1
Samenvatting Tropische ziekteleer Hoofdstuk 1: voorbereiding voor een tropenreis: vaccinaties en adviezen -‐ welke vaccinaties of profylaxe? -‐ Tropisch Afrika o Zaken: gele koorts, malaria o Toerisme/ avontuur: gele koorts, malaria, tetanus-‐difterie, polio, hepatitis A, evt. Buiktyfus -‐ Noord-‐Afrika-‐Egypte o Zaken: malaria ( seizoen, kaart ) o Toerisme/avontuur: malaria, tetanus, difterie, polio, hep-‐A, evt. Buiktyfus -‐ Latijns-‐Amerika o Zaken: gele koorts, malaria o Toerisme: gele koorts, tetanus-‐difterie, ( polio ), malaria, hepatitis A, evt. Buiktyfus ( wel bij avontuur ) -‐ Midden en verre Oosten o Zaken: malaria o Toerisme: tetanus-‐difterie, polio, hepatitis A, malaria ( evt buiktyfus ) -‐ Mekka ( Haj ): o Meningitis ( verplicht ), tetanus-‐difterie, polio, hepatitis A, buiktyfus, (cholera) -‐ Langdurig verblijf of specifieke omstandigheden: o Hepatitis B o Rabies o Meningitis A-‐C-‐W135-‐Y o Japanse B-‐encefalitis o Frühsomer encefalitis o Mazelen-‐bof-‐rubella
Vaccinaties -‐
Gele koorts o Inleiding § Flavivirus door muggen ( type Aedes ) § Zoönose, reservoir=apen ( sylvatisch ( jungle ) type ) of de mens als reservoir ( urbane ( epidemische ) type ) § Incubatietijd: kort, 3-‐6 dagen § Meestal mild verloop ( 80% ), soms ernstig ( dan mortaliteit 60% ) • Koorts, hoofdpijn, myalgie, buikpijn, braken, vermoeidheid • Nadien: bloedingen, shock, lever-‐ en nierfalen ( icterus en oligurie ), encefalitis, myocarditis • Overlijden of volledige recuperatie § Behandeling: enkel SUPPORTIEF o Vaccinatie § Zeer effectief § Verplicht in endemisch gebied ( zie kaart ) § WHO vaccinatieboekje+WHO stempel
Pluizig Konijn
2
-‐
-‐
o Vaccin § 1 malige SC injectie § levend afgezwakt virus o opmerkingen § geldig vanaf 10 dagen na primovaccinatie ( onmiddellijk na hervaccinatie ), gedurende 10 jaar. Vermoedelijk levenslange bescherming maar wettelijke regeling vereist herhalingsinenting § nevenwerkingen • mild, griepaal syndroom na 5-‐10 dagen ( 5% ) • zelden ernstig viscerotroop of neurotroop syndroom, vooral bij personen > 60 jaar en enkel bij primo-‐vaccinatie o contra-‐indicaties § allergie voor ei-‐proteïnen § kind < 9 maanden, gevaar encefalitis § zwangere § immuniteitsstoornis Cholera o Inleiding § Vibrio Cholerae, faeco-‐orale besmetting § Acute en overvloedige waterige diarree met risico voor deshydratatie o Vaccinatie § Geen verplichting § Vermelding in WHO-‐boekje om administratieve redenen: “ contraindication for choleravaccination. Duration undetermined” • ( indien nodig voor bepaalde landen ) o vaccin § oraal vaccin beschikbaar ( Vibrio cholerae serogroep 01 en recombinant choleratoxine subunit B ): • partiële en tijdelijke bescherming ( niet tegen 0139 serogroep ) en enkel voor specifieke reisomstandigheden • twee toedieningen o opmerkingen § niet geïndiceerd als vaccin voor reizigersdiarree: enkel kruisprotectie met hitte-‐labiel toxine van ETEC ( 6-‐20% vd gevallen tgv dit toxine ) § korte duur § Bescherming geldt 3 maanden Poliomyelitis o Inleiding § Basisvaccinatie bij kinderen § WHO: eradicatie van polio ( EPI-‐vaccinatie-‐programma WHO ) § Latijns-‐Amerika poliovrij sinds 1991 o Vaccinatie § Aanbeveling als herhalingsvaccinatie voor reis naar Afrika en Azië o Vaccin § Zeer effectief • Parenteraal ( gedood virus ) Salk SC/IM
Pluizig Konijn
3 Oraal ( levend afgezwakt virus ) Sabin po NIET meer in België sinds 2002 o Toedieningsschema § Na volledige basisvaccinatie • Eenmalig op volwassen leeftijd § Nooit gevaccineerd of geen informatie • Start basisvaccinatieschema Tetanus-‐difterie o Inleiding § Tetanus-‐difterie vaccinatie behoort tot de basisvaccinaties bij kinderen § Herhalingsinentingen noodzakelijk voor het bewaren van protectieve immuniteit o Vaccin § Zeer effectief § Parenterale toediening van geïnactiveerd toxine IM § Aangepaste dosering voor gebruik bij volwassenen o Toedieningsschema § Na volledige basisvaccinatie • Booster om de 10 jaar § Nooit gevaccineerd • Start basisvaccinatieschema § Apart schema bij verwondingen o Opmerkingen § Lokale nevenwerkingen: pijn, stijfheid § Zelden: veralgemeende bijwerkingen: myalgie, koorts § Combinatievaccin tetanus-‐difterie-‐geïnactiveerd polio ( Revaxis ) en tetanus-‐difterie-‐acellulair pertussis ( Boostrix en Boostrix-‐Polio ) Hepatitis A/ Hepatitis A en B o Inleiding § Hepatitis A • Frequente aandoening tijdens reis in subtropen: 1/2000 per maand avontuurlijk verblijf • Mild bij kinderen, potentieel ernstig bij volwassenen § Hepatitis B • Deel van basisschema bij neonati • Reis is gelegenheid voor recrutering van niet-‐gevaccineerde adolescenten en volwassenen • Aan te bevelen ifv risicogedrag ( seksueel, ongeval/gevaarlijke activiteiten ) en langdurig verblijf ( > 3 maanden ) o Vaccin § Zeer effectief ( > 95% protectie ) § Gedood virusvaccin voor parenterale toediening ( IM ) o Toedieningsschema § Hepatitis A: 1 injectie voor de reis naar ( sub )tropen met een éénmalige booster na 6-‐12 maanden •
-‐
-‐
Pluizig Konijn
4 Hepatitis A+B ( dag 0, na 1 maand en booster na 6 maand ): eventueel versneld schema ( dag 0,7,21 en booster na 1 jaar ) of klassiek schema zoals bij zorgverleners ( dag 0, na 1 maand, na 2 maanden en booster na 1 jaar ) o Opmerkingen § Geldigheidsduur vaccinaties minstens 15-‐20 jaar ( levenslang? ) § >50% vd personen >50 jaar hebben verworven immuniteit voor Hepatitis A ( te bevestigen door serologisch onderzoek ) Buiktyfus ( salmonella typhi ) o Inleiding § Zie cursus infectieziekten o Vaccin § Matig effectief ( 65-‐80% ): aanbeveling ifv risico ( langere of avontuurlijkere reizen ) • Parenteraal: gezuiverd Vi-‐polysacharide-‐kapselantigen • Oraal: levend afgezwakte bacteriën o Toedieningsschema § Parenteraal: éénmalige toediening SC § Oraal: dag 1-‐3-‐5 enteric coated capsules, 1 uur voor de maaltijd o Opmerkingen § Geldigheidsduur 3 jaar vanaf 2 weken na toediening § Contra-‐indicaties voor oraal buiktyfusvaccin • Zwangeren • Acute darminfectie: inflammatoire darmziekte • Immuniteitsstoornis • Gelijktijdig gebruik van antibiotica per os Andere vaccins o Meningococcus A-‐C-‐W135-‐Y § Verplicht voor Haj ( mekka ) § Aangevolen voor reis/verblijf in endemisch gebied: Sahel tot oost-‐ afrika ( december tot juni )= meningitis belt • Éénmalige injectie, met herhaing om de 3 jaar § Polysacharide vaccin verdwijnt ten voordele van 4-‐ledig conjugaatvaccin o Rabies § Indien post-‐exposure profylaxe niet verzekerd kan worden § Ook voor professioneel risico of langdurige reizen ( trekkers ) § Toedieningsschema: t=0,7,28 dagen • Vervolgens boostable in functie van expositierisico ( of op geleide van antistoftiters ) o Japanse B-‐encefalitis § Indien landurig ( > 4 weken ) verblijf in rurale streken in endemisch gebied ( ZO azië en verre oosten ) § Toedieningsschema: t=0 en 28 dagen, met booster na 1 jaar en vervolgens om de 3-‐5 jaar o Europese Tekenencephalitis ( Frühsommer encephalitis ) § Indien hoog risico blootstelling in endemische gebieden van Centraal Europa § Toedieningsschema: t: 0,1,12 maanden §
-‐
-‐
Pluizig Konijn
5 § Booster om de 3-‐5 jaar o Mazelen § Kinderen en niet-‐immune volwassenen bij verblijf in endemisch gebied § Éénmalige injectie
Medicamenteuze profylaxe -‐
-‐
-‐
malaria o causale profylaxe ( malarone ) voorkomt besmetting levercel o suppressieve proylaxe is gericht naar RBC cyclus ( vnl p. Falciparum ) o muggenpreventie is primordiaal § huid: DEET, icardine, Citrodiol of IR3535 om 6-‐8uur § geïmpregneerd muskietennet ( permethrine of deltamethrine ) § verdamping obv pyrethrum o medicatie volgens WHO zone § A • Chloroquine § C • Atavaquone+proquanil ( Malarone ) • Doxycyline • Mefloquine ( Lariam ) o Tolerantietest en patient informed consent o Geen enkele profylaxe biedt 100% protectie, koorts na tropen=malaria tot tegendeel bewezen is! Diarree o Cf. Les reizigersdiarree o Advies ivm voedsel en drankgebruik o Zelf-‐behandeling, te verkiezen boven profylaxe § ( motiliteitsremmers +/-‐ AB +/-‐ ors ) andere adviezen o reisapotheek § lezen informatie voor reizigers UZ leuven: KENNEN
-‐ Hoofdstuk II: diarree in de tropen -‐ epidemiologie o ORS redt 1 miljoen levens o Reizigersdiarree § Risico afh van bestemming, persoon, aard reis,.. -‐ Symptomen o Reizigersdiarree § Vroegtijdig § Meestal mild § 10-‐20% koorts of braken o infectieuze diarree § secretoire type diarree: 80-‐90% • ongebonden, waterige ontlasting
Pluizig Konijn
6
-‐
-‐ -‐
-‐
-‐
• geassocieerde symptomen milder § dysenterisch type ( invasief of inlammatoire type ): 10-‐20% • frequente kleinere ontlastingen met tenesmen, valse stoelgangsnood, bloed-‐ of slijmbijmenging • geassocieerde symptomen ( vnl koorts en krampen ) belangrijker o deshydratatie § mild • <3% gewichtsverlies: alert, droge mond, dorst, normale huidelasticiteit § matig • 3-‐10% gewichtsverlies : rusteloos, ingezonken fontanel, tachycardie, oligurie, verminderde huidturgor § ernstig • >10% gewichtsverlies : bloeddrukdaling, shock, tachycardie, tachypnee, bewustzijnsstoornis,.. o geassocieerde malnutritie § Marasmus: calorie malnutritie § Kwashiokor: proteïnen malnutritie etiologie o faeco-‐oraal o bacterieel: § ETEC: 20-‐40% § Salmonella: 5-‐10% § Shigella: 5-‐10% § Andere 5%: vibrio’s, aeromas, plesiomonas, Yersinia, Campylobacter o Viraal: 5% § Norovirus § Enterovirussen o Protozoa: 10% § Giardia lamblia § Entamoeba histolytica § Cryptosporidium § Isospora, Cyclospora o Wormen: < 5% KENNEN: Enterotoxigene E. Coli ( ETEC ) o Secretoir type: § ST hitte stabiel toxine § LT hitte-‐labiel toxine ( = cholera-‐toxine ) o Korte incubatietijd, hoog inoculum Salmonella species o Secretoir of invasief type ( soms met bacteriëmie ) o Korte incubatietijd ( dagen ), hoog inoculum o Langdurig asymptomatisch dragerschap is klinisch onbelangrijk o Toename van resistentie tegen antibiotica Shigella species o Invasief type
Pluizig Konijn
7
-‐
-‐
-‐ -‐
-‐
-‐
o Korte incubatietijd ( dagen ), laag inoculum o Toename resistentie Vibrio cholerae o Secretoir type ( enterotoxines ) soms mild, vaak abrupt en overvloedig o Classificatie vd endemische typen § V cholerae klassieke type § V cholerae El Tor type: Azië, Afrika, Latijns-‐Amerika ( 3 serotypes: Ogawa, Inaba, Hikojima ) § V cholerae 0139 Bengaal type o Snelheid en graad van dehydratatie bepalen prognose: 4-‐12u tussen eerste ongebonden stoelgang en shock, 18u-‐enkele dagen tot dood indien onbehandeld. Giardia Lamblia o Langdurig verloop met exacerbaties en remissies o Opzwelling, flatus, malabsorptietekens, gewichtsverlies, zachte tot ongebonden slecht-‐riekende ontlasting o GEEN bloed of slijm bijmenging o GEEN koorts o Laag inoculum Entamoeba histolytica o Zie les amoebiase o Laag inoculum ( 100 cysten ) Cryptosporidium/Isospora/Cyclospora o Langdurige diarree met malabsorptie bij immuungecompromitteerde patiënt ( AIDS ) o Bij patiënt met normale afweer à acute waterige diarree gedurende 1-‐2 weken o Inoculum niet gekend: zuur-‐vaste kleuring voor parasitologische diagnose Diagnose o Klinisch o Coproculturen meestal niet nodig tenzij § Bij epidemie § Bij dystenterie en zwaar zieke patiënt § Bij diarree na terugkeer o Parasitologisch onderzoek § Bij aanslepende diarree § Bij diarree na terugkeer o Specialistische onderzoeken ( serologie, gastro-‐duodenoscopie met aspiratie of biopsie, ileoscopie met biopsie, etc. ) zelden nodig o Bij aanslepende klachten: denk aan postinfectieus prikkelbare darmsyndroom o Vergeet dikdruppel niet igv koorts!!!!! ( malaria ) Behandeling o Rehydratatie!! § ORS § Parenterale repletie bij massief vochtverlies § ORS zelf bereiden zie boek § Snel voeden
Pluizig Konijn
8 Borstvoeding verder zetten, afwisselen met ORT en toedienen water • Flessenvoeding: eerste 6uur vervangen door ORT, nadien geleidelijk hernemen met toevoegen van 20% extra water § Cave partiële lactase deficiëntie tgv infectieuze diarree § Snelheid van repletie ORT afhankelijk van snelheid van vocht-‐ zoutverlies ( voor milde tot matige diarree: 10 ml/kg/uur in frequente kleine volumes ) § Hoog NaCl gehalte in ORS ( noodzakelijk voor cholera, te hoog voor andere types ), daarom hebben commerciële preparaten in België lagere zoutinhoud o Transitremmer § Loperamide: motiliteit en secretieremmer § Max 4-‐6 per dag § Additief effect bij antibiotica igv bacteriële secretoire diarree § Volstaat in monotherapie voor milde reizigersdiaree § Contra-‐indicatie!! • Kinderen <2 jaar • Dreigend megacolon • Ernstige dysenterie o Antimicrobiëel § Bacteriëel secretoire diarree • Meestal geen antibiotica, wel loperamide • Indien ernstige of hinderlijke diarree: azithromycine of fluoquinolone ged 1-‐3 dagen § Bacteriëel dysenterische diarree • Géén loperamide • Azithromycine of fluoroquinolones ged. 3-‐5 dagen • Veel resistentie tegen: cotrimoxazole, amoxicilline, orale cefalosporines § Giardiase: 5-‐nitroimidazole • Vb. Fasigyn 2x2 tabl op 1 dag • Flagyl • Tiberal § Entamoeba histolytica • Hogere dosis 5-‐nitroimidazole ged. 5-‐10dagen + contactamoebicide § Isospora belli • Cotrimoxazole 4x1 Forte ged. 10 dagen • Gevolgd door 2x1 Forte ged. 3 weken § Cyclospora • Cotrimoxazole 2x1 Forte ged. 3-‐7dagen § Cryptosporidium • Geen effectieve antiprotozoare behandeling beschikbaar Preventie o Voedsel en drankhygiëne o Indicaties voor antibiotica profylaxe §
-‐
Pluizig Konijn
9
Onderliggend lijden: inflammatoire darmziekten, chronische nierinsufficiëntie of hartfalen § Kort verblijf ( <1 week ) met belangrijke afspraken of activiteiten Hoofdstuk III: Malaria ( belangrijk!! ) -‐ epidemiologie o transmissie: Anopheles mug o actief van zonsondergang tot zonsopgang o epidemiologische types ( intensiteit van transmissie en risico mortaliteit ) § stabiele malaria • transmissie gedurende minstens 6 maanden/jaar • intense transmissie • herhaalde malaria aanvallen bij jonge kinderen ( mortaliteit ) • ontwikkelen van premunitie immuniteit op leeftijd 5 jaar o blijft alleen bestaan als je geregeld blootgesteld wordt o 2 indices § spleen-‐index: kinderen hebben grote milt § parasite index: bij velen die niet ziek zijn op dikdruppel toch parasieten in bloed • herhaalde milde koortsaanvallen zonder verwikkelingen bij oudere kinderen en volwassenen § onstabiele malaria • wisselende transmissie per seizoen/jaar • verloop in epidemies, desastreuze gevolgen in niet-‐immune populatie • alle leeftijdsgroepen lopen hetzelfde risico op verwikkelde malaria ( mortaliteit ) • vb. El niño: je hebt een nat seizoen. Muggeneradicatie faalt -‐ parasiet o protozoon, klasse Sporozoa o genus Plasmodium o 5 species: § P. Falciparum § P. Vivax § P. Ovale § P. Malariae § P. Knowlesi: nieuwe, komt voor in Maleisia: morfologisch gelijkend op malariae en klinisch op falciparum. Hoge mortaliteit. -‐ Ontwikkelingscyclus o Besmette mug à injectie van sporozoieten o Pre-‐erythrocytaire fase ( tissulaire schizogonie ) § ( malarone werkt op deze fase= causale profylaxe ) § infectie vd hepatocyten binnen 30 minuten § in hepatocyt maturatie tot weefselschizont of vorming van hypnozoiet ( P. Vivax en P. Ovale ) §
Pluizig Konijn
10 hypnozoieten kunnen 4-‐5 maanden na infectie terug opflakkeren ( = leverfase ), bij ovale en vivax grote kans dat er slapende hypnozoieten in lever blijven § vermenigvuldiging en vorming van merozoieten o erythrocytaire fase ( erythrocytaire schizogonie ) § vrij in bloedbaan en infectie RBC § ontwikkeling tot trofozoiet § kerndelingen met vorming schizonten § lysis RBC met vrijzetten merozoieten = koortsfase § > 1 week, eerste koortsopstoot kan pas na 8 dagen zijn!!!! § Herinfectie RBC en nieuwe erythrocytaire schizogonie o Gametogonie § Merozoieten in RBC ontwikkelen zich tot mannelijke en vrouwelijke geslachtsvormen: micro en macro gametocyten o Muskietencyclus § Sporogonie, sexuele voortplanting ( 10 dagen ) o Latente infectie § P. Malariae: • Persisterend laaggradige bloed (re)infectie • GEEN leverhypnozoieten § P. Vivax en P. Ovale: • Leverhypnozoieten die laattijdig kunnen voorkomen en meermaals weefsel schizogonie kunnen ondergaan: uitgestelde eerste aanval: recidieven. o Erytrocytaire schizogonie § P. Malariae: 72 uur ( quartane malaria ) § Andere P. Species: 48 uur ( tertiane malaria ) = klassiek § P. Knowlesie: 24 uur o Incubatiefase ( tussen besmetting en eerste koortsaanval ) § 1 tot 2 weken, meestal binnen 2 maanden voor P. Falciparium § later indien partieel effectieve profylaxe of behandeling ( recrudescentie ) en in geval van premunitie ( semi )-‐immuniteit § later voor P. Vivax, P. Ovale: uitgestelde 1e aanval klinische symptomen o 1) koorts § plotse koude rillingen, 15-‐30min lang, gevolgd door hoge koorts gedurende enkele uren § soms 1 dag vooraf prodromen: malaise, moeheid, hoofdpijn, spierpijn § vaak begeleidende symptomen: lendenpijn, abdominale pijn, hoofdpijn, gewrichtspijn • koorts in/na de tropen=malaria tot bewijs van tegendeel o “high index of suspicion” • pathogenese: vrijzetting van pyrogenen tijdens lyse RBC • evolutie o koorts daalt na 2-‐6 uur o nieuwe paroxysmen om 48/72 uur o meestal onregelmatig en dagelijks koorts, zeker bij eerste malaria •
-‐
Pluizig Konijn
11
-‐
-‐
• paroxysmen gedurende 1 week of meer ( onbehandeld ) o 2) splenomegalie, soms hepatomegalie § milt kan vergroten § GEEN lymfadenopathie ( vergroting lymfeklieren ) § Bij chronische/recidiverende malaria • blijvende splenomegalie • hypersplenisme: anemie, trombopenie o 3) bleekheid, icterus § hemolytisch type van anemie ( mechanische lyse RBC’s ): directe hemolyse zonder antistoffen: Coombs negatief § remming van hematopoeiese ( lage reticulocytose ) door cytokine-‐ release Verwikkelingen-‐severe malaria ( = P. Falciparum )= malaria met orgaanverwikkelingen o Multi-‐orgaanfalen § door weefselhypoxie tgv. Sekwestratie van geïnfecteerde RBC in capillairen • Cyto-‐adherentie aan endotheel à rosetting à verminderde vervormbaarheid • Andere pathofysiologische mechanismen: metabole stoornissen als hypoglycemie, lactaatacidose, hoge TNF-‐a, NO,.. ) o Cerebrale malaria ( glasgow coma schaal < 11 of herhaalde convulsies ) § Bewustzijnsstoornissen, hallucinaties, convulsies, meningisme, focale neurologische uitvalsverschijnselen, coma ( evolutie naar dood: indien herstel dan slechts 5-‐10% neurologische sekwellen ) § Etiologie: • Gedaalde perfusie, hypoxie, RBC door malaria zorgen voor verstoppen capillairen • Hiernaast: inflammatoire cytokines o Nierinsufficiëntie o Anemie ( hematocriet < 15% ) o Acidose o Shock o Respiratoire distress ( ARDS ) o Hyperparasitemie ( > 4% )= risicofactor o Hypoglycemie ( cave coma patiënten ): < 40 mg/dl: cerebrale malaria ZONDER hypoglycemie meestal weinig restletsels o Andere verwikkelingen § Gram-‐negatieve sepsis door enterobacteriae ( oorzaak van koorts ): op niveau vd darm: barrière wordt lek § Fetale dood of vroeggeboorte bij zwangeren o Blackwater fever o DIC-‐bloedingen Diagnose o Dikdruppel en bloeduitstrijkje ( thick and thin smear ) o Dikdruppel ( thick smear ) = concentratie methode o Uitstrijkje ( thin smear ) = morfologie en % parasitemie o NIET hemocultuur!!!!
Pluizig Konijn
12
-‐
-‐
-‐
o Tijdstip van monstername: vroegtijdig in koortsfase. Onderzoek herhalen! o Techniek van monstername: laten drogen aan lucht en versturen naar labo o Kleuring van Giemsa na fixatie in methanol o Microscopie diagnose: morfologie en parasitemie beoordelen ( prognostisch belang ) o Serologie niet in diagnose van paroxysmale stadium ( acute fase ) § Wel voor uitsluiten malaria als oorzaak recidiverende koortsaanvalen ( post ) o Point of care testen: sneltest: agglutinatie P. Falciparum en P.Vivax antigen Immuniteit o Premunitie-‐type immuniteit, onderhouden door persisterende/recurrerende paucisymptomatische infecties o Pasgeborenen beschermd door maternale antistoffen en HbF o Vanaf maand 6: hoge vatbaarheid en frequente verwikkelingen/mortaliteit o Vanaf schoolleeftijd: premunitie-‐immuniteit § Hypergammaglobulinemie § Cellulaire immuniteit § Hypersplenisme § à beschermt tegen lethale infecties o immuniteit verdwijnt geleidelijk na verlaten endemisch gebied o immuniteit kan verstoort worden door zwangerschap, zware heelkunde, intercurrerende ziekten, immunosuppressiva behandeling o denk steeds aan mogelijkheid malaria o supportief § koortswerend: paracetamol § voldoende vocht en zout: rehydratatie! § Vermijd hypoglycemie ( glucose infuus )!! Want dit is schadelijk voor hersenen § Monitoring § Transfusie zo nodig • Regel: 7 is geven en 8 is wacht ( hemoglobine ) § Wisseltransfusie verlaten o Anti-‐malaria geneesmiddelen: zie verder Resistentie o P. Vivax § Resistentie sporadisch tegen • Chloroquine ( Zuid-‐Oost Azië ) en proguanil • Primaquine ( Zuid-‐Oost Azië ) • Klinisch nog weinig belangrijk o P. Falciparum: klinisch uiterst belangrijk + probleem resistentie § RO= gevoelig • Eliminatie parasitemie • Binnen 7 dagen na adequate therapeutische dosering • Geen recrudescentie ( komt niet terug ) § RI-‐resistentie
Pluizig Konijn
13 Aanvankelijk effectieve onderdrukking parasitemie; recrudescentie na enkele weken tot 2 maanden na beëindigen vd behandeling ( als je stopt komt het terug= jo-‐ jo ) § RII-‐resistentie • Onderdrukking van parasitemie maar tijdens therapie blijven plasmodia in bloed aantoonbaar; onmiddellijk recrudescentie na stoppen vd behandeling ( = falen vd therapie ) § RIII-‐resistentie: therapie doet NIETS Anti-‐malaria geneesmiddelen o KENNEN: toepassing, indicatie, contra-‐indicatie ( NIET:dosering ) o ALLE anti-‐malaria GM: effect op bloedfase Chloroquine sulfaat ( nivaquine ® ) o Bloedschizonticide o In A-‐gebied: Midden-‐amerika o BW: § Retinopathie of cornea-‐deposities bij langdurig gebruik ( > 100g = > 5 jaar profylaxe ): geregeld naar oogarts § Jeuk § GI-‐intolerantie § slechte smaak § accommodatiestoornissen o Over het algemeen GOED verdragen o Contra-‐indicaties: § Psoriasis § Oogafwijkingen bij langdurig gebruik § Epilepsie: bij kwetsbare patiënt in hoge dosis o Ook gebruikt in reumatologie ( Plaquenil ) in hogere dosis Foliumzuurantagonisten o A. Proguanil hydrochloride ( paludrine ® ): niet meer afzonderlijk beschikbaar § Beestaat wel icb met atovaquone ( Malarone ® ) § Bloedschizonticide ( traag ), remt seksuele ( muskieten )cyclus § GI-‐intolerantie § Zelden haarverlies of orale ulceraties § Vroeger in B-‐gebieden § Contra-‐indicaties: geen o B.sulfadoxine-‐pyrimethamine ( Fansidar ® ) § Vergeten, niet goed Mefloquine ( Lariam ® ) o Bloedschizonticide, slechts beperkte resistentie o BW: § Nausea § Duizeligheid § neuropsychiatrische stoornissen 1/5 ( verwardheid, psychose, depressie ) § convulsies, ( 20% ervaart nevenwerking CZS, 5% voldoende ernstig om te stoppen ) •
-‐ -‐
-‐
-‐
Pluizig Konijn
14 cardiale ritme-‐ en geleidingsstoornissen ( in interactie met andere GM die QT é ) o Contra-‐indicaties: § Epilepsie § Psychiatrische medicatie of VG § Cardiale antiarytmica § Vroeger: eerste trimester zwangerschap o Belang tolerantietest: 3 tabletten voor afreis en verplicht informed consent o Resistentie gemeld in bep gebieden: ZO-‐Azië en W-‐afrika Halofantrine ( Halfan ® ): niet meer beschikbaar o Lethale cardiale ritme-‐ en geleidingsstoornissen Kinine ( Kinidine: dextrostereo isomeer van kinine ) o Bloedschizonticide o Was lange tijd hoeksteen van de behandeling o GEEN resistentie bij falciparum o Dosis: lezen, steeds gevolgd door doxycyline of clindamycine o Nevenwerkingen: § Chinchonisme: • Tinnitus • Gehoorverlies • Hoofdpijn • Duizeligheid • nausea § Rash § Hypoglycemie: stimuleert insuline-‐secretie!! § Cardiale ritme-‐ en geleidingsstoornissen: alleen geven aan cardiale monitoring: traag geven ook! § Relatieve contra-‐indicaties: • Zwangerschap ( owv uteriene contracties ) • Cardiale ritme-‐ en geleidingsstoornissen ( monitoring ) Atovaquone+Proguanil ( malarone ® ) o Bloedschizonticide o Orale therapie voor milde vorm van malaria o Ook actief tegen pre-‐erythrocytaire vormen en remt seksuele cyclus in muskiet ( causale profylaxe ), maar NIET tegen leverhypnozoieten o Innemen bij de maaltijd!! o Zeer weinig NW ( milde diarree ), zwangerschap is CI o Causaal, verhinderen van leverbesmetting Artemisinine derivaten ( Qinghaosu ) o Chinese plant die al duizenden jaren als anti-‐pyreticum gebruikt wordt o Bloedschizonticide ( snel werkend, geen kruisresistentie met kinine ) o Weinig nevenwerkingen, combinatiepreparaat o NW: ( late ) anemie à eigen hematopoeise kan niet volgen o Steeds gebruiken in combinatie met 2e malariamiddel wegens ( lage ) kans op recidief en vooral risico resistentie-‐ontwikkeling o Meerdere prepraten beschikbaar voor orale therapie o Parenterale toediening ( Artesunaat IV ): het levensreddende product bij cerebrae malaria en/of orgaanfalen §
-‐ -‐
-‐
-‐
Pluizig Konijn
15
-‐
o Voornaamste resistentie in ZO-‐Azië Primaquine o Werkzaam op exo-‐erythrocytaire vormen ( hypnozoiet ) o = enige GM dat werkt op leverhypnozoieten!! o 1 test doen: G6PD-‐test: bij G6PD-‐deficiëntie à optreden hemolyse § zeer zeldzaam bij witte mensen § tot 10% bij afrikanen o indicatie: nabehandeling voor P. Vivax en P. Ovale na beëindigen van bloedschizonticide behandeling chloroquine o indien GP6D-‐def: je kan GEEN primaquine geven!!!! o Indicatie: ALTIJD voor nabehandeling vivax!!!!! o Primaquine derivaat ( Tafenoquine ) in ontwikkeling als profylaxe
Hoofdstuk IV: amoebiase: entamoeba histolytica -‐ parasitologie o enige amoebe die pathogeen is o geeft GEEN eosinofielie, zelfs invasieve infectie niet o parasiet maar GEEN worm o protozoon uit groep der sarcodina o andere amoebe-‐achtigen zijn als niet-‐pathogeen te beschouwen: § genus entamoeba: • E. Coli • E. Hartmanni • E. Polecki • E. Gingivalis § Verwante genera: • Endolimax nana • Dientamoeba fragilis § Indien we deze vinden mogelijk ook andere parasieten omwv onveilig eten o Besmetting door ingestie van weerstandige cyste met 4 kernen ( = infectieuze vorm ) o Faeco-‐orale overdracht met een laag inoculum ( 100 cysten ) o 4 kernige amoebe vrij in dundarm à kerndeling tot 8 trofozoieten( = vegetatieve vorm ) o commensale cyclus § onderhoudt de infectie: cyste valt uiteen en amoeben komen vrij. § à Minuta-‐vorm § à Actieve amoeboiede beweeglijkheid § à vermenigvuldiging door splitsing ( asexueel ) § à encystering, gevolgd door excretie in stoelgang § à cyste nooit in diepere weefsels § à cyste kan wekenlang overleven in vochtige bodem: besmettelijk § =asymptomatische infectie o invasieve ( weefsel ) cyclus § magna-‐vorm § à grote amoeben gaan enzymen vrijzetten en darmwand beschadigen
Pluizig Konijn
16
-‐
-‐
-‐
§ àcytolische enzymen, hematofagie § àniet weerstandig-‐ niet besmettlijk § amoebendysenterie § uitzaaiing naar lever: amoebenabces!!!!! Zie je op echo!! o Entamoeba dispar § Niet pathogene variant van E. Histolytica enkel commensale cyclus maar morfologisch niet te onderscheiden: zie je wel op PCR enzo Epidemiologie o Kosmopolitische infectie § Miljoenen ( her )infecties per jaar, slechts 1-‐10% leidt tot klinische symptomen § Meeste zijn asymptomatisch ( tot 50% id bevolking jaarlijks geïnfecteerd ) § 3e doodsoorzaak door parasiet ( na malaria en schistosomiase ) met 100 000 doden/jaar klinische symptomen o asymptomatische cyste-‐excretie ( 5-‐10% nadien toch dysenterie of abces ) o amoeben-‐dysenterie § langdurige incubatie ( weken ) met geleidelijk verschijnen symptomen § rectocolitis • diarree ( kleinere volumina, frequente ontlasting ) • bloed-‐ of slijmbijmenging • tenesmen, valse stoelgangsnood • abdominale krampen • gewichtsverlies, dehydratatie • koorts § duur: 1 week ( 50% ), 2-‐4weken ( 35% ), langer ( 15% ) § soms verwikkeld: • perforatie • fulminante ulceratieve colitis • toxisch megacolon • bloeding § remissies en exacerbaties indien niet behandeld o leverabces § wisselende incubatie ( gemiddeld 3 maanden ) § geen voorafgaande amoebendysenterie bij 80-‐90% vd patiënten § negatief faecesonderzoek bij >50% § vrij plots beginnen symptomen § koorts, algemene malaise § pijn in rechter hypochonder § soms gerefereerde pijn naar rechter schouder met prikkelhoest of hik § hepatomegalie met electief pijnpunt diagnose o asymptomatische infectie § ronde, vierkernige cyste in faecesstaal § ( 3 faecesstalen – concentratietechniek – RMO ) o amoebendysenterie
Pluizig Konijn
17 cyste en beweeglijke magna-‐vormen in preparaat met verse faeces met fysiologische zoutoplossing § APO biopsie of schraping van ulcus ( rectoscopie ) § Serologie ( gevoeligheid > 85 %) o Leverabces § Vaak geen cysten in faeces § Geen eosinofilie, wel leukocytosis § Soms ( slechts discrete ) stijging leverenzymen o Diagnose obv: § Echo of CT § Serologie § ( diagnostische punctie: chocolade etter: zelden gedaan nog ) behandeling o contactamoebiciden gedurende 10 dagen § niet resorbeerbaar § actief in darmlumen op trofozoieten en bijdrage eradicatie van cyste-‐excretoren § diloxamide furoaat ( Furamide ® ) § paromomycine ( Gabbroral ® ) o weefselamoebiciden § 5-‐nitroimidazol derivaten § metronidazol ( Flagyl ® ) § Ornidazol ( Tiberal® ) § Tinidazol ( Fasigyn ® ) § Gedurende 5-‐10 dagen ( dysenterie ) § 10-‐14 dagen ( abces ) o behandeling bestaat uit een kuur met weefselamoebicide gevolgd door een kuur met een contactamoebicide wie behandelen? o Asymptomatische cyste-‐excretor West-‐europa omwv risico invasieve cyclus o Dysenterie patiënt § Weefselamoebicide gevolgd door contactamoebicide o Leverabces § Weefselamoebicide ( nabehandeling contact wordt aanbevolen ) o Asymptomatische cyste-‐excretor tropen § niet behandelen, hoog risico herinfectie §
-‐
-‐
Hoofdstuk V: Leishmaniase -‐ Parasitologie o Protozoa, orde der Mastigophora ( Flagellata ) o Hemoflagellata 2 genera: § Genus Leishmania § Genus Trypanosoma o Ontwikkelingscyclus § Leishmania=intracellulaire parasiet van monoculeair-‐fagocyten systeem § Vector= zandvlieg die bloedmaal neemt
Pluizig Konijn
18
Genus Lutzomyia in nieuwe wereld, Phlebotomus in oude wereld § Anthropo-‐zoonose: reservoir: mens, knaagdieren, honden, vee § Typering Leishmania species niet obv morfologie maar wel obv geografische distributie en genotypische technieken o Immunologie § Genezing en preventie: activatie cellulaire immuniteit: activatie T-‐helper-‐1 gemedieerde cytokines ( INF-‐y en IL-‐2 ) en macrofaag gemedieerde cytokines ( TNF-‐a e.d. ) § Killing vnl door oxidatieve mechanismen ( reactieve zuurstof en stikstofradicalen ) Viscerale Leishmaniase ( Kala Azar ) -‐ Pathogenese o Meestal kleine injectieplaats o Massieve infectie macrofagen lever, beenmerg, huid, lymfe o Patiënten met kala azar: zwak TH1-‐cellulair gemedieerde immuunrespons ( geringe productie IFN-‐y of IL-‐2 in antwoord op L-‐antigenen ), maar vertonen hypergammaglobulinemie ( niet protectief ) door TH2-‐respons ( IL-‐4 ) -‐ Symptomen o Lange incubatietijd ( enkele weken tot 2jaar, gemiddeld 3-‐4 maanden ), vaak insidieus over maanden verlopend o Koorts of subfebrillitas ( onregelmatig patroon ), zweten o Enorme splenomegalie ( soms gevoelig ) bij 90% vd patiënten o Hepatomogalie bij 75% o Lymfekliervergroting ( vaak laattijdig, vooral in afrika, zelden in India ) o Achteruitgang algemene toestand, malaise o Vermagering o Bleekheid o Labo: § Anemie ( ernstig ) normochroom normocytair tgv hypersplenisme en/of beenmerg-‐overwoekering § Leukopenie • ( < 3000/ mm3 in 95% ) • ( < 2000 / mm3 in 75% ) o GEEN eosinofilie o thrombocytopenie ( ê bloedplaatjes ) o hypergammaglobulinemie, ( IgG polyclonaal ), circulerende immuuncomplexen -‐ diagnose o klinisch beeld: enorme splenomegalie met anemie – leukopenie – trombopenie –hypergammaglobulinemie o aantonen van amastigoten in macrofagen ( microscopisch ) § beenmergaspiraat ( veilig ): gevoeligheid 50-‐75% § miltpunctie ( bloedingsrisico ): gevoeligheid 95 % • trombocytopenie is contra-‐indicatie!!!! § Leverpunctie ( bloedingsrisico ): gevoeligheid 75-‐90% •
Pluizig Konijn
19
-‐
-‐
§ Perifeer bloed buffycoat: gevoeligheid 50% o Serologie § ELISA, IFA ( gevoeligheid > 90% ) § ( test is niet specifiek, mogelijke kruisreactie bij patiënten met lepra, tbc, Chagas, malaria ) o huidtest is negatief bij pt met kala azar, kan positief worden na behandeling prognose o indien onbehandeld meestal dodelijk o doodsoorzaak meestal bacteriële infectie ( onderdrukking cellulaire immuniteit, malnutritie, leukopenie ): tbc, pneumokokkenpneumonie behandeling o amfotericine B=eerste keuze § lipide formuleringen: Abelcet § ambisome o pentavalente antimoonverbindingen IM of traag IV § Pentostam ( Natrium stibogluconaat ) § Glucantime ( meglumine antimonaat ) § Meestal mildere nevenwerkingen: • Myalgie • Artralgie • Flebitis • Rash / pancreatitis ( meestal subklinisch ) • Hepatotoxiciteit / cardiotoxiciteit § Soms primair falen ( < 10% ) en herval ( 5-‐30% ) ( meestal binnen 6maanden ) die nieuwe kuur met antimoonverbindingen vereist. o Orale therapie: Miltefosine: duur en moeilijk verkrijgbaar
Cutane Leishmaniase -‐ Pathogenese o Klinische symptomen gevolg van: § Virulentie parasieten § Immuunrespons en inflammatie ( cellulaire immuunreactie: initieel TH2-‐respons ( IL-‐4 ), nadien curatieve TH-‐1 respons ) -‐ Symptomen o Incubatie: 2weken-‐maanden o Initieel papel op inoculatieplaats à crusta en oppervlakkig, goed afgegrensd ulcus met rode verheven rand en granulerende bodem à vaak satelliet ulcera o Soms granulomateuze letsels of korsten: soms sereus of seropurulent exsudaat o Soms regionale lymfeklierzwelling o Trage heling ( maanden ) tot atrofisch, ingezonken litteken -‐ Diagnose o Klinische presentatie “ niet genezende tropenzweer” o Aantonen amastigoten in biopsie genomen in de rand vh ulcus o Serologie kan positief zijn ( lagere gevoeligheid dan bij viscerale Leishmaniase )
Pluizig Konijn
20
-‐
-‐
o Huidtest kan ( laattijdig ) positief worden Behandeling o Lokaal aseptisch, lokaal chirurgisch, curettage, cryotherapie o Grote of groeiende ulcera § Itraconazole § Amfotericine B Addendum o Variant muco-‐cutane leishmaniase ( L. Brasiliensis ) § Diagnose obv PCR § Zeer destructief en refractair aan therapie
Hoofdstuk VI: Trypanosomiase -‐ inleiding o protozoa, orde der Mastigophora ( Flagellata ) o genus trypanosoma o 2 belangrijke types § nieuwe wereld: trypanosoma cruzi = ziekte van chagas § Afrika: • Trypanosoma brucei gambiense (west en Centraal Afrika) • Trypanosoma brucei rhodiense ( oost-‐afrika ) • = slaapziekte Afrikaanse slaapziekte -‐ parasitologie o Trypanosoma gambiense § Menselijk reservoir § Glossina palpalis ( regenwoud, rivier ) als vector o Trypanosoma rhodiense § Zoonose ( antilopen, vee ), mens=accidentele gastheer § Glossina morsitans ( beboste savanne ) als vector o Vector=steekvlieg glossina ( tseetsee vlieg ) -‐ Pathogenese o Repetitieve opstoten van parasitemie à klaring mbv IgM antistofproductie gericht tegen telkens verschillende antigenen die door de parasiet tot expressie worden gebracht ( = antigene variatie ) o In CNS: stoornis in neurotransmissie en vrijzetten cytokines à neuronale destructie en vaataantasting -‐ Symptomen o Trypanosoma sjanker ( acuut letsel op inoculatieplaats ): 2-‐3 dagen na steek o Sjanker geneest na tweetal weken § Steek van tseetseevlieg kan pijnlijk zijn, ook bij niet besmette vlieg o Nadien weken-‐maanden asymptomatische infectie o Stadium I: hemolyfmatisch wefsel § Intermittend koorts § Lymfeklierzwelling tgv lymfocytaire en histiocytaire proliferatie met aanwezigheid van parasieten en Morulacellen ( gevacuoliseerde plasmacellen met picnotische kern, IgM-‐productie )
Pluizig Konijn
21 Niet pijnlijk, vergroot, losliggend, rubberachtig cervicaal en supraclaviculair, achterste cervicale driehoek ( = Winterbottom’s sign ) § Transient oedeem ( gelaat, handen, voeten ) of rash § Normocytaire anemie met reticulocytose § Leucocytose § Matige trombocytopenie § Hypergammaglobulinemie ( IgM ) o Stadium II: centraal zenuwstelsel: slaapziekte § Meningo-‐encefalitis of myelitis treedt pas op na maanden of jaren § Klinische symptomen • Onverschillig, suf, slaperig, soms woede aanvallen, omkering dacht-‐nacht ritme, zelfverwaarlozing, langer slapen, uitvalsverschijnselen, spraakstoornissen, extrapyramidale verschijnselen: tremor, chorea, ataxie, coma, dood § CSV: • Verhoogde proteïne concentratie • Mononucleaire cellen, soms Morula cellen • Rechtstreeks microscopisch onderzoek voor aantonen Trypanosoma o Opmerking § T. Gambiense en T. Rhodiense zijn epidemiologisch, geografisch en klinisch verschillende ziekten: § Oost-‐afrikaanse slaapziekte ( T. Rhodiense ) verloopt meer virulent: • Incubatie dagen-‐ weken • Dan malaise, hoofdpijn, intermittente koorts • Lymfeklierzwelling, milde hepatosplenogmegalie, anemie, ascites, pleura-‐uitstorting, tachycardie, arythmie, hartfalen, encefalitis, dood op weken-‐maanden Diagnose o Klinisch beeld en labo ( IgM spiegels ) o Aantonen Trypanosoma ( morfologisch geen onderscheid tussen de 2 species ) § In lymfeklieraspiraat T. Gambiense § In dikke druppel en perifeer bloeduitstrijkje ( T. Rhodesiense ) § Eventueel in buffy coat preparaat ( WBC concentratietechniek ) § In CSV: centrifugatie, RMO § In beenmergaspiraat o Serologie Behandeling o T. Gambiense ( west en centraal ) § Stadium I: • Efflornithine ( DFMO: difluoromethylornithine ) § Stadium II: • Efflornithine of combinatie efflornithine+nifurtimox • Alternatief: suramine of pentamidine gevolgd door melarsoprol ( arseenverbinding )+ corticosteroïden • ( efflornithine enkel effectief tegen T. Gambiense!!!! ) •
-‐
-‐
Pluizig Konijn
22
-‐
o T. Rhodesiense § Stadium I: • suramine § Stadium II: • Suramine+melarsoprol ( arseenverbinding ) + corticosteroïden o Follow-‐up behandeling § Verbetering symptomen § CSV resultaten moeten normaliseren § Normalisatie IgM spiegel o Kan tot 6 maanden na behandeling duren o Genezing definitief na 2 jaar follow-‐up Preventie o Controle vector en reservoir o T. Gambiense § Selectief ontbossen rond water § Vliegenvallen § Gevallen opsporen en behandelen ( mens=reservoir ) o T. Rhodesiense § Moeilijker vector controle in savanne en moeilijker opsporen van reservoir ( zoönose )
Ziekte van Chagas -‐ Parasitologie o Trypanosoma cruzi o Vector: bloedzuigende artropoden ( wantsen ) in woningen ( vooral triatoma infestans ) o Reservoir § Zoonose ( huisdieren, amarillo ) § Mens=accidentele gastheer o Meeste besmettingen op kinderleeftijd ( 85% voor 10 jaar ) -‐ Ontwikkelingscyclus o Inoculatie dmv besmetting mucosa, conjunctiva, huidletsels door besmette faeces van wants o Persisterende parasitemie bij asymptomatische persoon: gevaar voor transmissie via bloedtransfusie moeder-‐kind besmetting -‐ Symptomen o Acute chagas: bij besmetting § Meestal asymptomatisch § Chagoma: inflammatoir huidletsel op inoculatieplaats soms met regionale lymfeklierzwelling § Pijnloos oedeem van oogleden= Romana sign o Indeterminate phase: asymptomatische parasitemie o Chronische Chagas ( jaren-‐decaden later ) § Hartaantasting • Congestief hartfalen – cardiomegalie • Ritme-‐ en geleidingsstoornissen • Trombo-‐embolische verwikkelingen
Pluizig Konijn
23
§
-‐
• Syncopes Mega-‐ziekte • Mega-‐oesofagus: sliklast, dysfagie, thoracale pijn, regurgitatie, hoest, slikpneumonie, cachexie • Mega-‐colon: abdominale pijn, constipatie, obstructie, volvulus
Diagnose o Klinisch o Serologie: cave vals-‐positieve resultaten bij patiënt met malaria, syphilis, leishmania o Nieuwe diagnose technieken in ontwikkeling -‐ behandeling o geneesmiddelen met activiteit tegen afrikaanse Trypanosoma zijn niet effectief voor Chagas!!! o Supportieve zorgen ikv cardiale aantasting o Myotomie of pneumatische dilatatie vd slokdarmsfincter: dieet, resectie igv mega-‐ziekte Hoofdstuk VII: Lepra -‐ Etiologie o Mycobacterium leprae ( niet kweekbaar in vitro ) -‐ Epidemiologie o Wereldwijd, vnl in Afrika en India -‐ Transmissie o Mens=reservoir o Transmissie via inhalatie van grote aantallen bacillen ( expectoratie ), maar ook verspreiding vanuit ulcera bij multibacillaire ziekte o In endemisch gebied: iedereen in contact met lepra-‐patiënten, slechts enkelen ontwikkelen ziekte ( cfr tbc ) o Zeer lange incubatietijd ( jaren ) -‐ Immuniteit o T-‐lymfocyt gemedieerde cellulaire immuunrespons is bepalend voor ziektetype van lepra o Er zijn 2 polen: § Tuberculoide lepra • Bij patiënten met sterke cellulaire immuunrespons à sterke reductie aantal bacillen • Paucibacillaire letsels in tuberculoide granulomen ( macrofagen, lymfocyten ) ( TT ) § Lepromateuze lepra • Bij patiënt met zwakke cellulaire immuunrespons à proliferatie van bacillen • Multibacillaire letsels waarin geen granulomen gevormd worden ( LL ) o Tussen deze 2 extremen: overgangsvormen § Borderline lepromateus ( BL ) § Boderline borderline ( BB ) § Borderline tuberculoid ( BT )
Pluizig Konijn
24
-‐
-‐
o Al naargelang evolutie en immuniteit kan ziekte verschuiven tussen borderline types lepromateuze lepra o multibacillaire ziekte o infiltratie met zuurvaste bacillen in macrofagen, slechts gering aantal lymfocyten à onvoldoende macrofaagactivatie à bacillen prolifereren intracellulair à geen granuloomvorming, onvoldoende T-‐cel gemedieerde cellulaire immuunrespons à diffuse infiltraat=leproma o sterke humorale immuunrespons ( hoge antistoftiters, echter niet protectief tegen intracellulaire bacillen ) o lepromine huidtest ( vertraagd-‐type overgevoeligheid ) = negatief § ( lepromine huidtest wordt gebruikt om het type lepra te bepalen! Dus niet voor diangnose te stellen, want daar gebruikt men een biopsie van huidletsel voor ) o huid § diffuse, slecht afgelijnde letsels, vaak symmetrisch § hypopigmentatie bij donkerhuidigen, erythemateus bij blanken § verdikking van de huid, maculae, noduli, papels § verlies van wenkbrauwen o neus § infiltratie met grote aantallen bacillen en cellen ( transmissie! ) § ulceratie vd mucosa, soms septumperforatie o zenuw § infiltratie vd zenuwuiteinden in huid, maar onvoldoende voor destructie § grotere zenuwbanen van extremiteiten vaak aangetast ( n. medianus, ulnaris, radialis, n. suralis, poplitealis, n facialis ) en verdikt § symmetrische aantasting § vooral gevoelsstoornis, maar motorische uitval kan eveneens optreden bij verdere aantasting tuberculoïde lepra o paucibacillaire letsels o sterke T-‐lymfocyt gemedieerde cellulaire immuunrespons met activatie macrofagen à doden gefagocyteerde bacillen à granuloomvorming met epitheloide macrofagen omringd door groot aantal lymfocyten à focaal begrensde letsels die niet diffuus verspreiden à tendens tot heling van de aangetaste zones leidend tot atrofie of fibrose o slechts beperkte humorale immuunrespons o lepromine huidtest = positief o huid § beperkt aantal, goed afgelijnde letsels, asymmetrisch § hypopigmentatie bij donkerhuidigen, erythemateus bij blanken § gevoelloze letsels met droog oppervlak ( niet zwetend ) § tendens tot centrale heling § verlies van haarfollikels, zweet en sebumklieren o zenuw § geïnfiltreerde zenuw door granuloomvorming § verlies van gevoelszin ( temperatuur, aanraking, pijnprik )
Pluizig Konijn
25 § -‐
-‐
-‐
meestal slechts 1 zenuwbaan aangetast ( niet symmetrisch )
diagnose o kliniek o secundaire traumatische huidletsels en zenuwletsels o schraapsel over huidincisie ( LL, BL, BB ); eventueel neusschraapsel of neussecreet ( LL,BL ), vooral aan rand van groeiend letsel of biopsie § ontsmetten ( alcohol ) § huidplooi maken en bloedloos drukken § incisie maken in huidplooi ( 1 mm diep ) § schraapsel van huidincisie ( bloedloos ) § uitstrijken – drogen aan lucht – fixeren § kleuren ( Ziehl Nielsen ): zuurvaste bacillen o lezen met olie-‐immersie microscoop ( x100 ), score ifv aantal bacillen per veld ( bacteriële index ) o bij tuberculoïde letsels zijn bacillen vaak niet terug te vinden ( biopsie: tuberculoïd granuloom zonder zuurvaste bacillen ) o lepromine test: vertraagde cutane overgevoeligheidsreactie § intradermo, lezen van induratie na 72 uur waarbij > 3 mm positief is § herevalueren na 3-‐4 weken ( opbouw cellulaire immuniteit ) § ( aspecifiek omwv kruisreactie met andere mycobacteriële antigenen ) § nut vooral ter evaluatie van evolutie cellulaire immuniteit bij borderine ziekte-‐types ( NIET VOOR DIAGNOSE ) behandeling o ctf tuberculose o reductie bacillen en besmettelijkheid met beperken resistentie-‐ ontwikkeling bij multi-‐bacillaire type vereist combinatie van geneesmiddelen, voldoende gedoseerd en therapietrouw o regime multibacillaire ziekte ( LL, BL, BB, sommige BT met 2+ of meer ) • rifampicine • clofazimine • dapsone § drieledig tot negativeren van huidschraapsel § meestal jarenlange behandeling ( >2 jaar ) o regime paucibacillaire ziekte ( TT,BT ) • rifampicine • dapsone § gedurende 6 maanden omkeerreactie ( reversal reaction, type 1 reactie ) o tijdens evolutie naar TT-‐pool: BLàBBàBTàTT ( upgrading reactie ) o vooral voorkomend bij borderline-‐ziektetypes en tijdens eerste 6 maanden van de behandeling o plotse toename letsels, die tevoren weinig of niet ontstoken waren o scherp afgegrensd van gezonde gebieden o zenuwaantasting à pijn à verlies sensiebele en motorische functie o lepromine test à positief o APO: ontwikkeling tuberculoid infiltraat o Dringende behandeling corticosteroïden noodzakelijk
Pluizig Konijn
26
-‐
-‐
§ Prednisolone o Meestal gunstige evolutie op enkele dagen: anti-‐lepra medicatie niet onderbreken erythema nodosum leprosum ( type 2 reactie ) o komt voor bij LL ( soms ook bij BL ) bij > 50% vd patiënten o antigen-‐antistof immuuncomplex ziekte à veroorzaakt acute ontstekingsreactie op plaatsen van neerslag immuuncomplexen o symptomen: § koorts, leukocytose § rode, nodulaire, pijnlijke huidletsels § arthritis, iritis, neuritis, glomerulonefritis o behandeling: anti-‐lepra medicatie moet voortgezet worden § mild: rust, aspirine § matig ziek: • clofazimine opdrijven ( ged. Max 3 maanden ) • in combinatie met aspirine of corticosteroïden § ernstig • corticosteroïden: prednisolone • soms thalidomide maar gevaar voor teratogeniciteit preventie o vaccinatie met BCG beschermt partieel tegen lepra ( en tbc ) o controle therapietrouw ( DOT-‐programma ) § DOT=directly observed treatment
Hoofdstuk VII: schistosomiase ( bilharziose ) -‐ Parasitologie o Trematode ( zuigworm, bot ) met verschillende species: § Schistosoma hematobium – vesicale plexus § S. Mansoni – vena mesenterica inferior, vena portae § ( japonicum ) § ( mekongi ) § ( intercalatum ) -‐ epidemiologie o endemisch in gebieden van Afrika, Zuid-‐Amerika, Midden-‐Oosten en China: mens in nabijheid van zoet oppervlaktewater ( plassen, meren, rivieren, irrigatiewerken ) -‐ ontwikkelingscyclus o mens is voornaamste eindgastheer en reservoir voor besmetting o volwassen wormen ( 1-‐2 cm ) leven in veneus systeem o seksuele voortplanting met vrijzetting van eieren à lokaal inflammatoire reactie en excretie ( urine, faeces ) o eieren in zoet water gaan hechten aan planten en zetten beweeglijke miracidia vrij à opgenomen door slakjes ( = intermediaire gastheer ) § specifieke slak voor elke Schistosoma species: geografische distributie van Schistosoma wordt bepaald door de aanwezigheid van de tussengastheer o in slak: aseksuele vermenigvuldiging van miracidia: na 4-‐6 weken vrijzetting grote aantallen beweeglijke cercariae ( =infectieuze vorm )
Pluizig Konijn
27
-‐
-‐
o cercariae: penetratie intact huid van mens die baadt in besmet zoet oppervlaktewater à tijdens penetratie: omvormen tot schistosomula à migratie naar longen en lever à na 6-‐tal weken: wormen volwassen en gaan zich lokaliseren in veneuze systeem op predilectieplaatsen à in terminale venulen zal eileg beginnen o gemiddelde levensduur: 5-‐10 jaar, wormlast heel wisselend en correleert met graad van morbiditeit pathogenese o er zijn 3 syndromen: § 1) dermatitis ( cercariae ) § 2) Katayama-‐koorts ( volwassen worm ) § 3) chronische fibro-‐obstructieve sekwellen ( eieren ) o dermatitis § in vroege stadium à te wijten aan penetratie cercariae door de huid à niet jeukende papuleuze huiduitslag: swimmer’s itch § kan ook veroorzaakt w door niet-‐humane schistosoma: vnl vogel schistosoma à sterven in dermis à kunnen geen latere ziektefasen veroorzaken. Huidrash en jeuk is heviger na voorafgaande sensitizatie. § Als worm volwassen stadium bereikt à eileg begint à acuut koortsend beeld kan optreden ( = katayama fever ) o Katayama fever § Serumziekte-‐achtige syndroom § Meestal bij massieve primaire infectie van S. Japonicum, S. Mansoni, minder na S. Hematobium § Vermoedelijk te wijten aan immuuncomplexvorming op antigene stimulatie door eieren o Chronische fase § Mature wormen leggen hoog aantal eieren à ten dele geëxcreteerd naar lumen en ten dele achterblijven à eieren gedeponeerd in mesenterische vaten, emboliseren in v portae van lever à eieren in veneuze plexus rond urinaire tractus lokaal gedeponeerd à op deze eieren-‐antigenen ontstaat granulomateuze ontstekingsreactie opgebouwd uit lymfocyten, macrofagen, eosinofielen ( cellulair-‐ gemedieerde ontstekingsreactie ). Gevolgd door collageen depositie en fibrose à leidend tot chronisch obstructieve syndromen klinische symptomen o 1)Swimmer’s itch § jeukende papels, binnen 24uur na penetratie door huid ( vooral na voorafgaande sensitisatie, zelden bij eerste contact ) o 2) Katayama fever § 4-‐8weken na infectie, vooral S. Japonicum en S. Mansoni infecties: minder na S. Hematobium. § Plotse koorts, rillingen, zweten, myalgie, arthralgie, hoofdpijn, § hepatosplenomegalie § vergrote lymfeklieren! § eosinofilie § urticaria
Pluizig Konijn
28 soms hoesten, soms diarree geleidelijk beterend op verloop van 1 tot enkele weken, geen ei-‐ excretie op dat ogenblik en antistoffen vaak nog niet detecteerbaar. o 3) chronische fibro-‐obstructieve schistosomiase § gevolg van fibrose en granulomateuze ontstekingsreacties op eieren in weefsels. § S. Mansoni, S. Japonicum, S. Mekongi à in mesenterische bloedvaten en v. portae • Abdominale pijn, intermittent diarree • Soms granulomateuze darmpoliep met bloedverlies in GI-‐ tractus • Presinusoïdale levervaten geëmboliseerd door eieren met fibrose tot gevolg à preportale cirrose met portale hypertensie ( Symmerse pijpesteel fibrose ) + porto-‐ systemische collaterale circulatie met goed bewaren synthese-‐functie van lever ( flow beperking op veneuze porta-‐systeem met bewaren van leverperfusie langs arteriële kant ) o Splenomegalie o Slokdarm-‐maagvarices o Abdominale pijn o Massieve hoge GI-‐bloedingen o Eosinofilie o Hypergammaglobulinemie o Soms anemie tgv hypersplenisme en/of bloeding o Terminaal toch leverfalen à geelzucht, ascites § S. Hematobium • Fibrose rond ureter en blaas à obstructie urinaire tractus ( hydronefrose finaal leidend tot nierfunctie-‐verlies ) • Soms granulomateuze poliep in blaas • Soms hematurie, dysurie • Uiteindelijk calcificaties in blaaswand ( jaren ) en vermindering blaascapaciteit met laattijdig risico op blaaskanker § Zeldzaam pulmonale schistosomiase • Pulmonale hypertensie en cor pulmonale • Door embolisatie van eieren via portosystemische collaterale circulatie of via embolisatie uit vesicale plexus § Zeldzaam ectopische worm eieren naar CNS • Epilepsie, dwarslesie Diagnose o Anamnese § Geografie, water contact § Swimmer’s itch o Hoge eosinofilie bij Katayama o Schistosoma eieren in faeces of rectumbiopsie, in urine of blaasbiopsie o Faecesstaal voor parasieten ( concentratiemethode noodzakelijk ) o Urinecollectie tussen 12 en 24 uur ( sedimenteren, centrifugeren of filtreren ) § §
-‐
Pluizig Konijn
29
-‐
-‐
o Prepatente periode wisselend § > 4 weken of meer S. Mansoni § > 12 weken of meer S. Hematobium o soms zeer lange prepatente periode bij geringe wormlast o serologie ( screening post exposure > 12 weken ) behandeling o voor levende wormen met eileg § praziquantel ( biltricide ): een-‐dagsbehandeling o voor Katayama-‐fever § idem in associatie met corticosteroïden o nevenwerkingen: mild, abdominale bezwaren, malaise, soms koorts, hoofdpijn of duizeligheid o follow-‐up: indien worm overleeft zal hij na 6 weken-‐3 maanden terug eieren excreteren: dan behandeling herhalen preventie o vermijden van contact zoet wateroppervlak
Hoofdstuk IX: andere Trematoden -‐ Clonorchis sinensis o China, verre oost, ZOA o Reservoir: honden, katten o Ontwikkelingscyclus: § Eiàslakjesà cercariaà zoetwatervis § Ecystering tot metacercaria ( = infectieuze vorm ) § Mens besmet door eten rauwe vis § Maturatie in galwegen tot volwassen worm in 4 weken o Symptomen § Afhankelijk van wormlast ( meestal asymptomatisch ) § Cholangitis: obstructieve icterus door inflammatie en fibrose rond galwegen § Laattijdig cholangiocarinoma o Diagnose § Wormeieren in faeces ( concentratiemethode ) of duodenaal aspiraat ( galvocht ) § Prepatente periode > 4 weken o Behandeling § Praziquantel ged. 2-‐3 dagen -‐ Paragonimus westermani ( longbot ) o Verre Oosten, Azië ( andere P; species in Afrika, Z-‐amerika ) o Reservoir: wilde dieren en huisdieren, knaagdieren o Ontwikkelingscyclus § Worm leeft in longalveool à eieren opgehoest en afgeslikt § Ei in water à miracidia à slakjes à cercariae à opname in krabben, kreeftjes à encystering tot metacercaria § Mens besmet door eten rauwe schaaldieren • “ drunken crabs”: levende krabben in rijstwijn § larven migreren door darmwand naar peritoneaalholte dan migratie doorheen diafragma naar pleura en long
Pluizig Konijn
30
o symptomen § vaak a-‐ tot paucisymptomatisch § hoest, hemoptoë § thoracale pijn, soms koorts of nachtzweten § soms caverne-‐vorming met fibrosering errond ( DD tuberculose ) o diagnose § prepatente periode 6 weken § eieren in sputum of stoelgang ( concentratiemethode ): zuurvaste kleuring mist Paragonimus § Rx ( DD tuberculose!!! ) § Serologie o Behandeling § Praziquantel ged. 2-‐3 dagen Hoofdstuk X: Filariasis ( Nematoden=rondwormen ) 1.WUCHERERIA BANCROFTI ( elefantiasis ) -‐ Epidemiologie o Urbane filariase § Vector is Culex-‐mug: s’nachts actief o Rurale filariase § Vector is Aedes, Mansonia of Anopheles muggen o Mens is reservoir -‐ Ontwikkelingscyclus ( minder belangrijk ) o Worm leeft in lymfevaten ( lies, oksel )à worm zet microfilaria vrij à naar bloedbaan à door muggen opgenomen bij beet à migreren naar lymfevaten en worden macrofilaria -‐ Pathogenese o Endotheliale profileratie van lymfevaten à herbergen volwassen worm à granulomateuze inflammatie met eosinofielen, lymfocyten en macrofagen o Ontstekingsreactie gevolgd door fibrose en obstructie van lymfeflow -‐ Klinische symptomen o Meeste zijn asymptomatisch ondanks microfilaremie ( onderhouden infectieus reservoir ) o Klinische symptomen gevolg van: § Acute aanval • Lymfangitis, koorts ( vanaf 6 maanden na initiële besmetting ), intermittente opstoten lymfangitis § Chronische lymfekliervergroting § Obstructie lymfevaten met chronisch lymfoedeem • Hydrocoele, elefantiase onderste ledematen, lymfevarices, chylurie § Secundaire huidverdikking • Ulceraties, surinfecties -‐ Diagnose o Klinisch beeld o Aantonen parasiet § Microfilaria in bloed ( dikke druppel, membraanfitratietechniek )
Pluizig Konijn
31
§ In chronische fase vaak niet aantoonbaar o Eosinofilie is vooral aanwezig tijdens acute opstoot van lymfangitis o Serologie en antigen detectie ( kruisreactie tussen verschillende filaria ) -‐ Behandeling o Ivermectine éénmalig, al dan niet in combinatie met albendazole § Alleen effectief tegen microfilaria, klinisch resultaat nog onduidelijk o Di-‐ethyl-‐carbamazine ( DEC ) § vooral effect microfilaria, minder op volwassen worm o chirurgie en lokale compressie voor lymfoedeem: antibiotica tegen lymfangitis opstoot o Doxycyline tegen Wolbachia ( endosymbiont nodig voor vorming microfilaria ) 2. LOA LOA -‐ epidemiologie o West-‐Centraal Afrika o Vector = vrouwelijke Chrysopsvlieg ( broedplaats is regenwoud naast rivier ) § Actief overdag maar niet in volle zon, vliegt zelden verder dan 200m van broedplaats o Rurale ziekte, mens=reservoir -‐ Ontwikkelingscyclus o Volwassen worm in subcutane weefsel o Microfilaria door bevruchte vrouwelijke worm vrijgezet à migreren naar bloed àopgenomen door Chrysopsvlieg -‐ Klinische symptomen o Meestal asymptomatisch, wel vaak eosinofilie o Transiënte zwelling door subcutaan oedeem: “Calabar zwelling” § Meestal unifocaal, soms voorafgegaan door jeuk § Duur: enkele dagen, meestal gelokaliseerd rond gewrichten ( pols, hand, knie ) o Passage door subconjunctiva van oog à intense conjunctivitis gedurende enkele dagen o Dode wormen à calcificaties in subcutane weefsels -‐ Diagnose o Klinisch beeld ( calabar, oog ) o Microfilaria in bloed ( overdag): dikdruppel, concentratietechniek o Serologie en antigen detectie o Eosinofilie -‐ Behandeling o Inschatten microfilaremie omwv encefalitis gevaar tgv behandeling DEC § ( bij zeer hoge microfilaremie kan DEC encefalitis veroorzaken door snelle sterfte parasiet ) à dan best albendazole o Indien geen microfilaremie: DEC gedurende 3 weken § Effectief tegen microfilaria § Minder tegen volwassen worm
Pluizig Konijn
32 o Indien microfilaremie: tragere opbouw DEC, soms na voorafgaand ivermectine éénmalige dosis. Soms is associatie met corticosteroïden nodig. o Follow-‐up: geleidelijk dalen van eosinofilie tot normale waarden over verloop van enkele maanden.
3. ONCHOCERCA VOLVULUS ( rivierblindheid ) -‐ Epidemiologie o vnl Afrika, Jemen, Centraal en Zuid-‐amerika o voornaamste oorzaak van blindheid in savanne en regenwoud van Afrika o vector = Simulium vlieg o broedplaats: geoxygeneerd ( stromend ) water o reservoir = mens -‐ ontwikkelingscyclus o volwassen wormen à in subcutane weefsels à vorming fibrotische subcutane noduli à vrijzetting microfilaria in de huid door de bevruchte vrouwelijke worm o microfilaria in huid: opgenomen door vlieg à infectieus over verloop van enkele dagen o Wolbachia ( Rickettsiose ) leeft als endosymbiont intracellulair in Onchocerca en is noodzakelijk voor fertiliteit vd worm -‐ klinische symptomen o huidaantasting à destructie vd microfilariae in huid à lokale ontstekingsreactie à jeuk, papuleuze rash à jeuk kan zeer hevig zijn met krabletsels en secundaire huidwondjes tot gevolg o hoge wormlast à irreversiebele beschadiging vd huid à depigmentatie, verlies elastiticiteit, lichenificatie, verdikking huid ( vnl onerste ledematen ) o soms lymfekliervergroting en/of beperkt lymfoedeem o migrerende worm: kan gevangen worden door druk van hard oppervlak en beenderig uitsteeksel ( grote trochanter, bekkenkam, thoraxwand ) à granulomateuze reactie met vorming pijnloze fibrotische nodules o OOGAANTASTING ( rivierblindheid ) § Anterior segment • Keratitis punctata ( cornea ) met witte opaciteiten ( sneeuwvlok ) • Aantasting vascularisatie thv corneo-‐sclerale junctie, uitbreiding tot iritis en scleroserende keratitis die pupil overwoekert § Posterior segment • Retina beschadiging met/zonder n opticus atrofie -‐ Diagnose o Aantonen microfilaria in huid § Huidsnip ( meestal op dij, heup, bekkenkam waar veel microfilaria aanwezig zijn ) o Serologie en antigen detectie -‐ Behandeling o Ivermectine
Pluizig Konijn
33 Actief op microfilaria, contraceptief voor vrouwelijke worm Te herhalen om 6m-‐1 jaar tot volwassen worm sterft van ouderdom o Doxycycline § Gedurende 4-‐6 weken § Actief tegen Wolbachia, remt embryogenese en vrijzetting microfilaria à effect houdt lang aan ( tot 18 maanden ) § §
Hoofdstuk XI: andere nematoden ( rondwormen ) 1. ASCARIS LUMBRICOIDES -‐ epidemiologie o ascaris= de grote spoel of rondworm ( kosmopolitisch, maar vooral in tropen ) o leven in dundarm, voeden zich met darminhoud zonder beschadiging mucosa o faeco-‐orale besmetting met mens als voornaamste reservoir -‐ ontwikkelingscyclus o bevruchte vrouwtje à zeer veel eieren à met faeces naar buiten à in omgeving rijping o faeco-‐orale besmetting à larve komt vrij in dundarm, invadeert mucosa à migreert via bloedbaan naar long à penetratie longalveoli à actief en passief transport naar epiglottis à na inslikken à larve in dundarm wordt volwassen o viscerale migratie ( prepatente fase )= 60-‐90 dagen o levensduur volwassen worm: enkele jaren -‐ klinische symptomen o viscerale migratie § immunologische reactie op Ascaris antigenen tijdens longpassage: “Loeffler syndroom” • vaak subklinisch • hoesten, soms koorts • bronchusobstructie ( wheezing ), dyspnee • wisselende longinfitraten op rx thorax • forse eosinofilie § duur: enkele dagen, spontane verbetering § kan zich herhalen bij nieuwe longpassage door andere larven o volwassen wormen in dundarm § meestal asymptomatisch § bij grote wormlast: • abdominale bezwaren • soms dundarmobstructie ( zelden galwegen of ductus van Wirsung ) • soms bijdrage tot malnutritie -‐ diagnose o aantonen wormeieren in stoelgang of sputum -‐ behandeling o mebendazole ( vermox ) ged. 3 dagen o albendazole ( zentel ) éénmalige dosis
Pluizig Konijn
34
2.TOXOCARA ( niet kennen? ) -‐ inleiding o Toxocara canis, Toxocara Cati infecties à door ingestie eieren in besmette grond of likken van dieren o Larve in dundarm en langdurige migratie weefsels -‐ Klinische symptomen o Meestal asymptomatisch o ‘Visceral larva migrans’ syndroom bij hoge wormlast: § Koorts § hoge eosinofilie § dyspnee § wheezing § vluchtige longinfiltraten o Granulomateuze lesies in retina ( lijken op tumor ) -‐ Diagnose o Serologie -‐ Behandeling o Geen o Albendazole voor visceral larva migrans o Albendazole+corticosteroiden voor oogletsels 3. ANCYLOSTOMA DUODENALE/NECATOR AMERICANUS -‐ inleiding o haakwormen, enkel in tropen en subtropen ( vroeger ook in steenkoolmijnen ) o leven in dundarm, beschadigen mucosa tijdens bloedzuigen ( mens=reservoir ) -‐ ontwikkelingscyclus o eieren met faeces à in warme vochtige omgeving snelle rijping à infectie door actieve penetratie larve doorheen huid ( blote voeten!! ) o via lymfe en bloedbaan à bereiken longen ( viscerale migratie ) à penetratie alveool à migratie epiglottis waar ingeslikt à soms latente fase o levensduur= 5tal jaren -‐ klinische symptomen o penetratie doorheen huid is meestal asymptomatisch o meestal asymptomatische viscerale migratie, soms zeer milde Loëffler-‐ symptomen o dundarm: geen buiksymptomen, wel anemie ( ferriprief ) § anemie afhankelijk van wormlast, ijzerinname in voedsel en ijzerbehoeften § anemie ontstaat traag, maar kan belangrijk zijn -‐ diagnose o aantonen wormeieren in stoelgang § cave prepatente periode: ferriprieve anemie zonder wormeieren § soms larven te zien bij ouder faecesstaal op kamertemperatuur -‐ behandeling
Pluizig Konijn
35 o enkel indien grote wormlast en ferriprieve anemie § repetitieve behandelingen noodzakelijk voor eradicatie maar reductie wormlast volstaat bij patiënten met hoog risico op herbesmetting: mebendazole, albendazole o ijzersupplementen ( eventueel+foliumzuursupplementen )
4.STRONGYLOIDES STERCORALIS -‐ inleiding o worm in dundarm, geen mucosabeschadiging o mens=voornaamste reservoir ( ook honden, chimpansees ) -‐ ontwikkelingscyclus o bevruchte wijfje à tientallen eieren per dag o op korte tijd à ontwikkeling larven zodat in faecesstaal meestal enkel larven en geen eieren gevonden worden o warme vochtige grond: verdere ontwikkeling o via huid besmetting o na huidpenetratie à migratie naar longen, alveolen, bronchi à larve ingeslikt en maturatie in dundarm ( tussen besmetting en volwassen stadium: 4 weken ) o auto-‐reinfectie cyclus § vroege larven in darm ontwikkelen zich tijdens darmpassage tot infectieuze filariforme larven à actieve reïnfectie door penetratie van de perianale huid of darmwand à sterke toename wormlast in de gastheer en jarenlange chroniciteit zonder exogene reïnfectie -‐ klinische symptomen o jeuk op penetratie plaats huid ( zeldzaam ) o viscerale migratie: geen of slechts milde Loëffler symptomen o wormlast in darm: abdominale bezwaren, soms steatorree en gewichtsverlies ( geen bloedverlies ) o meestal asymptomatisch o larva currens § pathognomonische huideruptie, veroorzaakt door migratie van de larve tijdens auto reïnfectie • serpengineus urticariële wheal and flare (verheven kronkelige lijn ) • optredend en verdwijnend op verloop van enkele uren ( itt cutane larva migrans van ancylostoma braziliensis ) • hevig jeukend • vooral op romp of dijen • optredend in opstoten met onvoorspelbare intervallen o hyperinfectie-‐syndroom § door massieve auto-‐reïnfectie bij patiënten met immuniteitsstoornis ( steroïden, lymfomen, orgaantransplantaties ), maar ook bij malnutritie, kanker etc. à zeer hoge mortaliteit • diarree, steatorree, soms bloederige colitis • paralytische ileus, peritonitis • gram-‐negatieve sepsis • hoesten, bronchusobstructie, dyspnee, haemoptoë • orgaan invasie ( CZS )
Pluizig Konijn
36 • • -‐
-‐
geen eosinofilie tijdens behandeling met corticosteroïden zeer verraderlijk want voor immuunsuppressie was pt asymptomatisch
diagnose o aantonen larven in verse stoelgang ( RMO ) al dan niet na concentratie ( Baermann techniek ) o onderzoek van duodenaal aspiraat of duodenum-‐jejunum draad of biopsie o serologie o klinisch beeld van larva currens behandeling o ivermectine ( voorkeurstherapie bij hyperinfectiesyndroom ) o albendazole ( te herhalen na 1 week )
Hoofdstuk XII: cestoden ( lintwormen ) 1.cysticercose -‐ inleiding o taenia solium ( varkenslintworm ) § niet bij moslims en orthodoxe joden § niet in landen met goede vleeskeuring o varken is normale intermediaire gastheer, mens is eindgastheer -‐ ontwikkelingscyclus o faecale uitscheiding onbeweeglijke eieren à opname door varkens à naar spieren en ontwikkelen blaaswormen ( larven o Taeniase § Door inname onvoldoende gebakken vlees § In darm mens à larve komt vrij à volwassen lintworm à na enkele maanden eerste proglottiden in faeces o Cysticercose § Door orale ingestie van eieren § Afkomstig van andere persoon ( faeco-‐oraal ) § Afkomstig uit eigen darm ( auto-‐infectie, faeco-‐oraal ) • Interne auto-‐infectie is hypothese -‐ Klinische symptomen o Volwassen worm in darm § Asymptomatisch § Proglottiden in faeces o Cysticercose § Encystering van blaaswormen in verschillende organen • Spieren of subcutane vet à weinig lokale inflammatie ( inclusief hartspier ) • Hersenen: epilepsie, meestal 3 jaar of langer na initiële besmetting • Oog: retina of kamervocht ( scotomen, visusdaling ) § Vaak calcifiërend ( Rx, CT ) -‐ Diagnose o Taeniase: aantonen proglottiden of eieren in faeces o Cysticerose: serologie ( op serum, CSV ) -‐ Behandeling
Pluizig Konijn
37
o Voor volwassen lintworm: Niclosamide ( Yomesan ) § Alternatief: praziquantel, albendazole o Voor neurocysticercose: symptomatisch ( anti-‐epileptica )+ praziquantel of albendazole ( plus corticosteroïden indien inflammatoire reactie ( intracraniële overdruk ) als gevolg van antiparasitaire therapie 2.Echinococcose, Hydatidose -‐ inleiding o echinococcus granulosus à kystische hydatidose o echinococcus multilocularis à alveolaire hydatidose § honden en vossen zijn eindgastheer, schapen of vee is tussengastheer § mens accidenteel besmet -‐ ontwikkelingscyclus o eieren met faeces in bodem à larven vrij in darm, migreren naar organen o mens accidenteel besmet door contact speeksel hond of vee o E. Granulosus ( hondenlintworm ): hydatide cyste met fibreus kapsel: kystische hydatidose met interne dochtercysten o E. Multilocularis ( lintwormen van vossen, knaagdieren ): externe dochtercysten zonder duidelijk fibreus kapsel: alveolaire hydatidose -‐ Klinische symptomen o Zeer lang asymptomatisch o Hydatide cysten in lever ( 70% ), longen ( 20% ) of elders § Mechanische symptomen door geleidelijke volumetoename: • Pijn • Zwaartegevoel • diafragmaprikkeling § Verwikkelingen bij ruptuur van cyste • Anafylaxie • Secundaire lokalisaties in peritoneum o cyste kan traag blijven groeien, stopt soms in groei en kan involueren als germinatieve laag afsterft -‐ diagnose o aantonen hydatide cysten ( Rx, echo, CT, operatief ) à NIET puncteren wegens gevaar lekkage o serologie -‐ behandeling o gecombineerd heelkundig en medisch § cyste verwijderen ( intact: na doden scolices door injectie hypertoon zout, ethanol of cetrimide ) of hemihepatectomie. § Voor operatie: albendazole 1 maandag § Preop: praziquantel § Postop: albenazole nabehandelen § PAIR: puncture, aspiration, instillation, reaspiration • Onder dekking met albendazole ( cave scleroserende cholangitis indien contuiteit met galwegen ) o Preventie § Ontwormen van honden en verbod om karkassen te voederen
Pluizig Konijn
38
Hoofdstuk XIII: capita selecta Dengue koorts -‐ inleiding o flavivirus ( 4 serotypes ), behorend tot de Arbovirussen o wij verspreid in tropen, recent uitbreiding in beide Americas o transmissie door Aedes mug in dicht bevolkte gebieden o mens=reservoir o incubatietijd= 5-‐8 dagen o symptomen § plots koorts, myalgie, artralgie, faryngitis, droge hoest § vaak bifasisch koortsverloop ( enkele dagen koorts – beter – terug koorts ) § soms gegeneraliseerde lymfadenopathieën, hoofdpijn en fotofobie § maculopapulaire huidrash vanaf 3e tot 5e dag koorts § begint op romp en breidt zich uit naar extremiteiten en gelaat § enkele dagen na verschijnen rash verdwijnt koorts geleidelijk § volledig herstel -‐ hemorragische Dengue koorts – Dengue koorts met shock syndroom o epidemische toename ( oa in Latijns Amerika recent, reeds langer in Zuid-‐ oost Azië ) o oorzaak niet goed gekend à variabele virulentie en virusstammen binnen 1 serotype of repetitieve infecties met verschillende serotypes o symptomen § koorts gedurende 2-‐4 dagen met hoofdpijn, moeheid § rond 3-‐4e dag optreden van: • hypotensie, buikpijn • rash met bloeding in buik • veralgemeende bloedingen: epistaxis, hematemesis, hematurie, melena § shock, myocarditis, pneumonitis § vasculitis, capillary leak syndrome o diagnose: klinisch en serologie ( sneltest beschikbaar ) o behandeling: supportief o preventie: enkel muggenpreventie ( Aedes mug steekt overdag ). Vaccin in ontwikkeling. Chikungunya -‐ inleiding o alphavirus, behoort tot arbovirussen o wijd verspreid in Afrika, India en Zuid-‐Oost azië: recente epidemies op Réunion en Italië ( Ravenna ) o transmissie door Aedes mug o mens=voornaamste reservoir o korte incubatietijd: 2-‐12 dagen
Pluizig Konijn
39 -‐
-‐ -‐
symptomen o plotse koorts, ernstige artralgie, vooral van grote gewrichten, myalgie o soms bifasisch koortspatroon o soms gegeneraliseerde lymfadenopathieën: hoofdpijn en fotofobie o rash bij 50% van de patiënten: begint op romp en breidt uit naar extremiteiten en gelaat: zelden petechiaal of bloederig o spontaan herstel o 5-‐10% vd patiënten heeft langdurig ( meer dan 1 jaar ) invaliderende artralgieën met pijn, stijfheid en zwelling o geringe mortaliteit ( aantasting CNS of multiorgaanfalen ) diagnose o serologie of PCR behandeling o supportief ( paracetamol ) o NSAID of cholroquine bij persisterende arthralgie
Ebola -‐ Inleiding o Hemorragische koorts, door filovirus o Reservoir in dieren ( apen ) o Mortaliteit 30-‐95% ( Marburg-‐Ebola ): lagere mortaliteit met andere types o Uiterst besmettelijk door contact met lichaamsvochten ( familie, zorgverleners ) o Korte incubatietijd ( 7-‐10 dagen ) -‐ Symptomen o Plots ziek, koorts, uitputting, hoofdpijn, myalgie-‐artralgie, nausea, braken, buikpijn, bloederige diarree o Veralgemeende bloedingen vanaf dag 5 -‐ Diagnose o Klinisch o Serologie of virusisolatie: CDC/WHO -‐ Behandeling: supportief -‐ Andere hemorragische koortsen: o Lassa koorts o Boliviaanse hemorragische koorts Virusencefalitiden -‐ Inleiding o Transmissie via mug of teek o Voorbeelden: § Japanse encefalitis ( Culexmug in rijstvelden, dierlijk reservoir=varkens ) § Europese tekenencefalitis ( Ixodesteek ) § West Nile virusencefalitis -‐ Symptomen o Hoge koorts o Hoofdpijn o Braken o Verandering bewustzijn tot coma
Pluizig Konijn
40
o Neurologische uitvalsverschijnselen -‐ Evolutie: herstel, sequellen, dood -‐ Behandeling: supportief -‐ Preventie: vectorcontrole, insectrepellent, vaccinatie ( Ixiaro, FSME-‐immun ) Rickettsia infecties -‐ inleiding o voornaamste reservoir=knaagdieren o transmissie door beten of uitwerpselen van artropoden ( luizen, mijten, teken ) o replicatie van Rickettsia in capillair endotheel met perivasculaire ontstekingsreactie tot gevolg (= obligaat intracellulaire micro-‐ organismen ) o koortsend ziektebeeld met: § maculopapuleuze huidrash § hoofdpijn § myalgie o korte incubatietijd: 1-‐2 weken o serologische diagnose o voorkeursbehandeling: doxycycline -‐ spotted fever groep o Rocky Mountain Spotted Fever § R. Rikettsii ( USA ), overgebracht door teken § Geen esschare § Soms ernstiger verloop onder vorm van hemorragisch type met vitale orgaanaantasting ( encefalitis, pneumonie ) o Fièvre boutonneuse: § R. Conorri ( Afrika, Middelandse zee-‐gebied, India ), overgebracht door teken § Tache noire ( zwarte korst op papel thv inoculatieplaats ) o African tick-‐bite fever § R. Africae ( subsaharisch afrika ), overgebracht door teken § Tache noire ( soms multipele ) -‐ Typhusgroep o Epidemische luizentyphus § R. Prowazekii ( Zuid-‐Amerika, Afrika, Azië ): overgebracht door luizen § Geen esschare § Ernstiger ( soms lethaal ) met vitale orgaanaantasting ( pneumonie, encefalitis ) -‐ Q-‐fever o Coxiella burnetti ( kosmopolitisch ) met vee als reservoir ( schapen, geiten ) o Besmetting via aerosol of via voedsel ( niet-‐gepasteurizeerde melk, kaas ) met een incubatietijd van 20 dagen o Kliniek: § Vaak asymptomatisch § Acute Q-‐fever:
Pluizig Konijn
41
-‐
• Koorts • Hepatitis • Pneumonitis • Meningo-‐encefalitis § Chronische Q-‐fever: • Endocarditis • osteomyelitis o Serologische diagnose o Behandeling: doxycycline ( + chloroquine voor endocarditis ) Anaplasma ( Ehrlichiose ) o Verschillende species die granulocytaire en monocytaire anaplasmose veroorzaken o Vermoedelijk wereldwijd maar slechts sporadische gevallen gerapporteerd o Teken zijn vector o Koortsend ziektebeeld, wisselende ernst en weerslag op bloedbeeld ( leukopenie, trombocytopenie, leverfunctiestoornissen ) o Serologische diagnose o Behandeling: doxycycline
Pest -‐ inleiding o Yersinia pestis is verwekker o Geïsoleerde casussen in Centraal Afrika, China, USA, Latijns-‐Amerika o Dierlijk reservoir: § Stad: ratten § Platteland: honden, jakhalzen, ratten, muizen, konijnen o Besmetting § Door direct contact besmette weefsels § Door inhalatie besmette aërosol § Door vliegen, die zich besmet hebben met dierlijk reservoir o Na inoculatie in huid is er migratie naar de lymfeklieren ( proliferatie en lyse mononucleaire cellen ), soms bacteriëmische verspreiding -‐ Bubonische pest o Meest frequent o Korte incubatie ( 2-‐8 dagen ) na vliegenbeet o Plots optreden hoge koorts, grote lymfadenopathieën ( lies, oksel, nek ), zeer gevoelig en niet fluctuerend o Asthenie: algemeen ziektegevoel -‐ Septicemische pest o Overwhelming infectie door bacteriëmische verspreiding, sepsis, shock, orgaanfalen, dood -‐ Pneumonische pest o Secundair bij bubonische pest ( bacteriemie ) of primair door inhalatie -‐ Diagnose o RMO of kweek bacterie uit lymfeklieraspiraat of bloed -‐ Antibiotica o Tetracycline +/-‐ streptomycine
Pluizig Konijn
42
Buiktyfus ( typhoid fever, enteric fever ) -‐ inleiding o Salmonella typhi ( paratyfus: S. Paratyphi A/B/C ) o Faeco-‐orale transmissie o Lokalisatie in lymfoide organen darm ( platen van peyer ): hypertrofie, necrose, ulceratie, bloeding en perforatie § Bacteriëmie is belangrijke ziektefase § Langdurig dragerschap in galblaas ( galstenen ! ) en darm o Incubatie 10-‐21 dagen -‐ Symptomen en verloop o Over verloop van 1 week progressief hoge koorts en meer algemeen ziek zijn met hoofdpijn, nausea, buikpijn ( meestal obstipatie, geen diarree ), hoesten o Dan persisteren van hoge koorts met tyfeus ziektebeeld: suf, somnolent, stuporeus, laattijdig diarree ( 30-‐50% vd patiënten ) o Progressief dalen van koorts tijdens derde week o Langdurige asthenie o Tijdens 2-‐3e week ( continue koortsfase ): § Roseola ( discrete roze maculae of papels, verblekend bij druk en vooral aanwezig op thoraxbasis en abdomen maar slechts gedurende enkele dagen ) o Relatieve bradycardie: splenomegalie, verlaagde leucocytose, aneosinofilie -‐ Verwikkelingen o Darm: 10% bloeding, 2% perforatie ( soms laattijdig ) o Herval 10% indien onbehandeld -‐ Diagnose o BLOEDKWEEK o Serologie ( widalreactie ) enkel nuttig voor uitsluiten diagnose -‐ Behandeling o Fluorochinolone of cefalosporine 3e generatie ( ceftriaxone ) -‐ Vaccinatie o Typhim Vi injectie ( virulentie polysaccharide antigen ) of Vivotif capsules ( levend afgezwakte bacterie ) o Huidaandoeningen -‐ parasitaire jeuk ( ectoparasieten ) o Scabies ( schurft ), soms crusteus -‐ Trombiculiasis ( Zuid-‐Amerika ) o Larven van mijten buiten zich in huid op plaatsen waar hun doorgang belemmerd wordt à hevig jeukende papels ontstaan o Binnen 12-‐24u na blootstelling ( wandeling in bush ) -‐ Myasis o Infestatie door vliegenlarven ( vaak meerdere letsels ) o Afrika: tumbu of mango vlieg o Zuid-‐Amerika: Dermatobia hominis o Larve rijpt in huid op enkele dagen
Pluizig Konijn
43
-‐
o Klinisch lijkt het op steenpuist met 2 zwarte oogjes ( ademhalingsorgaan o Behandeling: afsluiten opening dmv vaseline of olie waardoor larve uit huid kruipt en afvalt Tungiase ( chiggers ) o Infestatie zandvlo ( Tunga penetrans ) in Zuid-‐Amerika, Afrika, India o Meestal op voet ( door blootsvoets te lopen ) o Bevruchte wijfje penetreert blootgestelde huid o Pijnlijke en jeukende papel aan teennagel of voet met korstvorming o Eieren in diepte te zien na verdwijnen overliggende korst o Behandeling: openen van letsel en verwijderen zandvlo o Cave sepsis, tetanus, gasgangreen
Rabies -‐ Inleiding o Neurotroop rhabdovirus o Reservoir=honden, vossen, vleermuizen o Virusexcretie in speeksel o Accidentele inoculatie: bijtwonde, contaminatie op mucosa, zelden inhalatie o Langdurige incubatie: 6 weken – meer dan 1 jaar ( min 2 weken ) à mogelijkheden van post-‐exposure profylaxe -‐ Symptomen o Koorts, angst, slapeloosheid, pijn, paresthesieën thv inoculatieplaats, spasmen, sliklast, hydrofobie, aërofobie o Gegeneraliseerde spierspasmen, nadien spierverlamming o Normaal bewustzijn o Dood binnen 1 week: paralyse, ademhalingsstilstand, diffuse meningo-‐ encefalitis -‐ Behandeling o Louter palliatie eens symptomen begonnen is verloop fataal -‐ Profylaxe o Pre-‐exposure/post-‐exposure o Vaccinatie en antistoffen ( WHO-‐schema ) via Pasteur instituut Hoofdstuk XIV: aids in tropen Zie PPT -‐ Artikel: koorts na een verblijf in het buitenland -‐ Artikel: geosentinel Surveillance of Illness in Returned travelers -‐ Artikel: spectrum of disease and relation to place of exposure among ill-‐returned travelers.
Pluizig Konijn