de eerste pagina.
B Geef
de instellingen op voor het scangebied en de originelenrichting. Verwijzing Pag.78 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
C Selecteer
[Batch] voor [Originele in-
voertype].
Opmerking ❒ De gekozen bestemming verschijnt terwijl de originelen worden gescand.
7
F Als
er extra originelen gescand moeten worden, plaatst u deze en drukt u op de {Start}-toets. Herhaal deze stap totdat alle originelen zijn gescand.
G Als
alle originelen zijn gescand, drukt u op de {#}-toets. Opslaan of zenden begint.
Opmerking ❒ Als [Batch] niet verschijnt, kies [Batch] in [Activeer Batch] van [Scannereigensch.]. Zie Pag.104 “Activeer Batch”.
83
Scaninstellingen configureren/vastleggen
Programma’s U kunt regelmatig gebruikte instellingen registreren in het geheugen van het apparaat en deze later weer oproepen.
C Druk op [m Registreren].
Opmerking ❒ U kunt maximaal 10 programma’s registreren voor de scannermodus. ❒ U kunt de instellingen die zijn geregistreerd in programma nr. 10 als beginmodus gebruiken door [Programmanr. 10] in [Startmodus wijzigen] van [Scannereigensch.] te selecteren. ❒ Programma’s worden niet gewist als het apparaat uit wordt gezet of als er op de {Wismodi}-toets wordt gedrukt. Ze worden alleen verwijderd als u ze verwijdert of ze overschrijft met een ander programma. ❒ De volgende instellingen kunnen als volgt als programma worden geregistreerd: de scaninstellingen, eenzijdig/tweezijdig origineel, Boven/boven afdr./Boven/onder afdr., Laatste pagina, Delen, Originele invoertype, Bestandstype, Batch/SADF en Stempelen.
7
Een programma registreren
A Geef de te registreren instellingen
op in het beginscherm van de scannermodus.
op het programmanummer dat u wilt registreren. Opmerking ❒ Programmanummers met hebben al instellingen.
m
E Voer de naam van het programma in met het soft-toetsenbord dat op het displaypaneel verschijnt.
Opmerking ❒ U kunt maximaal 40 tekens invoeren. ❒ Als er geen programmanaam hoef te worden ingevoerd, ga dan verder met stap F.
F Druk op [OK].
B Druk op de {Programma}-toets.
ABD001S
84
D Druk
Als de instellingen zijn geregistreerd, verschijnt m aan de linkerzijde van het geregistreerde programmanummer en de programmanaam aan de rechterzijde. Het display keert even later terug naar het beginscherm.
Programma’s
Een programma oproepen
A Zorg ervoor dat de toets {Scanner} is geselecteerd, en druk vervolgens op de toets {Programma}.
B Druk op [B Oproepen].
F Druk op [m Registreren]. G Druk op het nummer van het pro-
gramma waarvan u de instellingen heeft gewijzigd of het nummer van een ander programma waarin u de gewijzigde instellingen wilt vastleggen.
H Druk op [m Registreren]. Opmerking ❒ Er verschijnt een bevestigingsbericht als u een programma wilt overschrijven dat al is geregistreerd.
C Druk op het nummer van het programma dat u wilt oproepen.
De geregistreerde instellingen worden weergegeven. Opmerking ❒ Programma’s worden niet vastgelegd in nummers die verschijnen zonder m.
D Plaats de originelen en druk op de {Start}-toets.
Een geregistreerd programma wijzigen
I Voer een programmanaam in. J Druk op [OK]. Opmerking ❒ Registreert u een programma onder een nummer dat al is geregist r e e r d , d a n w o r d t h et o u d e programma overschreven.
7
Een programma wissen
A Zorg ervoor dat de toets {Scanner} is geselecteerd, en druk vervolgens op de toets {Programma}.
B Druk op [Verwijderen].
A Zorg ervoor dat de toets {Scanner} is geselecteerd, en druk vervolgens op de toets {Programma}.
B Druk op [B Oproepen]. C Druk op het nummer van het programma dat u wilt wijzigen.
D Wijzig de instellingen van het programma.
E Druk op de {Programma}-toets.
C Druk op het nummer van het programma dat u wilt wissen.
85
Scaninstellingen configureren/vastleggen
D Druk op [Ja]. Het programma is gewist en het display keert even later terug naar het beginscherm.
Programmanaam wijzigen
A Zorg ervoor dat de toets {Scanner} is geselecteerd, en druk vervolgens op de toets {Programma}.
B Druk op [Naam wijzigen].
C Druk op het nummer van het pro-
7
gramma waarvan u de naam wilt wijzigen.
D Voer een nieuwe programmanaam in.
Opmerking ❒ U kunt maximaal 40 tekens invoeren voor een programmanaam.
E Druk op [OK]. De nieuwe naam van het programma verschijnt heel kort waarna het display terugkeert naar het oorspronkelijke display.
86
8. Troubleshooting In dit gedeelte wordt u geadviseerd over wat u kunt doen als u problemen hebt met het scannen van een origineel of als de e-mailfunctie of de netwerkbezorgingsscanner niet werkt. Tevens bevindt zich hier een overzicht met de diverse meldingen die op het bedieningspaneel of de cliëntcomputer kunnen verschijnen, samen met de oorzaken en oplossingen.
Als uw apparaat niet werkt zoals u wilt Als het scannen niet naar verwachting wordt uitgevoerd Problemen
Oorzaken en oplossingen
De gescande afbeelding is vuil.
De glasplaat of deksel van de glasplaat is vuil. Maak deze onderdelen schoon. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
De afbeelding is verminkt of verplaatst.
• Het origineel werd bewogen tijdens het scannen. Beweeg het origineel niet tijdens het scannen. • Het origineel is niet vlak op de glasplaat gedrukt. Zorg ervoor dat het origineel vlak op de glasplaat is gedrukt.
Het gescande beeld ligt on- Het origineel is ondersteboven geplaatst. Plaats het origineel in de dersteboven. juiste richting. Zie de Kopieerhandleiding. Er komt geen afbeelding voort uit het scannen.
De voor- en achterzijde van het origineel zijn verwisseld. Wanneer het origineel direct op de glasplaat wordt gelegd, dient het met de te scannen zijde naar beneden te worden gelegd. Wanneer het origineel wordt ingevoerd via de automatische documentinvoer (ADF), dient het origineel met de te scannen zijde naar boven te worden geplaatst. Zie de Kopieerhandleiding.
De gescande afbeeldingen worden gedraaid.
Slaat u afbeeldingen in kleur of grijstint op in de bestandsindelingen TIFF of JPEG wanneer de originelen worden geladen met hun bovenkanten naar de achterkant van de ADF-lade, dan worden de afbeeldingen gedraaid en gescand. Laad originelen in de ADF zodat hun bovenkanten het eerst naar binnen gaan.
De gescande afbeelding bevat witte plekken.
• Scant u originelen met andere functies dan de functie TWAINnetwerkscanner, dan kunnen bij sommige papierformaten en resolutie-instellingen de gescande afbeeldingen groter worden dan de opgegeven grootte omdat er witte randen aan zijkanten worden toegevoegd. De witte randen kunnen kleiner worden gemaakt door te scannen met een hogere resolutie. • Is de Converteerder van bestandsindelingen (optioneel) geïnstalleerd dan kunnen de witte randen breder worden.
87
Troubleshooting
De bezorgfunctie werkt niet Problemen
Oorzaken en oplossingen
Het scherm van de bezorgingsscanner wordt niet getoond.
• Indien het scherm Netwerk TWAIN-scanner verschijnt wanneer het apparaat is overgeschakeld naar de scanner, drukt u op [Afsluiten] om naar het scherm Netwerkbezorgingsscanner over te schakelen. • Als het display niet overschakelt van TWAIN-compatibele netwerkscanner naar netwerkbezorgingsscanner, zijn de instellingen van de bezorgingsscanner niet juist. Zie Pag.99 “Begininstellingen van de scanner” en definieer vervolgens de juiste instellingen.
Als opgeslagen bestanden niet toegankelijk zijn Problemen
Oorzaken en oplossingen
Het opgeslagen bestand is vergrendeld en niet toegankelijk
Het bestand, dat is beschermd met een wachtwoord, is vergrendeld omdat het wachtwoord tien keer onjuist is ingevoerd. Stel de netwerkbeheerder op de hoogte.
Er kan niet op het netwerk worden gebladerd wanneer u een scanbestand verstuurd Problemen
8
Oorzaken en oplossingen
Er kan niet op het netwerk De volgende instellingen voor het apparaat zijn mogelijk onjuist: worden gebladerd wan• IP-adres neer u de bestemmings• subnetmasker map opgeeft. Controleer de instellingen. Zie de Netwerkhandleiding.
De TWAIN Driver kan niet worden gestart Problemen
Oorzaken en oplossingen
Het dialoogvenster ScanEr is geavanceerde encryptie opgegeven in de uitgebreide beveilinereigenschappen kan niet gingsinstellingen. Neem contact op met uw beheerder voor inforworden weergegeven. matie over de uitgebreide beveiligingsinstellingen.
88
Als uw apparaat niet werkt zoals u wilt
Opgeslagen bestanden kunnen niet worden bewerkt Problemen
Oorzaken en oplossingen
Opgeslagen bestanden Er zijn beperkingen opgelegd met de beschikbare uitgebreide bekunnen niet worden verveiligingsfunctie. Stel de gebruikersbeheerder op de hoogte. wijderd. Bestandsnamen en wachtwoorden kunnen niet worden gewijzigd. Bestanden kunnen niet opnieuw worden opgeleverd.
De functie netwerkbezorging kan niet worden gebruikt Problemen
Oorzaken en oplossingen
De functie netwerkbezorging kan niet worden gebruikt.
De software kan een oude versie zijn of er moet misschien een beveiligingsinstelling worden opgegeven. Stel de apparaatbeheerder op de hoogte.
8
89
Troubleshooting
Wanneer er een bericht wordt weergegeven Wanneer een foutmelding op het bedieningspaneel wordt weergegeven Opmerking ❒ Indien een foutmelding verschijnt die niet in dit gedeelte wordt uitgelegd, schakel dan de hoofdschakelaar uit en weer aan. Indien de foutmelding dan nog niet verdwijnt, dient u de inhoud van de melding en het foutnummer (indien weergegeven) te noteren en contact op te nemen met uw servicedienst. Zie voor meer informatie over de wijze waarop de hoofdschakelaar moet worden uitgeschakeld de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Bericht
Oorzaken en oplossingen
Authentificatie is mislukt.
De ingevoerde logingebruikersnaam of het ingevoerde loginwachtwoord is onjuist. Controleer de logingebruikersnaam en het loginwachtwoord. Het apparaat kan niet verifiëren. Stel een beheerder op de hoogte.
Authentificatie van de bestemming is • Controleer of de gebruikersnaam en het wachtwoord juist zijn. mislukt. Controleer instellingen. Om huid. status te contr., druk op [StaOpmerking tus gescande bestanden].
❒ Een wachtwoord van 64 of meer tekens wordt mogelijk niet herkend. • Controleer of de ID en het wachtwoord voor de bestemmingsmap juist zijn.
8
90
Kan levering van bepaald(e) bestand(en) niet annuleren. Om result. te bev., control. [Status gescande bestanden].
Alleen bestanden in de wacht kunnen worden geannuleerd. Bestanden waarvan de bezorging is gelukt (status succesvol) of bestanden met een andere bezorgstatus kunnen niet worden geannuleerd.
Kan origineel formaat niet detecteren Voer origineel formaat in.
• Plaats het origineel op de juiste wijze. • Geef het scanformaat op. • Wanneer u een origineel direct op de glasplaat legt, activeert de handeling van het openen en sluiten van de automatische documentinvoer (ADF) automatisch het proces van het herkennen van het origineelformaat. Klap het deksel van de automatische documentinvoer meer dan 30 graden omhoog. Zie de Kopieerhandleiding.
Kan het specifieke pad niet vinden. Controleer a.u.b de instellingen.
Controleer of de computernaam en de mapnaam voor de bestemming juist zijn.
Kan niet inloggen via ingevoerde gebr.naam of wachtwoord.
Voer de instellingen voor de gebruikersnaam en het wachtwoord voor bevestiging juist in.
Wanneer er een bericht wordt weergegeven Bericht
Oorzaken en oplossingen
Kan gescande gegevens niet afleveren. Het maximum aantal bestanden is overschreden. Het is niet mogelijk de bestanden op te slaan.
Zie Pag.123 “Opslag” voor informatie over het maximum aantal bestanden dat kan worden opgeslagen. Verklein het aantal opgeslagen bestanden voor verzending of verwijder onnodig opgeslagen bestanden.
Het afgevangen bestand heeft max. aantal pagina's per bestand overschreden. Kan de gescande gegevens niet verzenden.
Zie Pag.123 “Opslag” voor informatie over het maximum aantal pagina’s per bestand dat kan worden opgeslagen. Verklein het aantal pagina’s in het bestand en verzend het bestand opnieuw.
Verbinding met de LDAP server is mis- Er is een netwerkfout opgetreden en de verbinding is niet tot stand gekomen. Prolukt. Controleer de serverstatus. beer opnieuw. Als het bericht nog steeds zichtbaar is, kan het zijn dat er teveel verkeer op het netwerk is. Controleer de informatie van Systeeminstellingen. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Verbinding met de bestemming is mis- • Controleer de netwerkinstellingen van de client computer. lukt. Controleer de status en de verbinding. Om huid. status te contr., • Controleer of the componenten zoals de LAN-kabel goed zijn aangesloten. druk op [Status gescande bestanden]. • Controleer of de serverinstellingen juist zijn en de server goed werkt.
Ingevoerde beveiligingscode voor bestemming is onjuist. Voer a.u.b. opnieuw in.
Verifieer of de beveiligingscode juist is en voer deze dan opnieuw in. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Maximale gegevens capaciteit overschreden Controleer de scan resolutie, druk dan op toets Start.
Geef het scanformaat en de resolutie opnieuw op. Let erop dat het wellicht niet mogelijk is om erg grote originelen met een hoge resolutie te scannen. Zie Pag.111 “Het verband tussen de resolutie en de bestandsomvang”.
8
Max. gegevenscapaciteit overschreden. Geef het scanformaat en de resolutie opControleer de scanresolutie en reset nieuw op. Let erop dat het wellicht niet mogelijk is om erg grote originelen met een originelen. hoge resolutie te scannen. Zie Pag.111 “Het verband tussen de resolutie en de ❒ “nnn” in het bericht staat voor aantal dat gewijzigd bestandsomvang”. kan worden.
Opmerking
Max. formaat van e-mail overschreden. • Vergroot het formaat van [Max. E-mail form.]. Verzenden e-mail is geannuleerd. Controleer [Max. E-mail form.] in scan- • Zet [E-mail delen & verzenden] op [Ja (per pagina)] of [Ja (per max. formaat)]. Zie nereigenschappen. Pag.108 “Verzendinstellingen”.
91
Troubleshooting Bericht
Oorzaken en oplossingen
Max. bestandscapaciteit overschreden. Zie Pag.123 “Opslag” voor informatie over het maximum aantal bestanden dat Verwijder de onnodig opgeslagen bekan worden opgeslagen. Verklein het aanstanden. tal opgeslagen bestanden voor verzending of verwijder onnodig opgeslagen bestanden.
Het max. aantal zoekresult. om weer te Zoek opnieuw na wijziging van de zoekvoorwaarden. geven is overschreden. Max.:nnn Opmerking ❒ “nnn” in het bericht staat voor aantal dat gewijzigd kan worden.
Max. aantal alfanumerieke karakters is overschreden.
Controleer het maximale aantal tekens dat kan worden ingevoerd en voer ze dan opnieuw in. Zie Pag.121 “Specificaties voor functies Verzending/Opslag/Aflevering”.
Max.aant.alfanumerieke karakters voor Het maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd voor het pad is 128. Controhet pad overschreden. leer het aantal tekens dat u heeft ingevoerd en voer het pad dan opnieuw in. Zie Pag.122 “Scan-to-folder”.
Overschrijdt het max. aantal bestan- Het aantal bestanden overschrijdt het den dat tegelijkertijd kan worden ver- maximale aantal. Verminder het aantal bestanden en verstuur ze opnieuw. stuurd. Verminder het aantal geselecteerde bestanden.
8
Max. aantal bestanden dat tegelijk ge- Controleer de bestanden die zijn opgeslabruikt kan worden op de Document Ser- gen door de andere functies en verwijder vervolgens de onnodige bestanden. Zie de ver is overschreden.
Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
Max. aantal pagina's per bestand over- Het maximum aantal pagina’s per bestand schreden. Wilt u de gescande pagina's is 1000. Geef op of u de gegevens al dan niet wilt gebruiken. Scan de niet gescande opslaan als 1 bestand? pagina’s en sla deze op als een nieuw bestand. Zie Pag.47 “Opslaan van bestanden”.
Max. aantal stand-by bestanden over- Er staan 100 bestanden in de wachtrij voor schreden. Probeer het opnieuw nadat de e-mail, scan-to-folder of bezorgfunctie. Wacht tot er bestanden verzonden zijn. gegevensverzending is voltooid. Max.papiercapaciteit per bestand overschreden. Druk op [Verzend] om de gescande gegevens te versturen, of druk [Annuleren] om te verwijderen.
92
Omdat het aantal pagina’s het maximale te verzenden aantal heeft bereikt, worden de gegevens tot zover verzonden. Scan de resterende gegevens na verzending.
Wanneer er een bericht wordt weergegeven Bericht
Oorzaken en oplossingen
Tijdlimiet voor zoeken naar LDAP ser- Er is een netwerkfout opgetreden en de verbinding is niet tot stand gekomen. Prover is overschreden. Controleer de beer opnieuw. Als het bericht nog steeds serverstatus.
zichtbaar is, kan het zijn dat er teveel verkeer op het netwerk is. Controleer de informatie van Systeeminstellingen. Zie de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen.
LDAP server authentificatie is mislukt. Controleer de instellingen.
Voer de instellingen voor de gebruikersnaam en het wachtwoord voor de LDAPserverautorisatie juist in.
Papier plaatsen in een van de volgen- Laad papier van de formaten zoals opgegeven in het bericht. de formaten : A3S B4S A4S A4R Geheugen is vol. Kan niet scannen. De gescande gegevens zullen worden verwijderd.
Door onvoldoende ruimte op de harde schijf kon de eerste pagina niet worden gescand. Probeer één van de volgende maatregelen: • Wacht enige tijd en doe een nieuwe poging tot scannen. • Verklein het scangebied of kies een lagere resolutie. Zie Pag.99 “Scaninstellingen”. • Verwijder onnodige opgeslagen bestanden. Zie Pag.57 “Bestanden verwijderen”.
Geheugen is vol. Wilt u het gescande bestand opslaan?
Aangezien er op de harde schijf van het apparaat onvoldoende ruimte vrij is voor het opslaan in de Documentserver, zijn slechts enkele pagina’s gescand. Geef op of u de gegevens al dan niet wilt gebruiken.
Het geheugen is vol. Druk op [Verzenden] om de gescande gegevens te verzenden. Druk op [Annuleren] om de gegevens te verwijderen.
Aangezien er op de harde schijf van het apparaat onvoldoende ruimte vrij is voor het bezorgen of verzenden per e-mail tijdens het opslaan in de Documentserver, zijn slechts enkele pagina’s gescand. Geef op of u de gegevens al dan niet wilt gebruiken.
Origineel wordt gescand door een andere functie.
Het apparaat wordt op dit moment gebruikt voor een andere functie, zoals kopiëren. Probeer opnieuw te scannen nadat de andere functie is voltooid.
Uitvoer buffer is vol. Verzending is geannuleerd. Probeer het later nog eens.
Er zijn te veel bestanden die wachten op verzending. Probeer opnieuw nadat ze zijn geleverd.
8
Geselecteerd bestand is momenteel in U kunt de naam niet veranderen van een gebruik. Kan bestandsnaam niet wijzi- bestand met de status “Wachten...” of van een bestand dat wordt bewerkt met Deskgen.
TopBinder. Verander de naam van het bestand als de aflevering is geannuleerd of de bewerking is voltooid.
93
Troubleshooting Bericht
Oorzaken en oplossingen
Geselecteerd bestand is momenteel in gebruik. Kan wachtwoord niet wijzigen
U kunt het wachtwoord niet verwijderen van een bestand met de status “Wachten...” of van een bestand dat wordt bewerkt met DeskTopBinder. Verwijder het wachtwoord als de aflevering is geannuleerd of de bewerking is voltooid.
Geselecteerd bestand is momenteel in U kunt de gebruikersnaam niet wijzigen gebruik. Kan gebruikersnaam niet wij- voor een bestand met de status “Wachten...” of voor een bestand dat wordt bezigen.
werkt met DeskTopBinder. Wijzig de gebruikersnaam als de aflevering is geannuleerd of de bewerking is voltooid.
Geselecteerd bestand is momenteel in gebruik Kan niet worden verwijderd.
U kunt een bestand niet verwijderen met de status “Wachten...” of een bestand dat wordt bewerkt met DeskTopBinder. Verwijder het bestand als de aflevering is geannuleerd of de bewerking is voltooid.
De geselecteerde bestanden bevatten bestanden waar de gebruiker geen toegangsprivileges voor heeft Alleen de bestanden met toegangsprivileges zullen worden verwijderd.
U heeft geprobeerd bestanden te verwijderen maar u heeft daarvoor geen bevoegdheid. De bestanden kunnen worden verwijderd door de bestandsbeheerder. Neem contact op met de bestandsbeheerder om een bestand te verwijderen dat u niet mag verwijderen.
Voor het verzenden van een e-mailbericht Naam van afzender is niet geselecteerd. Vermeld a.u.b. naam van afzen- moet de naam van een afzender zijn gespecificeerd. Verzend het e-mailbericht nadat der. de naam van de zender is gespecificeerd.
8
Het verzenden van de gegevens is mis- Er is een netwerkfout opgetreden en een lukt. De gegevens worden later opnieuw bestand werd niet op de juiste wijze gezonden. Wacht totdat er automatisch na het verzonden. vooraf ingestelde tijdsinterval een nieuwe verzendpoging wordt uitgevoerd. Indien het verzenden opnieuw mislukt, neem dan contact op met de netwerkbeheerder.
Het verzenden van de gegevens is mis- Tijdens het zenden van een bestand is er lukt. Om resultaat te bevestigen, con- een netwerkfout opgetreden en daardoor kon het bestand niet op juiste wijze worden troleer [Status scanbestand]. verzonden. Probeer opnieuw. Als het bericht nog steeds zichtbaar is, kan het zijn dat er teveel verkeer op het netwerk is. Stel de netwerkbeheerder op de hoogte. Indien meerdere bestanden werden verstuurd, gebruikt u het scherm "Status verzonden bestanden" om te controleren bij welk bestand het probleem is opgetreden. Zie Pag.32 “E-mailresultaten controleren”, Pag.45 “De resultaten van scan-tofolder controleren”, of Pag.70 “Het controleren van de bezorgstatus”.
94
Wanneer er een bericht wordt weergegeven Bericht
Oorzaken en oplossingen
De bestemmingslijst is bijgewerkt. De Een gespecificeerde bestemming of afzengespecificeerde bestemming(en) of af- dernaam werd tijdens het bijwerken van het bestemmingenoverzicht in de bezorzender(s) is/zijn gewist.
gingsserver gewist. Specificeer de bestemming of de afzendernaam opnieuw.
Het ingevoerde E-mailadres is niet juist. Voer opnieuw in.
Zorg ervoor dat het e-mailadres correct is, en voer het dan opnieuw in.
Het ingevoerde pad is onjuist. Voer het opnieuw in.
Bevestig de bestemmingscomputer en het pad en voer het dan opnieuw in.
De opgegeven groep bevat ongeldige be- De opgegeven groep bevat een paar bestemmingen. Wilt u alleen geldige be- stemmingen voor het verzenden per e-mail en een paar bestemmingen voor het verstemmingen selecteren?
zenden per scan-naar-map. Om bestemmingen voor het verzenden per e-mail te selecteren, drukt u op [Selecteer] voor het bericht die op het e-mailscherm wordt getoond. Om bestemmingen voor het verzenden per scan-naar-map te selecteren, drukt u op [Selecteer] voor het bericht die op het scan-naar-mapscherm wordt getoond.
Doorzenden is mislukt. Onvoldoende geheugen in de harde schijf bestemming. Om huid. status te contr., druk op [Status gescande bestanden].
Verzending mislukt. Er was aan de bestemmingskant niet genoeg vrije ruimte op de harde schijf van de SMTP-server, de FTP-server of de client computer. Wijs genoeg ruimte toe.
Bestemmingslijst wordt bijgewerkt... Een ogenblik geduld a.u.b. Geselecteerde bestemmingen en/of namen zijn verwijderd.
Als een bestemming of afzendernaam reeds was geselecteerd, selecteer deze dan opnieuw nadat deze melding verdwijnt.
Bijwerken bestemmingslijst mislukt. Opnieuw proberen ?
Controleer of de server is aangesloten.
U heeft niet de privileges om deze functie te gebruiken.
Het apparaat is nog niet ingesteld om deze functie te laten gebruiken. Stel een beheerder op de hoogte.
8
95
Troubleshooting
Wanneer een foutmelding op de cliëntcomputer wordt weergegeven In dit gedeelte worden de belangrijkste mogelijke oorzaken en oplossingen omschreven voor foutmeldingen die op de cliëntcomputer worden weergegeven wanneer het TWAIN Driver wordt gebruikt. Opmerking ❒ Indien een foutmelding verschijnt die niet in dit gedeelte wordt uitgelegd, schakel dan de hoofdschakelaar uit en weer aan. Indien de foutmelding dan nog niet verdwijnt, dient u de inhoud van de melding en het foutnummer (indien weergegeven) te noteren en contact op te nemen met uw servicedienst. Zie voor meer informatie over de wijze waarop de hoofdschakelaar moet worden uitgeschakeld de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen. Bericht
Oorzaken en oplossingen
[Kan geen scanmodi meer toevoegen.]
Het maximum aantal modi dat kan worden opgeslagen is 99. Verwijder onnodige modi.
[Kan geen verbinding maken met de scanner. Het toegangsmasker is ingesteld. Neem contact op met de netControleer de instellingen voor het toegangs- werk- of de scannerbeheerder. masker van het netwerk in Gebruikersinstellingen.] [Kan het papierformaat van het origineel niet de- • Plaats het origineel op de juiste wijze. tecteren. Specificeer het scanformaat.] • Geef het scanformaat op. • Wanneer u een origineel direct op de glasplaat legt, activeert de handeling van het openen en sluiten van de automatische documentinvoer (ADF) automatisch het proces van het herkennen van het origineelformaat. Klap het deksel van de automatische documentinvoer meer dan 30 graden omhoog.
8
[Kan de scanner niet vinden. Controleer of de scanner is ingeschakeld.]
96
• Controleer of de hoofdschakelaar van het apparaat uitgeschakeld is. • Controleer of het apparaat op de juiste wijze op het netwerk is aangesloten. • Schakel de persoonlijke firewall van de client computer uit. • Gebruik een toepassing zoals telnet om er voor te zorgen dat SNMPv1 of SNMPv2 zijn ingesteld als het protocol van het apparaat. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding.
Wanneer er een bericht wordt weergegeven Bericht
Oorzaken en oplossingen
[Kan de scanner "xxx" die is gebruikt voor de • Controleer of de hoofdschakelaar van de scanner is uitgevorige scan, niet vinden. "YYY" wordt hiervoor schakeld die is gebruikt voor de vorige scan. in plaats hiervan gebruikt.] • Controleer of de scanner die is gebruikt voor de vorige scan, op de juiste wijze op het netwerk is aangesloten. Opmerking • Schakel de persoonlijke firewall van de client computer ❒ “XXX” en “YYY” geven namen van uit. scanners aan. • Gebruik een toepassing zoals telnet om er voor te zorgen dat SNMPv1 of SNMPv2 zijn ingesteld als het protocol van het apparaat. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding. • Kies de scanner die is gebruikt voor de vorige scan. [Kan geen scangebieden meer opnemen.]
Het maximum aantal scangebieden dat kan worden opgeslagen bedraagt 99. Wis overbodige scangebieden.
[Verwijder onjuiste invoer in ADF.]
Verwijderde de vastzittende originelen en plaats deze opnieuw. Controleer of de originelen geschikt zijn en door het apparaat gescand kunnen worden.
[Er is een communicatiefout op het netwerk op- Controleer of uw cliëntcomputer het TCP/IP-protocol kan gegetreden.] bruiken. [Er is een fout opgetreden in de scanner.]
Controleer of de scaninstellingen die door de toepassing zijn opgegeven het instellingsbereik van het apparaat overschrijden.
[Er is een fout opgetreden in de scanner.]
• Controleer of de netwerkkabel correct op de cliëntcomputer is aangesloten. • Controleer of de Ethernetkaart van de cliëntcomputer correct wordt herkend door Windows. • Controleer of uw cliëntcomputer het TCP/IP-protocol kan gebruiken.
8
[Er is een fatale fout opgetreden in de scanner.] Er heeft een onherstelbare fout plaatsgevonden in het apparaat. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger. [Onvoldoende geheugen. Sluit alle andere pro- • Sluit onnodige toepassingen die op de cliëntcomputer acgramma's en scan opnieuw.] tief zijn af. • Deïnstalleer het TWAIN Driver, herstart de computer en installeer vervolgens het TWAIN Driver opnieuw.
97
Troubleshooting Bericht
Oorzaken en oplossingen
[Onvoldoende geheugen. Maak het scangebied • Stel het scanformaat opnieuw in. kleiner.] • Verlaag de resolutie. • Stel in zonder compressie. Zie de help van TWAIN Driver.
Opmerking ❒ Het schema “De relatie tussen de resolutie en het scangebied” in Help voor halftoon-scannen is wellicht niet altijd van toepassing. Het scannen kan niet worden uitgevoerd als er grote waarden zijn ingesteld voor helderheid wanneer halftoon of hoge resolutie wordt gebruikt. ❒ Wanneer er tijdens het afdrukken een papierstoring plaats vindt in het apparaat kan het scannen niet worden uitgevoerd. Ga in dit geval door met het scannen nadat het vastgelopen papier is verwijderd. [Ongeldige Winsock-versie. Gebruik versie 1.1 Installeer het besturingssysteem van de computer of kopieer of hoger.] Winsock van de cd-rom met het besturingssysteem. [Geen reactie van de scanner.]
• Controleer of het apparaat op de juiste wijze op het netwerk is aangesloten. • Er is veel verkeer op het netwerk. Wacht enkele seconden en probeer het dan opnieuw.
[Er is geen Gebruikerscode geregistreerd. Neem contact op met uw systeembeheerder.]
Toegang is beperkt door gebruikerscodes. Neem contact op met de systeembeheerder van het apparaat.
[Neem contact op met uw onderhoudstechnicus.]
Er heeft een onherstelbare fout plaatsgevonden in het apparaat. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger.
[Scanner is in gebruik voor een andere functie. Er wordt een andere functie van het apparaat gebruikt dan de Een ogenblik geduld.] scannerfunctie, zoals kopiëren. Wacht enkele seconden en probeer het dan opnieuw.
8
[De scanner is niet beschikbaar. Controleer de • Controleer of de hoofdschakelaar van het apparaat uitgeverbinding van de scanner.] schakeld is. • Controleer of het apparaat op de juiste wijze op het netwerk is aangesloten. • Schakel de persoonlijke firewall van de client computer uit. • Gebruik een toepassing zoals telnet om er voor te zorgen dat SNMPv1 of SNMPv2 zijn ingesteld als het protocol van het apparaat. Meer informatie vindt u in de Netwerkhandleiding. [De scanner is niet beschikbaar op het opgege- De functie TWAIN-scanner kan op dit apparaat niet worden ven apparaat.] gebruikt. Neem contact op met uw servicevertegenwoordiger. [Scanner is niet gereed. Controleer de scanner Controleer of de deksel van de automatische documentinvoer en de opties.] (ADF) is gesloten. [Deze naam wordt al gebruikt. Controleer de ge- U probeerde een naam te registreren die reeds in gebruik is. registreerde namen.] Gebruik een andere naam. [De ingevoerde log-in gebruikersnaam, het log- • Controleer de log-in gebruikersnaam, het log-in wachtin wachtwoord, of driver coderingssleutel is onwoord en de coderingssleutel van het stuurprogramma. geldig.] • Er is geen toestemming verleend om deze functie te gebruiken. Stel de apparaatbeheerder op de hoogte.
98
9. Begininstellingen van de scanner Dit gedeelte geeft informatie over alle benodigde instellingen en procedures voor het gebruik van het apparaat als netwerkscanner. Verwijzing Zie eerst de Bedieningshandleiding Standaardinstellingen om de basisinstellingen in te voeren en vervolgens de scannerinstellingen. Zie de Netwerkhandleiding voor informatie over de e-mailinstellingen.
Scannereigenschappen De instellingen om de netwerkscannerfuncties van het apparaat te gebruiken staan hieronder vermeld. Leg de vereiste instellingen vast. Opmerking ❒ Geef indien nodig de instellingen op voor de onderdelen gemarkeerd met ❍.
❖ Scaninstellingen Voor uitleg van de instellingen, zie Pag.103 “Scaninstellingen”. Instellingen
Standaard
E-mail
Scan-tofolder
Opslag
Bezorging
Scantype
Tekst (afdrukken)
❍
❍
❍
❍
Resolutie
200 dpi
❍
❍
❍
❍
Belichting
Automatische Belichting (Medium)
❍
❍
❍
❍
Scanformaat
Autodetectie
❍
❍
❍
❍
Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat
Stel wachttijd in (60)
❍
❍
❍
❍
Wachtijd voor volgend orig.: SADF
Stel wachttijd in (60)
❍
❍
❍
❍
Originele instel.
1-zijdig origineel
❍
❍
❍
❍
Activeer Batch
SADF
❍
❍
❍
❍
Uit
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
Standaard Scaninstellingen
Prioriteit van gemengde originele formaten Prioriteit origineelrichting Startmodus wijzigen
Standaard
TWAIN
99
Begininstellingen van de scanner Instellingen
Standaard
E-mail
Scan-tofolder
Opslag
Bezorging
Achtergrondbelichting van ADS (Kleur)
Medium
❍
❍
❍
❍
A.C.S.Gevoeligheidsniveau
Medium
❍
❍
❍
❍
TWAIN
*1
*1
U heeft de Converteerder van bestandsindelingen (optioneel) nodig om deze functie te gebruiken.
❖ Instellingen Bestem.lijst Voor uitleg van de instellingen, zie Pag.107 “Instellingen Bestem.lijst”. Instellingen
Standaard
E-mail
Scan-tofolder
Bestemmingslijst Display Prioriteit 1
Bezorgingsserver
❍
❍
Bestemmingslijst Display Prioriteit 2
E-mailadres
❍
❍
Titel 1
❍
❍
Titel selecteren Bestem.lijst van de bez.server bijwerken
Opslag
Bezorging
TWAIN
❍
❍ ❍
-
Opmerking ❒ Als [Uit] is geselecteerd voor [Bezorgingoptie] in [Bestandsoverdracht] in [Systeeminstellingen], worden [Bestemmingslijst Display Prioriteit 1] en [Bestem.lijst van de bez.server bijwerken] niet weergegeven. Zie de Netwerkhandleiding.
❖ Verzendinstellingen Voor uitleg van de instellingen, zie Pag.108 “Verzendinstellingen”.
9
Instellingen
Standaard
E-mail
Scan-tofolder
Opslag
Bezorging
TWAIN
TWAIN Standby Tijd
10 seconden
❍
❍
❍
❍
❍
Prioriteit bestandstype
Meerdere pagina's: TIFF
❍
❍
Aan
❍
❍
❍
❍
Compressie (grijswaarden/kleur)
Aan(Compressie niveau 3)
❍
❍
❍
❍
Afdr. & verw. Scanlogboek
Alles verw. na afdrukken
❍
❍
❍
Scanlogboek afdrukken
-
❍
❍
❍
Scanlogboek verwijderen
-
❍
❍
❍
Compressie (Zwart/Wit)
100
Scannereigenschappen Instellingen
Standaard
E-mail
2048 KB
❍
E-mail delen & verzenden
Ja (per max. formaat)
❍
Taal E-mailinformatie
Engels (UK)
❍
Uit
❍
Max. E-mail form.
Bestandsprioriteit opslaan
Scan-tofolder
Opslag
Bezorging
❍
❍
❍
TWAIN
❖ Beheerdertoepas. Voor uitleg van de instellingen, zie Pag.110 “Beheerdertoepas.”. Instellingen Menu beveiligen
Standaard
E-mail
Scan-tofolder
Opslag
Bezorging
TWAIN
Niveau 2
-
-
-
-
-
9
101
Begininstellingen van de scanner
Scannereigenschappen aanpassen In Scannereigenschappen kunt u instellingen opgeven voor basisbewerkingen wanneer u dit apparaat als een scanner gebruikt. Gewoonlijk kunt u het apparaat gebruiken met de standaardinstellingen. U kunt de instellingen echter aanpassen aan uw behoeftes. Dit gedeelte beschrijft de instellingen voor Scannereigenschappen. Zie Bedieningshandleiding Standaardinstellingen voor informatie over de instellingen voor het hele systeem.
A Druk op de toets {Gebruikersinstellingen/Teller}.
B Druk op [Scannereigensch.]. C Druk op [Verzendinstellingen]. D Druk op het in te stellen item.
Bijvoorbeeld: TWAIN Standby Tijdinstelling
9
E Wijzig de instelling.
• Raak een toets aan op het scherm om een item te selecteren. Het item wordt gemarkeerd. • Gebruik de cijfertoetsen om numerieke waarden in te voeren.
102
Opmerking ❒ Druk op [Annuleren] om het wijzigen van een instelling te annuleren. De vorige waarde van de instelling wordt hersteld.
F Druk op [OK]. G Herhaal de stappen C tot F om de
noodzakelijke instellingen op te geven en klik vervolgens op [Afsluiten].
H Druk op [Afsluiten]. Het hoofdmenu verschijnt weer.
Instellingen
Instellingen Scaninstellingen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u de standaardwaarden voor de scaninstellingen kunt opgeven. De scaninstellingen bestaan uit de volgende items. Zie Pag.99 “Scannereigenschappen” voor de tabel over instellingen en standaardwaarden.
❖ Standaard Scaninstellingen Er kunnen diverse basisinstellingen (scantype, resolutie, belichting en scanformaat) worden ingesteld. U kunt de scaninstellingen op dezelfde manier vastleggen waarop u deze opgeeft. Zie Pag.75 “Scaninstellingen opgeven” voor meer gegevens. • Scantype • Resolutie • Belichting • Scanformaat
❖ Wachttijd voor volg. orig.: Glasplaat Om originelen te verdelen en deze individueel te scannen met de glasplaat om een enkel bestand te maken, selecteert u [Uit], [Stel wachttijd in], of [Constante wachtrij] voor de wachtstand. Opmerking ❒ Indien u [SADF] of [Batch] tijdens het scannen opgeeft als [Origin. invoertype], is deze instelling niet geldig. Zie Pag.79 “Batch/SADF selectie” voor meer gegevens. ❒ Als [Uit] is geselecteerd, start het verzenden automatisch nadat een pagina van het origineel is gescand.
❒ Als [Stel wachttijd in] is geselecteerd, voer dan de wachttijd in seconden (3-999) in voor het plaatsen van extra originelen met de cijfertoetsen. Scannen zal beginnen wanneer de extra originelen worden geplaatst en de {Start}-knop binnen de gezette tijd wordt ingedrukt. U beëindigt het scannen en start het verzenden door binnen de aangegeven tijd op de {#}-toets te drukken. De verzending begint automatisch als de opgegeven tijd is verstreken. ❒ Als [Constante wachtrij] is geselecteerd, wacht het apparaat op de extra originelen tot de {#}-toets wordt ingedrukt. Het scannen start als extra originelen worden geplaatst en de {Start}-toets wordt ingedrukt. U kunt het scannen beëindigen en het verzenden starten door de {#}-toets in te drukken. ❒ Als originelen in de automatische documentinvoer (ADF) worden geplaatst, start het verzenden zonder dat er op extra originelen wordt gewacht nadat alle originelen in de automatische documentinvoer (ADF) zijn gescand ongeacht de opgegeven instellingen.
9
❒ Als het papier niet goed wordt doorgevoerd of als een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd terwijl het apparaat wacht op extra originelen, stopt het aftellen en gaat het apparaat pas weer verder nadat op de {#}-toets is gedrukt. • Instellingen zoals scaninstellingen wijzigen • Bovendeksel van de autom. papierinvoereenheid (ADF) openen • Druk op de [Onderbreken]-toets op de kopieermodus te activeren.
103
Begininstellingen van de scanner
❖ Wachtijd voor volgend orig.: SADF Om originelen te verdelen en deze individueel te scannen met de automatische documentinvoer (ADF) om een enkel bestand te maken, selecteert u [Stel wachttijd in] of [Constante wachtrij] voor de wachtstand. Opmerking ❒ Deze instelling is geldig als [SADF] is opgegeven voor [Origin. invoertype] bij het scannen. Zie Pag.79 “Batch/SADF selectie” voor meer gegevens. ❒ Als [Stel wachttijd in] is geselecteerd, voer dan de wachttijd in seconden (3-999) in voor het plaatsen van extra originelen met de cijfertoetsen. Het scannen start automatisch als extra originelen binnen de aangegeven tijd worden geplaatst. U beëindigt het scannen en start het verzenden door binnen de aangegeven tijd op de {#}-toets te drukken. De verzending begint automatisch als de opgegeven tijd is verstreken. ❒ Als [Constante wachtrij] is geselecteerd, wacht het apparaat op de extra originelen tot de {#}-toets wordt ingedrukt. Het scannen start als extra originelen worden geplaatst en de {Start}-toets wordt ingedrukt. U kunt het scannen beëindigen en het verzenden starten door de {#}-toets in te drukken.
9
❒ Zelfs als de originelen op de glasplaat worden geplaatst, werkt het apparaat overeenkomstig de opgegeven instellingen. U dient echter wel elke keer als er originelen worden geplaatst op de glasplaat, op de {Start}-toets te drukken om het scannen te starten.
104
❒ Als het papier niet goed wordt doorgevoerd of als een van de volgende handelingen wordt uitgevoerd terwijl het apparaat wacht op extra originelen, stopt het aftellen en gaat het apparaat pas weer verder nadat op de {#}toets is gedrukt. • Instellingen zoals scaninstellingen wijzigen • Bovendeksel van de autom. papierinvoereenheid (ADF) openen • Druk op de {Onderbreken}toets op de kopieermodus te activeren.
❖ Originele instel. Geef aan of originelen standaard enkelzijdig of dubbelzijdig zijn en als ze dubbelzijdig zijn, wat de relatie is tussen de twee zijden. Wanneer de originelen altijd hetzelfde zijn, is het handig om die instellingen als standaardwaarden te gebruiken. U kunt [1-zijdig origineel], [2-zijd.origineel:boven/boven] (Boven/boven afdr.) of [2zijd.origineel:boven/onder] (Boven/onder afdr.) selecteren. Verwijzing Pag.78 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
❖ Activeer Batch Kies [SADF] of [Batch] als de scanmodus die verschijnt als [Origin. invoertype] van [Scannereigensch.]. Verwijzing Pag.81 “Originelen in een paar keer scannen”
Instellingen
❖ Prioriteit van gemengde originele formaten Deze instelling bepaalt of het origineelformaat automatisch herkend dient te worden wanneer er originelen van verschillend formaat worden ingevoerd in de automatische documentinvoer (ADF). U kunt [Aan] of [Uit] selecteren. Opmerking ❒ Indien u het origineelformaat tijdens het scannen opgeeft, wordt deze instelling genegeerd. ❒ Wanneer [Uit] is geselecteerd en [Autodetectie] is geselecteerd als scanformaat, als originelen van verschillende formaten in de ADF worden geplaatst, wordt het maximum formaat gedetecteerd als het scanformaat.
❖ Prioriteit origineelrichting Selecteer de standaardwaarde voor de plaatsingsrichting van het origineel. Wanneer originelen altijd hetzelfde worden geplaatst, is het handig om die richting als standaardwaarde te gebruiken. Verwijzing Pag.78 “Instellingen opgeven in verband met de richting van het origineel en de gescande zijden”
❖ Startmodus wijzigen Kies [Standaard ] om de standaardinstellingen te gebruiken als de beginmodus hetgeen de modus van het apparaat is direct nadat de bedieningsschakelaar is aangezet of de modi zijn gewist of gerest. U selecteert [Programmanr. 10] als u gebruik maakt van de instellingen die zijn opgeslagen in Programmanr. 10 als beginmodus.
❖ Achtergrondbelichting (Kleur)
van
ADS
Met deze instelling kunt u de gescande afbeeldingen bewerken om niet gewenste eigenschappen van het papier te verwijderen (zoals lijnen op ruw papier).
❖ A.C.S.Gevoeligheidsniveau Stel het gevoeligheidsniveau in voor het ontdekken van kleur/zwart-wit om het origineel te scannen wanneer [Scantype] is ingesteld op [Autom. kleurselectie].
Aangepast formaat selecteren Als u [Aangepast formaat] als scanformaat selecteert, volg dan de onderstaande procedure.
A Druk op [Aangepast formaat] op het scherm ScanformaatInstellingen van het scanformaat.
9 B Voer het originele formaat in met de cijfertoetsen.
Selecteer en voer waarden in voor [X1] en [Y1], en druk dan de {#}-toets in.
105
Begininstellingen van de scanner
C Voer het beginpunt van de scan ten
opzichte van het standaard beginpunt in.
Afhankelijk van de wijze waarop het origineel is geplaatst, zal het scangebied er als volgt uitzien:
Selecteer en voer waarden in voor [X2] en [Y2], en druk dan de {#}-toets in.
D Voer
het scanformaat (gebied) in met de cijfertoetsen.
Selecteer en voer waarden in voor [X3] en [Y3], en druk dan de {#}-toets in.
toont de bovenkant van het origineel. toont de achterkant van het origineel.
9
toont de invoerrichting. Het aantal mogelijke origineelformaten en scanformaten zijn de volgende: • Origineelformaat X1: 140 -432 mm (5,5” -17,0”) Y1: 140 -297 mm (5,5” -11,7”) • Scangebied X3: 10 -432 mm (0,4” -17,0”) Y3: 10 -297 mm (0,4” -11,7”) Houd de instellingen van het scanformaat binnen dit bereik.
106
Instellingen
E Wanneer alle afmetingen zijn ingevoerd, drukt u op [OK].
Selecteer als het apparaat in de beginstand staat, welke bestemmingslijst getoond moet worden. U kunt [E-mailadres] of [Map] selecteren.
❖ Titel selecteren
F Controleer of het formaat dat is opgegeven in stap D (X3 en Y3) in het [Aangepast formaat]-veld wordt weergegeven en druk dan op [OK].
Kies de titels voor de bestemmingen en de groepbestemmingen van email en scan-to-folder. De gekozen titels verschijnen in de bestemmingslijst van e-mail en scan-to-folder zodat deze kunnen worden gebruikt voor het zoeken naar bestemmingen. Selecteer [Titel 1] (tien titels), [Titel 2] (tien titels) of [Titel 3] (vijf titels).
❖ Bestem.lijst van de bez.server bijwerken
G Druk tweemaal op [Afsluiten]. Het hoofdmenu verschijnt weer.
Druk op [Bestem.lijst van de bez.server bijwerken] voor het bijwerken van de bestemmingslijst van de bezorgingsserver. Gewoonlijk wordt de bestemmingslijst van de bezorgingsserver automatisch bijgewerkt. Met deze functie kan te allen tijde met de hand bijgewerkt worden.
Instellingen Bestem.lijst
9
Kies de standaarden voor de titels en de displayprioriteit voor de bestemmingslijst in het apparaat en de bezorgingsserver.
❖ Bestemmingslijst Display Prioriteit 1 Selecteer als het apparaat in de beginstand staat, welke bestemmingslijst getoond moet worden. U kunt [E-mail/Map] of [Bezorgingsserver] selecteren.
❖ Bestemmingslijst Display Prioriteit 2 Deze functie is beschikbaar als [Email/Map] is geselecteerd voor [Bestemmingslijst Display Prioriteit 1].
107
Begininstellingen van de scanner
Verzendinstellingen In dit gedeelte wordt uitgelegd hoe u standaardwaarden kunt opgeven voor instellingen zoals het compressieniveau voor het scanbestand en het schakelen naar en van de functie van de TWAIN-compatibele netwerkscanner. De verzendopties bestaan uit de volgende items. Zie Pag.99 “Scannereigenschappen” voor de tabel over instellingen en standaardwaarden.
❖ TWAIN Standby Tijd Wanneer het apparaat wordt gebruikt om een e-mail of een bestand te verzenden, of werkt als netwerkbezorgingsscanner of documentserver, schakelt het apparaat na een scanverzoek aan het apparaat als TWAIN-scanner over naar de functie van TWAIN-compatibel netwerkscanner. Deze instelling bepaalt de vertragingstijd tot het apparaat overschakelt naar de functie van TWAIN-compatibele netwerkscanner. • Wanneer [Uit] wordt geselecteerd, schakelt het apparaat direct over naar de functie van TWAIN-compatibele netwerkscanner.
9
• Wanneer u [Aan] selecteert, kunt u de vertragingstijd met de cijfertoetsen (3 -30 seconden) invoeren. De functie van TWAINcompatibele netwerkscanner wordt geactiveerd wanneer na de laatste toetsindruk de hier opgegeven tijd is verstreken.
❖ Prioriteit bestandstype Geef aan of de gescande originelen moeten worden verzonden als bestanden met enkele pagina’s of een aantal pagina’s.
108
Kies TIFF/JPEG of PDF voor bestanden met maar één pagina. Kies TIFF of PDF voor bestanden met een aantal pagina’s. Opmerking ❒ U kunt het bestandsformaat verscheidene pagina’s-TIFF niet kiezen voor een afbeelding die is opgeslagen in het bestandsformaat JPEG.
❖ Compressie (Zwart/Wit) Kies of zwart-wit scanbestanden al dan niet moeten worden gecomprimeerd. Opmerking ❒ De werkelijk benodigde tijd voor de bestandsoverdracht kan variëren afhankelijk van de omvang van het bestand en de belasting van het netwerk. ❒ Compressie verkort de tijd die nodig is voor het verzenden van het scanbestand.
❖ Compressie (grijswaarden/kleur) Geef op of scanbestanden met een aantal niveaus (grijsschaal/kleur) moeten worden gecomprimeerd. Kies [Aan] of [Uit]. Opmerking ❒ Kiest u [Aan], dan kunt u een compressieniveau tussen een en vijf opgeven. ❒ De beeldkwaliteit is beter bij lagere compressie, maar de benodigde tijd voor verzending neemt evenredig toe. ❒ De werkelijk benodigde tijd voor de bestandsoverdracht kan variëren afhankelijk van de omvang van het bestand en de belasting van het netwerk.
Instellingen
❖ Afdr. & verw. Scanlogboek Op dit apparaat kunt u de resultaten van maximaal 250 verzendingen/afleveringen controleren. Bereiken de opgeslagen resultaten van verzending/aflevering het aantal van 250 dan kunt u kiezen om het afleveringsjournaal af te drukken. • [Alles verw. na afdrukken]: Het verzendings-/afleveringsjournaal wordt automatisch afgedrukt. Het afgedrukte journaal wordt verwijderd. • [Niet afdr: Oudste verw.]: Verzendings-/afleveringsresultaten worden één voor één verwijderd terwijl er nieuwe resultaten worden opgeslagen. • [Niet afdr: Verz. uitschak.]: Er kan niet worden verzonden of afgeleverd wanneer het journaal vol is. Opmerking ❒ Na het afdrukken worden alle berichten gewist. Indien ze niet worden afgedrukt, worden de berichten boven de limiet automatisch in volgorde van ouderdom gewist. ❒ Tijdens het afdrukken van het journaal kunnen bestanden met de status wachten niet worden verzonden.
❖ Scanlogboek afdrukken Het scannerjournaal wordt afgedrukt en verwijderd.
❖ Scanlogboek verwijderen Het scannerjournaal wordt verwijderd zonder dat het wordt afgedrukt.
❖ Max. E-mail form. Kies of u de grootte van een e-mail wilt beperken waaraan een afbeelding is toegevoegd.
Als [Aan] is geselecteerd, voer dan met de cijfertoetsen de maximale grootte in (128-102400 KB). Opmerking ❒ Als de SMTP de maximale afmeting bepaalt, pas uw instelling hier dan op aan.
❖ E-mail delen & verzenden Deze functie werkt alleen wanneer [Aan] is geselecteerd voor [Max. E-mail form.]. Selecteer of een afbeelding die groter is dan de opgegeven grootte in [Max. E-mail form.] verdeeld moet worden en door middel van meerdere e-mails verzonden moet worden. Druk op [Nee], [Ja (per pagina)] of [Ja (per max. formaat)]. Als [Ja (per max. formaat)] wordt geselecteerd, voer dan met de cijfertoetsen het VMax. aantal delingen (2-500) in. Opmerking ❒ Als [Meerdere pagina's: TIFF] of [Meerdere pagina's: PDF] is ingedrukt voor [Prioriteit bestandstype], dan wordt de afbeelding niet opgedeeld, zelfs als [Ja (per pagina)] is ingedrukt.
9
❒ Als [Ja (per max. formaat)] is geselecteerd, kan het zijn dat sommige ontvangen bestanden niet kunnen worden opgeslagen, afhankelijk van de soort e-mailsoftware. ❒ Als [Nee] is geselecteerd, wordt de e-mail niet verstuurd als de omvang groter is dan de maximale waarde. In plaats daarvan wordt er een foutmelding weergegeven. Het scanbestand gaat verloren. ❒ Stel het maximale e-mailformaat binnen de capaciteit van de SMTP-server in.
109
Begininstellingen van de scanner
❖ Taal E-mailinformatie Kies de taal waarin de e-mailinformatie wordt verzonden zoals titel, naam van het document en van de afzender. Selecteer een van de volgende 20 talen: Engels (UK), Engels (US), Duits, Frans, Italiaans, Spaans, Nederlands, Portugees, Pools, Tjechisch, Zweeds, Fins, Hongaars, Noors, Deens, Japans, Chinees (vereen. karak.), Traditioneel Chinees, Russisch, en Koreaans. Opmerking ❒ De e-mailtekst ligt vast als sjabloon en kan niet worden gewijzigd.
❖ Bestandsprioriteit opslaan Kies [Opslaan & verzenden], [Alleen opslaan] of [Uit] als de standaard die wordt weergegeven wanneer modi worden gewist of gereset, of onmiddellijk nadat de bedieningsschakelaar aan is gezet. Opmerking ❒ Kiest u [Opslaan & verzenden], dan verschijnt "Opslaan & Verzenden" in [Scannereigensch.] en er worden bestanden tegelijkertijd opgeslagen en verstuurd.
9
❒ Kiest u [Alleen opslaan], dan verschijnt "Alleen opslaan" in [Scann e r e i g e n s c h .] e n e r w o r de n bestanden alleen maar opgeslagen. ❒ Kiest u [Uit], dan laat [Scannereigensch.] zien dat niets is gekozen. Wilt u bestanden opslaan, geef dan [Bestand opslaan] op voor het scannen.
110
Beheerdertoepas. ❖ Menu beveiligen U kunt voorkomen dat onbevoegde gebruikers de gebruikersinstellingen wijzigen. Opmerking ❒ Neem contact op met de beheerder voor meer informatie.
10. Appendix Het verband tussen de resolutie en de bestandsomvang De resolutie en het scangebied zijn omgekeerd evenredig aan elkaar. Hoe hoger de resolutie, des te kleiner het gebied dat kan worden gescand. Hoe groter het scangebied, des te lager de resolutie die kan worden ingesteld. Het verband tussen de scanresolutie en de bestandsomvang ziet u hieronder. Als de bestandsomvang te groot is, verschijnt het bericht “Max. gegevenscapaciteit overschreden. Controleer de scanresolutie.” op het bedieningspaneel van het apparaat. Geef het scanformaat en de resolutie opnieuw op. Beperking ❒ Afhankelijk van het beeldcompressieniveau wordt de maximum afbeeldingsomvang beperkt.
Bij gebruik als e-mail, scan-to-folder, opslag, netwerkbezorgingsscanner ❖ Als Tekst, Tekst/Foto of Foto is geselecteerd als Scantype
Alle combinaties tot maximaal A3/297 × 432 mm (11 × 17 inch) en 600 dpi zijn mogelijk.
❖ Als Grijswaarden is geselecteerd als de Scantype De originelen kunnen worden gescand met combinaties die in de tabel gemarkeerd zijn met ❍. 100 dpi
200 dpi
300 dpi
400 dpi
600 dpi
A3
❍
❍
❍
❍
❍
B4
❍
❍
❍
❍
❍
A4
❍
❍
❍
❍
❍
B5
❍
❍
❍
❍
❍
A5
❍
❍
❍
❍
❍
B6 *1
❍
❍
❍
❍
❍
A6 *1
❍
❍
❍
❍
❍
A7 *1
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
Letter (81/2 × 11)
❍
❍
❍
❍
❍
51/2 × 81/2
❍
❍
❍
❍
❍
11 ×17 Legal 81/2
*1
(81/2
× 14)
× 13
Het scanformaat moet handmatig worden ingevoerd.
111
Appendix
❖ Als Kleur is geselecteerd als Scantype De originelen kunnen worden gescand met combinaties die in de tabel gemarkeerd zijn met ❍. 100 dpi
200 dpi
300 dpi
400 dpi
A3
❍
❍
❍
❍
B4
❍
❍
❍
❍
A4
❍
❍
❍
❍
❍
B5
❍
❍
❍
❍
❍
A5
❍
❍
❍
❍
❍
B6 *1
❍
❍
❍
❍
❍
A6 *1
❍
❍
❍
❍
❍
A7 *1
❍
❍
❍
❍
❍
11 ×17
❍
❍
❍
❍
Legal (81/2 × 14)
❍
❍
❍
❍
81/2 × 13
❍
❍
❍
❍
Letter (81/2 × 11)
❍
❍
❍
❍
❍
51/2 × 81/2
❍
❍
❍
❍
❍
*1
10
112
Het scanformaat moet handmatig worden ingevoerd.
600 dpi
Het verband tussen de resolutie en de bestandsomvang
Bij gebruik als een netwerk TWAIN-scanner Verwijzing Zie de Help van het TWAIN Driver voor informatie over het opgeven van het scangebied of de resolutie wanneer het apparaat wordt gebruikt als een TWAINcompatibele netwerkscanner.
❖ Wanneer Binair, Halftoon, Grijsschaal, 8 kleuren of 8 kleuren (halftoon) is geselecteerd als de Kleuren/Gradaties De originelen kunnen worden gescand met combinaties die gemarkeerd zijn met ❍ in de tabel (origineelrichting: S). 100 dpi
200 dpi
300 dpi
400 dpi
500 dpi
600 dpi
700 dpi
800 dpi
A3
❍
❍
❍
❍
❍
❍
B4
❍
❍
❍
❍
❍
❍
A4
❍
❍
❍
❍
❍
B5
❍
❍
❍
❍
A5
❍
❍
❍
B6
❍
❍
A6
❍
A7 *1
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
11×17
❍
❍
❍
❍
❍
❍
Legal (81/2×14)
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
81/2×13
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
Letter (81/2×11)
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
51/2×81/2
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
*1
900 dpi
1000 1100 1200 dpi dpi dpi
10
Het scanformaat moet handmatig worden ingevoerd.
113
Appendix
❖ Als 16770K kleuren is geselecteerd als Kleuren/Gradaties De originelen kunnen worden gescand met combinaties die gemarkeerd zijn met ❍ in de tabel (origineelrichting: S). 100 dpi
200 dpi
300 dpi
400 dpi
500 dpi
600 dpi
700 dpi
800 dpi
A3
❍
❍
❍
❍
B4
❍
❍
❍
❍
A4
❍
❍
❍
❍
❍
❍
B5
❍
❍
❍
❍
❍
❍
A5
❍
❍
❍
❍
❍
B6
❍
❍
❍
❍
A6
❍
❍
❍
A7 *1
❍
❍
11×17
❍
Legal (81/2×14)
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
81/2×13
❍
❍
❍
❍
❍
Letter (81/2×11)
❍
❍
❍
❍
❍
❍
51/2×81/2
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
❍
*1
10
114
Het scanformaat moet handmatig worden ingevoerd.
900 dpi
1000 1100 1200 dpi dpi dpi
Verband tussen Opgegeven bestandstype voor scannen en Opgegeven bestandtype voor e-mail/bestand
Verband tussen Opgegeven bestandstype voor scannen en Opgegeven bestandtype voor e-mail/bestand Het verband tussen het bestandstype dat is opgegeven bij het scannen van originelen en het bestandstype dat wordt gebruikt bij het verzenden van e-mail of het opslaan van bestanden wordt hieronder per scantype aangegeven. Opgegeven bestandstype Scantype
Eén pagina TIFF/JPEG
Meerdere pagina’s PDF
TIFF
PDF
Tekst (afdrukken) Text (OCR) Tekst/Foto
TIFF
Foto Grijswaarden Kleur: Tekst/Foto Kleur: Glanzende foto *1
TIFF PDF
TIFF (niet-gecomprimeerd) / JPEG (gecomprimeerd) *1
PDF TIFF (niet-gecomprimeerd)
Als Grijswaarden of Kleur wordt gebruikt, wordt het bestandsformaat geconverteerd naar JPEG als [Aan] is geselecteerd voor [Compressie (grijswaarden/kleur)] in [Verzendinstellingen] en TIFF als [Uit] is geselecteerd.
Opmerking ❒ Bestanden worden opgeslagen in het formaat Eén pagina. Wanneer u bestanden per e-mail verstuurt, kunt u kiezen voor Eén pagina of Meerdere pagina’s. ❒ U kunt het bestandsformaat verscheidene pagina’s-TIFF niet kiezen voor een afbeelding die is opgeslagen in het bestandsformaat JPEG.
10
115
Appendix
Originelen plaatsen Voor het correct weergeven van de boven/onder-richting van het gescande origineel op een cliëntcomputer moeten de plaatsing van het origineel en de instellingen op het bedieningspaneel en in het scannerstuurprogramma overeenkomen. Er zijn twee richtingen voor het plaatsen van het origineel. Zie de onderstaande tabel. Opmerking ❒ Het formaat van een origineel is meestal of , maar in de onderstaande tabel is een vierkant origineel gebruikt om de richting van het origineel gemakkelijk te begrijpen. Als het werkelijke formaat van het origineel anders is, verandert de combinatie van origineelrichting en richting opgegeven op het bedieningspaneel of in het scannerstuurprogramma niet.
Een origineel dat moet worden gescand Glasplaat
ADF
Bepaal de plaatsingsmethode.
Plaats het origineel. (Er zijn twee origineelrichtingen.)
10 Geef de richting op.
Bij scannen met de emailfunctie, de scannaar-mapfunctie, de Opslag-functie of de bezorgingsscannerfunctie. (Opgegeven op het bedieningspaneel) Bij gebruik als TWAIN-compatibele netwerkscanner (Opgegeven in het dialoogvenster Scanner Control)
116
Plaats het origineel zo dat de bovenrand de linkerbovenhoek van de glasplaat raakt. *1
Plaats het origineel zo dat de bovenrand de achterkant van de glasplaat raakt.
Leg de bovenrand van het origineel er eerst in. *1
Plaats het origineel zo dat de bovenrand de achterkant van de ADF raakt.
Originelen plaatsen
Het origineel weergegeven op een computer
*1
Als het apparaat wordt gebruikt als TWAIN-compatibele netwerkscanner, is dit de standaardrichting voor het TWAIN Driver. Stel het origineel gewoonlijk op deze manier in.
10
117
Appendix
Documenten met verschillende afmetingen scannen De volgende tabel laat zien hoe originelen met verschillende afmetingen in een batch verschillend worden gescand volgens de instelling en de positie van de originelen. Instellingen
E-mail/scan-to-folder/opslag/ netwerkbezorgingsscanner
[Gemengde formaten] is • Bij elk origineel dat op de glasniet opgegeven. ([Scanplaat is geplaatst wordt autoformaat] is ingesteld op matische detectie gebruikt om het formaat ervan te bepalen. [Autodetectie]) *1 • Een complete batch van originelen die in de autom. papierinvoereenheid (ADF) zijn ingesteld, zullen worden gescand met het maximum formaat van het origineel.
TWAIN-scanner Een complete batch van originelen wordt gescand door gebruik te maken van het formaat van het eerste origineel.
[Gemengde formaten] is Bij elk origineel wordt automatische detectie gebruikt om het formaat niet opgegeven. ervan te bepalen. ([Scanformaat] is ingesteld op [Autodetectie]) *2
[Scanformaat] is opgegeven. *1 *2
Als een origineel kleiner is dan het opgegeven formaat, bevat het gescande beeld witruimte.
[Automatisch herkennen (enkel formaat)] is gekozen onder de TWAIN Driver. [Automatisch herkennen (meer formaten)] is gekozen onder de TWAIN Driver. Verwijzing Zie de Help van TWAIN Driver voor meer informatie over de instellingen van TWAIN Driver.
10
118
Software meegeleverd op cd-rom
Software meegeleverd op cd-rom Bestandentabel cd-rom
Wizard voor het TWAIN Driver en hulpprogramma’s Drivers
Twain
Utility
DeskV2
TWAIN Driver voor Windows 95/98/ME, Windows XP, Windows 2000, Windows NT 4.0 DeskTopBinder Lite
TWAIN-stuurprogramma Dit stuurprogramma is vereist om een origineel op het apparaat te scannen. Om het apparaat als TWAIN-compatibele netwerkscanner te gebruiken, moet dit stuurprogramma worden geïnstalleerd.
❖ Map voor het opslaan van bestanden De bestanden worden opgeslagen in de onderstaande map op de bij dit apparaat geleverde cd-rom.
\DRIVERS\TWAIN ❖ Systeemvereisten • Hardware PC/AT-compatibel apparaten die het besturingssysteem goed ondersteunen Beperking ❒ Onder Windows NT met RISC-processoren (MIPS R serie, Alpha AXP of PowerPC) wordt dit stuurprogramma niet ondersteund. • Besturingssysteem Microsoft Windows 95/98/Me Microsoft Windows 2000/XP Microsoft Windows NT 4.0
10
• Beeldschermresolutie 800 ×600 pixels, 256 kleuren of meer
119
Appendix
DeskTopBinder DeskTopBinder dient op de cliëntcomputers te worden geïnstalleerd ten behoeve van de integratie en het beheer van diverse soorten bestanden, zoals scanbestand, met toepassingen gemaakte bestanden en bestaande scanbestanden. Met deze software kunt u verscheidene functies gebruiken voor opgeslagen scanbestanden zoals het bekijken van opgeslagen bestanden. U kunt ook, met de ScanRouter-software, de bestanden die zijn opgeslagen in de in-laden van de bezorgingsserver bekijken of andere functies voor opgeslagen bestanden gebruiken. Verwijzing Zie de DeskTopBinder-handleidingen of de Help van DeskTopBinder.
❖ Map voor het opslaan van bestanden De bestanden worden opgeslagen in de onderstaande map op de bij dit apparaat geleverde cd-rom.
\UTILITY\DESKV2 ❖ Systeemvereisten • Hardware PC/AT-compatibel apparaten die het besturingssysteem goed ondersteunen • Besturingssysteem Microsoft Windows 98SE/Me Microsoft Windows 2000/XP Microsoft Windows Server 2003 • Beeldschermresolutie 800 ×600 pixels, 64K kleuren of hoger
❖ Software geïnstalleerd met DeskTopBinder • Auto Document Link Auto Document Link op de cliëntcomputer controleert de in-laden van de bezorgingsserver. Daarnaast kunnen de bestanden die afgeleverd worden in de in-laden worden opgehaald of kan met deze software op de client computer een bericht worden ontvangen van de aankomst van het bestand.
10
• Function Palette Function Palette zorgt ervoor dat u functies zoals de netwerk TWAIN-scanner, afdrukken, afdrukvoorbeeld, het verzenden van bestanden met e-mail of het verzenden van faxen zonder te hoeven starten DeskTopBinder. De instellingen maakt u vooraf in [Uitgebreide functies...] om Function Palette te gebruiken. Zie de handleidingen die te maken hebben met DeskTopBinder voor meer informatie. • Extended Features Wizard U kunt dezelfde instellingen invoeren in [Uitgebreide functies...] van het menu [Extra] met Extended Features Wizard. Zie de handleidingen die te maken hebben met DeskTopBinder voor meer informatie.
120
Specificaties voor functies Verzending/Opslag/Aflevering
Specificaties voor functies Verzending/Opslag/Aflevering Opmerking ❒ Afhankelijk van het soort bestand of document of de instellingen kunt u misschien de bestemming niet opgeven of het maximum aantal tekens niet invoeren dat hieronder wordt aangegeven.
Verzending E-mail Maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd voor e-mail
Titel
128 *1
Bericht
80
E-mailadres
128 *2
Maximum aantal bestemmingen dat in één keer 500 *3 kan worden opgegeven
*4
Maximum aantal bestemmingen dat kan worden vastgelegd in de bestemmingslijst
2000 *5
Maximum verzendbare groottes
Bestanden
725,3 MB per bestand
Pagina’s
2000 per bestand
*1 *2
*3 *4
*5
Dit is het totale aantal tekens dat direct kan worden ingevoerd en van onderwerpen gekozen in de onderwerpenlijst. Het e-mailadres moet aan de volgende eisen voldoen: A Het adres moet worden opgegeven in één van de volgende formaten: • naam • naam@domein B in "naam" en "domein" in A mogen alleen de volgende tekens worden gebruikt: • nummers (0–9) • letters (a-z, A-Z) • symbolen (! # $ % & ’ * + - / = ? ^ _ ` { | } ~) • Punt (.). U kunt ze overal gebruiken behalve aan het begin en het eind van een adres of voor @. Punten kunnen niet naast elkaar worden gebruikt. Een e-mailadres dat u vindt via een zoekactie op een LDAP-server, kan niet goed worden opgegeven als het adres groter is dan 128 tekens. er kunnen 100 bestemmingen direct worden ingevoerd (inclusief LDAP-zoekactie). De overgebleven 400 bestemmingen kunnen worden geselecteerd van de geregistreerde adressen. Dit is het totaal aantal e-mailbestemmingen en bestandsbestemmingen.
10
121
Appendix
Scan-to-folder Maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd voor scan-to-folder
SMB
Pad naar bestemmingsmap: 256 tekens Gebruikersnaam: 128 tekens Wachtwoord: 128 tekens
FTP
Servernaam: 128 tekens Pad naar bestemmingsmap: 256 tekens Gebruikersnaam: 128 tekens Wachtwoord: 128 tekens
Maximum aantal bestemmingen dat in één keer 50 *1 kan worden opgegeven Maximum aantal bestemmingen dat kan worden vastgelegd in de bestemmingslijst
2000 *2
Maximum verzendbare grootte
2000 MB per bestand
*1 *2
U kunt 50 bestemmingen opgeven wanneer u de bestemmingen direct invoert. Dit is het totaal aantal e-mailbestemmingen en bestandsbestemmingen.
Gelijktijdige verzending De volgende tabel laat het maximum aantal bestemmingen zien wanneer er tegelijkertijd e-mail en scan-to-folder wordt uitgevoerd.
10
Te selecteren aantal bestemmingen
Verzendtype
Methode voor het selecteren van een bestemming
E-mail
Geselecteerd uit 500 de bestemmingslijst
Te selecteren aantal bestemmingen voor iedere functie
Te selecteren aantal bestemmingen voor email en scan-tomap
500
550
Directe invoer 100 *2 (inclusief LDAPzoekactie) *1 Scan-to-folder
Geselecteerd uit 50 de bestemmingslijst Directe invoer
*1 *2
122
50
50 *2
Een e-mailadres dat u vindt via een zoekactie op een LDAP-server, kan niet goed worden opgegeven als het adres groter is dan 128 tekens. Er kunnen in totaal 100 e-mailbestemmingen en bestandsbestemmingen direct worden ingevoerd (inclusief bestemmingen gekozen met een LDAP-zoekactie).
Specificaties voor functies Verzending/Opslag/Aflevering
Opslag Maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd voor informatie over opgeslagen bestanden
Maximum aantal opgeslagen bestanden dat in één keer kan worden gekozen
Bestandsnaam
64 *1
Gebruikersnaam
20 *1
Wachtwoord
4- tot 8-cijferig nummer
30
Maximum aantal bestanden dat kan worden op- 2000 *2 geslagen Maximum aantal pagina’s dat kan worden opge- 9000 *2 slagen Maximum aantal pagina’s dat per bestand kan worden opgeslagen *1
*2
1000
De eerste zestien tekens worden in het bedieningspaneel weergegeven. Wanneer u de opgeslagen bestanden bekijkt van een client computer met DeskTopBinder, dan kunt u alle ingevoerde teken zien. Dit is het totale aantal bestanden dat kan worden opgeslagen onder de functies scanner, kopieermachine, opslag en printer.
De functie netwerkbezorgingsscanner Maximum aantal tekens dat kan worden ingevoerd voor aflevering
Titel
128 *1
Afleverbestemming (e-mailadres)
128 *2
Maximum aantal bestemmingen dat in één keer 500 *3 kan worden opgegeven Maximum aantal bestemmingen dat kan worden vastgelegd in de bestemmingslijst *1 *2
*3
Zie de handleiding die is meegeleverd met de ScanRouter-software.
10
Dit is het totale aantal tekens dat direct kan worden ingevoerd en van onderwerpen gekozen in de onderwerpenlijst. Het e-mailadres moet aan de volgende eisen voldoen: A Het adres moet worden opgegeven in één van de volgende formaten: • naam • naam@domein B in "naam" en "domein" in A mogen alleen de volgende tekens worden gebruikt: • nummers (1–9) • letters (a-z, A-Z) • symbolen (! # $ % & ’ * + - / = ? ^ _ ` { | } ~) • Punt (.). U kunt ze overal gebruiken behalve aan het begin en het eind van een adres of voor @. Punten kunnen niet naast elkaar worden gebruikt. Het maximum aantal bestemmingen dat kan worden geselecteerd hangt af van de ScanRouter-software. Zie de handleiding die is meegeleverd met de ScanRoutersoftware voor informatie.
123
Appendix
Specificaties
10
124
Scanmethode
Flatbed scannen
Maximaal stroomverbruik
1500 W
Type beeldsensor
Glasplaatoppervlak/ADF: CCD-beeldsensor Achterkant van de ADF: contact-beeldsensor
Scantype
Vel, boek
Interface
Ethernet-interface (10BASE-T of 100BASE-TX), IEEE 1394 (IP meer dan 1394) optioneel, en IEEE 802.11b (Wireless LAN) optioneel
Maximum scanformaat
A3/297 × 432 mm, 11 × 17 inch
Formaten die automatisch kunnen worden vastgesteld
• Glasplaat A3S, B4S, A4RS, B5RS, 8” × 13”S • ADF A3S, B4S, A4RS, B5RS, A5RS, B6RS, 8,5” × 13”S, 8KS, 16KRS
Resolutie
600 dpi (8-bit grijsschaal)
Variabel bereik van de scanresolutie
• E-mail/scan-naar-map/netwerkbezorgingsscanner Bereik: 100 dpi, 200 dpi, 300 dpi, 400 dpi of 600 dpi • TWAIN-scanner Bereik: 100 dpi - 1200 dpi
Bestandsformaten die per e-mail kunnen worden verzonden
TIFF, JPEG, PDF
Compressiemethode
Zwart-wit: TIFF (MH, MR, MMR) Grijstinten/Kleur: JPEG
Protocol
Netwerk: TCP/IP Verzenden van e-mail: SMTP Scan-naar-map: SMB, FTP
INDEX A
G {Gebruikersinstellingen/Teller}-toets, 3 Gebruikersverificatie, 13 Gelijktijdige opslag en bezorging, 69 Gelijktijdige opslag en verzending met scan-to-folder, 43 Gelijktijdig opslaan en verzenden per e-mail, 30
Aangepast formaat selecteren, 105 Achtergrondbelichting van ADS (Kleur), 105 A.C.S.Gevoeligheidsniveau, 105 Activeer Batch, 104 Afdr. & verw. Scanlogboek, 109
B Bedieningsschakelaar, 4 Beheerdertoepas., 101, 110 Bestandsprioriteit opslaan, 110 Bestem.lijst van de bez.server bijwerken, 107 Bestemmingslijst Display Prioriteit 1, 107 Bestemmingslijst Display Prioriteit 2, 107 Bewerken, 77
C Cijfertoetsen, 4 Compressie (grijswaarden/kleur), 108 Compressie (Zwart/Wit), 108 Controleren van de bezorgstatus, 70
D DeskTopBinder, 71, 120 Displaypaneel, 3 Drop-out kleur, 75
E E-mail, 5, 17, 121 E-mailadressen en mappen programmeren, 15 E-mail delen & verzenden, 109 E-mailscherm, 18 {#} Enter-toets, 4
F FTP-server, 6, 39 Functiestatus-indicatoren, 4 Functietoetsen, 4
H Het bezorgen van een scanbestand, 61 Hoofdschakelaarindicator en aan/uitindicator, 4
I Indicatoren, 3 Instellingen Bestem.lijst, 100, 107 {Instellingen controleren}-toets, 3
L LDAP-server, 5 Login (Configuratiescherm gebruiken), 13 Loguit (Configuratiescherm gebruiken), 14
M Max. E-mail form., 109 Menu beveiligen, 110
N Netwerkbezorgingsscanner, 8
O {Onderbreken}-toets, 3 Opslaan van bestanden, 47 Opslag, 7, 47, 123 Origineel, richting en scangebied, 78 Originele instel., 104 Originelen in een paar keer scannen, 81 Originelen scannen, 72
125
P Prioriteit bestandstype, 108 Prioriteit origineelrichting, 105 Prioriteit van gemengde originele formaten, 105 Programma’s, 84 {Programma}-toets, 3
Q Quick Install, 11
R Resolutie, 76
S Save, 73 Scanformaat, 76 Scaninstellingen, 99, 103 Scanlogboek afdrukken, 109 Scanlogboek verwijderen, 109 Scan-to-folder, 6, 33, 122 Scan-to-folderscherm, 34 Scantype, 75, 76 Scherm voor netwerkbezorgingsscanner, 63 SMB, 6, 38 SMTP-server, 5 Software installeren, 11 Software meegeleverd op cd-rom, 119 {Spaarstand}-toets, 3 sRGB, 76 Standaard Scaninstellingen, 103 {Start}-toets, 4 Stempelen, 80
V Verband tussen de resolutie en de bestandsomvang, 111 Verband tussen Opgegeven bestandstype voor scannen en Opgegeven bestandtype voor e-mail/bestand, 115 Verificatie van de gebruikerscode (Configuratiescherm gebruiken), 13 Verzending, 121 Verzendinstellingen, 100, 108
W Wachtijd voor volgend orig. SADF, 104 Wachttijd voor volg. orig. Glasplaat, 103 Wanneer er geen tijdsbeperking is ingesteld voor extra originelen, 83 {Wisfunctie}-toets, 3 {Wis/Stop}-toets, 4
T Taal E-mailinformatie, 110 Titel selecteren, 107 TWAIN-compatibele netwerkscanner, 9, 71 TWAIN Standby Tijd, 108 TWAIN-stuurprogramma, 119
126
DU
NL
B180-7531
Conform IEC 60417 gebruikt dit toestel de volgende symbolen voor de hoofdschakelaar: a betekent STROOM AAN. b betekent STROOM UIT. c betekent STAND-BY.
Verklaring van conformiteit “Dit product voldoet aan de vereisten van de EMC-richtlijn 89/336/EEC inclusief de bijbehorende wijzigingen en de laagspanningsrichtlijn 73/23/EEC inclusief de bijbehorende wijzigingen.” Handelsmerken Adobe®, PostScript® en Acrobat® zijn handelsmerken van Adobe Systems Incorporated. Pentium® is een geregistreerd handelsmerk van Intel Corporation. Microsoft®, Windows® en Windows NT® zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Andere productnamen in deze handleiding dienen alleen ter aanduiding en kunnen handelsmerken zijn van hun respectievelijke eigenaren. Wij maken geen enkele aanspraak op enig recht op deze merken. •
De productnaam van Windows® 95 is Microsoft® Windows® 95.
•
De productnaam van Windows® 98 is Microsoft® Windows® 98.
•
De productnaam van Windows® Me is Microsoft® Windows® Millennium Edition (Windows Me).
•
De productnamen van Windows® 2000 zijn als volgt: Microsoft® Windows® 2000 Professional Microsoft® Windows® 2000 Server Microsoft® Windows® 2000 Advanced Server
•
De productnamen van Windows® XP zijn als volgt: Microsoft® Windows® XP Home Edition Microsoft® Windows® XP Professional
•
De productnamen van Windows ServerTM 2003 zijn als volgt: Microsoft® Windows ServerTM 2003 Standard Edition Microsoft® Windows ServerTM 2003 Enterprise Edition Microsoft® Windows ServerTM 2003 Web Edition
•
De productnamen van Windows NT® 4.0 zijn als volgt: Microsoft® Windows NT® Workstation 4.0 Microsoft® Windows NT® Server 4.0
Copyright © 2005
Gebruiksaanwijzing Scannerhandleiding
B180-7531
NL
DU