Samenvatting - Reacties oKo-leden n.a.v. de testronde format (Kiosk) VOORAF oKo dankt CJSM, Afdeling Kunsten, voor de mogelijkheid om de formats te testen. In een eerste fase hebben 20 oKo-leden de formulieren getest en daarover individueel feedback gegeven. Zij vatten hun opmerkingen samen in twee groepen: technisch en inhoudelijk. Deze nota geeft een synthese, enkel van de inhoudelijke opmerkingen.
1. Algemeen Het kernverhaal (artistiek en zakelijk – vooral het wat en waarom en minder het hoe - de plannen voor de toekomst) kan onvoldoende verteld worden. De oorzaken: 1.1 De beperkte beschikbare ruimte
Onvoldoende ruimte in het algemeen;
Het beperkt aantal tekens bij bepaalde (belangrijke) vragen: o
Bv. 2.000 tekens voor een artistiek plan;
o
Bv. 1.000 tekens voor de artistieke motivatie voor een beursaanvraag;
o
Bv. 2.000 tekens om begrote kosten en opbrengsten in een meerjarenbegroting toe te lichten + het verband met activiteiten + wijzigingen en vergelijkingen met vorige jaren;
o
Bv. 1.000 tekens voor de missie;
o
Bv. 2.000 tekens voor zelfevaluatie;
o
Bv. 4.000 tekens voor alle vragen die bij ‘creatie’ en ‘productie’ horen;
o
Bv. 2.000 voor een visie op publieksbereik.
Het aantal tekens per onderdeel ligt vast en er is dus geen keuze mogelijk voor de auteur;
Het niet-evenwaardig bedelen van aantal tekens aan de functies.
1.2 De aard van de vragen Een overwicht aan hoe- en/of managementvragen: proces, methodiek, … vooral onder de functies. 1.3 Belangrijke domeinen worden gereduceerd bevraagd Bv. het zakelijke wordt gereduceerd tot drie inhoudelijke vragen: zelfevaluatie, personeel en beslissingsprocessen. Quid met informatie over bv. infrastructuur, investeringen, ...? 1.4 De onduidelijkheid over de mogelijke bijdrages Het lijkt alsof er weinig extra documenten geüpload kunnen worden. Er is nood aan plek voor bij bv.:
Een organigram;
Een degelijk zakelijk toekomstplan met eigen begroting (op basis van analytische rekeningen,
Overleg Kunstenorganisaties – Sainctelettesquare 19 bus 6 -1000 Brussel –t: 02 203 62 96 e:
[email protected]
de begroting die door de Algemene Vergadering wordt goedgekeurd, een financieringsplan, uitleg i.v.m. reserves, fondsen, …);
Een infrastructuur- en investeringsplan; Speellijsten uit het verleden;
Intentiebrieven co-producenten;
Beeldmateriaal;
Cv’s;
Samenwerkingsovereenkomsten.
Deze testronde lijkt ons ook een geschikt moment om – ook in het kader van de administratieve vereenvoudiging – het excel-document (uit de vorige ronde) te evalueren op bruikbaarheid in relatie tot het nieuwe format in het bijzonder, maar zeker ook inzake duidelijkheid en administratieve werklast in het algemeen. 1.5 Opmaak en beelden Een minimale opmaak met minstens vet en/of onderstrepen en/of schuin zijn absoluut noodzakelijk om een dossier voor de Commissie en de Administratie leesbaar te maken en een verhaal tot zijn recht te laten komen. Voor heel wat kunstvormen is het van belang het artistieke plan met beelden te kunnen vertellen. Aangezien er geen mogelijkheid is om beeld/tekst/geluidsmateriaal te laden, kan dit effectief verholpen worden door te verwijzen naar een website met informatie. Het zou het goed zijn dat ook mee in het dossier op te nemen.
2. Specifiek over de functies De functies krijgen te weinig invulruimte toebedeeld. Dit kan aanleiding geven tot het aanklikken van meerdere functies om zo toch alles gezegd te krijgen, wat niet de bedoeling is. De functie ‘ontwikkeling’ is onrechtmatig toebedeeld: slechts 2.000 tekens, terwijl het voor de functie ‘participatie’ tot 12.000 (3 x 4.000) tekens gaat. Een plan voor de functie ‘ontwikkeling’ moet uitgelegd worden a.d.h.v. 1 vraag. Bij de functie ‘participatie’ zijn het er 3. Belangrijk is ook dat de vraagstelling onder de functie ‘ontwikkeling’ niet alleen wordt gesteld vanuit de focus op talentontwikkeling en begeleiding van artiesten. Deze functie focust ook op de ontwikkeling van (educatieve) nieuwe formats en methodieken. Dat kunnen beschrijven, is hier dus ook van belang. Bij de functie ‘productie’ wordt vaak naar een visie op zaken gevraagd, terwijl het bij de functies ‘presentatie’ en ‘participatie’ heel vaak over methodes gaat. Er is onduidelijkheid over de functie ‘presentatie’, niet op basis van het format, maar op basis van de infosessies. Bevat de functie ‘presentatie’ ook het receptief presenteren? Verder mist men bij de functie ‘presentatie’ vragen die echt peilen naar de artistieke dimensie. Bij de functie ‘participatie’ wordt gevraagd naar de methodiek van het participatief project. Er zijn echter verschillende organisaties die afhankelijk van de doelgroepen andere methodieken toepassen. Er moet dan ook voldoende ruimte voorzien worden om verschillende methodieken toe te lichten. Men mist hier een specifieke vraag, zoals bv. ‘Omschrijf de manier waarop u co-creatie aldus realiseert, dat zowel de deelnemer als de begeleidend kunstenaar hun inbreng als een gelijkwaardig element van de artistieke creatie zien’. Overleg Kunstenorganisaties – Sainctelettesquare 19 bus 6 -1000 Brussel –t: 02 203 62 96 e:
[email protected]
Binnen de functie ‘participatie’ gaat het ook heel erg over de betrokkenheid van kansengroepen. Daarom lijkt het opportuun om hiernaar te peilen. Bv. met een bijkomende vraag zoals ‘Hoe betrekt u deelnemers uit sociaal-economisch en/of sociaal-cultureel kwetsbare posities?’.
3. Een aantal vragen zijn onduidelijk 3.1 De testers hebben moeite om zich het gewenste antwoord (inhouden) voor te stellen Bv. Welk soort informatie wil men krijgen als antwoord op de vraag naar “Zelfevaluatie”? Bv. Toon aan dat u professioneel actief bent. Bv. Toon aan hoe u een artistiek kwalitatief resultaat nastreeft. Bv. Hoe zult u het productie- of creatieproces invullen? 3.2 De testers hebben nood aan duidelijkheid over de reikwijdte van het gewenste antwoord Bv. bij de vraag naar de samenwerkingsverbanden: wordt hier voornamelijk naar de structurele samenwerkingen of ook naar de concretiseringen gepeild, met name de coproducties, co-presentaties, cofinancieringen, …? Ook hier is de beschikbare ruimte veel te beperkt. 3.3 Een aantal vragen horen op een andere plaats? Voorts vraagt men zich af of de vragen naar samenwerking, planning, relevantie en uitstraling niet eerder onder de functies horen dan wel in het algemene deel. 3.4 Aanvinken of antwoorden? *Ik zal aan de bezoldigde zelfstandige artistieke en artistiek-technische medewerkers op wie de organisatie een beroep doet, minstens evenveel betalen als wat minstens aan loonkosten verschuldigd is aan een werknemer voor dezelfde prestaties. *Ik zal bijkomende subsidievoorwaarden naleven die de Vlaamse Regering kan opleggen met als doel dubbele subsidiëring vanwege de Vlaamse overheid te voorkomen. Het is onduidelijk welk soort antwoord er in het vakje wordt verwacht. Het is vreemd iets te beloven wat de Vlaamse Regering “kan” opleggen.
4. Over de aandachtspunten van de Minister (diversiteit, ondernemerschap, duurzaamheid, …) Er is een discrepantie tussen de aandachtspunten en de mate waarin ze bevraagd worden. Zo worden er heel veel vragen gesteld over diversiteit, over ondernemerschap, maar over duurzaamheid veel minder. Er worden ook vragen gesteld over aandachtspunten die er eigenlijk geen zijn. Het is vreemd dat de vragen over diversiteit opgedeeld worden in ‘diversiteit aanbod’ (enkel te beantwoorden bij de functies productie, presentatie en reflectie) en ‘diversiteit publiek’ (enkel te beantwoorden bij de functies participatie, productie, presentatie en reflectie). Is de diversiteitsvraag niet relevant voor alle functies? Het ministeriële aandachtspunt (zie Visienota) over ‘infrastructuur’ is niet zichtbaar in de huidige formats. In het algemeen wordt een kans gemist om het ‘grotere maatschappelijke plaatje’ te beschrijven, ook naar andere maatschappelijke domeinen toe. Er zou een bijkomende vraag kunnen gesteld worden inzake de relevantie voor de samenleving. Overleg Kunstenorganisaties – Sainctelettesquare 19 bus 6 -1000 Brussel –t: 02 203 62 96 e:
[email protected]
5. Over de weging van functies en disciplines of werkvormen Bij het motiveren van de combinatie van functies is het goed expliciet te polsen naar het dna, de uniciteit van de organisatie. In de format vraagt men eerst naar een hoofddiscipline (podium/beeldend/muziek/ publicaties/architectuur/interdisciplinair…), vervolgens naar een subdiscipline (theater/muziektheater/dans/performance/ andere podiumkunsten). Pas daarna vraagt men naar een bepaalde functie of een combinatie van functies (incl. verantwoording en eventueel onderlinge weging van functies). De kans is reëel dat bv. de sociaal-artistieke of de kunsteducatieve organisaties ‘in verdeelde slagorde’ verspreid worden over verschillende pools van beoordelaars, m.a.w. het belang van een ‘juiste’ invulling aan het begrip participatie én een voldoende grote participatieve notie bij de beoordelaars gaat van cruciaal belang zijn. Het voorgelegde formulier lijkt de indruk te wekken dat er eerst op basis van discipline zal worden geselecteerd en pas in tweede instantie vanuit de functies. Dit strookt niet volledig met de geest en de bedoeling van het nieuwe Kunstendecreet.
6. Over de eigen inkomsten Nogal wat organisaties overwegen – noodgedwongen - om voor participatie (5%) te kiezen vanwege de eis inzake de eigen inkomsten, terwijl men inhoudelijk-ideologisch meer thuis hoort in productie of presentatie (12,5%). Nogal wat subdisciplines en –sectoren hebben structurele problemen om aan de gevraagde inkomsten te komen: beeldende kunsten, kunsteducatie, jeugdtheater, …. Men vraagt zich af waarom Europese subsidies niet als eigen inkomsten gezien kunnen worden. De inspanningen die geleverd moeten worden om deze inkomsten te verwerven, zijn namelijk substantieel hoger dan voor het verwerven van bepaalde andere inkomsten.
7. Over Projecten 7.1 Meerjarige projecten Er blijft bezorgdheid over instroom en dynamiek, gekoppeld aan het heldere onderscheid tussen structuren en projecten. Voor initiatieven die het project-per-projectmatige overstijgen en dus structureel zijn, is het noodzakelijk dat beoordelaars en afdeling Kunsten een degelijk dossier toch als volwaardig beschouwen en in aanmerking komende voor vijfjarige structurele subsidies, zelfs al is er geen historiek of zijn er geen projectsubsidies aan voorafgegaan. 7.2 Aantal tekens Er is geen verschil tussen eenjarige of meerjarige projecten qua aantal tekens. Het is logisch dat meerjarige projecten meer ruimte nodig hebben. 7.3 Organisatie die aanvraagt Een organisatie die een project aanvraagt, heeft ook een soort 'werking'. Het is niet duidelijk waar dit toegelicht kan worden. Nochtans is dit erg relevant, vermits de omkadering van een project vaak bepalend is voor de kwaliteit. Overleg Kunstenorganisaties – Sainctelettesquare 19 bus 6 -1000 Brussel –t: 02 203 62 96 e:
[email protected]
Een organisatie die een projectaanvraag doet, moet meer ruimte hebben voor:
Een uiteenzetting van het artistieke concept van het project (+ ruimte voor illustraties);
De motivatie voor het project en hoe het project kadert binnen een artistieke visie/parcours;
Hoe het project gerealiseerd zal worden (artistiek en organisatorisch) en waar en wanneer dat concreet zal gebeuren (planning, speellijst, etc.);
Uitleg over samenwerkingen (+ intentieverklaringen);
Uitleg over financiën.
8. En later Op dit moment is het nog niet duidelijk welke activiteiten (logboek?) zullen moeten bijgehouden worden, indien men bv. enkel zou indienen voor de functie ‘ontwikkeling’. Elke onderzoeksdaad, elke meeting, elk feedbackmoment? Zou het niet beter zijn om per onderzoeksproject een korte beschrijving op te vragen? Dezelfde vragen gelden ook voor de functie ‘reflectie’.
TOT SLOT Gezien er heel wat inhoudelijke bemerkingen zijn, hopen we dat er voldoende tijd genomen kan worden voor de nodige aanpassingen, ook als dat betekent dat de definitieve aanvraagformulieren later online komen dan 11 mei 2015.
Auteur: Leen Laconte (1 mei 2015)
Overleg Kunstenorganisaties – Sainctelettesquare 19 bus 6 -1000 Brussel –t: 02 203 62 96 e:
[email protected]