abc
SGS EcoCare A division of SGS Environmental Services NV
Zetel Antwerpen Haven 407 Polderdijkweg 16 B-2030 Antwerpen Tel
: +32 (0) 3 545 87 50
Fax
: +32 (0) 3 545 87 69
[email protected] http://www.sgsecocare.be
MILIEU-EFFECTRAPPORT voor een warmte-krachtinstallatie type STEG in het Antwerpse havengebied
Opdrachtgevers : Electrabel NV en RWE Power AG p/a Tractebel Development Engineering Avenue Ariane 7 1200 Brussel
Projectnummer : 01.0145 Februari 2002
Deel
11
niet-technische samenvatting abc SGS EcoCare N.V. Projectnummer : 01.0145
februari 2002
2
Om in de geliberaliseerde Europese elektriciteitsmarkt te kunnen concurreren is er nood aan nieuwe installaties voor elektriciteitsopwekking met een hoog rendement zoals warmtekrachtinstallaties voor elektriciteit én stoom (WKK). De NV Electrabel wil samen met RWE Power AG een dergelijke installatie bouwen op het bedrijfsterrein van de NV BASF in het Antwerps havengebied. De chemische fabriek daar is immers een grote afnemer van stoom en van elektriciteit. De exploitatie van een warmte-krachtinstallatie is MER-plichtig : de exploitant is verplicht een milieueffectrapport te voegen bij de aanvraag voor de milieuvergunning. Hieronder zijn de hoofdzaken uit dit milieueffectrapport samengevat. Het bedrijfsterrein van BASF ligt op de rechter Scheldeoever tussen de Schelde en het Schel-deRijnkanaal tegen de grens met Nederland aan. Er zijn daarom grensoverschrijdende effecten van de installatie bestudeerd : juist over de grens ligt uitgestrekt Nederlands poldergebied. Behalve de polders in Nederland en deze op de linker Scheldeoever zullen de volgende andere gebieden effect ondervinden van de installatie : •
woongebieden zoals Ossendrecht (gem. Woensdrecht, Nederland), Zandvliet en Berendrecht (gem. Antwerpen);
•
natuurgebieden zoals het Verdronken land van Saeftinge (gem. Hulst, Nederland) met zijn uitloper in België het Groot Buitenschoor, tussen het bedrijfsterrein van BASF en de Schelde;
•
industriegebied met name het Antwerps havengebied.
Op het stuk bedrijfsterrein van BASF waar de installatie zal worden gebouwd, wordt eerst een reeks stoomketels opgericht. De bouw hiervan is niet MER-plichtig. De stoomproductie-eenheid zal bestaan uit 5 identieke ketels met een productie-capaciteit van elk 30 ton/h stoom. De functie van de stoomproductie-eenheid is om aan de stoomvraag van BASF te kunnen voldoen, zolang de WKK-installaties niet operationeel zijn. Na realisatie van de 2 WKK-installaties zullen de stoomketels als reserve dienen, voor het geval een van de WKK-installaties uitvalt. De geplande installatie zal een elektrisch vermogen hebben van 800 MW. Ze zal bestaan uit twee identieke WKK-installaties van 400 MW van het type STEG : SToom- En Gasturbine. Het project wordt gerealiseerd in twee fasen, waarbij eerst de eerste 400 MW en vervolgens de tweede 400 MW eenheid wordt gebouwd. In de gasturbine wordt aardgas gemengd met lucht en verbrand. De rookgassen worden over schoepenwielen geleid en zetten daar hun energie deels om in rotatie-energie. De warmte nog aanwezig in de uitlaat van de gasturbine, wordt gerecupereerd in een stoomketel achter de gasturbine. De stoom uit deze stoomketel wordt over een stoomturbine geleid : hij zet daar eveneens zijn energie om in rotatie-energie. Een deel stoom wordt aan de stoomturbine onttrokken en aan BASF geleverd. Zowel de gasturbine als de stoomturbine drijven een alternator aan die de rotatie-energie omzet in elektrische energie. Deze elektrische energie wordt m.b.v. een transformator op de gewenste spanning gebracht en in het elektrisch net gestuurd. Achter de stoomturbine wordt de stoom gecondenseerd. Het koelwater daarvoor wordt op zijn beurt gekoeld m.b.v. een koeltoren per STEG. Als alternatief voor de koeltorens kan worden geopteerd voor een aërocondensor per STEG. Dit is een installatie die de gebruikte stoom afkoelt en condenseert met behulp van ventilatoren, die lucht over de stoomleidingen sturen.
abc SGS EcoCare N.V. Projectnummer : 01.0145
februari 2002
3
De bouw van de installatie zal ca. 2 jaar in beslag nemen. Het bouwen zelf zal weing milieueffect veroorzaken : de afstand is te groot om voor stof-, stank- of lawaaihinder te vrezen. Gedurende de korte tijd van het stoomblazen bij het testen van de stoomketels moet met lawaaihinder rekening worden gehouden. De exploitant zal daarom een geluidsdemper inzetten en de omwonenden verwittigen. Wegens de verlichting van de werf zou er ook lichthinder kunnen zijn. Voor 400 MW zal door de gasturbine per uur ca. 66 000 m³ aardgas moeten worden verstookt. De rookgassen hiervan komen achter de stoomketel in de lucht terecht via een schoorsteen. Als luchtverontreinigende componenten bevatten de rookgassen voornamelijk koolmonoxide en stikstofoxiden : aardgas bevat bijna geen zwavel en de rookgassen van de verbranding van aardgas bevatten dan ook weinig of geen zwaveloxiden. De rookgassen bevatten ook geen roet. De verspreiding van de luchtverontreinigende componenten is bestudeerd m.b.v. het Vlaams rekenmodel IFDM-PC. Met dit rekenmodel wordt zowel in de eerste als in de tweede fase, uitgekomen op de volgende niet te verwaarlozen bijdragen van de installatie : •
een bijdrage in de concentratie aan stikstofoxiden;
•
een bijdrage in de concentratie aan stikstofdioxide;
•
een bijdrage in de vermestende depositie.
De bijdrage van de andere luchtverontreinigende componenten is verwaarloosbaar : ze is kleiner dan 1 % van de strengste luchtkwaliteitsnorm terzake. Daaruit kan worden geconcludeerd dat van de installatie geen verwering van monumenten of aantasting van materiële goederen is te verwachten en ook geen stof- of stankhinder (mens). De concentratiebijdrage aan stikstofoxiden is van belang voor haar effect op de planten : ze vertegenwoordigt slechts procenten van de huidige concentratie, maar door de kleine marge tussen die concentratie en de Nederlandse richtwaarde ter bescherming van de ecosystemen zal ze die richtwaarde doen bereiken of licht overschrijden. De concentratiebijdrage aan stikstofdioxide is van belang voor haar effect op de gezondheid van de mens : ze verhoogt de concentratie, maar volgens berekeningen van de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek (VITO) is deze in het Antwerps havengebied nu al hoog in vergelijking met de Vlaamse/Nederlandse luchtkwaliteitsnorm ter bescherming van de gezondheid. De depositiebijdrage is te wijten aan de stikstofoxiden in de rookgassen. Ze is van belang voor haar effect op bodem en grondwater en via de vermesting daarvan, voor de planten : ze verhoogt de depositie enkel in de onmiddellijke omgeving, maar deze is daar nu al hoger dan de Vlaamse streefwaarden en de Nederlandse doelstellingen voor vermestende depositie. Er dient opgemerkt dat indien wordt gekozen voor het alternatief van de aërocondensoren, de specifieke emissies zullen stijgen. Een aërocondensor verlaagt immers de efficiëntie van de installaties met enkele procenten, in vergelijking met een koeltoren van het natte type, zodat de STEG’s aan een iets hoger verbruik zullen moeten produceren. De installatie zal in de Schelde lozen en ook in Kanaaldok B3, maar alleen onrechtstreeks. In Kanaaldok B3 loost de installatie de spui van de koeltorens via het koelwatercircuit van BASF, en hemelwater via het hemelwatercircuit van BASF. Deze spui valt weg indien gebruik wordt gemaakt van het alternatief van de aërocondensoren. In de Schelde loost de installatie sanitair afvalwater en afvalwater van diverse onderhoudswerkzaamheden, samen vóór de lozing behandeld in de waterzuiveringsinstallatie van BASF. Omwille van de sterke verdunning en
abc SGS EcoCare N.V. Projectnummer : 01.0145
februari 2002
4
omwille van de waterzuiveringsinstallatie hebben de lozingen geen significant effect, noch op de temperatuur, noch op de kwaliteit van het oppervlaktewater, en daardoor ook niet op de waterdieren en -planten. De geluidsproductie van de installatie is niet verwaarloosbaar : vooral de koeltorens, of de aërocondensoren zijn een belangrijke geluidsbron. Omdat in de nabije omgeving van de installatie diverse gebieden voorkomen met telkens andere richtwaarden voor het omgevingsgeluid, zijn op vier plaatsen geluidsmetingen uitgevoerd : binnen de perceelsgrenzen van BASF, aan het Groot Buitenschoor, aan de dichtstbij gelegen woning (in de Vijdtpolder, gem. Woensdrecht) en in het woongebied Zandvliet. Om aan alle Vlaamse richtwaarden te voldoen zullen bij de koeltorens, de aërocondensoren en bij diverse andere onderdelen van de installatie geluidsdempende maatregelen genomen worden. Als voldaan wordt binnen de perceelsgrenzen van BASF wordt volgens de overdrachtberekening C8 in de IL-HR-13-01 van de Interdepartementele Commissie Geluidhinder (ICG, Nederland) ook voldaan op de andere gemeten plaatsen. Daaruit kan worden geconcludeerd dat van de installatie dan geen verstoring van broedvogels (Groot Buitenschoor) of lawaaihinder is te verwachten (woongebieden). De installatie zal geen oorzaken van bodem- of grondwaterbelasting bevatten zoals open opslag op de grond of waterwinning. Wel bestaat er risico voor bodem en grondwater vanwege de transformatoren en de opslag van chemicaliën : eventueel lekken van deze apparatuur wordt opgevangen in de vloeistofdichte inkuiping. Van koeltorens van het kaliber van die van de installatie zijn plaatselijke klimatologische omstandigheden te verwachten. Alleen de verhoging van de vochtigheid lijkt echter belangrijk : ze zal in de onmiddellijke omgeving van de koeltoren de kans op vorming van neerslag, mist en ijzel verhogen. De exploitant zal daarvoor waarschuwen met de nodige signalisatie. Wanneer wordt geopteerd voor het alternatief van de aërocondensoren, vallen deze effecten weg. De indirecte effecten van de installatie op plant en dier zijn hierboven reeds aan bod gekomen : •
op de planten vanwege de concentratieverhoging die de stikstofoxiden in de rookgassen veroorzaken;
•
op de waterdieren in de Schelde vanwege de lozing van de spui van de koeltoren;
•
op de broedvogels vanwege de geluidsproductie.
Belangrijke directe effecten zijn er niet. De indirecte effecten van de installatie op monumenten (verwering) en materiële goederen (aantasting) zijn hierboven reeds aan bod gekomen. Het bestaan van de installatie zal leiden tot beeldverstoring van het vlakke polderlandschap. Van veraf zijn de koeltorens zichtbaar wegens hun permanente damppluim : dat is ook het geval met de koeltorens van de kerncentrale van Doel. Van dichtbij zijn de koeltorens ook dominerend : hoewel hij wordt opgenomen in een omgeving van industriële installaties gaat het tenslotte over een constructie met een hoogte van maximum 115 m. Wanneer wordt gekozen voor het alternatief van de aërocondensoren, is de impact op het polderlandschap veel kleiner. De aërocondensoren veroorzaken geen damppluim, en zijn veel lager dan de koeltorens. Wel dient opgemerkt dat van dichtbij aërocondensoren meer als een gesloten volume kunnen overkomen.
abc SGS EcoCare N.V. Projectnummer : 01.0145
februari 2002
5
De indirecte effecten van de installatie op de mens zijn hierboven reeds aan bod gekomen : •
op de gezondheid vanwege de concentratieverhoging die de stikstofoxiden in de rookgassen veroorzaken;
•
op de lawaaihinder vanwege de geluidsproductie.
Belangrijke directe effecten zijn er niet : op de mobiliteit heeft het verkeer van en naar de installatie een verwaarloosbaar effect in vergelijking met het huidige verkeer. Naast de effecten van het gebruiken van de installatie zijn ook die van het onderhoud bestudeerd : alleen het maandelijks testen van de alarmsirene moet worden vermeld. Daarnaast veroorzaakt het onderhoud ook beperkte hoeveelheden van diverse afvalstoffen.
abc SGS EcoCare N.V. Projectnummer : 01.0145
februari 2002
6