Modelreglement personeelsvertegenwoordiging Hieronder volgt een modelreglement voor de personeelsvertegenwoordiging (PVT). In dit reglement zijn de bevoegdheden en faciliteiten van de PVT beperkt tot het wettelijk minimum. Enkele praktische zaken zijn verder uitgewerkt en geïnterpreteerd om daarmee het functioneren van de PVT beter mogelijk te maken. De Wet op de ondernemingsraden staat dit toe.
HOOFDSTUK 1
BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1 Dit reglement verstaat onder. a. wet: de Wet op de ondernemingsraden (WOR); b. onderneming:................................. c. ondernemer:.................................. d. bestuurder: hij die alleen dan wel tezamen met anderen in de onderneming rechtstreeks de hoogste zeggenschap uitoefent bij de leiding van de arbeid; e. PVT: de personeelsvertegenwoordiging als bedoeld in artikel 35c, lid 1 van de wet; in de onderneming werkzame personen: degenen met een arbeidscontract met de ondernemer of een aanstelling door de ondernemer, met uitzondering van de persoon of personen die vallen onder de omschrijving van d; e. bedrijfscommissie: Bedrijfscommissie voor..................
HOOFDSTUK II
SAMENSTELLING EN ZITTINGSDUUR
Artikel 2 1. De PVT bestaat uit drie leden gekozen door en uit de in de onderneming werkzame personen. 2. De PVT kiest uit zijn midden een voorzitter en een secretaris. 3. De voorzitter, bij diens verhindering de secretaris, vertegenwoordigt de PVT in rechte. 4. De secretaris is verantwoordelijk voor de agendering, de verslaglegging, de correspondentie en het beheer van schriftelijke stukken. Hij vervangt de voorzitter bij diens verhindering. Artikel 3 1. De zittingsperiode van de PVT is drie jaar. 2. De leden van de PVT treden om de drie jaar gezamenlijk af. 3. Aftredende leden zijn onmiddellijk herkiesbaar. Artikel 4 1. Het lidmaatschap van de PVT eindigt zodra het betreffende lid dit schriftelijk aan de PVT en de ondernemer kenbaar maakt of niet langer in de onderneming werkzaam is. 2. De PVT voorziet in een tussentijdse vacature door binnen een maand tot opvolger te benoemen de kandidaat die op grond van de uitslag van de laatstgehouden verkiezing daarvoor als eerste in aanmerking komt. 3. Als er geen kandidaten zijn die op grond van de uitslag van de laatstgehouden verkiezing in aanmerking komen om een ontstane vacature op te vullen en de resterende
1
zittingsperiode van de overige leden tenminste zes maanden bedraagt, organiseert de PVT tussentijdse verkiezingen volgens de bepalingen uit dit reglement. Artikel 5 1. De PVT dan wel de ondernemer kan na bemiddeling door de bedrijfscommissie de kantonrechter verzoeken een lid van de PVT van deelneming aan de werkzaamheden van de raad uit te sluiten. 2. Het verzoek kan door de ondernemer uitsluitend worden gedaan op grond van het feit dat het betrokken lid het overleg van de PVT met de bestuurder ernstig belemmert en door de PVT op grond van het feit dat betrokkene de werkzaamheden van de PVT ernstig belemmert. 3. Alvorens een verzoek in te dienen stelt de verzoeker de betrokkene in de gelegenheid over het verzoek te worden gehoord. 4. Ondernemer en PVT stellen elkaar in kennis van een overeenkomstig het eerste lid ingediend verzoek.
HOOFDSTUK III
VERKIEZINGEN
Artikel 6 1. De PVT is verantwoordelijk voor de organisatie en de uitvoering van de verkiezing volgens de bepalingen van dit reglement. 2. De PVT kan zich daarbij laten bijstaan door andere in de onderneming werkzame personen. Artikel 7 Kiesgerechtigd en verkiesbaar zijn alle in de onderneming werkzame personen. Artikel 8 1. De verkiezingsdatum ligt vier tot twee weken vóór het aflopen van de zittingsperiode van de aftredende leden. 2. De PVT bepaalt de precieze verkiezingsdatum alsmede de plaatsen en momenten waarop de kiesgerechtigden hun stem kunnen uitbrengen na overleg met de bestuurder. 3. De secretaris doet ten minste twaalf weken vóór de verkiezingsdatum van de in het vorige lid bedoelde besluiten schriftelijk mededeling aan de ondernemer en de in de onderneming werkzame personen. Artikel 9 1. De PVT ziet erop toe dat uiterlijk acht weken vóór de verkiezingsdatum in de onderneming een lijst bekend is met de namen van de kiesgerechtigden en verkiesbare personen. 2. Uiterlijk zeven weken vóór de verkiezingsdatum bepaalt de PVT het aantal handtekeningen vereist om kandidaten te kunnen stellen. Dit aantal bedraagt éénderde van het aantal in de onderneming werkzame personen met een maximum van tien. Dit aantal wordt bekend gemaakt in de onderneming. 3. Tot uiterlijk drie weken vóór de verkiezingsdatum kunnen in de onderneming werkzame personen kandidatenlijsten indienen bij de secretaris van de PVT. De lijsten gaan vergezeld van minimaal het aantal handtekeningen zoals bepaald volgens het vorig lid en verklaringen van de daarop vermelde kandidaten waaruit blijkt dat zij de
2
kandidaatstelling aanvaarden. De secretaris van de PVT bevestigt onmiddellijk schriftelijk de ontvangst bij de indiener van de lijst. Artikel 10 1. De PVT onderzoekt onmiddellijk of de ingediende kandidatenlijsten voldoen aan de vereisten van dit reglement. 2. De PVT verklaart een kandidatenlijst die niet aan de vereisten voldoet ongeldig en stelt de indiener(s) gedurende één week in de gelegenheid een aangepaste lijst in te dienen. 3. De geldige kandidatenlijsten worden uiterlijk twee weken vóór de verkiezingsdatum door de PVT binnen de onderneming bekendgemaakt. 4. Indien er niet meer dan drie kandidaten zijn gesteld, vindt er geen verkiezing plaats en worden de gestelde kandidaten geacht te zijn verkozen. Artikel 11 1. De verkiezing van de leden van de PVT vindt plaats door geheime, schriftelijke stemming. 2. De PVT verstrekt op aanvraag machtigingsformulieren aan de in de onderneming werkzame personen die hun stem door een andere kiesgerechtigde willen laten uitbrengen. Eén kiesgerechtigde kan door maximaal twee anderen worden gemachtigd. 3. Uiterlijk op de verkiezingsdatum wordt door de PVT aan iedere kiesgerechtigde persoon een gewaarmerkt stembiljet uitgereikt. 4. Het stembiljet vermeldt de namen van de kandidaten en de wijze waarop het stembiljet moet worden ingevuld en ingediend. 5. Iedere kiesgerechtigde brengt evenveel stemmen uit als er plaatsen in de PVT zijn te vervullen, waarbij elke stem op een andere kandidaat moet worden uitgebracht. Artikel 12 1. Na het einde van de stemming telt de PVT het aantal geldige stemmen dat op iedere kandidaat is uitgebracht. 2. Ongeldig is het stembiljet dat niet door de PVT is gewaarmerkt of waarop een ander aantal stemmen is uitgebracht dan het volgens artikel 11, lid 5 vereiste of dat op andere wijze de keuze van de kiesgerechtigde niet ondubbelzinnig weergeeft. 3. De secretaris van de PVT bewaart en beheert de gebruikte stembiljetten gedurende de nieuwe zittingsperiode. Artikel 13 1. Gekozen zijn de kandidaten die achtereenvolgens het hoogste aantal stemmen op zich hebben verenigd. Bij een gelijk aantal stemmen beslist het lot. 2. De uitslag van de verkiezingen wordt door de PVT vastgesteld en binnen één week bekend gemaakt aan de ondernemer, de kandidaten en de overige in de onderneming werkzame personen. Artikel 14 1. Tegen een besluit van de PVT met betrekking tot de organisatie of uitvoering van de verkiezing, alsmede het vaststellen van de verkiezingsuitslag en de vervulling in tussentijdse vacatures, kan iedere belanghebbende binnen één week na de bekendmaking van het besluit schriftelijk bezwaar maken bij de secretaris van de PVT. 2. De PVT besluit zo spoedig mogelijk op het ingediende bezwaar in te gaan en stelt de indiener van het bezwaar schriftelijk van haar besluit in kennis.
3
3. De kennisgeving gaat vergezeld van een vermelding van de beroepsmogelijkheid op basis van de wet.
HOOFDSTUK IV
ALGEMENE EN BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN
Artikel 15 1. De PVT en de bestuurder komen met elkaar bijeen binnen twee weken nadat hetzij de PVT hetzij de bestuurder daarom onder opgaaf van redenen heeft verzocht. Het aantal vergaderingen mag niet minder zijn dan twee per jaar. 2. De bepalingen uit dit reglement met betrekking tot de vergaderingen van de PVT gelden eveneens voor de overlegvergaderingen als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat ook de bestuurder onderwerpen ter bespreking aan de orde kan stellen. 3. In de in het eerste lid bedoelde overlegvergaderingen is de PVT bevoegd tot het bespreken van alle aangelegenheden, de onderneming betreffend. Hij is bevoegd over deze aangelegenheden voorstellen te doen en standpunten kenbaar te maken. Onder de aangelegenheden, de onderneming betreffend, is niet begrepen het beleid ten aanzien van, alsmede de uitvoering van een bij of krachtens een wettelijk voorschrift aan de ondernemer opgelegde publiekrechtelijke taak, behoudens voor zover deze uitvoering de werkzaamheden van de in de onderneming werkzame personen betreft. Artikel 16 In de overlegvergadering wordt tenminste eenmaal per jaar de algemene gang van zaken van de onderneming besproken. De ondernemer verstrekt daartoe mondeling of schriftelijk algemene gegevens omtrent de werkzaamheden en de resultaten van de onderneming in het afgelopen jaar, alsmede omtrent zijn verwachtingen dienaangaande in het komende jaar. Voor zover de ondernemer verplicht is zijn jaarrekening en jaarverslag ter inzage van een ieder neer te leggen, worden in de Nederlandse taal gestelde exemplaren van deze jaarstukken ter bespreking aan leden van de PVT verstrekt. De ondernemer verstrekt voorts mondeling of schriftelijk algemene gegevens inzake het door hem ten aanzien van de in de onderneming werkzame personen gevoerde en te voeren sociale beleid. Artikel 17 De ondernemer verstrekt desgevraagd aan de PVT alle inlichtingen en gegevens die deze voor de vervulling van haar taak redelijkerwijs nodig heeft. Artikel 18 1. De overlegvergaderingen worden voor de ondernemer gevoerd door de bestuurder van de onderneming. Deze kan zich in geval van verhindering of ten aanzien van een bepaald onderwerp laten vervangen door een medebestuurder of door een in de onderneming werkzame persoon die beschikt over de bevoegdheden om namens de ondernemer overleg te voeren met de PVT. 2. De bestuurder of diens vervanger kan zich bij het overleg laten bijstaan door een of meer medebestuurders, de ondernemer of diens vertegenwoordigers, of in de onderneming werkzame personen. Artikel 19 1. De ondernemer behoeft de voorafgaande instemming van de PVT voor elk te nemen besluit tot vaststelling, wijziging of intrekking van: a. een werktijdregeling;
4
2. 3.
4.
5.
6.
7.
b. een regeling op het gebied van de veiligheid, de gezondheid of het welzijn in verband met de arbeid of het ziekteverzuim. Een en ander voor zover betrekking hebbende op alle of een groep van de in de onderneming werkzame personen. De ondernemer legt het te nemen besluit schriftelijk aan de PVT voor. Hij verstrekt daarbij een overzicht van de beweegredenen voor het besluit, alsmede van de gevolgen die het besluit naar te verwachten valt voor de in de onderneming werkzame personen zal hebben. De PVT beslist niet dan nadat over de betrokken aangelegenheid ten minste eenmaal overleg is gepleegd in een overlegvergadering. Na het overleg deelt de PVT zo spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed zijn beslissing aan de ondernemer mee. Na de beslissing van de PVT deelt de ondernemer zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de PVT mee welk besluit hij heeft genomen en met ingang van welke datum hij dat besluit zal uitvoeren. De in het eerste lid bedoelde instemming is niet vereist, voor zover de betrokken aangelegenheid voor de onderneming reeds inhoudelijk is geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst of een regeling van arbeidsvoorwaarden vastgesteld door een publiekrechtelijk orgaan. Heeft de ondernemer voor het voorgenomen besluit geen instemming van de PVT verkregen, dan kan hij de kantonrechter toestemming vragen om het besluit te nemen. De kantonrechter geeft slechts toestemming, indien de beslissing van de PVT om geen instemming te geven onredelijk is, of het voorgenomen besluit van de ondernemer gevergd wordt door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen. Een besluit als bedoeld in het eerste lid, genomen zonder de instemming van de PVT of de toestemming van de kantonrechter, is nietig, indien de PVT tegenover de ondernemer schriftelijk een beroep op de nietigheid heeft gedaan. De PVT kan slechts een beroep op de nietigheid doen binnen een maand nadat hetzij de ondernemer hem zijn besluit overeenkomstig de laatste volzin van het tweede lid heeft meegedeeld, hetzij bij gebreke van deze mededeling de PVT is gebleken dat de ondernemer uitvoering of toepassing geeft aan zijn besluit. De PVT kan de kantonrechter verzoeken de ondernemer te verplichten zich te onthouden van handelingen die strekken tot uitvoering of toepassing van een nietig besluit als bedoeld in het vijfde lid. De ondernemer kan de kantonrechter verzoeken te verklaren dat de PVT ten onrechte een beroep heeft gedaan op nietigheid als bedoeld in het vijfde lid.
Artikel 20 1. De PVT wordt door de ondernemer in een overlegvergadering in de gelegenheid gesteld advies uit te brengen over elk door hem voorgenomen besluit dat kan leiden tot verlies van de arbeidsplaats of tot een belangrijke verandering van de arbeid of de arbeidsvoorwaarden van tenminste een vierde van de in de onderneming werkzame personen. 2. Het advies wordt op een zodanig tijdstip gevraagd dat het van wezenlijke invloed kan zijn op het te nemen besluit. 3. De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet, indien en voor zover de betrokken aangelegenheid voor de onderneming reeds inhoudelijk geregeld is in een collectieve arbeidsovereenkomst of in een regeling, vastgesteld door een publiekrechtelijk orgaan.
5
HOOFDSTUK V
WERKWIJZE EN FACILITEITEN
Artikel 21 1. De raad komt ten behoeve van de uitoefening van zijn taak bijeen in de navolgende gevallen: a. op gemotiveerd verzoek van de voorzitter van de raad; b. op gemotiveerd verzoek van twee leden van de raad; c. vóór elke overlegvergadering met de bestuurder. 2. Een vergadering op verzoek wordt gehouden binnen veertien dagen nadat de secretaris daarvan in kennis is gesteld. De voorzitter, bij diens afwezigheid de secretaris, bepaalt plaats, datum en tijd van de vergadering. 3. De bijeenroeping geschiedt door de secretaris door middel van een kennisgeving aan de leden. Behoudens in spoedeisende gevallen geschiedt de bijeenroeping tenminste zeven dagen voor de te houden vergadering. 4. Een vergadering kan slechts plaatsvinden indien tenminste twee leden aanwezig zijn. 5. De secretaris, bij diens afwezigheid een van de andere leden, maakt een schriftelijk verslag van de vergadering bekend aan de bestuurder en de in de onderneming werkzame personen. Artikel 22 1. De ondernemer draagt er zorg voor, dat de in de onderneming werkzame personen die het initiatief hebben genomen tot het instellen van een PVT of staan of gestaan hebben op een kandidatenlijst als bedoeld in artikel 9, alsmede de leden en de gewezen leden van de PVT niet uit hoofde van deze activiteiten worden benadeeld in hun positie in de onderneming. De PVT, alsmede iedere in de onderneming werkzame persoon als in dit lid bedoeld, kan de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de ondernemer gevolg dient te geven aan hetgeen hier is bepaald. Ten aanzien van personen die krachtens publiekrechtelijke aanstelling in de onderneming werkzaam zijn, treedt de arrondissementsrechtbank in de plaats van de kantonrechter. 2. Het is de ondernemer niet toegestaan de dienstbetrekking van een in de onderneming werkzame persoon, die lid is van de PVT, te beëindigen, behalve wanneer de betrokkene schriftelijk in de beëindiging toestemt of wanneer deze geschiedt wegens een dringende aan de werknemer onverwijld meegedeelde reden of wegens beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of van het onderdeel van de onderneming waarin de betrokkene werkzaam is. Een beëindiging in strijd met het in dit lid bepaalde is nietig. 3. Het is de ondernemer niet toegestaan de dienstbetrekking van een in de onderneming werkzame persoon die geplaatst is op een kandidatenlijst als bedoeld in artikel 9 of die korter dan twee jaar geleden lid is geweest van de PVT te beëindigen zonder voorafgaande toestemming van de kantonrechter. De toestemming wordt gevraagd bij verzoekschrift. 4. De kantonrechter verleent de toestemming slechts, indien het hem aannemelijk voorkomt dat de beëindiging geen verband houdt met de plaatsing van de betrokkene op de kandidatenlijst of met het lidmaatschap van de betrokkene van de PVT. De betrokkene wordt in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Een beëindiging in strijd met het in dit lid bepaalde is nietig. 5. De in het vorige lid bedoelde toestemming is niet vereist, wanneer de betrokkene schriftelijk in de beëindiging toestemt of wanneer deze geschiedt wegens een dringende aan de werknemer onverwijld meegedeelde reden of wegens beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of van het onderdeel van de onderneming waarin de betrokkene werkzaam is.
6
6. Het tweede tot en met vierde lid laten onverlet de bevoegdheid van de ondernemer om de kantonrechter te verzoeken de arbeidsovereenkomst wegens gewichtige redenen te ontbinden. De kantonrechter kan dit verzoek slechts inwilligen, indien het hem aannemelijk voorkomt dat het verzoek geen verband houdt met de plaatsing van de betrokkene op de kandidatenlijst of met het lidmaatschap van de betrokkene van de PVT. 7. De leden 2 tot en met 5 zijn niet van toepassing ten aanzien van personen die krachtens publiekrechtelijke aanstelling werkzaam zijn in de onderneming. Artikel 23 1. De ondernemer is verplicht de PVT het gebruik toe te staan van de voorzieningen waarover hij als zodanig kan beschikken en die de PVT voor de vervulling van haar taak redelijkerwijze nodig heeft. De ondernemer stelt de PVT in staat de in de onderneming werkzame personen te raadplegen en stelt deze personen in de gelegenheid hieraan hun medewerking te verlenen, een en ander voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van de taak van de PVT. 2. De PVT vergadert zoveel mogelijk tijdens de normale arbeidstijd. 3. De leden van de PVT behouden voor de tijd gedurende welke zij ten gevolge van het bijwonen van een vergadering van de PVT niet de bedongen arbeid hebben verricht, hun aanspraak op dan wel bezoldiging. Artikel 24 1. De ondernemer is verplicht de leden van de PVT gedurende een door de ondernemer en de PVT gezamenlijk vast te stellen aantal uren per jaar, in werktijd en met behoud van loon dan wel bezoldiging de gelegenheid te bieden voor onderling beraad en overleg met andere personen over aangelegenheden waarbij zij in de uitoefening van hun taak zijn betrokken, alsmede voor kennisneming van de arbeidsomstandigheden in de onderneming. 2. De ondernemer is verplicht de leden van de PVT gedurende een door de ondernemer en de ondernemingsraad gezamenlijk vast te stellen aantal dagen per jaar, in werktijd en met behoud van loon dan wel bezoldiging de gelegenheid te bieden de scholing en vorming te ontvangen welke zij in verband met de vervulling van hun taak nodig oordelen. 3. De PVT, alsmede ieder lid van de PVT kan de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de ondernemer gevolg dient te geven aan hetgeen is bepaald in het eerste en tweede lid. Artikel 25 1. De kosten die redelijkerwijze noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van de PVT komen ten laste van de ondernemer. 2. Met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid komen de kosten van het raadplegen van een deskundige door de PVT, alsmede de kosten van het voeren van rechtsgedingen door de PVT slechts ten laste van de ondernemer, indien hij van de te maken kosten vooraf in kennis is gesteld. Tenzij het raadplegen van de deskundige geen kosten met zich meebrengt, is voor het inschakelen de goedkeuring van de ondernemer vereist. De eerste volzin is niet van toepassing wanneer uitvoering is gegeven aan het derde lid. 3. De ondernemer kan in overeenstemming met de PVT de kosten die de PVT in enig jaar zal maken, voor zover deze geen verband houdt met het bepaalde in de artikelen 23 en 24 vaststellen op een bepaald bedrag, dat de PVT naar eigen inzicht kan besteden. Kosten waardoor het hier bedoelde bedrag zou worden overschreden, komen slechts ten laste van de ondernemer voor zover hij in het dragen daarvan toestemt. 4. In rechtsgedingen tussen de ondernemer en de PVT kan de PVT niet in de proceskosten worden veroordeeld.
7
5. De PVT kan de commissies instellen die zij voor de vervulling van haar taak redelijkerwijze nodig heeft. De PVT legt haar voornemen om een commissie in te stellen schriftelijk ter goedkeuring voor aan de ondernemer, met vermelding van de taak, samenstelling, bevoegdheden en werkwijze van de door hem in te stellen commissie.
HOOFDSTUK VI
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 26 1. Bij collectieve arbeidsovereenkomst of een regeling van arbeidsvoorwaarden vastgesteld door een publiekrechtelijk orgaan kunnen aan de PVT verdere bevoegdheden dan in wet en reglement genoemd, worden toegekend. 2. Bij schriftelijke overeenkomst tussen de ondernemer en de PVT kunnen aan de PVT meer bevoegdheden dan in wet en reglement genoemd worden toegekend en kunnen aanvullende voorschriften over de toepassing van het bepaalde worden gegeven. De ondernemer zendt een afschrift van de overeenkomst aan de bedrijfscommissie. 3. Indien aan de PVT op grond van dit artikel een adviesrecht of instemmingsrecht is toegekend, is het advies of de instemming van de pvt niet vereist, voor zover de aangelegenheid voor de onderneming reeds inhoudelijk is geregeld in een collectieve arbeidsovereenkomst of in een regeling, vastgesteld door een publiekrechtelijk orgaan. 4. Indien in de overeenkomst aan de PVT een recht op advies wordt gegeven is artikel 26 van de wet van overeenkomstige toepassing. Indien aan de pvt een recht op instemming wordt gegeven over andere onderwerpen dan in artikel 19, eerste lid van dit reglement genoemd, is artikel 19, vierde tot en met zesde lid, van overeenkomstige toepassing. Artikel 27 1. Iedere belanghebbende kan de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de ondernemer of de PVT gevolg dient te geven aan hetgeen bij of krachtens de wet is bepaald omtrent het instellen of instandhouden van een PVT, de kandidaatstelling voor en de verkiezing van de leden van de PVT alsmede omtrent het bekend maken van verslagen van vergaderingen, een en ander voor zover dit van de ondernemer of de PVT afhangt. 2. De PVT en de ondernemer kunnen de kantonrechter verzoeken te bepalen dat de ondernemer, onderscheidenlijk de PVT gevolg dient te geven aan hetgeen overigens bij of krachtens de wet is bepaald, een en ander voor zover dit van de ondernemer of de PVT afhangt. 3. Een verzoek aan de kantonrechter op grond van de wet of dit reglement, met uitzondering van artikel 22, derde en vijfde lid, is niet ontvankelijk indien de verzoeker niet vooraf schriftelijk de bemiddeling van de bedrijfscommissie heeft gevraagd. De bedrijfscommissie stelt de wederpartij in de gelegenheid omtrent het verzoek te worden gehoord. De bedrijfscommissie tracht een minnelijke schikking tussen partijen tot stand te brengen. Indien geen minnelijke schikking wordt bereikt, brengt de bedrijfscommissie binnen twee maanden nadat haar bemiddeling is gevraagd aan partijen schriftelijk verslag van haar bevindingen uit met een advies omtrent de oplossing van het geschil. De bedrijfscommissie kan de termijn voor het uitbrengen van haar advies met instemming van beide partijen voor ten hoogste twee maanden verlengen. 4. Het verzoekschrift aan de kantonrechter wordt ingediend binnen dertig dagen nadat de bedrijfscommissie haar advies aan partijen heeft uitgebracht, doch uiterlijk binnen dertig dagen na het verstrijken van de in het derde lid genoemde termijn. Het verslag van de bevindingen en het advies van de bedrijfscommissie worden bij het verzoekschrift overgelegd.
8
5. Een verzoekschrift aan de kantonrechter met betrekking tot de naleving van een recht op advies volgens artikel 25, eerste lid van de wet, wordt niet ontvankelijk verklaard, indien blijkt dat de PVT voor of na de indiening van het verzoekschrift tegen dat besluit beroep heeft ingesteld bij de ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam. 6. Een verzoek aan de kantonrechter op grond van artikel 19, vierde en zesde lid van dit reglement is niet ontvankelijk indien met betrekking tot dezelfde aangelegenheid een aanwijzing is gegeven of een eis is gesteld als bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet. 7. De kantonrechter kan in zijn uitspraak aan de ondernemer, onderscheidenlijk de PVT de verplichting opleggen om bepaalde handelingen te verrichten of na te laten. Het is de ondernemer verboden een zodanige verplichting niet na te komen. Wanneer de PVT een zodanige verplichting niet nakomt, kan de kantonrechter de PVT ontbinden, onder oplegging van de verplichting tot het doen verkiezen van een nieuwe PVT. Blijft de PVT in gebreke, dan kan de kantonrechter de ondernemer machtigen een nieuwe PVT te doen verkiezen. Artikel 28 1. Dit reglement kan worden gewijzigd in overleg tussen ondernemer en PVT. 2. Als overeenstemming uitblijft kan er gebruik worden gemaakt van de geschillenprocedure uit artikel 27. 3. Een exemplaar van het gewijzigde reglement wordt toegezonden aan de bedrijfscommissie. Aldus vastgesteld te........, op......... Namens de ondernemer:.................... Namens de PVT:...........................
9
Artikelgewijze toelichting
HOOFDSTUK 1
BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1 Onderneming: In tegenstelling tot het meer gebruikelijke juridische begrip wordt in de WOR de onderneming als arbeidsorganisatie gepresenteerd. Er moet sprake zijn van een organisatorisch verband van mensen, die samen werken tegen betaling en onder leiding, en dat zich naar buiten presenteert als een zelfstandige eenheid. Zodra er voor meerdere ondernemingen een gemeenschappelijke PVT wordt ingesteld, geldt het geheel als één onderneming. In het reglement moet zo nauwkeurig mogelijk worden vermeld voor welke onderneming deze PVT is ingesteld. Ondernemer: De natuurlijke of rechtspersoon die de onderneming in stand houdt. Bestuurder: Als er sprake is meerdere (gelijkwaardige) bestuurders kiezen zij uit hun midden degene die de rol van de bestuurder in de zin van de WOR en dit reglement vervult. Als de ondernemer een natuurlijk persoon is, kan de persoon van de ondernemer samenvallen met die van de bestuurder. PVT: Het reglement is geschreven voor de PVT in ondernemingen met 10 tot 50 medewerkers. Ook ondernemers met in de regel minder dan 10 werknemers kunnen besluiten een PVT in te stellen. Dit gebeurt uitsluitend vrijwillig en op basis van artikel 36d van de WOR. Dit reglement is voor een dergelijke PVT niet geschikt. In de onderneming werkzame personen: Daarbij is het niet van belang of de medewerker daadwerkelijk in de onderneming werkzaam is. In het geval van tewerkstelling in een andere onderneming van dezelfde ondernemer wordt de betrokkene voor wat betreft de medezeggenschap gerekend tot de onderneming van waaruit zijn werkzaamheden worden geleid. In onderling overleg kunnen ondernemer en PVT ook andere groepen rekenen tot "in de onderneming werkzaam". Te denken valt aan stagiaires, vrijwilligers, gedetacheerden of anderen. Een dergelijke uitbreiding moet in het reglement onder deze begripsomschrijving worden opgenomen. Bedrijfscommissie: Een uitvoeringsorgaan van de WOR, ingesteld door de Sociaal-Economische Raad of de minister van Binnenlandse Zaken en samengesteld door werkgevers- en werknemersorganisaties. Er zijn bijna zeventig bedrijfscommissies voor de verschillende bedrijfstakken. In het reglement moet de eigen bedrijfscommissie worden ingevuld.
10
HOOFDSTUK II
SAMENSTELLING EN ZITTINGSDUUR
Artikel 2 In bedrijven waarin grotendeels in ploegendienst wordt gewerkt, kan het voordelen hebben om ook plaatsvervangende leden te kiezen. Het reglement moet dan worden aangepast. De vertegenwoordiging 'in rechte' staat voor de vertegenwoordiging van de PVT in rechtsgedingen. Vaak zal op zo'n moment de vertegenwoordiging weer worden overgedragen aan een advocaat. Artikel 3 In plaats van een zittingsduur van drie jaar kan er ook worden gekozen voor twee of vier jaar. Het reglement moet dan in die zin worden aangepast. Het gezamenlijk aftreden betekent dat tussentijds toegetreden leden een kortere zittingsperiode hebben. De PVT kan desgewenst beperkingen opnemen in de herkiesbaarheid van de aftredende leden mits dit niet strijdig is met de WOR. Te verwachten valt dat beperkingen die discriminerend uitwerken voor bepaalde groepen strijdigheid opleveren. De mogelijkheid wordt het meest gebruikt om te voorkomen dat een lid vele periodes een zetel van de PVT bezet. Een alternatieve tekst zou dan kunnen zijn: Personen die gedurende twee volle zittingsperioden lid van de PVT zijn geweest, zijn gedurende drie jaar niet herkiesbaar. Artikel 4 PVT-leden kunnen ook voortijdig (moeten) stoppen. Voor die gevallen regelt dit artikel de opvolging. Tussentijdse verkiezingen in het laatste half jaar van de zittingsperiode zijn gezien de korte tijd dat het betreffende PVT-lid kan functioneren weinig zinvol. Het reglement verplicht de PVT slechts tot één keer tussentijdse verkiezingen. Anderzijds, als er twee vacatures zijn, kan de PVT niet meer functioneren (artikel 24, lid 4). Artikel 5 Het lidmaatschap van een PVT-lid kan niet worden beëindigd door toedoen van de overige leden of de ondernemer. Wel voorziet de WOR in de mogelijkheid een bepaald lid gedurende enige tijd of tot het einde van de zittingsperiode te schorsen. De betreffende bepaling wordt in dit artikel herhaald.
HOOFDSTUK III
VERKIEZINGEN
Artikel 6 In het geval van de verkiezingen voor de eerste PVT draagt de ondernemer de verantwoordelijkheid en zal de organisatie en uitvoering in de regel worden gedelegeerd aan een verkiezingscommissie of de nog bestaande ondernemingsraad. Artikel 7 Desgewenst kunnen zowel aan het actief kiesrecht (het recht om te kiezen) als aan het passief kiesrecht (het recht om gekozen te worden) door een wijziging van dit artikel beperkingen worden opgelegd. Deze wijzigingen moeten bijdragen aan de toepassing van de WOR. Denkbaar is dat enige werkervaring in de onderneming noodzakelijk wordt geacht om het kiesrecht uit te kunnen oefenen. De complexiteit en omvang van de onderneming spelen
11
daarbij zeker een rol. Dit kan tot uitdrukking komen in de eis dat personen gedurende enkele maanden in de onderneming werkzaam moeten zijn geweest alvorens zij kiesrechten verwerven. De eisen aan het actief kiesrecht kunnen nooit zwaarder zijn dan die aan het passief kiesrecht. Artikel 8 Door de verkiezingsdatum minimaal twee weken vóór het aftreden van de huidige PVT te leggen, wordt overdracht mogelijk. Het vervroegen van algemene verkiezingen is mogelijk door als zittende PVT unaniem te besluiten vervroegd af te treden. Omdat de (wijze van) verkiezing ook consequenties heeft voor de onderneming, is het redelijk dat hierover overleg plaatsvindt met de bestuurder. Artikel 9 Dit artikel regelt de kandidaatstelling en de daarbij in acht te nemen termijnen. Kandidatenlijsten kunnen zich beperken tot één kandidaat. Medewerkers kunnen meerdere lijsten ondertekenen, mits ze beschikken over het actief kiesrecht. De lijsten kunnen zowel door de kandidaten zelf als door de ondertekenaars worden ingediend. Artikel 10 Dit artikel biedt de indiener(s) van een kandidatenlijst de mogelijkheid eventuele fouten te herstellen om daarmee het verloren laten gaan van kandidaten te voorkomen. Als er minder dan drie kandidaten zijn gesteld, treedt artikel 4, lid 3 in werking en moet er een tussentijdse verkiezing worden georganiseerd voor de vacature(s) in de PVT. Het betekent dat kandidaten die zich na het sluiten van de kandidaatstelling melden niet zonder verkiezing kunnen worden benoemd. Er zal dan opnieuw een tussentijdse verkiezing moeten worden georganiseerd volgens de bepalingen van dit reglement, zodat ook anderen in de gelegenheid worden gesteld zich alsnog kandidaat te stellen. Artikel 11 Desgewenst kan ervoor worden gekozen de kiesgerechtigden één stem te laten uitbrengen. Artikel 12 Het bewaren van de stembiljetten is bedoeld zowel voor de benoeming bij tussentijdse vacatures als voor het kunnen reageren op eventuele bezwaren tegen de gang van zaken bij de verkiezing of de verkiezingsuitslag. Artikel 13 In verband met het voorzien in tussentijdse vacatures is van belang ook te loten tussen kandidaten die (nog) geen zitting zullen nemen in de PVT. Artikel 14 Omdat de bezwaren veelal een spoedeisend karakter hebben, spreekt het reglement van "zo spoedig mogelijk". Anderzijds kan de PVT alleen in een vergadering besluiten nemen, zodat er toch enige tijd zal verstrijken. Als de PVT het ingediende bezwaar niet tot tevredenheid van de indiener afhandelt, staat de beroepsgang naar de kantonrechter, na bemiddeling door de bedrijfscommissie, onverminderd open. Het is dan ook van belang degene die het bezwaar maakt daarop te wijzen.
12
HOOFDSTUK IV
ALGEMENE EN BIJZONDERE BEVOEGDHEDEN
Artikel 15 Dit artikel regelt zowel het overlegrecht als het mondeling initiatiefrecht van de PVT. De werkwijze wordt in hoofdstuk V vastgelegd. Artikel 16 Een bijzondere overlegvergadering is de jaarlijkse die gewijd is aan de algemene gang van zaken. Het gaat daarbij zowel om een terug- als een vooruitblik. De onderneming maakt de resultaten bekend en legt zijn beleidsplanning voor het komende halfjaar voor. De PVT kan deze vergaderingen gebruiken om zicht te krijgen op de ontwikkelingen die te zijner tijd tot advies- en/ of instemmingsvragen kunnen leiden en om afspraken te maken over de eigen rol in deze ontwikkelingen. Artikel 17 De PVT heeft recht op bepaalde informatie die zij gezien een van haar taken nodig heeft. De PVT moet daarbij wel aangeven om welke taak en welke informatie het gaat. De bestuurder zal beoordelen of de moeite en kosten van het voorzien in de gevraagde informatie opwegen tegen het in het geding zijnde belang (redelijkerwijs). Zoals in allerlei gevallen kan de kantonrechter, na bemiddeling door de bedrijfscommissie, om een uitspraak worden gevraagd als partijen er in overleg niet uitkomen. Artikel 18 Uit de begripsomschrijving (artikel 1) vloeit voort dat ook bij collegiaal bestuur één bestuurder als overlegpartner van de PVT optreedt. Dit artikel regelt de vervanging en bijstand van de bestuurder. Van belang is dat degene die optreedt als overlegpartner van de PVT ook over de volle bevoegdheden beschikt om namens de ondernemer te overleggen en te besluiten. Artikel 19 Het eerste lid geeft de beide instemmingsplichtige onderwerpen. Het gaat daarbij steeds om het voornemen over zo'n onderwerp een regeling vast te stellen, te wijzigen of in te trekken. De plicht berust bij de ondernemer en zal in de regel worden uitgevoerd door de bestuurder (zie artikel 1). Daarbij maakt het niet uit welk niveau of orgaan in de onderneming het besluit wil nemen. Het voornemen om géén besluit te nemen over een van de onderwerpen in lid 1 valt niet onder het instemmingsrecht. Beleid, in de zin van voorbereiding van te zijner tijd te nemen besluiten, is nooit instemmingsplichtig. De onderwerpen zijn steeds uitvoeringsonderdelen van het sociale beleid van de onderneming en kunnen worden uitgebreid op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) of een ondernemingsovereenkomst. Er is pas sprake van een regeling als het gaat om besluiten die betrekking hebben op alle werknemers of één of meer groepen. Onder werknemers vallen in ieder geval de in de onderneming werkzame personen en anderen die onder de voorgenomen regeling vallen (sollicitanten, uitzendkrachten, gedetacheerden). Het instemmingsrecht wordt beperkt door de CAO voor zover het onderwerp daarin inhoudelijk is geregeld. Bij publiekrechtelijke rechtspersonen neemt een eventuele regeling van arbeidsvoorwaarden dezelfde plaats in als de CAO in de marktsector.
13
Een door de PVT gegeven instemming werkt niet rechtstreeks door in de individuele arbeidsovereenkomst of het individuele aanstellingsbesluit. Daarvoor is nog afzonderlijk overleg nodig tussen ondernemer en werknemer. Instemming moet steeds schriftelijk worden gevraagd, vergezeld van de voorgestelde (wijziging van) regeling, de motieven en de te verwachten gevolgen voor het personeel. Er kan de PVT geen termijn worden opgelegd om tot een uitspraak te komen. De PVT moet in de voor besluitvorming benodigde termijn wel binnen de grenzen van de redelijkheid blijven. WOR en reglement bepalen voorts dat er ten minste eenmaal in de overlegvergadering over het voornemen gesproken moet worden, waarna de PVT zelfstandig zijn standpunt kiest en dit schriftelijk en voorzien van argumenten kenbaar maakt. Nadat de PVT schriftelijk zijn beslissing heeft laten weten, moet de ondernemer zo spoedig mogelijk schriftelijk laten weten, wat hij definitief zal besluiten en wanneer hij de nieuwe regeling wil laten ingaan, resp. de bestaande regeling wil intrekken. Als de ondernemer zijn voorgestelde regeling zonder instemming van de PVT wil uitvoeren, kan hij zich, na bemiddeling door de bedrijfscommissie, wenden tot de kantonrechter voor vervangende instemming. Ook als de PVT zijns inziens te lang op zich laat wachten kan hij daartoe overgaan. De kantonrechter beoordeelt of de PVT, gezien de in het geding zijnde belangen, onredelijk was in het onthouden van zijn instemming. Een instemmingsplichtige regeling die zonder (vervangende) instemming toch wordt uitgevoerd is niet rechtsgeldig, mits de PVT schriftelijk een beroep doet op de nietigheid . Vanaf het moment waarop de PVT van de ondernemer hoort of in de onderneming kan vaststellen dat er een definitief besluit wordt uitgevoerd, loopt er een termijn van één maand, waarin zij dit beroep kan doen. Dat is uitsluitend mogelijk als: er geen instemming gegeven is en de voorgestelde regeling toch wordt uitgevoerd; er instemming is gegeven met een andere regeling dan nu wordt uitgevoerd; er geen instemming is gevraagd en er wel een (nieuwe) regeling wordt uitgevoerd; er zonder instemming een bestaande regeling niet langer wordt uitgevoerd. Reageert de ondernemer ook op het beroep op de nietigheid van de regeling niet, dan kan de PVT, via de bedrijfscommissie, de kantonrechter vragen de ondernemer te verbieden de regeling uit te voeren. Ook de ondernemer kan zich tot deze instanties wenden. Dit zal gebeuren als hij meent dat het beroep ten onrechte is gedaan. Artikel 20 Het eerste lid bevat de voorgenomen besluiten die alvorens het besluit wordt genomen aan de PVT voor advies moeten worden voorgelegd. De plicht berust bij de ondernemer en zal in de regel worden uitgevoerd door de bestuurder (zie artikel 1). Daarbij maakt het niet uit welk niveau of orgaan in de onderneming het besluit wil nemen. Ook een besluit van de Raad van Toezicht of de Algemene vergadering van aandeelhouders is een besluit van de ondernemer. Alleen besluiten buiten de onderneming genomen, bijvoorbeeld in de politiek of het hogere concernniveau, vallen buiten de adviesplicht. Tenzij de ondernemer nauw betrokken is bij de voorbereiding van dat besluit. Het voornemen om géén besluit te nemen over een van de onderwerpen in lid 1 valt niet onder de adviesplicht. Beleid, in de zin van voorbereiding van te zijner tijd te nemen besluiten, is nooit adviesplichtig.
14
De aanvraag moet worden gedaan op het moment dat er nog sprake kan zijn van beïnvloeding van het besluit. Er kan geen termijn worden opgelegd om tot het advies te komen, zolang de PVT de grenzen van de redelijkheid maar in acht blijft nemen.
HOOFDSTUK V
WERKWIJZE EN FACILITEITEN
Artikel 21 De hier opgenomen bepalingen betreffen de eigen vergadering van de PVT. Opgemerkt moet worden dat deze bepalingen op grond van artikel 15, lid 2 ook van toepassing zijn op de overlegvergadering: de vergadering van PVT met bestuurder. Het verslag kan zich desgewenst beperken tot de hoofdlijnen van de vergadering of een overzicht van de genomen besluiten. Artikel 22 Kandidaatstelling voor of lidmaatschap van de PVT mag geen nadelige gevolgen hebben voor de werknemer. In dit artikel worden bepalingen gegeven die elke benadeling op grond van die feiten verbiedt en meer in het bijzonder het ontslag. Er wordt ook aandacht besteed aan de bescherming van de werknemers die het initiatief nemen om tot instelling van een personeelsvertegenwoordiging te komen. Voor medewerkers van overheidsorganisaties met een publiekrechtelijke aanstelling geldt de ontslagbescherming niet. De voor hen algemeen geldende ontslagbepalingen bieden ook voor deze situaties een gelijkwaardige bescherming. algemene bescherming tegen benadeling Om de bescherming tegen benadeling niet te beperken tot de periode rond de verkiezing of de zittingsperiode van de PVT geldt hij zolang de betrokkene in de onderneming werkzaam is. Bij benadeling moet worden gedacht aan allerlei onaangename omstandigheden die veroorzaakt worden door de betrokkenheid bij de medezeggenschap. Verminderde promotiekansen, ongunstige werktijden, minder mogelijkheden tot onregelmatigheidstoeslag, uitsluiting van overleg. Maar ook zwaardere benadeling: overplaatsing, arbeidsconflicten, schorsing, niet verlengen van een tijdelijke aanstelling. Het is aan de betrokkene om geconstateerde benadeling aan de kaak te stellen bij de bedrijfscommissie, eventueel de kantonrechter. Ook de PVT kan zo'n procedure starten. Bij een publiekrechtelijke aanstelling neemt de arrondissementsrechtbank de plaats van de kantonrechter in. ontslagbescherming Er geldt een ontslagverbod voor de leden van de PVT. Het aantal uitzonderingen hierop is beperkt: toestemming van de betrokkene met zijn ontslag; toestemming van de directeur van het RBA (regionaal bureau arbeidsvoorziening) bij sluiting van de onderneming of van het onderdeel waarin de betrokkene werkzaam is; ontslag op staande voet; toestemming van de kantonrechter bij ontslag 'wegens gewichtige redenen'. Een ontslag op staande voet kan zich voordoen als er dringende redenen zijn om een dienstverband onmiddellijk te beëindigen: diefstal, fraude, seksueel misbruik, en dergelijke. De ontslagen werknemer kan zich alsnog tot de kantonrechter wenden om aan te voeren dat er geen sprake was van een dringende reden en/ of dat het ontslag verband houdt met het lidmaatschap van de PVT.
15
De kantonrechter zal zowel bij zo'n procedure als bij het overwegen van 'gewichtige redenen' ernstig rekening houden met de mogelijkheid van een verband. Het is dan aan de werkgever om aan te tonen dat de relatie met het medezeggenschapswerk niet aannemelijk is. Een beëindiging die niet valt onder de genoemde uitzonderingen is nietig: de arbeidsovereenkomst bestaat nog steeds en daarmee ook de loondoorbetalingsplicht. Kandidaten tijdens de kandidaatstellingsperiode en ex-leden van de PVT gedurende twee jaar hebben een ontslagbescherming in de vorm van de bepaling dat zij slechts kunnen worden ontslagen met toestemming van de kantonrechter. De werknemer wordt bij de behandeling van het verzoek door de rechter gehoord. Dezelfde uitzonderingen als op het ontslagverbod voor de zittende leden zijn hier van toepassing. Artikel 23 Allerlei materiële en personele voorzieningen waarover de onderneming beschikt en die ook de PVT nodig heeft, moeten door de ondernemer ter beschikking worden gesteld. Te denken valt aan telefoon, briefpapier, porti, kopieerders, computers. Als een voorziening niet (meer) aanwezig is, kan de raad een beroep doen op artikel 28. Een aparte vermelding krijgt de raadpleging van de achterban door de PVT. Ook hiervoor moet de ondernemer gelegenheid bieden. Alles uiteraard binnen de grenzen van wat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de taakvervulling van de PVT. Bij verschil van mening zal de kantonrechter, na bemiddeling door de bedrijfscommissie, hierover moeten beslissen. Vergadertijd is werktijd en dit betekent doorbetaling van loon. Ook deze bepaling geldt voor de leden van de PVT. Daar staat tegenover dat zij verplicht zijn zoveel mogelijk in de normale werktijd bijeen te komen. Artikel 24 Voor andere dan vergader- en scholingsactiviteiten krijgen de leden van de PVT een door ondernemer en PVT gezamenlijk vast te stellen aantal uren per lid per jaar. De WOR noemt met name het onderling beraad (overleg met andere leden buiten de vergaderingen om) en het kennisnemen van de arbeidsomstandigheden in de onderneming. Ook over deze uren geldt een loondoorbetalingsplicht. Als er geen overeenstemming tussen ondernemer en PVT wordt bereikt, kan elk van beiden de bedrijfscommissie, eventueel kantonrechter, inschakelen. Het 'kennisnemen van de arbeidsomstandigheden' betekent ook een vrije toegang in alle werkruimtes en de gelegenheid tot raadpleging van (delen van) de achterban. Voor scholing en vorming krijgen de leden van PVT een door ondernemer en PVT gezamenlijk vast te stellen aantal dagen per lid per jaar. Wederom met behoud van salaris. Voor deeltijders kan dat minder doorbetaalde scholingsuren opleveren dan voor voltijders. Een dergelijke interpretatie van de WOR zal op gespannen voet staan met het beginsel van gelijke beloning van mannen en vrouwen. De bepaling over scholingstijd impliceert ook een scholingsrecht, zowel voor individuele PVT-leden als voor de PVT-leden gezamenlijk. Als er voor wat betreft de scholingsdagen geen overeenstemming tussen ondernemer en PVT wordt bereikt, kan elk van beiden de bedrijfscommissie, eventueel kantonrechter, inschakelen. Artikel 25 Alle kosten die de PVT moet maken zijn voor rekening van de ondernemer. Hieronder valt zowel het gebruik van de voorzieningen volgens artikel 23, het raadplegen van
16
deskundigen als de scholingskosten. De loondoorbetalingskosten zijn geregeld in de artikelen 23 en 24. Voor zover voorzieningen niet of onvoldoende in de organisatie aanwezig zijn, kan de PVT met een beroep op het belang voor haar functioneren, de uitgave voorleggen aan de ondernemer. In verband met een mogelijk meningsverschil over de noodzakelijkheid doet de PVT er verstandig aan pas n? de acceptatie van de voorziening het geld te besteden. Voor de kosten die gemoeid zijn met het voeren van rechtsgedingen is dit uitdrukkelijk verplicht. Bij meningsverschillen over een van de genoemde kosten kunnen beide partijen zich wenden tot de bedrijfscommissie, eventueel kantonrechter. Voor het inschakelen van een te betalen deskundige is zelfs voorafgaande goedkeuring van de ondernemer vereist, tenzij deze kosten kunnen worden bestreden uit een tevoren overeengekomen budget. Alleen in onderling overleg kan worden besloten tot een jaarlijks OR-budget, waaruit voorziene en onvoorziene kosten kunnen worden bestreden. De PVT krijgt daarmee een bestedingsvrijheid binnen de budgetgrenzen en de ondernemer kan de totale kosten van de medezeggenschap voor een belangrijk deel beheersen. Het maken van dergelijke afspraken is overigens niet verplicht. De loondoorbetalingskosten en de kosten van het gebruik maken van bestaande voorzieningen kunnen niet in het budget worden opgenomen. Als er een budget is, kan de PVT voor de daarin opgenomen kostenposten geen overschrijding doen zonder voorafgaande toestemming van de ondernemer. Ook de externe procedure bij een eventueel meningsverschil over de noodzakelijkheid van de te maken kosten bestaat dan niet meer. De PVT kan nooit worden veroordeeld tot het betalen van proceskosten. Alleen met goedkeuring van de ondernemer kan de PVT commissies instellen. Het gaat dan om het inschakelen van niet-PVT-leden bij (onderdelen van) de medezeggenschap. Voor de PVT aantrekkelijk omdat daarmee de capaciteit van de medezeggenschap kan worden uitgebreid, voor de ondernemer is er het nadeel van meer loondoorbetalingskosten.
HOOFDSTUK VI
OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 26 Er zijn twee mogelijkheden om de bevoegdheden van de PVT verder uit te breiden. De eerste is door dit in de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) of publiekrechtelijke arbeidsvoorwaardenregeling op te nemen. Zo'n uitbreiding beperkt zich tot de looptijd van de collectieve regeling. De tweede gebeurt door een schriftelijke overeenkomst tussen de ondernemer en de PVT: de ondernemingsovereenkomst. Het is niet verplicht hiervoor een afzonderlijke overeenkomst op te stellen. Ook een ondubbelzinnig verslag van de onderling overeengekomen uitbreiding vastgelegd in de goedgekeurde notulen van de overlegvergadering is te zien als een overeenkomst. De bedrijfscommissie moet op de hoogte worden gebracht van een dergelijk besluit. Een ondernemingsovereenkomst is bindend, ook in de toekomst, al kan ingrijpende wijziging van omstandigheden reden zijn om het besluit terug te draaien. Als de PVT het hier niet mee eens is, kan zij via de bedrijfscommissie de kantonrechter om het handhaven van de extra bevoegdheden vragen. De ondernemingsovereenkomst kan niet worden gebruikt om de wettelijke bevoegdheden van de PVT in te perken. Wel voor uitbreiding en interpretatie van wettelijke regels. De eventuele uitbreiding van de bevoegdheden van de PVT valt onder hetzelfde regime als de door de WOR en het reglement toegekende bevoegdheden. Dat geldt ook voor
17
de algemene beperking in het instemmingsrecht waardoor de inhoudelijke regeling in de CAO of publiekrechtelijke regeling boven de bevoegdheid van de PVT gaat (artikel 20). Eenmaal toegekende extra bevoegdheden zijn afdwingbaar via de algemene en bijzondere geschillenregeling. Artikel 27 Naast de bijzondere geschillenregeling van artikel 26 WOR rond het adviesrecht is er een algemene regeling voor geschillen voor alle belanghebbenden over: het instellen of in stand houden van de PVT; de kandidaatstelling en verkiezing PVT-leden; het bekendmaken van verslagen van PVT- en overlegvergaderingen. Na de kwestie voor bemiddeling te hebben voorgelegd aan de bedrijfscommissie kunnen belanghebbenden nog naar de kantonrechter. Naast de ondernemer en de PVT kunnen ook werknemers en hun vakorganisaties als belanghebbenden worden aangemerkt. Voor ondernemer en personeelsvertegenwoordiging: Alle bij of krachtens de WOR aan ondernemer en PVT opgelegde verplichtingen. Dit betreft dus niet alleen de WOR zelf, maar ook afspraken tussen ondernemer en raad gemaakt krachtens de WOR (zoals dit reglement). Na de kwestie voor bemiddeling te hebben voorgelegd aan de bedrijfscommissie kunnen ondernemer of PVT nog naar de kantonrechter. Omdat dit reglement is gebaseerd op artikel 32 van de WOR is ook al hetgeen hierin wordt bepaald handhaafbaar via een procedure bij de kantonrechter. Het geschil moet steeds eerst schriftelijk voor de bedrijfscommissie worden gebracht, voorzien van toelichting en bijbehorende stukken. De bedrijfscommissie probeert na het horen van de andere partij een schikking tot stand te brengen. Lukt dit niet, dan volgt er binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek een verslag met een advies. Als beide partijen daarmee instemmen kan de beschikbare termijn worden verlengd van twee naar vier maanden. Binnen dertig dagen na het uitgebrachte advies van de bedrijfscommissie kan de partij die zich er niet in kan vinden een verzoekschrift indienen bij de kantonrechter. Als de bedrijfscommissie niet tijdig adviseert, loopt de termijn van dertig dagen toch vanaf het verstrijken van de twee of vier maanden sinds de inschakeling van de commissie. Als het een geschil over de toepassing van het adviesrecht volgens artikel 25, eerste lid van de WOR betreft, bestaat de kans dat partijen ook de Ondernemingskamer van het Hof te Amsterdam inschakelen. De kantonrechter is in dat geval niet (langer) ontvankelijk en zal de zaak dus niet behandelen. De kantonrechter neemt verzoeken tot vervangende instemming of met betrekking tot een nietigverklaring ook niet in behandeling als over dezelfde kwestie al een bindende uitspraak door de Arbeidsinspectie is gedaan. De kantonrechter beslist over een correcte toepassing over het bij of krachtens de WOR bepaalde en kan tevens ondernemer en/ of raad verplichten zich op een bepaalde wijze te gedragen. Voor de ondernemer betekent overtreding van het vonnis het plegen van een strafbaar feit. Geeft de PVT geen gehoor aan het vonnis, dan kan zij door de kantonrechter worden ontbonden, waarbij zij wordt verplicht een opvolger te laten kiezen. Desnoods wordt de ondernemer daartoe gemachtigd. De ondernemer of de PVT kunnen binnen twee maanden hoger beroep aantekenen bij de rechtbank.
18
Artikel 28 Omdat het PVT-reglement ook bevoegdheden en faciliteiten van de PVT regelt die de minimale bevoegdheden op basis van de WOR overstijgen, kan een wijziging uitsluitend met instemming van zowel PVT als ondernemer plaatsvinden. Als overeenstemming uitblijft staat de weg naar de bedrijfscommissie, eventueel kantonrechter steeds open. Om dezelfde reden moeten zowel ondernemer (of namens deze de bestuurder) als PVT ondertekenen. Als er nog geen PVT is, dan is er sprake van een voorlopig reglement dat pas na ondertekening door de gekozen PVT een definitief karakter krijgt. De wet bepaalt dat overeenkomsten tussen ondernemer en pvt moeten worden toegezonden aan de eigen bedrijfscommissie. Dus ook dit (gewijzigde) PVT-reglement.
19