Samenvatting Milieu Effectrapport Kuldipsingh Readymix N.V. Dijkveld, Paramaribo, Suriname projectnr. 200742 revisie 03 December 2009
Milieustudie ten behoeve van de advisering door het NIMOS inzake de bedrijfsvergunning voor KRM
datum vrijgave December 2009
beschrijving revisie 03 T.b.v. procedure milieueffectrapportage
goedkeuring Drs. F.E. Boeren
vrijgave M.T.J. Pronk MSc
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Inhoud
Blz.
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Achtergrond Voorgenomen initiatief Milieueffectrapportage en m.e.r.-procedure
2 2 2 3
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Voorgenomen activiteit (VA) Productieproces betonmortel Productieproces betonwarenfabriek Recyclinginstallatie Aanvullende voorzieningen bij KRM
5 5 6 6 7
3 3.1 3.2 3.3
Alternatieven en varianten Technische varianten Overige te treffen maatregelen Alternatieven
8 8 9 10
4 4.1 4.2
Bestaande toestand en autonome ontwikkeling Beschrijving planlocatie Autonome ontwikkeling
11 11 14
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8
Verwachte gevolgen voor het milieu Luchtkwaliteit Geluid Bodem Water Overige aspecten Samenvattende vergelijking varianten Meest milieuvriendelijke alternatief Voorkeursalternatief
15 15 16 17 17 18 19 20 21
6 6.1
Conclusies Mitigerende maatregelen en monitoring
22 22
blad 1 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
1 1.1
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Inleiding Achtergrond De Kuldipsingh Groep te Suriname bestaat uit een groep bedrijven met voornamelijk bedrijfsactiviteiten binnen de nationale bouwsector. Specifieke bedrijfsactiviteiten zijn daarbij ondergebracht in afzonderlijke ondernemingen. Zo is de productie en uitlevering van betonmortel in 2005 ondergebracht in Kuldipsingh Readymix N.V. (KRM). Het bedrijf KRM is in juni 2006 begonnen met de levering van betonmortel en vanaf het begin bedoeld geweest als tijdelijke locatie. Voor de productie van betonwaren heeft Kuldipsingh in 2007 de stenenfabriek van MOBI overgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten is intertijd Kuldipsingh Total Concrete N.V. (KTC) opgericht. Ook KTC heeft besloten haar productiecapaciteit aan te passen aan de marktvraag. Op de locatie van KTC aan de Duisburglaan is hiervoor onvoldoende ruimte beschikbaar. Om de bedrijfsactiviteiten van KRM en KTC optimaal te kunnen ontwikkelen is vanaf het begin gezocht naar een andere en meer geschikte locatie. Hierbij is de locatie aan de Surinamerivier in beeld gekomen. Het belangrijke voordeel van deze locatie is de aanvoer van basisgrondstoffen (zand en steenslag) over water kan plaatsvinden. Deze locatie is gelegen aan de Sir Winston Churchillweg te Dijkveld (District Wanica). In verband met de vergunningprocedure voor de nieuwe locatie is een milieustudie uitgevoerd in de vorm van een milieueffectrapportage. Deze milieustudie is uitgevoerd door Ingenieursbureau Oranjewoud B.V.
1.2
Voorgenomen initiatief De plannen van Kuldipsingh voor de ontwikkeling van de nieuwe locatie worden in de milieustudie aangeduid als "voorgenomen activiteit (VA)". De uitgangspunten van het VA en de basis voor het Milieu Effectrapport (MER) zijn: • de aanvoer, overslag en opslag van grond- en hulpstoffen; • de productie van betonmortel in drie volautomatische betonmortelcentrales met een gezamenlijke totale productiecapaciteit van uiteindelijk circa 100.000 m3 per jaar; • de productie van betonnen stenen/blokken in een betonwarenfabriek met een maximale productiecapaciteit van 480 m3 stenenmortel per dag; • het hebben van transportbanden en intern rijdend materieel ten behoeve van een optimale bedrijfsvoering; • ondersteunende bedrijfsactiviteiten ten aanzien van het hebben, onderhouden en stallen van rijdend materieel; • het hebben van personele voorzieningen en het houden van kantoor. Met de voorgenomen activiteit beoogt Kuldipsingh een verbreding van het leveringspakket te bereiken; het leveren van hoogwaardige betonmortel.
blad 2 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
De nieuwe locatie De nieuwe locatie aan de Sir Winston Churchillweg ligt circa 7 kilometer ten zuiden van het centrum van Paramaribo (zie ster in figuur 1). De locatie ligt direct aan de rivier. Hiermee wordt voldaan aan een van de belangrijkste vestigingscriteria, die vooraf aan de gewenste locatie was gesteld. Het gaat namelijk om goed bevaarbaar oppervlaktewater, zodat de aanvoer van zand en steenslag over water kan plaatsvinden.
Figuur 1: De locatie van KRM (aangeduid met een ster) ten opzichte van het centrum van Paramaribo (bron: Google Earth).
1.3
Milieueffectrapportage en m.e.r.-procedure Het doel van deze m.e.r-procedure is: de milieueffecten van de voorgenomen activiteit zichtbaar maken en mogelijke technische varianten afwegen. Milieueffectrapportage (m.e.r.) is daarmee een hulpmiddel bij het besluitvormingsproces. De actoren hierin zijn: • het Ministerie van HI (bevoegd gezag), dat moet besluiten over het verlengen van de bedrijfsvergunning; • het NIMOS, de adviseur van het bevoegd gezag; • Kuldipsingh/KRM (initiatiefnemer) als de aanvrager van het besluit.
blad 3 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Voor het voorgenomen initiatief zijn Terms of Reference en een Technisch Studieplan uitgewerkt. In het Technisch Studieplan is aangegeven hoe het MER zou worden opgezet. Ook is daarin de diepgang van de te behandelen onderwerpen en deelaspecten aangegeven. Het NIMOS heeft in augustus 2009 schriftelijk haar goedkeuring gegeven aan de voorgestelde werkwijze. Na het indienen wordt het MER door het NIMOS beoordeeld. Getoetst wordt of alle elementen, zoals deze vooraf zijn gedefinieerd, in voldoende mate in het MER zijn uitgewerkt. Wordt het MER aanvaardbaar geacht dan worden door het NIMOS adviezen ingewonnen bij de verschillende overheidsinstanties. Ook wordt het publiek in de gelegenheid gesteld om op het MER en de bedoelingen van Kuldipsingh te reageren. Hiertoe wordt bekend gemaakt waar het MER ter inzage ligt. Geïnteresseerden zijn daarna in de gelegenheid om binnen de gestelde termijn schriftelijk hun mening op het MER te geven. Ook worden er één of meerdere publieke bijeenkomsten georganiseerd. Hier worden de plannen van KRM en de uitkomsten uit de milieustudie nader toegelicht. Bovendien zijn aanwezigen in de gelegenheid om mondeling commentaar op het MER in te dienen. Van de voorlichtingsbijeenkomsten wordt een verslag opgesteld dat in het kader van de procedure aan het NIMOS-dossier wordt toegevoegd. Blijkt uit de consultatie/inspraak dat het MER tekortkomingen bevat, dan geeft het NIMOS de gelegenheid het MER in te trekken en een revisie daarop uit te brengen. Ook is het mogelijk om een aanvulling op het MER in te dienen. Op basis van de aanvaardbaarheidstoets en de consultatie brengt het NIMOS haar eindadvies uit aan de Minister van HI. Op basis hiervan kan de Minister de besluitvorming inzake het verlengen en het uitbreiden van de bedrijfsvergunning afronden.
blad 4 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
2
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Voorgenomen activiteit (VA) De voorgenomen activiteit betreft een locatie van circa 7 hectare. De globale indeling van de inrichting is op te delen naar functioneel gebruik. De volgende indeling kan worden gehanteerd: • kade met aanlegsteiger voor schepen; • opslagterrein met opslagvakken; • toerit naar productielocatie met aan weerzijden voorzieningen; • 3 betonmortelcentrales en 1 betonwarenfabriek (blokkenfabriek); • werkplaats/loods ten behoeve van onderhoudswerkzaamheden; • stalling voor (rijdend) materieel; • kantoorgebouwen (incl. kantine, lab, toilet, douches en kleedruimte); • hydrofoor (pompinstallatie t.b.v. watervoorziening); • opslagbassin(s)/tanks voor productiewater; • recyclinginstallatie met bezinkbassins voor afvalwater. De inrichting is weergegeven op tekening. Deze tekening is opgenomen in een bijlage bij het MER.
2.1
Productieproces betonmortel Het proces van mortelproductie is eenvoudig en receptgestuurd. Eerst wordt de grondstof cement in een gesloten weegbak gebracht. Afhankelijk van het soort betonmortel wordt de benodigde hoeveelheid zand en steenslag afgewogen en in de gesloten mengtrommel gebracht. Direct hierna wordt de afgewogen hoeveelheid cement aan de grondstoffen in de mengtrommel toegevoegd. Vervolgens worden de benodigde hoeveelheid water en vloeibare hulpstoffen afgewogen en eveneens in de mengtrommel gebracht. Nadat alle materialen in de mengtrommel zijn gebracht wordt het geheel intensief gemengd. Daarna wordt het betonmengsel in de truckmixer gestort. Dit proces herhaalt zich totdat de truckmixer gevuld is met de gewenste hoeveelheid. In totaal beschikt de inrichting over drie centrales voor de productie van betonmortel. Eén installatie heeft in principe een back-up functie om de leveringszekerheid naar de markt te garanderen. Dit betekent dat er normaal in principe maar twee centrales in gebruik zijn. Op termijn wordt gestreefd naar een productiecapaciteit van circa 100.000 m3/jaar. Deze productiecapaciteit is als uitgangspunt voor het MER gehanteerd. Uitgaande van de gemiddelde belading van een truckmixer komt dit overeen met circa 11.500 betonmortel transporten per jaar.
blad 5 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
2.2
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Productieproces betonwarenfabriek De betonwarenfabriek is in een half open gebouw opgesteld. De fabriek bestaat uit een stenenmortelcentrale en een eenheid voor de productie van betonwaren. Beide zijn opgebouwd uit meerdere technische installaties. Het productieproces van betonwaren is volautomatisch. Zand, toeslagmateriaal, cement, pigment, water en hulpstoffen worden achtereenvolgens afgewogen. De afgewogen hoeveelheden gaan naar de menger voor kernbeton of de menger voor deklaagbeton. In de mengtrommel wordt het geheel gemengd totdat de mortel de juiste verwerkbaarheid heeft gekregen. Vanuit de menger worden de gietvormen gevuld met kernbeton en eventueel met deklaagbeton. Om het beton te verdichten wordt een stempel geplaatst en wordt de triltafel waarop de productieplank met gietvorm staat in trilling gebracht. Productieplanken met gevormd product worden boven elkaar in een rekkensysteem geplaatst en in de droogkamer gebracht. Om de kwaliteit van de betonblokken te garanderen wordt de temperatuur en vochtigheid in de droogkamer gereguleerd. Hier worden de betonwaren eerst visueel gecontroleerd. Daarna worden van de betonwaren pakketten gemaakt (pakketteren, omsnoeren en eventueel hoes van folie) en met een heftruck naar het buitengelegen tasveld verplaatst. Hier vindt verdere uitharding plaats. Vanaf het tasveld worden de betonwaren uitgeleverd. De productie van betonwaren is niet afnemer afhankelijk. De productie van betonwaren is een continue proces gedurende 8 uur per dag. met een maximale productiecapaciteit van 480 m3 per dag. Bij 300 werkbare dagen per komt dit neer op 144.000 m3 stenenmortel per jaar.
2.3
Recyclinginstallatie Betonmortel wordt batchgewijs geproduceerd. De productie wordt afgestemd op de vraag vanuit de markt. Met behulp van een recyclinginstallatie (wasproces op basis van tegenstroomprincipe), worden zand en toeslagmaterialen teruggewonnen om daarna nuttig toe te kunnen passen bij de betonproductie. Door de combinatie met bezinkkingsbakken wordt het mogelijk om ook spoelwater her te gebruiken. Afhankelijk van de zuiverheid van het water kan het water tevens dienen voor het reinigen van de buitenkant van de truckmixers. Het teveel aan gereinigd afvalwater kan worden geloosd of kan in periodes van droogte indien de kwaliteit het toelaat worden ingezet in het productieproces.
blad 6 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
2.4
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Aanvullende voorzieningen bij KRM Ten behoeve van het aftanken van transportvoertuigen en noodstroomaggregaten beschikt de inrichting over twee opslagtanks voor brandstof. De enkelwandige brandstoftanks hebben een inhoud van elk 10 m3 en worden opgesteld boven een betonnen vloer. De betonnen vloer voorkomt eventuele indring van brandstof in de bodem. Op deze betonnen plaat staat tevens de bovengrondse tank voor afgewerkte olie opgesteld. De inrichting heeft een werkplaats voor het verrichten van onderhoud- en reparatiewerkzaamheden aan machines. Tevens wordt de werkplaats gebruikt voor klein onderhoud en reparatie van het wagenpark. Ten behoeve van de werkzaamheden zijn in de werkplaats gereedschappen en ondersteunende voorzieningen aanwezig. Daarnaast worden er kleine hoeveelheden smeerolie, transmissieolie, vetten en afgewerkte olie opgeslagen. Afgewerkte olie en overige afvalstoffen uit de werkplaats worden afgevoerd door (lokale) afvalinzamelaars/verwerkers. De werkplaatsen worden voorzien van betonnen vloeren om eventuele nadelige milieugevolgen naar de bodem op voorhand te voorkomen. Binnen de inrichting zijn twee weegbruggen aanwezig. Het principe berust erop dat een vrachtwagen twee maal wordt gewogen, vol en leeg. Het verschil is het gewicht van de lading. Binnen de inrichting zijn (enkele) kantoorgebouwen aanwezig voor de administratieve werkzaamheden. In de kantoorgebouwen zijn voorzieningen zoals een kantine, toiletten, kleedruimte en douches aanwezig. Ruimtekoeling in de gebouwen vindt plaats door gebruik te maken van airco's. Voorts is binnen de inrichting een laboratorium aanwezig waar onderzoek wordt verricht in het kader van productonderzoek- en verbetering en kwaliteitscontrole. De activiteiten beperken zich tot de productie van betonkubussen voor druksterkte proeven en het uitvoeren van zeefanalyses. Overige, meer complexe, analyses worden uitgevoerd door een externe partij. Op verschillende plaatsen binnen de inrichting staan installaties en rijdend materieel opgesteld of vinden activiteiten plaats die een mogelijke bodemverontreiniging met zich mee kunnen brengen. Voor de afwatering van deze specifiek terreindelen is voorzien in de plaatsing van een olie-bezinkselafscheiders (OBAS). Met het plaatsen van deze voorzieningen wordt voorkomen dat minerale oliën onverhoopt in oppervlaktewater terechtkomen. Ten behoeve van het uitwendig reinigen van de truckmixers wordt gebruik gemaakt van een wasplaats. Het waswater afkomstig van het uitwendig reinigen wordt via een hellend platform verzameld in een goot. In de goot bezinken de grove resten. Deze resten worden met enige regelmaat verwijderd. Via de overloopgoot komt het afvalwater terecht in de OBAS waarin de minerale oliën worden afgescheiden en het slib kan bezinken. Het gezuiverde afvalwater uit de OBAS wordt geloosd op de Surinamerivier. Afval en slib worden uit de inrichting verwijderd. blad 7 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
3 3.1
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Alternatieven en varianten Technische varianten Bij het uitwerken van het Technische Studieplan en de verdere invulling van het MER is nadrukkelijk gebleken dat er technische varianten te onderkennen zijn. Het gaat dan om het nader vormgeven van te treffen mitigerende maatregelen om eventuele nadelige milieueffecten te reduceren. Varianten in dit MER zijn technische varianten. Voor elke variant is aangegeven welke uitvoering deel uitmaakt van de voorgenomen activiteit (aanduiding met letter V), en waarin de variatie zit. Transportbanden voor de overslag van bulkgrondstoffen - Nr. 1 De grondstoffen worden op de loswal in een vultrechter gevoerd en vervolgens met transportbanden naar de opslagvakken gevoerd. Betreffende transportbanden kunnen traditioneel of overkapt/overdekt worden uitgevoerd: 1-V Traditioneel uitgevoerde transportbanden; 1-A Overdekte/overkapte transportbanden met overloopgoten. Opslag bulkgrondstoffen onder overkapping c.q. in bedrijfshallen - Nr. 2 Bulkgrondstoffen worden naar aard en soort in opslagvakken op het terrein opgeslagen. Om de invloed van de wind te beperken kunnen varianten worden onderkend. 2-V Opslag in open opslagvakken; 2-A Opslag in open vakken met besproeiingsinstallatie; 2-B Opslag in overkapte bedrijfsloods, waarvan de voorzijde open is. Terreinverharding - Nr. 3 Binnen de oorspronkelijke planvorming is er vanuit gegaan dat de tasvelden voor het uitharden van betonwaren verhard worden en het overige deel van het terrein verdicht wordt ten behoeve van het transport met vrachtwagens en intern rijdend materieel; het volledig verharden van de terreindelen waar sprake is van (interne) transportbewegingen was niet voorzien. Met het oog op de bezwaren die zijn geuit door Ingas is een deel van de weg binnen de inrichting in september 2009 voorzien van een asfaltverharding. Deze aanpassing is in het MER opgenomen onder de voorgenomen activiteit. Aanvullend hierop kunnen ter beperking van mogelijke stofverspreiding technische varianten worden geformuleerd: 3-V Geasfalteerde toegangsweg binnen de inrichting met voor het overige onverharde wegen en onverhard terreinoppervlak; 3-A Terreinverharding op locaties waar sprake is van (interne) transportbewegingen; 3-B Terreinverharding in combinatie met periodieke inzet van een sproeiwagen. Schoonspoelen vertrekkend verkeer - Nr. 4 Het gebruik van eigen materieel (vrachtwagens/truckmixers) houdt direct in dat deze wagens met aanhangend vuil aan de banden de inrichting kunnen verlaten en daarmee in zekere mate de openbare weg kunnen bevuilen. Deze problematiek kan worden voorkomen door vertrekkende vrachtwagens door een waterbak te laten rijden: 4-V Zonder schoonspoelen van vertrekkend verkeer; 4-A Vertrekkende verkeer door bandenspoelplaats/-installatie.
blad 8 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Hergebruik spoelwater truckmixers - Nr. 5 Truckmixers dienen standaard na gebruik inwendig te worden gespoeld. Inmiddels is het algemeen gebruik om dit spoelwater om te vangen en te laten bezinken. Na bezinking van zwevende bestanddelen kan het water alsnog worden geloosd. In variatie hierop is het mogelijk het spoelwater langer te laten bezinken en geschikt te maken voor hergebruik: 5-V Basis bezinking truckmixerspoelwater; 5-A Verdergaande bezinking en hergebruik truckmixerspoelwater. Een van de planaanpassingen die na aanvang van de milieustudie is doorgevoerd is het besluit om te investeren in een recyclinginstallatie (zie hoofdstuk 2) waarmee grondstoffen en water kunnen worden teruggewonnen. Met deze planaanpassing kan gesteld worden dat aan vergaande bezinking van waterstromen, aangeduid met variant 5-A, al invulling wordt gegeven. Akoestische voorzieningen binnen de betonwarenfabriek - Nr. 6 Binnen de betonwarenfabriek gaat het verdichtingsproces gepaard met een aanzienlijke geluidproductie. In het kader van arbeidsveiligheid (mogelijke gehoorschade) kunnen aanvullende voorzieningen getroffen worden: 6-V Gehoorbescherming in betonwarenfabriek via PBM; 6-A Bouwtechnische akoestische voorzieningen aan de blokkenmachine.
3.2
Overige te treffen maatregelen Daarnaast zijn in het MER een aantal specifieke maatregelen genoemd, welke op voorhand doorgevoerd gaan worden (onderdeel van de voorgenomen activiteit) of die als mitigerende maatregel worden voorgesteld zonder dat er afzonderlijke varianten op gedefinieerd zijn. Deze (mitigerende) maatregelen passen binnen een bedrijf met een hoog normbesef ten aanzien van kwaliteit- en milieuzorg. Het gaat hierbij om: • het aanbrengen van zelfreinigende doekenfilters op de silo's en de verschillende installaties van KRM (maakt deel uit van VA); • het beperken van de rijafstanden binnen de inrichting. Binnen de inrichting van KRM zal gebruik worden gemaakt van dedicated opslagvakken per verbruikspunt en niet van één opslagvak per bulkgrondstof; • voor het reinigen van rijdend materieel wordt gebruik gemaakt van water. Om het waterverbruik per tijdseenheid te beperken zal gebruik worden gemaakt van een hoge druk reinigingsinstallatie; • in het kader van arbeidsomstandigheden wordt het rijdend materieel standaard uitgerust met een geluidarme cabine, waarin constant een overdruksituatie wordt gehandhaafd (voorkomt sofintrede in de cabine); • het treffen van maatregelen in geval er sprake is van een aanzienlijke windsnelheid (windkracht 6) in combinatie met de noodzaak om droge zeer stuifgevoelige materialen te moeten vervoeren (bevochtigen/afdekken eigen materieel); • het beperken van de rijsnelheid binnen de inrichting tot maximaal 30 km/uur (beperken stofvorming); • het beperken van de valhoogte van de grijper bij het lossen van grondstoffen.
blad 9 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
3.3
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Alternatieven Naast dat de afzonderlijke varianten in beschouwing worden genomen, kunnen deze in combinatie met elkaar worden beschouwd. Betreffende combinaties worden aangeduid met 'alternatieven'. Het nulalternatief Op het te ontwikkelen gebied is nog een vergunning van kracht uit 1972. Op basis van deze bestaande vergunning mogen binnen het gebied specifiek activiteiten plaatsvinden. Deze bestaande situatie is beschreven als zijnde het nulalternatief op basis waarvan de autonome ontwikkeling kan plaatsvinden. Het nulalternatief geeft derhalve de situatie weer waarin de voornemens van KRM niet verder worden ontwikkeld. Het meest milieuvriendelijke alternatief (MMA) Op grond van de vergelijking tussen de varianten kan een overall meest milieuvriendelijk alternatief (MMA) worden geformuleerd van de in milieuhygiënisch en/of milieutechnisch opzicht het best naar voren komende componenten. Het voorkeursalternatief Niet in alle gevallen behoeft het zo te zijn dat de varianten die deel uitmaken van de voorgenomen activiteit of die naar voren komen in het MMA ook daadwerkelijk door de initiatiefnemer worden overgenomen. Hier kan gemotiveerd van worden afgeweken. Uiteindelijk zal de initiatiefnemer op basis van milieuhygiënische, technische en economische afwegingen keuzes maken tussen de verschillende varianten en op basis daarvan het voorkeursalternatief (de uiteindelijke keuze) formuleren.
blad 10 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
4 4.1
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Bestaande toestand en autonome ontwikkeling Beschrijving planlocatie Voor de beschrijving van de planlocatie wordt gerefereerd aan de uitsnede gemaakt van de luchtfoto, zoals weergegeven in figuur 2.
Prescrete VABI
Sibena
Vensur INGAS Toekan
BEM
Staatsolie
Figuur 2: De planlocatie (aangeduid met een ster) ten opzichte van haar directe omgeving in district Wanica (bron: Google Earth).
Binnen een straal van ca. 1 kilometer rondom de planlocatie bevinden zich bedrijven, verspreid gelegen woningen (deels in de vorm van lintbebouwing langs de lokale wegen) en meer maatschappelijke voorzieningen zoals enkele winkels en een direct naast de inrichting gelegen peuterschool. District Wanica Het district Wanica heeft een totaal oppervlakte van 442 km2. Het ligt ten zuiden van Paramaribo en grenst aan de Surinamerivier. Wanica is onderverdeeld in zeven administratieve ressorten. Na Paramaribo is Wanica het district met de grootste bevolking. De demografische ontwikkeling van het gebied wordt gekenmerkt door een voortdurend vestigingsoverschot vanuit de hoofdstad (transformatie naar een meer suburbaan karakter).
blad 11 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
De planlocatie valt onder het ressort Houttuin, dat ten zuiden van Paramaribo is gelegen en een oppervlak heeft van 58 km2. In Houttuin woont circa 13 % van de totale districtsbevolking. Dijkveld wordt binnen dit district als een van de "dichtst" bevolkte gebieden aangemerkt met circa 300 - 400 inwoners/km2. Een deel van de bevolking concentreert zich langs de drukke uitvalswegen waaronder de Sir Winston Churchillweg alsmede de zijwegen van deze hoofdverbindingen. Dit geldt ook voor de directe omgeving van de planlocatie waarop een duidelijk vestigingspatroon waarneembaar is (zie figuur 3).
Figuur 3: Lokaal vestigingspatroon ter hoogte van toegang tot het KRM-terrein.
Direct ten zuidoosten naast de ingang van de planlocatie is de meest nabijgelegen gevoelige bestemming gelegen. Het betreft Peuterschool De Toekan (zie figuur 4). Op deze locatie worden dagelijks met uitzondering van de schoolvakanties en de weekenden tussen 8 en 12 uur 40 tot 50 kinderen opgevangen. Bovendien is er in een bovenwoning op betreffend perceel sprake van permanente bewoning.
Figuur 4: Sir Winston Churchillweg, Peuterschool De Toekan met bovenwoning.
Tegenover de ingang van de planlocatie, naast een op de weg uitkomende zandweg, is een pand aanwezig waarin voorheen sprake is geweest van detailhandel. Aan beide zijden hiervan bevinden zich woningen. Ook is er sprake van detailhandel verderop aan de Sir Winston Churchillweg.
blad 12 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Dijkveld zelf is in het verleden al aangewezen als gebied voor de verdere ontwikkeling van bedrijvigheid binnen de regio en als overloopgebied voor Paramaribo. De omgeving biedt als zodanig werkgelegenheid en draagt bij aan de diversificatie van de economische basis van Wanica. Al vergunde bedrijfsactiviteiten Voor de planlocatie zelf geldt dat er al sinds lange tijd sprake is van vergunde bedrijfsactiviteiten. Op betreffende locatie zijn door Valen's Constructie Maatschappij boten/schepen gebouwd (vanaf de zestiger jaren). Daarna is het kavel verkocht en is er in de periode 1972 - 1982 een zand- en grindhandel in combinatie met een asfaltcentrale gevestigd geweest, gevolgd door de opslag van schroot (1982 - 1988). Er kan dus gesteld worden dat de locatie al een rijke historie heeft voor wat betreft de aanvoer, op- en overslag van materialen waaronder zand, grind en steenslag. Het voorgaande wordt bevestigd door de vergunning die de DC op 21 december 1972 voor betreffende locatie heeft verleend. Direct omliggende bedrijven Nabij de planlocatie is sprake van diverse industriële activiteiten. Deze zijn gesitueerd op langgerekte percelen, die zich bevinden tussen de Sir Winston Churchillweg en de Surinamerivier. Overigens wordt opgemerkt dat er geen ruimtelijk plan aan de industriële ontwikkeling ten grondslag ligt. Dit wordt onderkend in het Districtsplan Wanica 2009, waarin wordt onderkend dat "Het niet bestaan van een integraal districtsplan (op lange of
middellange termijn) betekent dan ook het niet voorhanden hebben van een gezonde basis voor het toetsen van plannen, projecten, investeringen enz. enz.". Staatsolie Maatschappij Suriname N.V. Op een afstand van circa 600 meter van de planlocatie is een vestiging van Staatsolie gelegen. Het betreft de Tout Lui Faut raffinaderij met een productiecapaciteit van circa 7.000 vaten/dag. Op deze locatie van Staatsolie is tevens een co-generatie energiecentrale gebouwd. In verband met de ontdekking van nieuwe olievoorraden in het Suriname wordt gewerkt aan de verdere ontwikkeling van de locatie te Wanica. Het ligt in de voornemens van Staatsolie om de bestaande locatie uit te breiden. Na terreinuitbreiding wordt de productiecapaciteit uitgebreid tot circa 15.000 vaten/dag. Kersten Groep Aan de Vensurlaan op een afstand van circa 320 meter van de planlocatie zijn verschillende dochteronderneming van de Kersten Groep gevestigd. Kersten is een gediversifieerde onderneming en een van de oudste handelsmaatschappijen in Suriname. Tot de groepsactiviteiten behoren onder andere bouw- en constructieactiviteiten die in een aparte divisie zijn ondergebracht. Een aantal bedrijven uit deze divisie opereren vanaf locatie in Dijkveld. Het gaat daarbij om: • de BEM (1951) dat betonnen producten produceert zoals stenen, blokken, banden en buizen; • Vensur N.V. (1965) dat cement levert voor de bouw en realisatie van infrastructurele werken. Op basis van maal- en zeefbewerkingen van klinkers wordt hoogwaardig cement geproduceerd; • Spanbeton N.V. (1970) dat zich specifiek op de productie van voorgespannen betonnen elementen richt, zoals bijvoorbeeld voorgespannen kanaalplaat, vloerelementen en wandplaten.
blad 13 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Ingas N.V. Ingas N.V. is een productiebedrijf dat gespecialiseerd is in de productie van industriële en medische gassen. Het bedrijf is sedert begin jaren zeventig gevestigd op de huidige locatie aan de Sir Winston Churchillweg. Bij Ingas wordt gebruik gemaakt van cryogene hogedruk luchtsplitsing om vanuit omgevingslucht zuurstof en stikstof te produceren. Daarnaast is er binnen de inrichting in sprake van de productie van acetyleen. Voorts is er sprake van de reconditionering van gasflessen. Het betreft het inwendig en uitwendig reinigen ervan, alsmede het opnieuw testen. Voor deze reconditionering wordt gebruik gemaakt van gritstralen en coatingstechnieken. Zowel uit het mondiaal geharmoniseerde veiligheidshandboek voor cryogene luchtsplitsingsinstallaties, als uit diverse contacten met personen betrokken bij de productie van zuurstof en medicinale zuurstof, blijkt dat met name vocht en koolwaterstoffen een probleem bij de productie kunnen vormen. Stof wordt ten aanzien van het productieproces niet als probleemcomponent genoemd. Dit houdt verband met het feit dat stofdeeltjes in principe eenvoudig uit de ingaande lucht zijn weg te zuiveren. Ook staan in de productie-guidelines geen minimale criteria waar het gaat om de maximale stofconcentratie die toelaatbaar wordt geacht waar het de ingenomen buitenlucht betreft ! VABI, Sibena & Sons en Prescrete Noordelijk van de planlocatie aan de Alibaksweg (onverhard) op een afstand van circa 100 meter vanaf de loslocatie van KRM is een overslaglocatie van de VABI gelegen. Hier wordt rivierzand voor de VABI op- en overgeslagen. Aan de volgende zijweg te weten Meyerweg (onverhard), zijn eveneens een betonwarenproducenten gevestigd. Het betreft de inrichtingen van Sibena & Son's (sierstenen) en van Prescrete N.V. (prefab betonnen elementen). Prescrete is per 1 september 2009 overgenomen door KTC.
4.2
Autonome ontwikkeling De autonome ontwikkeling is de ontwikkeling van het gebied indien het voorgenomen initiatief niet verder doorgaat. Op grond van het districtplan van Wanica (2008) wordt het aannemelijk geacht dat de urbanisatie te Dijkveld (op termijn) gecontroleerd zal plaatsvinden. Het ligt daarbij voor de hand dat de ruimtelijke inrichting planmatiger zal worden ingevuld. Dit geldt zowel voor de inrichting van het geheel, als ten aanzien van bewoning en bedrijvigheid. Met name de strategische ligging tussen de Sir Winston Churchillweg (hoofdontsluitingsweg) en de Surinamerivier dragen bij aan de veronderstelling dat Dijkveld in de nabije toekomst verder voor industrie en bedrijvigheid in ontwikkeling zal worden genomen. In het kader van de autonome ontwikkeling kan verder worden aangenomen dat het perceel blijvend voor industriële doeleinden zal worden gebruikt (is al het geval sinds 1972). Vanwege haar ligging is het ook aannemelijk dat de overslag van zand en steenslag en opslag van partijen grondstoffen in het kader van de autonome ontwikkeling op de planlocatie gesitueerd zullen blijven.
blad 14 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
5 5.1
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Verwachte gevolgen voor het milieu Luchtkwaliteit Modelberekeningen voor de voorgenomen activiteit Voor de bedrijfsactiviteiten van KRM is stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) gezien de aard van de bedrijfsactiviteiten het meest van belang. De emissies van fijn stof en stikstofoxide zijn onder andere het gevolg van: • het rijden van vracht- en personenvoertuigen op het terrein van KRM; • het rijden van heftrucks, shovels en kranen op het terrein van KRM; • de emissie PM10 als gevolg van het bewerken en de op- en overslag van (stuifgevoelige) grondstoffen; • de emissie PM10 als gevolg van het rijden op (on)verhard terrein. Voor al deze bronnen zijn emissies NOx en/of PM10 berekend met behulp van een rekenprogramma. Voor de technische bijzonderheden over dit model wordt verwezen naar het MER. Naast de bronnen van KRM is binnen de modellering rekening gehouden met omgevingsbronnen, zoals het verkeer op de Sir Winston Churchillweg en nabij gelegen bedrijven. Bovendien is het bij de beoordeling van belang dat rekening wordt gehouden met de achtergrondconcentraties. Uit de berekeningen voor fijn stof blijkt voor de voorgenomen activiteit dat: • het voorgenomen initiatief van KRM een fijn stof immissie heeft van 6,45 tot 35,03 µm/m3, op punten in de omgeving waar mogelijk sprake is van een langdurige blootstelling (referentiepunten 1 t/m 14); • dat daarnaast op betreffende punten rekening moet worden gehouden met een bijdrage van omgevingsbronnen variërend van 3,86 tot 26,32 µg/m3; • er ten slotte sprake is van een achtergrondconcentratie waar van op basis van de gegevens van de Wereldbank is aangenomen dat deze tussen 28 en 51 µg/m3 ligt. Uit de berekeningen voor stikstofdioxide blijkt dat er op de berekeningspunten sprake is van een maximale jaargemiddelde concentratie van circa 30 µg/m3. Dit betreft het totaal van KRM, de omgevingsbronnen en de achtergrondconcentratie. Omdat de achtergrondconcentratie NOx circa 20 µg/m3 bedraagt is de bijdrage van KRM in absolute zin beperkt van aard. Dit is ook de reden dat in het MER met name is ingegaan op de gevolgen van de voorgenomen activiteit op de fijn stof emissie. Mitigerende maatregelen: cumulatief effect luchtkwaliteit Uit de milieustudie blijkt dat het doorvoeren van een mitigerende maatregelen in de vorm van een aantal technische varianten bijdraagt aan de reductie van fijn stof. Het gaat daarbij om: • het overdekt/overkapt uitvoeren van de transportbanden (variant 1-A), waarbij de vrije invloed van de wind op de over de transportbanden wordt opgeheven; • het combineren van de varianten 2-A en 2-B tot een 'plusvariant' (variant 2-B+), waarbij er sprake is van een overkapte opslag van bulkgrondstoffen in combinatie het besproeien ervan, wanneer het weer dit noodzakelijk maakt; • het verhard uitvoeren van terreindelen waarop gereden wordt in combinatie met het frequent nathouden daarvan in perioden van droog weer (variant 3-B) blad 15 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Worden de positieve effecten van de maatregelen gezamenlijk berekend dan blijkt de fijn stof emissie van KRM zelf, na het nemen van mitigerende maatregelen, nog maar 0,86 tot 2,24 µm/m3 (excl. omgevingsbronnen en exclusief achtergrondconcentraties). Het effect van de mitigerende maatregelen is in de figuur 5 voor twee referentiepunten zichtbaar gemaakt ten opzichte van de achtergrondconcentraties van 51 µm/m3 ('hoog'), respectievelijk 28 µm/m3 ('laag'). 100
100
90
90
80
80 70 Concentratie PM10
Concentratie PM10
70 60 50 40 30
60
Bijdrage KRM
50
Omgeving Achtergrond
40 30
20
20
10
10
0 VG Hoog
VG Laag
MMA Hoog
MMA Laag
0 VG Hoog
VG Laag
MMA Hoog
MMA Laag
Figuur 5: Opbouw jaargemiddelde PM10 ; zonder en met mitigerende maatregelen. Links beoordelingspunt 3 (Ingas); rechts beoordelingspunt 5 (De Toekan).
5.2
Geluid Modelberekeningen voor de voorgenomen activiteit Voor de activiteiten op het terrein van KRM is nagegaan welke als 'representatief' aangemerkt moet worden. Deze activiteiten zijn vertaald naar een akoestisch model voor het bedrijf. Daarbij is onder meer rekening gehouden met de verschillende stationaire geluidbronnen, verschillende mobiele geluidsbronnen, de tijd gedurende welke de bronnen in werking zijn, het aantal vervoersbewegingen waarvan sprake is, de afschermende en reflecterende objecten en de aard van de bodem. Binnen het aandachtsgebied van het geluidmodel zijn een aantal referentiepunten gedefinieerd. Het belangrijkste referentiepunt blijkt de peuterschool De Toekan te zijn omdat daar boven ook een woning ligt. Om deze reden worden school en woning als 'geluidgevoelig bestemming' aangemerkt. Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsbelasting op de peuterschool 45 dB(A), 32 dB(A) en 24 dB(A) bedraagt voor respectievelijk de dagperiode (van 07.00 tot 19.00 uur), de avondperiode (van 19.00 tot 23.00 uur) en nachtperiode (van 23.00 tot 07.00 uur). Indien deze waarden getoetst worden aan de Nederlandse normering dan is er geen sprake van overschrijdingen. Het af- en aanrijdende vrachtverkeer is voor de peuterschool de meest maatgevende geluidsbron. Mitigerende maatregelen: cumulatief effect geluid Uit de milieustudie blijkt dat het doorvoeren van een mitigerende maatregelen in de vorm van een aantal technische varianten effecten heeft op geluid. Namelijk: • het overdekt/overkapt uitvoeren van de transportbanden (variant 1-A) betekent een reductie van deze bron, maar heeft vrijwel geen doorwerking in de totale geluidsbelasting van KRM; • het opslaan van de grondstoffen in een bedrijfshal (variant 2-B) levert op de erfgrens een reductie van 0 tot 3 dB(A); blad 16 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
•
het verhard uitvoeren van terreindelen levert een verhoging op, hetgeen ook geldt voor de inzet van een sproeiwagen (variant 3-B); • het aanbrengen van een akoestische voorziening in de blokkenfabriek (variant 6-B) levert een verbetering van de arbeidsomstandigheden op binnen de hal (past binnen de context van 'duurzaam ondernemen'). De geluidsinvloed van deze maatregel buiten de inrichting is zeer beperkt. Met het doorvoeren van de combinatie aan mitigerende maatregelen neemt de geluidsbelasting op de gehanteerde waarneempunten licht toe met maximaal 3 dB(A). Op de 'gevoelige bestemming' de peuterschool bedraagt de toename 1 dB(A). Op geen van de waarneempunten is er sprake van overschrijdingen van de Nederlandse normering.
5.3
Bodem Voor de voorgenomen activiteiten binnen de inrichting is een zogenaamde bodemrisicoanalyse uitgevoerd. Daarbij wordt gekeken in hoeverre bepaalde subactiviteiten, zoals het opslaan van diesel of het hebben van een werkplaats, mogelijk een negatief effect kunnen hebben op de kwaliteit van bodem en grondwater. Uit de uitgevoerde analyse blijkt dat er, met uitzondering van het gebruik van de tankplaats, voor alle mogelijk bodembedreigende activiteiten een verwaarloosbaar bodemrisico aanwezig is. Dat wil zeggen dat KRM al van plan is om dusdanige technische en organisatorische maatregelen te treffen dat geen extra mitigerende maatregelen vereist zijn. Een uitzondering hierop vormt de tankplaats. Uit het milieuonderzoek blijkt dat hiervoor aanvullende maatregelen nodig zijn om na realisatie van een verwaarloosbaar bodemrisico te kunnen spreken. Het gaat dan om een onafhankelijke overvulbeveiliging op de tank, specifieke aandacht bij het aftanken en het voorzien in een vloeistofdichte betonnen voorziening, waarvan de afwatering (afvoer hemelwater) plaatsvindt via een olie-benzinkselafscheider. Voor de variantcodes 3-V, 3-A en 3-B zijn om deze reden 'plusvarianten' gedefinieerd, waarbij rekening wordt gehouden met een vloeistofdichte tankplaats.
5.4
Water Waterstromen binnen de voorgenomen variant Bedrijfsafvalwater dat binnen de inrichting vrijkomt bestaat uit een aantal deelstromen. Het gaat daarbij om: • bedrijfsafvalwater afkomstig van de recyclinginstallatie; • bedrijfsafvalwater afkomstig van de betonmortelcentrales en de betonwarenfabriek; • bedrijfsafvalwater afkomstig van de wasplaats; • als bedrijfsafvalwater behandeld hemelwater afkomstig van de tankopslag en de afleveringsplaats voor brandstoffen. In de recyclinginstallatie wordt beton-watermengsels behandeld afkomstig van het inwendig reinigen van de truckmixers en afkomstig van de mengers. Nadat de vaste materialen zijn verwijderd wordt het afvalwater in de bezinkbassins gebracht waar het een stapsgewijs bezinkingsproces doorloopt. Na de laatste bezinking is het water zover gezuiverd dat het kan worden hergebruikt als spoelwater of mogelijk zelfs kan worden ingezet voor het productieproces of besproeiing van het terrein. Bij een te groot aanbod van gezuiverd afvalwater wordt het overtollige water geloosd op de Surinamerivier. Daar het water vergaand gezuiverd is heeft dit een minimale invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater.
blad 17 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Lekwater en water van het schoonmaak van het terrein van de betoncentrales wordt geloosd op de aanwezige oliebezinkselafscheiders (OBAS). Ook het afvalwater van de wasplaats, de betonwarenfabriek en het hemelwater van de tankopslag wordt via een OBAS afgevoerd. De kwaliteit van het afvalwater na de OBAS is van zodanige kwaliteit dat dit geen schadelijke effecten voor de kwaliteit het oppervlaktewater oplevert. Sanitair afvalwater wordt binnen het voornemen afgevoerd naar een septictank waarna het op een drainage sloot wordt geloosd. De drainagesloten dragen -zover dat nodig isbij aan een verdere (biologische) zuivering van het water afkomstig uit de septictanks. Hemelwater afkomstig van daken wordt rechtstreeks geloosd op de rivier of op het drainagebed. Het hemelwater is van dusdanige kwaliteit dat dit geen negatieve gevolgen heeft voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken zoals de betonmortelcentrales en de opslag- en tankplaats voor dieselolie wordt afgevoerd via een OBAS. Hemelwater afkomstig van de overige verharde terreindelen zoals de verharde weg, worden direct op het oppervlaktewater geloosd. De kans op mogelijke verontreiniging als gevolg van (rijdend) materieel of productieactiviteiten is namelijk zeer beperkt. Mitigerende maatregelen: effect water Uit de milieustudie blijkt dat het doorvoeren van een mitigerende maatregelen in de vorm van een aantal technische varianten effecten heeft op water. Namelijk: • het besproeien van de bulkopslag neemt het waterverbruik toe, terwijl bij opslag in een bedrijfshal er sprake is van minder 'verontreinigd' hemelwater. Bij combinatie van beide (variant 2-B+) is er enerzijds sprake is van een toename in waterverbruik en anderzijds van minder belast hemelwater; • verharding van het terrein geeft een verdubbeling van de hoeveelheid af te voeren hemelwater. De kwaliteit echter maakt dat er geen aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Wordt een sproeiwater ingezet (variant 3-B) dan neemt het waterverbruik toe; • gebruik van een bandenspoelplaats (variant 4-A) geeft een toename in waterverbruik; • door het plaatsen van een recyclinginstallatie worden grondstoffen teruggewonnen. Vanuit restbetonmortel kan hierdoor circa tweederde van de oorspronkelijke input (zand en steenslag) worden teruggewonnen. Daarnaast kan het na bezinking resterende water voor bedrijfsprocessen binnen de inrichting worden ingezet.
5.5
Overige aspecten In dit MER ligt de nadruk met name op het milieuaspecten lucht (stof). Daarnaast zijn de milieueffecten geluid, water en bodem in de afweging betrokken. Voor de algemene bedrijfsvoering zijn andere milieueffecten wel van belang, maar niet van doorslaggevende betekenis. Zo is aan een aantal technische varianten een 'extra' score worden toegekend, waar het gaat om het ontstaan van afvalstoffen, dan wel het voorkomen daarvan. Vanzelfsprekend spelen ook kostenaspecten in de afweging om te komen tot een voorkeursalternatief een belangrijke een rol. Het zal duidelijk zijn dat een aantal varianten ten opzichte van het voorgenomen alternatief alleen al 'scoren' omdat er extra investeringskosten mee gemoeid zijn. Daarnaast hebben een aantal varianten terugkomende werkzaamheden tot gevolg, zoals het inzetten van een sproeiwagen (3-B) en het telkens opnieuw moeten leeghalen en schoonmaken van een bandenspoelplaats (4-A). blad 18 van 23
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
5.6
Samenvattende vergelijking varianten Voor een eenduidige vergelijking zijn de uitgewerkte varianten voorzien van een score ten opzichte van de voorgenomen activiteit (VA). De effecten van de voorgenomen varianten scoren neutraal, aangeduid met "0" indien het effect vergelijkbaar is met de voorgenomen activiteit. Voor het scoren van de varianten is volgende legenda gebruikt:
0
neutraal in vergelijking met VA
0
neutraal in vergelijking met VA
+
enigszins positief in vergelijking met VA
enigszins negatief in vergelijking met VA
++
positief in vergelijking met VA
+++
extra positief in vergelijking met VA
– –– –––
negatief in vergelijking met VA extra negatief in vergelijking met VA
Kosten **)
Samenvattend 0 +
1-V 1-A
Traditioneel uitgevoerd Overdekt/overkapt
0 +
0 +
Bulkopslag
2-V 2-A
Open opslagvakken Open opslag met besproeiing Opslag in bedrijfsloods met voorzijde open Opslag in loods, met besproeiing Geasfalteerde toegangsweg, overige terreinverh. onverhard Verharding op alle verkeersoppervlakken Verharding en inzet van sproeiwagen Geen reinigen banden Reinigen banden vertrekkend verkeer Standaard bezinking Verdere bezinking en hergebruik Gebruik PBM Bouwkundige voorzieningen
0 ++
0 0
0
0
–
–
0 +
+
+
+
––
++
++
+
0
––
+++
0
0
+
0
0
+
++
––
++
0
––
++
+++
––
++
–
––
+++
2-B 2-B+ Terrein + tankplaats
3-V+
3-A+ 3-B+ Spoelen vrachtwagen
4-V 4-A
Spoelwater truckmixers
5-V 5-A
Geluid in blokkenfabriek
6-V 6-A
0 +
Afval
Transportbanden
Omschrijving variant
Water
Code
Geluid
0
Onderwerp
Lucht *)
Bodem
Voor de varianten is een vergelijking gemaakt op een viertal aspecten: luchtkwaliteit (stofverspreiding), geluid, water en bodem(bescherming). Van deze vier aspecten worden de effecten op de luchtkwaliteit het zwaarst gewogen. Daarnaast weegt voor aantal varianten afval mee in de overwegingen en zijn voorts de indicatieve kosten van belang in de totale afweging en zijn de varianten daarop getoetst. Alle scores van de varianten op de diverse aspecten zijn samengebracht in tabel 2. In de laatste kolom is een 'samenvattende score' opgenomen, waarbij de score ten aanzien van kosten in mindere mate heeft meegewogen.
––
0
0 +++
0
0
–
–
––
–
0 ++
+
0 (+)
0 +++
0
0 +++
––
*) Scores ten aanzien van luchtkwaliteit wegen zwaarder t.o.v. de andere milieuaspecten. **) Scores ten aanzien van kosten wegen minder zwaar in de overall afweging. Tabel 2: Samenvattende vergelijking varianten (weging t.o.v. VA/Voorgenomen Alternatief). blad 19 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
5.7
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Meest milieuvriendelijke alternatief Op grond van de vergelijking van de varianten kan een overall meest milieuvriendelijk alternatief (MMA) worden geformuleerd. De volgende varianten maken onderdeel uit van dit MMA. 1-A Overdekte/overkapte transportbanden Het overdekken/overkappen van de transportbanden heeft positieve milieueffecten op zowel het beperken van mogelijke stofvorming vanaf deze bron, als de geluiduitstraling die de motoren van de transportbanden teweeg brengen. Het effect in maatschappelijk opzicht is echter beperkt, aangezien betreffende transportbanden zich op het achterterrein van KRM bevinden. Hierdoor heeft het doorvoeren van deze maatregel geen directe invloed op het terugdringen van de milieubelasting bij de direct omwonenden. Bulkopslag in open bedrijfsloods, aangevuld met het besproeien 2-B+ Op basis van de milieuhygiënische voordelen waar het gaat om het beperken van stofhinder en het terugdringen van de geluidniveaus is deze variant opgenomen binnen het MMA. Voorwaarde is wel dat in droge perioden de opgeslagen bulkstoffen ook binnen regelmatig worden bevochtigd. Verharden van verkeersoppervlakken en het periodiek besproeien ervan, waarbij 3-B+ tevens de tankplaats vloeistofdicht wordt uitgevoerd Uit het luchtkwaliteitonderzoek is nadrukkelijk gebleken dat variant 3-B een vergaande reductie in de emissie van fijn stof teweegbrengt. Vanwege deze reductie (99 % ten opzichte van het VA) wordt het aanbrengen van een verharding op terreindelen waar verkeersbewegingen plaatsvinden als een noodzakelijke voorwaarden gezien om de bedrijfsvoering van KRM milieuhygiënisch aanvaardbaar te maken. Daarnaast is het van belang dat de tankplaats wordt voorzien van een vloeistofdichte verharding. Dit om eventuele bodemverontreiniging als gevolg van activiteiten op de tankplaats te voorkomen. 4-V Geen aanleg bandenspoelplaats Het positieve milieueffect van de aanleg van een bandenspoelplaats (variant 4-A) levert een reductie in PM10-emissie van 300 kg/jaar ten opzichte van het VA. Een belangrijk deel van deze milieuwinst vervalt indien variant 3-B+ wordt doorgevoerd. Het rijdend materieel is dan op voorhand al veel schoner omdat: • er geen onverharde terreinoppervlakken zijn waar verkeersbewegingen plaatsvinden; en • verharde oppervlakken worden besproeid waardoor een deel van het wegvuil al met het spoelwater wordt afgevoerd. Nu variant 3-B+ onderdeel uitmaakt van het MMA en daarmee de beoogde milieuwinst van deze maatregel vergaand wordt gereduceerd geven de aspecten toename waterverbruik en vergroting van de slibstroom de doorslag. De aanleg van een bandenspoelplaats maakt dan ook geen onderdeel uit van het MMA.
blad 20 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
5-A Bezinking en hergebruik spoelwater truckmixers Deze technische variant leek op voorhand al zodanig positief, dat KRM al tot de aanschaf van een recyclinginstallatie heeft besloten. De positieve milieueffecten zijn met name gelegen in het terugdringen van het waterverbruik, het beperken van de inzet van primaire grondstoffen en het tegelijkertijd terugdringen van een afvalstroom. 6-A Akoestische voorziening in blokkenfabriek Het doorvoeren van deze technische variant heeft met name gevolgen voor het terugdringen van de binnengeluid in de betonwarenfabriek. Het effect op de geluidsbelasting op ontvangerpunten in de omgeving van KRM is nihil.
5.8
Voorkeursalternatief Het voorkeursalternatief komt voort uit de afweging van de varianten op milieuaspecten en kosten. Daarbij kan het voorkomen dat een bedrijf, vanwege de investeringskosten en operationele kosten die met een bepaalde variant kunnen samenhangen, moet afzien van het doorvoeren van betreffende variant. Binnen dit denkraam is het derhalve denkbaar en aanvaardbaar dat een bedrijf bij het maken van de uiteindelijke keuzes tussen de varianten, gemotiveerd afwijkt van een of meerdere varianten die onderdeel uitmaken van het MMA. Het voorkeursalternatief vormt de basis voor de aan een bedrijf te vergunnen milieusituatie.
Uit overleg met KRM is gebleken dat er geen noodzaak is om binnen het Voorkeursalternatief af te wijken van het MMA. KRM zal dan ook de technische varianten die deel uitmaken van het MMA, eventueel gefaseerd, doorvoeren binnen de bedrijfsvoering in de vestiging aan de Sir Winston Churchillweg te Dijkveld, District Wanica.
blad 21 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
6
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Conclusies In de milieustudie zijn de voornemens van KRM (de 'voorgenomen activiteit') onderzocht waar het gaat om de relevante milieueffecten. Daarnaast zijn een aantal technische varianten onderzocht. Voor een vergelijking van de varianten ten opzichte van de voorgenomen activiteit is vervolgens een scoremethodiek gebruikt. Hieruit kan worden afgeleid welke varianten nadrukkelijk als 'positief' naar voren komen. Op basis hiervan is een Meest Milieuvriendelijk Alternatief (MMA) samengesteld, zijnde het pakket van varianten dat resulteert in 'de meeste milieuwinst'. Uit overleg met KRM is gebleken dat het MMA direct kan worden gepresenteerd als zijnde het zogenaamde "Voorkeursalternatief".
Dit houdt in dat KRM heeft toegezegd de technische maatregelen te zullen treffen, zoals deze uit deze milieustudie naar voren komen als "meest milieuvriendelijk".
6.1
Mitigerende maatregelen en monitoring Met het vastleggen van het voorkeursalternatief is tevens bepaald welke mitigerende maatregelen door KRM getroffen moeten worden om mogelijke nadelige milieueffecten naar de omgeving toe te beperken. Uiteraard zal de feitelijke realisatie ervan afhankelijk zijn de gefaseerde ontwikkeling van het terrein. In de tabel op de volgende pagina zijn de te treffen mitigerende maatregelen samengevat, alsmede de monitoring ervan. De maatregelen kunnen nader worden ingebed in het zorgsysteem, dat KRM op het gebied van arbeidsomstandigheden, milieu en veiligheid al binnen haar bedrijfsvoering hanteert. In het MER is hiervoor een uitvoeringsprogramma opgenomen.
blad 22 van 23
projectnr. 0200742 December 2009, revisie 03
Samenvatting Milieu Effectrapport Betonmortelcentrale en Betonblokkenfabriek KRM te Dijkveld, Paramaribo (District Wanica - Suriname)
Voorgestelde mitigerende maatregel
Beoogd milieuresultaat
Monitoring
Opmerking
Transportbanden naar opslagvakken overkapt/overdekt uitvoeren Opslagvakken bulkgrondstoffen overkappen Instellen maximale snelheid binnen de inrichting Besproeien bulkopslag onder overkapping
Beperken windinvloed en verminderen stofverspreiding
Realisatie fysiek vast te stellen
Geen
Beperken windinvloed en vermindering stofverspreiding Beperken verstuiven en beperken stofverspreiding Beperken winderosie en beperken verstuiving bij overslag
Realisatie fysiek vast te stellen
Fasering afhankelijk van gereedkomen productieonderdelen In te stellen snelheid: max. 30 km/uur Alleen noodzakelijk tijdens droge dagen / droogweer perioden
Verharden toegangsweg Verharden terreindelen waar verkeersbewegingen plaatsvinden Besproeien terrein en wegen
Beperken stofverspreiding Beperken stofverspreiding
Afdekken / bevochtigen eigen vrachtwagens met droge bulkstoffen
Bepreken windinvloed en vermindering stofverspreiding
Aanbrengen akoestische voorziening blokkenfabriek Akoestisch voorziening t.b.v. peuterschool Tankplaats vloeistofdicht uitvoeren
Beperken geluidniveau in blokkenfabriek, verbetering werkklimaat Terugdringen hinderbeleving a.g.v. geluid Voorkomen bodemverontreiniging a.g.v. tankhandelingen
Beperken stofverspreiding en beperken verstuiving
Handhaving via veiligheidspersoneel KRM Registratie weersomstandighed en, notatie bijzonderheden in logboek
Reeds uitgevoerd Realisatie fysiek vast te stellen
Fasering afhankelijk van gereedkomen productieonderdelen
Controle op logboek 'besproeiing'
Sproeien noodzakelijk tijdens droge dagen / droogweer perioden Alleen relevant voor droge bulk bij veel wind; komt sporadisch voor i.v.m. vochtgehalte grondstoffen Geen
Realisatie fysiek vast te stellen, controlemeting
Wenselijkheid nader in overleg te bepalen Gereedmelding en jaarlijkse controle op staat van onderhoud
In combinatie met afwatering via OBAS
Tabel 3: Voorgestelde mitigerende maatregelen.
Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. December 2009
blad 23 van 23