Cijfer
In te vullen voor docent
In te vullen door leerling
Beroepsprestatie
B.P.1.3 S.B
Naam leerling
Toets
Ziekteleer
Opleiding
Sport en Bewegen
Klas
SB3O1A+B
Versie
1
Datum
Tijdsduur
60 minuten
Naam docent
Score Max.
Cesuur
Behaalde punten
60%
Crebonummer opleiding
04674
Hulpmiddelen
geen
Instructie voor de deelnemer Algemene regels:
Je mag geen vragen stellen aan medekandidaten Wanneer je een vraag hebt, steek dan je vinger omhoog, dan komt de surveillant langs Na afloop van de toets lever je alle materialen in bij de surveillant; toets, antwoordbladen en uitwerkbladen en eventuele kladpapier
Als er in een vraag om redenen, argumenten of voorbeelden gevraagd wordt, moet je die ook geven. Geef niet meer dan het gevraagde aantal. Als je twee redenen moet geven en je noemt er drie, worden toch alleen de eerste twee beoordeeld. Met elke meerkeuzevraag kan je 1 punt behalen. Bij de open vragen staan de punten vermeldt. Bij meerkeuzevragen is er altijd maar één antwoord goed. Kies daarom maar één antwoord. Als je meerdere antwoorden geeft, dan wordt de vraag fout gerekend. Deze toets bestaat uit : 15 meerkeuze vragen (zet een rondje om het juiste antwoord) 5 open vragen Veel succes!
1. Een voorbeeld van een letstel aan het zenuwstelsel is a. Shock b. Epilepsie c. Krampen d. Oververhitting 2. Bij welk ziektebeeld horende de volgende verschijnselen: ‘Het slachtoffer heeft hevige hoofdpijn, voelt soms iets knappen. Hij raakt bewusteloos en blaast zijn adem blazend uit. Dit komt doordat zijn mond scheef staat door een halfzijdige verlamming. a. Beroerte b. Herseninfarct c. Hersenbloeding d. Flauwte 3. Welke verschijnselen horen bij hartritmestoornissen? a. Slachtoffer reageert niet, ziet bleek, heeft geen letsel, heeft geen hoorbare ademhaling. b. Slachtoffer reageert niet, bloed hevig, transpireert, heeft geen hoorbare ademhaling. c. Slachtoffer reageert niet, ziet blauw, heeft spierkrampen. d. Slachtoffer reageert niet, ziet rood, laat zijn urine lopen, klaagt oververmoeidheid. 4. Wat kan een oorzaak zijn van shock? a. Angst b. Gesloten botbreuk c. Tekenbeet d. Wespensteek 5. Benoem wat de behandeling is in de volgende casus: ‘Een dronken slachtoffer in een disco loopt een aderlijke bloeding in zijn arm op door een glasscherf’. a. Zwaluwstaartjes b. Snelverband c. Wonddrukverband d. Direct naar het ziekenhuis 6. Aan welke verschijnselen herken je een ontsteking van de huid? De huid….. a. is rood, pijnlijk, gezwollen b. is rood, pijnlijk, gezwollen en voelt warm aan. c. is pijnlijk, maar ziet er verder normaal uit. d. Is blauw, pijnlijk, wordt later gelig van kleur. 7. Hoe heet de greep die je verleent bij een slachtoffer die zich verslikt? a. Rautek greep b. Reanimeren c. Mond-op-mond beademing d. Heimlich
8. Waaraan herken je dat een slachtoffer hyperventileert? Hij/ zij…. a. haalt te diep en te snel adem. b. haalt te oppervlakkig en te snel adem. c. haalt te diep en te langzaam adem. d. haalt te oppervlakkig en te langzaam adem. 9. Waarvan is het volgende verschijnsel een beschrijving? ‘de gewrichtskop uit de kom geschoten door kracht op het gewricht zelf’. a. Verstuiking b. Kneuzing c. Ontwrichting d. Breuk 10. Een vergiftiging met lampenolie…. a. laat je niet drinken. b. laat je 2 glazen water drinken. c. laat je 1 glas melk drinken. d. laat je braken. 11. Welk soort vergiftiging komt vooral voor bij jongeren? a. Nicotine b. Alcohol c. Giftige planten d. Spiritus 12. Een te lage bloedsuiker komt door: a. Vergissing in dosering medicijnen b. Onvoldoende eten. c. Extra lichamelijk activiteit. d. Zowel a, b, en c. 13. De behandeling bij een bloedneus bestaat uit: a. Neus snuiten, dicht knijpen, hoofd achterover. b. Neus snuiten, hoofd achterover. c. Neus snuiten, dicht knijpen, hoofd voorover. d. Neus snuiten, dicht knijpen. 14. Een uitgeslagen tand bewaar je in …. a. Glas met water. b. Glas met ijs. c. Natte doek. d. Glas met melk. 15. Welke graads brandwond zie je op de foto? a. Eerste graads b. Tweede graads c. Derde graad d. Vierde graads
Open vragen: 1. Benoem welke 5 algemene regels zijn voor het verlenen van eerste hulp. (5 punten) ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………... ……………………………………………………………………………………………... ……………………………………………………………………………………………… 2. Benoem welke 3 soorten bloedingen er zijn en hoe je die herkend. (6 punten) ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 3. Beschrijf welke hulp je kan geven bij een epilepsie aanval. (3 punten) ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 4. Benoem 4 verschijnselen van een botbreuk. (4 punten) ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………... ……………………………………………………………………………………………... 5. Benoem 2 punten waar de mate van afkoeling van het lichaam afhankelijk is. (2 punten) ……………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Antwoorden: 1. B 2. C 3. A 4. D 5. C
6. B 7. D 8. A 9. C 10. A
11. B 12. D 13. C 14. D 15. B
1. Benoem welke 5 algemene regels zijn voor het verlenen van eerste hulp. (5 punten) Let op gevaar. Ga na wat er is gebeurt/ wat iemand mankeert. Stel het slachtoffer gerust. Zorg voor deskundige hulp. Help iemand op de plaats waar hij ligt. 2. Benoem welke 3 soorten bloedingen er zijn en hoe je die herkend. (6 punten) 1. Slagader: bloeding pulseert, veel bloed verlies. 2. Ader: bloeding stroomt gelijkmatig. 3. Haarvat: bloeding is druppelsgewijs. 3. Beschrijf welke hulp je kan geven bij een epilepsie aanval. (3 punten) 1e hulp: - Zorg dat slachtoffer zich tijdens de aanval niet kan verwonden. - Houd schokkende bewegingen niet tegen. Hij zou iets kunnen breken. - Houd tijdens de ontspanningsfase de ademhaling in de gaten, leg hem in de stabiele zijligging. Wanneer naar het ziekenhuis: - Als het de 1e grote aanval is. - Als hij letsel heeft op gelopen tijdens de aanval. - Als de aanval langer dan 5 minuten duurt. - Als een aanval direct overgaat in een volgende aanval. 4. Benoem 4 verschijnselen van een botbreuk. (4 punten) - Pijn op de plaats van de breuk. - Gebroken lichaamsdeel niet kunnen bewegen. - Hoorde iets kraken/ knappen. - Abnormale stand van lichaamsdeel. - Abnormale beweeglijkheid op de plaats van de breuk. - Bobbel op de breuk of wond in de omgeving van de breuk. 5. Benoem 2 punten waar de mate van afkoeling van het lichaam afhankelijk is. (2 punten) Omgevingstemperatuur. Tijd dat het lichaam aan de kou is bloot gesteld. Luchtvochtigheid Windsnelheid