Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Samenvatting
4
Voorwoord
5
I.
Feit versus fictie
6
1.1
Verhalen uit het hoge noorden
6
1.1.1
6
Onderzoeksvraag
II.
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
8
2.1
Sociologische literatuuranalyse
8
2.2
Intellectuele achtergrond van Goldmann
9
2.2.1
Materialistische literatuursociologie
9
2.2.2
Lucien Goldmann
10
2.2.3
Weerspiegeling
11
2.2.4
Totaliteit
11
2.2.5
Structuren
12
2.3
2.4
2.5
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse van Goldmann
12
2.3.1
Sociale groep
12
2.3.2
Wereldbeeld
13
2.3.3
Literair werk
14
2.3.4
Structuren
14
Genetisch-structuralistische methode in de praktijk
15
2.4.1
Opkomst van de roman
15
2.4.2
Opkomst van de kapitalistische samenleving
16
2.4.3
A nalyse van Malraux
17
Kanttekeningen bij de methode van Goldmann
20
2.5.1
20
Persoonlijke bijdrage
Inhoudsopgave
III.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
22
3.1
Economische context
22
3.1.1
N egentiende eeuw
22
3.1.2
Opkomst van de industrie
25
3.1.3
Sociale bewegingen
27
3.1.4
V rouwen en werk in de negentiende eeuw
28
3.1.5
V rouwbeeld
29
3.1.6
De Twintigste eeuw
30
3.1.7
De Tweede Wereldoorlog
32
3.1.8
Welvaartsstaat
32
3.2
Zweden van Vandaag
36
3.3
Zweedse literatuur tussen 1850 en 1990
37
3.3.1
Realisme
37
3.3.2
Å ttitalister en Tachtigers
38
3.3.2
N eoromantiek
39
3.3.4
A rbeidersliteratuur
39
3.3.5
Modernisme
40
3.3.6
Literatuur na 1945
41
3.3.7
Historische vrouwenliteratuur
43
3.3.8
Internationaal succes
44
IV.
Analyse van ‘Anna, Hanna, Johanna’
45
4.1
Marianne Fredriksson
45
4.1.1
Biografie
46
4.1.2
Haar oeuvre
4.2
Vertrekpunt van het onderzoek
48
4.3
Literair werk
50
4.3.1
Opbouw van het verhaal
50
4.3.2
Samenvatting van ‘A nna, Hanna, Johanna’
51
4.3.3
Samenvatting van Simon
60
4.4
Genetisch-structuralistische analyse
61
4.4.1
Wijze van levensonderhoud
61
4.4.2
Scholing
63
4.4.3
Sociale groepen en klasse
63
Inhoudsopgave
4.4.4
Wereldbeeld en politieke overtuiging
64
4.4.5
Religie
66
4.4.6
Man - vrouwrelatie
67
4.4.7
Structuren
72
4.4.8
Persoonlijke interpretatie
73
V.
De receptie van Fredriksson in Zweden
75
5.1
Dagbladen
75
5.1.1
Beoordeling in dagbladen
75
5.1.2
Intertekstualiteit
78
5.1.3
Mogelijke verklaringen voor de beoordeling
81
5.2
VI.
Literatuurhistorische werken
83
5.2.1
Beoordeling in literatuurhistorische werken
83
5.2.2
V erschillen en overeenkomsten in de beoordeling
84
5.2.3
Eindoordeel
87
Conclusie
87
Literatuur
89
Samenvatting
Samenvatting De onderzoeksvraag die in deze studie centraal staat, luidt als volgt: Hoe komen de maatschappelijke ontwikkelingen in Zweden uit de negentiende en twintigste eeuw naar voren in het boek ’A nna, Hanna en Johanna’ van Marianne Fredriksson? Voor het beantwoorden van deze vraag is gebruik gemaakt van de genetisch structuralistische methode van Lucien Goldmann. Deze methode kijkt aan de hand van een viertal begrippen naar de overeenkomsten tussen ontwikkelingen in de sociale werkelijkheid en de inhoud van een roman. Deze begrippen zijn sociale groepen, wereldbeeld, literair werk en structuren. In dit onderzoek is het begrip sociale groep onderverdeeld in een aantal categorieën. Dit zijn sociale klasse, opleiding, en wijze van levensonderhoud. Het begrip wereldbeeld is onderverdeeld in religie, politieke overtuiging en relaties. Deze categorieën komen duidelijk naar voren in de roman. Uit de analyse van A nna, Hanna en Johanna blijkt dat de maatschappelijke ontwikkelingen in Zweden op drie manieren tot uiting komen in de roman. Ten eerste komen de ontwikkelingen naar voren in het historisch kader dat de auteur in de roman schetst. Daarnaast komen de sociale veranderingen in Zweden tot uiting in de verschillende categorieën van de begrippen sociale groepen en wereldbeeld die de genetisch-structuralistische methode hanteert. De verschillen tussen deze elementen in de drie vrouwenlevens worden voornamelijk veroorzaakt door sociale ontwikkelingen die hebben plaatsgevonden in het tijdsbestek van de roman. Tot slotte is sociale werkelijkheid waarneembaar in de thema's die de auteur in haar werk behandelt. Daarnaast is er ook duidelijk sprake van een persoonlijke inbreng van de auteur.
Voorwoord
Voorwoord Deze scriptie vormt de afsluiting van drie leerzame en leuke jaren. Nu het einde met rasse schreden nadert, kijk ik alvast met veel plezier en een klein beetje weemoed terug op mijn studie aan de Universiteit van Tilburg. Mijn herinneringen aan deze tijd zouden lang niet zo goed zijn zonder de leuke en inspirerende mensen die ik de afgelopen jaren ontmoet heb. Daarom wil van deze gelegenheid gebruik maken om iedereen te bedanken die direct of indirect een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van deze scriptie. Allereerst natuurlijk de leden van de examencommissie: mijn begeleidster dr. Odile Heynders die mij met veel geduld en goede raad in het afgelopen jaar heeft bijgestaan en prof. dr. Helma van Lierop voor de tijd en aandacht die ze aan mijn scriptie besteed heeft. Daarnaast mag een eervolle vermelding van Marije niet ontbreken, omdat zij de conceptversie van zeer bruikbare opmerkingen heeft voorzien. Ook wil ik Rob bedanken die zijn expeditie naar de Sisha Pangma in Tibet heeft omgetoverd in een literaire vakantie door zich op zevenduizend meter hoogte te verdiepen in mijn scriptie. En tot slot een woord van dank richting familie (met name ouders) en vrienden die de afgelopen jaren zoveel belangstelling hebben getoond voor mijn studie, al was het ze volstrekt onduidelijk waar ik me nou precies mee bezighield.
Tack så mycket! (hartelijk bedankt!)
D.M. Kelkes Tilburg, juli 2003
Feit versus fictie
I.
Feit versus fictie
1.1
Verhalen uit het hoge noorden
1.1.1
Onderzoeksvraag
6
Marianne Fredriksson (1927) behoort tot de meest succesvolle Zweedse auteurs ooit. Haar werk is vertaald in meer dan dertig talen en uitgebracht in honderdvijftig landen. Er zijn drie verfilmingen van haar romans opkomst en de boeken van Fredriksson zijn in veel landen bekroond met literaire prijzen. Het succes verbaast haar nog steeds. Hoewel de kritieken in de media lang niet altijd positief zijn, wordt elke roman van haar een bestseller. Fredriksson zelf vermoedt dat veel lezers uitgekeken raken op de rationele en intellectuele benadering van veel auteurs. Emoties spelen in haar werk een belangrijke rol. In de twaalf romans die Marianne Fredriksson tot nu toe geschreven heeft, is ‘de zoektocht naar jezelf’ een terugkerend thema. Ook in A nna, Hanna en Johanna is dit het geval. Kleindochter Anna graaft in deze roman in het verleden van haar moeder Johanna en grootmoeder Hanna om meer te weten te komen over zichzelf. Aan de hand van drie generaties vrouwen beschrijft Fredriksson de geschiedenis van Zweden tussen ongeveer 1850 en 1990. Daarnaast gaat ze uitgebreid in op de sociale ontwikkelingen die in Zweden als gevolg van de modernisering hebben plaatsgevonden. Deze maatschappelijke ontwikkelingen heeft ze vermengd met het fictieve verhaal over de drie generaties. Feit en fictie zijn in A nna, Hanna en Johanna nauw met elkaar verweven. In 2002 heb ik van januari tot en met juni in Zweden gewoond en gestudeerd. In dat halfjaar heb ik, naast Zweeds, vakken gevolgd aan Göteborg Universitetet waarin de sociale geschiedenis van Zweden centraal stond. De reden om naar Zweden te gaan, was mijn belangstelling voor de taal, geschiedenis en literatuur van dit land. Tijdens het lezen van A nna, Hanna en Johanna ontstonden er bij mij vragen over de vermenging van feit en fictie in deze roman. Welke gebeurtenissen in het boek hebben echt plaatsgevonden en welke zijn fictief? Welke elementen in het boek zijn afkomstig uit de werkelijkheid en welke komen uit de duim van de auteur? En hoe kan ik erachter komen welke gebeurtenissen historisch zijn? Uiteindelijk hebben deze vragen geresulteerd in de volgende onderzoeksvraag:
Feit versus fictie
Hoe komen de maatschappelijke ontwikkelingen in Zweden uit de negentiende en twintigste eeuw naar voren in het boek A nna, Hanna en Johanna van Marianne Fredriksson? Om deze vraag te beantwoorden, is het noodzakelijk een methode te vinden die de overeenkomsten tussen een roman en de werkelijkheid analyseert. De methode die in dit onderzoek centraal staat, is de genetisch-structuralistische literatuuranalyse. Filosoof Lucien Goldmann heeft deze methode ontwikkeld om de overeenkomsten tussen een fictieve roman en ontwikkelingen in de werkelijkheid te achterhalen. De nadruk van zijn literatuuranalyse ligt op de samenleving waarbinnen een roman verschijnt. Door deze aandacht voor de sociale herkomst van een roman en de overeenkomsten tussen fictie en werkelijkheid, is de methode zeer bruikbaar voor mijn analyse De genetisch-structuralistische methode wordt in het volgende hoofdstuk verder uitgewerkt. Hoofdstuk drie bevat informatie over ontwikkelingen in de Zweedse samenleving en literatuur tussen 1850 en 1990. Hoofdstuk twee en drie vormen samen het vertrekpunt van dit onderzoek. De analyse van A nna, Hanna en Johanna met behulp van de genetisch-structuralistische methode vindt plaats in hoofdstuk vier. Hoofdstuk vijf gaat in op de receptie van Fredriksson in Zweden en hoofdstuk zes bevat de conclusie van dit onderzoek.
7
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
II.
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
2.1
Sociologische literatuuranalyse
8
Er zijn allerlei methoden voor het analyseren van literatuur. Niet alleen in het bestuderen van de inhoud, ook in het onderzoek naar de auteur en het ontstaan van het werk verschillen de onderzoeksmethoden sterk van elkaar. In deze scriptie staat de sociologische literatuuranalyse centraal. Deze literatuuranalyse onderscheidt zich van andere methoden door haar grote aandacht voor de maatschappelijke context waarbinnen een literair werk ontstaat. Dit maakt deze literatuuranalyse zeer geschikt voor het bestuderen van overeenkomsten in het werk van Fredriksson en ontwikkelingen in de werkelijkheid. Binnen de sociologische literatuuranalyse is een belangrijke rol weggelegd voor de ideeën van Marx over de bestudering van literatuur. Zijn ideeën vormen het uitgangspunt van veel latere sociologische literatuurwetenschappers, waaronder Lucien Goldmann (19131970). Deze filosoof heeft in de jaren zestig een methode ontwikkeld voor het analyseren van literaire werken. Hij baseerde zich niet alleen op het gedachtegoed van Marx, maar ook op het werk van filosofen als Piaget, Hegel en Lukács. Aan de hand van een aantal begrippen probeerde hij de overeenkomsten te achterhalen tussen een literair werk en de samenleving waarbinnen dat werk geschreven was. Aangezien Goldmann veel gebruik heeft gemaakt van concepten die andere filosofen hanteerden, is het noodzakelijk kort in te gaan op zijn intellectuele achtergrond. Dit hoofdstuk begint met een beschrijving van de marxistische kunstsociologie en het gedachtegoed van de filosofen die een belangrijke rol hebben gespeeld in het werk van Goldmann. Vervolgens wordt zijn genetischstructuralistische methode aan de hand van vier belangrijke begrippen uiteengezet met daarop aansluitend een voorbeeldanalyse van het werk van de auteur Malraux. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een paragraaf waarin de zwakke punten van de genetisch-structuralistische analyse worden belicht.
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
2.2
Intellectuele achtergrond van Goldmann
2.2.1
Materialistische literatuursociologie
9
De marxistische literatuurbeschouwing, ook wel de materialistische literatuursociologie genoemd, maakt deel uit van een benadering waarbij literatuur als maatschappelijk verschijnsel wordt bestudeerd. De term materialistische literatuurtheorie heeft onder veel literatuursociologen de voorkeur, omdat Marx zelf nooit een samenhangende theorie over literatuur heeft uitgewerkt.1 Kunstsociologen, waaronder Georg Lukács, hebben zich op deze gefragmenteerde informatie gebaseerd in een poging een marxistische kunstsociologie te laten ontstaan. Onder andere de leden van de Frankfurter Schule, een sociologisch onderzoeksinstituut, hebben in de eerste helft van de vorige eeuw geprobeerd de geëngageerde kunstfilosofie verder te ontwikkelen. De materialistisch georiënteerde literatuurwetenschap is gebaseerd op Marx' uitspraken over de verhoudingen tussen ‘basis’ en ‘bovenbouw’. Marx zag de economie als basis van een samenleving. De bovenbouw werd in zijn visie gevormd door het immateriële, waaronder het rechterlijke en politieke systeem. Alle elementen uit de bovenbouw van een samenleving beschouwde hij als producten van de basis. Ook de literatuur werd door hem gezien als een product van het economische systeem. In de materialistische zienswijze zet een auteur materiaal uit de werkelijkheid om in een roman en geeft daar zelf een bepaalde betekenis aan. Het kunstwerk is geen directe afspiegeling van de werkelijkheid, maar een weerspiegeling van de voorstelling die de kunstenaar van de werkelijkheid heeft. De materialistische literatuurbeschouwing hecht bijzonder veel waarde aan het ‘kritisch bewustzijn’ van de auteur, dat wil zeggen aan zijn vermogen om de sociale werkelijkheid duidelijk weer te geven en tegelijkertijd een kritische reactie hierop te geven. Het gaat in het marxisme echter niet alleen om een kritische interpretatie van de werkelijkheid, maar met name om de verandering van die werkelijkheid. Interpretatie heeft in de ogen van de marxistische literatuurtheoretici alleen zin wanneer daar verbetering mee wordt nagestreefd. Georg Lukács en Lucien Goldmann zijn belangrijke marxistisch georiënteerde literatuursociologen. De socioloog Lukács heeft geprobeerd om vanuit de oorspronkelijke theorieën van Marx de marxistische theorie te voltooien. Hij wordt door veel sociologen beschouwd als de belangrijkste marxistische filosoof en socioloog na 1
Uit: Lucien Goldmann, Pagina 9.
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
10
Marx.2 Zijn betrokkenheid bij de communistische partij heeft echter tot veel kritiek geleid onder de literatuurwetenschappers. Ondanks deze kritiek hebben latere literatuursociologen, waaronder Lucien Goldmann, gebruikgemaakt van zijn werk. De ideeën van Lukács in ‘Die Seele und die Formen’ (1911) en in ‘Die Theorie des Romans’ (1920) vormen een belangrijk uitgangspunt voor de genetisch structuralistische kunstsociologie van Goldmann. Verderop in dit hoofdstuk wordt ingegaan op de thema’s van Lukács die een belangrijke rol hebben gespeeld in de totstandkoming van de genetischstructuralistische methode van Goldmann. 2.2.2
Lucien Goldmann
Lucien Goldmann werd in 1913 te Boekarest geboren. Tijdens zijn rechtenstudie kwam hij in aanraking met het gedachtegoed van Karl Marx, waarna hij zich aansloot bij een communistische beweging. In Parijs studeerde hij economie en filosofie, waar hij het werk van de filosofen leerde kennen die een grote invloed zouden hebben op zijn latere werk. Tussen 1950 tot aan zijn dood in 1970 publiceerde Goldmann tal van artikelen over de sociale invloed in de literatuur, waarvan een aantal is samengebracht in het boek ‘Pour une Sociologie du Roman’ (1964). In deze artikelen probeert Goldmann een methode te ontwikkelen voor het analyseren van literaire werken. De genetisch-structuralistische methode die Goldmann ontwikkelde, is niet terug te vinden in een specifiek boek van zijn hand, maar is verspreid over zijn gehele oeuvre. Een van de belangrijkste werken is The hidden God (1955), een boek waarin hij zijn literatuuranalyse toepast op de toneelstukken van Racine. Hierin staan de belangrijkste elementen van Goldmanns methode centraal: sociale groep, wereldbeeld en literair werk. Deze drie elementen zijn door middel van structuren met elkaar verbonden. Deze begrippen zijn afgeleid van verschillende kunsttheorieën.
2
Uit: V an Marx tot Goldmann, Pagina 23.
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
2.2.3
11
Weerspiegeling
De literatuursociologie van Marx is gebaseerd op de assumptie dat cultuur een weerspiegeling is van de sociale realiteit. Marx was niet de eerste die cultuur als weerspiegeling zag. De oorsprong van dit model ligt bij Plato. Deze filosoof beweerde dat de waarneembare dingen en daden in onze werkelijkheid slechts een onvolmaakte afspiegeling zijn van de ideeën uit een authentieke werkelijkheid.3 Lukács onderstreepte het belang van de weerspiegelingstheorie. Het kunstwerk is volgens Lukács onlosmakelijk verbonden met de samenleving in haar geheel, met de ‘sociale structuur’ of, zoals hij het noemt, de ‘maatschappelijke totaliteit.’4 Lukács gebruikte de weerspiegelingstheorie voor een analyse van de samenleving uit zijn tijd. Kenmerkend voor deze samenleving is volgens hem de ‘vervreemding.’5 Door de invloed van de industrialisatie vervreemdt de arbeider steeds meer van het product dat hij maakt. De ‘verzakelijking’ van het werk dringt volgens Lukács door in de hele samenleving, ook in de literatuur. De verwantschap tussen economie en literatuur die Marx in zijn basisbovenbouw theorie veronderstelt, probeert Lukács met behulp van de weerspiegelingstheorie aan te tonen. Goldmann baseert zich in zijn methode op het werk van Lukács. Ook de methode van Goldmann gaat uit van een relatie tussen de economie en een literair werk. 2.2.4
Totaliteit
Een begrip van Hegel dat terugkomt in het werk van Goldmann is het begrip totaliteit. Voor sociologisch onderzoek betekent totaliteit dat sociale fenomenen, zoals een literair werk, bestudeerd moeten worden binnen het geheel, de samenleving, waarbinnen ze geproduceerd worden. Goldmann probeert met zijn methode de economische, politieke en sociale veranderingen in de samenleving te achterhalen die volgens hem ten grondslag liggen aan ontwikkelingen in de literatuur.
3
Uit: Denken over kunst, Pagina 40. Uit: Denken over kunst, Pagina 203. 5 Uit: Denken over kunst, Pagina 208. 4
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
2.2.5
12
Structuren
Uit het concept structuur blijkt de invloed van de structuralist Piaget op het denken van Goldmann. Piaget is van mening dat een individu zijn gedrag continu aanpast aan zijn omgeving. Hij onderscheidt hierbij het proces van assimilatie en accommodatie. Assimilatie is het opnemen van veranderingen uit de omgeving in het gedachten en gedragspatroon van het individu. In deze fase van het proces constateert het individu dat zijn gedrag niet overeenkomt met het gedrag van zijn omgeving. Accommodatie is de volgende stap. In dit stadium past het individu zijn gedragspatroon aan zijn omgeving aan.6 Op deze wijze worden inconsistenties tussen het individu en zijn omgeving opgelost en veranderingen uit de omgeving in het patroon van het individu opgenomen. Elk individu zoekt volgens Piaget naar overeenstemming tussen zijn individuele gedachten en activiteitenpatroon en de omgeving. In deze gedachtegang is het individuele gedrag volledig afkomstig van de relatie met zijn omgeving. Het bestuderen van een literair werk geeft als gevolg hiervan geen informatie over de auteur als individu, maar over de samenleving waarvan de auteur deel uitmaakt. Veranderingen in de omgeving van de auteur, zullen als gevolg van assimilatie en accommodatie in zijn werk zijn terug te vinden. Ook Goldmann gaat ervan uit dat veranderingen in een samenleving zijn te achterhalen in het fictieve werk van een auteur.
2.3
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse van Goldmann
Goldmann heeft geprobeerd een concreet model te ontwikkelen dat instaat is de inhoud van een roman te analyseren aan de hand van ontwikkelingen in de samenleving. Hiervoor gebruikt hij vier hoofdelementen: sociale groepen, wereldbeeld en literair werk. Deze elementen zijn door structuren met elkaar verbonden. 2.3.1
Sociale groepen
Het begrip sociale groep is in de genetisch-structuralistische methode nauw verbonden met het begrip wereldbeeld. Een sociale groep wordt volgens Goldmann gevormd door mensen met een zelfde wereldbeeld. De sociale klasse waartoe een individu behoort, heeft de meeste invloed op de vorming van een wereldbeeld en daarmee ook op de
6
Uit: The hidden God, Pagina 15.
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
13
vorming van een sociale groep.7 Goldmann beweert echter dat andere groepen, zoals familie en vrienden ook invloed hebben. Toch heeft de sociale klasse van een auteur de nadruk in zijn analyse. Door het wereldbeeld en de sociale groepen van een auteur te bestuderen, kan de onderzoeker volgens Goldmann veel te weten komen over de samenleving waar de auteur deel van uitmaakt. De auteur als individu speelt geen prominente rol. Goldmann is meer geïnteresseerd in de sociale groepen waarvan hij deel uitmaakt. De taak van de auteur is volgens Goldmann het kritisch weergeven van de werkelijkheid in een fictief verhaal om zo het bewustzijn van de leden van een sociale groep omtrent hun wereldvisie te vergroten. De auteur heeft volgens Goldmann niet meer invloed op de ontwikkeling van een sociale groep dan de overige leden. Toch beweert hij dat de auteur als enige in een sociale groep in staat is het wereldbeeld van de groep te verwoorden. 2.3.2
Wereldbeeld
Sociale groepen onderscheiden zich van elkaar door hun wereldbeeld. Goldmann verstaat onder dit begrip ‘Het geheel van ideeën, aspiraties en gevoelens die de leden van een sociale groep ( in veel gevallen een sociale klasse) bindt en onderscheidt van andere sociale groepen.’8 Het wereldbeeld van een groep wordt niet door een individu bepaald en aangepast. Het is het resultaat van een sociaal proces dat enkele generaties lang kan duren. Veranderingen in de omgeving vormen de basis van een nieuwe wereldvisie van een groep. Door assimilatie en accommodatie past het individu zich aan aan zijn omgeving. De meeste leden van een groep zijn zich nauwelijks bewust van hun visie op de wereld, vandaar dat Goldmann spreekt van het non-consiousness van een individu.9 In een enkel geval zijn er individuen die een volledig en samenhangend beeld hebben van het wereldbeeld. De individuen die deze visie tot uiting brengen, zijn de auteurs. Niet alle sociale groepen zijn volgens Goldmann in staat een literair werk voort te brengen, maar welke sociale groepen en auteurs daartoe in staat zijn, wordt niet door hem benoemd. Naast het wereldbeeld van een groep moet een onderzoeker volgens de filosoof ook de totstandkoming van deze visie bestuderen. Hij moet antwoord geven op de vraag
7
Klassen zijn in de marxistische ideologie groeperingen van mensen die in een onderlinge gelijke verhouding staan tot de productiemiddelen en op grond daarvan dezelfde ervaringen opdoen. Uit: Grondbeginselen der sociologie, Pagina 193. 8 Uit: The Hidden God, Pagina 15. 9 Uit: Essays on a method in the sociology of literature, Pagina 19.
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
14
waarom de visie op dat moment in de samenleving aanwezig is en hoe deze visie in het literaire werk tot uiting wordt gebracht. 2.3.3
Literair werk
De fictieve wereld die een auteur in zijn roman schept, is volgens Goldmann een weerspiegeling van de werkelijkheid, maar wordt door de auteur zelf ingevuld. Goldmann spreekt over een homologie tussen roman en werkelijkheid. Hij ontkent niet dat de auteur als individu invloed heeft op het verhaal. De samenleving waarin het werk is ontstaan, vormt echter het belangrijkste onderwerp van zijn studie. Een roman heeft volgens Goldmann veel waarde, wanneer er grote sociale problemen worden beschreven die zijn ontstaan uit de relatie tussen mensen en hun omgeving.10 Een hoogstaand literair werk weet daarnaast een sociale groep bewust te maken van zijn wereldbeeld. Alleen grote auteurs zijn hier volgens Goldmann toe in staat. Hij heeft, net als de niet-marxistisch georiënteerde literatuurwetenschappers, veel waardering voor de Europese schrijvers uit zijn tijd. Hij is van mening dat zij een kritische blik werpen op de samenleving en de lezer bewust maken van zijn wereldbeeld. Tot slot merkt Goldmann op dat het voor een volledige analyse van een literair werk belangrijk is ook andere werken van de betreffende auteur te bestuderen. Een dergelijk onderzoek geeft volgens hem meer inzicht in de intellectuele, politieke, sociale en economische ontwikkelingen in de sociale groepen waartoe de auteur behoort. 2.3.4
Structuren
Goldmann verstaat onder structuren ’De regelmatigheden die ervoor zorgen dat een verandering in een deel van het geheel veranderingen in andere delen van het geheel teweegbrengen, waardoor de betreffende verandering een brede betekenis krijgt.’11 Volgens Goldmann komt het begrip structuur tot uiting op het individuele, artistieke en collectieve niveau. Deze drie niveaus zijn door middel van homologe structuren met elkaar verbonden. Door assimilatie en accommodatie zullen veranderingen in een van de drie niveaus tot veranderingen leiden in de overige twee niveaus. Door deze verbondenheid is het mogelijk om na het bestuderen van slechts een niveau uitspraken te doen over de overige twee niveaus. Goldmann analyseert met zijn methode de inhoud van een roman aan de hand van collectieve ontwikkelingen die in de werkelijkheid hebben plaats gevonden.
10
Uit: The hidden God, Pagina 17.
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
2.4
Genetisch-structuralistische methode in de praktijk
2.4.1
Opkomst van de roman
15
In zowel Towards a Sociology of the N ovel (1964) als The Hidden God (1955) analyseert Goldmann met behulp van zijn genetisch-structuralistische methode het werk van auteurs. In Towards a Sociology of the N ovel (1964) is dat het werk van Malraux en in The Hidden God (1955) zijn dat de toneelstukken van Racine en de romans van Pascal. In dit hoofdstuk is gekozen voor een korte weergave van Goldmanns analyse van Malraux, omdat de romans van deze auteur zich gedeeltelijk afspelen in hetzelfde tijdperk als A nna, Hanna en Johanna. Daarnaast gaat Goldmann in zijn analyse van Malraux ook in op de politieke en sociale ontwikkelingen binnen Europa die volgens hem van groot belang zijn geweest voor de ontwikkeling in de literatuur. Ondanks de beknoptheid en ideologische kleuring van deze studie, geeft de analyse in Towards the Sociology of the N ovel een goede indruk van de werkwijze van Goldmann. Goldmann begint zijn analyse met een kort overzicht van de verschillen tussen traditionele prozavormen en de roman. Hij is, net als veel andere materialistische literatuurwetenschappers, van mening dat de opkomst van de roman samenhangt met de opkomst van de kapitalistische samenleving. Deze ontwikkelingen komt niet alleen tot uiting in de vorm van het proza, maar ook in de personages en de plot van het verhaal. Het belangrijkste kenmerk van de roman uit de twintigste eeuw is de individuele hoofdpersoon. De hoofdpersonages in een roman maken volgens Goldmann geen deel uit van de samenleving.12 Volgens hem laat elke roman zien dat de auteur, net als de rest van zijn omgeving, door economische veranderingen zijn greep op de omgeving heeft verloren. De hoofdpersoon in de roman is daarom altijd op zoek naar eigen, individuele waarden.13 Hij blijft altijd een buitenstaander. Een kenmerkend voorbeeld van zo’n personage is volgens Goldmann Joseph K. in Het Proces (1925) van Kafka.14
11
Uit: Lucien Goldmann, Pagina 47. Uit: Lucien Goldmann, Pagina 96. 13 Uit: Lucien Goldmann, Pagina 97. 14 Uit: Lucien Goldmann, Pagina 97. 12
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
2.4.2
16
Opkomst van de kapitalistische samenleving
Goldmann onderscheidt in Towards a Sociology of the N ovel (1964) drie stadia in de ontwikkeling van het kapitalisme, met ieder een eigen ideologie en roman. De eerste fase is het liberale kapitalisme, dat ontstond in de tweede helft van de negentiende eeuw.15 In deze periode werden de romans van Eliot, Tolstoi en Balzac geschreven, waarin de hoofdpersoon moeite heeft om te worden opgenomen in de samenleving. Toen het economische leven in Europa, volgens Goldmann, begon te veranderen van een vrije economie in een economie die gedomineerd werd door monopolies en kartels, ontstond rond 1910 het monopoliekapitalisme.16 In deze samenleving was niet langer plaats voor individuele waarden. Kleine bedrijven verdwenen om plaats te maken voor grote industrieën en het individuele belang verdween naar de achtergrond. Dit had gevolgen voor de personages in een roman. In de derde fase van het kapitalisme neemt de invloed van de staat op de economie toe en ontstaat het zogenaamde staatkapitalisme. 17 De onderneming is in deze samenleving dominant en de staat maakt deel uit van de onderneming. Als gevolg hiervan worden alle organisaties en relaties in een natie gedomineerd door de economie. Het belang van het individu is in de laatste twee fases ondergeschikt geraakt aan het belang van het collectief. De literatuur die kenmerkend is voor de derde fase in het kapitalisme, is in de ogen van Goldmann de nouveau roman. Deze stroming in de literatuur begint volgens hem met het werk van Kafka en duurt bij de publicatie van Towards a Sociology of the N ovel in 1964 nog steeds voort.18 De hoofdpersoon van de nouveau roman staat symbool voor de collectieve problemen van een sociale groep. De scheidslijn tussen individu en omgeving is in deze roman vervaagd en de hoofdpersoon vormt het symbool van collectieve waarden en ontwikkelingen. Individuele kenmerken, zoals naam en achtergrond van de hoofdpersoon ontbreken vaak in deze romans. Een auteur waarvan het werk kenmerkend is voor deze periode is volgens Goldmann Malraux. In zijn analyse van het werk van Malraux probeert Goldmann een homologie aan te tonen tussen de culturele, sociale en politieke ontwikkelingen in Europa en de ontwikkelingen in het oeuvre van Malraux. De boeken van Malraux hebben zijn aandacht, omdat deze auteur zich volgens Goldmann bezighoudt met een belangrijke ontwikkeling: de afname van de individuele invloed op de omgeving in de kapitalistische maatschappij.19 15
Uit: Lucien Goldmann, Pagina 99. Uit: Lucien Goldmann, Pagina 99. 17 Uit: Lucien Goldmann, Pagina 99. 18 Uit: Towards a sociology of the novel, Pagina 13. 19 Uit: Lucien Goldmann, Pagina 102. 16
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
2.4.3
17
A nalyse van Malraux
Goldmann begint zijn analyse met een indeling van de werken van de auteur. Zo merkt hij op dat er tussen de vroege werken van Malraux en zijn latere werk grote verschillen bestaan met betrekking tot de onderwerpen en de vorm van de romans. In zijn latere werk staat een min of meer realistische wereld centraal, waarin een individu de hoofdrol speelt, terwijl Malraux daarvoor meer symbolische verhalen schreef waarin de ideologische crisis in Europa naar voren kwam.20 De studie van Goldmann begint met een analyse van Le Royaume Farfelu uit 1927. Dit boek gaat volgens hem over ‘de bewustwording van verdwenen waarden en het verlangen naar deze waarden’.21 Malraux beschrijft op symbolische wijze de westerse samenleving aan het begin van de twintigste eeuw. De analyse toont aan dat de twee daaropvolgende romans Lunes en Papier (1921) en Le Tentation de l’Occident (1926) hetzelfde thema hebben. Goldmann begint de analyse van Les Conquérants (1928) door vast te stellen waar de personages symbool voor staan. In dit verhaal staat het individu centraal dat na het verdwijnen van waarden op zoek gaat naar een nieuwe invulling van zijn bestaan. Goldmann vergelijkt het einde van Les Conquérants (1928) met het slot van klassieke romans. Net als Don Quixote en Emma Bovary, realiseert de hoofdpersoon van Les Conquérants zich aan het eind dat hij helemaal alleen is. Hij maakt geen deel uit van de samenleving. Het verschil tussen deze hoofdpersoon en Don Quixote en Emma Bovary is dat de zoektocht in het leven van laatstgenoemden vaag blijft, terwijl de opstand in Les Conquérants zeer concreet is.22 Ook vergelijkt Goldmann Les Conquérants (1928) met de voorgaande romans van de auteur. Hij constateert dat er zowel grote overeenkomsten als verschillen tussen deze romans zijn; alle drie de boeken hebben de strijd voor vrijheid als thema met daarin dezelfde karakters en dezelfde problemen. Alle personages proberen met een revolutie een nieuwe invulling aan hun bestaan te geven. Het perspectief van waaruit verteld wordt, verschilt echter per boek. De volgende stap is het analyseren van La V oie Royale (1930) een roman die draait om het voortdurende gevecht tegen de leegheid van het bestaan, gesymboliseerd door de jungle, en de pogingen van de hoofdpersoon om invulling te geven aan die leegte. De opvolger La Condition Humaine uit 1933 heeft een heel ander thema. Het zijn niet langer de problemen van een individu, maar de problemen van de communistische partij die
20
Uit: Towards a sociology of the novel, Pagina 20. Uit: Towards a sociology of the novel, Pagina 21. 22 Uit: Towards a sociology of the novel, Pagina 50. 21
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
18
centraal staan in het boek. Goldmann vergelijkt in zijn analyse de hoofdpersonen uit La Condition Humaine (1933) met de hoofdpersonen uit de andere werken van Malraux. Het grote verschil tussen de personages is dat de hoofdpersonen uit de voorgaande werken buiten de samenleving staan, terwijl de personages in La Condition Humaine (1933) zich duidelijk identificeren met de communistische partij en de revolutionaire beweging. Het verhaal is daarom volgens Goldmann niet het verhaal van een individu, maar van een hele beweging. Deze omslag in het werk van Malraux betekent dat er grote veranderingen hebben plaats gevonden in de sociale groep waarvan hij deel uitmaakt. Malraux raakte ten tijde van het schrijven van La Condition Humaine betrokken bij de communistische partij in Frankrijk. Deze betrokkenheid is duidelijk terug te vinden in de roman en verwijst volgens Goldmann naar de groeiende aanhang van het communisme onder intellectuelen in Frankrijk. Vergeleken met voorgaande romans hebben Les Temps du Mépris (1935) en L’Espoir (1937) een belangrijke verandering ondergaan. In deze werken is er sprake van een volledige acceptatie van de communistische partij door de verschillende personages. Als oorzaak voor deze verandering in het oeuvre van Malraux noemt Goldmann de politieke en sociale ontwikkelingen in Frankrijk in de jaren dertig; de opkomst van het fascisme. Deze ontwikkeling maakte de weerstand tegen de communistische partij onder intellectuelen kleiner en velen sloten zich aan bij deze partij. L’Espoir (1937) vormt een breekpunt met de voorgaande romans, omdat de strijd niet langer draait om de revolutie en de strijd tussen nationalisme en communisme, maar om de strijd tussen de communistische partij en het fascisme. Deze roman onderscheidt zich daarnaast van de anderen door het ontbreken van individuele karakters. De ‘hoofdpersonen’ in het boek worden gevormd door groepen waarvan de leden sterk op elkaar lijken. De ‘hoofdpersonen’ zijn een groep katholieken, communisten en anarchisten. Deze drie groepen corresponderen volgens Goldmann met de groepen die de hoofdrol speelden in de Spaanse Burgeroorlog.23 Malraux was persoonlijk betrokken bij deze strijd en heeft zijn ervaringen verwerkt in het boek. Het ontbreken van een individu is volgens Goldmann het gevolg van de ondergeschikte rol die het individu speelt in de communistische partij. De ontwikkeling die in de laatste twee romans van Malraux volgens Goldmann is waar te nemen, is de opname van het individu in zijn omgeving. Om deze verandering in de sociale werkelijkheid waar te kunnen nemen, moet Goldmann de Franse literatuur uit het 23
Uit: Towards a sociology of the novel, Pagina 100.
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
19
interbellum bestuderen en zich verdiepen in de politieke en sociale ontwikkelingen uit die tijd. Aangezien zijn analyse van Malraux slechts een beknopte studie is, laat Goldmann dit achterwege. Op de vraag of er ook daadwerkelijk sprake was van het ontstaan van een eenheid tussen individu en de Franse samenleving in die periode, kan Goldmann in Towards a Sociology of the N ovel geen antwoord geven. Hij voltooit zijn analyse met Malraux’ laatste roman Les Foyers de l’A ltenburg uit 1943. Wederom betekent dit werk een breuk met de voorgaande romans. Hoewel het boek in eerste instantie een eenheid lijkt, is het opgebouwd uit een aantal verhalen die zich in verschillende tijdperken afspelen met verschillende personages in de hoofdrol. De eerste episode van het boek vindt plaats in 1940, nadat de Franse revolutionairen zijn verslagen door de Duitsers. Goldmann probeert in zijn analyse te achterhalen of het verlies van vertrouwen in de communistische partij en haar ideologie een individueel verschijnsel was of dat deze onwikkeling samenhing met maatschappelijke gebeurtenissen. Hij zoekt zijn verklaring in de overeenkomst die het communistische Rusland in 1937 sloot met het fascistische Duitsland. Veel linkse intellectuelen raakten hierdoor hun vertrouwen in de communistische partij kwijt.24 De volgende twee episodes beschrijven de strijd tussen het fascisme en het communisme. Goldmann besluit zijn studie met de vierde en tevens belangrijkste episode van Les N oyers de l’A ltenburg (1943). Hierin worden de discussies tussen linkse intellectuelen in de plaats Altenburg beschreven. Centraal in deze discussies staat de oorlog. De communistische ideologie is hierin vervangen door de realiteit van de oorlog. In dit verhaal uit Malraux zijn teleurstelling in de communistische partij. Het centrale thema van zijn laatste romans is de tekortkoming van het communisme in het oplossen van alle problemen.
24
Uit: Towards a sociology of the novel, Pagina 108.
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
2.5
20
Kanttekeningen bij de methode van Goldmann
Veel literatuurwetenschappers veroordelen tegenwoordig het ideologische karakter van de materialistische literatuursociologie. Zij zijn van mening dat het marxistische ideologiebegrip de analyses van Goldmann rood kleurt, waardoor een objectieve, wetenschappelijke analyse met behulp van zijn methode onmogelijk is. Een ander punt van kritiek is de inconsistentie in Goldmanns werk. Een duidelijk voorbeeld hiervan is te vinden in de rol die hij de auteur toekent. Enerzijds beweert Goldmann dat de auteur slechts een bemiddelende en ondergeschikte rol speelt tussen de literatuur en de ontwikkelingen binnen een sociale groep, anderzijds is hij van mening dat en auteur mensen bewust moet maken van hun wereldbeeld en een kritische weergave moet geven van de werkelijkheid. Daarnaast bestaat er onduidelijkheid over welke sociale groepen wel en welke sociale groepen niet in staat blijken een goede weergave van de werkelijkheid te geven. Het derde en laatste punt van kritiek op de analyse van Goldmann heeft te maken met de begrippen die hij hanteert voor het analyseren van literatuur. Als instrument voor zijn analyse maakt hij gebruik van de begrippen wereldbeeld, structuren en sociale groep. Deze begrippen zijn niet systematisch uitgewerkt. Het gevolg hiervan is dat de analyseinstrumenten van de genetisch-structuralistische methode moeilijk te operationaliseren zijn. Waarschijnlijk is de vroege dood van Goldmann in 1970 een oorzaak van zijn fragmentarische onderzoeken. Hierdoor zijn de begrippen die hij in zijn analyse hanteert, onduidelijk of onvoldoende uitgewerkt. 2.5.1
Persoonlijke bijdrage
Ik sluit me volledig aan bij de literatuurwetenschappers die kritiek uiten op het ideologische aspect in de methode van Goldmann. Zijn zoektocht naar economische verklaringen voor veranderingen in het werk van een auteur is gedateerd. Hierdoor laat hij veel andere factoren die van invloed zijn op literatuur, zoals de persoonlijke inbreng van de auteur, achterwege. Toch blijft zijn methode in mijn ogen bruikbaar als uitgangspunt van een literatuuranalyse. De begrippen die hij geïntroduceerd heeft, vormen samen een goed vertrekpunt voor een sociologische analyse, ondanks de summiere uitwerking ervan. Het is echter wel noodzakelijk zijn instrumenten aan te
De genetisch-structuralistische literatuuranalyse
21
passen aan deze tijd. Daarom heb ik voor mijn analyse het begrip sociale groep onderverdeeld in een aantal subcategorieën. In deze analyse richt ik me voornamelijk op vrouwen, omdat deze groep centraal staat in de roman van Fredriksson. Daarnaast belicht ik naast de sociale klasse waarvan de vrouwelijke personages deel uitmaken hun opleiding en de wijze van levensonderhoud. Deze categorieën samen vormen naar mijn mening een goed en volledig uitgangspunt voor het achterhalen van het wereldbeeld van een sociale groep. Met wereldbeeld versta ik in dit onderzoek niet een bepaalde ideologie, maar een heersende trant van denken, een tijdgeest. Deze probeer ik aan de hand van religie, politieke overtuiging en de relaties tussen de personages in het boek en de werkelijkheid te achterhalen. De vraag die hierbij centraal staat, is welke verschillen en overeenkomsten er tussen de drie generaties bestaan en op welke punten deze overeenkomen met ontwikkelingen in de werkelijkheid. Het volgende hoofdstuk gaat in op de politieke, culturele en sociale ontwikkelingen in Zweden tussen 1850 en 1990. De positie van de vrouw en de transformatie van Zweden van agrarische samenleving in welvaartsmaatschappij zullen extra worden belicht. Deze ontwikkelingen nemen een belangrijke plaats in binnen de roman van Fredriksson. Ook aan de veranderingen in de Zweedse literatuur wordt aandacht besteed om Fredrikssons oeuvre in een historisch kader te kunnen plaatsen. De nadruk in deze beschrijving ligt op de vrouwenliteratuur. In de beschrijving van de Zweedse literatuurtraditie wordt de Nederlandse literatuur als referentiekader gebruikt.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
III.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
3.1
Economische context
22
Het is tegenwoordig moeilijk voor te stellen dat een van de rijkste industrielanden in Europa slechts honderdvijftig jaar geleden een arme agrarische samenleving was. Rond 1850 was Zweden een van de minst ontwikkelde landen binnen Europa. De steden waren klein en het overgrote deel van de bevolking leefde van de landbouw. De industriële ontwikkeling van Zweden begon veel later dan in de rest van Europa, maar raakte in de twintigste eeuw in een stroomversnelling. In korte tijd wist deze natie zich te ontwikkelen van een overwegend agrarische natie tot een industriële welvaartsstaat. Marianne Fredriksson beschrijft in haar boek A nna, Hanna en Johanna aan de hand van drie generaties vrouwen de industriële en sociale ontwikkeling van Zweden tussen 1850 en 1990. Voor het beantwoorden van de vraag hoe de werkelijkheid in haar werk naar voren komt, is het noodzakelijk de gebeurtenissen in haar roman te vergelijken met historische feiten. In dit hoofdstuk worden de economische, politieke en culturele ontwikkelingen in de Zweedse samenleving tussen ongeveer 1850 en 1990 beschreven. Een centrale plaats is hierin weggelegd voor de positie van agrariërs, arbeiders en vrouwen, omdat deze groepen een prominente plaats hebben in het werk van Fredriksson. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een paragraaf over Zweedse literatuur. 3.1.1
N egentiende eeuw
Tot 1850 was er nauwelijks sprake van industrie in Zweden. Het overgrote deel van de inwoners leefde van de landbouw. Daarnaast was een kleine groep actief in de dienstverlening, bijvoorbeeld als molenaar of kleermaker. De personen die actief waren in deze beroepen, stonden in lager aanzien dan de boeren en behoorden tot een andere klasse. Zij moesten hun diensten voor een lage prijs aanbieden, omdat er weinig contant geld in omloop was en de opbrengsten van veel boerderijen gering waren. In de kleine gemeenschappen op het platteland was naast beroep ook afkomst een belangrijke maatstaf voor de indeling van personen. Het aantal stuks vee en de grootte van de boerderij bepaalden het aanzien van de dorpsbewoners. De laagste sociale positie in de plattelandssamenleving werd ingenomen door fattiga, de armen die geen eigen land
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
23
bezaten en in kleine huisjes buiten het dorp woonden. Een hogere positie van de sociale ladder op het platteland werd ingenomen door degenen die in dienst waren van de kerk of de staat. Het werkterrein van de geestelijken spreidde zich vaak uit over verschillende dorpen. De dominee verspreidde naast het christelijk geloof ook de nieuwe wetten van de koning en registreerde veranderingen in het dorp, zoals geboorte en overlijden. Veel geestelijken hadden daarnaast een eigen boerderij om voldoende inkomsten te hebben. Naast de kerkdienaren hadden veel dorpen na de onderwijshervorming in 1842 ook een onderwijzer. De hoogste positie behoorde toe aan de adel en de hoogste functionarissen van kerk. Dit was een kleine groep, omdat weinig Zweedse families van adel waren. Slechts 1% van de populatie behoorde tot de adel, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitsland waar 7% van de bevolking van adel was. In vergelijking met Nederland was Zweden aan het begin van de negentiende eeuw een arm land. Hoewel de modernisering in Nederland, net als in Zweden, laat op gang kwam, had ons land aan het begin van de negentiende eeuw een indrukwekkende handelsvloot en een aantal kolonies. Zweden was niet in het bezit van kolonies en leefde vooral van de landbouw. De opbrengst hiervan was aanzienlijk lager dan in Nederland, omdat de landbouw in Nederland in vergelijking met Zweden een moderne sector was.25 Het Zweedse landbouwbedrijf van de negentiende eeuw kende twee typen boerderijen. Het eerste type is het landgoed dat bestond uit een aantal boerderijen die beheerd werden door iemand van adel. In ruil voor goederen en diensten mochten de boeren op het land van de adellijke familie wonen. Dit feodale stelsel kwam in Nederland op grote schaal voor, maar aangezien er in Zweden niet veel adellijke families waren, was deze vorm van boerderijbezit in Scandinavië vrij schaars. Het boerderijtype dat in die tijd het meeste voorkwam, is de vrije boerderij. In dit geval bezat een boer zelf een boerderij met land. De overwegend kleine boerderijen stonden dicht bij elkaar en elke boer bezat een stuk land dat buiten het gehucht lag. Het kwam vaak voor dat de boeren op verschillende plekken rond het dorp een stukje land bezaten. De bossen rondom het land waren gemeenschappelijk bezit. Alle boerderijen haalden hier hout voor eigen gebruik en niemand kon aanspraak maken op het bezit van dit bos. De boerengemeenschappen waren klein en hecht. De bewoners hadden veel contact met elkaar, omdat de boerderijen dicht bij elkaar lagen. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd deze vorm van landbouw verantwoordelijk gehouden voor de geringe expansie en productiviteit van de grond. Er 25
Uit: De N ederlandse samenleving sinds 1815, Pagina 5.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
24
werd besloten een herstructurering van het land op te zetten. De staat stimuleerde dit plan, omdat het platteland een belangrijke bron van inkomsten voor de koning was. De belasting voor boeren werd geheven aan de hand van de opbrengst van het land. Tot die tijd produceerde het overgrote deel van de boerderijen alleen voor eigen gebruik. Handel tussen verschillende dorpen en steden kwam slechts op kleine schaal voor. Een aantal maatregelen, bekend onder de naam laga skifte, leidde tot een verspreiding en verzelfstandiging van de boerderijen. De boerderijen stonden niet langer dicht bij elkaar, maar werden verspreid over een groot gebied. De grote stukken land rondom deze boerderijen werden van de eigenaar van de boerderij. Door de grote afstand tussen de boerderijen, waren de boerengezinnen meer op zichzelf aangewezen dan voorheen. Dit proces duurde tot aan het begin van de twintigste eeuw. Na de laga skifte ontstonden meer grote en welvarende boerderijen. Na verloop van tijd hadden deze boerderijen naast een hoofdgebouw waar de boer met zijn familie woonde, ook verschillende gebouwen hadden waar het personeel en de pachters gehuisvest waren. In Nederland bestonden deze zelfstandige boerderijen al veel langer. De boerderijen lagen in ons land ver uit elkaar en waren niet, zoals in Zweden voor de laga skifte, dicht bij elkaar gebouwd. Door de grote afstand tussen de boerderijen waren de boerenfamilies in Nederland op zichzelf aangewezen. Deze situatie veranderde in Nederland pas in de jaren tachtig van de negentiende eeuw, toen boerencoöperaties gingen investeren in landbouwapparatuur. Hoewel de laga skifte positieve gevolgen had voor de boeren, hadden de landlozen een groot probleem toen de kleine gehuchten en het gemeenschappelijke bos rondom het dorp verdwenen. Door het verspreiden van de boerderijen verdween ook de collectieve zorg voor de armen. Het bos rondom de boerderijen werd onder de boeren verdeeld, waardoor de landlozen hier niet langer producten als hout en voedsel uit konden halen. Als reactie hierop bood de staat vervolgens, in ruil voor deelname in het leger van de koning, arme boeren een kleine boerderij met een stuk land aan. Deze maatregel kan beschouwd worden als een van de eerste sociale wetten van Zweden. Ondanks deze voorziening waren bedelaars een bekend verschijnsel op het platteland. Groepen bedelaars trokken rond in de hoop op afgelegen boerderijen iets te eten te krijgen. In A nna, Hanna en Johanna wordt hierover verteld. De zelfstandige boerderijen bleven generaties lang in de familie. De gemeenschappen op het platteland waren klein en gesloten en het aantal bewoners groeide niet of nauwelijks.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
3.1.2
25
Opkomst van de industrie
Naast de landbouw was in de negentiende eeuw op kleine schaal een vroege vorm van industrie waar te nemen op het Zweedse platteland. In de meeste gevallen maakte deze industrie gebruik van de mankrachten van de boerderij en natuurlijke grondstoffen uit de regio. In het noorden was dat voornamelijk hout, in het midden van het land waren dat de mijnen en in het zuiden hout en papier. De Nederlandse sector die het eerst industriële trekken vertoonde, was de sector waarin geïmporteerde producten werden bewerkt en vervolgens weer werden geëxporteerd. Rond 1830 introduceerden de suikerraffinaderijen in Amsterdam stoomkracht en grootschalige productie. Later volgenden de distilleerderijen en de olie en cacaoverwerkende industrie. 26 In Zweden hadden weinig boeren genoeg geld voor het beginnen van een fabriek. De hoge belastingen maakte het heel moeilijk een onderneming op te starten. Het land werd op dat moment gekenmerkt door een conservatieve regering die zich verzette tegen industriële ontwikkelingen. De boerenbedrijven werden door de koning als ruggengraat van de economie beschouwd. Dit blijkt wel uit de oprichting van een comité in 1901 dat moest onderzoeken of in Norrland (het meest noordelijke deel van Zweden) een agrarische of industriële exploitatie van de bossen vanuit sociaal, productief en efficiënt oogpunt het meest effectief was.27 Na het onderzoek werd een wet ingevoerd die het kopen van bossen door industriële bedrijven verbood. Ondanks deze tegenwerking namen de industriële activiteiten op een aantal boerderijen langzamerhand de overhand. Maar pas nadat de hoge belastingen voor ondernemers waren afgeschaft, kwam de modernisering van Zweden echt op gang. 28 Daarna zou het nog heel lang duren voordat de Zweedse industrie internationaal gezien een plaats van betekenis veroverde. Een belangrijke oorzaak hiervoor was te vinden in de slechte communicatie- en transportmogelijkheden in het land. De aanleg van spoorlijnen tussen de belangrijkste steden Stockholm, Göteborg en Malmö rond 1870 was een belangrijke stap in de opkomst van de industrialisatie in Zweden. Toen de industriële activiteiten op de boerderij de overhand kregen, werden naast het gewone personeel ook arbeiders in dienst genomen. Deze arbeiders waren georganiseerd in een soort gilde. Zij werden binnen de ‘fabriek’ opgeleid om na het afronden van deze opleiding te vertrekken naar een andere fabriek. Onder deze arbeiders was er, in 26
Uit: De N ederlandse samenleving sinds 1815, Pagina 6. Uit: Convergence? industrialisation of Denmark, Finland and Sweden 1870-1940, Pagina 259. 28 Het begrip modernisering is een overkoepelend begrip voor een reeks veranderingen op technologisch, economisch, cultureel, politiek en sociaal terrein. Uit: Literatuur en moderniteit in N ederland, Pagina 14. 27
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
26
tegenstelling tot onder boeren, sprake van mobiliteit. Zij bleven immers niet hun leven lang op dezelfde plaats wonen en werken. Daarnaast waren arbeiders ook sociaal mobiel, omdat zij binnen hun klasse door werkervaring een hogere functie en meer aanzien konden verwerven. Toen de landbouw rond 1870 een diepe crisis doormaakte, bleken veel boerderijen niet langer in staat alle monden te voeden. Veel knechten en kinderen van arme boeren en pachters vertrokken naar boerderijen in de regio in de hoop daar werk te vinden. Het was voor het eerst in de geschiedenis van Zweden dat er op het platteland een vorm van demografische mobiliteit ontstond. Heel langzaam begon Zweden te veranderen van een zeer gesloten gemeenschap in een meer open samenleving. Ook uit de politieke beleidsvorming van Zweden blijkt de geslotenheid van de samenleving in die tijd. Lange tijd hield de Zweedse regering zich niet of nauwelijks bezig met buitenlandse zaken. Het ontbreken van exporthandel was een van de oorzaken voor het uitblijven van aandacht voor buitenlandse politiek. Pas in de twintigste eeuw kwam daar verandering in. Tegelijk met de opkomst van de grote industrie begonnen veel kleine fabriekjes op boerderijen te verdwijnen, omdat zij onvoldoende inkomsten hadden voor de uitbreiding en aanschaf van nieuwe machines. Door de technologische ontwikkeling waren er in korte tijd veel nieuwe apparaten op de markt gebracht. Veranderingen in de economie en technologie waren in de industrie veel sneller merkbaar dan in de landbouw. Enkele grote fabrieken waren wel in staat investeringen te doen. Zij namen kleine fabrieken over of breidden op een andere manier uit. Hierdoor ontstond er op enkele plaatsen in Zweden een concentratie van industrie, in de meeste gevallen in en rond de grote steden. Aan het begin van de negentiende eeuw leefde ongeveer negentig procent van de Zweden op het platteland. Een eeuw later was dat nog vijftig procent.29 Veel arme boeren begonnen het platteland te verlaten om zich te vestigen in een van de grote steden. De toename van voedsel en verbeteringen in de medische zorg hadden aan het eind van de negentiende eeuw een daling van het aantal sterftegevallen en een langzame groei van de bevolking tot gevolg. Hoewel de toename van de bevolking in Zweden niet zo snel ging, als in bijvoorbeeld Nederland, raakte het wankele evenwicht dat tussen de populatie
29
Uit: Social change in 19th-century Swedish agrarian society, Pagina 15.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
27
en voedselvoorziening bestond, verstoord. Er ontstonden voedseltekorten. In A nna, Hanna en Johanna komt dit ook naar voren: Dit land was niet bedoeld voor boeren, maar voor wilde dieren en moedige jagers. Toch hadden de koppige, aan deze grond verknochte mensen zich op de schrale akkers vastgezogen, er een kerk en een school gebouwd; ze waren er getrouwd en hadden kinderen gekregen. Te veel kinderen. ‘Een hard leven is het hier altijd geweest,’ had August gezegd, ‘maar nood kwam er pas toen de mensen als konijnen begonnen te fokken.’ (A nna, Hanna, Johanna, Pagina 77) De bekendste toevluchtsoorden in Zweden waren op dat moment de grote steden als Göteborg en Stockholm, omdat op deze plaatsen het aantal fabrieken veel groter was. Daarnaast emigreerden veel Zweden vanaf 1860 naar Amerika. Uiteindelijk zouden meer dan een miljoen Zweden tussen 1860 en 1940 hun land verlaten om zich in de Verenigde Staten te vestigen. In Nederland kwam pas na de Tweede Wereldoorlog een massale exodus op gang. Toen de voedselproductie verder toenam en de distributie van de overschotten verbeterde, groeide de bevolking gestaag. Door de groei van de agrarische economie, steeg het aantal werknemers op de boerderijen, terwijl het aantal boerderijen ondertussen afnam. 3.1.3
Sociale bewegingen
Door de invloed van de economische en sociale veranderingen werden in Zweden op cultureel en politiek terrein vernieuwingen doorgevoerd. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de leerplicht, geïntroduceerd in 1842. Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw was er sprake van een toenemende invloed van sociale bewegingen op het culturele, politieke en economische leven in Zweden. Deze bewegingen hadden en hebben nog steeds veel invloed op de Zweedse politiek. Het doel van deze organisaties was het bewust maken, organiseren en onderwijzen van mensen om hun levensomstandigheden te verbeteren. Kenmerkend voor deze sociale bewegingen was hun nauwe verbondenheid met een bepaalde klasse in de samenleving.30 De bewegingen kwamen voort uit de kleine gemeenschappen die lange tijd in Zweden bestonden. Het 30
Uit: Creating social democracy, Pagina 13.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
28
intensieve en kleinschalige contact tussen de bewoners maakte het ontstaan ervan mogelijk. Belangrijke voorbeelden zijn te vinden in de geheelonthouders-, de natuur- en de vrouwenbeweging. Zo is het huidige alcoholbeleid van de Zweedse overheid ontstaan door de invloed van de geheelonthoudersbeweging. Deze beweging verzette zich tegen de grote alcoholinname van de Zweedse bevolking. De invloed van de natuurbewegingen is vandaag de dag nog merkbaar in het Zweedse milieubeleid. De liefde voor de natuur vormt een belangrijk onderdeel van de Zweedse identiteit. Ook in het werk van Marianne Fredriksson is dit aspect van de Zweedse volksaard duidelijk waar te nemen. Het landschap van de provincie Dalsland, waar het verhaal zich voor een groot deel afspeelt, wordt in A nna, Hanna en Johanna uitvoerig beschreven. Aan het eind van de negentiende eeuw kwam de arbeidersbeweging sterk op in Zweden. Deze vereniging streed voor de belangen van de fabrieksarbeiders die tegen lage lonen en onder slechte condities hun werk moesten uitvoeren. In 1889 werd vanuit deze beweging de Zweedse Arbeiders Partij opgericht. Deze partij zou een belangrijke rol gaan spelen in de opbouw van de welvaartsstaat en is ook vandaag de dag een invloedrijke partij in de Zweedse politiek. Ook in Nederland kwamen veel politieke maatregelen voort uit particulier initiatief. Het rijk liet bijvoorbeeld lange tijd de zorg voor het middelbaar onderwijs voor meisjes aan provincie, gemeente en particulieren over. 3.1.4
V rouwen en werk in de negentiende eeuw
De voorziening in het levensonderhoud van vrouwen hing in de negentiende eeuw sterk af van de levensfase waarin zij verkeerden. Jonge vrouwen op het platteland werkten meestal een korte periode op een boerderij voordat ze gingen trouwen of hielpen hun moeder in de huishouding totdat zij verhuisden naar een andere boerderij. Nadat ze getrouwd waren, namen deze vrouwen dezelfde sociale positie in als hun echtgenoot. Betaalde functies voor ongetrouwde vrouwen waren schaars. De vrouwen die ongetrouwd bleven, werkten meestal hun leven lang als dienstmeid. Alleenstaande vrouwen hadden lange tijd geen wettelijke rechten, zoals stemrecht. Door de invloed van de Lutherse Staatskerk werd de vrouw door politiek en samenleving alleen als echtgenote en moeder gezien. Het duurde heel lang voor de conservatieve regering open stond voor de liberale ideeën uit Engeland. Pas in 1884 werd de wet veranderd
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
29
waardoor alleenstaande vrouwen van boven de eenentwintig onafhankelijk waren. 31 Het stemrecht voor vrouwen werd pas in de twintigste eeuw ingevoerd. 3.1.5
V rouwbeeld
De overgang van agrarische naar industriële samenleving leidde tot grote veranderingen in de maatschappelijke verhoudingen en daarmee ook in de rol van de seksen. De nieuwe sociale structuur scheidde voor het eerst het familieleven van het werk. De eenheid tussen werk en het gezin, zoals die in een agrarische samenleving bestond, werd in de industriële samenleving verbroken. Dit veranderingsproces werd aangestuurd door de groeiende middenklasse. Deze klasse ontwikkelde een specifiek eigen levensstijl en wereldbeeld.32 Hoewel men daarvoor andere kenmerken toeschreef aan vrouwen uit de hogere stand dan aan vrouwen uit de arbeidersklasse, zou de burgerlijke kijk op vrouwen na verloop van tijd door de arbeidersklasse worden overgenomen. Deze kijk kwam tot uiting in het onderwijs, de literatuur, de etiquette en de Lutherse Staatskerk, waartoe het overgrote deel van de Zweedse bevolking behoort. De belangrijkste kenmerken van het burgerlijke vrouwbeeld zijn bekend: de kracht van de vrouw ligt op het gebied van zorg en gevoelens, de kracht van de man ligt in het rationele verstand. De man is daarom geschapen voor productie, de vrouw voor de zorg in huis en het gezinsleven.33 De vrouw werd geacht thuis te blijven om voor het gezin te zorgen, terwijl de man voor het inkomen zorgde. Deze ontwikkeling is in A nna, Hanna en Johanna duidelijk waar te nemen. Hanna wordt na haar huwelijk molenaarsvrouw en verricht ook werkzaamheden in de molen. Haar dochter Johanna daarentegen vindt het vanzelfsprekend om na haar huwelijk thuis te blijven om voor het huishouden te zorgen. Haar man zorgt voor het inkomen. Als reactie op deze ontwikkeling benadrukten vrouwenbewegingen de gelijkheid tussen de seksen. Na hun oprichting streden zij voor economische rechten en recht op scholing. Vervolgens kwamen morele kwesties aan bod en aan het begin van de twintigste eeuw het politiek stemrecht.34 Deze onderwerpen waren in ongeveer dezelfde volgorde ook de belangrijkste discussiepunten van de Nederlandse vrouwenbeweging. Met het veranderen van de doelen van de strijd, veranderde ook de ideologie en de strategie van de beweging. Na de eeuwwisseling werd de strijd van de Zweedse
31
Uit: Swedish women’s writing 1850-199, Pagina 13. Uit: Het duistere continent, Pagina 16. 33 Uit: Het duistere continent, Pagina 16. 34 Uit: Het duistere continent, Pagina 22. 32
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
30
vrouwenbeweging steeds offensiever. De vrouwenbeweging in Nederland werd in deze periode gekenmerkt door verzuiling. Elke zuil had naast eigen onderwijs ook een eigen vrouwenbeweging. De grote invloed van met name de katholieke en protestantse zuil zorgde ervoor dat de vrouwenbewegingen in Nederland lang niet zo offensief en vooruitstrevend waren als hun Zweedse collegae. De Nederlandse feministes hielden zich in de eerste twee decennia van de twintigste eeuw voornamelijk bezig met het verbeteren van de gezondheidszorg, het onderwijs en de strijd tegen prostitutie, terwijl de Zweedse vrouwen hun positie op de arbeidsmarkt probeerden te verbeteren. 3.1.6
De twintigste eeuw
Na veel politieke strijd en onderlinge oorlogen sloten Zweden en Noorwegen in 1814 een overeenkomst die voor beide landen een verschillende betekenis had. Zweden zag de unie met Noorwegen als compensatie voor het verlies van Finland. Noorwegen werd door de overeenkomst in hun ogen toegevoegd aan Zweden, terwijl de Noren de unie zagen als de eerste stap in de richting van volledige onafhankelijkheid. Veel fundamentele clausules in de documenten waren hierdoor op verschillende manieren te interpreteren. Terwijl de Zweden probeerden hun invloed op Noorwegen te vergroten, trachtten de Noren een autonomie te bewerkstelligen. Noorwegen had in die tijd een eigen parlement, maar werd in feite bestuurd door de Zweedse koning. Tal van conflicten tussen koning en parlement werden op politiek terrein uitgevochten. Noorwegen eiste in 1905 een eigen minister van buitenlandse zaken, maar dit verzoek werd verworpen door koning Oskar de Tweede. Hij dreigde met militaire acties wanneer Noorwegen zich niet bij zijn besluit zou neerleggen. Het Noorse parlement verklaarde toen dat de Unie tussen Zweden en Noorwegen was ontbonden. Beide landen mobiliseerden hun troepen bij de grens en zowel de Noorse als de Zweedse bevolking vreesden een oorlog. A nna, Hanna en Johanna begint met een fragment waarin Johanna zich deze oorlogsdreiging herinnert. Uit angst voor een aanval van de Noren hadden haar ouders besloten het huis te verlaten om in een afgelegen grot te gaan wonen. De dreiging was voorbij toen na lang onderhandelen een verdrag werd gesloten waarin door beide landen de unie werd ontbonden. Vanaf dat moment was Noorwegen een zelfstandig koninkrijk.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
31
In de jaren die voorafgingen aan de Eerste Wereldoorlog, maakte de Zweedse industrie een snelle groei door. Vooral belangrijke technologische uitvindingen, zoals het dynamiet van Alfred Nobel en de tafeltelefoon van Ericsson leidden tot de opzet en groei van grote bedrijven. De definitieve doorbraak van de Zweedse industrie kwam in de jaren twintig toen fabrieken internationaal gingen opereren. Zweden wist zichzelf in korte tijd te transformeren van een natie die in grote mate afhankelijk was van import tot een land dat haar producten wereldwijd exporteerde. Een van de oorzaken hiervan was de snelle toename van het aantal fabrieksarbeiders en de langzame stijging van de lonen. De trek van het platteland naar de stad werd versneld door de mechanisatie van de landbouw. Grote boerderijen zagen hun productie stijgen, terwijl kleine boerderijen niet in staat waren de investeringen te doen die hiervoor noodzakelijk waren. Veel kleine boeren besloten vervolgens om het platteland te verlaten en naar de stad te trekken. Ook de verhuizing van Hanna in A nna, Hanna en Johanna naar Göteborg vindt in deze periode plaats. De overgang van het platteland naar de stad was voor veel boeren groot. Niet alleen omdat het werk in de fabriek zwaar en eentonig was, ook hun sociale positie in de stad maakte de overgang zwaar. Op het platteland waren zij kleine zelfstandigen die bij iedereen in buurt bekend waren, in de fabriek waren zij een nummer met een lage sociale positie. De veranderingen op technologisch en economisch gebied leidden tot veranderingen in de wetgeving. In 1914 werd het pensioen ingevoerd en in 1920, onder grote druk van de arbeidersbeweging, de achturige werkdag. De invloed van de arbeidersbeweging nam toe, waardoor de lonen heel langzaam begonnen de stijgen. Nog steeds was de positie van de arbeider slecht en verbeterde zijn levensomstandigheden langzaam. De eerste sociaal-democratische regering kwam in 1920 aan de macht, terwijl in Nederland de rechtse partijen het hele interbellum een duidelijke meerderheid hadden. Een ander punt waarop Nederland en Zweden in die periode sterk van elkaar verschilden is de verzuiling. In Nederland kwam dit verschijnsel tussen de twee wereldoorlogen volledig tot ontplooiing. Naast de klassenmaatschappij met een horizontale gelaagdheid, ontstond in Nederland een verticale indeling van de samenleving. Deze vorm van stratificatie kwam in Zweden niet of nauwelijks voor. Aan het eind van de jaren dertig regeerden de Sociaal-Democraten samen met de Agrarische Partij. Deze regering maakte een voorzichtig begin met de ontwikkeling van de welvaartsstaat. Nieuwe wetten en voorzieningen moesten de inkomens gelijkmatiger verdelen, de sociale en medische zorg verbeteren en het onderwijs vernieuwen. Ook
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
32
werd de economische wetgeving ten gunste van vrouwen gewijzigd. Het duurde echter een hele tijd voor deze veranderingen veel vrouwen kon bereiken. Door de invloed van het heersende vrouwbeeld was het voor getrouwde vrouwen lange tijd verboden te werken. Ook toen de wet was aangepast, duurde het lang voordat de getrouwde vrouw met een betaalde baan maatschappelijk geaccepteerd werd. De vrouwenbeweging verzette zich in deze periode fel tegen de ondergeschikte positie van de vrouw, maar stootte door deze offensieve houding veel vrouwen af. Desondanks wist de vrouwenbeweging in de jaren dertig de politiek te overtuigen enkele wetten in te voeren die de positie van de vrouw op de arbeidsmarkt moesten verbeteren. In 1938 werd bijvoorbeeld een wet ingevoerd die werkgevers verbood vrouwen te ontslaan omdat ze net getrouwd of in verwachting waren. Rond 1940 had Zweden op economisch en sociaal gebied ongeveer hetzelfde niveau bereikt als de rest van Europa. De industriële inhaalslag die Zweden voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog maakte, zou direct na de oorlog worden voortgezet. 3.1.7
De Tweede Wereldoorlog
Toen de oorlog in september 1939 uitbrak, verklaarden alle Scandinavische landen zich neutraal. Toch kreeg ook de Zweedse bevolking te maken met voedseltekorten, opkomend fascisme en vluchtelingen uit het oorlogsgebied. De Duitse bezetting van Denemarken en Noorwegen maakte het voor Zweden onmogelijk nog langer op internationaal niveau handel te drijven. Samen met een aantal mislukte oogsten had dit een groot voedseltekort en het instorten van de economie tot gevolg. Tijdens de Tweede Wereldoorlog trok de regering steeds verder de macht naar zich toe. Na de oorlog was de invloed van de regering op de economie hierdoor groter dan ooit tevoren. De Sociaal-democraten die sinds 1940 de meerderheid hadden, maakten van deze invloed gebruik tijdens het doorvoeren van hun sociale hervormingen. Tal van vernieuwingen op het gebied van onderwijs, huisvesting en arbeid werden doorgevoerd met een sterke verhoging van de belastingen tot gevolg. De gevolgen van deze sociale wetgeving waren in de samenleving goed merkbaar. Het onderwijs werd verbeterd en de sociale zekerheid en de stijging van de lonen maakten het voor de middenklassen mogelijk om van een inkomen rond te komen. Deze ontwikkeling werd versterkt door de samenleving die de voornaamste rol van de vrouw nog steeds binnen het gezin zag.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
33
Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog bevond Zweden zich, in vergelijking met de rest van Europa, in een bevoorrechte positie. Door het uitblijven van de oorlog was de gehele industrie en infrastructuur van het land nog intact. De economie groeide als gevolg hiervan snel en het aantal arbeiders nam sterk toe, ten koste van het aantal boeren en zelfstandigen.35 3.1.8
Welvaartsstaat
Een verslechtering in de economie in de jaren vijftig, legde de in- en uitvoering van de hervormingen in Zweden tijdelijk stil. De afname van de export en de toename van het aantal werklozen typeerden de eerste helft van de jaren vijftig en brachten de enorme kosten van de sociale voorzieningen aan het licht. Over deze recessie wordt door Fredriksson in A nna, Hanna en Johanna niets vermeld, waarschijnlijk omdat deze economische teruggang van korte duur was. In de tweede helft van de jaren vijftig stabiliseerde de situatie zich weer. Er werd verder gewerkt aan de groei van de economie en de opbouw van de welvaartsstaat. Het voornaamste doel hiervan was het verkleinen van de verschillen tussen inkomen en daarmee ook het verkleinen van de verschillen tussen de klassen. Het resultaat hiervan is dat Zweden tegenwoordig een weinig gestratificeerde samenleving is. In de jaren zestig begon het aantal fabrieksarbeiders in Zweden en Nederland af te nemen om plaats te maken voor een groei van het aantal ‘witte boorden.’36 Het aantal banen in de dienstverlening begon sterk te stijgen, ten koste van het aantal geschoolde fabrieksarbeiders. Met name vrouwen zijn vanaf de jaren zestig sterk vertegenwoordigd in de dienstensector. Het tekort aan arbeidskrachten en de inspanningen van de vrouwenbeweging bracht een verandering in de samenleving teweeg. Het aantal vrouwen op de arbeidsmarkt nam toe. Daarnaast werden buitenlandse arbeiders naar Zweden gehaald om te komen werken. Eerst waren dat voornamelijk werknemers uit andere Scandinavische landen, later kwamen ook veel arbeiders uit Zuid-Europa naar Zweden. De komst van de immigranten bracht andere religies naar Zweden en samen met de ontkerkelijking leidde dit tot een groeiende belangstelling voor andere vormen van levensbeschouwing in de tweede helft van de twintigste eeuw.
35
Uit: Class and Social Organisation in Finland, Sweden and N orway, Pagina 24.
Hieronder worden de werknemers verstaan die zich niet direct bezighouden met de productie van goederen. 36
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
34
Aan de groeiende export en de industriële expansie van Europa kwam begin jaren zeventig een eind. Deze ontwikkeling had grote gevolgen voor de gemiddelde levensstandaard in Zweden. De financieringstekorten van de overheid waren in die tijd hoog opgelopen, mede door een internationale verslechtering in de economie. Onder leiding van Olof Palme nam de regering, met de Sociaal-Democraten in de minderheid, maatregelen om de werkloosheid terug te dringen en de economische situatie te verbeteren. Voor het eerst ontstaan in de politiek en binnen de samenleving twijfels over de haalbaarheid van de welvaartsstaat. De belastingen waren door alle sociale voorzieningen zo hoog geworden, dat de economie er negatief door beïnvloed werd. Sociale regelingen worden als gevolg hiervan in de jaren tachtig ingetrokken of aangepast. Terwijl internationaal de tweede feministische golf in opkomst was, stonden de jaren zestig in Zweden in het teken van het debat over de rol van de seksen, waarbij vooral de bijdrage van vrouwen aan de samenleving centraal stond.37 Deze discussie werd aangezwengeld door columniste Eva Moberg, die in 1961 een artikel publiceerde waarin ze stelde dat Zweedse vrouwen nog steeds geen volledige individuele vrijheid hadden. Moberg schreef dat de keuze voor onderwijs en carrière van vrouwen werd bepaald door de aanname dat zij kinderen moesten grootbrengen.38 Door de politiek werd de term ‘Jämställdhet’ (gelijkheid van seksen) geïntroduceerd voor het aanduiden van de discussie over de relatie tussen de seksen.39 De uitkomst van de politieke discussie was dat vrouwen recht hadden op een gelijke behandeling op allerlei terreinen, zoals op het gebied van arbeid en onderwijs. De vrouwenbeweging pleitte voor een nieuw rolmodel, omdat de nadruk van het vrouwbeeld volgens hen teveel lag op haar rol als moeder, in plaats van op de vrouw als individu. De problematiek rond de vrouwelijke identiteit was ook in Nederland onderwerp van veel discussie. De uitkomst van de discussie leidde in Zweden tot de invoering van wetten die de positie van de vrouw moesten verbeteren, zoals het aanpassen van het belastingstelsel, verzekeringen en kinderopvang. Vanaf dat moment maakte de vrouwenbeweging deel uit van de politiek. Hierdoor leek de tweede feministische golf in Zweden minder hevig dan in omringende landen. In Zweden vonden weinig publiekelijke acties plaats, omdat de strijd meer op politiek terrein werd uitgevochten. Het belangrijkste thema binnen de vrouwenbeweging was op dat moment het participeren op de arbeidsmarkt. 37
Uit: Swedish women’s writing 1850-1995, Pagina 174. Uit: Swedish women’s writing 1850-1995, Pagina 174. 39 Uit: Feminism, citizenship and the media, Pagina 55.
38
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
35
Johanna gaat in de roman van Fredriksson in deze periode ook weer werken, omdat ze als huisvrouw niet gelukkig is. In Nederland introduceerde Dolle Mina een nieuwe stijl van actievoeren in de vrouwenemancipatie. Het waren geen gehuwde, nette werkende dames die redelijk en precies met argumenten en statistieken wezen op onrechtvaardigheden.40 Deze vrouwenbeweging zocht de confrontatie door provocerende acties te organiseren. Het was geen politiek overlegorgaan, Dolle Mina zwengelde alleen een discussie aan. Tegenwoordig staat de Zweedse samenleving bekend als een van de meest ‘vrouwvriendelijke’ samenlevingen binnen Europa. In 1990 had meer dan 84% van de vrouwen een baan.41 Vergeleken met de rest van Europa is dit een heel hoog percentage. Toch wordt de Zweedse arbeidsmarkt nog steeds bepaald door het onderscheid tussen man en vrouw. Veel vrouwen werken op een lager niveau dan mannen en kiezen voor een baan in een andere beroepsgroep, zoals het onderwijs en de gezondheidszorg. Ook in de politiek zijn het vooral de vrouwen die zich met deze onderwerpen bezighouden. Daarnaast werken veel vrouwen parttime, omdat zij zich ook bezighouden met onbetaald werk, zoals de opvoeding van kinderen. De jaren negentig hebben in Zweden in het teken gestaan van bezuinigingen, waardoor de staatsschuld is teruggebracht en de economische positie van Zweden vandaag de dag redelijk stabiel is. De buitenlandse politiek van Zweden kenmerkt zich na de oorlog door pogingen zo neutraal mogelijk te blijven. Aan het begin van de Koude Oorlog koos Nederland voor de kant van de Verenigde Staten en verengde zich samen met andere West-Europese landen en Amerika in de NATO. Zweden probeerde zo neutraal mogelijk te blijven en weigerde hieraan deel te nemen. Samen met Denemarken en Noorwegen probeerde Zweden een unie te vormen, zodat zij onafhankelijk konden blijven van de twee grote machten Amerika en Rusland. Op internationaal niveau speelt het land tegenwoordig een belangrijke rol in het oplossen van internationale conflicten. Zweden biedt hulp aan vluchtelingen en het hielp gekoloniseerde landen zelfstandig te worden. De benoeming van Dag Hammarskjöld als
40 41
Uit: Het persoonlijke wordt politiek, Pagina 21. Uit: Feminism, citizenship and the media, Pagina 57.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
36
Secretaris Generaal van de Verenigde Naties bevestigde definitief de internationale status van Zweden als vredestichter.42
3.2
Zweden vandaag de dag
De industrialisatie heeft in Zweden, net als in de rest van Europa, grote veranderingen teweeggebracht in de economie en samenleving van het land. Vooral het leven op het platteland heeft een gedaanteverwisseling ondergaan. Veel boeren vertrokken aan het eind van de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw naar de stad om daar te gaan wonen en werken. Deze goedkope werknemers hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de modernisatie van Zweden en uiteindelijk door hun politieke partij ook aan de opbouw van de welvaartsstaat. Verbeteringen in het onderwijs, de stijging van het aantal arbeiders en de toename van de welvaart transformeerden Zweden in relatief korte tijd van een arme boerennatie in een rijke industriële samenleving. Deze ontwikkeling werd versneld door het uitblijven van twee wereldoorlogen, de aanwezigheid van grondstoffen en het kleine aantal inwoners. Omdat de vrouwenbeweging al vrij vroeg werd opgenomen in de Zweedse politiek, werd de ideologie van deze beweging vroeg omgezet in wet- en regelgeving. Hoewel er nog steeds verschillen zijn waar te nemen tussen de positie van mannen en vrouwen, heeft deze ontwikkeling Zweden tot een van de meest geëmancipeerde landen van Europa gemaakt. Tot slot onderscheidt Zweden zich van de rest van Europa door haar geringe sociale stratificatie. Het kleine percentage adel en het ontbreken van de verzuiling hebben de verschillen tussen de klassen in Zweden kleiner gemaakt dan lange tijd in Nederland het geval was.
42
Uit: Swedish history in outline, Pagina 136.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
3.3
Zweedse literatuur tussen 1850 en 1990
3.3.1
Realisme
37
Fredrika Bremer (1801-1865) introduceerde in 1856 de realistische roman in Zweden en leverde hiermee een bijdrage aan de verbetering van de positie van alleenstaande vrouwen. Twee jaar na het verschijnen van deze roman werd door de invloed van de vrouwenbeweging de wettelijke positie van alleenstaande vrouwen aanzienlijk verbeterd. Niet alleen in Zweden waren de boeken van Fredrika Bremer populair; ook in het buitenland werd haar werk met succes op de markt gebracht. De publicatie van een Zweeds werk buiten de grenzen was in die tijd een zeldzaam verschijnsel. Dit had vooral te maken met de geïsoleerde positie van Zweden en de onbekende taal van het land. Fredrika Bremer was niet de enige auteur die de situatie van vrouwen in haar werk belichtte. Tussen 1830 en 1840 werd de Zweedse literatuur gedomineerd door vrouwelijke auteurs. In veel van hun romans stond het leven van de vrouw en haar sociale positie centraal. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de literatuur uit de Romantiek. Deze stroming werd in Zweden voornamelijk gedomineerd door mannelijke auteurs.43 De opkomst van het realisme en de vrouwelijke auteur hing samen met de opkomst van de liberale krant A ftonbladet. Deze vooruitstrevende krant had veel lezers onder de middenklasse en besteedde veel aandacht aan (vrouwelijke) auteurs. De waargebeurde onderwerpen en objectieve schrijfstijl van de krantenberichten vormden de voorhoede van een nieuwe stroming in de literatuur die realistische gebeurtenissen in de toenmalige samenleving als onderwerp had.44 In Nederland publiceerde Truitje Bosboom-Toussaint in 1848 een novelle waarin zij uitvoerig inging op de onrechtvaardigheid van de minderwaardige positie van vrouwen in het maatschappelijk leven en over hun recht op scholing.45 Haar werk behoort echter niet, zoals dat van Fredrika Bremer, tot het realisme, maar is een mengeling van romantiek en realisme.
43
Uit: Swedish women’s writing 1850-1995, Pagina 14. Uit: A history of Swedish literature, Pagina 207. 45 Uit: Geschapen om te scheppen, Pagina 49. 44
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
3.3.2
38
Å ttitalister en Tachtigers
Door de invloed van veranderingen in economie, politiek en samenleving ontstond rond 1880 in Zweden een nieuwe stroming in de literatuur. Een groep schrijvers, later bekend onder de naam Å ttitalister, protesteerde tegen de invloed van de Lutherse Kerk op de staat en kwam op voor de invoering van het algemeen stemrecht. Onder andere Ibsen uit Noorwegen en Strindberg uit Zweden maakten deel uit van deze beweging. Ook veel vrouwelijke auteurs, zoals Victoria Benedictsson, Anne-Charlotte Leffler en Alfhild Agrell waren hierbij betrokken. August Strindberg (1849-1912) begon zijn carrière met het schrijven van historische romans, maar gaandeweg kreeg zijn kritiek op staat en kerk de overhand in zijn werk. Strindberg beperkte zich niet tot een bepaald genre. Hij schreef ook poëzie en is beroemd vanwege zijn naturalistische toneelstukken. In de twintigste eeuw speelde zijn werk een belangrijke rol in de opkomst van het modernisme in de Zweedse literatuur. Met zijn roman De rode kamer uit 1879 brak een nieuw tijdperk aan in de Zweedse literatuur.46 In deze roman laat Strindberg op een kritische wijze de moderne samenleving van Stockholm zien. Andere Scandinavische auteurs volgden zijn voorbeeld en schreven maatschappijkritische werken met als doel het op gang brengen van een politieke en maatschappelijke discussie. De Åttitalister weken, ondanks het feit dat hun naam in het Nederlands Tachtigers betekent, sterk af van de Tachtigers die op dat moment de Nederlandse literatuur domineerden. Kenmerkend voor de literatuurstroming van de Tachtigers is de onmaatschappelijkheid.47 De auteurs die tot de Tachtigers behoorden, zetten zich af tegen een kunst die maatschappijgebonden was. De Åttitalister waren daarentegen zeer geëngageerd. De vrouwelijke auteurs uit de jaren tachtig schreven kritische toneelstukken, romans en gedichten over de sociale positie van de vrouw. Een voorbeeld is het toneelstuk ‘Dömd’ (1884) van Alfhild Agrell. Zij stelt hierin de dubbele seksuele moraal van de Zweedse samenleving aan de kaak.
47
Uit: Geschiedenis van de N ederlandse literatuur tussen 1885 en 1985, Pagina 34.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
3.3.3
39
N eoromantiek
Als reactie op het realisme en naturalisme ontstond in de jaren negentig van de negentiende eeuw verzet tegen de realistische en sociaal geëngageerde literatuur van het decennium daarvoor. De auteurs die tot deze nieuwe stroming behoorden, wilden zich meer richten op individuele en psychologische onderwerpen in plaats van op sociale problemen. Daarnaast kwam de nadruk van het werk meer op de esthetische kant ervan te liggen en kozen veel auteurs voor onrealistische onderwerpen. Deze neoromantische stroming vond veel navolging in Zweden. In 1880 was proza het favoriete genre van veel auteurs, tien jaar later was poëzie hiervoor in de plaats gekomen. Deze vorm paste beter bij de subjectieve en symbolische expressie van de auteurs. Een van de meest kenmerkende auteurs van dit tijdperk is Selma Lagerlöf (1858-1940). In haar romans en verhalen spelen mystieke elementen en tradities op het Zweedse platteland de hoofdrol. De positie van de vrouw komt in haar werk niet zo expliciet naar voren als in het werk van auteurs uit het decennium daarvoor. Toch was deze auteur nauw betrokken bij de vrouwenbeweging. Lagerlöfs boek De wonderbaarlijke reis van N ils Holgersson (1907) maakte haar wereldberoemd en in 1909 ontving ze de Nobelprijs voor de literatuur. In Nederland komt aan het begin van de twintigste eeuw een vorm van neoromantiek op die gekenmerkt wordt door het verlangen om weg te zwerven uit het burgerlijk bestaan.48 Ook mythische elementen nemen, bijvoorbeeld in het werk van Couperus, een belangrijke plaats in deze stroming in. 3.3.4
A rbeidersliteratuur
Het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog maakte een einde aan het optimisme dat aan het begin van de twintigste eeuw heerste. De auteurs uit het eerste decennium van de twintigste eeuw, de Tiotalister, hadden een groot vertrouwen in de industrialisatie en de mogelijkheden daarvan voor een betere wereld. Hun werk was voornamelijk realistisch. Auteurs als Elin Wägner (1882-1942), Gustaf Hellström (1882-1949) en Ludvig Nordström (1882-1942) behoorden tot deze stroming. Zij verwerkten sociale en politieke situaties uit die tijd in hun werk. De jaren twintig en dertig stonden in Zweden in het teken van de opkomst van een groot aantal nieuwe, vaak radicale literaire tijdschriften. Het literaire terrein in Zweden werd in die tijd gedomineerd door een aantal behoudende recensenten en jonge schrijvers 48
Uit: Lexicon van literaire termen, Pagina 300.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
40
zochten een alternatieve manier om hun werk te publiceren. Met name vrouwelijke auteurs en auteurs uit de arbeidersklasse probeerden op deze manier het publiek kennis te laten maken met hun werk. Tot die tijd was het vooral de (hogere) middenklasse die boeken las en publiceerde. Schrijvers uit de arbeidersklasse waren schaars, maar door de invloed van de sociale beweging die zich inzette voor het onderwijs aan de lage klassen, begon ook het aantal auteurs en dichters uit deze sociale groep toe te nemen. De romans van deze schrijvers waren realistisch en hadden een sociale functie. Zij wilden met hun werk een discussie laten ontstaan en de politiek beïnvloeden. Zweden week hiermee sterk af van Nederland, omdat auteurs in ons land in deze periode al braken met tradities in de literatuur en experimenteerden met nieuwe stijlen. Het realisme van de arbeidersklasse bleef in Zweden lange tijd naast het modernisme bestaan. Maria Sandel (1870-1929) is een van de bekendste vrouwelijke auteurs uit de arbeidersklasse die het leven van de vrouw aan het begin van de twintigste eeuw beschrijft. 3.3.5
Modernisme
Het gefragmenteerde en chaotische wereldbeeld van de Nederlandse en andere Europese modernistische auteurs, kwam pas rond 1940 op grote schaal in Zweden tot uiting. De geïsoleerde positie van het land tijdens de wereldoorlogen en de vitaliteit van traditionele literaire vormen zorgden ervoor dat het modernisme hier laat voet aan de grond kreeg. Poëzie was het favoriete medium van de Zweedse modernisten. De nieuwe dichters experimenteerden met nieuwe thema’s, vormen en ritmes.49 De structuur van de roman maakte in deze periode grote veranderingen door. In tegenstelling tot het realisme ging het modernisme uit van een subjectieve beleving van de werkelijkheid. De auteurs waren van mening dat het niet mogelijk was een objectieve beschrijving van de werkelijkheid te geven. Ze experimenteerden met de logische en chronologische structuur van de roman. Het tijdschrift Spektrum speelde een belangrijke rol in de opkomst van deze literaire stroming in Zweden. In Nederland was deze rol weggelegd voor Het Getij, waarin bijvoorbeeld Theo van Doesburg publiceerde. Een van de auteurs van het Zweedse Spektrum was Karin Boye (1900-1941), een dichteres die uit zou groeien tot een van de meest belangrijke modernistische auteurs in
49
Uit: A history of Swedish literature, Pagina 307.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
41
Zweden.50 Ze begon haar carrière met het schrijven van gedichten en stapte later over op romans. Pär Lagerkvist (1891-1974) wordt beschouwd als een van de pioniers van het Zweedse modernisme. Na een bezoek aan Parijs schreef hij een boek over de modernistische esthetiek. Hij schreef dat een kunstenaar de nadruk moet leggen op de vormgeving van zijn werk, in plaats van op de inhoud ervan. Daarnaast was hij van mening dat primitieve kunst, waaronder de IJslandse sagen, als inspiratiebron konden dienen voor modernistische kunst. In veel van zijn werken stond een chaotische en gefragmenteerde wereld centraal waarin de hoofdpersoon op zoek is naar de zin van het bestaan.51 3.3.6
Literatuur na 1945
Na de Tweede Wereldoorlog richtten Zweedse auteurs hun aandacht niet langer op de vorm van een roman, zoals in het modernisme gebruikelijk was, maar wederom op de realistische inhoud ervan. Ann-Margret Dahlqist-Ljungberg (1915) is een van de dichters die zich in haar werk verzet tegen de sociale rol die de vrouw krijgt aangemeten. Haar gedichten verschenen niet alleen in bundels, maar werden ook in kranten gepubliceerd. Een opmerkelijke plaats binnen de Zweedse literatuur wordt ingenomen door het werk van Astrid Lindgren (1907-2002). In 1945 verschijnt Pippi Langkous, een revolutionair boek voor kinderen. Astrid Lindgren beperkte zich in haar werk niet tot een genre of een bepaalde stijl. Ze schreef kinderboeken, sprookjes en detectives en wisselde verschillende stijlen met elkaar af. In Nederland wordt de naoorlogse literatuur gekenmerkt door de ontnuchtering van de Tweede Wereldoorlog. Anna Blaman (1905-1960) beschreef op realistische wijze personages die geen idealen hadden en een oppervlakkig leven leidden. De literatuurkritiek werd sterk beïnvloed door de verzuiling die op dat moment op zijn hoogtepunt was in Nederland. De aandacht voor de lichamelijkheid in Blamans V rouw en vriend (1941) werd door zowel de protestantse als katholieke recensenten sterk veroordeeld.
50 51
Uit: Swedish women’s writing 1850-1995, Pagina 113. Uit: A history of Swedish literature, Pagina 316.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
42
In de jaren zestig vond in Europa een ontwikkeling in de literatuur plaats die nauw samenhing met maatschappelijke veranderingen op internationaal niveau. Esthetische elementen raakten ondergeschikt aan de inhoud en de maatschappelijke functie van literatuur. De Koude Oorlog leidde tot een debat over de sociale en politieke functie van literatuur. Dichters en auteurs probeerden met hun werk een verandering te bewerkstelligen. De lezer was niet langer toehoorder, maar werd door de auteurs actief betrokken bij het onderwerp. Auteurs experimenteerden met stijl en vorm om hun werk aan deze nieuwe functie aan te passen. Vooral de rapportagestijl vond in Zweden veel aanhang. Het bekendst boek uit dit genre is Rapport från en ishink (Verslag van een ijsemmer; 1970) van Maja Ekelöf (1918-1989), waarin de auteur haar eigen leven beschrijft. De populariteit van de rapportage werd mede veroorzaakt door de opkomst van de televisie. Samen met de komst van immigranten bracht de televisie de rest van de wereld een stuk dichterbij en dat veroorzaakte ook een opleving in de reisliteratuur.52 Vooral de Derde Wereld kon rekenen op veel belangstelling van Zweedse auteurs. Ook in Nederland ontstond na 1960 aandacht voor nieuwe schrijfstijlen. Anja Meulenbelts De schaamte voorbij (1976) was moeilijk te plaatsen. Het was geen politiek traktaat, noch een roman, nog bekentenisliteratuur, nog een tendensroman van enig bekende soort, geen essay en ook geen klassieke autobiografie.53 Meulenbelt (1945) brak met alle literaire conventies en schreef een ‘fictionele autobiografie.’54 De fictieve ikpersonage Anja vertelt in De schaamte voorbij over de ellende in haar leven en over haar ontwikkeling tot zelfbewuste vrouw. Door de realistische schrijfwijze en de persoonlijke verteltrant, identificeert de lezeres zich makkelijk met de hoofdpersoon. De maatschappelijke invloed van Meulenbelts roman was in Nederland groot. Daarnaast verschenen in Nederland meer traditionele en realistische werken van vrouwelijke auteurs. De opkomst van het feminisme in de jaren zestig leidde in Zweden tot een groot aantal kritische romans over de positie van de vrouw. Er ontstond veel aandacht voor de vrouwelijke schrijverstraditie; voor vrouwelijke auteurs uit het heden en verleden, hoewel de feministische golf in Zweden lang niet zo hevig was als in omringende landen.
52
Uit: A history of Swedish literature, Pagina 405. Uit: N ederlandse literatuur, een geschiedenis, Pagina 819. 54 Uit: N ederlandse literatuur, een geschiedenis, Pagina 820. 53
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
3.3.7
43
Historische vrouwenliteratuur
De historische roman beleefde in de jaren zeventig een opleving in Zweden. De wortels van deze stroming lagen in de historische en sociale oriëntatie van proletarische auteurs uit de jaren dertig. Net als hun voorgangers beschreven auteurs in de jaren zeventig op realistische wijze gedetailleerd het leven van een personage. In veel gevallen speelden deze verhalen zich af in de geboortestreek van de auteur. In stijl en vorm weken de auteurs uit de jaren zeventig echter af van hun realistische voorgangers. De auteur werd niet langer gezien als een objectieve verslaggever van historische feiten. Hij creëerde een fictieve wereld die overeenkomsten vertoonde met de werkelijkheid. Schrijvers als Kerstin Ekman (1933) en Sara Lidman (1923) schreven historische werken waarin een, meestal fictieve, dorpsgemeenschap centraal stond en waarin de beschrijvingen van de natuur een belangrijke plaats innamen. De positie van de vrouw bleef ook in de jaren zeventig een geliefd onderwerp van vrouwelijke auteurs. Dit thema werd in deze periode vaak verwerkt in een historische roman. Inger Alfvén (1940) schreef bijvoorbeeld in 1979 een roman over de rolverdeling tussen man en vrouw. In 1981 verscheen haar boek A rvedelen (De Erfenis). Een boek waarin vier generaties vrouwen worden gevolgd. Deze roman vertoont veel overeenkomsten met de tetralogie van Kerstin Ekman over de groei en ontwikkeling van een stad in Zweden tussen 1870 en 1970. Hoewel dit niet overduidelijk feministische werken zijn, spelen vrouwen wel de hoofdrol in haar werk. Het vroege werk van Kerstin Ekman is realistisch, maar later neemt ze ook symbolische en mythische elementen op in haar werk. In haar postmodernistische roman De Dwaas (1988) staat bijvoorbeeld een mythisch wezen centraal. A nna, Hanna en Johanna (1994) van Fredriksson sluit goed aan op deze literaire traditie. Ook zij beschrijft aan de hand van een aantal generaties vrouwen de geschiedenis van Zweden. De personages in deze roman krijgen, net als in het werk van Ekman en Alfvén, te maken met maatschappelijke rolpatronen. Het werk van Alfvén bevat echter geen mythische elementen, in tegenstelling tot het werk van Ekman en Fredriksson.
Van agrarische samenleving tot welvaartsstaat
3.3.8
44
Internationaal succes
De Zweedse literatuur uit de jaren tachtig wordt gekenmerkt door een groot aantal stijlen. Auteurs beperken zich niet langer tot een bepaald genre of een bepaalde stijl, maar halen hun inspiratie uit allerlei verschillende bronnen. De historische roman verschijnt in allerlei vormen. Vrouwelijke auteurs spelen in deze periode een prominente rol in de literaire wereld van Zweden. Niet alleen in eigen land zijn de romans van vrouwelijke auteurs populair. Ook in het buitenland neemt de belangstelling voor vrouwelijke Zweedse literatuur toe. De sociale positie van de vrouw blijft een geliefd thema, maar wordt niet zo kritisch en expliciet naar voren gebracht als in de feministische werken uit de jaren zestig en zeventig. Hoewel de Zweedse literatuur sterk beïnvloed is door internationale stromingen, waaronder de neoromantiek en het modernisme, onderscheidt het land zich door een eigen literatuurtraditie. De historische roman is een genre dat blijft terugkeren in de Zweedse literatuur. De vaderlandse geschiedenis is kennelijk een onderwerp dat blijft interesseren. Net als oude sagen en legenden. Deze verhalen komen vaak terug in de romans uit Zweden. Ook in het werk van Fredriksson komen deze elementen naar voren. Daarnaast onderscheidt Zweden zich door haar geëngageerde literatuur en de prominente plaats van vrouwelijke auteurs. Pioniers als Fredrika Bremer en Karin Boye hebben de weg vrijgemaakt voor de huidige vrouwelijke auteurs en de basis gelegd voor een vrouwelijke schrijftraditie. Het internationale succes van vrouwelijke auteurs als Fredriksson en Ekman laat zien dat deze traditie ook buiten Zweden gewaardeerd wordt.
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
IV.
Analyse van Anna, Hanna en Johanna
4.1
Marianne Fredriksson
4.1.1
Biografie
45
Marianne Fredriksson werd in 1927 geboren in Göteborg en groeide op in een arbeidersgezin. Haar vader was scheepsbouwer en haar moeder zorgde voor het huishouden. Hoewel de auteur goede herinneringen heeft aan haar ouders, weet ze dat haar moeder als huisvrouw niet gelukkig was. Ze beschrijft haar eigen moeder als een soort ‘übermoeder’ die thuisbleef om voor haar gezin te zorgen, maar ze was eenzaam en verveelde zich. Toch durfde haar moeder zich niet te verzetten tegen de situatie, omdat ze dankbaar moest zijn. Ze had maar twee kinderen en een man die haar goed behandelde. Fredriksson nam zich als kind voor nooit in dezelfde situatie als haar moeder belandden. Johanna in A nna, Hanna en Johanna en Karin in Simon vertonen veel overeenkomsten met de moeder van de auteur. Beide vrouwen zijn zorgzaam, maar lange tijd niet gelukkig met hun leven. De moeder van Fredriksson overlijdt aan Alzheimer. De dreiging van de Tweede Wereldoorlog heeft diepe sporen nagelaten in de jeugdherinneringen van de auteur: ‘Mijn kindertijd stond vooral in het teken van de Tweede Wereldoorlog. Mijn ouders waren politiek zeer geëngageerd, ze waren actieve sociaal-democraten. Ze lazen elkaar voor uit de krant en ’s avonds kwamen er mensen in onze keuken bijeen om de actuele situatie te bespreken. Ik hoorde hun angst, hun onrust, de boosheid.’55 Fredriksson gaat, hoewel ze afkomstig is uit een arbeidersgezin, na de lagere school naar het lyceum. Ze betreedt hiermee een andere wereld en maakt deel uit van een andere sociale klasse dan ze van huis uit gewend is. Dit leidt in haar jeugd tot conflicten tussen de auteur en haar ouders. Ze zet zich af tegen haar ouders, maar komt uiteindelijk tot de ontdekking dat het onmogelijk is om volledig los te komen van de vorige generatie. 55
Uit: Mijn leven in Zweden, Pagina 10-11.
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
46
Na haar studie wordt ze, min of meer toevallig, journalist voor een dagblad. Ze ontmoet haar man en in 1950 wordt hun eerste kind geboren. Fredriksson is op dat moment journaliste voor het dagblad Göteborgs Tidningen en weigert haar baan op te geven. ‘Ik wilde koste wat kost altijd voor mezelf kunnen zorgen, wat me ook altijd gelukt is. Dat ik na de geboorte van mijn kinderen mijn baan niet opgaf, stond voor mij symbool voor de vrijheid.’56 In die tijd was het in Zweden niet gebruikelijk dat een vrouw met kinderen buitenshuis werkte. Fredriksson vertelt in een interview dat ze regelmatig werd bekritiseerd, omdat ze na de geboorte van haar kinderen bleef werken. Het gezin verhuist naar Stockholm, waar Fredriksson hoofdredacteur wordt van de krant Svenska Dagbladet. Ze is verantwoordelijk voor een pagina met artikelen over menselijke relaties, psychologie en levensvragen. De kennis en ervaring die ze hierbij opdoet, verwerkt ze later in haar romans. Deze thema' s keren voortdurend terug in haar romans. Nadat haar dochters het huis uit zijn en haar moeder is overleden, raakt Fredriksson in een depressie. Ze gaat in psychotherapie en om het gemis op te vullen gaat ze boeken schrijven. ‘Zolang je kinderen hebt, ben je nodig, is er iets waarvoor je leeft en waarmee je voortdurend bezig bent. En plotseling waren ze weg.’ 57 4.1.2
Haar oeuvre
Haar eerste roman heet Eva’s bok (1980). Hierin beschrijft Fredriksson op eigen wijze het verhaal van bijbelfiguur Eva. Na het uitkomen van haar eerste boek zegt Fredriksson haar baan op om zich volledig aan het schrijven te kunnen wijden. Ze heeft veel belangstelling voor de mythologie en psychologie en verwerkt elementen hieruit in haar boeken. Ook haar nachtelijke dromen en de bijbel vormen een belangrijke inspiratiebron. Dit laatste blijkt uit de thema’s van de romans: Kains bok (1981) en N oreas saga (1981). Samen met De N achtwandelaar (1988) zijn deze romans sterk verankerd in de bijbelse mythologie. Fredriksson geeft haar eigen invulling aan het geloof door het te combineren met psychoanalyse, mystieke elementen en de natuur. Ze stelt in haar boeken vragen centraal als wie ben ik? en waarom ben ik hier? Het antwoord op deze zoektocht probeert 56
Uit: Mijn leven in Zweden, Pagina 17.
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
47
ze met behulp van psychoanalyse, mystiek en de natuur te geven. Simon uit het gelijknamige boek is verwikkeld in een zoektocht naar zijn eigen identiteit en praat met een aantal eiken. Zijn moeder Karin krijgt via een groep pestvogels een groet van haar overleden vader. Mystieke elementen spelen in Het zesde zintuig (1996) een belangrijke rol. Deze roman gaat over de vriendschap tussen Sofia, een meisje van tien met bijzondere gaven en Anders, een blinde jongen. Volgens de auteur ligt de oorzaak van haar interesse in de mythologie in de Zweedse verteltraditie en de eeuwenoude mythes en sagen die van generatie op generatie worden overgeleverd. In 1985 verschijnt Simon, waarmee ze definitief in Zweden doorbreekt. Het verhaal beschrijft de jeugd van een joodse jongen in Göteborg, een roman waarin de auteur veel elementen uit haar eigen kindertijd verwerkt. Met de historische roman A nna, Hanna en Johanna (1994) verwerft Fredriksson internationale bekendheid. De opvolger Maria Magdalena (1997) grijpt weer terug naar bijbelse motieven. Fredriksson beschrijft hierin op haar eigen manier het leven van de bijbelse figuur Maria Magdalena. In vrijwel alle romans van Fredriksson vormen vrouwen het centrale onderwerp van het verhaal. In A ls vrouwen wijs waren (1993) geeft Fredriksson haar visie op de overeenkomsten en verschillen tussen man en vrouw.58 Ze beschrijft hierin de rolpatronen die dieper in onze samenleving verankerd zijn dan wij denken. De meest recente roman van Fredriksson is Elisabeth’s dochter (2001), waarin opnieuw vrouwen een centrale plaats innemen. Deze roman beschrijft het verhaal van de complexe relatie tussen Katarina Elg en haar moeder. Inmiddels is Marianne Fredriksson 75 jaar. Toch is ze niet van plan te stoppen met schrijven. ‘De verhalen blijven komen,’ zegt ze zelf.59 Naast elf romans heeft ze inmiddels ook drie non-fictie boeken geschreven, waaronder een boek dat ze samen met haar dochter schreef.
58 59
Uit: Mijn leven in Zweden, Pagina 20. Uit: Mijn leven in Zweden, pagina 21.
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
48
Samenvattend kunnen de romans van Fredriksson die tot nu toe zijn verschenen, aan de hand van drie thema’s worden ingedeeld: 1.
De eerste categorie heeft betrekking op haar boeken over de bijbelse historie. Eva’s Bok (1980), De N achtwandelaar (1988) en Maria Magdalena (1997) behoren onder andere tot deze groep.
2.
De tweede categorie bevat haar boeken waarin mythische elementen de boventoon voeren, zoals in Het zesde zintuig (1992) en gedeeltelijk ook in Simon (1985).
3.
Simon (1985) behoort echter ook tot de derde categorie, waarin de realistische boeken van Fredrisson zijn ondergebracht. In Simon beschrijft de auteur haar eigen jeugd en het leven in Zweden van de vorige eeuw. Ook A nna, Hanna en Johanna, (1994) Inge en Mira (1999) en Elisabeth’s dochter (2001) behoren tot deze categorie. Dit zijn realistische boeken waarin de auteur de werkelijkheid als kader gebruikt voor een fictief verhaal met fictieve personages.
De hoofdpersonages in haar werk zijn bijna altijd vrouwen die op zoek zijn naar hun eigen identiteit en achtergrond. Anna in A nna, Hanna en Johanna (1994) graaft in het verleden van haar moeder en grootmoeder om meer te weten te komen over zichzelf. Simon is in het gelijknamige boek op zoek naar zijn identiteit en Katarine krijgt door gesprekken met haar moeder in ‘Elisabeth’s dochter’ (2001) meer inzicht in haar eigen leven.
4.2
Vertrekpunt van het onderzoek
In de volgende paragraaf wordt de roman A nna, Hanna en Johanna geanalyseerd met behulp van de methode die Lucien Goldmann heeft geïntroduceerd. De uitwerking van zijn genetisch-structuralistische methode vormt samen met de onderzoeksvraag, het hoofdstuk over de geschiedenis van Zweden en de ontwikkelingen in de Zweedse literatuur het vertrekpunt van dit onderzoek. Met behulp van de begrippen sociale groepen, wereldbeeld en structuren probeer ik te achterhalen hoe de maatschappelijke ontwikkelingen in Zweden uit de negentiende en twintigste eeuw in A nna, Hanna en Johanna naar voren
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
49
komen. Voor een zo volledig mogelijke analyse heb ik de begrippen sociale groepen en wereldbeeld onderverdeeld in een aantal subcategorieën die nauw met elkaar samenhangen. Voor sociale groepen zijn dit sociale klasse, opleiding en wijze van levensonderhoud, omdat deze factoren in grote mate de sociale positie van een individu bepalen. Goldmanns begrip wereldbeeld is onderverdeeld in religie, politieke overtuiging en relaties. Deze elementen bepalen voor een belangrijk deel de heersende tijdgeest en de geldende normen en waarden binnen een samenleving. De analyse richt zich voornamelijk op de vrouwelijke personages in de roman, omdat zij het belangrijkste onderwerp vormen van de romans van Fredriksson Na een persoonlijke interpretatie en een overzicht van de beoordeling van Fredrikssons oeuvre in Zweden, wordt in de conclusie antwoord gegeven op de vraag hoe de maatschappelijke ontwikkelingen in Zweden uit de negentiende en twintigste eeuw naar voren komen in het boek A nna, Hanna en Johanna van Marianne Fredriksson. De analyse begint met een samenvatting van A nna, Hanna en Johanna. In deze studie wordt ook gebruikgemaakt van twee andere werken van Fredriksson: A ls vrouwen wijs waren (1993) en Simon (1985). A ls vrouwen wijs waren (1993) is een boekje met dertien beschouwingen, waarin Fredriksson haar visie geeft op de relatie tussen de seksen en de invloed van de rolpatronen hierop. Dit thema vormt de basis van haar roman A nna, Hanna en Johanna die een jaar later werd uitgebracht. In deze beschouwingen vertelt ze veel over haar eigen jeugd en haar persoonlijke ervaringen. Het boekje vormt daardoor een belangrijke informatiebron voor het wereldbeeld van de auteur. Hetzelfde geldt voor de roman Simon (1985). De hoofdpersoon uit dit boek is gebaseerd op de jeugdherinneringen van de auteur. Daarnaast geeft het boek een realistisch beeld van het leven in Zweden in de vorige eeuw. A nna, Hanna en Johanna, A ls vrouwen wijs waren en Simon vertonen door hun thema’s en historische kader veel overeenkomsten. Sommige fragmenten uit A nna, Hanna en Johanna zijn bijna letterlijk uit de twee andere werken overgenomen. Goldmann is van mening dat alle werken uit het oeuvre van een auteur geanalyseerd moeten worden. In dit onderzoek is een aantal werken buiten beschouwing gelaten, omdat de onderzoeksvraag alleen betrekking heeft op de overeenkomsten tussen de roman A nna, Hanna en Johanna en de werkelijkheid. A ls vrouwen wijs waren en Simon worden regelmatig aangehaald, omdat deze werken inhoudelijk veel overeenkomsten vertonen met het onderwerp van deze studie.
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
4.3
Literair werk
4.3.1
Opbouw van het verhaal
50
De titel van het boek luidt voluit: A nna, Hanna en Johanna: over drie generaties vrouwen. Aan de hand van deze generaties wordt de geschiedenis van Zweden tussen ongeveer 1850 en 1990 beschreven. Dreigende oorlogen, de urbanisatie en de opkomst van de welvaartsstaat worden in de context van drie vrouwenlevens verweven. Een belangrijke rol is hierin weggelegd voor de invloed van de modernisering op de personages en hun onderlinge relaties. De roman bestaat uit 5 delen, waarin steeds een van de drie vrouwen belicht wordt. 1. A nna, inleiding Kleindochter Anna is de centrale figuur in het verhaal. Zij begint een zoektocht naar het verleden van haar moeder en grootmoeder om meer over zichzelf te weten te komen. Ze besluit een boek te schrijven over haar familiegeschiedenis. Het verslag van haar leven wordt afgewisseld met de levensverhalen van haar oma Anna en haar moeder Johanna. De focalisatie en de tijd waarin het verhaal zich afspeelt veranderen ieder hoofdstuk. In het eerste deel worden Anna en Johanna geïntroduceerd. 2. Hanna, geboren 1871, gestorven 1964 In dit deel wordt vanuit de derde persoon het leven van Hanna beschreven. 3. A nna, intermezzo In het derde deel keert de lezer terug naar Anna. Dit keer wordt haar eigen verleden uitgewerkt. Het vertelperspectief uit het vorige deel wordt hier afgewisseld met het ikperspectief van Anna. 4. Johanna, geboren 1902, gestorven 1987 Het vierde deel over Johanna wordt geheel verteld vanuit ik-perspectief. Johanna kijkt in dit deel terug op haar leven.
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
51
5. A nna, epiloog Het boek wordt afgesloten met Anna die haar zoektocht volbrengt en haar boek over de familiegeschiedenis afrondt. Dit laatste deel wordt wederom afwisselend verteld vanuit het ik- en derde persoonsperspectief. Er is sprake van een meervoudige vertelsituatie, omdat het verhaal wordt verteld door een anonieme externe verteller, die in de hoofdstukken over Anna en Johanna wordt afgewisseld met een ik-vertelsituatie. De dialogen en gedachten van de personages worden op directe wijze beschreven. De schrijfstijl van Fredriksson is eenvoudig en direct. De auteur gebruikt een realistische stijl. Af en toe wordt de verhaallijn afgewisseld met fragmenten die meer beschouwelijk van aard zijn, zoals: ‘Wat weet ik eigenlijk? Wat kun je weten over je ouders? Over je kinderen?' (Pagina 23) De auteur vertelt in een interview dat ze bewust heeft gekozen voor deze ’wat zwevende, vertellende stijl.’60 Door de afwisseling in focalisatie en vertelsituatie heeft ze geprobeerd een open boek te schrijven, waarin de verhoudingen tussen mensen vanuit verschillende kanten belicht worden. 4.3.2
Samenvatting van A nna, Hanna en Johanna 1. A nna, inleiding
In het eerste deel van de roman worden de drie generaties vrouwen geïntroduceerd. Het verhaal begint met een fragment over het leven van Johanna in een verpleegtehuis te Göteborg. Na dit korte fragment wordt Johanna’s dochter Anna geïntroduceerd. Ten slotte wordt grootmoeder Anna de definitieve focalisator in dit eerste deel van de roman. Johanna heeft Alzheimer en leeft volledig in haar eigen wereld, vol dromen en herinneringen aan vroeger. Ze krijgt bezoek van haar dochter Anna uit Stockholm. Johanna wordt altijd onrustig van dit bezoek, omdat haar dochter volgens de verteller ‘onmogelijke verwachtingen koestert’ (pagina 9). Anna wil graag nog een keer echt contact met 60
Uit: N RC Handelsblad, (1998, 15 maart).
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
52
haar moeder. Na het bezoek in het verpleegtehuis gaat Anna langs bij haar vader. In het ouderlijk huis vindt ze een foto van haar grootmoeder Hanna. Ze vraagt zich af wie Hanna Broman eigenlijk was. Ze kent haar oma eigenlijk alleen uit verhalen, hoewel ze haar persoonlijk gekend heeft. De vrouw op de foto lijkt echter helemaal niet op de grootmoeder in Anna’s herinneringen en ze besluit het leven van haar grootmoeder te onderzoeken. Anna’s verhaal wordt onderbroken door een fragment waarin een droom van Johanna wordt beschreven. Ze droomt over haar jeugd in Dalsland. 2. Hanna, geboren 1871, gestorven 1964 In het tweede deel wordt het leven van grootmoeder Hanna beschreven. De moeder van Hanna heeft kinderen gekregen in twee lichtingen. De eerste vier zijn tijdens de hongerjaren rond 1860 gestorven. Hanna was het oudste kind van de nieuwe lichting. Na haar werden nog een meisje en drie jongens geboren. Het gezin woonde in Dalsland, een arme agrarische streek ten noorden van Göteborg, tegen de Noorse grens. Toen ze twaalf was, werd Hanna naar een andere boerderij gestuurd waar ze dienstmeid werd. De bewoners van deze boerderij waren familie van haar. De nieuwe werkgever van Hanna is haar oom. Op een nacht komt Rickard, Hanna' s neef, bij haar op de hooizolder en verkracht haar. Ze loopt hierbij zulke verwondingen op, dat de vroedvrouw en tevens kruidenvrouw van het dorp zegt dat ze nooit kinderen zal kunnen krijgen. Dan blijkt Hanna na de verkrachting zwanger te zijn. Rickard ontvlucht direct het dorp om aan zijn berechting te kunnen ontsnappen. Hanna blijft na de geboorte van haar zoon Ragnar op de boerderij werken. Een paar jaar later wordt Rickard tijdens een berenjacht doodgeschoten. Zijn vader en moeder kunnen dit verlies niet verwerken. De boer vermoordt zijn vrouw en pleegt direct daarna zelfmoord. Op een dag komt er een molenaar uit de provincie Värmland naar het dorp. Hij informeert of er behoefte is aan een molenaar in de leegstaande molen. De molenaar John Broman heeft zijn eigen molen verkocht nadat zijn vrouw en dochtertje zijn overleden. John besluit met Hanna te trouwen, omdat hij een vrouw nodig heeft die voor het huis zorgt. Voor Hanna betekent een huwelijk met John het einde van de slechte naam die ze als ongehuwde moeder in de streek heeft. Naast deze rationele overwegingen voelt John ook een soort medelijden met zijn aanstaande vrouw. Hij wil haar helpen na alles wat ze heeft meegemaakt. Hanna is hem hier zeer dankbaar voor en wil John graag gelukkig maken na de dood van zijn dochtertje en zijn eerste vrouw.
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
53
Met John krijgt Hanna drie zonen en een dochter, Johanna. Hanna is een sterke en gesloten vrouw die eigenlijk alleen met haar eerste zoon Ragnar een emotionele band heeft. Deze relatie wordt zwaar op de proef gesteld wanneer Ragnar gewond thuiskomt. Hij heeft gevochten met een klasgenoot die hem voor ‘hoerenjong’ uitschold. Hanna antwoordt hierop: Maar goeie god, daar hoef je toch niet om te gaan vechten; dat is toch de waarheid.’ (Pagina 109) Na dit voorval vertrekt Ragnar naar Fredrikshald in Noorwegen om daar in de vishandel van een oom te gaan werken. John is een zwaarmoedig mens. Hij heeft een slechte gezondheid, waardoor zijn vrouw veel zwaar werk in de molen moet doen. Hij is niet alleen uit Värmland vertrokken om afstand te kunnen nemen van zijn overleden vrouw en kind. Ook de problematische verhouding met zijn moeder is een oorzaak van zijn verhuizing. Zijn moeder is een afstandelijke en hardvochtige vrouw. Het zal nooit tot een verzoening tussen John en zijn moeder komen. Ze blijft het John kwalijk nemen dat hij molenaar is geworden en niet de boerderij van zijn vader heeft overgenomen. Het leven in de molen aan het meer is hard. Steeds meer mensen uit de streek vertrekken naar de grote steden in Noorwegen of Zweden. Ook Amerika wordt een toevluchtsoord voor veel bewoners van deze arme streek. Omdat de opbrengst van de oogst gering is en veel boeren de streek verlaten, krijgt ook het gezin Broman steeds meer moeite rond te komen. Dan blijkt Hanna weer zwanger te zijn. John stelt voor het kind weg te laten halen, omdat een bevalling te veel risico’s voor Hanna’s gezondheid met zich mee zou brengen. Hanna weigert dit. Zij is van mening dat ze zich moet onderwerpen aan de beslissing van God. Na een gecompliceerde bevalling wordt Johanna geboren. Als Hanna hoort dat ze een meisje heeft gekregen, zegt ze: ‘God, heb medelijden, het arme kind.’ (Pagina 123) In het voorjaar van 1905 bereikt de crisis tussen Noorwegen en Zweden haar hoogtepunt. Zoon Ragnar keert terug naar Zweden om in dienst van het leger te gaan. De angst voor een oorlog is in de grensstreek voelbaar. Wanneer Ragnar tijdens een verlof thuiskomt, adviseert hij zijn ouders in een grot bij de molen te gaan wonen. De
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
54
familie verhuist van het molenaarshuis naar de grot in afwachting van de oorlog. Deze maatregel blijkt overbodig wanneer een overeenkomst tussen beide landen wordt gesloten. De dreigende oorlog heeft echter bij Johanna en de rest van haar familie diepe sporen achtergelaten. Na het overlijden van John in 1911 vertrekt Hanna met haar kinderen naar Göteborg. Ragnar woont daar met zijn vriendin Lisa. Hij is uitgegroeid tot een charismatische man die met zijn uitstraling goede zaken doet en bij de vrouwen zeer populair is. Lisa accepteert zijn verhoudingen, maar lijdt er wel onder. Het gezin Broman heeft moeite zich aan te passen aan het nieuwe leven in de stad. Vanuit de molenaarswoning komen ze terecht in een klein gouvernementshuis in de arbeiderswijk Haga. Hanna gaat net als veel andere vrouwen werken in een grote bakkerij in de stad. Hier werken meer vrouwen zoals zij; boeren en pachtersvrouwen van het platteland die in de hoop op een beter leven naar de stad zijn getrokken. Hanna’s drie andere zoons kunnen niet wennen in Göteborg. Ze worden ontslagen en raken aan de drank. Uiteindelijk leren ook zij zich aan te passen aan hun nieuwe leven, behalve haar jongste zoon; hij pleegt zelfmoord. In 1964 overlijdt Hanna, bijna negentig jaar oud. Precies een week na haar dood overlijdt haar zoon Ragnar. Net als zijn vader wordt hij tijdens de jacht per ongeluk neergeschoten. 3. A nna, intermezzo In het derde deel van de roman keert de lezer terug naar kleindochter Anna. Zij is in oude kerkboeken en andere informatiebronnen gedoken om meer te weten te komen over het leven van Hanna. In dit deel wordt meer over het leven van Anna zelf uit de doeken gedaan. Anna is een zelfstandige vrouw die net als haar grootmoeder erg gesloten is. Tijdens haar studie ontmoet ze een Amerikaanse uitwisselingsstudent. Ze krijgen een relatie en Anna raakt zwanger. Ze besluit abortus te plegen en haar relatie te beëindigen. In de zomervakantie die daarop volgt, ontmoet ze Rickard Hård, een charismatische journalist die bekend staat als rokkenjager. Rickard is op slag verliefd op Anna en zij voelt zich gevleid door zijn aandacht. Haar ouders lijken blij met de keuze van Anna:
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
55
’Toen hij die eerste avond afscheid nam, had vader gezegd: ’Kijk, dat is nou nog eens een vent.’ En moeder knikte stil boven haar afwasteiltje, keer op keer.’ Dus trok Anna de conclusie dat ze de ware had gevonden.’ (Pagina 169) Al snel besluit het jonge paar te trouwen, maar kort na de geboorte van hun tweede dochter gaan Anna en Rickard uit elkaar. Voor zowel Anna als voor Rickard is dit een moeilijke tijd. Rickard vertrekt voor zijn werk naar het buitenland en Anna probeert in een andere flat een nieuw bestaan op te bouwen. ’s Nachts droomt Anna dat ze door een eindeloze woestijn loopt, terwijl ze Rickards rug ziet verdwijnen tussen de zandduinen en overdag ziet ze hem in elke man. Na verloop van tijd komen Anna en Rickard weer bij elkaar. Na deze verzoening wordt een derde kind geboren, Peter. Dit jongetje overlijdt kort na zijn geboorte. Anna wordt na zijn dood bijna gek van verdriet. De dood van hun kind brengt Anna en Rickard dichter bij elkaar.
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
56
4. Johanna, geboren 1902, gestorven 1987 Dan volgt het vierde deel van de roman. Hierin wordt het leven van Johanna beschreven. Aan het begin van het hoofdstuk vertelt zij dat haar leven uit twee helften bestaat. De eerste helft duurde acht kinderjaren. Ze woonde toen met haar ouders (Hanna en John) in Dalsland bij de molen. Als ze acht jaar is en haar vader overlijdt, vertrekt het gezin naar Göteborg. De dood van haar vader en de verhuizing naar de stad zijn voor Johanna twee traumatische gebeurtenissen. Johanna beschrijft vier gebeurtenissen die veel invloed hebben gehad op het verloop van haar leven: de eerste gebeurtenis is de onzichtbare ‘hand’ die haar tegenhield toen zij de deur wilde openen naar een ruimte waarvan het dak op instorten stond. De volgende gebeurtenis die haar leven veranderde was haar baan in de markthal. Haar werk zorgde ervoor dat ze in haar eigen onderhoud kon voorzien. De derde gebeurtenis is het huwelijk met haar man Arne en de vierde de geboorte van haar dochter. Over haar eerste acht levensjaren in Dalsland vertelt Johanna heel weinig, omdat ze ‘geen woorden genoeg heeft.’ (Pagina 205) Ze vertelt dat het stadskind Johanna werd geboren in een winkel in garen en band in de wijk Haga in Göteborg. Deze winkel is van Lisa, de vriendin van haar broer Ragnar. Lisa vangt Johanna op wanneer ze het moeilijk heeft. Johanna heeft weinig vriendinnetjes; op school wordt ze gepest en uitgelachen om haar accent. Ze is een buitenbeentje. De situatie thuis wordt onhoudbaar wanneer Johanna's broers ontslagen worden en aan alcohol verslaafd raken. De huiselijke ruzies zorgen ervoor dat Johanna het huis ontvlucht en bij Lisa en Ragnar gaat wonen. Johanna werkt na schooltijd in de winkel van Lisa, maar haar moeder wil dat ze na het afronden van haar school ergens meid wordt. Ze komt in dienst van een deftige familie en volgens Johanna zorgt deze periode in haar leven ervoor dat ze sociaal-democraat wordt. Ze wordt slecht behandeld: ‘Ik was niemand, ik was een hond.’ (Pagina 213) Ze verlaat het gezin als ze wordt aangerand door de heer des huizes. Haar broer Ragnar vindt een nieuwe baan voor haar in een delicatessenwinkeltje in de markthal. Het is dan 1918. Het tekort aan voedsel wordt minder, maar de Spaanse griep maakt heel veel slachtoffers. Toch is Johanna gelukkig. Voor het eerst voelt ze zich thuis in de stad en krijgt ze vrienden. Ze kan in haar eigen levensonderhoud voorzien en vindt het werk dat ze heeft leuk.
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
57
Na het voorval met de glazen koepel herinnert ze zich haar jeugd in Dalsland weer. De sprookjes die haar vader vertelde, de liedjes die ze samen zongen, de bossen en de waterval. Ook droomt ze voor het eerst over haar vader. De val van het dak brengt niet alleen herinneringen, maar beïnvloedt ook de relatie met haar moeder. Tot die tijd heeft Johanna zich lange tijd tegen haar conservatieve moeder afgezet. Ze verweet haar moeder dat ze dom was en geen scholing had, ze had aanmerkingen op haar spraak en zei tegen haar dat ze zich eens van het bijgeloof moest losmaken en zelf moest gaan denken. Nu ze over haar vader en haar jeugd in Dalsland droomt, realiseert ze zich dat ze nooit van haar moeder loskomt: 'Maar nu kwam ze terug met alle macht die een moeder heeft. Zij is immers ondanks alles de enige die er altijd is.' (Pagina 220) Voor het eerst voert ze lange gesprekken met haar moeder, onder andere over Hanna’s verkrachting. Langzamerhand begint Johanna haar moeder beter te leren kennen en gaat ze haar beter begrijpen. De jaren twintig staan in het teken van hervormingen in de politiek: de invoering van de achturige werkdag en de introductie van vakantiedagen. Johanna leest net als haar vriendinnen het werk van Selma Lagerlöf. Ze dromen over ‘de ware Jacob’ maar hun romantische zoektocht naar de ideale man wordt beïnvloed door de economische depressie die aan het eind van de jaren twintig opkomt. Johanna ontmoet Arne Karlberg, voorman bij een grote scheepswerf in de stad. Ze leren elkaar kennen op een bijeenkomst van de sociaal-democratische vereniging. Johanna’s relatie met Arne verloopt goed totdat ze zijn moeder ontmoet: ‘de ivoren dame’ (pagina 237). Arne durft niet tegen zijn moeder in te gaan. Johanna raakt hierdoor vertwijfelt. Voordat ze een beslissing heeft kunnen komen, blijkt ze van Arne in verwachting te zijn. Ze overtuigt zichzelf ervan dat Arne de ware is en besluit met hem te trouwen. Dan krijgt ze een miskraam. Ze laat het huwelijk doorgaan als ze merkt hoe verdrietig Arne is over het verlies van hun ongeboren kind. Ze trouwen en betrekken een huis dat is gebouwd in een voormalige vissersdorpje dat wordt opgeslokt door de groeiende stad. Johanna stopt met werken, omdat ze het te druk heeft met de verbouwing van het huis en het inrichten van de tuin. De eerste jaren aan zee zijn zorgeloze jaren, totdat Arne haar tijdens een ruzie slaat. Ze pakt haar spullen en vertrekt naar haar moeder. Die neemt het echter niet hoog op; ze is van mening dat het iets was waar een vrouw zich in moet
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
58
schikken. Als Johanna ontdekt dat ze zwanger is, gaat ze terug naar huis. Arne belooft beterschap en hun verhouding wordt beter. Een paar maanden later krijgt ze voor de tweede keer een miskraam. Samen met Arne brengt ze die zomer een bezoek aan haar tante Astrid in Oslo. Met haar praten ze over de dreigende oorlog. Ook hun joodse buren in Göteborg brengen de oorlog dichtbij. De familie Ginfarb heeft veel familie in Duitsland wonen en maakt zich grote zorgen. In maart 1937 krijgt Johanna een dochter: Anna. Als Anna drie jaar oud is, breekt de Tweede Wereldoorlog uit. Arne is op dat moment gelegerd langs de grens met Noorwegen. Tijdens de oorlog krijgt Johanna haar laatste miskraam. Johanna voelt zich minderwaardig en onderdanig ten opzichte van Arne. Hij zorgt voor de inkomsten van het gezin en Johanna moet hem om geld voor het huishouden vragen. Wanneer de economische groei na de oorlog in volle gang is, vraagt haar oude werkgever of ze weer in de markthal wil komen werken. Deze kans pakt ze met beide handen aan. Anna gaat na de lagere school gaat naar het lyceum. Johanna en Arne willen haar alles geven wat zij niet hebben gehad. Een goede opleiding maakt hier deel van uit. Als Anna aan de universiteit van Lund studeert, hoopt ze dat de afstand tussen Lund en Göteborg groot genoeg is om haar abortus voor haar moeder te kunnen verbergen. Toch weet haar moeder wat er gebeurd is. Johanna beschrijft het huwelijk en de scheiding van Anna. Hoewel haar dochter weinig vertelt, weet ze wat er aan de hand is. Johanna ziet de overeenkomsten tussen haar broer Ragnar en haar schoonzoon Rickard en de overeenkomsten tussen haar eigen schoonmoeder en de moeder van Rickard. Ook zijn moeder is een ‘ivoren dame.’ Rickard en Anna verhuizen naar Stockholm waar hun eerste kind geboren wordt. Wanneer Anna die zomer naar Göteborg komt, vertelt ze haar moeder dat Rickard een ander heeft. Die zomer praten Anna en haar moeder veel over mannen en over hun relaties met hen. De jaren gaan voorbij. Johanna realiseert zich dat ze ouder wordt als haar moeder op sterven ligt. Moeder en dochter hebben zich met elkaar verzoend. Anna heeft ondertussen nog een dochtertje gekregen. Wanneer ze in de zomer naar Göteborg komt met haar twee kinderen, vertelt ze haar moeder dat ze de scheiding heeft aangevraagd.
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
59
Een week na de dood van Hanna overlijdt Ragnar tijdens een elandenjacht. Johanna heeft het heel moeilijk met de dood van haar grote broer. Ze heeft altijd tegen hem op gekeken. Johanna besluit haar verhaal met de verzoening tussen Anna en Rickard en de vergeetachtigheid die haar steeds verder in zijn greep kreeg. 5. A nna, epiloog Het vijfde en tevens laatste deel van het boek vormt de afsluiting van het verhaal van de drie vrouwen. Anna heeft het levensverhaal van haar voormoeders op schrift gezet en gaat het als boek uitgeven. Het is dan 1987. In het laatste deel schrijft Anna haar moeder een brief waarin ze haar alles vertelt wat ze nooit heeft durven zeggen. Bijvoorbeeld over haar vader en zijn heftige reacties op iedere vorm van kritiek die hij kreeg. Over haar verzet tegen haar ouders toen ze op het lyceum zat en aan de universiteit studeerde. Over haar relatie met Rickard en over haar onderwerping aan hem. Tot slot stelt ze zich de vraag wat de reis door drie vrouwenlevens heeft opgeleverd. Wilde ze de weg naar huis, naar haar oorsprong vinden? In dat geval is haar zoektocht mislukt. Er was namelijk geen huis. Alles was veel complexer en tegenstrijdiger, groter en duisterder dan ze ooit kon bevroeden. (Pagina 324) De zoektocht heeft haar inzicht gegeven in het heden; waarom dingen zo zijn geworden zoals ze zijn. Anna heeft veel over zichzelf geleerd; ze wil breken met de oude patronen die worden doorgegeven. Na het overlijden van haar vader blijft Anna tijdelijk in haar ouderlijk huis wonen. Ze werkt aan haar boek en gaat vaak op bezoek bij haar moeder in het verpleegtehuis. Daarnaast probeert ze de verwaarloosde tuin van haar moeder in ere te herstellen. Wanneer de tuin klaar is, overlijdt haar moeder.
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
4.3.3
60
Samenvatting van Simon
In Simon beschrijft Fredriksson haar eigen jeugd aan de hand van een joods jongetje dat opgroeit aan de Zweedse kust. Ze heeft voor een jongen als hoofdpersoon gekozen om meer afstand te kunnen nemen van het verhaal. Zijn joodse afkomst illustreert het gevoel dat de auteur in haar jeugd als buitenbeentje had. Simon wordt geboren uit een kortstondige relatie tussen een joodse violist uit Duitsland en een Zweedse boerin. Inge, de biologische moeder van Simon, staat het kind direct na de geboorte af aan haar broer Erik en zijn vrouw Karin. Zij houden zijn afkomst krampachtig voor Simon verborgen. Karin en Erik vrezen dat ze hun zoon kwijtraken en zijn bang voor de jodenhaat die in de jaren dertig opkomt. Toch heeft Simon als kind al in de gaten dat hij anders is. Door zijn donkere uiterlijk, afwijkende karakter en interesses krijgt hij identiteitsproblemen. Na de onthulling van de waarheid begint voor Simon een zoektocht naar zichzelf. Zijn ontwikkeling hangt nauw samen met die van zijn joodse vriend Isak. Isak komt oorspronkelijk uit Duitsland, maar is in de jaren dertig naar zijn vader in Göteborg verhuisd. Zijn moeder verblijft in een psychiatrische inrichting in dezelfde stad. Isak is een getraumatiseerde jongen en Karin neemt de zorg voor hem op zich door hem in huis te nemen. Terwijl Isak zijn traumatische jeugd probeert te verwerken, tracht Simon zijn eigen identiteit te achterhalen. Beide jongens slagen hier uiteindelijk in. Ook Karin maakt in de roman een belangrijke ontwikkeling door. Zij leert de tegenslagen in haar leven te accepteren en het leven te nemen zoals het is. Aan het eind van de roman, wanneer ze zich los heeft gemaakt van alles en iedereen, overlijdt ze.
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
4.4
Genetisch-structuralistische analyse
4.4.1
Wijze van levensonderhoud
61
Hanna wordt op een boerderij geboren. Na haar huwelijk is ze molenaarsvrouw. De sociale positie die zij inneemt, wordt vastgesteld aan de hand van het werk dat haar vader en haar echtgenoot hebben. Afkomst vormde op het platteland een belangrijkste maatstaf voor het bepalen van de sociale positie die een individu innam. Dat een werknemer in de stad een andere positie inneemt dan een kleine zelfstandige op het platteland, ondervindt Hanna op het moment dat zij naar Göteborg verhuist en zich aanmeldt bij een broodfabriek in de stad. Als ze wordt aangenomen moet ze van de werkgever een aantal vragen beantwoorden. Deze vragen maken grote indruk op haar: Het verhoor zou ze nooit vergeten. Nog een lange tijd herhaalde ze het elke avond voor zichzelf: naam, getrouwd, geboren? Ze had het gevoel alsof ze recht naar beneden in de reuzenkloof van de Wolvenrots was gevallen. Wie was ze in godsnaam als niemand wist dat ze Hanna Augustdochter van Bråten was, een kleindochter van de rijke Erik van Framgården en zelf molenaarsvrouw aan het Noorse water? (Pagina 151) Dit fragment illustreert de grote verschillen tussen werken op het platteland en in de stad. Hanna ontleent haar identiteit aan haar ouders, grootouders, haar man en aan zijn beroep. In de grote fabrieken is afkomst minder belangrijk. Daar wordt de positie van een werknemer bepaald aan de hand van zijn werkzaamheden en ervaring. Dit betekent een grote omslag in het leven van Hanna. Door de vragen die in de fabriek werden gesteld, wordt ze geconfronteerd met de vraag wie ze eigenlijk is. In de fabriek ontmoet ze meer vrouwen die van het platteland zijn vertrokken naar de stad in de hoop op een beter leven. De onderlinge saamhorigheid en de herkenning maken het werk en het leven in de stad voor Hanna dragelijk. Ze probeert haar oorspronkelijke identiteit te bewaren door met haar collega's de kleine plattelandsgemeenschap in de stad voort te laten bestaan. In tegenstelling tot haar voorouders groeit Johanna op in de stad. Haar leven verschilt hierdoor sterk van dat van haar voorouders. Haar grootouders hebben altijd op de boerderij gewerkt, maar Johanna voorziet in haar levensonderhoud door het werk in een delicatessenzaak in een markthal. Werk en privé-leven zijn voor haar gescheiden, terwijl
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
62
deze op het platteland nog een geheel waren. Haar baas heeft veel vertrouwen in haar en laat haar veel taken zelfstandig uitvoeren. Ze leert veel en raakt goed bevriend met haar collega’s. Voor het eerst voelt ze zich niet langer een buitenstaander, maar heeft ze het gevoel ‘thuis’ te zijn in de stad. Terwijl haar moeder probeert de gewoonten en gebruiken van het platteland in Göteborg voort te laten bestaan, past Johanna zich helemaal aan, aan haar nieuwe omgeving. Door de toenemende welvaart en het heersende vrouwbeeld stopt Johanna na de bruiloft met werken. Uiteindelijk kiest ze, nog voordat het vrouwbeeld gewijzigd is, voor een deeltijdbaan, omdat ze als huisvrouw niet gelukkig is. Door deze aanstelling verbetert haar relatie met Arne. Met een eigen inkomen hoeft ze hem niet om geld te vragen en voelt ze zich niet langer ondergeschikt aan hem. Vanaf die dag ging alles beter. Het was niet alleen het blije gevoel om op zaterdagochtend net als alle anderen over Basarbron naar het werk te lopen; het waren niet alleen de collega' s, het gelach en gepraat; je bek opendoen, zoals Nisse Nilsson dat noemde. Nee, het ging om mijn gevoel van eigenwaarde. Tegen Nisse zei ik dat hij mijn leven had gered. Tegen moeder zei ik dat we het geld nodig hadden. Dat was niet waar. Tegen Anna zei ik dat ik het huis uit moest. Ze begreep me. (Pagina 276) Eindelijk had ik iets door wat ik altijd al had geweten. Dat vrouwen geen respect krijgen als ze niet op eigen benen kunnen staan. (Pagina 277) Voor Anna is het vanzelfsprekend om na de geboorte van haar kinderen als wetenschappelijk auteur te blijven werken. Dit hangt nauw samen met de tijdgeest van die periode. Anna’s generatie krijgt de mogelijkheid te studeren. Haar opleiding maakt het niet alleen mogelijk om werk te vinden dat ze leuk vindt, het maakt haar ook financieel onafhankelijk. De positie van de vrouw is sterk gewijzigd. Johanna benijdt Anna om haar onafhankelijkheid.
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
4.4.2
63
Scholing
Scholing is een van de belangrijkste oorzaken van de verschillen tussen de drie generaties vrouwen. Hanna en Johanna groeien op in een tijdperk waarin de heersende opvatting is dat het voor een meisje uit de arbeidersklasse overbodig is om verder te leren. Hanna bepaalt dat Johanna na de middelbare school als meid bij een rijke familie in dienst moet. Hanna werd zelf als kind naar de boerderij van haar oom gestuurd om daar te gaan werken. Door de invloed van de vrouwenbeweging, de opkomst van de welvaartsstaat en de vernieuwingen in het onderwijs krijgt Anna wel de mogelijkheid te gaan studeren. Hierdoor heeft zij een andere manier van levensonderhoud en maakt zij deel uit van een andere sociale klasse dan haar voorouders. Dit leidt tot conflicten tussen Anna en haar ouders: Het was leeg in huis toen ze naar haar studentenflat in Lund was verhuisd. Maar ik zal niet ontkennen dat het ook een opluchting was. Ik hoefde nu niet meer elke dag te zien hoe de kloof tussen ons groter werd en ik hoefde ook niet meer op het slappe koord tussen haar en Arne heen en weer te lopen. De laatste jaren waren de ruzies tussen hen steeds hatelijker geworden. Maar ik miste de nabijheid en vertrouwelijkheid tussen haar en mij, oh, wat miste ik die. (Pagina 281) 4.4.3
Sociale groep en klasse
De drie hoofdpersonages uit het boek maken ieder deel uit van een andere sociale groep. Dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de verschillen in werk en opleiding tussen de vrouwen. Ook het tijdperk en de plaats waar zij opgroeien is van invloed op hun sociale positie. Hanna wordt geboren als dochter van een boer. Door haar huwelijk wordt ze molenaarsvrouw. Na de verhuizing naar Göteborg wordt ze van kleine zelfstandige plotseling arbeider. Van de ene op de andere dag verandert haar sociale positie en maakt ze deel uit van de arbeidersklasse. De industrialisatie leidde tot grote veranderingen in de sociale indeling van de Zweedse samenleving. Johanna groeit op in de stad en vindt een baan als verkoopster in de markthal. Johanna ontleent haar sociale positie niet zozeer aan haar afkomst, zoals haar moeder, maar aan haar werk. Na verloop van tijd raakt ze nauw betrokken bij de sociaal-democraten. Door
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
64
het groeiend aantal arbeiders, nam de populariteit van deze politieke stroming sterk toe. De beweging streefde naar sociale gelijkheid. Toch blijft in het leven van Johanna de sociale indeling aan de hand van klassen behouden. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de beschrijving van het voormalige vissersplaatsje waar zij en Arne wonen: Ik heb al even aangestipt dat we daar in die oude vissersplaats buren hadden, jonge gezinnen net zoals wijzelf. Het waren aardige mensen die vrienden zouden kunnen worden. (......) Het was tegelijkertijd interessant en griezelig om te zien hoe we de leefpatronen, die het bestaan hadden bepaald in de oude dorpen waar iedereen zijn wortels had, in ere hertelden. We observeerden en waren afgunstig op elkaar; we hielpen elkaar er bovenop en haalden elkaar onderuit. Al gauw hadden we elkaar ingeschaald: onderaan de stakkers die werkloos waren en dronken, bovenaan het voorname volk. (Pagina 258) Kleindochter Anna komt, net als de auteur, door het lyceum vanuit een arbeidersgezin in de burgerij terecht. Zij breekt met de traditie waarin verticale sociale mobiliteit onmogelijk was. Niet alleen haar werk, ook haar vriendschap met iemand van adel maakt duidelijk dat de kloof tussen de verschillende klassen bijna verdwenen is. In de sociale groep waar zij in de jaren zestig toe gaat behoren, de intellectuelen, is afkomst minder belangrijk. Opleiding en kennis zijn de nieuwe criteria waarmee iemand wordt beoordeeld en ingeschaald. Deze ontwikkeling hing nauw samen met de veranderingen in het onderwijs en de ontwikkelingen in de wetenschap. 4.4.4
Wereldbeeld en politieke overtuiging
Het wereldbeeld van Hanna wijkt niet af van dat van haar voorouders. Door de afgelegen streken en de gesloten gemeenschappen veranderde er weinig op het platteland. Denkpatronen en tradities werden van generatie op generatie doorgegeven. Het deterministische wereldbeeld op het platteland werd voor een overgroot deel gevormd door het geloof in een onbarmhartige God. Alle belangrijke gebeurtenissen werden aan hem toegeschreven. Mislukte oogsten, geboorte, ziekte en overlijden lagen in zijn hand. De bijbel gaf verklaringen voor deze gebeurtenissen en verschijnselen. De mens was in dit wereldbeeld een passief en onderschikt wezen dat zich naar Gods wil moest schikken. Als gevolg hiervan accepteerden de bewoners van het platteland hun situatie en de vele tegenslagen waarmee zij te maken kregen. In hoofdstuk drie kwam naar voren dat de
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
65
invloed van de kerk in die tijd groot was, niet alleen op de bevolking, maar ook op de staat. De geestelijke was in veel gevallen de enige geletterde in de streek. Hij genoot daardoor veel aanzien en speelde een belangrijke rol in het leven van de bewoners. Door het negatieve wereldbeeld verwacht Anna onrechtvaardigheid. Ze gaat ervan uit dat iedereen een klein portie geluk krijgt toebedeeld. Wanneer John haar vraagt of ze met hem wil trouwen, gaat ze ervan uit dat ze dit al het geluk is waar ze in haar leven recht op heeft. Hanna heeft geen hooggespannen verwachtingen van het leven. Ze accepteert de onrechtvaardigheid en onderneemt geen pogingen om haar situatie te veranderen. Johanna’s generatie gelooft in een rechtvaardige en maakbare wereld. De plaats van God is in de sociale groep waar zij deel van uitmaakt ingenomen door een politieke overtuiging; het socialisme. Haar generatie heeft, net als de auteurs die tot de Tiotalister behoren, een groot vertrouwen in de technologische vooruitgang. De opkomst van deze politieke overtuiging hing samen met de modernisering en met de veronderstelling dat rechtvaardigheid mogelijk was. De toenemende mogelijkheden van de wetenschap versterkten het optimisme en het geloof in verandering. De groei van het aantal arbeiders en de urbanisatie deden de rest. Johanna neemt in tegenstelling tot Anna zelf het heft in handen door actief lid te worden van een sociaal-democratische vereniging. Ze legt zich niet neer bij de omstandigheden en streeft naar verandering. Het deterministische wereldbeeld van het platteland is verdwenen. Het geloof is op de achtergrond geraakt en de invloed van de kerk is sterk afgenomen. Aan het begin van de twintigste eeuw beginnen arbeiders langzamerhand meer rechten te krijgen. De invoering van de achturige werkdag, het pensioen en de vrije dagen wordt in de roman vermeld en betekent een grote omslag in de maatschappelijke positie van de arbeiders. Ook Hanna profiteert van deze rechten, maar voelt zich er ongemakkelijk bij. Zij kan het geloof in een onbarmhartige God en haar deterministische wereldbeeld niet loslaten. De belangrijke plaats die het geloof voor haar grootmoeder en het socialisme voor haar moeder had, is in Anna’s leven ingenomen door de wetenschap. Kennis vormt naast de nieuwe maatstaf voor een sociale indeling het antwoord op vele vragen. Terwijl Hanna de tegenslagen in haar leven toeschreef aan God, zoekt Anna naar rationele verklaringen. Hierin ligt de oorzaak van haar zoektocht naar het verleden. In de levensloop van haar moeder en grootmoeder zoekt ze naar verklaringen voor het verloop van haar eigen
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
66
leven. Kenmerkend voor het wereldbeeld van Anna’s sociale groep is de vrijheid en ongebondenheid. Welvaart, scholing en emancipatie hebben het aantal keuzemogelijkheden sterk uitgebreid. De verbintenis met een bepaald geloof of een politieke overtuiging duurt niet altijd levenslang. Het individuele belang komt meer op de voorgrond te staan. Anna’s visie wordt gekenmerkt door persoonlijke belangen. Haar hooggespannen verwachtingen van de ideale relatie en de ideale seksualiteit, haar abortus en de scheiding illustreren dit beeld. Voor Anna en haar leeftijdgenoten was de liefde een feit dat niet ter discussie stond. Wee de arme ziel, die er niet door werd getroffen. En daar kwam nog een eis bij: de perfecte seksualiteit. Levenslange verliefdheid en voortdurende orgasmen. (Pagina 167) En natuurlijk werd ik zwanger, grootmoeder. Ik onderging een abortus; dat was zo geregeld in universiteitskringen in die tijd. Ik had er ook geen bedenkingen bij. (Pagina 166) 4.4.5
Religie
In de vorige paragraaf kwam Hanna' s geloof in een onbarmhartige God al naar voren. Uit het volgende fragment blijkt hoe sterk Hanna overtuigd was van zijn bestaan en hoe sterk zij geloofde in het noodlot. Op weg naar huis had hij geprobeerd om erover te praten: ‘Jij gelooft in God, hè?’ ‘Geloven,’ had ze verwonderd, ‘Hij is er immers.’ ‘Hoe bedoel je dan, dat hij er is?’ ‘Het ergste met Hem is dat je nooit weet waar je aan toe bent. Je moet je buigen, wat er ook gebeurt.’ ‘Je bedoelt... dat God wreed is’, had John gezegd, een beetje aarzelend, want hij had het gevoel dat hij godslasterlijke taal sprak. ‘Precies’, zei ze. ‘En blind en onrechtvaardig. Hij geeft niet om ons. Wie dat zegt praat onzin.’ ‘het klinkt alsof je het over het noodlot hebt’, zei hij. Ze fronste haar voorhoofd, dacht even na en zei toen: ‘Ja, hij is eigenlijk net als het noodlot, want je kunt hem niet ontlopen.’ (Pagina 73)
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
67
Het geloof was voor de bewoners van het platteland een natuurlijk gegeven. De kerk en het geloof richtten hun leven in en gaven antwoord op veel vragen. Hoewel de Lutherse Staatskerk veel invloed had, had de kerk in deze afgelegen streken het heidendom niet volledig weg kunnen nemen. Hanna wendt zich na haar verkrachting en de geboorte van haar eerste zoon tot een runenmeester. Johanna moet niets weten van het bijgeloof van haar moeder. Zij groeit op in een tijdperk waarin de wetenschap grote ontwikkelingen doormaakt en in staat is steeds meer verschijnselen te verklaren. Daarnaast heeft zij veel vertrouwen in de politiek en de technologie. Het geloof in een hogere macht is voor haar niet noodzakelijk, omdat er andere verklaringen zijn. De invloed van de Lutherse Staatskerk nam mede als gevolg van de ontkerkelijking in deze periode sterk af. Ook in het leven van Anna speelt het geloof geen belangrijke rol. In de roman wordt niets vermeld over haar geloofsovertuiging. Anna gelooft in rationele kennis en stelt niet God, maar het individu centraal. 4.4.6
Man - vrouwrelatie
De relaties tussen de personages in het boek worden voor een belangrijk deel gevormd door het tijdperk waarin zij leven. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de grote veranderingen die de verhoudingen binnen het huwelijk en de samenstelling van het gezin hebben ondergaan in het tijdsbestek van de roman. Voor Hanna en haar voorouders is het huwelijk voornamelijk een rationele en economische aangelegenheid. Hanna sluit een huwelijk met John Broman om de boerderij van haar oom te kunnen verlaten en niet langer als hoer in de streek bekend te staan. Ondanks de vorm van genegenheid die John en zij voor elkaar voelen, vormen rationele motieven de belangrijkste reden om te gaan trouwen. Hanna en John stellen hierdoor geen hoge eisen aan het huwelijk. Ze accepteren elkaar zoals ze zijn en raken op elkaar gesteld. Alleen de ’bedgemeenschap’ is een moeilijk punt. Hanna schikt zich in haar lot, zoals haar moeder haar adviseerde en ondergaat de toenaderingen van John gelaten. Johanna wordt daarentegen beïnvloed door het romantische werk van Selma Lagerlöf. Die schreef romantische werken over de liefde, waardoor Johanna en haar vriendinnen droomden over een ideale, romantische liefde en de ideale man. Toch geeft de economische depressie in de jaren twintig de uiteindelijke doorslag in de keuze van een
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
68
man. Door de dreigende werkloosheid verkeert Johanna in dezelfde positie als de generaties vrouwen voor haar. Hoewel zij wel verliefd is op Arne, geeft zijn goede baan als voorman bij een grote scheepswerf uiteindelijk de doorslag. Johanna stelt haar romantische verwachtingen door de economische onzekerheid bij. Ook haar verwachtingen ten aanzien van hun seksuele relatie moet ze bijstellen: Daarna deed het zeer weet ik nog, en toen was het voorbij. Het was op de een of andere manier een teleurstelling. Niet overweldigend. (Pagina 232) Geslachtsgemeenschap was onvermijdelijk, iets dat erbij hoorde, waar een man recht op had. Ik vond het niet of bijna nooit afstotelijk. Maar ook niet aangenaam. (Pagina 274) Als Arne haar tijdens een ruzie slaat, vertrekt Johanna naar haar moeder. Die neemt het niet zo hoog op; ook dit is iets waar een vrouw zich in moet schikken. Door de verwachtingen die Johanna’s generatie heeft, wordt het huwelijk meer gecompliceerd dan het voor haar voorouders was en loopt een relatie sneller op een teleurstelling uit. Johanna is niet gelukkig. Ze houdt van Arne, maar voelt zich minderwaardig. Haar onvrede verdwijnt pas wanneer ze een baan krijgt aangeboden. Haar gevoel van minderwaardigheid neemt af en zij en Arne krijgen een meer gelijkwaardige positie. Hun seksuele relatie blijft echter een onbesproken onderwerp. De volgende generatie, de generatie van kleindochter Anna, stelt hoge eisen aan een relatie, want naast de ideale liefde komt in de jaren zeventig ook de perfecte seksualiteit op. De vrouwenemancipatie speelt een belangrijke rol in deze ontwikkeling. Anna’s generatie verwacht naast een gelijkwaardige relatie een voortdurende verliefdheid en een bevredigend seksleven. Anna symboliseert het vrijgevochten Zweden van de jaren zeventig. Een belangrijke passage in het boek waarin dit tot uiting komt, is het fragment waarin Anna vertelt over haar twee kinderen: Ze leefden zoals mannen door de eeuwen heen hadden gedaan; ze werden af en toe verliefd, en hadden soms korte relaties. Maar allebei hadden ze een kind, vrije kinderen, die het spel in de duivelse driehoek van vader, moeder, kind niet hoefden te spelen. (Pagina 179)
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
69
Als Anna’s relatie met Rickard niet aan haar verwachtingen voldoet, vraagt ze een scheiding aan. Hieruit blijkt dat er van de invloed van de Lutherse kerk op de Zweedse samenleving, die het huwelijk als een levenslange verbintenis zag, niet veel over is gebleven. Daarnaast maakt Anna' s financiële onafhankelijkheid de drempel om een scheiding aan te vragen lager. De scheiding is uiteindelijk niet wat ze ervan verwacht had. Dat blijkt uit de leegheid en de eenzaamheid die ze voelt nadat Rickard is vertrokken. Na de scheiding is het de bedoeling dat Rickard in een appartement in hetzelfde flatgebouw als Anna en de kinderen komt te wonen. Door zijn werk in het buitenland en de verzoening loopt dit uiteindelijk anders. Het gezin wordt weer herenigd. Voor Hanna en Johanna bood het huwelijk (economische) zekerheid. Voor de generatie van Anna is het vaste patroon van huwelijk, kinderen en gezin achterhaald. De centrale plaats van de familie binnen de samenleving is ingenomen door het individu. Door deze ontwikkeling verandert de structuur van het gezin. In de jaren zeventig is het krijgen van kinderen niet het lot, zoals voor de generatie van Hanna en Johanna het geval was, maar een keuze. In de literatuur, film en toneelkunst uit het noorden zijn het gezin en het huwelijk terugkerende onderwerpen. August Strindberg schreef werken met veelzeggende titels als De vader (1887) en Huwelijksverhalen (1884). De novellen uit deze laatste bundel gaan, zoals de titel doet vermoeden, over het huwelijk en de liefde. Strindbergs ambivalente houding tegenover de vrouwenemancipatie, eerst voorvechter, later vurig tegenstander, komt in deze verhalen duidelijk naar voren. Regisseur Ingmar Bergman bracht met films als Scènes uit een huwelijk (1973) en Fanny en A lexander (1982) verbroken huwelijken en gezinnen in beeld. De onderwerpen van Bergmans film zijn niet toevallig gekozen; in Zweden lopen heel veel huwelijken op een scheiding uit. Het overgrote deel van deze scheidingen wordt door de vrouw aangevraagd. Fredriksson lijkt zich aan te sluiten bij de noordse traditie waarin het gezin centraal staat. Zij zoekt in haar roman een verklaring voor het hoge percentage scheidingen in Zweden. Deze verklaring ligt volgens haar in de onvrede die bij veel vrouwen voortkomt uit het traditionele rollenpatroon. Ondanks de grote sociale veranderingen blijven Zweedse vrouwen in het algemeen de traditionele zorgtaken op zich nemen:
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
70
‘Zweden is een van de koplopers wat betreft gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Tussen de 90 en 95 procent van de vrouwen werkt buitenshuis. Maar Zweden heeft ook het hoogste scheidingspercentage ter wereld. In 70 procent van de gevallen zijn het de vrouwen die de scheiding aanvragen. Ze ontdekken dat gelijkheid tussen mannen en vrouwen hen niet heeft gebracht wat ze ervan hadden verwacht. Ze werken net als hun mannen acht uur per dag, maar de lasten van het huishouden en de zorg voor de kinderen komen nog altijd grotendeels op hun schouders terecht. Dat verandert natuurlijk niet met een scheiding, maar in elk geval zijn ze dan vrij om hun eigen leven te leiden.’ 61 Het klassieke rolpatroon van de vrouw wordt volgens Fredriksson nog steeds van moeder op dochter overgedragen. In de roman wordt deze overerving gesymboliseerd door de verzameling sieraden die van moeder op dochter overgaat. ‘Er zit een hele zware gouden ring bij. Die ring staat voor een zware boei. Dan is er een armband met robijnen. Robijnrood is de kleur van de liefde. Diamant is de steen van de kennis, maar een diamant is ook scherp. Deze verzameling sieraden is voor alle vrouwen de symbolische erfenis van hun moeders.’62 Kenmerken van het traditionele rolpatroon als zorgzaamheid en nederigheid worden op deze wijze van generatie op generatie overgeleverd. Ook Johanna en Anna worden belast met de traditie. Johanna leert bijvoorbeeld van haar moeder dat ze zich erbij neer moet leggen dat Arne haar slaat. Johanna maakt vervolgens haar dochter duidelijk dat ze er niet aan kan ontkomen dat Rickard er andere vrouwen op nahoudt: Anna had al na een maand haar twijfels: ‘Moeder. Iedereen zegt dat hij een rokkenjager is.’ Het bleef lang stil aan de telefoon, voordat Johanna zei: ‘Wat vervelend, Anna. Maar ik denk dat je er niet onderuit komt.’ (Pagina 170) Ondanks de financiële zelfstandigheid en seksuele vrijheid, benadrukt Fredriksson in haar boek dat sommige dingen voor vrouwen onveranderd zijn gebleven. Het voortbestaan van het traditionele rolpatroon leidt volgens Fredriksson tot veel onvrede onder huidige 61
Uit: Boekblad, (1998, 13 maart).
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
71
generaties vrouwen en ligt ten grondslag aan het hoge aantal scheidingen in Zweden. De verwachtingen die de huidige generaties vrouwen ten aanzien van hun relatie en carrière hebben, lopen door het voortbestaan van het rolpatroon vaak uit op een teleurstelling. De emancipatie, seksuele revolutie en economische onafhankelijkheid hebben niet gebracht wat ze ervan hadden verwacht. Naast de man-vrouwrelatie gaat Fredrikkson ook in op de verhouding tussen mannen en hun moeders. De mannen die in het boek voorkomen, hebben met elkaar gemeen dat ze een koude, afstandelijke moeder hebben. Dit werkt door in de relaties met hun echtgenotes. Want, zo geeft Fredriksson als psychologische verklaring, als een man zijn moeder niet kan overwinnen, wreekt hij zich op zijn vrouw. Dit geldt onder andere voor Arne en Rickard, de vader en de echtgenoot van Anna. Zij is degene die tijdens het samenstellen van het boek het patroon van kille moeders en hun zonen ontdekt: Opeens frappeerde het haar dat er nog een gelijkenis was tussen haar eigen man en de verkrachter uit Dalsland. Allebei hadden ze gekrenkte moeders gehad, van het type dat hun kinderen dwingt hun eigen verbittering te delen. (Pagina 164) Volgens de auteur heeft dit te maken met het ambivalente beeld van mannen dat veel vrouwen in hun opvoeding meekregen. Dit tegenstrijdige beeld komt terug in de opvoeding van hun zonen. In A ls vrouwen wijs waren (1993) gaat Fredriksson in op de relatie tussen mannen en vrouwen en de invloed van de traditionele rolpatronen hierop. Volgens de auteur zijn veel generaties vrouwen opgegroeid met een tegenstrijdig beeld van mannen. Dit beeld werd van moeder op dochter doorgegeven. Aan de ene kant waren vrouwen afhankelijk van hun echtgenoten, aan de andere kant hadden ze weinig respect voor hen. De oorzaak van deze ambivalentie ligt hoogst waarschijnlijk in de seksuele moraal waarmee veel vrouwen zijn opgegroeid. Seksualiteit was tot in de tweede helft van de twintigste eeuw iets waar een vrouw zich in moest schikken en deze opvatting maakte mannen niet echt bewonderenswaardig. In A nna, Hanna en Johanna geeft Johanna aan haar dochter door wat haar moeder haar vertelde:
62
Uit: V rouw en Kultuur, (1998, 18 februari).
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
72
En toen heb ik gezegd wat mijn moeder, en grootmoeder, en overgrootmoeder door de eeuwen heen hebben gezegd: dat het iets is waar je je als vrouw in hebt te schikken. ‘Maar het doet geen pijn, Anna. Een heleboel vrouwen vinden het zalig.’ ‘Jij ook?’ ‘Ik heb er niets op tegen.’ (Pagina 275) Op deze wijze werd de tweeslachtige houding van vrouwen ten opzichte van mannen van generatie op generatie overgeleverd. Volgens de auteur kwam dit ambivalente beeld tot uiting in de relatie die een vrouw met haar zoon had. Als gevolg van de seksuele revolutie lijkt Anna te breken met dit patroon. 4.4.7
Structuren
In hoofdstuk twee is uitgelegd wat Goldmann onder structuren verstaat: ’de regelmatigheden die ervoor zorgen dat een verandering in een deel van het geheel veranderingen in andere delen van het geheel teweegbrengen, waardoor de betreffende verandering een brede betekenis krijgt.’63 Hierdoor is het mogelijk om de inhoud van een roman te analyseren aan de hand van ontwikkelingen in de samenleving. Deze macrosociologische veranderingen komen immers in de roman terug. Fredriksson schetst in haar roman een realistisch kader door in het fictieve verhaal geschiedkundige feiten op te nemen, zoals de crisis in de Zweeds-Noorse Unie in 1905 en de moord op Olof Palme in 1986. Dit kader is echter zeer globaal en onvolledig. De maatschappelijke ontwikkelingen komen op andere wijzen meer gedetailleerd tot uiting. De verschillen tussen de vrouwelijke personages in A nna, Hanna en Johanna, worden voornamelijk veroorzaakt door veranderingen in de sociale omstandigheden waarin zij opgroeien. De sociale groepen waarvan de personages deel uitmaken en de wereldbeelden die daarbij horen, komen in grote mate overeen met de historische werkelijkheid. Uit de analyse blijkt dat de modernisering van Zweden duidelijk naar voren komt in de rol van het geloof, scholing, de wijze van levensonderhoud en de politieke overtuiging van de personages. Ook hun relaties worden sterk beïnvloed door de sociale omstandigheden van hun tijd.
63
Uit: Lucien Goldmann, Pagina 47.
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
73
Tot slot vertellen de onderwerpen en thema’s die Fredriksson verwerkt in deze roman veel over de huidige Zweedse samenleving en de literaire traditie van het land. Zo geeft de auteur in A nna, Hanna en Johanna een verklaring voor het hoge percentage scheidingen in Zweden en blijkt uit het overkoepelende thema van de roman, de zoektocht naar jezelf, hoezeer het individu in de huidige maatschappij centraal staat. Uit de beschrijving van de Zweedse literatuurgeschiedenis in het vorige hoofdstuk blijkt dat het gezin, de sociale positie van de vrouw en de vaderlandse geschiedenis terugkerende thema’s zijn in de Zweedse vrouwenliteratuur. Fredriksson sluit hier met A nna, Hanna en Johanna op aan. Dit geldt overigens ook voor de uitgebreide natuurbeschrijvingen in haar werk. Door deze overeenkomsten zullen recensenten haar werk naar alle waarschijnlijkheid vergelijken met Zweedse auteurs als Kerstin Ekman en Sara Lidman. Om hierover zekerheid te krijgen, wordt in het volgende hoofdstuk ingegaan op de receptie van Fredriksson in Zweden. Hoewel Goldmann zijn analyse alleen richt op de sociale groep waarvan een auteur deel uitmaakt, komt in de analyse van A nna, Hanna en Johanna ook de individuele inbreng van Fredriksson naar voren. Uit haar biografie blijkt dat onder andere de nadruk op de economische onafhankelijkheid van vrouwen en de invloed van een dreigende oorlog uit haar eigen leven afkomstig zijn. Hoewel deze elementen ten dele maatschappelijk bepaald zijn, geeft de persoonlijke ervaring van de auteur de doorslag in de prominente aanwezigheid ervan in de roman. 4.4.8
Persoonlijke interpretatie
In hoofdstuk een kwam al naar voren dat mijn interesse voor het werk van Marianne Fredriksson voornamelijk voortkomt uit de historische elementen in haar werk. De mystieke elementen en psychologische analyses die in haar andere romans de overhand nemen, maken haar overige werk voor mij veel minder aantrekkelijk. De vrouwelijke personages in A nna, Hanna en Johanna vormen ieder een ijkpunt in de geschiedenis van Zweden. De levensloop van de drie vrouwen wordt in grote mate bepaald door de sociale omstandigheden van hun tijd. Hierdoor zijn de sociale veranderingen in de Zweedse samenleving tussen ongeveer 1850 en 1990 duidelijk waar te nemen. Aan de hand van de drie generaties vrouwen geeft Fredriksson niet alleen een historische schets, maar geeft ze ook een mogelijke verklaring voor het hoge percentage scheidingen in Zweden. Hoewel ik haar verklaring hiervoor
Analyse van A nna, Hanna en Johanna
74
aanvaardbaar vind, heb ik mijn twijfels bij haar uitleg over de problematische relatie tussen moeders en zonen in de roman. In het boek zijn de moeders van de mannelijke personages sterke persoonlijkheden. Het overgrote deel van deze vrouwen, zoals de moeder van John, Arne en de beide Rickards, is zeer kil en afstandelijk. De vaders die in het boek voorkomen, blijven op de achtergrond. Zij spelen een secundaire en passieve rol. Zoals de vader van Arne: Het duurde even voordat ik zijn vader in de gaten kreeg, een grote man die helemaal geen plaats innam. Hij zat in de hoek achter de deur naar de keuken de krant te lezen. Hij had iets schuws over zich en hij keek me niet aan toen we elkaar begroetten. Maar hij gaf me wel een hand. Ik begreep meteen dat hij bang was. (Pagina 237) De zoons in de roman zijn net zo bang en passief als hun vaders. Zij gaan niet in tegen hun dominante moeders en blijven een ondergeschikte positie ten opzichte van haar innemen. Alleen tegenover hun echtgenotes durven zij weerstand te bieden. De mannen in het boek komen hierdoor onrealistisch over en hebben veel weg van een karikatuur. Volgens Fredriksson komt dit door het ambivalente beeld van mannen dat veel vrouwen van hun moeder meekrijgen. De rol van de vader hierin blijft onbelicht, terwijl de rol van de moeder expliciet benoemd wordt. Hoewel mijn analyse zich alleen richt op de vrouwelijke personages in de roman, ben ik van mening dat het karikaturale beeld van mannen dat Fredriksson in haar roman schetst, de realiteitswaarde van de roman vermindert.
De receptie van Fredriksson in Zweden
V.
De receptie van Fredriksson in Zweden
5.1
Dagbladen
5.1.1
Beoordeling in dagbladen
75
In de beschrijving van de Zweedse literatuurgeschiedenis in hoofdstuk drie kwam naar voren dat het gezin, de sociale positie van de vrouw en de vaderlandse geschiedenis terugkerende thema’s zijn in de Zweedse literatuur. Dat geldt ook voor de uitgebreide natuurbeschrijvingen. Fredriksson sluit hier met A nna, Hanna en Johanna op aan. Door deze overeenkomsten zullen recensenten haar werk naar alle waarschijnlijkheid vergelijken met Zweedse auteurs als Kerstin Ekman en Sara Lidman. Bovengenoemde elementen zijn namelijk ook in hun werk terug te vinden. Daarnaast veronderstelt Goldmanns methode dat de vorm van een roman overeenkomsten vertoont met de werkelijkheid. Recensenten zullen in dat geval de stijl en structuur van de roman kunnen plaatsen in een homogeen sociaal en cultureel kader. Een analyse van het ontvangst van Fredriksson in de Zweedse kranten kan hier meer duidelijkheid over geven. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de beoordeling van het werk van Fredriksson in Zweedse dagbladen en literatuurhistorisch werk. Hierbij is gebruikgemaakt van een studie naar de receptie van de auteur in dertig verschillende Zweedse dagbladen en vier literatuurhistorische werken.64 In deze paragraaf worden de recensies in de dagbladen besproken. Paragraaf 5.2 bevat de receptie van Fredriksson in een aantal literatuurhistorische werken. In het onderzoek naar de receptie van Fredriksson in Zweden zijn in totaal 88 recensies in 30 verschillende dagbladen geanalyseerd. De recensies zijn door 58 verschillende recensenten geschreven. Dit houdt in dat een aantal recensenten verschillende werken van Fredriksson heeft beoordeeld. De kritieken die in de studie opgenomen zijn, hebben betrekking op de elf romans van Fredriksson die tussen 1980 en 2000 in Zweden zijn verschenen.
64
Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination?
De receptie van Fredriksson in Zweden
76
Uit een analyse van de recensies komt een aantal opvallende patronen naar voren. Zo bevat het grootste deel van de recensies een overwegend negatief oordeel. Ongeveer de helft van de 88 recensies zijn hoofdzakelijk negatief, de andere helft bevat naast negatieve opmerkingen ook positieve kritiek. In de beoordeling van Het zesde zintuig (1992), Maria Magdalena (1997) en Inge en Mira (1999) overheerst de negatieve kritiek. De beoordeling van A nna, Hanna en Johanna (1994) wordt gekenmerkt door een gelijke verdeling tussen positief en negatief. De boeken die overwegend positief besproken worden, zijn Eva’s bok (1980), Simon (1985) en De N achtwandelaar (1988), maar de recensenten die uitsluitend positief zijn, behoren ook hier tot de minderheid.65 De eerste roman van Fredriksson, ‘Eva’s bok’ (1980), werd door de pers overwegend positief ontvangen. Haar interpretatie van de bijbelse geschiedenis werd door veel recensenten als ‘vernieuwend’ omschreven: ‘Het is een avontuurlijke sprong die Marianne Fredriksson heeft gemaakt. Maar ze beschikt over veel moed, lyrische lef en intelligentie.’ 66 Het vervolg op haar bijbelse trilogie werd gevormd door Maria Magdalena (1997). Ook dit verhaal is gebaseerd op de bijbel. Ondanks de overeenkomsten tussen beide romans werd dit werk niet zo positief ontvangen als Eva’s bok. Het verrassende effect van het thema was verdwenen en de recensenten vonden dat de auteur zichzelf herhaalde. De roman Inge en Mira (1999) breekt met het bijbelse thema. Fredriksson beschrijft in dit boek de vriendschap tussen een Zweedse vrouw en een immigrante uit Chili: een vrij onbekend onderwerp in de huidige Zweedse literatuur. Ondanks de waardering die de recensenten hebben voor dit thema, voldoet de roman niet aan hun verwachtingen. ‘Het concept is zeer interessant,’ constateert een recensent van Upsala N ya Tidning, ‘maar de roman is een inferieur product.'67 In het algemeen zien de recensenten Fredriksson als een interessante en vindingrijke auteur die vernieuwende thema’s in haar werk gebruikt. Bijbelse motieven en immigranten in Zweden zijn niet alledaagse onderwerpen in de Zweedse literatuur. Op dit punt weet zij zich duidelijk van andere auteurs te onderscheiden. De critici weten ook 65Uit:
Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 18. Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 19. 67 Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 19.
66
De receptie van Fredriksson in Zweden
77
haar goede vertelkunst en de nauwkeurige uitwerking van historische feiten in haar werk te waarderen: ‘Ze is een verteller, ze kan dichten en het verhaal tot leven brengen.’ 68 De critici zijn wel van mening dat de auteur er niet in slaagt de thema’s op een juiste manier uit te werken. De kritiek op de uitwerking heeft vaak te maken met de nadruk die Fredriksson legt op het gevoel en het onderbewuste van de personages. Sommige recensenten kunnen deze keuze waarderen. Veel anderen niet. In zijn recensie over Simon zegt een recensent bijvoorbeeld: ‘De vragen en antwoorden in het boek komen vanuit haarzelf, vanuit haar intuïtie en ingevingen. [....] Als men wil, en dat wil ik eigenlijk niet, zou men haar als een filosoof kunnen beschouwen.'69 De recensent van ‘Göteborgs Posten’ is wel positief gestemd over de emoties in het boek: ‘Het is een boek met vele facetten; de beschrijving van het alledaagse leven in Göteborg in de jaren veertig gaat over van gedachten over het bestaan in gevoelige en duizelingwekkende fantasieën.’ 70 Vooral in de beoordeling van De N achtwandelaar (1988) en Het zesde zintuig (1992) bekritiseren veel recensenten de centrale plaats van het onderbewuste. De geloofwaardigheid en de diepgang van de romans worden volgens hen onder de overvloed aan gevoelens bedolven en de uitvoerige beschrijving van emoties staat een meer realistische uitdieping van de karakters in de weg. De personages en de ontwikkelingen in het verhaal zijn hierdoor volgens critici ongeloofwaardig. Het belang dat Fredriksson in haar werk toekent aan de gevoelens en emoties van de personages, wordt door de Zweedse critici niet gedeeld. Ook de Nederlandse recensenten zijn zeer sceptisch over deze elementen in haar werk. In Trouw zegt een recensent over Simon (1985): 68
Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 20. Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 22. 70 Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 23
69
De receptie van Fredriksson in Zweden
78
‘De roman kan nog het best beschreven worden als een aaneenschakeling van puberale fantasieën: Simon zit vol pseudo-waarheden over het 'onzegbare', over verlangens die 'een vast punt in de werkelijkheid' zoeken, over Sumerische priester-koningen die afwisselend in de gedaante van een boskabouter, een vrachtwagenchauffeur en een psychiater optreden, over meisjes met eieren in hun nestjes, en over mensen die met eiken communiceren.’ 71 5.1.2
Intertekstualiteit
Naast een inhoudelijke weergave van het boek en een persoonlijke beoordeling ervan, plaatsen veel recensenten het werk van een auteur in een culturele context.72 In de beoordeling van Fredriksson wordt de auteur met andere auteurs, andere cultuuruitingen en triviaalliteratuur vergeleken.73 In de beoordeling van de roman Gåtan (1989), een roman waarvan het verhaal begint als een detective, wordt in de kritieken van Helsingsborgs Dagblad en Dagens N yheter verwezen naar Maria Lang en Sjövall-Wahlöö. Maria Lang (1914-1991) schreef een groot aantal misdaadromans die vergelijkbaar zijn met het werk van Agatha Cristie. Lang koos echter voor onderwerpen die te maken hadden met familiegeheimen, ruzies, incest en andere seksuele trauma’s. Het populaire schrijversduo Maj Sjöwall en Per Wahlöö bracht tussen 1965 en 1975 tien detectives uit, waarin de moderne Zweedse samenleving werd beschreven. De boeken waren ook buiten Zweden zeer populair en zijn in een groot aantal landen uitgebracht. Daarnaast wordt de auteur Pär Lagerkvist in een aantal recensies genoemd. Deze modernist (1891-1974) schreef gedichten, toneelstukken, romans, verhalen en essays waarin vaak de zoektocht naar het geloof centraal stond. In 1951 ontving hij de Nobel Prijs voor de literatuur. Door het thema in zijn werk, is het niet opvallend dat zijn naam naar voren komt in de recensies van Eva’s bok (1980) en De N achtwandelaar (1988). Een recensent van Svenska Dagbladet schrijft:
71
Uit een recensie van M. Soeting voor ‘Trouw’ Intertekstualiteit is een term die in de literatuurstudie wordt gebruikt om aan te duiden dat een literaire tekst gesitueerd is tussen andere teksten en er vaak op teruggaat. Uit: Lexicon van literaire termen, Pagina 221 73 Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 26. 72
De receptie van Fredriksson in Zweden
79
‘Het in twijfel trekken van bijbelse thema’s vereist een grote kracht. Deze kracht, die Fredriksson heeft, is ook terug te vinden bij Lagerkvist.’ 74 De naam van Selma Lagerlöf komt naar voren in een recensie van Het zesde zintuig (1992). De auteur van de recensie noemt het boek: ‘Een imitatie van Lagerlöf.’ 75 Een recensent van Expressen vergelijkt Fredriksson met twee recente auteurs: Kerstin Ekman (1933) en Anita Goldman (1953). Beide auteurs kwamen in hoofdstuk twee al naar voren. Zij verwerken dezelfde thema' s als Fredriksson in hun romans. De vergelijking met Kerstman valt echter in de recensie in het nadeel van Fredriksson uit: ‘Lange tijd dacht ik dat ze een minder verfijnde variant van Kerstin Ekman was, maar ik moet constateren dat ze niet eens in de buurt van Ekmans stijl komt.’ 76 Tot slot wordt Fredriksson in een recensie van Helsingborgs Dagblad met Jan Guillou (1944) vergeleken. Deze Zweedse journalist annex auteur heeft met een aantal spionageromans internationale bekendheid verworven. Uit een onderzoek van de Zweedse Cultuurraad onder tweeduizend personen bleek dat Jan Guillou in 1997 de meest favoriete auteur van Zweden was. Marianne Fredriksson kwam in dit onderzoek op de tweede plaats.77 De vergelijking die tussen de auteurs getrokken wordt, is voor beide schrijvers niet zo positief: ‘De populaire auteurs hebben dezelfde zuigkracht, dezelfde taalkundige armoede en dezelfde herhalingen.’ 78 Uit de vergelijkingen die tussen Fredriksson en andere auteurs getrokken worden, komt eerstgenoemde er in de vergelijking met Lagerlöf en Ekman slecht vanaf. Opmerkingen als ‘imitatie’ en ‘minder verfijnd’ geven aan dat de recensenten het werk van Fredriksson 74
Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 27. Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 27. 76 Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 27. 77 Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 5. 78 Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 28.
75
De receptie van Fredriksson in Zweden
80
minder waarderen dan de boeken van deze voorgangers. De vergelijking met Guillou pakt voor beide auteurs negatief uit, terwijl de vergelijking tussen Fredriksson, Lang en Sjövall-Wahlöö neutraal van toon is. Alleen de recensent van Svenska Dagbladet is positief in zijn vergelijking van Fredriksson met Lagerkvist. Zowel haar schrijfstijl als de thema's in haar boeken worden vergeleken met andere auteurs. De thema's in het werk van Fredriksson die in de recensies worden vergeleken met overeenkomstige thema's in het werk van andere auteurs, zijn (bijbelse) mythologie, de Zweedse samenleving, vrouwen, oorlog en geschiedenis.79 In de uitwerking van de thema's worden de romans van Fredriksson slechter beoordeeld dan het vergelijkingsmateriaal. De nadrukkelijke aanwezigheid van emoties kunnen de meeste recensenten niet waarderen. Niet alleen het werk van andere auteurs vormt vergelijkingsmateriaal voor de boeken van Fredriksson. Ook andere cultuuruitingen worden in recensies aangehaald om het werk van de auteur te beoordelen. Zo wordt Maria Magdalena (1997) als een ‘romantisch meisjesboek’ beschreven en heeft een andere recensent na het lezen van A nna, Hanna en Johanna (1994) het gevoel dat hij een glossy maandblad in handen heeft: ‘De romans van Fredriksson vertonen overeenkomsten met het tijdschrift ‘Månadsjournalen: cultuur en consumptie met een grote C, luxueus, glanzend en boeiend, maar soms ook afstotend ‘ 80 Het zesde zintuig (1992) en Maria Magdalena (1997) worden zelfs met een dagelijkse soap vergeleken: ‘Na het lezen van Maria Magdalena heb ik dezelfde flauwe nasmaak als na het kijken van een soap.’ 81 Tot slot worden oude sagen als vergelijkingsmateriaal gebruikt. Over Simon zegt een recensent dat de auteur ‘dankbaar gebruik heeft gemaakt van de makkelijke en snel prikkelende ingrediënten van een sage.’ 82
79
Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 28. Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 28. 81 Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 28. 82 Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 29.
80
De receptie van Fredriksson in Zweden
81
Uit deze vergelijkingen blijkt dat veel critici het lezen van Fredrikssons boeken zien als de consumptie van een oppervlakkig massaproduct. De vergelijkingen met soaps, meisjesboeken en tijdschriften maken dit duidelijk. Ook het plaatsen van Fredriksson in de categorie triviaalliteratuur laat zien dat veel critici haar werk niet hoog inschatten.83 In de recensies van Het zesde zintuig (1992) wordt de vergelijking tussen de romans van Fredriksson en triviaalliteratuur voor het eerst getrokken. Een recensent van Dagens N yheter schrijft: Het zesde zintuig behoort echt niet tot de traditionele literatuur. Het boek is niet rationeel, te zwaar beladen en emotioneel oververhit. Maar daarin schuilt juist de kracht van het boek.[...] Ik ben al heel lang van mening dat het overdreven is om het werk van Marianne Fredriksson tot de hoge cultuur te rekenen. Haar werk is vanaf de eerste tot de laatste letter kitscherig, maar dat is nog geen reden om haar op te jagen. Haar proza is goed geschreven en meeslepend. Wat maakt het uit dat het fungeert als verstrooiing? De irritatie die haar boeken oproept in de ontwikkelde salons moet een andere oorzaak hebben.‘ 84 Hoewel deze criticus niet zeer negatief tegenover populaire literatuur lijkt te staan, zijn de meeste collega’s niet te spreken over dit genre. 5.1.3
Mogelijke verklaringen voor de beoordeling
Net als in Nederland wordt het werk van Fredriksson in Zweden veel gekocht en gelezen. De literaire prijzen die ze ontvangen heeft, bewijzen dat veel landgenoten haar werk waarderen. Toch zijn de recensies in dagbladen overwegend negatief: haar werk is overgevoelig, niet vernieuwend, haar karakters zijn oppervlakkig en haar schrijfstijl armoedig. Een mogelijke verklaring voor deze beoordeling in het feit dat Fredriksson tegenwoordig een populaire auteur is die een grote groep lezers heeft. De recensenten, die deel uitmaken van een klein en elitair literatuurmilieu, kijken wellicht een beetje neer op de
83 Triviaalliteratuur is een verzamelbegrip voor populaire teksten afgestemd op massaconsumptie die op de eerste plaats ontspanning willen brengen. Uit: Lexicon voor literaire termen, Pagina 450. 84 Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 30.
De receptie van Fredriksson in Zweden
82
romans die een groot publiek aanspreken. In een aantal recensies lijken de critici zich te excuseren voor het lezen van Fredriksson: ‘Zelfs cultuurrecensenten kunnen zich, als ze zich ervoor openstellen, mee laten slepen in triviaalliteratuur.’ 85 De recensenten zijn misschien bang hun geloofwaardigheid te verliezen wanneer ze een roman van een populaire auteur positief beoordelen. Een andere verklaring ligt in de terugkerende thema’s die Fredriksson in haar boeken verwerkt. Door de herhaling van thema' s is haar werk weinig vernieuwend. Daarnaast ligt in veel geanalyseerde recensies, ongeacht of de beoordeling positief of negatief uitvalt, de nadruk op de emoties in de roman. Opvallend is dat het emotionele aspect ook terug komt in verwijzingen naar de auteur zelf: ‘Ik kan het niet laten om Marianne Fredriksson te zien als een zorgzame moeder die zich op de rand van mijn bed om mij bekommert. Maar als ik me een tijdje veilig gewaand heb, realiseer ik me dat er iets niet klopt. Ze is zo stevig op de dekens gaan zitten dat het onmogelijk is om haar aan de kant te schuiven en overeind te komen.’ 86 Het zesde zintuig komt op mij over als een overbezorgde moeder die haar lezers aan haar boezem drukt en zegt dat alles goed komt, maar zich vergist door hen te laten stikken in haar literaire vetkwabben.’87 Hoewel recensenten het clichématig gebruik van emoties in haar romans afwijzen, verbinden zij bepaalde stereotype eigenschappen van de vrouw, zoals zorgzaamheid en intuïtie, in hun recensies aan de auteur. Hieruit blijkt dat ook literaire critici worden beïnvloed door maatschappelijke genderopvattingen. Een andere mogelijke verklaring voor de negatieve beoordeling van emoties in het werk van Fredriksson ligt wellicht in de persoonlijke invloed van de auteur die hierin naar voren komt. Uit de recensies komt naar voren dat Fredriksson zich met de beschrijving van het onderbewuste en emoties duidelijk van andere Zweedse auteurs onderscheidt. 85
Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 25. Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 22. 87 Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 22.
86
De receptie van Fredriksson in Zweden
83
Dit zou op een individuele invloed van de auteur kunnen wijzen die door de critici niet gewaardeerd wordt. Tot slot wordt de kritiek op het niveau van het werk waarschijnlijk mede veroorzaakt door het feit dat de boeken van Fredriksson eenvoudig te lezen zijn: ’Het lijkt alsof haar boeken een ingebouwde leesmotor hebben die onverdroten voortdrijft, bladzij na bladzij.’ 88
5.2
Literatuurhistorische werken
5.2.1
Beoordeling in literatuurhistorische werken
In de literatuurgeschiedschrijving wordt vaak niet alleen autobiografische informatie over de auteur gegeven, maar worden in veel gevallen ook gegevens over het genre van de auteur verstrekt. In de Zweedse studie naar de beoordeling van Fredriksson zijn vier verschillende historische werken geanalyseerd. Een van deze vier werken gaat over vrouwelijke auteurs in Scandinavië. De overige drie bevatten ook informatie over mannelijke auteurs. De historische werken die in onderzoek centraal staan, zijn De literatuurgeschiedenis van Zweden (1995), De Zweedse literatuurgeschiedenis (1996), De Zweedse literatuur (1987,1996,1999) en V rouwenliteratuurgeschiedenis uit het noorden (1997).89 In de eerste twee werken wordt het oeuvre van Fredriksson in een paar regels behandeld. De laatste twee werken gaan dieper in op haar werk. In alle vier de geanalyseerde werken worden de romans van Fredriksson gepresenteerd als internationale bestsellers. De andere overeenkomsten hebben betrekking op de mystieke elementen, de bijbelse historie, het gevoel in haar werk en haar sociale betrokkenheid. De nadruk ligt in alle vier de werken op de eerste romans van Fredriksson. Alleen in De Zweedse literatuur (1999) en V rouwenliteratuurgeschiedenis uit het N oorden (1997) wordt ook ingegaan op het latere werk van Fredriksson.
88
Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 24. De oorspronkelijke titels luiden 'Litteraturens historia i Sverige,' (1995) 'Den svenska litteraturhistorien,' (1996) 'Den svenska litteraturen' (1999) en 'N ordisk kvinnolitteraturhistoria' (1997)
89
De receptie van Fredriksson in Zweden
84
In De literatuurgeschiedenis van Zweden (1995) is een kort fragment aan Fredriksson gewijd onder het kopje N ieuwe vertelkunst. In deze paragraaf wordt zij tussen auteurs als Mare Kandre (1962) en Ernst Brunner (1950). Kandre baseert haar verhalen op oude mythen en sagen en Ernst Brunner heeft een zeer gevarieerd oeuvre dat onder andere bestaat uit dichtbundels en een boek over Stockholm. Ook in de druk uit 1996 van De Zweedse literatuur wordt Fredriksson tussen deze auteurs geplaatst. In de eerste uitgave van De Zweedse literatuur (1987) is de informatie over Fredriksson geplaatst in de paragraaf N ieuwe psalmen en religieuze gedichten. In de druk uit 1996 is Fredriksson opgenomen in het hoofdstuk V an verzorgingsstaat naar informatiesamenleving 1945 tot 1990.90 In de meest recente uitgave uit 1999 is bijna dezelfde informatie verplaatst naar de paragraaf V an modernisme naar massamedia 1920-1995.91 In alle drukken gaat men in op de bijbelse geschiedenis die ten grondslag ligt aan haar werk. In V rouwenliteratuurgeschiedenis uit het N oorden (1997) is Fredriksson terug te vinden onder het kopje De goede geschiedenis; historische romans en andere successen.92 In dit deel worden ook Elsie Rydsjö (1920) en Margit Sandemo (1924) behandeld. Rydsjö schreef verschillende historische romans en Sandemo is bekend van haar serie Sagen over het ijsvolk (1980). 5.2.2
V erschillen en overeenkomsten in de beoordeling
Opvallend is dat in alle vier de literatuurhistorische werken de romans van Fredriksson in in een ander hoofdstuk en tussen andere auteurs geplaatst wordt. Zo staat ze bijvoorbeeld vermeld onder de koppen N ieuwe vertelkunst, N ieuwe psalmen en religieuze gedichten en V an modernisme naar massamedia 1920-1995. De samenstellers hanteren natuurlijk een eigen indeling, maar de verschillen die tussen deze vier werken naar voren komen, zijn opvallend groot. Toch zijn er in de beschrijvingen van haar oeuvre een aantal overeenkomsten te vinden. De mystieke elementen, de bijbelse motieven, haar sociale betrokkenheid en het gevoel in haar werk komen in alle vier de literatuurhistorische werken terug. Daarnaast wordt in alle de vier geanalyseerde werken haar internationale succes vermeld.
90
Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 36. Uit: Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Pagina 35. 92 S. Hagström, ‘Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination?’ , (Borås, 2001) P. 36
91
De receptie van Fredriksson in Zweden
5.2.3
85
Eindoordeel
Uit de analyse van de recensies in Zweedse dagbladen blijkt dat de romans van Fredriksson vaak negatief beoordeeld worden. De thema’s van Eva’s Boek (1980) en Inge en Mira (1999) worden als ‘vernieuwend’ bestempeld, maar de recensenten hebben kritiek op het de uitwerking en het hergebruik van de thema’s. Vooral de nadrukkelijke aanwezigheid van het onderbewuste en de emoties van de hoofdpersonages vormen een struikelblok in de beoordeling van veel critici. Een mogelijke verklaring hiervoor ligt wellicht in de persoonlijke inbreng van de auteur. Veel recensenten rekenen haar werk door de overvloed aan emoties tot de triviaalliteratuur. Auteurs waarmee Fredriksson vergeleken wordt, zijn de thrillerauteurs Maria Lang en Sjövall-Wahlöö, modernist Pär Lagerkvist, romanticus Selma Lagerlöf, historicus Kerstin Ekman en Anita Goldman en de populaire auteur Jan Guillou. Lagerkvist is de enige die in een aantal recensies genoemd wordt. De thema' s in het werk van Fredriksson die worden vergeleken met het oeuvre van andere auteurs, zijn de (bijbelse) mythologie, de Zweedse samenleving, vrouwen, oorlog en geschiedenis. In de vier literatuurhistorische werken wordt Fredriksson onder verschillende hoofdstukken geplaatst. De namen van deze hoofdstukken variëren van N ieuwe psalmen en gedichten tot V an verzorgingsstaat naar informatiesamenleving, 1945-1990. De thema’s in haar werk die besproken worden, zijn wel vier keer hetzelfde. De mystieke elementen, de bijbelse historie, het gevoel en haar sociale betrokkenheid komen in alle vier de beschrijvingen allemaal naar voren. Ook hier worden verschillende auteurs genoemd die overeenkomsten vertonen met Fredriksson. Mare Kandre, Ernst Brunner en Elsie Rydsjö. Deze auteurs hebben als overeenkomstig kenmerk de mythische en historische elementen en die zij in hun romans verwerken. In de beschrijving van de Zweedse literatuurgeschiedenis in hoofdstuk drie kwam naar voren dat het gezin, de sociale positie van de vrouw en de vaderlandse geschiedenis terugkerende thema' s zijn in de Zweedse literatuur. Dat gold ook voor de uitgebreide natuurbeschrijvingen. Deze beschrijvingen komen ongeveer overeen met de thema' s die in de recensies en de literatuurhistorische werken naar voren komen. Alleen op het gebied van de emoties en de bijbelse mythologie wijkt Fredriksson sterk af van de literaire tradities in Zweden. Haar natuurbeschrijvingen worden niet een keer genoemd. De auteurs waarmee Fredriksson vergeleken werd, waren zeer divers. Er was niet een auteur die in de vergelijkingen prominent naar voren kwam. Alleen Lagerkvist is met zijn
De receptie van Fredriksson in Zweden
86
bijbelse thema’s een aantal keer genoemd. Waarschijnlijk heeft Fredriksson, ondanks een aantal ’typisch Zweedse’ thema’s in haar werk toch teveel een eigen stijl. De veronderstelling dat recensenten de stijl en structuur van een roman kunnen plaatsen in een homogeen sociaal en cultureel kader, omdat een roman sterke overeenkomsten vertoont met de samenleving waarbinnen hij verschijnt, kan slechts gedeeltelijk bevestigd worden.
Conclusie
VI.
87
Conclusie
Uit de analyse van A nna, Hanna en Johanna met behulp van de genetisch-structuralistische methode, blijkt dat er veel overeenkomsten bestaan tussen de ontwikkelingen in de werkelijkheid en de fictieve wereld die Fredriksson in A nna, Hanna en Johanna beschrijft. Uit de analyse blijkt dat de historische ontwikkelingen in Zweden uit de negentiende en twintigste eeuw op drie manieren tot uitdrukking komen in het fictieve verhaal van Marianne Fredriksson. Ten eerste heeft zij een aantal geschiedkundige feiten in haar verhaal opgenomen die samen een historisch kader vormen. Dit kader is echter zeer globaal en onvolledig. De tweede wijze waarop de sociale ontwikkelingen tot uitdrukking komen, wordt gevormd door de sociale groepen waarvan de personages deel uitmaken en het bijbehorende wereldbeeld. In dit onderzoek is het begrip sociale groep onderverdeeld in sociale klasse, opleiding, en wijze van levensonderhoud. Het begrip wereldbeeld is onderverdeeld in religie, politieke overtuiging en relaties. Op al deze punten onderscheiden de drie generaties vrouwen zich duidelijk van elkaar. Deze verschillen worden veroorzaakt door veranderingen in de Zweedse samenleving tussen 1850 en 1990. Zowel het leven van Anna als dat van Johanna en Hanna wordt in grote mate bepaald door het tijdperk waarin zij opgroeit. Aan de hand van drie generaties vrouwen en hun onderlinge verschillen en overeenkomsten die door de sociale ontwikkelingen in de negentiende en twintigste eeuw zijn ontstaan, verklaart Fredriksson de huidige Zweedse samenleving. De derde en laatste wijze waarop de Zweedse samenleving in de roman naar voren komt, zijn een aantal thema’s die Fredriksson in haar boeken verwerkt. Uit de receptie van het werk van Fredriksson en de beschrijving van de Zweedse literatuur in hoofdstuk drie, blijkt dat het gezin, de sociale positie van de vrouw en de vaderlandse geschiedenis terugkerende thema' s zijn in de Zweedse literatuur. Fredriksson past door deze thema' s in de Zweedse literatuurtraditie. Een belangrijk thema waarop de auteur echter van andere Zweedse auteurs verschilt, zijn de bijbelse invloeden. Bijbelse motieven spelen echter in A nna, Hanna en Johanna geen belangrijke rol.
Conclusie
88
Daarnaast onderscheidt Fredriksson zich door de nadruk die de auteur legt op het onderbewuste en de emoties in haar werk. Dit is niet het enige persoonlijke element dat in de roman naar voren komt. Een aantal fragmenten uit A nna, Hanna en Johanna en Simon lijkt bijna letterlijk uit haar eigen leven overgenomen te zijn. In sommige gevallen zijn dat details, zoals de ziekte van Alzheimer waaraan Johanna overlijdt en de plaats waar het verhaal zich afspeelt, maar in andere gevallen spelen individuele elementen een belangrijke rol. De economische afhankelijkheid van vrouwen in de roman en de innerlijke zoektocht waarin de personages verwikkeld zijn, zijn niet volledig door sociale omstandigheden bepaald. Hoewel de sociale omstandigheden hierop van invloed zijn, blijkt uit de biografie dat de persoonlijke inbreng van de auteur duidelijk merkbaar is. Ook de karikaturale schets van de mannelijke personages in de roman is door de auteur zelf bepaald. Samenvattend kan uit de analyse van A nna, Hanna en Johanna worden opgemaakt dat het fictieve werk van Fredriksson op drie punten overeenkomsten vertoont met de werkelijkheid. De maatschappelijke ontwikkelingen in Zweden uit de negentiende en twintigste eeuw komen in de historische feiten, het wereldbeeld en de sociale groepen van de personages en een aantal thema’s in A nna, Hanna en Johanna naar voren. Daarnaast is er ook duidelijk sprake van een persoonlijke inbreng van de auteur.
Literatuur
89
Literatuur
1. Ahrne, G. (1988). Class and social organisation in Finland, Sweden and Norway. Upsalla: Acta Universitatis Upsaliensis. 2. Anbeek, T. (1990) Geschiedenis van de Nederlandse literatuur tussen 1885 en 1985. Amsterdam: Arbeiderspers. 3. Camauër, L. (2000). Feminism, citizenship and the media. Stockholm: Stockholm Universitetet. 4. Evans, M. (1981). Lucien Goldmann: an introduction. Brighton: The Harvester Press Limited 5. Fredriksson, M. (1997). Anna, Hanna en Johanna. Breda: De Geus. 6. Fredriksson, M. (1998). Als vrouwen wijs waren. Breda: De Geus. 7. Fredriksson, M. (2002). Mijn leven in Zweden. Breda: De Geus. 8. Fredriksson, M. (1985). Simon. Breda: De Geus. 9. Forsås-Scott, H. (1997). Swedish women's writing 1850-1995. Londen: The Athlone Press & Atlantic Highlands 10. Goldmann, L. (1980). Essays on method in the sociology of literature. St. Louis: Telso Press Ltd. 11. Goldmann, L. (1977). The hidden God. Londen: Routledge & Kegan Paul Limited. 12. Goldmann, L. (1983). The philosophy of the enlightenment. Londen: Routledge & Kegan Paul. 13. Goldmann, L. (1975). Towards a sociology of the novel. Londen: Tavistock Publications Limited. 14. Gorp, H. van. e.a. (1998). Lexicon van literaire termen. Groningen: Martinus Nijhoff Uitgevers. 15. Hagström, S. (2001). Kvinnlig författare och popularitet - en svår combination? Borås: Borås Högskolan. 16. Holthoon, F. van e.a. (1985). De Nederlandse samenleving sinds 1815. Assen/ Maastricht: Van Gorcum. 17. Johannisson, K. (1996). Het duistere continent. Amsterdam: Van Gennep 18. Larsen H.K. e.a. (2001). Convergence? industrialisation of Denmark, Finland and Sweden 1870-1940. Helsinki: The Finnish Society of Sciences and letters. 19. Meijer, I.C. (1996). Het persoonlijke wordt politiek. Amsterdam: Het Spinhuis
Literatuur
90
20. Miller, R. e.a. (1985). Social change in 19th-century Swedish agrarian Society. Stockholm: Almqvist & Wiksell International. 21. Misgeld, K., e.a. (1992). Creating social democracy. The Pensylvania State University Press. 22. Piaget, J. (1969). Strukturalisme. Meppel: J.A. Boom en Zoon. 23. Posthumus-van der Groot, W.H., e.a. (1997). Van moeder op dochter Nijmegen: SUN. 24. Ruiter, F. en Smulders, W. (1996). Literatuur en moderniteit in Nederland. Amsterdam: De Arbeiderspers. 25. Schenkeveld-Van der Dussen, M.A., e.a. (1993). Nederlandse literatuur, een geschiedenis. Groningen: Martinus Nijhoff Uitgevers. 26. Silbernberg, Ph.M. (1980). Van Marx tot Goldmann. Deventer: Talsma & Hekking. 27. Streng, T. (1997). Geschapen om te scheppen? Amsterdam: Amsterdam University Press. 28. Weibull, J.(1993). ‘Swedish History in Outline. Stockholm: Svenska Institutet. 29. Warme, L.G. e.a., (1996). A History of Swedish Literature. Nebraska: University of Nebraska Press.
Interviews en artikelen 1. Austin, L. (1998, mei). Opzij. 2. Freriks, K. (1998, 15 maart). NRC Handelsblad. 3. Wertenbroek, G. (1998, 18 februari). De vrouwenerfenis. Vrouw en Kultuur.