SANATORIUM ZONNESTRAAL HILVERSUM Restauratie van het hoofdgebouw, het Dresselhuyspaviljoen en het Ter Meulenpaviljoen
Joke Reichardt.
Bewerkt werkstuk voor het vak Bezit en Behoud (2011-2012), bachelor Kunstgeschiedenis, Universiteit Utrecht. Docent: Dr. A. Hoogenboom. Datum 3 juni 2012.
Sanatorium Zonnestraal Hilversum
Afb. 1. Luchtopname van sanatorium Zonnestraal, circa 1935; links het hoofdgebouw, boven het Dresselhuyspaviljoen en onder het Ter Meulenpaviljoen. Foto: Collectie Museum Hilversum.
Inleiding en probleemstelling De hoofdonderdelen van het voormalig sanatoriumcomplex Zonnestraal, gelegen in de gemeente Hilversum, worden gevormd door een hoofdgebouw en twee paviljoens (afb. 1), en zijn in de jaren 1926-'31 ontworpen door architect Jan Duiker (18901935) in samenwerking met Bernard Bijvoet (1889-1979) en Jan Gerko Wiebenga (1886-1974). De hoofdonderdelen zijn exemplarisch voor het Nieuwe Bouwen in Nederland. Tussen 2001 en 2008 zijn delen van het complex gerestaureerd. Dit werkstuk heeft tot doel een beschrijving te geven van de restauratie van het hoofdgebouw en de twee paviljoens en de keuzes die daarbij zijn gemaakt, zonder op de technische aspecten van de restauratie in te gaan.1 Ook wordt de vraag behandeld in hoeverre restauratie van Zonnestraal in strijd is met de uitgangspunten van het Nieuwe Bouwen, waarbij bouwwerken werden afgestemd op vaak kortdurende functionele behoeften en de bijbehorende beperkte budgetten.2
1
Naast het hoofdgebouw zijn ook andere delen van het complex gerestaureerd, zoals werkplaatsen, een boshuisje en een mottoren. 2 Wessel de Jonge, 'Innovatie in restauratie. Van het Nieuwe Bouwen naar Duurzaam Bouwen', ARCHIS september 2004, p. 98.
Geschiedenis In de negentiende eeuw stierf ongeveer één op de honderd Nederlanders aan tuberculose.3 In 1905 richtte vakbondsleider Jan van Zutphen (1863-1958) een ondersteuningsfonds op voor de tuberculosebestrijding bij arbeiders in de Amsterdamse diamantindustrie.4 Met geld uit het fonds werden diamantbewerkers in sanatoria ondergebracht en werden de gezinsleden financieel ondersteund. In 1919 kocht het fonds landgoed Zonnestraal aan voor de oprichting van een eigen sanatorium.5 Duiker en Bijvoet maakten verschillende ontwerpen voor het sanatoriumcomplex, maar vanwege de recessie begin jaren twintig werd de bouw verscheidene malen uitgesteld.6 Uiteindelijk werden een hoofdgebouw en twee paviljoens uitgevoerd. Het hoofdgebouw en het Ter Meulenpaviljoen werden in 1928 opgeleverd.7 Het Dresselhuyspaviljoen werd in 1928 casco opgeleverd en in 1931 afgebouwd.
Na de Tweede Wereldoorlog was er een opleving van het aantal tbc-gevallen en werd een aantal noodgebouwen geplaatst en de ziekenhuisvleugel uitgebreid.8 Duiker was in 1935 overleden en de uitbreidingen, die mede door Bijvoet plaatsvonden, vertoonden weinig respect voor het oorspronkelijke ontwerp en karakter van de gebouwen.9 Nadat in de jaren vijftig tuberculose was overwonnen veranderde de functie van het complex in die van een algemeen ziekenhuis.10 Vanaf die tijd hebben vele verbouwingen aan het complex plaatsgevonden. Het ziekenhuis groeide uit tot een onoverzichtelijk geheel van verbouwde sanatoriumgebouwen en noodgebouwen. Van de heldere opzet van Duikers ontwerp was weinig meer over (afb. 2).11
3
Ton Idsinga, Zonnestraal. Een nieuwe tijd lag in het verschiet. Geschiedenis van een sociaal en architectonisch monument, Amsterdam 1986, p. 34. 4 Van Zutphen noemde dit fonds het Diamantbewerkers Koperen Stelenfonds Nieuwe Levenskracht. De totstandkoming van het Koperen Stelenfonds en de wijze waarop het fonds inkomsten genereerde zijn uitgebreid beschreven in Idsinga 1986 (zie noot 3), pp. 55-59. 5 Oorspronkelijk heette het landgoed De Pampahoeve, naar de villa die op het landgoed stond. Het landgoed werd omgedoopt in Zonnestraal, als eerbetoon aan het gelijknamige Antwerpse tbcbestrijdingsfonds dat erg onder de bezetting van 1914-1918 had geleden. Idsinga 1986 (zie noot 3), p. 59. 6 Na het vertrek van Bijvoet naar Parijs in 1925 ging Duiker alleen verder als architect van Zonnestraal, hoewel hij bleef ondertekenen met Duiker en Bijvoet. Wiebenga was ingenieur en tekende voor een belangrijk deel voor de constructie van de gebouwen. 7 Paul Meurs en Marie-Thérèse van Thoor (red.), Sanatorium Zonnestraal. Geschiedenis en restauratie van een modern monument, Rotterdam 2010, p. 83. 8 Meurs 2010 (zie noot 7), p. 120. 9 Peter Bak e.a. (red.), J. Duiker, bouwkundig ingenieur. Constructeur in stuc en staal, Rotterdam 1982, pp. 125-126. 10 Meurs 2010 (zie noot 7), p. 120. 11 Meurs 2010 (zie noot 7), p. 129.
Afb. 2. Luchtopname van ziekenhuis Zonnestraal 1982. Foto: Henket en de Jonge.
Begin jaren negentig werd het complex verlaten en raakten de gebouwen ernstig in verval (afb. 3).12 In 1988 waren het hoofdgebouw en de twee paviljoens op de lijst van beschermde rijksmonumenten gekomen. In 1995 werd een structuurplan opgesteld als leidraad voor toekomstige ontwikkeling op het Landgoed Zonnestraal.13 Dit plan leidde uiteindelijk tot de bedoeling om op Zonnestraal een breed scala aan zorgvoorzieningen te huisvesten. Vanaf 31 juli 2007 is Landgoed Zonnestraal bv, onderdeel van woningbouwcorporatie De Alliantie, de nieuwe eigenaar van het totale complex. De Alliantie heeft de ambitie om de restauratie van het gehele complex, inclusief landschaps-architectuur, integraal te voltooien.14
12
Het verval van Zonnestraal is uitgebreid in beeld gebracht in de televisiedocumentaire van Kiki Amsberg en Henk Renou, Zonnestraal, drempels tussen lucht en aarde, uitgezonden door de VPRO op 13 maart 1994. 13 Henket partners architecten, Wessel de Jonge architecten, Hosper Landschapsarchitectuur en stedebouw en de RO groep, Structuurplan voor Zonnestraal – landgoed voor zorg en gezondheid, 30 oktober 1995. 14 Meurs 2010 (zie noot 7), p. 147.
Afb. 3 Dresselhuyspaviljoen, circa 1995. Foto: Website World Monuments Fund.
Het Nieuwe Bouwen, Jan Duiker en Zonnestraal De architecten van het Nieuwe Bouwen poogden een architectuur te ontwikkelen die gebaseerd was op doelmatigheid.15 Ze maakten daarbij gebruik van nieuwe materialen als staal en beton en lieten die materialen ook nadrukkelijk zien als manifestatie van nieuw kunnen, maar ook als uitdrukking van doelmatigheid. Jan Duiker was een van de meest vooraanstaande vertegenwoordigers van het Nieuwe Bouwen in Nederland.16 Tijdens het ontwerpen van Zonnestraal ontwikkelde Duiker zijn denkbeelden over 'geestelijke economie'.17 Daarmee bedoelde hij dat alles, zowel materieel als immaterieel, met zo min mogelijk middelen en energie tot stand gebracht moest worden.
De gebouwen van het sanatorium bestonden uit niet veel meer dan een gewapend betonskelet, dat met een vlies van glas, staal en stuc was dichtgezet.18 Het beton
15 Henk Dirkx, 'Huis met historie. Over auto's, zwaartekracht en Zonnestraal', Hilversums Historisch Tijdschrift Eigen Perk 1991/2 (1991), p. 53. 16 Wessel de Jonge, 'Huis met historie. Zonnestraal: een wegwerpgebouw bewaren voor de eeuwigheid. Verdrinkingsdood van het Schip op de Heide', Hilversums Historisch Tijdschrift Eigen Perk 1991/3 (1991), p. 82. 17 Ronald Zoetbrood, Jan Duiker en het sanatorium Zonnestraal, Amsterdam 1985, p. 20. 18 H.A.J. Henket en W. de Jonge, Het Nieuwe Bouwen en restaureren. Het bepalen van de gevolgen van restauratiemogelijkheden, 's Gravenhage 1990, p. 21.
was wit gepleisterd. Licht en lucht waren niet alleen zeer belangrijk voor het herstel van tbc-patiënten, maar waren ook kenmerkend voor Het Nieuwe Bouwen.19 Het hoofdgebouw van het sanatoriumcomplex bestaat uit twee bouwlagen met drie evenwijdige vleugels en een vierde kortere vleugel. Tussen deze drie vleugels bevinden zich doorritten. De benedenverdiepingen hadden de functie van medische afdeling, keuken en apotheek, en badgelegenheid en ketelhuis. De vierde vleugel had de functie van ziekenafdeling. De twee paviljoens bevinden zich aan twee tegenoverliggende zijden van het hoofdgebouw en hebben beide twee vleugels van twee bouwlagen, waarin zich oorspronkelijk de kamers voor de patiënten bevonden, met daartussenin een conversatieruimte. De paviljoens liggen gespiegeld ten opzichte van elkaar en zijn zodanig geplaatst dat overdag optimaal geprofiteerd kan worden van het zonlicht.
De stalen onderdelen van het gebouw waren slechts met loodmenie tegen roest behandeld en niet verzinkt, zoals in die tijd al gebruikelijk was.20 Hierdoor was veel onderhoud nodig, maar dat was geen probleem omdat de patiënten in het kader van arbeidstherapie het staalwerk regelmatig schilderden. Dit was een duidelijke keuze van Duiker, waarbij levensduur, functie en budget zorgvuldig op elkaar werden afgestemd. In de maatvoering is een vergaande standaardisatie toegepast en er werd gebruik gemaakt van geprefabriceerde delen en van experimentele afbouwtechnieken.21 Dit alles kenmerkte de geestelijke economie van Duiker.
Restauratie en herbestemming In het structuurplan uit 1995 is vastgesteld dat de sanatoriumgebouwen niet meer kunnen voldoen aan moderne eisen voor de gezondheidszorg.22 Bij herbestemming van Zonnestraal trachtte men daarom een functie te zoeken die zoveel mogelijk aansloot op de oorspronkelijke toestand en de prestaties die het ensemble na de restauratie zou kunnen leveren. De basis voor de restauratie van Zonnestraal vormde een onderzoek naar restauratietechnieken die voor gebouwen van het Nieuwe Bouwen toegepast kunnen
19
Jan Schriefer, 'Huis met historie. Ontstaansgeschiedenis van Zonnestraal', Hilversums Historisch Tijdschrift Eigen Perk 1991/1 (1991), p. 18. 20 De Jonge 1991 (zie noot 16), p. 87. 21 Henket en De Jonge 1990 (zie noot 18), p. 26. 22 Meurs 2010 (zie noot 7), p. 180.
worden.23 Omdat de sanatoriumgebouwen in verschillende staat verkeerden is per gebouw een specifieke restauratiebenadering bepaald.
Het hoofdgebouw werd tussen 2001 en 2003 zowel binnen als buiten gerestaureerd (afb. 4). Daarbij is men zo dicht mogelijk bij het oorspronkelijke gebouw en materiaalgebruik en detaillering gebleven.24 Dit betekende een hoge mate van reconstructie. Wel is onder andere dubbel glas aangebracht in verband met exploitatiekosten, en is een liftinstallatie aangebracht. Het hoofdgebouw heeft een nieuwe functie gekregen met afzonderlijke huurders in de paramedische sfeer en als congresruimte.
Afb. 4. Het hoofdgebouw in 2012. Foto: auteur.
Bij het Dresselhuyspaviljoen was, als enige van de sanatoriumgebouwen, sprake van grotendeels nog oorspronkelijke materialen en afwerkingen.25 Daarom werd gekozen voor behoud en herstel, wat inhoudt dat de oorspronkelijke toestand intact wordt gehouden met kleine niet waarneembare verbeteringen ten behoeve van duurzaam beheer. Omdat nog geen nieuwe functie bekend was werd restauratie uitgesteld. Om verder verval te voorkomen werd in 2008 alleen een cascorestauratie uitgevoerd en werd het paviljoen wind- en waterdicht gemaakt (afb. 5). 23 Het onderzoek werd tussen 1982 en 1987 uitgevoerd in opdracht van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Onderzocht zijn modellen voor restauratiekeuzes tussen volledig terugrestaureren en renoveren, of slopen en herbouwen met hetzelfde materiaal voor de gebouwen van Het Nieuwe Bouwen. Het onderzoek en de resultaten daarvan zijn verkort beschreven in de publicatie Henket en De Jonge 1990 (zie noot 18). Zie ook Meurs 2010 (zie noot 7), p. 201. 24 Meurs 2010 (zie noot 7), p. 185. 25 Meurs 2010 (zie noot 7), p. 194.
Afb. 5. Een vleugel van het Dresselhuyspaviljoen in 2012. De binnenzijde is nog niet gerestaureerd, de buitenzijde wel. Foto: auteur.
Het Ter Meulenpaviljoen is tot op heden nog niet gerestaureerd. Momenteel bevindt zich hierin een restaurant. Door een ingrijpende verbouwing in de jaren vijftig heeft dit paviljoen zijn ruimtelijke en architectonische karakteristieken verloren.26 Als minst oorspronkelijke gebouw zou hier kunnen worden volstaan met behoud als onderdeel van het ensemble en het gebouwvolume terugbrengen binnen de oorspronkelijk contouren en in de oorspronkelijke verschijningsvorm van het exterieur.
Bij de restauratie is de grootst mogelijke aandacht besteed aan Duikers opvattingen over materialisatie en concept.27 De restauratie draagt bij aan historische continuïteit van onze samenleving en oogst waardering onder een breed publiek. Dit blijkt ook uit het feit dat de restauratie beloond is met de World Monuments Fund/Knoll Modernism prijs 2010.28,29
26
Meurs 2010 (zie noot 7), p. 182. Meurs 2010 (zie noot 7), p. 201. 28 De prijs is bedoeld om de betekenis van het Nieuwe Bouwen binnen het gebouwde erfgoed onder de aandacht van het publiek te brengen. De prijs is toegekend vanwege de uitzonderlijke technische en programmatische restauratie van het complex en om de rol die het restauratieproject heeft gespeeld om internationaal aandacht te vragen voor het erfgoed van de Moderne Beweging. Zie ook http://www.knoll.com/news/hstory.jsp?story_id=6283&type=PressReleases&storyType=nf. 29 Het sanatoriumcomplex Zonnestraal is sinds 2011 bovendien opgenomen op de (herziene) voorlopige lijst van Nederlandse UNESCO werelderfgoed-nominaties. 27
Het Nieuwe Bouwen en restaureren van Zonnestraal Het verschijnsel monumentenzorg staat eigenlijk loodrecht tegenover de opvattingen van het Nieuwe Bouwen, waarin een gebouw dat zijn functie heeft verloren dient te worden gesloopt of zodanig te worden aangepast dat het een nieuwe functie kan dienen.30 Restauratie richt zich in de meeste gevallen meer op de verschijningsvorm van gebouwen dan op de achterliggende ontwerpopvattingen. De producten van het Nieuwe Bouwen vereisen echter zowel andere technieken als een heel andere benadering dan de traditionele monumentenzorg. Bij modern erfgoed gaat het vaak om de denkwijze van de ontwerpers.31 Daarom is het juist van belang de oorspronkelijke toestand te bewaren voor de toekomst. Dat Zonnestraal gerestaureerd wordt, in weerwil van de ideeën van Duiker, is ingegeven door het feit dat dit complex van uitzonderlijke waarde is als voorbeeld van het Nieuwe Bouwen, aldus De Jonge en Henket.32 Met andere vormen van documentatie, zoals tekeningen, maquettes en 3D-modellen, zou de volledige betekenis van Zonnestraal en de verhouding tussen concept en materialiteit niet overgebracht kunnen worden. Maar ook de sociale historie speelt een rol. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed acht Zonnestraal van algemeen belang vanwege de cultuurhistorische waarde, als voorbeeld van een sanatorium dat uit eigen kring voor arbeiders tot stand is gekomen.33 De gebouwen acht zij van belang vanwege de architectuurhistorische waarde als belangrijke exponenten van het Nieuwe Bouwen. Al in 1986 zegt Idsinga met betrekking tot restauratie van Zonnestraal: 'Waarom op de stoel van Duiker gaan zitten? Het beschermen van het actuele erfgoed kan nooit vanuit zo'n subjectieve invalshoek worden bezien; de historici hebben hun eigen verantwoordelijkheid'.34
Conclusie De gebouwen van voormalig sanatoriumcomplex Zonnestraal zijn belangrijke architectuurhistorische voorbeelden van het Nieuwe Bouwen. Daarnaast hebben ze een belangrijke sociaalhistorische betekenis als voorbeeld van een sanatorium dat uit de arbeidersbeweging is voortgekomen. Daarom wordt het complex gerestaureerd, 30
De Jonge 1991 (zie noot 16), p. 84. Meurs 2010 (zie noot 7), p. 179. 32 Meurs 2010 (zie noot 7), p. 179. 33 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Uittreksel Monumentenregister complexnummer 46771, 28 mei 2012. 34 Idsinga 1986 (zie noot 3), p. 149. 31
ondanks de opvattingen van Duiker en het Nieuwe Bouwen over de functie en levensduur van gebouwen. Vanwege het belang van de achterliggende ontwerpopvattingen van het Nieuwe Bouwen wordt bij de restauratie zoveel mogelijk bij het oorspronkelijke ontwerp en materiaalkeuze aangesloten.
Literatuurlijst Bak, P. e.a. (red.), J. Duiker, bouwkundig ingenieur. Constructeur in stuc en staal, Rotterdam 1982. Dirkx, Henk, 'Huis met historie. Over auto's, zwaartekracht en Zonnestraal', Hilversums Historisch Tijdschrift Eigen Perk 1991/2 (1991), pp. 49-56. Henket, H.A.J. en W. de Jonge, Het Nieuwe Bouwen en restaureren. Het bepalen van de gevolgen van restauratiemogelijkheden, 's Gravenhage 1990. Idsinga, T., Zonnestraal . Een nieuwe tijd lag in het verschiet. Geschiedenis van een sociaal en architectonisch monument, Amsterdam 1986. Jonge, Wessel de, 'Huis met historie. Zonnestraal: een wegwerpgebouw bewaren voor de eeuwigheid. Verdrinkingsdood van het Schip op de Heide', Hilversums Historisch Tijdschrift Eigen Perk 1991/3 (1991), pp. 81-88. Jonge, Wessel de, 'Innovatie in restauratie. Van het Nieuwe Bouwen naar Duurzaam Bouwen', ARCHIS september 2004, pp. 97-103. Meurs, P. en M. van Thoor (red.), Sanatorium Zonnestraal. Geschiedenis en restauratie van een modern monument, Rotterdam 2010. Schriefer, Jan, 'Huis met historie. Ontstaansgeschiedenis van Zonnestraal', Hilversums Historisch Tijdschrift Eigen Perk 1991/1 (1991), pp. 15-20. Zoetbrood, R., Jan Duiker en het sanatorium Zonnestraal, Amsterdam 1985.
Overige bronnen Amsberg, K. en Henk Renou, Zonnestraal, drempels tussen lucht en aarde, videoproductie (VPRO). Website Geschiedenis24.nl (28 mei 2012). Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Uittreksel monument 46771. Website monumentenregister (28 mei 2012)
Lijst met afbeeldingen. Afb. 1. Luchtopname van sanatorium Zonnestraal, circa 1935. Foto: Collectie Museum Hilversum, objectnummer 503622. Afb. 2. Luchtopname van ziekenhuis Zonnestraal 1982. Foto: Henket, H.A.J. en W. de Jonge, Het Nieuwe Bouwen en restaureren. Het bepalen van de gevolgen van restauratiemogelijkheden, 's Gravenhage 1990, p. 32. Afb. 3. Dresselhuyspaviljoen, circa 1995. Foto: Website World Monuments Fund (c) Wessel de Jonge architecten (28 mei 2012). Afb. 4. Het hoofdgebouw in 2012. Foto: auteur (29 april 2012). Afb. 5. Een vleugel van het Dresselhuyspaviljoen in 2012. Foto: auteur (29 april 2012).