Gegenereerd op: 1 december 2014
Samen Samengges esttelde uitspr uitsprak aken, en, w weet- en regel elggevin vinggen en/o en/off wetgevin vingsadvie gsadviezzen uit de online Juridische D Daatabank vvan an de Nederlandse O Orrde vvan an A Adv dvoca ocatten Samengesteld op: 1 december 2014
De Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: Orde) stelt gegevens op haar internetsite alleen beschikbaar met als doel het verstrekken van informatie. Hoewel de Orde met de grootst mogelijke zorgvuldigheid let op de juistheid en de volledigheid van de op de internetsite verstrekte gegevens en informatie, garandeert zij niet dat deze gegevens en informatie vrij zijn van fouten of onvolkomenheden.
www.advocatenorde.nl
Pagina 1 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
INHOUD INHOUDSOPG SOPGA AVE Door u samengesteld uit de juridische databank van de Nederlandse Orde van Advocaten.
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Verordening op de administratie en de financiële integriteit Bijlage A: Model statuten stichting derdengelden (Algemeen) Bijlage B: Model overeenkomst kantoor-stichting derdengelden Aanvulling op bijlage A: Model Statuten bijzondere stichtingen derdengelden Bijlage C: Model eigen verklaring Bijlage D: Lijst specifiek uit te voeren werkzaamheden voor accountants Bijlage E: Model Rapport van feitelijke bevindingen Bijlage F: Model vrijwaringsverklaring
2 24 28 30 30 30 32 32
1. V Ver eror ordenin deningg op de adminis administr traatie en de financiële in inttegrit riteit eit V erordening op de administratie en de financiële integriteit (1) (1) Verordening van 25 maart 2009, inwerkingtreding 1 juli 2009 (besluit AR 6 april 2009), Stcrt. 2009, 118, Adv.bl. 2009, nr. 7, blz. 296-303. Gewijzigd bij verordening van 7 december 2009, inwerkingtreding 1 januari 2010, Stcrt. 2009, 20217, Adv.bl. 2009, nr. 16, verordening van 23 september 2010, inwerkingtreding 1 januari 2011, Stcrt. 2010, 15487 respectievelijk verordening van 1 december 2011, inwerkingtreding 1 januari 2012 (besluit CvA 1 december 2011), Stcrt. 2011, 22250, verordening van 27 juni 2012, inwerkingtreding 1 juli 2012, Stcrt. 2012, 14423 en verordening van 25 juni 2013, inwerkingtreding 6 juli 2013 (besluit CvA 25 juni 2013), Stcrt. 2013, 18899. Laatstelijk gewijzigd bij verordening van 11 september 2013, inwerkingtreding 1 januari 2014 (besluit CvA 11 september 2013), Stcrt. 2013, 32118. Het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten; Overwegende, dat het van belang is dat de regels die zijn gesteld betreffende: een behoorlijke inrichting van de administratie van de praktijkvoering; de verzekering door advocaten van het risico van beroepsaansprakelijkheid; de contractuele beperking van beroepsaansprakelijkheid door advocaten; de financiële integriteit van advocaten; het voorkomen van betrokkenheid van advocaten bij criminele handelingen; worden samengevoegd, en waar nodig aangepast, in een overzichtelijke verordening. Gelet op de artikelen 26, 28 en 32 van de Advocatenwet; Gezien het ontwerp met toelichting van de Algemene Raad; Gelet op het advies van de Adviescommissie Regelgeving; Stelt de navolgende verordening vast: Hoofdstuk I begripsbepaling Artikel 1 In deze verordening wordt verstaan onder:
www.advocatenorde.nl
Pagina 2 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
a. Advocaat: de in Nederland ingeschreven advocaat, alsmede de advocaat bedoeld in artikel 16h van de Advocatenwet; b. Deken: de deken van het arrondissement waar de advocaat kantoor houdt; c. Raad van Toezicht: de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten in het arrondissement waar de advocaat kantoor houdt; d. Algemene Raad: de Algemene Raad als bedoeld in artikel 18 van de Advocatenwet; e. Secretaris: de secretaris van de Algemene Raad als bedoeld in artikel 34 van de Advocatenwet; f. Aanspraak: de vordering tot vergoeding van schade die is ingesteld tegen de advocaat in het kader van de uitoefening van zijn beroep; g. College van Afgevaardigden: het College van Afgevaardigden bedoeld in artikel 19 van de Advocatenwet; h. Authenticatiemiddel: het door de Algemene Raad vastgestelde en in persoon uit te reiken middel waarmee a. de advocaat zich fysiek kan legitimeren en ten behoeve van communicatie binnen beveiligde internetomgevingen zijn hoedanigheid van advocaat en identiteit langs elektronische weg kan aantonen; b. de door de advocaat gemachtigde kantoormedewerker en contactpersoon hun identiteit langs elektronische weg kunnen aantonen om ten behoeve van de advocaat toegang te hebben tot door de advocaat aan te wijzen beveiligde internetomgevingen; i. Leverancier: de onderneming die door de Algemene Raad is belast met het vervaardigden van het authenticatiemiddel en certificaten, alsmede met de afhandeling van de aanvraag daarvan; j. Certificaat: de op het authenticatiemiddel opgeslagen elektronische bevestiging die gegevens voor het verifiëren van een elektronische handtekening verbindt met een bepaalde persoon en de identiteit van die persoon bevestigt; k. Kantoormedewerker: degene die door de advocaat gemachtigd is het authenticatiemiddel aan te vragen en daarvan gebruik te maken ten behoeve van die advocaat; l. Contactpersoon: - de advocaat die, of - degene die door de advocaat, belast is met gegevensverstrekking aan de secretaris met gebruikmaking van het authenticatiemiddel; m. Samenwerkingsverband: iedere samenwerking waarin de deelnemers voor gezamenlijke rekening en risico praktijk uitoefenen of te dien aanzien de zeggenschap dan wel de eindverantwoordelijkheid met elkaar delen waarbij de deelnemers zijn advocaten dan wel niet in Nederland ingeschreven advocaten mits het land van herkomst lid is van een door de Algemene Raad erkende organisatie van advocaten dan wel leden van een andere door de Algemene Raad erkende groep van vrije beroepsbeoefenaars; n. Derdengelden: de gelden die niet zijn bestemd voor de advocaat in het kader van zijn optreden in die hoedanigheid en die een relatie moeten hebben met betrekking tot de dienst die door hem wordt verleend, maar voor zijn cliënt of enige andere derde, voor zover deze gelden niet kunnen worden aangemerkt als verschotten of griffierechten; o. Stichting Derdengelden: de stichting waarvan het doel blijkens de doelomschrijving uitsluitend is het tijdelijk beheer van derdengelden ten behoeve van de rechthebbende of degene die zal blijken de rechthebbende te zijn en waarvan de statuten gelijkluidend zijn aan een van de als bijlage A aan deze verordening gehechte statuten Stichting Derdengelden en met welke stichting ten behoeve van de advocaat een overeenkomst is gesloten die onverkort de bepalingen bevat van de als bijlage B aan deze verordening gehechte Modelovereenkomst Kantoor-Stichting Derdengelden. Het College van Afgevaardigden kan bij afzonderlijk besluit bijlage A aanvullen;
www.advocatenorde.nl
Pagina 3 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
p. Rechthebbende: degene voor wie de ontvangen derdengelden zijn bestemd; q. Accountant: een accountant als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het accountantsberoep.
Hoofdstuk II Administratie Artikel 2 De advocaat is verplicht ten aanzien van zijn praktijk de administratie op zodanige wijze te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen kunnen worden vastgesteld. Hij is voorts verplicht binnen een redelijke termijn na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten op schrift te stellen. Hoofdstuk IIa Authenticatiemiddel Artikel 2a • De advocaat beschikt over een door de Algemene Raad vast te stellen authenticatiemiddel met het daarbij behorende beschermingsniveau en is verantwoordelijk voor het gebruik daarvan. • De advocaat kan een kantoormedewerker of de contactpersoon, niet zijnde advocaat, machtigen het authenticatiemiddel aan te vragen. • Ten behoeve van het authenticatiemiddel heeft de advocaat een persoonlijk e-mailadres en draagt er zorg voor dat de personen bedoeld in het tweede lid eveneens een persoonlijk e-mailadres hebben. • De advocaat deelt aan de secretaris mede wie hij heeft gemachtigd het authenticatiemiddel aan te vragen en te gebruiken. • Bij de aanvraag van het authenticatiemiddel verstrekt de advocaat respectievelijk de kantoormedewerker en de contactpersoon, niet zijnde advocaat, de secretaris de nader door de Algemene Raad te bepalen gegevens. • De advocaat is verantwoordelijk voor het gebruik van het authenticatiemiddel door de door hem gemachtigde kantoormedewerker respectievelijk de contactpersoon, niet zijnde advocaat.
Artikel 2b
1. Het authenticatiemiddel heeft een geldigheidsduur van maximaal drie jaren, te rekenen vanaf de datum van afgifte. 2. Het College van Afgevaardigden stelt de vergoeding voor het authenticatiemiddel vast voor de in het eerste lid genoemde periode. 3. De vergoeding voor het authenticatiemiddel wordt in rekening gebracht aan de advocaat a. aan wie het authenticatiemiddel beschikbaar wordt gesteld; b. die een kantoormedewerker of de contactpersoon, niet zijnde advocaat, heeft gemachtigd tot de aanvraag en het gebruik van het authenticatiemiddel. 4. Geen restitutie vindt plaats voor een korter gebruik van het authenticatiemiddel dan de geldigheidsduur daarvan.
www.advocatenorde.nl
Pagina 4 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
Artikel 2c
1. De advocaat doet onverwijld mededeling aan de secretaris van feiten die de geldigheid van het authenticatiemiddel betreffen en in elk geval bij a. ernstige beschadiging, verlies of diefstal van zijn authenticatiemiddel; b. ernstige beschadiging, verlies of diefstal van het authenticatiemiddel van een door hem gemachtigde kantoormedewerker of de contactpersoon, niet zijnde advocaat; c. intrekking van de bevoegdheid gebruik te maken van het authenticatiemiddel door een daartoe gemachtigde kantoormedewerker of de contactpersoon, niet zijnde advocaat. 2. De secretaris geeft de leverancier onverwijld opdracht het authenticatiemiddel zo spoedig mogelijk in te trekken: a. b. c. d.
in de gevallen genoemd in het eerste lid; bij verlies van de hoedanigheid van advocaat; bij schorsing van de advocaat; bij opschorting van de stage.
3. Beschikbaarstelling van een nieuw authenticatiemiddel vindt plaats tegen de vergoeding bedoeld in artikel 2b, tweede lid.
Artikel 2d De Algemene Raad
1. vergewist zich ervan dat de leverancier voldoet aan de vereisten geldend voor certificatiedienstverleners als bedoeld in de Telecommunicatiewet, in het bijzonder Hoofdstuk 2; 2. draagt zorg voor de verwerking van de aanvrage en ter beschikkingstelling van het authenticatiemiddel door de leverancier met alle daarbij behorende taken, waarbij verificatie van de identiteit van de aanvrager voorop staat; 3. brengt ten minste twee keer per jaar verslag uit aan het College van Afgevaardigden over de bevindingen met het authenticatiemidde
Artikel 2e
1. De advocaat gebruikt het authenticatiemiddel
www.advocatenorde.nl
Pagina 5 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
a. in bij of krachtens enige wet verplicht gestelde legitimatie als advocaat; b. ter verkrijging van de toegang tot voor de praktijkuitoefening relevante door de Algemene Raad aangewezen beveiligde internetomgevingen; c. overeenkomstig het door de Algemene Raad bij nadere regeling bepaalde. 2. De advocaat draagt er zorg voor dat een kantoormedewerker en de contactpersoon, niet zijnde advocaat, het authenticatiemiddel gebruiken conform diens schriftelijke opdracht en met inachtneming van het in dit hoofdstuk bepaalde.
Artikel 2f 1. De advocaat beschikt uiterlijk per 1 januari 2013 over het authenticatiemiddel bedoeld in artikel 2a. 2. De geldigheid van de Advocatenpas expireert op het moment dat de advocaat beschikt over het authenticatiemiddel bedoeld in artikel 2a, doch uiterlijk op 31 december 2012.
Artikel 2g 1. Uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van dit hoofdstuk vindt een evaluatie van de toepassing van het authenticatiemiddel plaats door de Algemene Raad. 2. De uitkomsten van de evaluatie bedoeld in het eerste lid worden uiterlijk zes maanden voor het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 2b, eerste lid, ter kennis gebracht van het College van Afgevaardigden.
Hoofdstuk III Beroepsaansprakelijkheid Artikel 3 1. De advocaat is verplicht ter zake van het risico van zijn beroepsaansprakelijkheid verzekerd te zijn. 2. Uitsluitend indien een werkgever als bedoeld in artikel 3, tweede lid van de Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking schriftelijk en onherroepelijk te kennen heeft gegeven de advocaat in dienstbetrekking niet aansprakelijk te zullen houden voor schade, in de beroepsuitoefening als advocaat toegebracht aan hem als werkgever, behoeft de advocaat dat risico niet te verzekeren. In dat geval blijft voor de advocaat in dienstbetrekking de verplichting bestaan een aansprakelijkheidsverzekering te sluiten voor schade, als advocaat toegebracht aan derden. 3. De advocaat die de praktijk uitoefent in dienst van de Staat is niet verplicht een verzekering te sluiten als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, indien de Staat door middel van een schriftelijke verklaring te kennen heeft gegeven de advocaat niet aansprakelijk te zullen houden voor schade, in zijn beroepsuitoefening aan de Staat toegebracht en de advocaat te vrijwaren tegen aanspraken van derden ter zake van schade hun toegebracht in zijn beroepsuitoefening als advocaat in dienst van de Staat. De verklaring dient onverkort de bepalingen te bevatten van het als bijlage F aan deze verordening gehechte model.
Artikel 4 De in artikel 3 bedoelde verzekering dient te voldoen aan de volgende eisen:
www.advocatenorde.nl
Pagina 6 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
a. Het verzekerd bedrag dient per advocaat of indien de advocaat deel uitmaakt van een samenwerkingsverband per samenwerkingsverband in overeenstemming te zijn met het soort zaken en de belangen, die de advocaat of dat samenwerkingsverband pleegt te behartigen. Onverminderd het vorenstaande is de hoogte van het verzekerd bedrag ten minste € 500.000,- per aanspraak tot een totaal van ten minste twee maal dit bedrag per verzekeringsjaar; b. Het bedrag van het eigen risico is voor één advocaat en voor een samenwerkingsverband van twee advocaten ten hoogste € 12.500,- per aanspraak. Indien aan de in artikel 3, eerste lid bedoelde verplichting wordt voldaan door het sluiten van een verzekering ten name van een samenwerkingsverband bestaande uit meer dan twee advocaten, mag het bedrag van het eigen risico ten hoogste zoveel maal € 5.000,- per aanspraak zijn als het aantal verzekerde advocaten met een maximum van € 100.000,- per aanspraak; c. De advocaat dient zich te verzekeren voor alle werkzaamheden die gerekend kunnen worden tot de beroepsuitoefening van de advocaat, daaronder begrepen het optreden als curator in een faillissement, als bewindvoerder in een (voorlopige) surséance van betaling en in andere hoedanigheid waarin de advocaat door de rechter wordt benoemd dan wel als mediator, bindend adviseur of arbiter; d. De verzekering is ten minste van kracht voor gebeurtenissen in de lidstaten van de Europese Unie en landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en Zwitserland; e. De verzekering is aangegaan met een verzekeraar van wie aannemelijk is dat deze voldoet aan redelijkerwijs te stellen eisen van solvabiliteit; f. De verzekering dekt mede de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de advocaat voor handelingen en nalatigheden van personen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn.
Artikel 5 1. De advocaat die aan zijn in artikel 3 omschreven verplichtingen heeft voldaan is het toegestaan zich, buiten het bedrag van het eigen risico, van aansprakelijkheid vrij te tekenen; vrijtekening is slechts geoorloofd voor zover de door hem overeenkomstig deze verordening verplicht afgesloten beroepsaansprakelijkheidsverzekering geen aanspraak op een uitkering geeft. 2. Een afspraak tot beperking van de beroepsaansprakelijkheid dient schriftelijk tussen de advocaat en de cliënt te worden vastgelegd.
Hoofdstuk IV Stichting Derdengelden Artikel 6
1. De advocaat is verplicht een Stichting Derdengelden ter beschikking te hebben. De Stichting Derdengelden mag uitsluitend gebruikt worden voor derdengelden in de zin van deze verordening. 2. De advocaat ziet erop toe dat derdengelden niet naar hem worden overgemaakt, maar hetzij rechtstreeks naar de rechthebbende, hetzij naar de hem ter beschikking staande Stichting Derdengelden. De advocaat mag op zijn briefpapier uitsluitend het bankrekeningnummer van die stichting vermelden. De vermelding van het eigen bankrekeningnummer is slechts toegestaan bij betalingsverzoeken betrekking hebbende op verschotten en geldbedragen die de advocaat zelf toekomen. 3. De advocaat is verplicht zodra hij desondanks derdengelden onder zich heeft gekregen deze onverwijld over te maken hetzij naar de rechthebbende, hetzij naar de in het eerste lid bedoelde Stichting Derdengelden, en een dergelijke handeling steeds afzonderlijk te registreren zodanig dat daaruit telkens blijkt - het ontvangen bedrag; - de datum en wijze van ontvangst;
www.advocatenorde.nl
Pagina 7 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
4. 5. 6.
7. 8.
- de datum van overmaking; - de begunstigde; - de naam van de behandelend advocaat. De advocaat ziet erop toe dat de derdengelden die worden gehouden door de Stichting Derdengelden worden overgemaakt naar de rechthebbende zodra de gelegenheid zich daartoe voordoet. Het is de advocaat niet toegestaan derdengelden te doen strekken tot zekerheid van hemzelf, zijn praktijk of enige derde of anderszins in strijd met hun bestemming te gebruiken. De advocaat mag slechts gelden die zich bevinden onder een Stichting Derdengelden aanwenden voor betaling van een eigen declaratie indien de rechthebbende daarmee ondubbelzinnig instemt en de advocaat dit onverwijld schriftelijk vastlegt met verwijzing naar een specifiek omschreven declaratie en het verschuldigde bedrag. Het in dit artikel bepaalde is voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op geldswaardige papieren en kostbaarheden. Het bepaalde in leden twee tot en met zeven geldt niet in het geval de advocaat optreedt in een hoedanigheid die het gevolg is van een rechterlijke benoeming, indien en voor zover daarbij voorzien is in een regeling voor het beheer van derdengelden.
Hoofdstuk V: Gegevensverificatie Artikel 7
1. De advocaat is verplicht zich bij aanvaarding van de opdracht te vergewissen van de identiteit van de cliënt en in voorkomend geval tevens van de identiteit van de tussenpersoon die de opdracht heeft verstrekt, tenzij de aard of de omstandigheden van de zaak dit onmogelijk maken. 2. De advocaat is verplicht bij de aanvaarding van de opdracht na te gaan of niet in redelijkheid aanwijzingen bestaan dat de opdracht strekt tot voorbereiding, ondersteuning of afscherming van onwettige activiteiten.
Artikel 8 1. De advocaat mag afgaan op de juistheid van de hem door de cliënt verstrekte gegevens zolang in redelijkheid aanwijzingen van het tegendeel ontbreken. 2. Indien de advocaat gerede twijfel heeft, dan wel indien er omstandigheden zijn die gerede twijfel rechtvaardigen, over de juistheid van de door of namens de cliënt verschafte gegevens, de identiteit van de cliënt of de tussenpersoon of aan de wettigheid van het doel waartoe de opdracht strekt, stelt de advocaat een onderzoek in naar de juistheid van de verschafte gegevens, de achtergrond van de cliënt, de tussenpersoon onderscheidenlijk het doel van de opdracht, tenzij de aard of omstandigheden van de zaak dit onmogelijk maken.
Artikel 9 1. De advocaat onthoudt zich van de verlening van diensten of legt een opdracht neer, indien hij in redelijkheid niet in voldoende mate de gegevens heeft verkregen waarom hij de cliënt of de tussenpersoon ter uitvoering van het bepaalde in de artikelen 7 en 8 heeft verzocht, of indien in redelijkheid aanwijzingen bestaan dat de opgedragen diensten strekken tot de voorbereiding, ondersteuning of afscherming van onwettige activiteiten. 2. De advocaat mag slechts gelden, geldswaardige papieren, kostbaarheden of andere zaken aannemen of bewaren, indien hij zich ervan heeft vergewist welke gelden, geldswaardige papieren, kostbaarheden of andere
www.advocatenorde.nl
Pagina 8 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
zaken het betreft en zich ervan heeft overtuigd dat dit in het kader van een door hem behandelde zaak een redelijk doel dient. Hoofdstuk VI Betalingsverkeer Artikel 10 1. De advocaat verricht of aanvaardt in het kader van zijn praktijkuitoefening betalingen slechts giraal behoudens het bepaalde in de volgende leden van dit artikel. 2. De advocaat kan betalingen in het kader van zijn praktijkuitoefening alleen dan in contanten verrichten of aanvaarden, indien er feiten of omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen en met inachtneming van het bepaalde in het derde lid. 3. Indien de advocaat in een zaak of in een periode van ten hoogste een jaar ten behoeve van dezelfde cliënt een of meer contante betalingen zal verrichten of aanvaarden met een gezamenlijke waarde van 5000 euro of meer, overlegt de advocaat hierover voorafgaand aan die verrichting of aanvaarding met de deken. Indien voorafgaand overleg redelijkerwijs niet mogelijk is, vindt dit overleg plaats onverwijld na de verrichting of aanvaarding van die betaling.
Hoofdstuk VII Toezicht Artikel 11 De advocaat is verplicht met betrekking tot zijn praktijk een zodanige administratie te voeren dat daaruit te allen tijde genoegzaam blijkt van de naleving van het bepaalde in de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Artikel 11a 1. De advocaat is verplicht te beschrijven hoe hij voldoet aan de verplichtingen die volgen uit de artikelen 2-11 van deze verordening. 2. De Algemene Raad stelt – gehoord het College van Afgevaardigden – over het bepaalde in het voorgaande lid nadere regels. Artikel 12
1. De advocaat is verplicht desgevraagd aan de deken of de namens de deken optredende secretaris te verklaren dat is voldaan aan de hem in deze verordening opgelegde verplichtingen. De deken of de secretaris bepaalt de wijze waarop deze verklaring dient te geschieden. 2. De advocaat is verplicht desgevraagd de deken of de namens de deken optredende secretaris de gewenste inlichtingen te verschaffen over de door hem gevoerde administratie, de hem ter beschikking staande of door hem bestuurde Stichting Derdengelden en de financiële situatie van zijn praktijk, met inbegrip van de liquiditeit en de solvabiliteit daarvan. Wanneer de deken van oordeel is dat ten aanzien van die onderwerpen een nader onderzoek noodzakelijk is, gaat hij of de namens de deken optredende secretaris, daartoe over. Daarvoor kan hij een of meer deskundigen als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Verordening op het landelijk dekenberaad, aanwijzen. Hij bedingt daarbij diens geheimhouding. De advocaat is verplicht aan een dergelijk onderzoek zijn medewerking te verlenen. 3. Van een ingevolge het voorgaande lid opgemaakt verslag ontvangt de advocaat een afschrift. 4. De deken kan zich bij de uitoefening van zijn bevoegdheid uit hoofde van het eerste lid van dit artikel doen vervangen door een lid van de Raad van Toezicht. 5. Ten aanzien van de deken oefent de Raad van Toezicht of een door deze aangewezen lid de bevoegdheid uit welke aan de deken in eerste lid van dit artikel ten aanzien van de andere advocaten is toegekend.
www.advocatenorde.nl
Pagina 9 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
Hoofdstuk VIII Citeertitel en inwerkingtreding Artikel 13 Deze verordening wordt aangehaald als de Verordening op de administratie en de financiële integriteit en treedt in werking op een door de Algemene Raad nader te bepalen tijdstip. Deze verordening treedt in de plaats van de Verordening op de Beroepsaansprakelijkheid 1991, de Boekhoudverordening 1998, de Verordening op de praktijkuitoefening (onderdeel Wid en Wet MOT) en de Richtlijnen ter voorkoming van betrokkenheid van de advocaat bij criminele handelingen. Verwijzingen naar de Boekhoudverordening worden vanaf inwerkingtreding van deze verordening gelezen als verwijzingen naar de Verordening op de administratie en de finan ciële integriteit. Nota van toelichting van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit Algemene Toelichting Met de Verordening op de administratie en de financiële integriteit stelt de Algemene Raad regels aangaande de administratie en financiën van advocaten met als doel de integriteit van advocaten op deze terreinen te bevorderen. Integriteit van advocaten is van belang voor het goed functioneren van de beroepsgroep en voor het vertrouwen dat de samenleving in de advocatuur heeft. De integriteit van advocaten houdt onder andere in dat advocaten financieel integer handelen, dat zij de financiële administratie op orde hebben, dat zij verzekerd zijn voor de risico’s van beroepsaansprakelijkheid en dat zij geen gelden of goederen aannemen die niet functioneel zijn voor de dienst die zij verlenen. De Algemene Raad acht het van belang voor de integriteit van de beroepsgroep en voor het vertrouwen van de samenleving in de advocatuur, regels te stellen aangaande de financiële integriteit van advocaten. De Algemene Raad besprak de tekstvoorstellen voor de Verordening op de administratie en de financiële integriteit ook met een ad hoc commissie van het College van Afgevaardigden. Deze ad hoc commissie bestaat uit de afgevaardigden mrs. Van Aken, Van Alkemade, Beydals, Van Dijk, Doornbos, Dulack, Elsen, Ingwersen en Taekema. De commissie besprak de Verordening op de administratie en de financiële integriteit gedurende drie middagen in januari 2009 uitvoerig en paste de verordening op een aantal punten aan. De verordening die nu voorligt, is het resultaat van die besprekingen. De verordening voegt bestaande verplichtingen met betrekking tot de financiële administratie, de verzekeringsplicht en de voorkoming van betrokkenheid bij criminele handelingen samen. Concreet gaat het om het samenvoegen van de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid 1991, de Boekhoudverordening 1998, de Verordening op de praktijkuitoefening (onderdeel Wid en Wet MOT) en de Richtlijnen ter voorkoming van betrokkenheid van de advocaat bij criminele handelingen (Bruyninckx-richtlijnen). De Bruyninckx-richtlijnen krijgen de status van een verordening. Deze richtlijnen zijn in 1995 opgesteld om advocaten te wijzen op de plichten die zij hebben bij de aanvaarding van de opdracht van de cliënt. Daarnaast bewerkstelligen de richtlijnen dat de in Gedragsregels 2, eerste lid opgelegde norm wordt nageleefd. Gedragsregel 2, eerste lid: De advocaat dient te vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van het beroep in gevaar zou kunnen komen . Zie ook de toelichting op de Bruyninckx-richtlijnen. Uit verschillende rapporten blijkt dat in de naleving door advocaten van de Boekhoudverordening 1998 en de Bruyninckx-richtlijnen verbeteringen te behalen zijn. Zie onder andere het rapport De betaling verantwoord (TK 2004-2005, JUST041183) en het IOO rapport De praktijk van de derdenrekeningen (TK 2006-2007, 30800 VI, nr. 73). De werkgroep Betaling Verantwoord kwam in 2004 in haar rapport met een aantal voorstellen die de transparantie en de controleerbaarheid van de naleving van de betalingsvoorschriften en andere verplichtingen uit de Bruyninckx-richtlijnen en andere regelgeving, waaronder de Boekhoudverordening vergroten. De werkgroep stelde onder andere voor de geldende norm voor de redelijkheid van een betaling (artikel 6 van de Bruyninckx-richtlijnen) te handhaven. Daarnaast stelde zij voor om de verplichtingen voortvloeiend uit de Bruyninckx-richtlijnen uit te breiden en het toezicht door de plaatselijke dekens op de naleving van deze verplichtingen te versterken. Het laatste voorstel van de werkgroep betrof het instellen van een toetsingscommissie die kijkt naar en kan oordelen over eventuele overtredingen van de betalingsvoorschriften. De Algemene Raad neemt in deze verordening drie van de vier voorstellen van de werkgroep over. Het toezicht van de dekens op de naleving van de verplichtingen wordt versterkt, onder meer doordat de advocaat moet overleggen met de deken indien hij betalingen per kas ontvangt die hoger zijn dan € 15.000,-. Het punt van de onafhankelijke toetsingscommissie neemt de Algemene Raad vooralsnog niet over. De Algemene Raad is van mening dat de functie
www.advocatenorde.nl
Pagina 10 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
van de plaatselijke deken voldoende waarborgen biedt om eventuele overtredingen van de betalingsvoorschriften te controleren. Hierbij kan de deken zich laten bijstaan door derden. In overleg met de dekens werkt de Algemene Raad aan een verdere ontwikkeling en professionalisering van het toezicht. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar de controle van geldstromen via de derdenrekening en de voorkoming van betrokkenheid van advocaten bij criminele handelingen. De Algemene Raad wil benadrukken dat deze regelgeving verder gaat dan de bestaande wetgeving met betrekking tot het voorkomen van witwassen en financieren van terrorisme. Deze verordening ziet mede op het tegengaan van betrokkenheid van alle advocaten bij criminele handelingen. Hiermee neemt de Algemene Raad zijn verantwoordelijkheid om de betrokkenheid van advocaten bij criminele handelingen te voorkomen en daarmee de integriteit van de advocatuur te versterken. Belangrijk aspect van deze verordening is de wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend. De verordening gaat bij het toezicht uit van open normen. Uitdrukkelijke uitzondering op deze open norm is de verplichting van advocaten om met betrekking tot de financiële administratie een eigen verklaring of een Rapport van feitelijke bevindingen te overleggen. Voor de invulling van de open normen werkt de Algemene Raad nauw samen met de dekens; zij houden immers toezicht op advocaten. Uitgangspunt hierbij is de verantwoordelijkheid van de advocaat en het vertrouwen in zijn functioneren. Dit betekent een gedifferentieerd toezicht naar gelang de aard en de omvang van de praktijk van de advocaat. Het toezicht zal worden vormgegeven rondom het principe: soepel waar het kan, streng waar het moet. Deze verordening neemt nagenoeg alle verplichtingen uit de bestaande drie verordeningen over. Om de leesbaarheid te vergroten zijn sommige bepalingen samengevoegd of opnieuw geformuleerd, zonder dat de Algemene Raad afbreuk wil doen aan de geldende normen. Twee bepalingen zijn niet overgenomen omdat in de praktijk geen beroep op deze bepalingen werd gedaan. Het gaat hierbij om artikel 4 (het bemiddelen door de Algemene Raad bij het verkrijgen van een verzekering) en artikel 6 (het verlenen van vrijstelling voor de verzekeringsplicht) van de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid. Daarentegen is nu expliciet in artikel 6, eerste lid van de verordening komen te staan dat de Stichting Derdengelden uitsluitend gebruikt mag worden voor derdengelden in de zin van de verordening. Artikelsgewijze toelichting Artikel 2 Dit artikel beschrijft de verplichting van de advocaat de administratie op een ordelijke wijze te voeren om aan de rechten en verplichtingen te kunnen voldoen. Hier is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij artikel 2:10 BW, dat betrekking heeft op de administratieve verplichtingen van de rechtspersoon, en artikel 3:15i BW. Dit artikel richt zich dus vooral op de advocaat die de praktijk buiten het verband van een rechtspersoon uitoefent. Met de woorden “ten aanzien van zijn praktijk” wordt onder andere tot uitdrukking gebracht dat meerdere advocaten die de praktijk binnen een en hetzelfde kantoorverband uitoefenen kunnen volstaan met het voeren van één administratie. Onder het voeren van een administratie op ordelijke wijze wordt in deze verordening onder meer begrepen dat de advocaat een debiteuren- en crediteurenadministratie dient aan te houden, evenals een kas/giroboek en een grootboek. Als bijlage D is een lijst met specifiek uit te voeren werkzaamheden voor een accountant opgenomen, waarmee de accountant kan nagaan of aan de verplichting van het voeren van een ordelijke administratie is voldaan (Nota van toelichting van de Boekhoudverordening 1998 7 september 1998). Artikel 3 Dit artikel beschrijft de verplichting van de advocaat verzekerd te zijn tegen het risico van beroepsaansprakelijkheid. Bij de bepaling of een advocaat behoorlijk verzekerd is, is van belang dat de advocaat bij de vaststelling van het risico aandacht besteedt aan eventuele in- en uitlooprisico’s. Een ontheffing van de verzekeringsplicht is niet mogelijk. De verplichting verzekerd te zijn ter zake van het risico van beroepsaansprakelijkheid geldt evenzeer voor advocaten in dienstbetrekking, maar geldt niet voor zover het betreft het risico van aansprakelijkheid van de advocaat jegens zijn werkgever voor schade die hij in zijn beroepsuitoefening als advocaat jegens zijn werkgever heeft toegebracht, indien die werkgever schriftelijk te kennen geeft hem daarvoor niet aansprakelijk te zullen houden. De Algemene Raad ziet aanleiding recht te doen aan de aparte positie van advocaten in dienstverband. Als de werkgever bereid is te verklaren de advocaat in dienstbetrekking niet aansprakelijk te zullen houden, behoeft dat risico niet te worden
www.advocatenorde.nl
Pagina 11 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
gedekt. De uitzondering op de verzekeringsplicht is opgenomen om recht te doen aan de positie van de advocaatbedrijfsjurist die uitsluitend optreedt voor zijn werkgever (Nota van toelichting Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking, Adv.bl. 2000, blz. 919). Voor schade toegebracht aan derden is wel een aansprakelijkheidsverzekering nodig. Een Aansprakelijkheidsverzekering voor Bedrijven (AVB) is zonder meer onvoldoende. Onder een AVB is slechts aansprakelijkheid gedekt voor personenschade (letsel, aantasting van de gezondheid) en daaruit voortvloeiende schade, evenals aansprakelijkheid voor zaakschade (beschadiging, vernietiging en verlies van zaken) en daaruit voortvloeiende schade. Aansprakelijkheid voor zuivere vermogensschade of voor ideële schade zoals belediging, is onder de AVB niet gedekt en dat is nu juist de schade waarvoor een advocaat aansprakelijk kan zijn. Een advocaat in dienstbetrekking die op grond van artikel 3, achtste lid van de Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking een nevenpraktijk heeft is op grond van artikel 3, eerste lid van deze verordening verplicht voor deze werkzaamheden een beroepsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten. Het derde lid ziet op advocaten in dienst van de Staat. Met de Staat wordt niet de Overheid in zijn totaliteit bedoeld. Advocaten in dienst van provincie, gemeente en andere overheidsorganen zijn wel verzekeringsplichtig. De Staat pleegt in verband met de grote omvang van zijn bezittingen en de grote spreiding van risico´s geen verzekeringen af te sluiten. Gelet op het uitgangspunt van de verzekeringsplicht (het publiek de waarborg bieden dat iedere advocaat voldoende verhaal biedt voor dekking van de gevolgen van zijn beroepsaansprakelijkheid) ligt het in de rede ook aan advocaten in dienst van de Staat in de verordening vrijstelling te verlenen. De Staat dekt dus zelf de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de advocaten die bij hem in dienst zijn. Benadeelden kunnen de advocaat dan wel de Staat, op voet van artikel 6:170 BW, aanspreken tot schadevergoeding. In het geval de benadeelde de advocaat aanspreekt, zal de Staat hem dienen te vrijwaren voor de nadelige gevolgen van de aansprakelijkstelling. In het geval de benadeelde de Staat aanspreekt, ziet de Staat af van verhaal op de advocaat die bij hem in dienst is. De Staat zal ook overigens die advocaat niet aansprakelijk houden als hijzelf benadeeld is (vgl. de eerste vrijstelling). De vrijwaringverklaring dient onverkort de bepalingen te bevatten van het als bijlage aan deze verordening gehechte model (zie bijlage F). De verklaring kan daarenboven nog andere bepalingen bevatten mits deze met het model niet in strijd zijn of daaraan afbreuk doen. Die advocaat in dienst van de Staat die de `nevenpraktijk´ uitoefent (zoals bedoeld in artikel 3, achtste lid Verordening op de praktijkuitoefening in dienstbetrekking) loopt een beroepsrisico in de zin van de verordening. Dit brengt met zich mee dat de advocaat zich in voorkomende gevallen voor dit risico (aanvullend) zal dienen te verzekeren (Nota van toelichting bij de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid Adv.bl 2000, blz. 920). Artikel 4 Dit artikel beschrijft de eisen waar de beroepsaansprakelijkheidsverzekering aan moet voldoen. Hoewel de risico´s die advocaten lopen in het algemeen gesproken niet kleiner zijn (naar financiële omvang) dan de risico´s die andere beroepsbeoefenaren, zoals artsen en notarissen, in hun praktijk lopen, lopen deze risico´s voor individuele praktijken sterk uiteen. In het kader van een verplichte beroepsaansprakelijkheidsverzekering voor advocaten komt - mede na overleg met verzekeraars - op grond van deze overwegingen een minimum verplicht verzekerd bedrag tot € 500.000,- per aanspraak aangewezen voor. Benadrukt wordt dat het verplicht verzekerd bedrag van € 500.000,- per aanspraak slechts een minimum betreft. Het zal afhankelijk zijn van onder meer de omvang van het kantoor en het samenwerkingsverband of met de minimum dekking volstaan kan worden. De verplichting om een beroepsaansprakelijkheidsverzekering af te sluiten en in stand te houden, geldt voor iedere advocaat. Dit sluit niet uit dat de verzekering per kantoor gesloten wordt. Het in de verordening genoemde minimum verplicht verzekerd bedrag geldt per verzekering en dus per kantoor. Per verzekering zal beoordeeld dienen te worden of het verzekerd bedrag gelet op kantooromvang en soort praktijk voldoende is (Nota van toelichting bij de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid 1991 Adv.bl. 1991, blz. 308). Indien het verzekerd bedrag niet aansluit bij de aard en de omvang van de praktijk van de advocaat kan in voorkomend geval een rechter bepalen dat de advocaat geen beroep kan doen op de exoneratie van artikel 5 van deze Verordening. Bij de onder c. gekozen omschrijving is het soort activiteiten dat verplicht moet worden verzekerd bewust beperkt tot de werkzaamheden die eigen zijn aan de advocatuur, daaronder begrepen mediation, bindend advies of arbitrage. Voor andere activiteiten, zoals een bestuurslidmaatschap, een commissariaat of werkzaamheden voortvloeiend uit een benoeming door de Ondernemingskamer, dient de advocaat zich individueel bij te verzekeren. Deze aanvullende verzekering dient in relatie tot de aard en omvang van de werkzaamheden te allen tijde adequaat te zijn. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de verzekeringsplicht het publiek belang dient en wel in die zin dat een
www.advocatenorde.nl
Pagina 12 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
rechtzoekende erop mag vertrouwen dat zijn claim tegen een advocaat die aansprakelijk is, daadwerkelijk wordt gehonoreerd en hij bescherming geniet tegen de gevolgen van een mogelijke deconfiture. De verzekering omvat ook de aansprakelijkheid van de advocaat als werkgever. Niet slechts eigen fouten en nalatigheden, ook die van personeelsleden van de advocaat dienen te zijn gedekt. Hieronder vallen mede fouten en nalatigheden van stagiaires en in loondienst werkende advocaat-medewerkers voor welke categorieën ook een zelfstandige individuele verzekeringsplicht als gevolg van de Verordening zal gelden. De zogenaamde buitenstagiaire is niet als ondergeschikte van de als buitenpatroon optredende advocaat werkzaam (Nota van toelichting bij de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid, Adv.bl. 1985, blz. 86). Artikel 5 Algehele uitsluiting van aansprakelijkheid – zo deze al door de rechter aanvaardbaar geoordeeld zou worden – wordt niet in het belang van het publiek en de balie geacht. Dit betekent dat pas als de advocaat aan zijn verplichting om een beroepsaansprakelijkheidsverzekering te sluiten (en in stand te houden) heeft voldaan, vrijtekening – voor schadebedragen boven het bedrag van de verplichte verzekeringsdekking – geoorloofd is. In die zin is het als gevolg van de verordening verplicht verzekerd bedrag dus te beschouwen als het minimum waarvoor men verzekerd dient te zijn om in beginsel een beroep op vrijtekening van een daarboven uitgaande aansprakelijkheid te kunnen doen. In hoeverre in een concreet geval een beroep op een gedeeltelijke vrijtekening van aansprakelijkheid zal slagen, blijft uiteindelijk aan de rechter ter beoordeling. Daarbij zal mede in aanmerking worden genomen in hoeverre een beroep op gedeeltelijke vrijtekening mede gelet op de omvang van de afgesloten verzekering in een bepaald geval in strijd is met de tegenover de betrokken cliënt in acht te nemen eisen van goede trouw. Dit betekent dat iedere advocaat zich zal moeten afvragen of hij, gegeven de aard en omvang van de aan hem toevertrouwde belangen, een vrijtekening van aansprakelijkheid boven een bepaald bedrag verantwoord en in redelijkheid verdedigbaar acht. Samenvattend: de bedoeling van de regeling van dit onderwerp is enerzijds het signaal te geven dat de weg van de exoneratie begaan kan worden, anderzijds `wilde´ exoneraties tegen te gaan, voor zover deze in onaanvaardbare mate afbreuk doen aan de bescherming van de belangen van cliënten (Nota van toelichting bij de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid 1991 (Adv.bl. 1991, blz. 307) In het eerste lid is het uitgangspunt neergelegd dat vrijtekening slechts geoorloofd is voor zover daarmee geen inbreuk wordt gemaakt op de verzekeringsplicht. Uiteraard kan het eigen risico dat een advocaat met zijn verzekeraar is overeengekomen niet onder die vrijtekening vallen. Gekozen is voor een systeem dat vrijtekening slechts mogelijk maakt voor de schade die niet op grond van de verplichte verzekering is gedekt. De advocaat kan in dat geval in beginsel een beroep doen op de vrijtekening, dus ook onder meer in het geval van schade als gevolg van: activiteiten van de advocaat die niet tot de verzekerde werkzaamheden behoren; gebeurtenissen buiten de landen van de Europese Unie of landen die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte of Zwitserland. Aan dit systeem ligt de gedachte ten grondslag dat de advocaat, die zich - naar geldende maatschappelijke normen voldoende verzekerd heeft, niet ook nog in het kader van zijn beroepsuitoefening het risico van niet verzekerde claims hoeft te lopen; dit uitgangspunt wordt ook voor het reguliere bedrijfsleven algemeen aanvaard. Daarom is niet gekozen voor een systeem dat vrijtekening slechts mogelijk maakt voor schade, die (per aanspraak) méér bedraagt dan de verplichte (minimum) verzekeringsdekking van € 500.000,-. In dat geval zou de advocaat per aanspraak naast zijn eigen risico - jegens een cliënt steeds voor (maximaal) € 500.000,- aansprakelijk zijn, ook indien de verzekering voor deze schade(s) geen dekking meer biedt. Aan zo´n systeem ligt de gedachte ten grondslag dat de advocaat, ook indien hij zich – naar geldende maatschappelijke normen – voldoende verzekerd heeft, jegens cliënten aansprakelijk blijft voor schades die niet door de verplichte verzekering worden gedekt. In dit opzicht zouden daarom zwaardere eisen aan een advocaat gesteld worden dan aan bijvoorbeeld het reguliere bedrijfsleven (Nota van toelichting bij de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid 1991 (Adv.bl. 1991, blz. 308). In het tweede lid wordt de voorwaarde gesteld dat vrijtekening schriftelijk tussen partijen moet worden overeengekomen. In vaste relaties kan in beginsel met één exoneratie worden volstaan. De vrijtekening zal zorgvuldig moeten worden geformuleerd en kan eventueel worden opgenomen in de Algemene Voorwaarden. De bereidheid van de rechter om de aansprakelijkheidsbeperking toe te passen, zal mede bepaald worden door de openhartigheid die bij de vrijtekening is betracht: naarmate de formulering meer inzicht geeft in de bestaande verzekering en de mogelijke gevolgen van de vrijtekening, zal de acceptatie van een dergelijke exoneratie groter worden. De bepaling gaat ervan uit, dat een afspraak met de cliënt tot beperking van de beroepsaansprakelijkheid
www.advocatenorde.nl
Pagina 13 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
van de advocaat schriftelijk tussen partijen moet worden vastgelegd. In alle gevallen dient er uiteraard sprake te zijn van wilsovereenstemming tussen advocaat en cliënt (Nota van toelichting bij de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid 1991 (Adv.bl. 1991, blz. 308). Artikel 6 Naar aanleiding van het ProCall-arrest (HR 13 juni 2003, JOR 2003/209) is bezien of een kwaliteitsrekening ook voor de advocatuur wenselijk zou zijn. De conclusie van het daartoe ingestelde onderzoek is dat er wel mogelijkheden zijn, ofschoon daarvoor wel de Advocatenwet gewijzigd dient te worden, doch dat het karakter van de kwaliteitsrekening vrij gecompliceerd is, wat vooral veroorzaakt wordt doordat de vordering op de bank uit hoofde van de kwaliteitsrekening een gemeenschappelijke vordering is van de betrokken cliënten op de bank. De regeling leidt tot onduidelijkheid rond de gevolgen van het faillissement van een cliënt of de rekeninghouder en de mogelijkheden om beslag te doen laten leggen. Bovendien kan de regeling problemen geven met betrekking tot de identificatieplicht van de bank en de eventuele geheimhoudingsplicht van de rekeninghouder. In 2008 heeft de Algemene Raad een nieuw advies gevraagd over de kwaliteitsrekening. Het advies komt er kort gezegd op neer dat een overstap naar een kwaliteitsrekening zonder wettelijke grondslag mogelijk is, maar aangeraden wordt dit niet te doen omdat geen garanties kunnen worden gegeven. De Algemene Raad is van mening dat de vigerende regeling praktische bezwaren kent, maar deze wel een duidelijke en zekere vermogensrechtelijke bescherming van derdengelden tegen verhaalsaanspraken van crediteuren van de advocaat biedt. In het eerste lid is de wens van het College van Afgevaardigden tot uitdrukking gebracht dat elke advocaat ervoor moet zorgen een Stichting Derdengelden “ter beschikking” te hebben en dat deze stichting uitsluitend gebruikt mag worden voor derdengelden in de zin van de verordening. Met het “ter beschikking” hebben wordt bedoeld dat de advocaat voor zijn praktijkuitoefening een Stichting Derdengelden ten dienste staat met welke een overeenkomst Kantoor-Stichting Derdengelden is gesloten conform bijlage B van de verordening. (Kleinere) kantoren, voor wie het twee-handtekeningen-vereiste uit de Modelstatuten een bezwaar op kan leveren, kunnen gebruik maken van een gemeenschappelijke stichting (Nota van toelichting bij de Boekhoudverordening 1998, d.d. 7 september 1998). De advocaat mag in beginsel slechts één Stichting Derdengelden ter beschikking hebben. Nieuw is dat, mede op aandringen van het College van Afgevaardigden, expliciet wordt gesteld dat de Stichting uitsluitend mag worden gebruikt voor derdengelden in de zin van de verordening. Dat betekent dat de advocaat alleen derdengelden mag ontvangen op de Stichting Derdengelden voor zover deze direct zijn te relateren aan een zaak en deze gelden ook functioneel zijn voor het verloop van die zaak. In alle overige gevallen is het ontvangen van gelden op de Stichting Derdengelden niet toegestaan. In het tweede lid is de zorgplicht opgenomen. De zorgplicht houdt in dat de advocaat er op toe moet zien dat derdengelden niet naar hemzelf worden overgemaakt. Op aandrang van het College van Afgevaardigden is – bij de inwerkingtreding van de Boekhoudverordening 1998 – opgenomen dat een advocaat in zijn gewone correspondentie op het briefpapier uitsluitend het bankrekeningnummer mag vermelden van de hem ter beschikking staande Stichting Derdengelden. De zorgplicht wordt daardoor extra kracht bijgezet. Vanzelfsprekend kan de advocaat op facturen of betalingsverzoeken die betrekking hebben op gelden die hem zelf (zijn eigen praktijk) toekomen wel het eigen bankrekeningnummer vermelden (Nota van toelichting bij de Boekhoudverordening 1998, d.d. 7 september 1998). Vermelding van een rekeningnummer op het briefpapier is daarmee geen verplichting. Bedoeld is slechts dat indien men een rekeningnummer op het briefpapier wenst te vermelden, dit uitsluitend het rekeningnummer van de Stichting Derdengelden mag zijn. Het derde lid regelt de situatie dat derdengelden toch aan de advocaat zelf worden overgemaakt. In dat geval dient hij deze “onverwijld” door te betalen aan de rechthebbende dan wel - indien dat nog niet mogelijk of wenselijk is - aan de eigen Stichting Derdengelden. De nevenschikking (hetzij ... hetzij) laat onverlet de hoofdregel dat de derdengelden zo snel mogelijk naar de rechthebbende worden overgemaakt. Het parkeren van derdengelden zonder noodzaak op de rekening van de Stichting Derdengelden is dus niet toegestaan. Het is ook niet toegestaan derdengelden in opdracht van de cliënt te gebruiken voor het betalen van rekeningen van de cliënt, het zogenaamde bankieren met de derdenrekening. De betalingen dient de advocaat zorgvuldig te registreren, zodanig dat dit achteraf door de accountant is te verifiëren. Het vierde lid verplicht de advocaat ervoor te zorgen dat derdengelden die zich door zijn toedoen op de rekening van een Stichting Derdengelden bevinden, worden doorbetaald aan de rechthebbende zodra de gelegenheid zich voordoet, dat wil zeggen zodra de verhindering om door te betalen niet langer bestaat. Ook hiermee wordt uitdrukking gegeven aan de eerdergenoemde hoofdregel (Nota van toelichting bij de Boekhoudverordening 1998,
www.advocatenorde.nl
Pagina 14 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
d.d. 7 september 1998). Het zesde lid verwoordt de wens van het College van Afgevaardigden om het mogelijk te maken dat derdengelden onder voorwaarden aangewend worden voor de betaling van de declaratie van de advocaat. Voorwaarde is wel dat de cliënt hier ondubbelzinnig mee instemt en dat de instemming onverwijld schriftelijk wordt vastgelegd met een verwijzing naar de betreffende declaratie en het verschuldigde bedrag. Door de schriftelijke vastlegging kan de advocaat altijd aantonen dat hij met instemming van de cliënt gelden van de derdenrekening heeft gebruikt voor de eigen declaratie. Het achtste lid bepaalt dat leden twee tot en met zeven niet van toepassing zijn in het geval de advocaat optreedt in een hoedanigheid die het gevolg is van een rechterlijke benoeming. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een curator of een bewindvoerder. In een aantal arrondissementen geldt een bijzondere, door de rechter-commissaris gecontroleerde regeling voor het beheer van faillissementen. In die arrondissementen zal de advocaat zich moeten houden aan die regeling. Zie ook de landelijke Richtlijn in faillissementen en surséances van betaling, opgesteld door het landelijk overleg van rechters-commissarissen in faillissementen (Recofa). Deze richtlijn wordt jaarlijks gepubliceerd op rechtspraak.nl / Naar de rechter / landelijke regelingen / sector civiel recht. Artikel 7 Het is in het belang van de goede praktijkuitoefening van de advocaat en het vertrouwen dat de samenleving in de advocatuur heeft, dat advocaten weten wie de cliënt is. Het is evenzo belangrijk dat de diensten die advocaten verlenen niet worden misbruikt voor onwettige activiteiten. Dit artikel verplicht de advocaat zich bij de aanvaarding van de opdracht te vergewissen van de identiteit van de cliënt. Het gaat hierbij om een praktische regel die toegepast dient te worden op alle cliënten c.q. tussenpersonen. De term vergewissen brengt tot uitdrukking de eigen verantwoordelijkheid van de advocaat op welke wijze de identiteit van de cliënt wordt vastgesteld, afhankelijk van de aard en de omstandigheden van de zaak. De advocaat kan zich bijvoorbeeld vergewissen van de identiteit van de cliënt aan de hand van een wettig identiteitsmiddel (bij natuurlijke personen) of een uittreksel uit de Kamer van Koophandel (bij rechtspersonen). Het kan gebeuren dat de advocaat zich niet kan vergewissen van de identiteit van de cliënt omdat dit naar de aard of de omstandigheden van de zaak (bijna) onmogelijk is. Ook kan het gebeuren dat de advocaat zich bij de aanvaarding van de opdracht niet kan vergewissen van de identiteit van de cliënt. Belangrijk is dat de cliënt niet verstoken mag blijven van noodzakelijke rechtsbijstand. De advocaat kan dan redelijkerwijs niet worden verplicht om zich te vergewissen van de identiteit van de cliënt. Voorbeelden hiervan zijn onder meer spoedeisende zaken (bijvoorbeeld een kort geding of een beslaglegging) of de vreemdelingenpraktijk waarin de identiteit van de cliënt niet altijd met zekerheid te achterhalen is. Het tweede lid verplicht de advocaat na te gaan of er in redelijkheid geen aanwijzingen zijn dat de opdracht strekt tot voorbereiding, ondersteuning of afscherming van onwettige activiteiten. Voorlichting over de rechtspositie van de cliënt is uiteraard altijd geoorloofd. Dit artikel is de vertaling van de Richtlijnen ter voorkoming van betrokkenheid van de advocaat bij criminele handelingen (Bruyninckx-richtlijnen) en niet van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). De vergewissingsplicht staat los van eventuele verplichtingen die voortvloeien uit andere wetgeving, waaronder de Wwft. Artikel 8 De vertrouwensrelatie tussen de advocaat en zijn cliënt brengt met zich mee dat een advocaat, zo lang redelijke aanwijzingen van het tegendeel ontbreken, in beginsel mag afgaan op de juistheid van gegevens die hem door zijn cliënt zijn verstrekt. De advocaat heeft dus in het algemeen geen onderzoeksplicht. Hij mag dergelijke gegevens in het kader van zijn dienstverlening aan de cliënt aanvaarden, met inachtneming van de gebruikelijke maatstaven van aanvaardbaarheid jegens derden (vergelijk Gedragsregels 6, tweede lid en 30). Zodra de advocaat gerede twijfel heeft of zich bewust wordt van omstandigheden die gerede twijfel rechtvaardigen zal hij conform het tweede lid een onderzoek moeten instellen naar de juistheid van de hem verstrekte gegevens, naar de achtergrond van de cliënt en in voorkomend geval de tussenpersoon en naar het doel van de opdracht. Indien blijkt van twijfel aan de wettigheid van het doel waartoe de opdracht strekt, dient uitleg van de cliënt te worden
www.advocatenorde.nl
Pagina 15 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
gevraagd met betrekking tot deze bijzonderheden. In zijn algemeenheid is niet aan te geven hoever de onderzoeksplicht strekt. Het onderzoek zal zodanig dienen te geschieden dat de verplichting tot geheimhouding niet wordt geschonden en overigens op de voor de cliënt minst bezwarende wijze. Bij twijfel over de (voldoende) mate van onderzoek verdient het aanbeveling de deken te raadplegen. Artikel 9 Indien een cliënt de nodige informatie niet verschaft dan wel zich verzet tegen een verbetering van (bij voorbeeld in een procedure gebruikte) gegevens, brengt het belang van het vertrouwen van de samenleving in de advocatuur met zich mee dat de advocaat van het gebruik van de desbetreffende gegevens afziet dan wel bij een blijvend verschil van inzicht de relatie met de cliënt (eventueel na overleg met de deken) beëindigt (vergelijk Gedragsregel 9, tweede lid). Dit geldt des te meer indien in redelijkheid aanwijzingen bestaan dat de aan de advocaat opgedragen diensten strekken tot de voorbereiding, ondersteuning of afscherming van illegale activiteiten. De geheimhoudingsplicht van de advocaat brengt met zich mee, dat de in het kader van het onderzoek door hem verkregen gegevens en de reden van een eventuele beëindiging van de relatie met de cliënt niet openbaar worden gemaakt. Dit artikel is ook van toepassing op gegevens of aanwijzingen verkregen tijdens de behandeling van de zaak. Dit kan zich in het bijzonder voordoen, indien bij de advocaat de overtuiging gaat postvatten, dat het eigenlijke doel van zijn inschakeling is het afschermen van de identiteit van de cliënt. Het neerleggen van de opdracht kan ook betrekking hebben op een onderdeel van de opgedragen werkzaamheden. Een denkbare situatie is dat de advocaat het merendeel van de hem opgedragen werkzaamheden uitvoert, maar met betrekking tot een onderdeel daarvan moet besluiten zich van medewerking te moeten onthouden. Het komt ook voor dat de advocaat wordt verzocht gelden, geldswaardige papieren, kostbaarheden of andere zaken aan te nemen. Men kan hierbij denken aan het verzoek van een cliënt of tussenpersoon een gesloten envelop met inhoud voor korte of langere tijd te bewaren c.q. onder zich te houden. De advocaat riskeert in dat geval dat hij vanwege zijn geheimhoudingsplicht misbruikt wordt als dekmantel voor belasting en/of strafrechtelijke vergrijpen. Het is daarom de gewoonte dat een advocaat aan dergelijke verzoeken geen medewerking verleent. Artikel 10 Uitgangspunt bij het betalingsverkeer van de advocaat is dat geldbewegingen giraal plaatsvinden. Contant betalingsverkeer dient zoveel mogelijk te worden vermeden. Doel van deze bepaling is te voorkomen dat advocaten betrokken raken bij criminele handelingen. Het tweede lid creëert een uitzondering op het genoemde uitgangspunt, namelijk dat de advocaat in het kader van zijn praktijkuitoefening contante betalingen alleen kan verrichten of aanvaarden indien er feiten of omstandigheden zijn die dat rechtvaardigen. Een volledige beperking van het contante betalingsverkeer acht de Algemene Raad samen met het College van Afgevaardigden onwenselijk en onmogelijk. In het kader van de praktijkuitoefening moet de advocaat in bepaalde gevallen contante bedragen kunnen ontvangen. Wel moeten er feiten of omstandigheden zijn die de contante bedragen tot een hoogte van € 5.000,- rechtvaardigen. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan de eigen bijdrage in het kader van een toevoeging, de betaling van griffierechten of aan het geval dat de cliënt bijvoorbeeld geen bankrekening kan krijgen of dat de bank de rekening van de cliënt heeft geblokkeerd. Het derde lid van artikel 10 verplicht de advocaat om bij het verrichten of aanvaarden van contante betalingen van bedragen van € 5.000 of meer in een zaak of in een periode van ten hoogste een jaar ten behoeve van dezelfde cliënt te overleggen met de deken. De advocaat dient zich ervan bewust te zijn, dat vele kleine betalingen een grote betaling maken, zodat het grensbedrag van € 5.000 geldt voor al het betalingsverkeer in een zaak tezamen of ten behoeve van een cliënt in een periode van ten hoogste een jaar. Het overleg met de deken dient plaats te vinden voordat de contante betaling wordt verricht of aanvaard, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is. In dat geval dient het overleg zo snel mogelijk na de betaling plaats te vinden. Het
www.advocatenorde.nl
Pagina 16 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
overleg met de deken is bedoeld om de advocaat bewust te maken van de risico’s van het verrichten of aanvaarden contante betalingen in het kader van de voorkoming van betrokkenheid bij criminele handelingen. Het overleg creëert de mogelijkheid voor de advocaat nogmaals te onderzoeken welke feiten en omstandigheden er zijn die een contante betaling rechtvaardigen en dit te toetsen bij de deken. Dit betekent niet dat de deken toestemming geeft voor een contante betaling of deze juist verbiedt. De deken kan de advocaat adviseren hoe onder de specifieke omstandigheden om kan worden gegaan met de contante betaling. Het staat de advocaat vrij dit advies op te volgen. Echter als de deken van mening is dat een contante betaling niet gerechtvaardigd is, en deze betaling wordt na overleg toch gedaan, dan kan de deken een onderzoek starten en op grond van artikel 46f een klacht indienen bij de tuchtrechter. In het kader van artikel 10 wordt nog opgemerkt dat het de advocaat vrij staat om voor zijn bemoeiingen ter zake van noodzakelijke rechtsbijstand een honorarium of een voorschot daarop te ontvangen indien de aan die honorering ten grondslag liggende declaratie redelijk is en de betaling geheel giraal geschiedt. In het kader van een behoorlijke rechtspleging moet een ieder zich kunnen laten bijstaan door een advocaat. Dit maatschappelijk belang wordt illusoir wanneer geen advocaat bereid is een rechtzoekende gehonoreerd bij te staan indien hij zich daardoor blootstelt aan eventuele vervolging wegens heling. Dit risico ontstaat wanneer een advocaat in het kader van een betamelijke dienstverlening op de hoogte raakt van gegevens over de mogelijke herkomst van gelden waarmee hij wordt gehonoreerd. Indien het in het kader van een behoorlijke rechtspleging noodzakelijk is dat aan een rechtzoekende bijstand wordt verleend, brengt het algemeen belang echter met zich mee dat een advocaat zonder vrees voor vervolging de bijstand op basis van een betamelijke honorering moet kunnen verlenen. Het maatschappelijk belang dat een ieder zich in het kader van een behoorlijke rechtspleging adequaat moet kunnen laten bijstaan door een deskundig advocaat mag intussen niet worden misbruikt om door middel van overmatige honorering mee te delen in criminele gelden. Het in de vorige alinea genoemde uitgangspunt staat sinds 1995 in de Richtlijnen ter voorkoming van betrokkenheid van de advocaat bij criminele handelingen (artikel 6, tweede lid Bruyninckx-richtlijnen). In deze verordening is die bepaling echter niet opgenomen omdat de normstelling van die bepaling niet past binnen de huidige verordening. Dit laat onverlet dat de brief van het College van procureurs-generaal van 26 juni 1995 van kracht blijft. Het College gaf in die brief aan dat bij de beoordeling van de vraag of de advocaat zich schuldig maakt aan (schuld)heling zal worden meegewogen of de advocaat heeft gehandeld conform artikel 6, tweede lid van de Bruyninckx-richtlijnen. Het College van procureurs-generaal gaf aan terughoudendheid te zullen betrachten bij het opsporings- en vervolgingsbeleid. Artikel 11 Dit artikel verplicht de advocaat een zodanige administratie te voeren dat aangetoond kan worden dat de verplichtingen uit de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) worden nageleefd. Deze verplichting bestaat al in de Verordening op de praktijkuitoefening (onderdeel Wid en Wet MOT). De Algemene Raad hecht aan de naleving van de Wwft door advocaten. Uitgangspunt is dat een goede naleving van de Wwft door advocaten van belang is voor de integriteit van de gehele beroepsgroep en daarmee het vertrouwen dat het publiek in de advocatuur heeft. Het Bureau financieel toezicht (BFT) is de toezichthouder voor de advocatuur met betrekking tot de Wwft. Het BFT mag zich bij de uitoefening van zijn toezichthoudende taak beroepen op artikelen 5:17 en 5:20 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht. De Algemene Raad is echter van oordeel dat daarbij het beroepsgeheim en het verschoningsrecht in acht behoren te worden genomen. Vide artikel 5:20, tweede lid Awb. Mede daarom acht de Algemene Raad het wenselijk zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen waar het betreft het toezicht op de naleving van de Wwft door de advocaat en deze naleving zonodig tuchtrechtelijk af te dwingen. Advocaten die diensten verlenen als genoemd in artikel 1, eerst lid onder a., onder 12° en 13° van de Wwft zijn verplicht een cliëntenonderzoek uit te voeren en een eventuele ongebruikelijke transactie te melden. De gegevens met betrekking tot het cliëntenonderzoek en de eventuele ongebruikelijke transactie moeten op grond van artikel 33 gedurende vijf jaar worden bewaard. Ten behoeve van de inzichtelijkheid van de naleving van de verplichtingen uit de Wwft dienen de administratieve organisatie en interne controle op een advocatenkantoor zodanig te zijn ingericht dat daaruit blijkt dat de advocaat aan de desbetreffende wettelijke verplichtingen heeft voldaan. Artikel 11a In de Verordening op de vakbekwaamheid is bepaald dat de advocaat geacht wordt te beschrijven hoe hij aan het bepaalde in die artikelen voldoet. Een van de bepalingen ziet op de kantoororganisatie en de dienstverlening en de cliënt. Ook de Verordening op de administratie en financiële integriteit bevat een aantal bepalingen die zien op de
www.advocatenorde.nl
Pagina 17 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
kantoororganisatie en de dienstverlening en de cliënt. Daarom wordt aan de Verordening op de administratie en de financiële integriteit een artikel toegevoegd. Ook hierin wordt de advocaat verplicht te beschrijven hoe hij voldoet aan de verplichtingen die volgen uit de artikelen 2-11 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit. De regeling vakbekwaamheid die bij de Verordening op de vakbekwaamheid is gevoegd, is ook van toepassing op de Verordening op de administratie en de financiële integriteit. Net als voor de Verordening op de vakbekwaamheid is het beschrijven vormvrij. Wel moet het in het kader van het toezicht toetsbaar zijn. De advocaat behoort zich jegens de deken te kunnen verantwoorden. Vastlegging kan bijvoorbeeld door middel van een kantoorhandboek of door implementatie van een best practice guide geschieden. Een advocaat kan er ook voor kiezen gebruik te maken van kwaliteitssystemen die door derden worden aangeboden. Op dit moment kan hiervoor bijvoorbeeld gedacht worden aan een kwaliteitssysteem als ISO 9001:2000 of Viadicte. Het is denkbaar dat dergelijke systemen niet alle relevante onderdelen van vakbekwaamheid adresseren. De advocaat moet voor die onderdelen op andere wijze toetsbaar aantonen dat – in ieder geval – aan de normen is voldaan. Daarnaast geldt dat als een systeem op een bepaald moment voldoet aan de normen, dit niet wel zeggen dat dit altijd het geval zal zijn. De Algemene Raad ontwikkelt een model dat voor deze vastlegging gebruikt kan worden door advocaten die geen eigen standaard zoals kantoorhandboek of best practice guide hebben of geen gebruik willen maken van een andere op dit moment al bestaande standaard. Dit artikel treedt in werking per 1 januari 2010 (verordening van 3 december 2007). Artikel 12 Dit artikel regelt het toezicht op de naleving van deze Verordening en verplicht de advocaat aan de deken te verklaren dat aan de verplichtingen van deze verordening is voldaan. Het toezicht ligt primair bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement. Bepaalde bevoegdheden van de deken zijn met het oog op de doelmatige uitvoering van het toezicht op advocaten sinds januari 2002 gemandateerd aan de secretaris van de Algemene Raad. De secretaris voert met betrekking tot de verordeningen die nu zijn samengevoegd het toezicht op de advocaten uit. Hij doet dit via een Centrale Controle Verordeningen (CCV). Het ligt voor de hand de systematiek van mandatering te handhaven. Mede gelet hierop werkt de Algemene Raad samen met de dekens aan een nieuw systeem van toezicht. Uitgangspunt hierbij is de verantwoordelijkheid van de advocaat en het vertrouwen in zijn functioneren. Dit betekent een gedifferentieerd toezicht naar gelang de aard en de omvang van de praktijk van de advocaat. Het toezicht zal worden vormgegeven rondom het principe: soepel waar het kan, streng waar het moet. Vanaf 2002 wordt de controle van de verordeningen centraal uitgevoerd. Jaarlijks ontvangen ruim 16.000 advocaten en ruim 3.800 kantoren een opgaveformulier. Dit formulier moet binnen drie maanden ingevuld en voorzien van bewijs geretourneerd worden. De formulieren worden vervolgens handmatig in het CRM-systeem OneDirect ingevoerd. Er bestaat al een mogelijkheid tot het digitaal verzenden van het formulier, maar omdat bijlagen separaat ingestuurd moeten worden, wordt hier weinig gebruik van gemaakt. Doordat advocaten jaarlijks dezelfde stukken moeten inzenden wordt de CCV veelal als ergerlijk en bureaucratisch ervaren. Door de komst van de Verordening op de vakbekwaamheid en de herziening van het toezichtstelsel is besloten de CCV ingrijpend te veranderen. Deze veranderingen zitten in de vraagstelling, de procedures en de wijze waarop de controle wordt uitgevoerd. Met ingang van eind december 2010 kan de CCV-opgave alleen nog maar digitaal gedaan worden. Verder gaat - anders dan tot nu toe gebruikelijk - de kantooropgave vooraf aan de individuele opgave. Bij een steekproef worden kantoren gecontroleerd en niet meer slechts individuele advocaten. Daarnaast is de eigen verklaring verwerkt in de CCVvragenlijst en het doel van het rapport van feitelijke bevindingen wordt anders. Voor het verstrekken van informatie aan de deken kan het modelrapport feitelijke bevindingen (bijlage E) ingevuld worden of de lijst uit te voeren specifieke werkzaamheden voor de accountant (bijlage D) gebruikt worden. Deze informatie zal op de website ter beschikking worden gesteld. Als dit rapport is aangeleverd, kan een deken nog steeds aanvullende informatie vragen of een nader onderzoek instellen indien hij dit noodzakelijk acht. In aanvulling op de eerste alinea van de toelichting bij artikel 12 geldt dat de digitale CCV deel uitmaakt van het nieuwe systeem van toezicht. Deze is namelijk anders dan tot nu toe gebruikelijk. Er worden meer en andere vragen gesteld en ook de wijze van controle is anders. Pas als een kantoor in de steekproef valt, moeten er bewijzen worden toegestuurd. Dit kan dan niet per post maar moet digitaal gebeuren door de bewijzen te uploaden. Een ander kenmerk van dit nieuwe systeem is een proactiever optreden van de deken. De tweede en derde alinea van de toelichtingen kunnen vervallen. Deze zien namelijk op de eigen verklaring en het rapport van feitelijke bevindingen.
www.advocatenorde.nl
Pagina 18 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
In het eerste lid is bepaald dat er schriftelijk opgave wordt gedaan, maar nu de opgave digitaal gaat, kan het woord schriftelijk vervallen. Verder is onder a en b bepaald dat de opgave kan geschieden door overlegging van een eigen verklaring of door de mededeling dat aan een accountant opdracht is verleend tot controle. Deze wijze van verklaren vervalt met ingang van de opgave over 2010. Daarom kan het bepaalde onder a en b vervallen. Hetzelfde geldt voor het bepaalde in het tweede lid. Bij niet of niet-tijdig voldoen kan een advocaat niet meer volstaan met overleggen van een rapport van feitelijke bevindingen. In dit geval zal het direct aan de betreffende deken worden gemeld. Anders dan voorheen gebruikelijk was, kan een advocaat bij niet of niet-tijdig voldoen aan het vereiste neergelegd in het eerste lid, geen rapport van feitelijke bevindingen meer overleggen. Het tweede lid creëert de mogelijkheid dat de deken nader onderzoek instelt naar de naleving van de verplichtingen die betrekking hebben op de financiële administratie, de verzekering, de Stichting Derdengelden en het voorkomen van betrokkenheid bij criminele handelingen. De deken kan hiervoor zowel een accountant als een andere advocaat inschakelen, of beide. De Algemene Raad en de ad hoc commissie van het College van Afgevaardigden achten het wenselijk dat indien uit de onderzoeken naar voren komt dat er geen tekortkomingen zijn geconstateerd bij de advocaat, de kosten ten laste komen van de gehele advocatuur. De onderzoekskosten worden dan betaald uit de algemene middelen. Aanvullende toelichting Het eerste lid van artikel 12 van de Verordening op de administratie en financiële integriteit wordt op twee onderdelen gewijzigd om zo tegemoet te komen aan de wijze van controleren door de dekens en de algemeen secretaris. De tekst van het eerste lid wordt vereenvoudigd door niet meer te verwijzen naar de afzonderlijke hoofdstukken van de verordening, maar naar de gehele verordening. De tekst van het eerste lid wordt ook aangevuld zodat expliciet duidelijk wordt dat de deken of de secretaris van de Algemene Raad bepaalt op welke wijze de naleving van de verordening wordt gecontroleerd. De CCV zal ook komend jaar uitsluitend digitaal plaatsvinden. De exacte wijze waarop de controle zal plaatsvinden wordt uitgewerkt in een werkplan waarin ook aandacht wordt besteed aan de te volgen procedures en de termijnen. Hiermee ontstaat in het kader van het toezicht door de deken een flexibeler systeem. Toelichting Aanleiding, strekking en verplichting Naar aanleiding van de problemen in de zomer van 2011 met de toenmalige certificatiedienstverlener voor elektronische identificatie heeft de Algemene Raad het vertrouwen opgezegd in deze leverancier. Naar later is gebleken hebben ook andere instanties zich gedistantieerd van de desbetreffende certificatiedienstverlener met als gevolg het faillissement van deze leverancier. (Mede) als gevolg daarvan moest worden omgezien naar een andere certificatiedienstverlener. Met de verplichting voor de advocaat om te beschikken over een door de Algemene Raad aan te wijzen authenticatiemiddel met een minimaal door de Algemene Raad vast te stellen beschermingsniveau teneinde veilig te kunnen communiceren met de Nederlandse Orde van Advocaten, de plaatselijke Orde(n) van Advocaten, de roljournaals van de rechtspraak, de Raad voor Rechtsbijstand en nog nader door de Algemene Raad aan te wijzen beveiligde internetomgevingen, geeft de Algemene Raad gevolg aan het bepaalde in artikel 26 van de Advocatenwet. Met het authenticatiemiddel kan de advocaat zich zowel in persoon als langs elektronische weg legitimeren, in het laatste geval om zijn hoedanigheid van advocaat en identiteit aan te tonen om toegang te verkrijgen tot beveiligde internetomgevingen. Behalve het digitale verkeer van de advocaat, dan wel van een kantoorgenoot, niet zijnde advocaat, maar wel werkend onder de verantwoordelijkheid van die advocaat, binnen beveiligde netwerken ten behoeve van de cliënt, maar niet primair met de cliënt, is het authenticatiemiddel dus ook de vervanger van de advocatenpas. Om tot de keuze van de certificatiedienstverlener te komen, is bezien of hiertoe een aanbestedingsprocedure zou moeten worden gevolgd. Volgens extern ingewonnen juridisch advies is de Orde naar de huidige stand van de jurisprudentie geen aanbestedende dienst. Tot de keuze van de certificatiedienstverlener is gekomen na overleg met een drietal potentiële leveranciers, waarvan er één niet voldeed aan de door de Orde gestelde eisen en een tweede onvoldoende geëquipeerd bleek te zijn om uitvoering te kunnen geven aan het gehele proces.
www.advocatenorde.nl
Pagina 19 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
Ingevolge het bepaalde in artikel 12, eerste lid, van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit (Vafi) en artikel 5 van de Verordening op de vakbekwaamheid is de advocaat verplicht de deken of de namens de deken optredende secretaris te informeren of hij voldaan heeft aan de hem in die verordeningen opgelegde verplichtingen. Voor het aanleveren van die informatie zal de deken of de secretaris legitimatie verlangen door middel van het authenticatiemiddel. In verband met het beleid van de Algemene Raad te dereguleren waar mogelijk, is de keuze gemaakt aansluiting te zoeken bij een bestaande verordening. In eerste instantie was de idee om na artikel 4 van de Verordening op de vakbekwaamheid enkele bepalingen in te voegen. Daar genoemde verordening niet ziet op stagiaires zou noodzakelijkerwijs ook de Stageverordening 2005 overeenkomstige aanpassing behoeven. Anders dan de twee genoemde verordeningen is de Vafi op alle in Nederland ingeschreven advocaten, alsmede de advocaat bedoeld in artikel 16h van de Advocatenwet, van toepassing. De Vafi bevat bepalingen betreffende een behoorlijke inrichting van de administratie van de praktijkvoering. Voorts dient de advocaat volgens deze verordening te beschikken over een Stichting derdengelden en dient hij verzekerd te zijn tegen beroepsaansprakelijkheid. Daarnaast ziet de verordening op verplichtingen omtrent het betalingsverkeer, alsmede op verplichtingen die betrekking hebben op de naleving van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme. Tevens is in de Vafi de verplichting opgenomen dat de advocaat desgevraagd informatie verschaft ten aanzien van de in de Vafi opgenomen verplichtingen en de verplichting desgewenst een beschrijving te geven van de wijze waarop aan die verplichting wordt voldaan. Gelet op de reikwijdte en de aard van de Vafi heeft de Algemene Raad besloten om overeenkomstig het advies van de Adviescommissie Regelgeving de bepalingen betreffende het authenticatiemiddel op te nemen in de Vafi. Registratie, aanmelding en vertrouwelijkheid In artikel 2.1.5 van de Telecommunicatiewet is bepaald dat voor het aanbieden of afgeven van gekwalificeerde certificaten aan het publiek – lees in casu: de advocaat- registratie door de OPTA vereist is van de certificatiedienstverlener die in Nederland een vestiging heeft. Te dezen is de certificatiedienstverlener de leverancier bedoeld in artikel 1, aanhef en onderdeel i, van deze verordening. De leverancier ontwikkelt in opdracht en voor rekening van de Algemene Raad het authenticatiemiddel dat de advocaat in staat stelt zich te legitimeren- en in die zin de voormalige advocatenpas vervangt- en hem voorts in staat stelt langs elektronische weg zijn identiteit en hoedanigheid van advocaat aan te tonen ten behoeve van zijn communicatie met derden via door de Algemene Raad als zodanig aangewezen beveiligde internetomgevingen. Een authenticatiemethode beschrijft de uitgifte van het authenticatiemiddel, het authenticatiemiddel zelf en de methode om met dit middel een authenticatie uit te voeren. Er is sprake van authenticatie als wordt gecontroleerd of een gebruiker van een elektronisch netwerk, die zich aanmeldt bij dat netwerk, ook werkelijk degene is die hij zegt te zijn. Authenticatie gaat vaak samen met autorisatie bij het controleren van toegang tot systemen. De meest gebruikte authenticatiemethode is de gebruikersnaam/wachtwoordcombinatie. Een veiliger manier om vast te stellen of de juiste persoon toegang krijgt tot een systeem is bijvoorbeeld het gebruik van een digitaal certificaat waarmee ook een geautoriseerde digitale handtekening kan worden gegenereerd. Naast gebruikersnaam en wachtwoord kan gebruik worden gemaakt van bijvoorbeeld pinpasnummers, smartcards of vingerafdrukken. De gegevens van advocaten, neergelegd in BAR (Beheer Advocaten Registratie) kunnen ten dienste gesteld worden aan het door of namens de Algemene Raad te voeren identitymanagement. De secretaris is ingevolge artikel 8 van de Advocatenwet verantwoordelijk - in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens - voor de gegevensverwerking tot het moment van verstrekking van die gegevens aan de leverancier. De leverancier is verantwoordelijk voor het beheer van de gegevens vanaf het moment dat deze de gegevens ontvangt. Dit laat evenwel de zorgplicht van de Orde voor de goede gang van zaken betreffende de gegevensverwerking door de certificatiedienstverlener onverlet. De gegevensverwerking is bij meldingsformulier van 24 april 2012 gemeld aan het College bescherming persoonsgegevens. Doel van de gegevensverzameling en verwerking is een beveiligde internetomgeving ter bescherming van de kernwaarde van de vertrouwelijkheid. Dit draagt tevens bij aan het goed functioneren van de advocatuur als geheel en daarmee aan een goede rechtsbedeling.
www.advocatenorde.nl
Pagina 20 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
Daar de regelgeving van de Orde zich slechts kan richten tot de advocaat, dient ook via de advocaat de koppeling gelegd te worden naar de personen, niet zijnde advocaat, die de advocaat wil betrekken bij de uitoefening van de praktijk. Zo is te denken aan de secretaresse die via de advocaat in de gelegenheid wordt gesteld het authenticatiemiddel aan te vragen om toegang tot de rol te krijgen. Een andere figuur is degene die door de advocaat wordt opgedragen zorg te dragen voor de kantooropgave CCV. De desbetreffende advocaat kan een eenmanskantoor zijn, maar hij kan ook deel uitmaken van een samenwerkingsverband. De mate van zekerheid die nodig is bij elektronische identiteitverificatie, het vereiste authenticatieniveau, kan worden aangeduid met een zogenoemd STORK-niveau. Dit niveau is van belang om misbruik van een systeem zoveel als mogelijk tegen te kunnen gaan. Het gebruik van een bepaald niveau van authenticatie biedt nog niet de zekerheid dat de applicatie afdoende is beveiligd of dat er geen toegang door onbevoegden verkregen kan worden. Daarvoor moeten op diverse fronten extra maatregelen worden genomen, zoals flankerende systemen, fysieke toegangsbeveiliging, procedures en training van gebruikers. De kans op misbruik van een systeem is vooral afhankelijk van het belang dat kwaadwillenden bij ongeautoriseerde toegang tot het systeem hebben. Hoe groter de kans op misbruik en de impact daarvan hoe groter het risico. Een groter risico noopt tot een hoger beveiligingsniveau. Analyse van de onderscheiden risico’s heeft de Algemene Raad tot het besluit gebracht dat de communicatie tussen advocaten en websites beter beveiligd dient te worden. Daarbij is bijvoorbeeld te denken aan het voor het publiek afgeschermde gedeelte van de Orde-website ( www.advocatenorde.nl ) met daarop de uitslagen van door stagiaires afgelegde toetsen, het digitaal loket en nummerherkenning. De vereisten die daartoe moeten worden gesteld, zijn: De identiteit bij registratie wordt met een hoog niveau van zekerheid vastgesteld. * Naam, geboortedatum is gecontroleerd tegen een geldig ID-bewijs; * Authenticatiemiddel moet in persoon zijn uitgereikt; * De uitgever(s) van het authenticatiemiddel staat/staan onder toezicht van de overheid. De authenticatie vindt plaats met een smartcard, al dan niet voorzien van een certificaat, en een one-time password (OTP). Op basis van, mede door gekwalificeerde, onafhankelijke derde partijen, uitgevoerde risicoanalyses heeft de Algemene Raad vastgesteld dat communicatie op een aanvaardbaar beveiligingsniveau mogelijk is, indien er sprake is van minimaal het beveiligingsniveau STORK-3, een beveiligingsniveau dat ook door de ketenpartners van de Orde wordt aangehouden. Dit niveau omvat het gebruik van het authenticatiemiddel op een wijze die vergelijkbaar is met elektronisch bankieren. Aan het authenticatiemiddel wordt een persoonlijke gebruikersnaam en wachtwoord gekoppeld met welk gebruik een one-time password (OTP) wordt gegenereerd. Daarmee staat vast van wie het emailbericht afkomstig is. Alleen een pas, via een chip voorzien van een gekwalificeerd certificaat, biedt de hoogst mogelijke beveiligingsgraad, STORK-4. Een dergelijk beveiligingsniveau heeft alleen dan het gewenste effect als ook degene met wie gecommuniceerd wordt, werkt op STORK-4 niveau. Het wordt aan de individuele advocaat overgelaten om voor dit beveiligingsniveau te opteren. Uitgangspunt is dat de advocaat te allen tijde zelf verantwoordelijk is voor de communicatie met zijn cliënt via een beveiligde netwerkomgeving. De Algemene Raad onderzoekt nog of het hogere beveiligingsniveau 4 op een later moment verplicht wordt gesteld. De Adviescommissie Regelgeving geeft daarbij de Algemene Raad in overweging om te gelegener tijd te bezien of volstaan kan worden met het verplicht stellen van het beveiligingsniveau, onafhankelijk van de vraag welke leverancier het certificaat verstrekt. In de aanloop naar de keuze van het authenticatiemiddel en de certificatiedienstverlener is de Algemene Raad zowel in juridische als in technische zin begeleid en geadviseerd door deskundigen. Inwerkingtreding De effectuering van de wijziging van de Vafi is voorzien op 1 juli 2012. Het zal echter duidelijk zijn dat op dat moment niet alle advocaten dan wel hun gemachtigden tot de aanvraag en het gebruik van het authenticatiemiddel, in het bezit van dat middel zullen zijn. Zoals ook in de toelichting op artikel 2d is opgenomen, is nog niet geheel duidelijk of de Algemene Raad zelf zorg draagt voor de gehele uitrol van het authenticatiemiddel of dat – ook - de Raden van Toezicht hierin een rol krijgen. De bepalingen betreffende het authenticatiemiddel kunnen pas van toepassing zijn zodra betrokkene in het bezit is van het authenticatiemiddel. Om te voorkomen dat de advocaat het authenticatiemiddel niet aanvraagt dan wel
www.advocatenorde.nl
Pagina 21 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
daarmee draalt en op die wijze handhaving van de regelgeving al dan niet bewust frustreert, is in artikel 2f opgenomen dat de advocaat uiterlijk per 1 januari 2013 beschikt over het authenticatiemiddel. Op het authenticatiemiddel staat de validatietermijn vermeld. Financiële paragraaf De prijs van het authenticatiemiddel is afhankelijk van het beschermingsniveau, STORK-3 of STORK-4. Als richtprijs kan worden aangehouden € 85 voor STORK-3 en € 208 voor STORK-4. Deze bedragen worden, afhankelijk van het gewenste beschermingsniveau, eenmalig in rekening gebracht aan de advocaat. De hoogte van het bedrag voor het authenticatiemiddel is gekoppeld aan het beveiligingsniveau. Geen verschil wordt gemaakt voor het aan de advocaat uit te reiken middel en het door de advocaat aan diens gemachtigde uit te reiken authenticatiemiddel. Na de evaluatie van de toepassing van het authenticatiemiddel wordt bezien of het gebruik van een authenticatiemiddel wordt voortgezet, in welke beschouwing in elk geval zal worden betrokken het voortschrijdend inzicht in het vereiste beschermingsniveau, de stand der techniek en het prijsindexcijfer. Indien wordt besloten tot continuering van het gebruik van het authenticatiemiddel zal ook een nieuwe prijs worden vastgesteld voor de aanschaf van het authenticatiemiddel. Artikelgewijze toelichting Artikel 2a In dit artikel is de verplichting voor de advocaat opgenomen dat hij beschikt over het authenticatiemidel met een adequaat beschermingsniveau. De beveiligde internetomgevingen waartoe de advocaat met zijn authenticatiemiddel toegang heeft, worden in de praktijk ook bezocht door kantoormedewerkers, die geen advocaat zijn. Daarbij is te denken aan bijvoorbeeld secretaresses, de chef de bureau of de kantoordirecteur. Gelet op wat hiervoor reeds is opgemerkt over beveiligingsniveaus, moet worden geconcludeerd dat ook een kantoormedewerker van de advocaat over een middel met STORK-3 moet kunnen beschikken. Daar advocatuurlijke regelgeving steeds de advocaat als adressaat heeft, wordt de advocaat ten behoeve van zijn praktijkuitoefening in de gelegenheid gesteld een kantoormedewerker als voornoemd schriftelijk te machtigen tot het aanvragen van het authenticatiemiddel. Nadat de kantoormedewerker gemachtigd is door de advocaat tot het aanvragen van het authenticatiemiddel kan deze kantoormedewerker gebruik maken van het authenticatiemiddel overeenkomstig het daartoe bestemde gebruik. Een kantoormedewerker kan door verschillende advocaten worden gemachtigd tot het gebruik van het authenticatiemiddel. De advocaat is verantwoordelijk voor het gebruik van het authenticatiemiddel door een kantoormedewerker of de contactpersoon voor zover deze laatste geen advocaat is. Het authenticatiemiddel is voorzien van een kaartlezer waarmee, indien de gebruikersnaam en het wachtwoord worden ingegeven, een vijftal cijfers zichtbaar wordt dat als OTP de mogelijkheid geeft in te loggen op een beveiligde netwerkomgeving. Via de op elk authenticatiemiddel aanwezige chip is het tevens mogelijk een certificaat te laden, waarmee een STORK-4 niveau wordt bereikt. Alsdan is digitale encryptie mogelijk en kunnen documenten worden voorzien van een geautoriseerde digitale handtekening. Het authenticatiemiddel kan voorts worden gebruikt voor kantoorspecifieke doeleinden. Waar die specifieke doeleinden bijvoorbeeld betreffen de elektronische CCV-opgave door één aan te wijzen contactpersoon, niet zijnde advocaat, kan ook deze contactpersoon worden gemachtigd het authenticatiemiddel aan te vragen en daarvan ten behoeve van zijn taakuitoefening als contactpersoon gepast gebruik maken. Waar de advocaat geen deel uitmaakt van een samenwerkingsverband – het eenmanskantoor - kan de advocaat zelf de contactpersoon zijn als hiervoor bedoeld. Als advocaat beschikt hij reeds over een eigen authenticatiemiddel. In een dergelijke situatie kan evenwel ook een kantoormedewerker de contactpersoon zijn. Voor het inzicht aan wie het authenticatiemiddel wordt of is uitgereikt, vindt registratie daarvan door de secretaris plaats in het One Direct-bestand dat, voor zover het de advocaat betreft, is afgeleid van het BAR. De secretaris is ingevolge artikel 8 van de Advocatenwet degene die wijzigingen verwerkt op het tableau – lees door het BAR. Betrokkenen dienen daartoe bepaalde gegevens te verstrekken, zoals een eigen e-mailadres. De Algemene Raad bepaalt welke gegevens van de advocaat, van een kantoormedewerker en van de contactpersoon overgelegd moeten worden ter verwerking in het One Direct-bestand waarvan een bewerking door de Algemene Raad ter beschikking wordt gesteld van de leverancier die daarmee de aanvrager c.q. de gemachtigde kan identificeren en de aanvraag tot het beschikbaar stellen van het authenticatiemiddel kan afhandelen. Als gevolg van deze gegevensverwerking heeft aanmelding bij het College bescherming persoonsgegevens plaatsgevonden. Artikel 2b
www.advocatenorde.nl
Pagina 22 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
De ontwikkelkosten van het authenticatiemiddel komen voor rekening van de Nederlandse Orde van Advocaten. De kosten voor het authenticatiemiddel zelf worden echter aan de advocaat in rekening gebracht. Dit geldt ook voor het authenticatiemiddel dat aan een kantoormedewerker of een contactpersoon ter beschikking is gesteld. Voorafgaand aan de afgifte aan de advocaat van het authenticatiemiddel voor de periode van de geldingsduur van het authenticatiemiddel wordt het authenticatiemiddel aan de advocaat in rekening gebracht. Aan de advocaat worden in voorkomend geval tevens de kosten in rekening gebracht voor het authenticatiemiddel van een kantoorgenoot of de contactpersoon, niet zijnde advocaat, die hij heeft gemachtigd het authenticatiemiddel aan te vragen en te gebruiken. Bij een, om welke reden dan ook, korter gebruik dan de geldigheidsduur van het authenticatiemiddel vindt geen (gedeeltelijke) restitutie plaats van het bedrag dat betaald is voor het authenticatiemiddel. De hoogte van de vergoeding van het authenticatiemiddel wordt door het College van Afgevaardigden vastgesteld als onderdeel van de begroting en jaarrekening. Artikel 2c Het authenticatiemiddel is gekoppeld aan de advocaat dan wel aan een kantoormedewerker van de advocaat of één aan te wijzen contactpersoon, niet zijnde advocaat. Zodra de grondslag aan die koppeling komt te ontvallen, mag het authenticatiemiddel niet meer worden gebruikt door de desbetreffende persoon. Teneinde dit te bewerkstelligen, moet de secretaris daarvan onverwijld op de hoogte worden gesteld opdat de secretaris de desbetreffende wijziging kan doorvoeren in het one direct-bestand en daarmee de leverancier opdracht geeft tot intrekking van het authenticatiemiddel. Nu alleen de advocaat in de verordening de adressaat kan zijn, dient de advocaat ervoor zorg te dragen dat niet slechts in geval van beschadiging, leidend tot onbruikbaarheid van het middel, verlies of diefstal van zijn eigen authenticatiemiddel zo spoedig mogelijk melding wordt gedaan aan de secretaris, maar ook in het geval waar het betreft het authenticatiemiddel van een kantoormedewerker of de contactpersoon die door hem gemachtigd werd(en) het authenticatiemiddel aan te vragen en te gebruiken. Bij verlies of diefstal van het authenticatiemiddel ligt het voor de hand dat de advocaat daarvan aangifte bij de politie doet. Omdat de secretaris slechts op de hoogte is van het feit dat een kantoormedewerker of de contactpersoon, niet zijnde een advocaat, gemachtigd werd(en) tot het aanvragen en gebruiken van een authenticatiemiddel, maar uit eigen bevindingen niet bekend kan zijn met het feit dat de advocaat betrokkene(n) niet langer toestaat gebruik te maken van het authenticatiemiddel, dient de advocaat ook daarvan mededeling te doen aan de secretaris. Behalve bij verlies van de hoedanigheid van advocaat dient het authenticatiemiddel ook te worden ingetrokken als de advocaat is geschorst dan wel de stage is opgeschort ingevolge het daartoe bepaalde in de Stageverordening 2005. Artikel 2d Gelet op de aanleiding voor de totstandkoming van de bepalingen betreffende het authenticatiemiddel hecht de Algemene Raad eraan dat een van overheidswege geregistreerde leverancier zorg draagt voor de ontwikkeling van het authenticatiemiddel, alsmede voor de aanvraag en de afhandeling van de aanvraag van het authenticatiemiddel en daartoe alles in het werk stelt ter verzekering van het feit dat het persoonsgebonden middel ook daadwerkelijk in het bezit komt van de desbetreffende persoon. De Algemene Raad acht het niet uitgesloten dat besloten wordt tot een nadere regeling waarin de mogelijkheid wordt opgenomen dat de Raden van Toezicht met de verwerking van de aanvrage en uitgifte van het authenticatiemiddel worden belast. Hiertoe bestaat ingevolge artikel 2e, eerste lid, onder c, de mogelijkheid. Vooralsnog acht de Algemene Raad het wenselijk de procedure centraal te houden en aan de hand van door de leverancier uit te brengen rapportages te bezien wat de ervaring is met zowel de leverancier zelf als met de procedure van (afhandeling van) de aanvraag. Afhankelijk van de uitkomsten van bedoelde rapportages zal worden besloten in hoeverre het (financieel) wenselijk is de procedure bij de plaatselijke Orden onder te brengen. De Algemene Raad informeert het College van Afgevaardigden periodiek over de ervaringen met het authenticatiemiddel. Artikel 2e De advocaat kan een kantoormedewerker of de contactpersoon, niet zijnde advocaat, machtigen het authenticatiemiddel aan te vragen en te gebruiken. Zodra de aanvraag voor het authenticatiemiddel door een kantoormedewerker of de contactpersoon, niet zijnde advocaat, bij de secretaris is ingediend en deze opdracht aan de leverancier heeft gegeven het authenticatiemiddel aan betrokkene(n) te verstrekken, dient de advocaat er zorg voor te dragen dat de desbetreffende personen schriftelijk wordt bericht welk gebruik zij mogen maken van het authenticatiemiddel. Zo zal het gebruik van het authenticatiemiddel door de contactpersoon, niet zijnde advocaat, beperkt blijven tot de toegang tot de beveiligde netwerkomgeving van de Orde ten behoeve van bijvoorbeeld de CCV-opgave, terwijl de kantoormedewerker juist toegang tot het roljournaal dient te krijgen.
www.advocatenorde.nl
Pagina 23 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
Teneinde de mogelijkheid te hebben om bijvoorbeeld het beschermingsniveau van het authenticatiemiddel tussentijds aan te passen zonder dat de verordening daartoe moet worden gewijzigd, is in artikel 2e, eerste lid, onder c, opgenomen dat de Algemene Raad nadere regels kan stellen betreffende het gebruik van het authenticatiemiddel. Artikel 2f De bepalingen van dit Hoofdstuk treden per 1 juli 2012 inwerking. Met ingang van laatstgenoemde datum is elke advocaat verplicht het authenticatiemiddel aan te vragen en medewerking te verlenen aan het in persoon in ontvangst nemen van het authenticatiemiddel. In de praktijk betekent dit dat niet iedereen op hetzelfde tijdstip zal beschikken over het authenticatiemiddel. In verband met het toezicht op de naleving van de regelgeving is een overgangstermijn opgenomen die bepaalt op welk moment de advocaat uiterlijk over een authenticatiemiddel dient te beschikken. Dit betekent niet dat van toezicht eerst sprake is per 1 januari 2013, maar vanaf het tijdstip dat de advocaat beschikt dan wel realiter kan beschikken over het authenticatiemiddel. Omdat op de advocatenpas een geldigheidsdatum is opgenomen, die kan zijn gesteld op een datum na 1 januari 2013, is de bepaling opgenomen dat de advocatenpas zijn geldigheid verliest zodra de advocaat beschikt dan wel dient te beschikken over het authenticatiemiddel. Artikel 2g De geldigheidsduur van het authenticatiemiddel is op maximaal drie jaar gesteld, te rekenen vanaf het moment van uitgifte. Gedurende deze periode vindt monitoring en tussentijdse evaluatie plaats. Afhankelijk van de uitkomst van die evaluatie zal worden bezien of aan de toepassing van het authenticatiemiddel een vervolg wordt gegeven, waarbij verdere digitalisering van procedures enerzijds en anderzijds de high trust-gedachte die de Algemene Raad de advocaat toekent waar het betreft de juistheid van de gegevens, een rol zal spelen. Voorts zal in de evaluatie worden betrokken de vraag in hoeverre een hoger beveiligingsniveau wenselijk is en hoe de geldigheidsduur op het fysieke authenticatiemiddel tot uitdrukking wordt gebracht. Bewust is voor een termijn van twee jaar gekozen om de uitkomst van de door de Algemene Raad uit te voeren evaluatie tijdig aan het College van Afgevaardigden kenbaar te kunnen maken, opdat spoedig inzicht bestaat over de ervaringen met het authenticatiemiddel en welke stappen vervolgens moeten worden genomen.
2. Bijlag Bijlagee A A:: M Model odel ssttatut tuten en sstich tichtin tingg der derden denggelden (A (Allgemeen emeen)) Bijlage A: Model statuten stichting derdengelden (Algemeen) als bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit van de Nederlandse Orde van Advocaten. .......... tweeduizend..... verschijnt voor mij, .......... .........., notaris te: .......... De comparant verklaart bij deze een stichting op te richten, die wordt geregeerd door de volgende STATUTEN: Begripsomschrijving. Artikel 1 In deze statuten wordt verstaan onder a. Advocaat: de in Nederland ingeschreven advocaat, alsmede de advocaat bedoeld in artikel 16h van de Advocatenwet;
www.advocatenorde.nl
Pagina 24 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
b. Deken: de deken van het arrondissement waar de advocaat kantoor houdt, alsmede diens plaatsvervanger; c. Derdengelden: de gelden die niet zijn bestemd voor de advocaat in het kader van zijn optreden in die hoedanigheid en die een relatie moeten hebben met betrekking tot de dienst die door hem wordt verleend, maar voor zijn cliënt of enige andere derde, voor zover deze gelden niet kunnen worden aangemerkt als verschotten of griffierechten; d. Accountant: een accountant als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het accountantsberoep. Naam Zetel. Artikel 2 De stichting draagt de naam: Stichting Beheer Derdengelden .......... en is gevestigd in de gemeente .......... Doel. Artikel 3 3.1 Het doel van de stichting is: a. het ontvangen van Derdengelden en andere vermogensbestanddelen, ten behoeve van rechthebbenden of degene die zal blijken rechthebbende te zijn; b. het tijdelijk beheren van hetgeen de stichting heeft ontvangen, een en ander voor rekening en risico van de rechthebbende of degene die zal blijken rechthebbende te zijn; en c. het betalen of overdragen van hetgeen de stichting heeft ontvangen aan de rechthebbende of degene die zal blijken rechthebbende te zijn. 3.2 Ter verwezenlijking van haar doelstelling zal de stichting een daartoe strekkende overeenkomst sluiten met .........., hierna te noemen: het Kantoor. 3.3 De stichting zal de hiervoor bedoelde werkzaamheden zodanig verrichten dat de door de stichting beheerde Derdengelden, gelden en andere vermogenswaarden te allen tijde gescheiden zijn en blijven van het vermogen van het Kantoor / de leden/aandeelhouders van het Kantoor / en diegenen die bij het Kantoor werkzaam zijn. 3.4 De stichting zal bij het verrichten van haar hiervoor bedoelde werkzaamheden de regels respecteren die bij of krachtens de wet, daar onder begrepen de regelgeving uitgevaardigd door de Nederlandse Orde van Advocaten, zijn opgelegd aan de Advocaten die zijn verbonden aan het Kantoor / de leden/aandeelhouders van het Kantoor / en degenen die bij het Kantoor werkzaam zijn. Bestuur. Artikel 4 4.1 De stichting wordt bestuurd door een bestuur. 4.2 Het bestuur bestaat uit een door het bestuur te bepalen aantal van ten minste twee leden. 4.3 Het bestuur benoemt met inachtneming van het hierna bepaalde zijn eigen leden, behoudens het bepaalde in artikel 5, tweede lid. 4.4 Het bestuur benoemt uit zijn midden een voorzitter en een secretaris. 4.5 Alleen zij die over de volgende hoedanigheid beschikken kunnen optreden als bestuurslid: Advocaat en degenen die een ander vrij beroep beoefenen met wie het ingevolge de Samenwerkingsverordening 1993 is toegestaan een samenwerkingsverband aan te gaan, alsmede een accountant, zulks met inachtneming van het hierna in dit lid bepaalde. Degenen die in dienstbetrekking werkzaam zijn bij een bestuurslid van de stichting of bij een Advocaat kunnen niet als bestuurslid van de stichting optreden. Evenmin kan als bestuurslid van de stichting waarvan de patroon bestuurslid is, optreden de stagiaire als bedoeld in artikel 9b, eerste, tweede, derde en vierde lid Advocatenwet. Ten minste de helft van de leden van het bestuur dient over de hoedanigheid van Advocaat te beschikken. 4.6 De leden van het bestuur kunnen hun werkzaamheden onderling verdelen. 4.7 Aan de bestuursleden wordt geen vergoeding voor hun werkzaamheden toegekend, noch worden door hen gemaakte kosten vergoed. 4.8 De bestuursleden en de stichting zijn verplicht de deken de informatie te verschaffen die de deken verlangt.
www.advocatenorde.nl
Pagina 25 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
Artikel 5 5.1 Onverminderd het in artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek bepaalde, eindigt het bestuurslidmaatschap: a. door ontslag van een bestuurslid door de overige bestuursleden of door het kantoor waaraan het bestuurslid is verbonden; b. door overlijden van een bestuurslid; c. doordat het betrokken bestuurslid ontslag neemt; d. door verlies van de hoedanigheid bedoeld in artikel 4, lid 5; e. door ontslag door de deken; f. doordat het betrokken lid in staat van faillissement wordt verklaard of surséance van betaling aanvraagt of de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen op hem van toepassing is verklaard of het vrije beheer over zijn vermogen verliest. 5.2 Wanneer het bestuur geheel of gedeeltelijk ontbreekt is de Deken bevoegd, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, om het vereiste aantal bestuursleden te benoemen. Vertegenwoordiging. Artikel 6 6.1 De stichting wordt in en buiten rechte vertegenwoordigd door het bestuur, dat ten minste dient te bestaan uit twee gezamenlijk handelende bestuursleden, van wie ten minste één Advocaat is. 6.2 Het bestuur is niet bevoegd tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen, noch tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt. 6.3 Het bestuur respectievelijk ieder der bestuursleden is niet bevoegd volmacht te verlenen om de stichting te vertegenwoordigen, met dien verstande dat het bestuur de bevoegdheid heeft de Deken volmacht te verlenen om de stichting te vertegenwoordigen. Voorts is geen der bestuursleden bevoegd om een volmacht - in welke zin dan ook aan zijn medebestuursleden noch aan enige derde te verlenen in zijn hoedanigheid van bestuurslid. Organisatie bestuur. Artikel 7 7.1 Ieder bestuurslid heeft recht op het uitbrengen van één stem. 7.2 Geen geldige besluiten kunnen worden genomen, tenzij ten minste de meerderheid van de bestuursleden aanwezig is en alle bestuursleden, met inachtneming van het hierna bepaalde, zijn opgeroepen, met deze uitzondering evenwel, dat ook indien de voorschriften omtrent de oproeping niet in acht zijn genomen, niettemin geldige besluiten kunnen worden genomen met algemene stemmen in een bestuursvergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig zijn, alles onverminderd het bepaalde in lid 7. 7.3 De bestuursvergaderingen worden voorgezeten door de voorzitter van het bestuur, die echter bevoegd is een ander bestuurslid met het voorzitterschap te belasten. Bij afwezigheid van de voorzitter van het bestuur, zonder dat hij een ander met het voorzitterschap heeft belast, voorziet de vergadering zelf in haar leiding. De secretaris van het bestuur houdt de notulen van de bestuursvergaderingen. Bij afwezigheid van de secretaris van het bestuur wijst het bestuur een van de bestuursleden als secretaris aan die de notulen van de vergadering houdt. 7.4 Het bestuur besluit bij volstrekte meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen in een bestuursvergadering komt geen besluit tot stand. 7.5 Bestuursvergaderingen worden ten minste eenmaal per jaar gehouden en voorts zo dikwijls een bestuurslid het verlangt. D e bijeenroeping geschiedt door de voorzitter of door het bestuurslid die het houden van de vergadering heeft verlangd, door middel van brieven, verzonden aan ieder bestuurslid. Zij vermelden plaats en tijdstip van de vergadering en de in de vergadering te behandelen onderwerpen. De termijn van oproeping bedraagt ten minste tien dagen, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend. 7.6 De notulen van een vergadering worden vastgesteld en ten blijke daarvan getekend door de voorzitter en de secretaris van de desbetreffende vergadering dan wel vastgesteld door een volgende vergadering en alsdan ten blijke van vaststelling door de voorzitter en de secretaris van die volgende vergadering ondertekend. 7.7 Het bestuur kan ook buiten vergadering besluiten nemen, mits dit schriftelijk of per telefax geschiedt en alle bestuursleden zich ten gunste van het desbetreffende voorstel uitspreken. De bescheiden waaruit van het nemen
www.advocatenorde.nl
Pagina 26 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
van een zodanig besluit blijkt, worden bij het notulenregister bewaard. 7.8 Tijdens het bestaan van ten hoogste één vacature geldt het bestuur als volledig samengesteld. Boekjaar, balans en staat van baten en lasten. Artikel 8 8.1 Het boekjaar van de stichting / is gelijk aan het kalenderjaar / loopt van .......... van enig jaar tot en met .......... van het jaar daaropvolgend /. 8.2 Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend. 8.3 De stichting zal er voor zorg dragen dat de bedragen die door de stichting worden betaald of overgedragen aan een rechthebbende of degene die rechthebbende zal blijken te zijn, zodanig geadministreerd worden, dat duidelijk blijkt: a. het ontvangen bedrag; b. de datum en wijze van ontvangst; c. de datum van overmaking; d. de begunstigde; e. de naam van de behandelend Advocaat. 8.4 Het bestuur is indien de Deken zulks schriftelijk verlangt verplicht jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een balans en een staat van de baten en lasten van de stichting op te maken. 8.5 Het bestuur is verplicht een Accountant te benoemen teneinde de in het vorige lid bedoelde balans en staat van baten en lasten te controleren, tenzij en voor zolang de Deken de stichting van deze verplichting ontheffing verleent, aan welke ontheffing de Deken voorwaarden kan verbinden. 8.6 Het bestuur is verplicht de in dit artikel bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers zeven jaren lang te bewaren. 8.7 De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt. Statutenwijziging en ontbinding. Artikel 9 9.1 Het bestuur is slechts bevoegd de statuten te wijzigen, indien de regelgeving van de Nederlandse Orde van Advocaten daartoe noopt, tenzij het betreft de wijziging van de naam of de vestigingsplaats van de stichting, als bedoeld in artikel 2, dan wel de naam van het kantoor als bedoeld in artikel 3.2. In alle gevallen is het bestuur tot onverwijlde wijziging verplicht. 9.2 Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden. 9.3 Na ontbinding geschiedt de vereffening door het bestuur. 9.4 De vereffenaars bepalen de bestemming van een eventueel batig saldo van de vereffening van de stichting. Ten slotte verklaart de comparant dat voor de eerste maal als bestuursleden van de stichting worden benoemd: a. .......... b. .......... c. .......... Waarvan deze akte in minuut wordt verleden te .........., op de datum in het hoofd van deze akte vermeld. Nadat de zakelijke inhoud van de akte aan de comparant is opgegeven en hij heeft verklaard van de inhoud van de akte kennis te hebben genomen en op volledige voorlezing daarvan geen prijs te stellen, wordt deze akte onmiddellijk na voorlezing van die gedeelten van de akte, waarvan de wet voorlezing voorschrijft, door de comparant, die aan mij, notaris, bekend is, en mij, notaris, ondertekend.
www.advocatenorde.nl
Pagina 27 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
3. Bijlag Bijlagee B: M Model odel o ovver ereenk eenkoms omstt kan kanttoor oor-s -stich tichtin tingg der derden denggelden Bijlage B: Model overeenkomst kantoor-stichting derdengelden in verband met model statuten als bedoeld in artikel 1, sub i van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit van de Nederlandse Orde van Advocaten. De ondergetekenden: 1.
..........
te dezen handelend als .......... - hierna te noemen: het kantoor - en als zodanig het kantoor vertegenwoordigend; 2.
a. .......... ; b. .......... en c. .......... ,
te dezen handelend: als bestuursleden van de stichting: Stichting Derdengelden .........., hierna te noemen: de stichting - en als zodanig vormend het hele bestuur de stichting vertegenwoordigend; overwegende: dat aan de advocaten die verbonden zijn aan het kantoor - hierna te noemen: advocaten, of ieder afzonderlijk: advocaat - uit hoofde van hun beroep gelden en vermogensbestanddelen worden toevertrouwd die niet zijn bestemd voor de advocaat, maar voor zijn cliënt of enige andere derde, voorzover deze gelden niet kunnen worden aangemerkt als verschotten of vast recht; dat deze gelden en andere vermogensbestanddelen zijn aan te merken als derdengelden in de zin van artikel 1 onder h van de door de Nederlandse Orde van Advocaten uitgevaardigde Verordening op de administratie en de financiële integriteit - hierna te noemen: de derdengelden - en zich in civielrechtelijke zin vermengen met het vermogen van de advocaten respectievelijk zich kunnen vermengen met het vermogen van het Kantoor, tenzij de derdengelden geheel afzonderlijk zijn ondergebracht; dat een advocaat op grond van het bepaalde in artikel 6, eerste lid van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit verplicht is om een stichting derdengelden ter beschikking te hebben teneinde de derdengelden afgescheiden te houden van het vermogen van de advocaat respectievelijk van het kantoor; dat om die reden de stichting is opgericht; dat de stichting geen andere activiteiten verricht dan het in ontvangst nemen van derdengelden, het tijdelijk beheren van hetgeen de stichting heeft ontvangen en het betalen of overdragen van hetgeen de stichting heeft ontvangen aan de rechthebbenden of degenen die rechthebbenden zullen blijken te zijn; dat wordt beoogd alle betalingen van derdengelden te doen plaatsvinden aan of vanuit de stichting, met dien verstande dat vermenging slechts zal plaatsvinden waar het betreft de derdengelden onderling en geen vermenging zal optreden tussen de derdengelden en het vermogen van de advocaat respectievelijk van het kantoor; komen overeen als volgt: 1. De stichting stelt zich ter beschikking van de advocaten, zulks in de zin van artikel 6, eerste lid van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit. De stichting verbindt zich jegens het kantoor en in het bijzonder jegens de advocaten van het kantoor de derdengelden in beheer te nemen. 2. De stichting kan niet de aan de advocaten toekomende voorschotten, honoraria, verschotten en vast recht voor het kantoor in ontvangst nemen. Zij verbindt zich geen andere activiteiten te verrichten dan hiervoor omschreven, met dien verstande dat de stichting ter beschikking kan staan van andere advocaten of andere kantoren, mits het kantoor daarmee schriftelijk heeft ingestemd. 3. Het kantoor bedingt onherroepelijk van de stichting dat de stichting aan de rechthebbende betaalt de bedragen die door de stichting zijn ontvangen en aan de rechthebbende toekomen. De betaling geschiedt zo spoedig mogelijk nadat door of namens de rechthebbende daartoe het verzoek is gedaan. Voorzover door of namens de
www.advocatenorde.nl
Pagina 28 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
rechthebbende dit beding niet eerder is aanvaard, geldt het verzoek als aanvaarding van het ten behoeve van de rechthebbende gemaakte beding. Indien niet vaststaat dat de rechthebbende aanspraak kan maken op onmiddellijke uitbetaling, geschiedt de uitbetaling eerst nadat dit wel is komen vast te staan. 3a. De rechthebbende kan de stichting derdengelden opdragen, bij voorkeur schriftelijk, van het hem toekomende bedrag gelden over te maken op de rekening van de advocaat, zulks ter voldoening van openstaande declaraties. De advocaat ziet er op toe dat de stichting derdengelden pas tot uitbetaling overgaat zodra de rechthebbende een volledig beeld heeft van het verloop van de zaak, van het aan de rechthebbende toekomende bedrag uit hoofde van ten behoeve van hem geïncasseerde gelden en van de hoogte van de declaratie van de advocaat. 4. De stichting draagt zorg voor het rentedragend uitzetten van de derdengelden. De rente welke de stichting over de uitgezette gelden ontvangt komt indien de gelden langer dan acht dagen hebben uitgestaan de rechthebbenden toe verminderd met eventueel gemaakte bankkosten en een vergoeding ter grootte van een/vierde procent van het betrokken bedrag, berekend op jaarbasis. Onder ‘betrokken bedrag’ wordt verstaan de hoofdsom van het ten behoeve van de rechthebbende uitstaande bedrag. Berekeningswijze voor de vergoeding ten behoeve van de stichting: ¼ procent x { (aantal depot – 8) : 365 } x de hoofdsom. Indien de stichting, in overeenstemming met het bepaalde in artikel 1, ter beschikking staat van andere advocaten en/of andere kantoren, zal de stichting de door toedoen van het kantoor respectievelijk de advocaten ontvangen derdengelden daartoe storten op een afzonderlijke bankrekening die ten name van de stichting is gesteld, met vermelding van haar hoedanigheid van stichting derdengelden van het kantoor. 5. Het kantoor respectievelijk de advocaat heeft te allen tijde jegens de stichting uitsluitend aanspraak op betaling van gelden die voor het kantoor respectievelijk de advocaat zijn bestemd. 6. Het kantoor respectievelijk de advocaat kan van de stichting geen betaling vorderen van voor hem bestemde gelden zo lang het totaalbedrag van de door de stichting beheerde derdengelden meer bedraagt dan het saldo van de in de stichting aanwezige liquiditeiten. Indien de stichting mede ter beschikking staat van andere advocaten en/of andere kantoren, zal geen betaling kunnen worden gevorderd zo lang het totaalbedrag van hetgeen de stichting ingevolge het bepaalde in artikel 3 aan de rechthebbenden dient te betalen ter zake van door toedoen van het kantoor respectievelijk de advocaat aan de stichting betaalde derdengelden meer bedraagt dan het saldo van de in artikel 4, laatste volzin, bedoelde rekening. 7. Het kantoor verricht ten behoeve van de stichting geen andere diensten dan die welke voor het functioneren van de stichting onontbeerlijk zijn, te weten bestuursactiviteiten en administratieve werkzaamheden. 8.
De advocaat brengt aan de stichting geen omzetbelasting in rekening.
9. Het kantoor ontvangt een jaarlijkse vergoeding van de door hem voor de stichting te verrichten diensten welke gelijk is aan het per het einde van ieder boekjaar blijkende positieve exploitatiesaldo. 10.
Het kantoor zorgt ervoor dat het boekjaar van het kantoor gelijk is aan het boekjaar van de stichting.
11. Van iedere tussentijdse wijziging in de overeenkomst en van ontbinding van de overeenkomst moet door partijen kennis worden gegeven aan de Nederlandse Orde van Advocaten alsmede aan de Raad van Toezicht als bedoeld in artikel 1, sub c van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit. 12. Deze overeenkomst kan alleen worden beëindigd met inachtneming van hetgeen in de Verordening op de administratie en financiële integriteit is bepaald. Getekend in .......... voud te ........... op ...........
www.advocatenorde.nl
Pagina 29 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
4. Aan Aanvullin vullingg op bijlag bijlagee A A:: M Model odel S Sttatut tuten en bijz bijzonder onderee sstich tichtin tinggen der derden denggelden Aanvulling op bijlage A: Model Statuten bijzondere stichtingen derdengelden 1. Statuten stichting beheer derdengelden voor leden van het Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen Het NGB heeft ten behoeve van haar advocaat-leden een verzamelstichting opgericht. Advocaat-leden van het NGB kunnen als bestuurder van deze stichting optreden. 2. Statuten stichting beheer derdengelden advocaten in dienst van de Staat Voor advocaten in dienst van de Staat wordt een verzamelstichting opgericht. 3. Statuten verzamelstichting derdengelden raden van toezicht De plaatselijke raden van toezicht kunnen deze stichtingen oprichten voor die advocaten die niet beschikken over een (substantiële) derdengeldstroom en hebben aangetoond dat voldoende inspanning is betracht om zich bij een andere stichting aan te sluiten. Er zijn twee groepen bestuursleden. Een aantal leden wordt benoemd door de raad van toezicht (bestuursleden A). Daarnaast benoemt het bestuur uit elk aangesloten kantoor een bestuurslid (bestuursleden B). 4. Statuten landelijke stichting derdengelden De landelijke Orde heeft ten behoeve van advocaten in dienst van de landelijke of plaatselijke raden van toezicht een landelijke stichting derdengelden opgericht. In de regel zal deze groep geen praktijk uitoefenen en niet beschikken over een (substantiële) derdengeldstroom. Het bestuur van deze Stichting wordt gevormd door advocaten die gebruik maken van deze Stichting.
5. Bijlag Bijlagee C: M Model odel ei eiggen vverklarin erklaringg Bijlage C: Model eigen verklaring Bijlage C is per 1 januari 2011 komen te vervallen.
6. Bijlag Bijlagee D: Lijs Lijstt specifiek uit ttee vvoer oeren en w werkzaamheden erkzaamheden vvoor oor ac acccoun ounttan ants ts Bijlage D: Lijst specifiek uit te voeren werkzaamheden voor accountants Als bedoeld in de toelichting op artikel 12 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit Administratie als bedoeld in artikel 2 1.
De accountant stelt vast dat ten tijde van zijn onderzoek sprake is van een ordelijke administratie, zoals bedoeld in artikel 2 van de Verordening op de administratie en de financiële integriteit. De volgende boekhoudkundige beginselen en aspecten zullen indicatoren opleveren voor het bestaan van een ordelijke administratie: mutaties in de boekhouding vinden alleen plaats op basis van een boekingsbescheid; boekingsbescheiden worden bewaard; de bewaartermijn is gelijk aan wettelijke voorschriften; boekingsbescheiden kunnen vanuit de boekhouding worden teruggevonden; vanuit de boekingsbescheiden kan worden nagegaan op welke wijze zij in de administratie zijn verwerkt; dit geschiedt door het aanbrengen van kenmerken op het boekingsbescheid, waarmee het spoor in de boekhouding kan worden gevolgd;
www.advocatenorde.nl
Pagina 30 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
-
inkomende facturen waarop betaling heeft plaatsgevonden worden in originele staat chronologisch of alfabetisch bewaard, of gearchiveerd bij het bank- of giroafschrift dan wel kasblad waarop de betaling is vermeld; van uitgaande facturen die zijn voldaan wordt een kopie chronologisch of alfabetisch bewaard; indien sprake is van een rekeningloze crediteurenadministratie worden nog niet betaalde facturen in een afzonderlijke verzameling op vervaldatum bewaard; indien sprake is van een rekeningloze debiteurenadministratie worden de kopieën van de uitgaande facturen in een afzonderlijke administratie chronologisch of alfabetisch bewaard; boekingen dienen tijdig te geschieden waardoor de boekhouding saldi aangeeft, dan wel deze saldi op eenvoudige wijze en binnen korte tijd zijn te verkrijgen; regelmatige afsluitingen zijn nodig ter bepaling van saldi van grootboek-rekeningen; ten minste eenmaal per jaar wordt een balans en de staat van baten en lasten opgesteld ter bepaling van het vermogen en het resultaat.
Stichting Derdengelden als bedoeld in artikel 1, sub i en artikel 6, eerste lid 2.
De accountant stelt vast dat een Stichting Derdengelden ter beschikking staat en dat daarmee ten behoeve van de advocaat/het kantoor een overeenkomst is gesloten. Verder stelt de accountant vast dat deze stichting is opgericht respectievelijk de overeenkomst is gesloten volgens het in artikel 1 sub i Verordening op de administratie en de financiële integriteit bedoelde modelstatuut respectievelijk modelovereenkomst Kantoor/Stichting Derdengelden.
Derdengelden als bedoeld in artikel 6 3. 4.
5.
6.
De accountant gaat met betrekking tot het advocatenkantoor na of de advocaat buiten de Stichting Derdengelden om derdengelden onder zich heeft gekregen en stelt vast of deze gelden vervolgens onverwijld (dus zonder vertraging) zijn overgemaakt hetzij naar de rechthebbende hetzij naar de Stichting Derdengelden. De accountant gaat met betrekking tot de stichting derdengelden na, voor twee willekeurige maanden per boekjaar, of het totaal van de ontvangen derdengelden volgens de administratie aansluit op het totaal van de geregistreerde inkomende geldbeweging inzake derdengelden. Met punt 4 wordt beoogd de overeenstemming in totaalbedragen vast te stellen tussen de inkomende geldbeweging inzake derdengelden en de administratie van de stichting. De accountant gaat met betrekking tot de Stichting Derdengelden - zonodig steekproefsgewijs - na aan de hand van de inkomende geldbeweging of de ontvangen derdengelden juist in de administratie zijn verwerkt en vervolgens zodra de gelegenheid zich heeft voorgedaan aan de rechthebbende zijn overgemaakt. Bij punt 5 vindt een steekproefsgewijze controle plaats op transactieniveau. De accountant vraagt via de advocaat een standaardbankverklaring aan de bancaire instelling waar de Stichting Derdengelden wordt aangehouden en gaat na of de bankrekening niet dient als zekerheid voor verplichtingen van de advocaat, de praktijk of enige andere derde.
Specifieke derdengelden als bedoeld in artikel 6, achtste lid 7.
De accountant informeert bij de advocaat of zich in de onderzoeksperiode gevallen hebben voorgedaan waarbij hij door de rechter is benoemd in een functie uit hoofde waarvan hij gelden onder zich heeft gekregen. 8. De accountant gaat na, voor twee willekeurige maanden per boekjaar, of het totaal van de ontvangen derdengelden per specifieke derdengeldenstroom in het kader van de in punt 7 bedoelde functie aansluit op het totaal van de geregistreerde inkomende geldbeweging inzake specifieke derdengelden. 9. De accountant gaat na of de advocaat in het kader van de in punt 7 genoemde functie gelden onder zich heeft gekregen. Zo ja, dan stelt hij vast of deze gelden vervolgens onverwijld zijn overgemaakt naar een bankrekening uit de tenaamstelling waarvan die hoedanigheid is af te leiden danwel naar een door de bevoegde rechter daartoe aangewezen rekening. De accountant gaat - zonodig steekproefsgewijs - na of die gelden op de in de vorige zin bedoelde rekening zijn blijven staan totdat zij aan de rechthebbende zijn overgemaakt. De accountant voert de in de laatste zin bedoelde werkzaamheden niet uit indien de rechter-commissaris dient mede te tekenen voor betalingen vanaf bedoelde rekeningen. 10. De accountant vraagt via de advocaat een standaardbankverklaring aan de bancaire instelling waar de rekening wordt aangehouden uit hoofde van de functie waarin de advocaat door de rechter is benoemd en gaat aan de hand van de standaardbankverklaring na of de hierboven onderzochte - niet aanstonds doorbetaalde derdengelden niet dienen als zekerheid voor verplichtingen van de advocaat, de praktijk of enige andere derde.
www.advocatenorde.nl
Pagina 31 van 32
Gegenereerd op: 1 december 2014
7. Bijlag Bijlagee E: M Model odel R Rappor apportt vvan an ffeit eitelijk elijkee be bevindin vindinggen Bijlage E: Model Rapport van feitelijke bevindingen] Bijlage E is per 1 april 2012 komen te vervallen.
8. Bijlag Bijlagee F F:: M Model odel vrijw vrijwarin arings gsvverklarin erklaringg Bijlage F: Model vrijwaringsverklaring De Minister van ………….…………., ten deze vertegenwoordigd door ……………………., verklaart onvoorwaardelijk en onherroepelijk dat mr. …………………….niet aansprakelijk zal worden gehouden voor schade door hem direct of indirect aan de Staat toegebracht door of als gevolg van handelingen als advocaat in dienst van de Staat, dit alles in ruime zin. Voorts verklaart de minister mr. ………………………te zullen vrijwaren tegen aanspraken van derden ter zake van schade, hen toegebracht door of als gevolg van handelingen van mr. ……….………….als advocaat in dienst van de Staat.
www.advocatenorde.nl
Pagina 32 van 32