Samenwerken in een BV: deadlocks op de loer Mr. M.J.E. van den Bergh*
2. Risico’s op deadlocks in BV’s 1. Inleiding 134
Wanneer twee partijen samen een BV willen oprichten om hun samenwerking vorm te geven, is het de plicht – of zo u wilt: het lot – van juridisch adviseurs om de feestvreugde een beetje te bederven. Aan de enthousiaste ondernemer die u adviseert moet immers worden voorgehouden dat hij óók met een ongunstig scenario rekening moet houden. De onderlinge afspraken tussen de betrokkenen en de verdeling van hun taken en bevoegdheden dienen zodanig te zijn vormgegeven dat geschillen kunnen worden opgelost. Vermeden moet worden dat partijen in een impasse kunnen geraken, waarbij de BV onbestuurbaar achterblijft. Ik noem dat in deze bijdrage een ‘deadlock’. In het navolgende ga ik in op het ontstaan van deadlocks binnen de verschillende organen van een twee-partijenBV. Daarnaast komt aan de orde hoe de samenwerkende partijen door onderlinge afspraken kunnen trachten om zo’n deadlock te voorkomen. Ten slotte komt aan de orde hoe partijen ervoor kunnen zorgen dat zij in het uiterste geval op aanvaardbare wijze uit elkaar kunnen gaan.
a. Waarom een BV? Er kunnen voor samenwerkende partijen uiteenlopende redenen zijn om gebruik te maken van een BV. Aantrekkelijk is bijvoorbeeld dat zo’n vennootschap rechtspersoonlijkheid heeft, zodat gemakkelijk gezamenlijk naar buiten kan worden getreden en gecontracteerd. De uitgesloten aansprakelijkheid biedt de oprichters veiligheid. Ook kan gebruik van de BV fiscale voordelen opleveren. Bovendien is de oprichting ervan vlug mogelijk en niet erg kostbaar.1 b. Extra dimensie Tegelijkertijd moet over het gebruik van een BV niet te licht worden gedacht. Het maakt de band tussen partijen intensief en ingewikkeld; partijen moeten erop voorbereid zijn dat van hen méér wordt verwacht dan dat zij aan hun zakelijke doelen werken. Dat geldt niet alleen bij de oprichting, wanneer bijvoorbeeld een bestuur moet worden gevormd en vertegenwoordigingsbevoegdheid moet worden geregeld, maar met name ook gedurende het bestaan van de BV. Partijen moeten besluiten nemen in aandeelhoudersvergaderingen, regelen dat boekhoudkundige verplichtingen worden nageleefd, enzovoort.
Bovendien moeten partijen er rekening mee houden dat de BV als rechtspersoon in zekere mate zelfstandig is. Zodra ze is opgericht, zal de BV in beginsel voortleven zolang partijen niet gezamenlijk besluiten tot ontbinding, of eindigen bij opheffing van een uitgesproken faillissement. Dat is een groot verschil met een louter 1.
*
Mr. M.J.E. van den Bergh is advocaat ondernemingsrecht bij Höcker advocaten te Amsterdam.
Contracteren december 2013 | nr. 4
Een en ander hangt sinds de invoering van de flex-BV met name af van de kosten die de notaris in rekening brengt. Sindsdien is immers geen minimumkapitaal meer verplicht. Dat bedroeg voorheen € 18.000.
contractuele relatie,2 waarbij aan een partij diverse mogelijkheden ten dienste staan om de overeenkomst eenzijdig te beëindigen. In geval van wanprestatie kan de andere partij de overeenkomst door ontbinding beëindigen. Anders eindigt de overeenkomst door enkel tijdsverloop of – bij een contract voor onbepaalde duur – door opzegging.3 Er is dus altijd een einde in zicht en partijen zijn relatief gemakkelijk van elkaar af. Ten aanzien van de BV ligt dat anders. Eenzijdig ‘stoppen’ met een BV is slechts mogelijk doordat een aandeelhouder zijn aandelen van de hand doet. Veel andere opties zijn er niet. Verkoop vereist logischerwijs dat zich een koper aandient die bereid is om de aandelen tegen aanvaardbare voorwaarden over te nemen. Dat kan lastig zijn, met name als het aandelenpakket geen meerderheidsbelang vertegenwoordigt. Tot een koper is gevonden, behouden partijen hun normale positie binnen (de organen van) de BV; de bijbehorende taken moeten worden uitgevoerd. In een situatie waarin de verhouding tussen partijen verstoord is, blijkt dat niet eenvoudig. Als partijen hun problemen niet kunnen oplossen, is een deadlock een feit.
3. Bestuurscrisis a. Casus Hoe manifesteert een deadlock zich in het bestuur van de BV? Als voorbeeld de volgende eenvoudige casus. X en Y richten gezamenlijk een BV op om een webshop in elektronica te exploiteren. De zeggenschap en het eigendom worden gelijk verdeeld: X en Y vormen gezamenlijk het bestuur, zijn gezamenlijk bevoegd om de vennootschap te vertegenwoordigen en bezitten elk 50% van de (winstdelende en stemgerechtigde) aandelen in de BV. De onderneming raakt na een bloeiende start in zwaar weer. X is de commerciële man en hij stelt voor om een kostbare marketingcampagne te beginnen. Y is financieel expert en zou liever kosten besparen. X en Y zien elkaars plannen echter niet zitten en blokkeren de uitvoering daarvan. b. Invulling van het bestuur De taken van het bestuur bestaan uit het voeren van het dagelijks beleid en de vertegenwoordiging van de vennootschap. Hoeveel bestuurders er moeten zijn en hoe de posities moeten worden ingevuld, zijn zaken waaraan de partijen zelf inhoud kunnen geven. Uiteraard is het mogelijk dat een partij het bestuur van de vennootschap volledig aan de ander laat. Dat zal vaak het geval zijn in investeringssituaties. In het onderhavige voorbeeld zijn
beide partijen bestuurder geworden.4 Aan die keuze is inherent dat deadlocks kunnen voorkomen, omdat elk van de bestuurders de besluitvorming te allen tijde kan blokkeren. Is daar een mouw aan te passen? c. Taakverdeling Wanneer partijen elk een bijzondere expertise hebben (zoals X en Y), zou het voorstelbaar zijn dat zij elkaar zelfstandige beslissingsruimte toekennen op hun specifieke vakgebied. Het principe van collegiaal bestuur brengt met zich mee dat een bepaalde aangelegenheid niet geheel aan de collectieve verantwoordelijkheid van het bestuur kan worden onttrokken;5 andere bestuurders kunnen dan nog altijd eisen dat daarover als bestuur wordt beslist. Het is (uitsluitend) in de zogenoemde ‘one tier board’6 echter mogelijk om dat uitgangspunt te verlaten en bestuurders zelfstandig over een toebedeelde taak te laten besluiten.7 Zo zou X de marketingportefeuille onder zich kunnen krijgen, terwijl Y financieel directeur wordt. Een dergelijke taakverdeling kan worden opgenomen in het directiereglement of in de statuten en kan deadlocks helpen voorkomen.8 d. ‘Derde’ bestuurder Partijen kunnen er ook voor kiezen om naast de door henzelf aangewezen ‘eigen’ bestuurders een extra bestuurder aan te stellen. De aanwezigheid van een (letterlijk en figuurlijk) derde bestuurder leidt er automatisch toe dat besluitvorming in het bestuur niet door een enkele bestuurder kan worden gefrustreerd. Het oneven aantal stemmen leidt immers altijd tot een doorslaggevende stemming. De derde bestuurder zorgt door zijn bezoldiging echter wel voor extra kosten; in een ‘kleine’ samenwerking kan dat een obstakel vormen. e. Commissaris Een laatste mogelijkheid is het instellen van een raad van commissarissen (die bij de niet-structuur-BV optioneel is), waarbij kan worden volstaan met het benoemen van één enkele commissaris. De raad van commissarissen heeft een adviserende rol, maar statutair kan aan hem tevens de taak worden toebedeeld om bij meningsverschillen tussen bestuurders daadwerkelijk een knoop door te hakken. In uiterste gevallen kan een bestuurder ook door de raad van commissarissen worden geschorst. Ook via deze weg kunnen deadlocks in het bestuur worden voorkomen of opgelost. Naast het kostenaspect dat al bij de extra bestuurder werd genoemd, kan het bovendien lastig zijn om een geschikte commissaris te vinden. f. Vertegenwoordiging Het voorgaande had met name betrekking op de bestuurstaak ten aanzien van het interne beleid van de 4.
2. 3.
Althans voor zover partijen in een dergelijke relatie niet anderszins een vennootschap (vof, maatschap) vormen. Dat is ook het geval indien partijen over de wijze van beëindiging geen expliciete afspraken hebben gemaakt; vgl. HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9854 (Gemeente De Ronde Venen/SNU en Stedin).
5. 6. 7. 8.
Alhoewel dat in een 50%/50%-verhouding onnodig is, kan ingevolge art. 2:242 lid 1 BW aan bepaalde aandelen de bevoegdheid worden gekoppeld om een bestuurder te benoemen. Zo wordt gegarandeerd dat er altijd een ‘partij-bestuurder’ is. Vgl. art. 2:9 lid 1 BW. Ingevoerd middels de Wet bestuur en toezicht. Zie art. 2:239a lid 3 BW. Dit vereist wel tot een wat omvangrijker bestuur met twee uitvoerende en twee niet-uitvoerende bestuurders.
Contracteren december 2013 | nr. 4
135
BV. Het bestuur houdt zich echter ook bezig met de externe vertegenwoordiging van de vennootschap, en ook op dat vlak vallen keuzes te maken die relevant zijn voor een mogelijke deadlock. In de geschetste casus zijn X en Y slechts gezamenlijk bevoegd om de BV te vertegenwoordigen.9 Door de gezamenlijke bestuursbevoegdheid zijn de bestuurders sterk afhankelijk van elkaar. De bewegingsvrijheid van de BV wordt daarmee beperkt. Ten aanzien van deadlocks geldt dat het blokkeren van externe handelingen door middel van een tweehandtekeningensysteem eenvoudig is. Gezamenlijke vertegenwoordigingsbevoegdheid kan bovendien een lastig processueel gevolg hebben voor het geval er namens de vennootschap tegen een kwaadwillende bestuurder moet worden opgetreden. Een uitspraak van de voorzieningenrechter van Rechtbank Haarlem van 9 december 2011 (JOR 2012/102) betrof een bestuurder die namens de vennootschap een procedure tegen zijn medebestuurder begon om een bedrag van circa € 60.000 terug te vorderen, dat door die laatste aan de rekening van de vennootschap was onttrokken. De voorzieningenrechter verklaarde de vennootschap niet-ontvankelijk nu zij volgens haar statuten slechts door twee bestuurders kon worden vertegenwoordigd. Dat die ander juist het voorwerp van de procedure was, deed niet ter zake.10 136
4. Aanvaring tussen de aandeelhouders a. Casus Verder met de casus. X en Y blijven elkaar in de haren zitten. De situatie escaleert en van informeel overleg is nauwelijks meer sprake. Partijen besluiten een aandeelhoudersvergadering te beleggen. Daar brengt Y het voorstel ter stemming om een derde bestuurder aan te stellen om de zaak vlot te trekken. X stelt echter voor om Y als bestuurder te ontslaan. Beide voorstellen halen het niet. b. De algemene vergadering Alhoewel het bestuur de dagelijkse leiding heeft, hebben de aandeelhouders de meeste macht binnen de BV. Belangrijke bevoegdheden die aan de algemene vergadering toekomen, zijn het aanstellen en ontslaan van het bestuur, het wijzigen van de statuten en het ontbinden van de vennootschap. De keuze van X en Y om de aandelen gelijkelijk te verdelen, terwijl aan die aandelen bovendien geheel gelijke rechten zijn verbonden, werkt
9. 10.
Vgl. 2:240 lid 2 BW. Overigens werd eerder in een vergelijkbare situatie het verweer dat één van de twee bestuurders niet bevoegd was tot het verzoeken van een enquête, verworpen op grond van de redelijkheid en billijkheid (OK 8 oktober 1998, JOR 1998/166 m.nt. Josephus Jitta). Het kan dus ook goed gaan.
Contracteren december 2013 | nr. 4
deadlocks in de hand. Beslissingen in de algemene vergadering kunnen dan louter bij unanimiteit worden genomen; partijen zijn volstrekt afhankelijk van elkaar. Op zichzelf is het geen vreemde gedachte dat twee partijen elk een gelijk deel van de BV in eigendom zouden willen hebben. Dat kan echter ook op een zodanige wijze worden geregeld dat de kans op deadlocks wordt beperkt. In het navolgende komen diverse mogelijkheden aan de orde. c. Stemovereenkomst of statuten Voor zover partijen vooraf hun verhouding als aandeelhouders willen regelen, kunnen zij dat op twee manieren doen. De traditionele oplossing is om gebruik te maken van een stemovereenkomst, maar afspraken tussen aandeelhouders kunnen ook in de statuten worden opgenomen.11 Ten aanzien van de techniek lijken er weinig verschillen te zijn, maar er zijn desondanks voor- en nadelen aan beide methoden. Aan statutaire bepalingen wordt vanwege het vennootschappelijk effect echter wel weer een grotere kracht toegedicht en ze kunnen worden gekoppeld aan vennootschappelijke sancties zoals ontzegging van stemrecht,12 maar in tegenstelling tot aandeelhoudersovereenkomsten zijn ze via de Kamer van Koophandel wel openbaar. In mijn ogen is de statutaire route de veiligste weg ter zake van bepalingen die deadlocks moeten voorkomen. Dergelijke bepalingen zullen doorgaans ook niet erg vertrouwelijk van aard zijn, zodat daarin geen bezwaar ligt. d. Derde partij Statutair kan worden afgeweken van het uitgangspunt dat een voorstel bij het staken van de stemmen is verworpen.13 De wettekst geeft expliciet de suggestie om de besluitvorming dan aan een derde over te laten. Vaststaat dat een eventuele deadlock daarmee wordt doorbroken, maar lastiger zal (opnieuw) zijn om een dergelijke derde partij te vinden aan wie partijen deze belangrijke bevoegdheid willen toevertrouwen. e. Wip-aandeel Een wip-aandeel dankt zijn naam aan zijn kracht om de algemene vergadering naar de ene of andere zijde te laten overhellen. Voor wat betreft het effect is het vergelijkbaar met de derde bestuurder of de commissaris bij een deadlock in het bestuur. Het wip-aandeel wordt bij oprichting, of in elk geval op het moment dat partijen nog goed met elkaar door één deur kunnen, bij een derde aandeelhouder ondergebracht. Hij ontvangt bij voorbeeld 1% van de aandelen, zodat zijn zeggenschap in absolute zin minimaal is. Wanneer er echter onenigheid tussen de beide partij-aandeelhouders ontstaat, kan de houder van het wip-aandeel ervoor zorgen dat in de algemene vergadering toch besluitvorming kan plaatsvinden. 11. 12. 13.
Zie art. 2:192 lid 1 BW. Zie verder: Vorst, Aandeelhoudersovereenkomst of statuten: balanceren voor de praktijkjurist, WPNR (2013) 6979, p. 447-457. Zie art. 2:230 lid 1 BW; hetzelfde geldt ten aanzien van stemmen over personen (dan beslist in beginsel het lot).
f.
Stemrechtloze aandelen
Als partijen bereid zijn om ervan af te zien dat zij volstrekt gelijke rechten hebben als aandeelhouder, kunnen zij afspreken om wel gelijkelijk in de winst te delen, maar onderscheid maken in de zeggenschap die is verbonden aan de aandelen die zij elk houden. Aan aandelen hoeft immers niet én winstrecht én vergaderrecht én stemrecht te worden toegekend.14 Als aan een van beide partijen louter stemrechtloze aandelen worden toegekend, is er uiteraard geen kans op enige deadlock. Dat brengt overigens niet mee dat deze aandeelhouders onbeschermd zijn. Wanneer een besluit ter tafel ligt waardoor hun specifieke positie wordt aangetast, hebben ze wél stemrecht. g. Certificering Toen de wet nog niet in stemrechtloze aandelen voorzag, werden aandelen veelal overgedragen aan een Stichting Administratiekantoor (STAK) en gecertificeerd. Zo werd een vergelijkbare situatie bereikt, nu de certificaathouders dividendgerechtigd zijn maar niet kunnen stemmen in de algemene vergadering. Reden om thans nog voor deze oplossing te kiezen is het feit dat ook aan stemrechtloze aandelen het recht is verbonden om de algemene vergadering bij te wonen, hetgeen mogelijk onwenselijk is. Van certificaten kan echter worden bepaald dat aan de houders geen vergaderrecht toekomt.
5. De samenwerking ten einde a.
Casus
Het slot van de casus. X en Y hebben genoeg van hun samenwerking. Ze denken het beter alleen af te kunnen. Zonder de hinderlijke aanwezigheid van hun partner zal de onderneming toch nog wel een groot succes worden. X doet Y daarom een bod om diens aandelen over te nemen. Dat bod wordt echter niet geaccepteerd. Y doet X een tegenbod voor diens aandelen, maar ook dat leidt niet tot een deal. b. Onvermijdelijk einde? Tot nu toe had ik het over het vermijden en oplossen van deadlocks. Partijen zullen echter niet eindeloos bereid zijn om hobbels in de samenwerking glad te strijken. Op een bepaald moment is het genoeg. Beëindiging van de samenwerking is dan een betere oplossing. Grote vraag is dan echter: welke partij doet afstand van zijn aandelen en wie neemt die aandelen dan over? In de casus hebben beide partijen een aandelenbelang van 50%. Dat is over het algemeen geen aantrekkelijke propositie voor derden-kopers, zodat het niet eenvoudig is om een belangstellende partij te vinden. Voor de hand ligt dat de partij die de overige aandelen houdt zich als geïnteresseerde aandient, maar met die partij zijn de verhoudingen juist verstoord. Het bereiken van overeenstemming over verkoop vereist onderhandeling met
wederzijdse concessies. Die omstandigheden kunnen ertoe leiden dat partijen juist in de ‘eindfase’ opnieuw in een deadlock geraken. Partijen blijven dan tegen wil en dank aan elkaar verbonden. In het navolgende komt aan de orde wat partijen hieromtrent zouden kunnen afspreken en welke remedies er wettelijk zijn. c. Geschillenregeling In de artikelen 2:335 t/m 343c van het Burgerlijk Wetboek (BW) is de wettelijke geschillenregeling opgenomen. Deze geldt alleen als er statutair niet van wordt afgeweken (daarover meer in het navolgende). Als niet wordt afgeweken, geldt de wettelijke regeling onverkort.
De geschillenregeling is met de introductie van de FlexBV wetgeving vernieuwd en zou een effectiever instrument moeten zijn dan de oude regeling, die als belangrijk nadeel had dat de procedure erg veel tijd in beslag nam. De wettelijke geschillenregeling bevat zowel een uitstotings- als een uittredingsmogelijkheid; de eerste procedure leidt tot het (gewenste) verwerven van de aandelen van de medeaandeelhouder, de tweede tot de verkoop van de eigen aandelen aan die medeaandeelhouder. In een twee-partijen-BV met gelijke aandeelverhouding kunnen partijen een beroep doen op beide regelingen.15 De maatstaf die voor toewijzing van de vordering wordt aangelegd, is echter verschillend. Toepassing van de geschillenregeling leidt in een twee-partijen-BV tot het afscheid van een van hen tegen billijke betaling. De deadlock is daarmee doorbroken. Hierna wordt kort ingegaan op de uitstoting en uittreding. Een derde mogelijkheid is de flitsscheiding, waarbij de rechter alleen wordt aangezocht om een prijs te bepalen. − Uitstoting Overdracht van de aandelen (uitstoting) kan ingevolge artikel 2:336 BW worden gevorderd van de medeaandeelhouder die door zijn gedragingen (als aandeelhouder) het belang van de vennootschap zodanig schaadt, of heeft geschaad, dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet kan worden geduld. Het gedrag in de hoedanigheid van aandeelhouder wordt getoetst: het gaat bijvoorbeeld om de aandeelhouder die verschillende besluiten in de algemene vergadering blokkeert.16 Een enkel misverstand is dus niet voldoende voor een geslaagd beroep op deze regeling. − Uittreding Gedwongen overname van aandelen (uittreding) kan ingevolge artikel 2:343 BW worden gevorderd als de aandeelhouder door gedragingen van de medeaandeelhouder zodanig in zijn rechten en belangen is geschaad dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem kan worden gevergd. In tegenstelling tot de uitstoting heeft de maatstaf betrekking op het eigenbelang van de aandeelhouder en niet op 15.
14.
Dit onderscheid is mogelijk sinds de invoering van de Flex -BV wetgeving.
16.
De uitstoting vereist een één derde belang, de uittreding kent geen minimumeis. HR 13 januari 2012, JOR 2012/41.
Contracteren december 2013 | nr. 4
137
het belang van de vennootschap. Wanneer de vennootschap feitelijk onbestuurbaar is geworden, zal daarvan echter vaak zowel door de medeaandeelhouder als door de vennootschap last worden ondervonden. − Prijsbepaling Ten aanzien van de prijsbepaling geldt dat de rechter, al dan niet met hulp van deskundigen, een prijs bepaalt. Bij de uittreding kan de rechter bovendien de prijs corrigeren voor de invloed die de verweten gedragingen op de prijs hebben gehad. Indien partijen het eens zijn over de onderlinge overdracht van aandelen, maar geen overeenstemming over de prijs kunnen bereiken, kunnen ze de rechter verzoeken om die prijs te bepalen.17
Als partijen onderling wel een prijsbepalingsmethode zijn overeengekomen, wordt die in beginsel in acht genomen.18 Zie daarover het volgende.
138
d. Eigen regeling Partijen kunnen diverse afspraken maken over geschillenbeslechting. Dat kan meer of minder uitgebreid gebeuren. Partijen kunnen er ook voor kiezen om geheel van de wettelijke geschillenregeling af te wijken, bijvoorbeeld door de beslissing over te laten aan arbiters in plaats van de rechter. Dat kan een aantrekkelijke methode zijn als partijen volledig overeenstemming hebben over wie in zo’n geval als arbiter zou moeten optreden en welke procedures daarbij gehanteerd moeten worden. Het uitschrijven van een afwijkende geschillenbeslechtingsprocedure kan een ingewikkelde exercitie zijn.
Partijen kunnen er ook voor kiezen om slechts deelafspraken te maken, bijvoorbeeld ten aanzien van de wijze waarop de prijs van aandelen in geval van een overdracht zal worden bepaald. Die prijs vormt in conflictsituaties veelal het grootste struikelblok, omdat er meestal verschillende manieren van prijsbepaling in aanmerking komen. Het is dan ook zeer nuttig om daarover vooraf, met bijstand van een accountant of valuator, knopen door te hakken. Partijen maken dan een keuze uit de verschillende waarderingsmethoden die in de betreffende branche gebruikelijk zijn. Het is zaak om in de omschrijving zo nauwkeurig mogelijk te zijn, om alle discussies reeds bij voorbaat de kop in te drukken. e. Aanbiedingsregelingen Partijen kunnen onderling ook afspreken dat zij onder bepaalde omstandigheden kans maken om de aandelen van de ander te verwerven. De clausules die dit regelen, hebben exotische namen als de ‘Texas shootout’19, waarbij beide partijen in gesloten enveloppen een bod mogen doen op de aandelen van hun medeaandeelhouder. Wie het hoogst biedt, mag de aandelen overnemen. Ook kan een ‘Russian roulette’ worden afgesproken, waarbij elke aandeelhouder te allen tijde een bod mag doen op de aandelen van de ander. Bijzonder is wel dat de ander er 17. 18. 19.
Zie art. 2:343c BW. Tenzij dat tot een kennelijk onredelijke prijs zou leiden; zie art. 2:340 lid 3 BW. Ook wel ‘Mexican shootout’ genoemd.
Contracteren december 2013 | nr. 4
ook voor mag kiezen om in te gaan op dat bod door voor dezelfde prijs juist de aandelen van de aanbieder over te nemen. Beide methodes zorgen ervoor dat een koper niet te snel een laag bod zal doen indien hij werkelijk interesse heeft in de aandelen van de ander. Wel zal een verschil in beschikbare informatie zich kunnen wreken. Wie het meeste kennis heeft, kan immers het beste bepalen wat de werkelijke waarde van de onderneming is en zijn bod daarop afstemmen. f. Enquête Onder omstandigheden staat de gang naar de Ondernemingskamer (OK) bij het Gerechtshof Amsterdam open voor de aandeelhouders. Een impasse is bij de aandeelhouders grond voor toewijzing van een enquête naar het beleid van de vennootschap.20 Wanneer echter ook de leiding van de vennootschap in een impasse komt te verkeren, is dat naar vaste jurisprudentie voldoende grond om aan een juist beleid te twijfelen en een onderzoek in te stellen, en tevens wanbeleid vast te stellen – en mitsdien een toereikende grond om de OK te verzoeken om voorzieningen te treffen. Het is dan geen belemmering dat de verzoeker zelf mede schuld heeft aan de impasse in het beleid.
Bij het verzoek om een enquête kan ook worden verzocht om het treffen van onmiddellijke voorzieningen gedurende de duur van de enquête. Die maatregelen moeten echter voorlopig van aard zijn en kunnen dus geen definitieve oplossing voor een deadlock bieden. De procedure bij de OK is een tweetrapsraket: eerst leidt de enquête tot een verslag. Daarmee kan ongeveer een jaar gemoeid zijn. Vervolgens kan, indien de OK op basis van dat verslag besluit dat van wanbeleid blijkt, de OK worden verzocht om voorzieningen te treffen. Die voorzieningen zijn limitatief in de wet opgesomd. Voor het doorbreken van deadlocks zijn de voorzieningen die de OK kan opleggen echter niet in het bijzonder geschikt. De gang naar de OK is dan ook niet bepaald een eenvoudige route om deadlocks in een twee-partijen-BV op te lossen.
6. Conclusie Deadlocks kunnen zich in een twee-partijen-BV op verschillende niveaus voordoen. De kans daarop wordt aanmerkelijk vergroot wanneer partijen de zeggenschap en de eigendom in de BV in volstrekt gelijke mate verdelen. Het betrekken van derden in de besluitvorming binnen bestuur en algemene vergadering is een voor de hand liggende oplossing. Nuttig is om tijdig eigen afspraken te maken omtrent geschillenbeslechting bij deadlocksituaties en ook te regelen hoe partijen eventueel afscheid van elkaar kunnen nemen. Afspraken over de prijsbepaling van de aandelen zijn daarbij een zeer belangrijk 20.
Zie Hof Amsterdam 20 april 1989, NJ 1991, 205, AA 1989/10: in dat arrest wordt juist naar de geschillenregeling gewezen als uitweg van een impasse.
aspect. Ook kan worden gekozen voor een mechanisme waarbij de aandelen aan de hoogste bieder worden verkocht of waarbij elk van beide partijen steeds een bod mag doen op de aandelen van de ander. Zo kan een partij uit de samenwerking stappen; als er maar genoeg deadlocks achter de rug zijn, is dat een betere oplossing dan doormodderen.
139
Contracteren december 2013 | nr. 4