JongLeren Magazine over Voor- en Vroegschoolse Educatie
Samen werken aan doorgaande lijn Verrijk het spel!
Anderhalf jaar pilot Kwaliteitsaanpak Voor- en Vroegschoolse Educatie
Colofon
Meer lezen? Inspiratie opdoen?
Uitgave Jongleren is een uitgave van: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, Programma Klaar voor de Start en Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam
Een overzicht van informatiebronnen, onderzoeksrapporten en links naar films en websites.
Jodenbreestraat 25 Postbus 1840 1000 BV Amsterdam www.amsterdam.nl/gemeente/ organisatie-diensten/dmo/ onderwijs-jeugd/kwaliteitsaanpak/ Redactie Moonika Abner Nathalie Bremer Denise van Laar Lucy Beker Eindredactie Lucy Beker Vormgeving Caro Grafico Grafisch Ontwerp Fotografie Michiel Poodt Illustratie Ulla Välk Deze uitgave kwam tot stand met medewerking van Jacqueline Sweerts, Margot Koekkoek, Aly Dullemond, Rolinka Kattouw en Karima Halioui Bijzonder dank aan alle KVVE pilot-deelnemers die meegewerkt hebben aan dit magazine. Druk: Opmeer Drukkerij bv Amsterdam, februari 2014
Dit nummer is gedrukt op Go Matt, FSC Gecertificeerd papier
Ouderbetrokkenheid » Bryk, A. & Schneider, B. (2002). Trust in schools. A core resource for improvement. New York: Russell Sage Foundation. » Desforges, C. & Abouchaar, A. (2003). The impact of parental involvement, parental support and family education on pupil achievements and adjustment. A literature review. London: Department for education skills. » Leseman, P.M. & Jong, de P.F. (1998). Home Literacy: Opportunity, Instruction, Cooperation and Social-Emotional Quality Predicting Early Reading Achievement. Reading Research Quarterly, 33(3), 294-318. » RMO (2013). Werken aan een veilig leef- en leerklimaat voor alle kinderen. De pedagogische civil society in jeugdzorg en onderwijs. Factsheet. Den Haag: RMO. » Smit e.a., (2009). Stappenplan optimaliseren ouderbetrokkenheid in de Voor- en Vroegschoolse Educatie, (Smit e.a., 2009) Pedagogisch handelen » Fukkink, R., Tavecchio, L., Kruif de, R., Vermeer, H. en Zeijl van, J. (2005). Criteria voor kwaliteit van kinderopvang: Visies van sleutelfiguren. Pedagogiek. » Kohnstamm, R (2009). Kleine ontwikkelings psychologie I, het jonge kind. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. » Filmpjes bij de NCKO monitor » Singer, E en Kleerekoper, L (2009). Pedagogisch kader kindercentra 0 – 4 jaar,
Maarssen, Elsevier » Stevens, L (2013). Pedagogisch Tact. Garant Antwerpen. Spel en speel-leeromgeving » Esch, W. van (2011). Kansen benutten in een rijke leeromgeving. Mensenkinderen 128. » Beets Kessen, A. (2013). Opbrengstgericht werken met jonge kinderen. Investeren in spel en spelen. HJK 9 april 2013. » Oers, B. van (2012). Spelen en blijven spelen. Mensenkinderen 130. » Brandwijk van D. (2005). Met echte spullen speel je beter. De wereld van het jonge kind, blz.308 » Filmpje over spelontwikkeling: www.leraar24.nl/video/2568 » Filmje over een rijke speelleeromgeving: www.youtube.com/watch?v=kQd AU7Dm9A0&feature=share Professionele cultuur » Witziers, B., Bosker, R. J., & Kruger, M. L. (2003). Educational leadership and student achievement: The elusive search for an association. Educational Administration Quarterly » Krüger, M. L. (2010). De invloed van schoolleiderschap op het onderzoeksmatig handelen van leraren in veranderingsprocessen. Hogeschool van Amsterdam, Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding, Kenniscentrumreeks no.6 » Oberon (april, 2011); Samen in zee met VVE; brochure over samenwerking in vroegschoolse educatie door kennisdeling.
JongLeren in Amsterdam De ambitie van Amsterdam is dat alle kinderen in de stad zich optimaal ontwikkelen. Met het programma Klaar voor de Start investeert Amsterdam stevig in de ontwikkeling van jonge Amsterdammers. De ontwikkeling die kinderen in de eerste zes levensjaren doormaken is enorm. Uit verscheidene onderzoeken blijkt dat vroege ontwikkelingsstimulering een belangrijke bijdrage levert aan een positieve ontplooiing van kinderen. Kwalitatief hoogwaardige voorzieningen waarbinnen jonge kinderen de mogelijkheid krijgen zich te ontwikkelen zijn daarom van essentieel belang. En daarin investeert Amsterdam. Met de pilot Kwaliteitsaanpak Voor- en Vroegschoolse Educatie (KVVE) hebben jullie intensief gewerkt aan het versterken en verbeteren van de uitvoeringspraktijk en het dagelijks handelen in de groep. Nadruk lag hierbij niet alleen op het pedagogisch-didactisch handelen van leraren in de onderbouw en pedagogisch medewerkers, maar ook op opbrengstgericht werken met jonge kinderen, leiderschap en de onderlinge samenwerking. Jullie hebben grote stappen gezet! Nu ligt er de uitdaging om het bereikte vast te houden en verder op voort te bouwen. Jullie zijn de sleutel tot het succes van jonge Amsterdammers! Dank jullie wel.
Pieter Hilhorst Wethouder Onderwijs Gemeente Amsterdam Jongleren |
3
Inhoud Thema artikelen 11 Pedagogisch handelen
Creëer een ontspannen sfeer!
13 Professionele cultuur & samenwerking
Samen werken aan doorgaande leerlijn
22 Spel en leeromgeving
Het spel verrijken en verdiepen
29 Ouderbetrokkenheid Het contact met ouders versterken
31 Didactisch handelen Doelgericht werken heeft groot effect 36 Volgen van kinderen Vorderingen bijhouden is belangrijk 38 Doorgaande lijn en overdracht Warme overdracht leidt tot betere startpositie
11
Interviews 9 Louis Tavecchio
Het recept voor een goede start
Oefenen met spel
Inzet ouders heeft geweldig positief effect
18 Diny van der Aalsvoort 26 Ron Oostdam
7
Portretten 7 Maartje & Hakima
“ Al veel bereikt en we gaan door”
“De kinderen leren meer”
Sonja kijkt wat elk kind nodig heeft
Het teamgevoel van pedagogisch medewerker en leerkracht
16 Paula & Erica 24 Sonja
33 Malika & Sevda
4
| Jongleren
29
Kwaliteitsaanpak Voor- en Vroegschoolse Educatie
Aan de slag met versterking van VVE
Maar liefst 26 VVE-locaties in Amsterdam hebben meegedaan aan de pilot Kwaliteitsaanpak Voor- en Vroegschoolse Educatie. Zij hebben anderhalf jaar intensief gewerkt om de doorgaande leerlijn en de ontwikkeling van kinderen van 2,5 tot 6 jaar te versterken.
Inhoud van de pilot
Om een hogere opbrengst van VVE en een sterke doorlopende ontwikkelingslijn te bereiken, is kennis nodig over: » het leren en ontwikkelen van jonge kinderen » de leer- en ontwikkeldoelen voor jonge kinderen » de populatie kinderen die de VVE-locatie in huis heeft
De pilot was gericht op die zaken waar de VVE-locaties direct invloed op hebben én die van belang zijn voor het leren en ontwikkelen van kinderen. Belangrijk daarbij was het versterken van het dagelijks handelen van pedagogisch medewerkers en leerkrachten in de groep. Goed pedagogisch didactisch handelen is van doorslaggevende betekenis voor het optimaal ontwikkelen van kinderen.
& EL SP
Samenwerking professionele cultuur en leiderschap
Betrokken ouders
Deze kennis moet vertaald worden naar de vaardigheden die dit van
Aanbod
LEE RO MG EV IN G
Pedagogisch didactisch handelen
Leer- en ontwikkeldoelen jonge kind
Populatie kinderen in VVE-locatie
Intake en doorstroom
Leren en ontwikkelen jonge kinderen
Leer- en ontwikkelopbrengsten
medewerkers vraagt en verwerkt worden in alle aspecten van de VVE aanpak. In de afbeelding zijn deze aspecten weergeven. Samen vormen zij het inhoudelijk kader van de pilot KVVE.
Werkwijze in de pilot De pilot Kwaliteitsaanpak VVE bestond uit twee onderdelen: een leermodule en een verbeteraanpak per VVE-locatie. De verbeteraanpak In de verbeteraanpak kregen de VVE-locaties ondersteuning van VVE-experts in de rol van kritische vriend. Samen met de VVE-experts maakten de VVE-locaties een kwaliteitsanalyse van alle aspecten uit het inhoudelijk kader. Alle groepen werden geobserveerd met behulp van een kijkwijzer. Hiermee kreeg de locatie zicht op de kwaliteit van het pedagogisch en didactisch handelen op locatieniveau. Dit leverde een matrix op waarin met de kleuren rood en groen heel zichtbaar werd gemaakt wat tijdens de observatie was gezien.
Zorg en begeleiding
Jongleren |
5
Uitgelicht
In dit magazine wordt aan de hand van interviews met deelnemers aan de pilot, wetenschappers en inhoudelijke artikelen van de VVE-experts een aantal thema’s uitgelicht dat in de pilot belangrijk was.
Op basis van de kwaliteitsanalyse maakte de VVE-locatie een verbeterplan. Een deelplan voor professionalisering was verplicht omdat hierin de verbinding werd gemaakt met de leermodule. De andere deelplannen gingen over (een selectie van) de aspecten uit het inhoudelijk kader. Bij het verbeterplan maakte de VVE-locatie een begroting waarvoor de locatie subsidie kreeg van de gemeente Amsterdam. Tijdens de uitvoering van het verbeterplan bleven de VVE-experts betrokken om de voortgang te volgen. Per locatie voerden de VVE-experts meerdere voortgangsgesprekken, werd een monitor uitgevoerd en vond aan het slot van de pilot een eindaudit plaats. In die eindaudit werden opnieuw alle aspecten uit het VVE-kader in beeld gebracht. De experts onderzochten ook of de doelen uit het verbeterplan waren bereikt. Met alle individuele locaties werd een gesprek gevoerd over een goede borging van de resultaten van de pilot. De leermodule De leermodule was gericht op het vergroten van de professionele kwaliteiten van pedagogisch
6
| Jongleren
pedagogisch handelen professionele cultuur & Samenwerking Spel en leeromgeving Ouderbetrokkenheid Didactisch handelen volgen van kinderen Doorgaande lijn en overdracht medewerkers en leerkrachten en het versterken van het opbrengstgericht werken met jonge kinderen. De leermodule bestond uit vier onderdelen: » 6 lesbijeenkomsten voor pedagogisch medewerkers en leraren onderbouw. Deze lesbijeenkomsten ‘Opbrengstgericht werken met jonge kinderen’ werden verzorgd door Sardes. In de lesbijeenkomsten oefenden de medewerkers met principes van opbrengstgericht werken ten behoeve van hun eigen werkpraktijk. Daarnaast kregen zij scholing over het leren en ontwikkelen van jonge kinderen en de SLOdoelen voor jonge kinderen. Ook thema’s als ouderbetrokkenheid en spel kwamen in de lesbijeenkomsten aan de orde.
» 9 uur praktijkbegeleiding per pedagogisch medewerker en leraar onderbouw door middel van observaties en nagesprekken. De begeleiding was gericht op het bereiken van persoonlijke leerdoelen afgeleid van de lesbijeenkomsten. De praktijkbegeleiding werd verzorgd door praktijkbegeleiders van ABC en CNA.Ter ondersteuning werd door de CED-groep een kwaliteitskompas gemaakt waarin de medewerkers de eigen voortgang konden bijhouden. » 3 teambijeenkomsten per VVElocatie. In deze bijeenkomsten werd de vertaling gemaakt van de doelen uit het verbeterplan naar leerdoelen op team- en individueel niveau. De teambijeenkomsten werden ondersteund door de praktijkbegeleiders. » 6 themabijeenkomsten voor leidinggevenden van de voor- en vroegschool waarin belangrijke thema’s in de pilot KVVE werden toegelicht door aansprekende gastsprekers. Het ging onder meer over spelend leren en ouderbetrokkenheid.
Per 1 september 2012 is de pilot KVVE met 26 VVE-locaties gestart. In totaal zijn er 145 voor- en vroegschoolgroepen bij deze pilot betrokken. Zo’n 300 pedagogisch medewerkers en leerkrachten en rond de 60 leidinggevenden, intern begeleiders, zorgconsulenten, VVEcoördinatoren en oudercontactpersonen hebben aan de pilot meegedaan. Op de 26 locaties hebben drie VVE-experts in totaal ruim 400 groepsobservaties uitgevoerd. Er zijn 101 lesbijeenkomsten verzorgd voor 320 deelnemers in 16 groepen en 271 deelnemers hebben een certificaat ontvangen. Een certificaat werd afgegeven als een medewerker meer dan drie keer aanwezig was bij de training.
duoportret van maartje appers & hakima el ghannouti
“Nu al veel bereikt, en we gaan door”
“Af en toe werden we er tureluurs van, want intensief is de pilot wel”, concluderen Maartje Appers en Hakima El Ghannouti. Anderhalf jaar werken ze inmiddels samen binnen de pilot KVVE. Maartje als vestigingsmanager van Madelief, de voorschool van kinderopvangorganisatie Partou, en Hakima als directrice van islamitische basisschool As-Siddieq, die in hetzelfde gebouw zit.
E
r is veel bereikt, maar we hebben het gevoel dat deze pilot nog maar de eerste stap is”, zegt Maartje. “We hopen dan ook echt dat we niet meteen losgelaten worden. Het zou fijn zijn als de expert over vier maanden nog eens langskomt, voor vragen en tips.” “Toen ik Hakima zag, wist ik meteen: ‘dit is iemand die ik kan bellen voor overleg’”, herinnert Maartje zich. “Het voelde meteen goed. We hadden direct een klik”, beaamt Hakima. “Dat de onderbouw van de school er zwak voor stond wisten we. Dat de vroegschool tijdens de nulmeting op veel vlakken onvoldoende scoorde, was geen verrassing.” Het gaat er vervolgens
Jongleren |
7
‘Er is hier een wij-cultuur ontstaan’ om hoe je dat met elkaar aanpakt. Maartje: “Het verschil tussen de vroeg- en voorschool was aan het begin wel groot. Toch hebben wij nooit getwijfeld om samen aan de pilot mee te doen, want er valt altijd iets te leren.”
Aankleding Een van de eerste dingen die ze hebben aangepakt, was de aankleding van de lokalen en groepsruimten, waardoor de doorgaande leerlijn tussen voor- en vroegschool duidelijk zichtbaar werd. De vroegschool had voorheen plaatjes van voorwerpen maar ging nu ook werken met de ‘echte’ spullen. Maartje: “Bijvoorbeeld bij het thema ‘eet smakelijk’ is het van belang echte pannen de school binnen te halen en niet alleen een plaatje van een pan te tonen. Een echte pan kun je vasthouden en voelen, je kunt er iets in stoppen, je kunt er geluid mee maken. De kinderen herkennen het ook als iets waar thuis mee wordt gekookt.” De houding van de leidsters en leerkrachten binnen het team was in het begin vrij defensief. Hakima: “Vooral de leerkrachten van de onderbouw zaten met hun armen over elkaar. Ze hebben al jaren te horen gekregen dat het onderwijs in de vroegschool nog niet voldoende was maar ze hadden nooit de uitleg
8
| Jongleren
gekregen en tijd gehad om te leren hoe het wel moet. De initiatieven die ze zelf hadden genomen, bleken herhaaldelijk niet goed te zijn. Ze hadden nu een houding van: ‘Oh, wij doen het weer niet goed. Roepen jullie maar wat we dan moeten doen’. Ze vonden het eng. Het voelde alsof ze onder de loep werden genomen. Ik heb altijd geprobeerd hen te benaderen vanuit het belang van kinderen. ‘Krijgen de kinderen uit jullie groep wel goed onderwijs? En hoe kan dat eventueel anders?’.”
‘Superprofessioneel’ Maartje, enthousiast: “Daarin is Hakima superprofessioneel. Zij kijkt heel goed naar wat haar teamleden kunnen. Ze spreekt hoge verwachtingen uit, pakt ze bij hun nekvel en geeft ze vertrouwen. Dat werkt.” Hakima: “Datzelfde geldt voor Maartje. Zij geeft zich voor de volle honderd procent, doet kei- en keihard haar best en brengt de juiste stemming erin.” Maartje: “Ja er moet ook gelachen worden, hoor. We hebben ook steeds nadrukkelijk benoemd wat er wel goed gaat en de mening van het team gevraagd. Bijvoorbeeld een onderwerp als ouderbetrokkenheid. Als het team denkt dat een bepaalde aanpak niet werkt, moet je dat ook aannemen.” Iedereen heeft zich enorm ingezet:
Nasim, Zuleyha, Minatallah, Souad, Rokia, Maryam en Kevser maar ook Lidwine, de bovenschoolse VVEcoördinator. Hakima: “Zij heeft in overleg met ons voortdurend de verbinding gelegd tussen het verbeterplan en de praktijk. En onze eigen inbreng? Ja, die is ook van belang geweest. We zijn allebei uit hetzelfde geboortejaar - 1977. Dat is gewoon een goed jaar”, lacht Maartje. De ‘wij-cultuur’ die is ontstaan, blijkt uit het feit dat de leidsters van Maartje nu net zo makkelijk even iets aan Hakima vragen als andersom. Ze ervaren de twee instellingen nu veel meer als een geheel. Ze komen bij elkaar in de klas en daar waar ze elkaar voorheen alleen groetten, vragen ze nu aan elkaar hoe hun weekend is geweest en bespreken ze het werk met elkaar.” Een ander voorbeeld van de samenwerking uit zich in de zogenaamde ‘warme overdracht’ waarbij de kinderen als ze vier jaar zijn, samen met de pedagogisch medewerkster en de ouders letterlijk de volgende stap zetten naar groep 1. ”Dat zijn dingen die ik ook heb overgenomen op de andere vestigingen waar ik verantwoordelijk voor ben”, zegt Maartje. “De uren die ik in deze locatie heb gestoken kan ik niet in al mijn vestigingen stoppen maar een ‘KVVE-light’-versie voor alle voorscholen zou een goed idee zijn.”
interview met louis tavecchio
Louis Tavecchio: ‘VVE is belangrijk en delicaat werk’
Het recept voor een goede start Werken met jonge kinderen in de voor- en vroegschool, is delicaat. Wie het juiste ‘recept’ volgt, kan kinderen uit achterstandsmilieus werkelijk een betere start geven, wat doorwerkt in hun hele verdere leven en carrière. Maar pas op: het kind moet wél rijp zijn voor het VVEaanbod.
D
it zegt Louis Tavecchio, psycholoog en autoriteit op het gebied van gezinspedagogiek en kinderopvang. Als hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam is hij met emeritaat, maar hij zet zich nog volop in voor de versterking van Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE). Hij ontwikkelde zelfs een handig recept voor effectieve VVE.
Succesfactoren In dat recept maakt Tavecchio geen keuze voor een bepaalde methode. Volgens hem maakt het niet zoveel uit welke methode wordt gebruikt: Kaleidoscoop, Piramide, Ko-totaal of iets anders. Langdurig onderzoek heeft namelijk niet duidelijk kunnen aantonen welke methode meer of minder effectief is. Er zijn wél andere succesfactoren ontdekt.
Jongleren |
9
Dat zijn vooral: betrokkenheid van ouders en een goede band tussen pedagogisch medewerker of leerkracht en kind. Die twee aspecten vormen voor Tavecchio dan ook de basisingrediënten van het recept. “Zonder deze toevoegingen krijg je geen mooie taart, om in keukentermen te blijven”, zegt Tavecchio tijdens een interview in het Amsterdamse Filmmuseum Eye. “Ze zijn enorm belangrijk, want anders blijft het bij een halfbakken resultaat.”
Effect schiet omhoog In zijn optiek is de inbreng van ouders onmisbaar. “Peuters komen maar twee of hooguit vier dagdelen naar de voorschool”, begint hij. “Ook al leren ze daar veel, het zal niet beklijven als het thuis niet wordt herhaald en aangevuld. Pas als de activiteiten van ouders aansluiten op die van de VVE, is een positief resultaat te verwachten.” Het gaat er dus om de thuissituatie en het VVE-aanbod op elkaar af te stemmen. “Vertel de ouders dat zij met het geven van aandacht de schoolprestaties van hun kind kunnen verbeteren. Alle ouders willen dat. Leg uit dat een jong kind meer leert als de ouders spelletjes doen, voorlezen, en uitdagend spelmateriaal aanbieden. Laat ouders zien hoe ze kunnen aansluiten bij wat het kind op de voorschool leert. Het mooiste zou het zijn als de VVE-methodes worden aangevuld met speciaal materiaal voor ouders. Dat gebeurt nu nog te weinig; als dat wordt ontwikkeld, is er een wereld te winnen.”
Emotionele band Een tweede belangrijk punt is de emotionele band tussen de pedagogisch medewerker/leerkracht en het kind. “Investeer daarin”, zegt Tavecchio. “Want uit al het onderzoek blijkt dat het, los van de kwaliteit van de methode, vooral gaat om de persoon die met de kinderen werkt. Hoe beter de pedagogisch medewerker of de leerkracht, hoe meer succes in het leerproces. Dat geldt op alle onderwijsniveaus, en ook in de VVE. Het gaat er vooral om of je echt geïnteresseerd bent. Ken je de thuissituatie van het kind en heb je aandacht voor elk kind, ook in een drukke groep?” Tavecchio geeft een voorbeeld. “Soms zie je een activiteit waarin zo’n dreumes een hele tijd met zijn vinger
10
| Jongleren
opgestoken zit, maar niet aan de beurt komt. Voor een keer is dat niet zo erg, maar als een kind systematisch niet wordt opgemerkt, heeft dat een negatief effect. Na een poosje doet dat kind niet meer mee, dan is zijn belangstelling weg. Terwijl een kind dat zich gekend en veilig voelt bij de leidster of juf, veel meer durft te zeggen en veel meer zal ondernemen en ontdekken.”
‘Een kind dat zich veilig voelt, durft meer’ Tavecchio is blij dat de Kwaliteitsaanpak VVE van de gemeente Amsterdam hier aandacht aan besteedt. “Want in de Nederlandse opleidingen voor het werken in kinderopvang of peuterspeelzaal ligt de nadruk teveel op verzorging en minder op ontwikkelingspsychologie. Natuurlijk is goede verzorging belangrijk, maar we willen ook dat het kind wat opsteekt.”
Nog niet rijp Hij heeft nog wat praktische tips: “Het beste kun je aansluiten bij wat het kind zelf aangeeft, wat hij leuk vindt, dan heb je het meeste succes, want dan bied je iets aan waar hij aan toe is.” Dat laatste is belangrijk. Want, zo waarschuwt Tavecchio, óvervragen kan schadelijk zijn. “Sommige kinderen zijn er gewoon nog niet aan toe om te leren. Een kind dat nog niet kan stilzitten, snel is afgeleid en zich moeilijk kan concentreren is nog niet rijp voor het VVE-aanbod. Een kind dat overvraagd wordt, kan daardoor de zin in leren verliezen. Daar moet niet alleen oog voor zijn, maar ook begrip. Wacht nog wat, bied hem andere dingen aan en vooral: geef hem géén negatief commentaar. Elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. Zorg er vooral voor dát hij zich blijft ontwikkelen.” Louis Tavecchio is verbonden aan het Kenniscentrum Onderwijs & Opvoeding - Expertiseplatform IKC 0-12 jaar, Hogeschool van Amsterdam.
pedagogisch handelen
Creëer een ontspannen sfeer! Een veilig pedagogisch klimaat is een voorwaarde voor ontwikkelen en leren. Dat geldt helemaal voor jonge kinderen. Het is dus van belang om een veilige en ontspannen sfeer te creëren, waarin de kinderen respectvol worden benaderd en positief worden aangesproken. Dan weet het kind dat zijn inbreng wordt gewaardeerd.
E
en kind leert het meest als hij zich veilig voelt, erbij hoort en gezien wordt. De basis daarvoor is een vertrouwde relatie met de pedagogisch medewerker of de leerkracht. Het kind moet kunnen rekenen op je steun en duidelijkheid. Als het kind het gevoel heeft dat hij op je kan vertrouwen, zal hij zich ontspannen, zichzelf zijn en op onderzoek uitgaan. Je intervenieert bij kinderen die niet betrokken zijn en geeft kinderen die speciale aandacht nodig hebben, extra zorg en ondersteuning.
Respectvolle omgang Als pedagogisch medewerker of leerkracht heb je natuurlijk een voorbeeldfunctie. Met je eigen gedrag laat je kinderen continu zien hoe ze met elkaar horen om te gaan. Je geeft het goede voorbeeld als je kinderen laat uitspreken, of het even vraagt voordat je iets van hun tafel pakt. Ook moet duidelijk zijn welk gedrag je van de kinderen verwacht. De regels zijn begrijpelijk en functioneel en worden consequent gehanteerd.
Interactie bevorderen Een ander element van pedagogisch handelen is het bewust stimuleren van de interactie tussen kinderen. Dat doe je door de kinderen de gelegenheid te geven samen te spelen of samen opdrachtjes uit te voeren. De leeromgeving is zo ingericht dat verschillende vormen van interactie mogelijk zijn. Ook intervenieert de beroepskracht actief om spel en samenwerking te verrijken en verdiepen. Daarmee leer je kinderen communiceren, samenwerken, anderen helpen, conflicten voorkomen of oplossen. Ook ontwikkelen ze zo sociale verantwoordelijkheid voor anderen en de omgeving. Interactie tussen kinderen bevordert verder hun eigen zelfbeeld, zelfstandigheid, veerkracht en flexibiliteit.
Hoge verwachtingen Behalve dat het klimaat veilig en ondersteunend is, is het heel belangrijk dat het stimulerend is. Het uiten van hoge verwachtingen is hier een onderdeel van. Voor de ontwik-
Jongleren |
11
Uit de praktijk Esra wil ook bouwen
Een ochtend in de voorschool. Bijna alle kinderen zijn aan het spelen in de diverse hoeken van de groepsruimte. Alleen de kleine Esra loopt nog wat zoekend rond. Hij is hier pas voor de derde keer. Miriam weet van zijn moeder dat hij van bouwen houdt, maar ze ziet aan Esra dat hij niet naar de bouwhoek durft, omdat daar al een groepje jongens speelt. Ze gaat naar hem toe, zakt door haar knieën zodat ze hem op ooghoogte kan aankijken, en vraagt of hij wil bouwen.
‘Hij is hier pas voor de 3e keer’
keling van kinderen is het belangrijk dat ze van zichzelf verwachtingen hebben: ‘dat kan ik’ en ‘dat wil ik leren’. Kinderen voldoen over het algemeen aan de verwachtingen die de pedagogisch medewerkers/ leerkrachten van hen hebben, of ze nu hoog of laag zijn.
De drie basisbehoeften Hij knikt aarzelend. Ze neemt hem aan de hand mee naar de bouwhoek en zegt tegen de jongens: ‘Esra wil ook graag bouwen. Is hier nog een plaatsje?’ Jaap knikt en wijst op een lege mat. Miriam benoemt dat ze het fijn vindt dat Jaap meedenkt en ruimte voor Esra maakt. Ze gaat met Esra op de mat zitten en hij begint blokjes te stapelen. Jaap geeft blokjes aan. Esra reageert in eerste instantie niet op Jaap, maar bouwt stug door. Miriam helpt een beetje, maar betrekt ook Jaap erbij. Na een tijdje zijn Jaap en Esra inderdaad samen op de mat aan het bouwen en kan Miriam zich terugtrekken.
12
| Jongleren
Voordat kinderen daadwerkelijk leren moet aan drie basisbehoeften zijn voldaan. 1. Relatie. Dit houdt in dat het kind een goede relatie heeft met de pedagogisch medewerker of leerkracht, een goed contact heeft met andere kinderen en zich begrepen en gewaardeerd voelt. 2. Competentie. Dit betekent dat de kinderen ervaren dat ze iets kunnen onafhankelijk van anderen.
Uit de KVVE-Kijkwijzer
»» »» »» »» »» »» »»
3. Autonomie. Dit betekent dat de kinderen de kans krijgen om keuzes te maken, beslissingen te nemen en ergens zelf verantwoordelijk voor te zijn. De pedagogisch medewerker of leerkracht vervult hier een belangrijke rol, door het kind steeds te stimuleren stappen in zijn ontwikkeling te maken. Dat doe je door een afwisseling van aansturen, observeren en participeren in de activiteiten van de kinderen. Hieruit blijkt dat de houding van de pedagogisch medewerker/ leerkracht en de mate waarin zij in staat is een affectieve relatie op te bouwen met kinderen, van doorslaggevende betekenis is. Belangrijke vaardigheden daarvoor zijn: grenzen kunnen stellen, responsief en motiverend zijn en positieve concrete feedback kunnen geven.
Zorg voor een ontspannen klimaat Bied de kinderen veiligheid Toon in gedrag en taalgebruik respect voor de kinderen Laat merken dat je hoge verwachtingen hebt van ieder kind Stel je coachend op en help op aanvraag Stimuleer samenwerken en samen spelen Stimuleer zelfstandigheid en zelfredzaamheid
Professionele cultuur & samenwerking
Samen werken aan een
doorgaande leerlijn
Gezamenlijke visie
I
nhoudelijke samenwerking draagt positief bij aan de maximale ontwikkeling van jonge kinderen. Het gaat hier niet over het delen van de ruimtes in een gebouw. Het gaat om een gezamenlijke visie op leren en ontwikkelen van jonge kinderen. Deze visie realiseer je samen en vertaal je naar een doorgaande lijn in aanbod en aanpak. De leidinggevenden van de vooren vroegschool ondersteunen en faciliteren de uitvoering, maar het gaat natuurlijk ook om de kwaliteit van de uitvoering door de individuele medewerkers en het team van beide organisa-
De cultuur die op een (voor)school heerst, heeft grote invloed op de kwaliteit van VVE. Die cultuur kan belemmerend werken, maar ook een krachtige motor zijn. Het bepaalt de kwaliteit van de samenwerking tussen de voor- en vroegschool. Beide leidinggevenden moeten zich willen inzetten voor deze samenwerking, want alleen dan is de doorgaande lijn in het ontwikkelen en leren van kinderen gewaarborgd. ties. Het hele team moet eigenaarschap dragen. Om te komen tot een goede afstemming tussen voor- en vroegschool, is samenwerking op het gebied van activiteiten, themavoorbereiding en uitvoering van belang. Het gaat erom elkaar te ondersteunen, observeren, feedback te geven,
Collega’s van basisschool De Blauwe Lijn en voorschool De Blauwe Bij
Jongleren |
13
en gezamenlijk de vorderingen en het gedrag van kinderen te bespreken. Daarvoor is ontmoeting tussen medewerkers nodig. De cultuur die binnen een team heerst, is daarbij van grote invloed. Een professionele cultuur is een krachtige motor voor het werken aan kwaliteit. Maar wanneer is er sprake van een professionele cultuur en hoe ontwikkel je die? Een team met een professionele cultuur is hecht en werkt systematisch aan het verbeteren van de ontwikkeling van het jonge kind. Er is sprake van onderling vertrouwen, teamleden spreken elkaar aan, willen leren en staan open voor vernieuwingen. In een team waar zo’n professionele cultuur heerst, is het mogelijk samen te werken aan de ontwikkeling van het pedagogischdidactisch repertoire en het inrichten van een krachtige omgeving.
Uit de KVVE-Kijkwijzer
Versterk de samenwerking De leidinggevenden in de voorschool en de basisschool hebben een belangrijke rol in het versterken van de samenwerking. Zij moeten dan ook helder hebben wat ze van elkaar verwachten en wat hun gezamenlijke ambitie is. Ze moeten weten voor welke kwaliteit ze staan en wat dat betekent voor de dagelijkse praktijk. Dit vraagt van
» Zorg voor leiderschap (onderwijskundig en pedagogisch) » Bied ondersteuning aan de praktijk. Verantwoordelijkheid geven en verantwoording afleggen zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden » Organiseer formeel overleg voor de inhoudelijke samenwerking, met onderwerpen als: het pedagogisch klimaat; aanpak en omgang met kinderen; nieuwe werkvormen die ontwikkeling (van bijvoorbeeld taal) bevorderen; spelinzichten; bespreken van casuïstiek; gezamenlijke verantwoordelijkheid voor de agenda » Organiseer draagvlak en overeenstemming binnen de teams voor de veranderingen » Zorg voor professionalisering: geef waar nodig sturing aan de ontwikkeling van medewerkers » Bevorder teamcohesie, het wij-gevoel tussen de teams » Bevorder het onderling vertrouwen, het kwetsbaar durven opstellen en samen willen leren
14
| Jongleren
beide organisaties dat zij daarin samen willen leren en optrekken. Een lerende organisatie volgt dan ook een vaste cyclus: wat is er aan de hand (analyse), wat moet er gebeuren (plan), hoe gaan we het doen (uitvoering) en wat levert het op (evaluatie). Leidinggevenden die in staat zijn individueel leren, teamleren en organisatieleren aan elkaar te koppelen, behalen uiteindelijk betere resultaten. Verbeteringen en veranderingen kunnen ze doorvoeren omdat voor de medewerkers de samenhang zichtbaar wordt en er een collectieve ambitie is gecreëerd.
De zes elementen van een professionele cultuur » Vertrouwen en samenwerken Om elkaar te kunnen vertrouwen, moeten teamleden zich kwetsbaar durven opstellen. Bovendien is het belangrijk hoe beroepskrachten elkaar zien. Kunnen ze op elkaar bouwen? Collega’s moeten in moeilijke situaties op elkaar kunnen rekenen. Alleen als er een basis
Uit de praktijk ‘Er is sprake van onderling vertrouwen’ van vertrouwen is, wordt het mogelijk om succesvol samen te werken. » Een gezamenlijk besef van doelmatigheid Teamleden moeten weten dat ze hun doelen kunnen bereiken door hun aanbod en aanpak betekenisvol te maken. Ze hebben het vertrouwen dat ze echt kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van het kind. » Kennisdeling in sociale netwerken Een hecht sociaal netwerk biedt ruimte aan continue uitwisseling van kennis, informatie en expertise. Pedagogisch medewerkers en leerkrachten vragen elkaar makkelijker om advies, wisselen materialen uit en kunnen van elkaar leren. Dan halen zij betere resultaten met de kinderen en staan ze meer open voor veranderingen. » Een stimulerend werkklimaat Goed presterende VVE-teams met een professionele cultuur hebben een stimulerend werkklimaat. Het aanwezige talent op een voor- en vroegschool wordt ingezet. Pedagogisch medewerkers en leerkrachten weten wat ze kunnen en waar ze minder goed in zijn. » Een professionele attitude van alle professionals Pedagogisch medewerkers en leerkrachten durven een kwetsbare opstelling en zelfkritische houding te hebben ten aanzien van de eigen competenties en het professioneel functioneren. Zij kunnen reflecteren op het eigen gedrag. Het team conformeert zich aan gemeenschappelijke doelen, heeft de bereidheid en het vermogen tot onderlinge samenwerking en staat open voor vernieuwing. » Aandacht voor professionalisering Met professionalisering wordt bedoeld de voortdurende ontwikkeling van medewerkers binnen het VVE-team. Dit omvat onder meer inventariseren van ontwikkelingsbehoeften en coaching. Belangrijk is om persoonlijke doelen van pedagogisch medewerkers en leerkrachten te koppelen aan de doelen die binnen de VVE-samenwerking gesteld zijn.
Een inspirerend werkoverleg Het VVE-team van De Korenbloem heeft werkoverleg. Miriam, Bea, Marie, Karin, Jeroen en Talitha zijn aanwezig en ook Sandra, teammanager van de voorschool. Zij en schoolleider Mark wonen om toerbeurt de werkoverleggen bij. Karin is de VVE-coördinator, die niet alleen let op de inhoud en structuur van de bijeenkomst, maar ook op de manier van communiceren, een ontwikkelpunt van het VVE-team. Karin let er bijvoorbeeld op dat de deelnemers niet over belemmeringen praten, maar over kansen en uitdagingen. Het onderwerp van vandaag is spelbegeleiding, ingebracht door Marie, die merkt dat veel kinderen in de vroegschool niet tot echt spel komen en dat zij het lastig vindt om hen te begeleiden. Ze heeft behoefte aan het delen van ervaringen. Karin zet de vragen op een flap: hoe komt het en herkent de voorschool dit? Wat vindt de leerkracht lastig in de spelbegeleiding? Wat doet de pedagogisch medewerker in de tijd van spelen en werken?
Ideeën op de flap en geen ja-maar In tien minuten zetten de medewerkers hun ideeën op de flap. De ideeën worden alleen geïnventariseerd, geen ‘ja-maar’, geen kritiek of ander commentaar. In twee groepen ontwerpen ze vervolgens met elkaar een plan om de belangrijkste tips te verwerken in een activiteit. Na een half uur worden de twee verschillende activiteiten aan elkaar gepresenteerd. Marie gaat deze plannen uitvoeren. In het volgende werkoverleg zal zij verslag doen van de bevindingen en met het team gezamenlijk evalueren of de aanpak heeft gewerkt. Karin vraagt wie er voor de volgende bijeenkomst een onderwerp heeft. Talitha noemt diagnostische gesprekjes met het jonge kind. Daarna bespreekt het team het vorige thema: hoe is het verlopen, welke doelen zijn gerealiseerd en welke zijn onvoldoende uit de verf gekomen?
Jongleren |
15
duoportret van paula hoonhout en erica frohwein
Paula Hoonhout (links) en Erica Frohwein: “Supertrots op onze teams”
Enthousiasme over resultaten KVVE
“De kinderen leren meer” “We zien nu al verschil bij de kinderen, ze leren meer!” Het enthousiasme straalt ervan af bij Paula Hoonhout en Erica Frohwein. Als directeur van obs Wereldwijs (Sirius) en manager van voorschool De Wijsneusjes (Swazoom) hebben ze hun samenwerking enorm versterkt om een doorgaande leerlijn voor 2- tot 6-jarigen te bereiken. Daarmee boeken ze succes. 16
| Jongleren
P
aula en Erica zijn in minder dan een jaar tijd echt een duo geworden. Samen hebben ze een plan opgesteld om meer opbrengstgericht te gaan werken. Vooral voor de voorschool was dat een omslag. Erica: “Bedenk dat ‘opbrengstgericht werken’ nog een onbekende term was voor de meeste teamleden van de voorschool. Zij hebben een andere opleiding gevolgd, meestal MBO-SPW, en spreken die onderwijstaal niet. Toch hebben ze het in korte tijd opgepakt en zich eigen gemaakt. Daar ben ik supertrots op”. Paula vult aan: “Bij ons was die term inderdaad wél bekend, maar het was nog een papieren tijger. Nu niet meer. We hebben een verdiepingsslag gemaakt, deze manier van werken zit nu echt in de harten en het gebeurt gewoon, elke dag.” De pilot Kwaliteitsaanpak Voor- en Vroegschoolse Educatie (KVVE) van de gemeente Amsterdam was de aanleiding voor de veranderingen op deze school/voorschool-combinatie in Amsterdam Zuid-Oost. “Ik zag er meteen kansen in”, zegt Paula Hoonhout van Wereldwijs. Deze school, waar zij nu 3 jaar directeur is, had in 2012 juist een dergelijk project voor het basisonderwijs afgerond: de Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs.
De nieuwe pilot was hét moment om de contacten met de voorschool, die sinds 2011 in hetzelfde gebouw zat, te verstevigen. “Tot dan toe waren we twee aparte instellingen onder één dak”, zegt Erica. “Er was oppervlakkig contact, maar onderwijsinhoudelijk kwam het overleg niet van de grond. Dat is veranderd door de pilot KVVE.” Daarvoor formuleerden Paula en Erica, na een startgesprek, een gezamenlijk helder doel: het betekenisvol spelend leren binnen de voor- en vroegschool versterken. Daarnaast was het systematisch volgen van de ontwikkeling van de kinderen ook een verbeterpunt.
Methode aangepast Door de deelname aan de pilot was er de mogelijkheid coaches in te huren, die in de groepen begeleiding en feedback gaven. De teamleden werden gestimuleerd om kritisch én creatief na te denken over de gebruikte methode, in dit geval Ko-totaal. Deze voldeed niet aan de SLO-doelen, die zijn opgesteld door het ministerie. Bij het invullen van de Ko-thema’s werd daarom aan de teamleden gevraagd welke doelen ze precies met die activiteit wilden bereiken, en of dat ook lukte. Daardoor gingen de leidsters al vanzelf beter observeren. “Ook voegden ze zelf activiteiten toe aan de thema’s om hun doelen te bereiken”, vertelt Erica. “Zo hebben we de methode afgestemd op het wettelijke kader, en betekenisvoller gemaakt zodat hij beter aansluit bij de manier waarop jonge kinderen leren.”
Tips van Paula en Erica » Behoud je autonomie, bedenk zélf wat je wilt veranderen. “Je kunt van alles uitstorten, maar het is beter te focussen op iets wat bij de situatie past.” » Zorg voor draagvlak bij het team bij de start van een verbetertraject. “Het wordt alleen opgepakt als het team ervoor openstaat.” » Maak gebruik van de mogelijkheden om weloverwogen externe coaches in te zetten. “Die expertise van buiten is interessant. Wij zetten het coachingstraject na de pilot nog voort uit eigen middelen; onze besturen investeren daarin omdat het zo waardevol is”. » Leg vast in jaarwerkplannen dat er regelmatig gezamenlijk overleg is tussen de teams van de voorschool en school. “Zo kun je de opbrengsten borgen.”
In de onderbouw van Wereldwijs is eenzelfde beweging in gang gezet. Paula: “De leerkrachten zijn zelf extra lesmateriaal gaan ontwikkelen, de leeromgeving is rijker ingericht en er wordt beter geobserveerd en geregistreerd. Nu wordt in onze kleuterklassen meer geleerd door spel. Want instructielesjes aan 4-jarigen, daar gruw ik van. We zijn creatiever geworden in het opzetten van betekenisvol spelen en leren door middel van spel.” Het resultaat is dat de overstap van voorschool naar kleuterklas soepeler is geworden omdat de werkwijze beter op elkaar aansluit. Bovendien is er contact tussen de teams tot stand gebracht, ze kennen elkaar nu en luisteren naar elkaar. “Belangrijk is vooral dat er bewustwording is ontstaan. Beide teams zijn zich nu bewust van wat ze doen, hoe ze het doen en waarom ze het zo doen, én ze spreken dezelfde taal“, zegt Paula. “Het mooiste is: we zien het direct terug bij de kinderen, en dat motiveert natuurlijk.”
Bevlogenheid Het veilige klimaat, een van de voorwaarden voor succesvolle VVE, was er al bij Wereldwijs en de Wijsneusjes. De kinderen voelen zich veilig en zijn heel open. Ook ouderbetrokkenheid was hier geen verbeterpunt. “We weten hoe belangrijk dat is en besteden daar al veel aandacht aan met themabijeenkomsten en koffieochtenden. Er is een ouderkamer en we lenen materiaal uit. Zoals de verteltassen, een project dat gesubsidieerd wordt door het stadsdeel. We hebben hier in Amsterdam echt veel steun van de gemeente.” Paula en Erica kunnen andere scholen alleen maar aanraden ook de kwaliteit van de VVE eens onder de loep te nemen. “Niet alleen is onze VVE hierdoor effectiever geworden, maar ook onze samenwerking is interessanter. We delen nu dezelfde visie, zien en waarderen elkaars bevlogenheid, kunnen samen sparren, en dat is heel prettig”.
Jongleren |
17
interview met Diny van der aalsvoort
Diny van der Aalsvoort: “Jonge professionals meer begeleiden”
‘Oefenen met spel’ Als ze ‘s avonds in bed ligt, kan ze nog vol zijn van alles wat ze die dag op een locatie heeft gezien. “Ik ben nog steeds onder de indruk van het enthousiasme en de vindingrijkheid waarmee jonge kinderen de wereld ontdekken”, aldus dr. Diny van der Aalsvoort, verbonden aan Hogeschool Saxion in Deventer.
V
an der Aalsvoort heeft gedurende haar hele onderzoeksloopbaan het belang van spel willen benadrukken. Spel wordt van oudsher gezien als een krachtig middel om ontwikkeling te bevorderen. Tot januari 2012 was zij als lector Spel verbonden aan de Hogeschool Utrecht. Ze geeft aan dat het nog niet zo makkelijk is om kinderen via spel uit te dagen tot leren. “Dat is niet iets wat je meteen kunt als je van de opleiding komt. Dat wordt weleens vergeten”, zegt ze, en geeft een voorbeeld: “Voor het uitdagen van gecijferdheid bij jonge kinderen, kun je een weegschaal gebruiken en de kinderen de instructie geven dat de beide bakjes in balans moeten komen. Maar een kind van vier jaar weet niet wat ‘balans’ betekent, het kind heeft misschien nog nooit een weegschaal gezien en moet eerst onderzoeken wat er allemaal met die weegschaal kan, kijken wat er gebeurt als hij of zij de bakjes helemaal volschept met zand. Pas na die ervaring kan het de volgende stap zetten, als je zegt dat de bakjes even hoog moeten komen te hangen. Zo’n eenvoudig voorbeeld geeft aan hoe goed je moet weten in welke ontwikkelingsfase een kind zit en hoe je een kind de stof moet aanbieden. De benadering van kinderen vraagt om zoveel nuances. Die ervaring heb je niet na vier jaar opleiding. Daar is simpelweg de tijd niet voor.”
Gooien met blokken Dat is ook meteen de belangrijkste boodschap voor Voor- en Vroegschoolse Educatie wat Van der Aalsvoort betreft: “Laat pedagogisch medewerkers en leerkrachten oefenen. Ze moeten situaties waarin spel optreedt, leren herkennen. Kijken of het nodig is om daarop te reageren, hoort daarbij. Of het nou goed gaat of niet. Kijk maar wat er gebeurt. Ik was op een school aan het filmen waar kinderen met blokken een toren moesten bouwen. Natuurlijk begonnen ze op een gegeven moment met die blokken naar elkaars hoofd te gooien. Dat filmpje mocht niet gebruikt worden. Wij hebben de norm dat je niet met blokken mag gooien: dat is niet de bedoeling van het materiaal. Het gebeurt natuurlijk wel. Dan kun je met de begeleidsters zo’n situatie toch bespreken om van te leren? Als je het niet bespreekbaar maakt, kun
18
| Jongleren
je er ook niets van leren. Dit soort situaties, waarin het misgaat, staat nooit beschreven in al die bij- en nascholingsprogramma’s.”
Weten welk gedrag bij welke leeftijdsfase hoort “Door spelen ontwikkelt het kind zich op het niveau dat bij hem past. Dan moet bij de professionals wel de kennis aanwezig zijn van kenmerken van spel en de ontwikkelingsfase die uit spel spreekt op een bepaalde leeftijd. Ze moeten leren over de verschillende vormen van spel, dat er naast verbeeldend spel ook zoiets bestaat als hanterend, esthetisch en sensopathisch en sensomotorisch spel”. ‘Bewustwording’ is dan ook het woord dat regelmatig terugkeert in het betoog van Van der Aalsvoort.
Ingrijpen of niet? “Een ander voorbeeld. Ik zag een groepje kinderen van een jaar of drie in een poppenhoek. Ze speelden dat ze eten aan het bereiden waren en gingen met de pop-
pen aan tafel zitten om te eten. Er kwam een meisje van twee jaar bij dat mee wilde spelen. Ze kwam zelf met een pop aansjouwen, maar de andere kinderen duwden haar weg. Dit meisje was de taal nog niet machtig en probeerde een plekje te veroveren door te duwen en te trekken. Dat werd door de anderen niet geaccepteerd.” “In een dergelijke situatie is het belangrijk dat de begeleidster weet welk gedrag bij welke leeftijdsfase hoort, zodat ze daarop in kan spelen en weet of ingrijpen nodig is. Een optie is dat de begeleidster ingrijpt en kijkt hoe deze kinderen toleranter met elkaar kunnen omgaan. Maar je kunt het ook laten gebeuren. Dat wil helemaal niet zeggen dat dat meisje nooit mee mag spelen, dat kan een paar maanden later weer anders zijn. Bij het beoordelen van dergelijke situaties maakt het nogal uit of je net van de Pabo komt of bijna veertig bent en al ervaring hebt met kinderen.” Directies en intern begeleiders hebben een belangrijke taak in de begeleiding van leerkrachten. “Ik heb soms het idee dat net-afgestudeerden volgegooid worden met benzine en daarna meteen moeten rijden. Je kunt niet alles meteen en in een keer goed doen. Een directeur kan ook eens binnenlopen in een groep om te kijken wat het spelen inhoudt. Pedagogisch medewerkers en leerkrachten willen ook erkend worden in hun deskundigheid. Laat leidinggevenden niet alleen op de proppen komen als er iets misgaat, maar laat ze beroepskrachten complimenteren in situaties dat er veel spel te zien is en dat het dus heel goed gaat in de klas.“
Jongleren |
19
‘We spreken elkaars taal en begrijpen elkaar beter.’
‘Je gaat uit van wat een kind wél kan.’ ‘De pilot viel niet altijd mee maar heeft veel opgeleverd.’ 20
| Jongleren
‘Er is geen sprake meer van
werklast maar
werklust.’ ‘In de ogen van kinderen zijn er geen
7 wereldwonderen maar 7 miljoen.’ Walt Streigtiff
Jongleren |
21
Spel en leeromgeving
Het spel verrijken en verdiepen Via hun spel breiden jonge kinderen hun ervaringen en kennis steeds verder uit. Al spelend ontwikkelen ze zich voortdurend. De inrichting van de groepsruimte en alle materialen daarin zijn instrumenten om het spelen te verrijken en te verdiepen. Zo draag je als pedagogisch medewerker of leerkracht bij aan de kwaliteit van het spel van kinderen.
Spelfasen
H
et spel van kinderen ontwikkelt zich in verschillende fasen. Hoewel elk kind zijn spel op zijn eigen tempo ontwikkelt, zijn er bepaalde spelfasen te onderscheiden. Bij peuters (2-3 jaar) zie je bijvoorbeeld tijdens het spelen vooral veel herhaling in hun handelingen. Dat is om de eigenschappen van de materialen te leren kennen of om bepaalde bewegingen onder de knie te krijgen. Deze fase kenmerkt zich ook doordat kinderen alleen spelen of naast elkaar zonder expliciete aandacht of interactie met de anderen. In termen van spelvormen praten we over oefenspel en experimenteerspel, waarbij klei, zand, water en bouwblokken vaak de gebruikte materialen zijn. Kinderen van 3 tot 5 jaar worden zich bewust
22
| Jongleren
Herken de verschillende spelfasen van mensen en voorwerpen in de omgeving en die gaan ze dan ook steeds meer verkennen. Daarmee verwerven kinderen de betekenis van de voorwerpen. Bouwblok wordt bijvoorbeeld een telefoon. In termen van spelvormen hebben we het hier over constructie- en bewegingsspel en ook al van beginnend rollenspel. Kinderen van 4 tot 7 jaar zien we diverse rollen aannemen tijdens het spel. In deze leeftijdsgroep spelen kinderen liever mét elkaar. In deze fase zie je vaak het gestuurde bewegingsspel, constructiespel, rollenspel en/of regelspel.
Je eigen rol Als pedagogisch medewerker of leerkracht moet je beschikken over kennis van de kenmerken van het leren, de ontwikkeling van kinderen en de spelfasen die daarbij horen. Die kennis en de ervaring maken het mogelijk om te kunnen beslissen wanneer meer sturing of voorwaardenscheppend handelen nodig en gewenst is. Afhankelijk van de fase waarin het kind zich bevindt, weet je welke activiteiten met diverse spelvormen gestimuleerd kunnen worden (zoals oefenspel, experimenteerspel, bewegingsspel, constructiespel, rollenspel en/of regelspel). Wanneer je bewust handelt in de groep, weet je ook met welke doelen je spelsituaties en activiteiten creëert voor welk kind of groepen kinderen, ook al ligt het einddoel of het product niet vast. De onderwijsdoelen zijn impliciet in al de materialen en ingerichte hoeken aanwezig en in de manier waarop je deze aanbiedt en inzet. De materialen bevatten ook de expliciete middelen om ontwikkeling op gang
Uit de praktijk
Uit de KVVE-Kijkwijzer
» Sluit aan bij de belevingswereld van het jonge kind maar bied ook nieuwe ervaringen aan » Richt verschillende hoeken in (huishoek, bouwhoek, atelier, taalhoek, rekenhoek, boekenhoek, water/zandtafel, ontdekhoek) » Zorg voor keuze in het aanbod van materiaal » Richt de ruimte in met materialen die ontluikende/beginnende geletterdheid en gecijferdheid uitlokken (letterhoek/-muur, themawoorden op ooghoogte, boeken passend bij het thema, namen kinderen » Bied diverse spelvormen aan: bewegingsspel, constructiespel, rollenspel en regelspel » Herschik regelmatig de inrichting van de groepsruimte, zodat het spannend blijft » Zorg ook buiten voor keuze uit activiteiten » Geef kinderen de ruimte om zélf te kiezen, zélf dingen te ontdekken en zélf oplossingen te vinden in hun spel
te brengen en houden, doordat jij als pedagogisch medewerker of leerkracht de materialen vervangt, uitbreidt, aanvult en of andere combinaties maakt.
Betekenisvolle leeromgeving De eerste stap die leerkrachten en pedagogisch medewerkers zetten, is kinderen in aanraking brengen met een rijke leeromgeving, zodat kinderen hun ervaringen kunnen uitbreiden en nieuwe dingen kunnen ontdekken. Daarbij is doordacht hoe en welke spelsituaties gecreëerd kunnen worden, zodat verdieping van de ontwikkeling en het leren op gang komt. Als pedagogisch medewerker of leerkracht heb je bewust verschillende hoeken ingericht (huishoek, bouwhoek, atelier, taalhoek, rekenhoek, boekenhoek, water/zandtafel, ontdekhoek) met materialen die de ontluikende/ beginnende geletterdheid en gecijferdheid bij jonge kinderen uitlokken (letterhoek/-muur, themawoorden op ooghoogte, etc.). De materialen zijn gevarieerd en pas-
sen bij peuters of kleuters (wereldspeelmaterialen, ontwikkelingsmaterialen, materialen behorende bij programma’s en zelfcorrigerende materialen). Het is belangrijk dat de inrichting van de groepsruimte en de hoeken regelmatig herschikt wordt om het voor de kinderen uitdagend te maken. Herschikking kan ook samen met de kinderen worden gedaan. Natuurlijk speelt de buitenruimte ook een belangijke rol in de ontwikkeling van kinderen. Vaak wordt het buitenspel echter nog niet optimaal benut, waardoor veel bruikbare tijd voor leren en ontwikkelen verloren gaat. In de tijd die besteed wordt aan ‘buitenspelen’ kunnen leerkrachten en pedagogisch medewerkers een actieve rol innemen en het spel en de beweging stimuleren. Door bewust gebruik te maken van de ruimte bij het buitenspelen, draagt deze tijd bij aan de motorische ontwikkeling maar ook aan de brede ontwikkeling van ruimtelijke oriëntatie, samenspel en beheersing van begrippen.
Samen een appeltaart bakken In groep 1/2 van juf Talitha is het thema: Feest. In de huishoek hangen slingers, in de zandbak liggen taartvormpjes. Juf Bea gaat met vier kleuters een appeltaart bakken. Ze hebben vanochtend meel, eieren, appels, rozijnen, suiker, kaneel en boter gekocht. Van huis heeft juf Bea de keukenweegschaal, beslagkom en overige hulpstukken meegenomen. “Wat moeten we doen voordat we de taart gaan bakken?” Eerst handen wassen en
‘Hoeveel is 100 gram boter?’ dan een schort aandoen. Elk kind krijgt een rol. De een gaat eieren klutsen, de ander meel en boter afwegen. “Hmm, hoeveel is 100 gram boter?” Op onderzoek dus. Allemaal kneden ze een stukje van het deeg en drukken het in het bakblik. Hup, de appels erin, reepjes deeg erover en klaar. Wanneer de taart in de oven staat, spelen de kleuters verder. Met het mobieltje belt Berat of iedereen nog wel op verjaardagsvisite komt. Anton loopt naar het atelier om te kijken of de feestmutsen al af zijn en Romaissa zoekt de kaarsjes voor de taart.
Jongleren |
23
portret van sonja van rietbergen
Sonja kijkt wat elk kind nodig S heeft
Sonja van Rietbergen (44) werkt al jaren met peuters en ze weet als geen ander hoe belangrijk spelen voor hen is. Toch heeft de pilot Kwaliteitsaanpak VVE haar nog wat bewuster gemaakt van haar spelaanbod. “Ik kijk nu nog doelgerichter wat elk kind nodig heeft en daar pas ik de activiteiten op aan.”
onja is pedagogisch medewerkster in de voorschool ‘t Schippertje (IJsterk), die samenwerkt met de basisschool De Catamaran Oostzaan. ’s Middags runt ze de buitenschoolse opvang van de school. Sinds de pilot KVVE maken zij en haar collega Jacqueline groepsplannen voor
24
| Jongleren
de voorschool, waar ze voorheen voornamelijk individuele plannen opstelden voor kinderen die aandacht nodig hadden. “Ook registreren we meer en we doen vaker peilspelletjes, waarmee we kunnen nagaan of de kinderen de dingen nu beheersen die we via het spel proberen aan te leren.”
‘Sommige kinderen weten niet hoe ze moeten spelen’ Nieuwsgierigheid prikkelen Het doelgerichte werken van Sonja en Jacqueline begint al bij de inrichting van de ruimte. Dan gaat het om dingen als de hoogte aanpassen zodat kinderen alles zelf kunnen pakken, de spullen af en toe anders neerzetten om hun nieuwsgierigheid te prikkelen, en niet ál het speelgoed uitstallen, zodat het deels nieuw blijft. Om de drie weken wordt een deel van de groep omgebouwd voor een ander thema. De kinderen worden daarbij betrokken: ze helpen de oude themaspullen uit de hoeken te halen en denken mee over de beste plekken voor de nieuwe themaspulletjes. Zo kunnen ze meteen kennismaken met het nieuwe thema. Dat thema is trouwens hetzelfde als het thema op de vroegschool. “We werken veel samen met de kleuterklassen, we openen de thema’s gezamenlijk en peuters gaan regelmatig op bezoek bij de kleuters, zodat ze alvast wennen aan de leerkracht, het kleuterlokaal en het digibord.”
Tips van Sonja
» Schaam je er niet voor om met de kinderen mee te spelen en geniet er zelf ook van » Praat veel met collega’s en met de leerkrachten van de basisschool: zij hebben een andere kijk op de zaken en dat geeft nieuwe inzichten » Maak je doelen niet te groot. In kleine stapjes bereik je het doel ook en blijft het werkbaar
Voorbeeldgedrag Sonja speelt zelf mee in de hoeken. “Je ziet dan dat sommige kinderen niet weten hoe ze moeten spelen. Die gaan gooien met spullen of verzamelen alleen maar dingen. Dan laten wij met voorbeeldgedrag zien hoe het ook kan. Door met ze te spelen, kun je ook zien waar de kinderen zitten in hun ontwikkeling en daar kun je het aanbod op aanpassen.” Differentiatie in aanbod past Sonja toe door de kinderen gericht in te delen op niveau, zodat ze met een bepaald groepje dezelfde activiteit kan doen. Even zo vaak deelt ze de
groepjes juist in met kinderen van verschillend niveau, zodat ze van elkaar kunnen leren. Ook past ze de vraagstelling aan het kind aan. “Als kinderen nog niet zo talig zijn, stellen we een minder moeilijke vraag. Als ze wél talig zijn, gaan we juist wat dieper in op het onderwerp.” Een grote meerwaarde van de pilot KVVE vindt Sonja de versterking van de samenwerking met de leerkrachten van de kleuterklassen. “Die samenwerking heeft meer diepgang gekregen. We kijken nu ook wel eens bij elkaar in de ruimte om van elkaar te leren, we geven elkaar tips. Alleen kost het wel veel tijd en tijd is schaars.”
Jongleren |
25
interview met Ron Oostdam
“Inzet ouders heeft geweldig positief effect” Ron Oostdam is hoogleraar Onderwijsleerprocessen aan de Universiteit van Amsterdam en lector Maatwerk in Leren en Instructie aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Daarnaast is hij onderzoeksdirecteur van het Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding van de HvA. Hij pleit voor een goede samenwerking tussen (voor)school en ouders.
Ron Oostdam: “De inzet van ouders thuis verduurzamen”
26
| Jongleren
Waarom is het betrekken van ouders bij het ontwikkelen en leren van kinderen zo belangrijk? “In de eerste plaats omdat ouders het graag willen! Zij brengen hun kostbaarste bezit naar de voorschool of een basisschool en willen graag weten wat er mee gebeurt. Locaties en scholen waar VVE (Voor- en Vroegschoolse Educatie) wordt verzorgd, zijn soms wat terughoudend ten opzichte van ouders, omdat zij kritische vragen stellen en heel assertief kunnen zijn. Maar bij organisaties die goed met ouderbetrokkenheid aan de slag gaan, zie je een kanteling ontstaan. Ik heb dat bijvoorbeeld gezien bij een groot onderzoek op een aantal basisscholen in Almere. Ouders werden door leerkrachten nadrukkelijk actief betrokken bij onderdelen van het onderwijsleerproces. Ouders zien dan hoe er gewerkt wordt, begrijpen daardoor beter hoe hun eigen kind leert en krijgen ook meer begrip voor de problemen waar een leerkracht soms tegenaan loopt. Omgekeerd zie je dat leerkrachten opener en constructiever met ouders gaan praten. Uiteindelijk, en daar gaat het om, zijn de kinderen het meest gebaat bij een goede samenwerking tussen teamleden en ouders. Je ziet een geweldig positief effect op zowel de motivatie en het welbevinden van leerlingen als hun prestaties: kinderen zitten beter in hun vel en voelen zich meer gestimuleerd om te leren.”
Hoe verklaart u dat er nu veel meer aandacht is voor ouderbetrokkenheid dan pakweg 10-15 jaar geleden? “Ouders zijn mondiger en kritischer geworden. Dat zie je niet alleen bij het onderwijs, de mondige burger kom je in alle geledingen van de maatschappij tegen. Vroeger was er meer afstand, de school was een instituut met een zekere autoriteit. Die afstand is kleiner geworden en ouders van nu willen meepraten. Maar ook zijn er de inzichten die onderzoek ons hebben opgeleverd. De aandacht voor ouderparticipatie is sterk toegenomen naar aanleiding van de positieve resultaten die gevonden zijn bij de ‘Head Start’-programma’s in de Verenigde Staten waar ouders heel duidelijk werden betrokken bij het leren van hun kinderen. Een groot deel van het leren vindt namelijk buiten de (voor)school plaats. Dat geldt zeker voor de taalontwikkeling!” De leeromgeving thuis blijkt een factor van belang in de ontwikkeling van kinderen. Wat is een goede leeromgeving? “We weten uit onderzoek dat het belangrijk is dat ouders positief staan ten opzichte van onderwijs en leren, dat zij regelmatig praten met hun kind en informeren hoe het in de groep gaat. Nog mooier is het als ouders ook actief zijn met opdrachtjes thuis, dat ze bijvoorbeeld voorlezen of helpen met lezen. Dat zijn voorbeelden die bevorderend zijn voor de taalontwikkeling. Praten met je kind is erg belangrijk en dat hoeft echt niet over moeilijke onderwerpen te gaan. Het gaat gewoon om de huis-tuin-en-keukengesprekjes of je kind stimuleren tot lezen in alledaagse situaties, zoals het lezen van een berichtje in de supermarkt.” Welke tips heeft u voor pedagogisch medewerkers/ leerkrachten om ouders te betrekken bij het leren van hun kinderen? “Informeer ouders regelmatig over wat er gebeurt in
de groep. Maak ze deelgenoot van het leerproces van hun kind. Als je een werkboek laat zien, laat ouders dan ervaren hoe een activiteit of les gaat. Vertel ouders concreet wat ze eventueel thuis kunnen doen om bijvoorbeeld het lezen te stimuleren. Daarmee kun je ouders motiveren. Ook informatieavonden of ouderbijeenkomsten zijn nuttig om te laten zien wat je thuis allemaal kunt doen om de taalontwikkeling te stimuleren.”
‘Ouders brengen je hun kostbaarste bezit’ Wat moet je als pedagogisch medewerker/leerkracht in huis hebben om ouders te betrekken? “Je moet vooral goed kunnen communiceren, op een open manier een gesprek aangaan. Goede communicatie betekent ook afspraken maken en nakomen, contactmomenten goed en efficiënt organiseren. Spreek verwachtingen duidelijk uit: ik doe dit als pedagogisch medewerker/leerkracht, wat kunt u doen? En bereid een moeilijke boodschap aan ouders goed voor. Zo’n slecht-nieuwsgesprek kent verschillende fasen: van boosheid en ontkenning, naar acceptatie en actie. Geef een ouder de tijd om zaken te verwerken. Het is namelijk nogal wat wanneer je als ouder hoort dat je kind een leerachterstand of een leerprobleem heeft. Daarnaast is het belangrijk ouders feedback te geven over hun inzet. Benoem wat er goed gaat. Niets motiveert meer dan horen dat het oefenen thuis een verbetering heeft opgeleverd. En ten slotte: de goede relatie met ouders moet geen individuele verantwoordelijkheid zijn, maar moet gedragen worden door het hele team. Grote uitdaging is om de inzet van ouders thuis te verduurzamen. Vanaf het prille begin een heldere lijn trekken kan daaraan bijdragen.” Binnenkort verschijnt van Ron Oostdam en Peter de Vries het boek ‘Samen werken aan leren en opvoeden; Basisboek voor ouders en school’ (uitgeverij Coutinho) met de laatste stand van zaken in onderzoek, praktijkvoorbeelden, casuïstiek en werkopdrachten.
Jongleren |
27
De Slootermeerschool
Spelinloop met ouders De spelinloop met ouders is belangrijk om een natuurlijke overgang van thuis naar groep te maken. Ouders doen even een spelletje, proeven de sfeer, en kunnen er thuis over praten.
28
| Jongleren
Ouderbetrokkenheid
Het contact met ouders versterken
Het is vaak onderzocht en staat onomstotelijk vast: als ouders betrokken zijn bij de (voor)school, heeft dat positief effect op het leren van hun kinderen. Het is dus belangrijk om als professional te investeren in de relatie met de ouders van de kinderen. Zorg voor een goed contact en trek samen met hen op, dat bevordert de ontwikkeling van jonge kinderen.
H
et mes snijdt aan alle kanten, zo blijkt uit onderzoek. Als de relatie tussen ouders en professional sterk is, voelen ouders zich competenter; ervaren professionals meer werkplezier en ontwikkelen kinderen zich beter. Kinderen presteren beter op receptieve woordenschat, tonen meer doorzettingsvermogen, minder probleemgedrag én ze ontwikkelen een positieve houding ten opzichte van leren. Dat is niet niks! Dit effect blijkt het sterkst bij jonge kinderen. Dat maakt investeren in oudercontacten in de VVE buitengewoon belangrijk.
Educatief partnerschap Het contact met ouders kun je op verschillende manieren versterken. Het meest voor de hand liggend is natuurlijk: betrek de ouders actief bij de belevenissen van hun kind op de (voor) school. Vertel over het programma, praat over de ontwikkeling van het kind en laat blijken dat je je daar - net als de ouder - verantwoordelijk voor voelt. Zo ontstaat ‘educatief partnerschap’, wat betekent dat de direct betrokkenen samen werken aan het belang van het kind. In de voor- en vroegschool is het goed om steeds na te gaan of de kinderen ook thuis voldoende gestimuleerd worden. In de meeste gezinnen is dat zo. Daar doen de ouders aan voorlezen, ze spelen met getallen en letters, ze bezoeken de bibliotheek en ze tekenen,
schilderen en zingen met hun kroost. Daarmee leggen ze een basis waarop je als professional verder bouwt. Als je de ouders actief betrekt bij de activiteiten in de groep, kunnen zij er thuis op doorgaan met dezelfde soort spelletjes en gesprekjes. Dat versterkt het effect. Maar let op: niet voor iedere ouder is dit een
‘Het mes snijdt aan twee kanten’ vanzelfsprekendheid. Sommige ouders hebben wat extra ondersteuning, inspiratie en motivatie nodig. Die kun jij als professional bieden. Laat ouders zien wat er gebeurt in de voor- en vroegschool en waarom, geef speelmaterialen en boekjes mee, en vertel wat ouders thuis kunnen doen om de ontwikkeling van hun kind te stimuleren. Álle ouders willen dat.
Ouderparticipatie en netwerk Een tweede vorm van oudercontact is ouderparticipatie. Hier gaat het om ouders die hand- en spandiensten op de (voor)school verrichten, ter ondersteuning van het team. Denk aan de leesouder, luizenpluizer, klaarover of klusjesman.
Jongleren |
29
Uit de praktijk
Ouderparticipatie is niet direct gericht op het eigen kind, maar draagt bij aan een betere relatie tussen ouders en professionals. En dat laatste is weer belangrijk voor een goed partnerschap. De derde vorm van ouderbetrokkenheid waar kinderen baat bij hebben is een sterk sociaal netwerk. De befaamde uitspraak ‘It
Uit de KVVE-Kijkwijzer
takes a village to raise a child’, geeft aan dat het nodig is dat iedereen in de leefomgeving van het kind naar hem omkijkt. Familie, vrienden en buren spelen een rol, maar ook professionals die meewerken aan de opvoeding. Ouders met een sterk netwerk blijken ook minder opvoed- en gedragsproblemen te ervaren.
» Toon bij binnenkomst van het kind belangstelling voor kind én ouder » Betrek ouders actief bij de ontwikkeling van hun kind » Bespreek wederzijdse verwachtingen en het belang van de doorgaande leerlijn » Communiceer effectief en op professionele wijze met ouders » Stimuleer ouders regelmatig om thuis activiteiten met hun kind te ondernemen (bijvoorbeeld actief gebruikmaken van meegegeven materialen en/of verteltassen) » Stimuleer ouders deel te nemen aan ouderactiviteiten zoals themabijeenkomsten, koffie-ochtenden en dergelijke » Houd goed voor ogen wat jouw doel is van de spelinloop en ga na of je het ook bereikt » Werk vanuit een gezamenlijk (voor- en vroegschool) beleid aan ouderbetrokkenheid
30
| Jongleren
Ouders helpen mee Delano speelt tijdens de spelinloop met zijn vader met duplo. Er zijn al meer kinderen binnen, die met hun ouders aan een tafel een puzzel zitten te maken of in een hoek aan het spelen zijn. De twee pedagogisch medewerkers, Carla en Hanneke, spelen mee en observeren intussen de interactie tussen ouder en kind. Delano bouwt een vliegtuig en papa vraagt waar zij naar toe vliegen. “Naar Spanje want daar woont oma nu.” Papa bouwt mee aan de landingsbaan en zegt dat hij morgen gaat kijken of hij ook in het vliegtuig past. Bij het weggaan grijpt Carla de kans om aan
Ze weet dat Delano’s vader kok is Delano’s vader te vragen of hij nog even naar de ouderkamer gaat voor informatie over het thema ‘eet smakelijk’ dat de komende periode centraal staat. Daar wordt verteld wat er de komende periode gebeurt en wat ouders rond dit thema thuis kunnen doen: prentenboeken kiezen, naar de winkel gaan, kinderen betrekken bij het eten koken en dergelijke. Carla weet dat de vader van Delano kok is. Ze vraagt dan ook of hij een keer wil komen helpen met soep maken met de kinderen. Dat wil hij wel. Ze maken een afspraak om het voor te bereiden.
Didactisch handelen
Doelgericht werken heeft groot effect Het didactisch handelen van pedagogisch medewerkers en leerkrachten heeft groot effect op het leren en ontwikkelen van kinderen. Het doet er toe! Goed didactisch handelen houdt in: de speelleertijd effectief benutten, goede uitleg geven en een goede werkhouding en aanpakgedrag stimuleren.
Effectief benutten van tijd Het is belangrijk dat je de beschikbare uren echt goed benut. Laat de tijd niet doelloos voorbij gaan, bijvoorbeeld met allemaal in de rij voor de wc staan, of te lang in de grote kring zitten. Dit kun je voorkomen door de activiteiten goed af te stemmen op de verschillende behoeften van kinderen. Als de kinderen spelen, let er dan op dat de tijd ook echt aan het doel van de activiteit wordt besteed. Uit onderzoek blijkt namelijk dat er een directe relatie is tussen doelgerichtheid en de resultaten bij de kinderen.
Duidelijke structuur Andere voorwaarden voor goed didactisch handelen zijn een ordelijk verloop van de activiteiten en een duidelijke structuur: dit heeft te maken met goed groeps- of klassenmanagement. Om activiteiten te kunnen uitvoeren, kinderen
te kunnen observeren of kinderen ruimte te kunnen geven om zelf te ontdekken, is een ordelijke omgeving nodig. Heldere regels helpen de kinderen zelfstandig te gaan spelen of ontdekken. Daarnaast helpt het kinderen als het gedrag van hun leidster/leerkracht voorspelbaar is. Als de kinderen weten wat de bedoeling van een bepaalde activiteit is en wat er van hen verwacht wordt, zullen ze makkelijker hun aandacht uitstellen. Dit oefen je door routines en rituelen in te bouwen. De afspraken zullen voor jonge kinderen wel regelmatig herhaald moeten worden. Ook feedback over de manier waarop ze aan het spelen of knutselen zijn, draagt bij aan de zelfregulering van jonge kinderen.
Goede uitleg Als je de kinderen iets nieuws wil leren, is het belangrijk aan te sluiten bij hun niveau en belevingswereld.
‘Laat de tijd niet doelloos voorbij gaan door te lang in een grote kring te zitten’ Kinderen kunnen bijvoorbeeld nieuwe woorden beter onthouden als zij die kunnen koppelen aan dingen die ze al weten. Daarna kun je als pedagogisch medewerker/ leerkracht pas beginnen met het uitleggen van de nieuwe woorden. Doe dat helder en gestructureerd.
Jongleren |
31
Uit de praktijk
Onderdeel van een goede uitleg is het geven van feedback. Daarmee kan je achterhalen of het doel helder was, maar ook kan je kinderen laten benoemen wat goed ging en wat niet en hoe het anders zou kunnen. Belangrijke graadmeter om te zien of het doel is bereikt, is te kijken naar de betrokkenheid van de kinderen. Als ze betrokken zijn, ontstaat er een ingang voor verdieping en verrijking en dus voor leren en ontwikkelen.
Uit de KVVE-Kijkwijzer
Stimuleren en verrijken Didactisch handelen is ook het bewust stimuleren, bijbrengen en verrijken van de werkhouding en het aanpakgedrag van jonge kinderen. Uiteraard op een manier die bij jonge kinderen past. Je moet de kinderen leren denken en leren leren. Belangrijk is dat het geleerde wordt verankerd in een betekenisvolle context. Laat kinderen zelf oplossingen en strategieën vinden en stimuleer hun denken door ze te laten vertellen hoe ze het hebben aangepakt.
» Benut de beschikbare tijd effectief en doelmatig » Hanteer doelmatig groeps- en klassenmanagement » Geef een goede uitleg: - maak duidelijk hoe het lesje/de activiteit aansluit bij voorgaande lesjes/activiteiten - maak de doelen duidelijk - geef een uitleg die past bij belevingswereld van jonge kinderen - betrek en activeer de kinderen door gevarieerde werkvormen - geef feedback » Bevorder de ontwikkeling van aanpakgedrag en strategieën voor denken en leren » Stimuleer zelfstandigheid en zelfredzaamheid van kinderen
32
| Jongleren
Een dag in de groep Alle kinderen zitten in de kring, rond een hoop bladeren, eikels, kastanjes en dennenappels. Juf Marie heeft een verhaal verteld over de herfst, en vraagt nu aan Sarah wat ze vandaag gaan doen. Sarah zegt dat ze gaan kiezen en spelen en daarna wat drinken. Juf Marie vertelt welke drie kinderen met haar gaan werken en nieuwe woorden gaan leren. De andere kinderen gaan twee aan twee naar het kiesbord met picto’s, kiezen iets, pakken zelf de materialen en gaan spelen. Juf Marie doet een rondje door de groep en zet dan kabouter Plop op haar stoel, de kinderen weten nu: juf mag niet gestoord worden. Ook zet ze de timer op 10 minuten en ze vraagt Mohammed om te vertellen wat dat betekent.
‘Nu mag juf even niet gestoord worden’ Juf Marie gaat nu met haar groepje van drie bij het digibord zitten en praat door over de herfst. Dan pakt ze een paraplu en laat aan de kinderen zien dat hij kapot is. Fatih zegt: “Dat komt door de wind!” Juf zegt dat de paraplu inderdaad kapot is gegaan door de wind, omdat de wind een storm was geworden en de paraplu is omgewaaid. Juf Marie hangt drie platen op met de woorden: ‘paraplu’, ‘storm’ en ‘omwaaien’. Die woorden hebben ze nu geleerd.
duoportret van Malika Aoulad & Sevda Kilic
Het teamgevoel van Malika & Sevda
Een echt teamgevoel treffen we aan bij Malika en Sevda, die samenwerken in de Voor- en Vroegschool van El Kadisia in Amsterdam-Nieuw West. Deze school deed enthousiast mee aan de pilot Kwaliteitsaanpak VVE en het duo ziet daardoor de professionaliteit stijgen.
Jongleren |
33
M
alika (32) is pedagogisch medewerker in de voorschool (Impuls), Sevda (25) is leerkracht van groep 1 en 2. “De samenwerking tussen voor- en vroegschool was al goed, maar is nu, door de pilot, professioneler geworden”, vertelt Malika. “Dat levert meer kwaliteit op.” Ze licht toe: “We maken nu samen de jaarplanning en werken met dezelfde thema’s, die we ook vaak gezamenlijk afsluiten. Ook kijken we bij elkaar binnen door middel van klassenconsultaties. Voor ons is het fijn om te zien waar het kind straks naar toe gaat, als het van de voorschool doorstroomt naar groep 1. Daar kunnen wij het kind dan goed op voorbereiden.” Sevda vult aan: “De overdracht is warmer geworden. We krijgen niet alleen een dossier, maar zitten bij elkaar aan tafel, zodat we kunnen doorvragen over de kinderen en al wat meer te weten komen over hun gedrag in de voorschool en hun thuissituatie.”
Hoge verwachtingen Qua didactisch handelen heeft de pilot ook veel opgeleverd bij El Kadisia. “We hebben meer handvatten om het programma goed voor te bereiden. We sluiten zoveel mogelijk aan bij de belevingswereld van de kinderen, door echte materialen te gebruiken, bijvoorbeeld échte pannen en echt bestek, zowel in de voorschool als in de vroegschool. En we letten erop dat we hoge verwachtingen uitspreken tegen de kinderen. De peuters en kleuters reageren er leuk op, ze zijn trots op zichzelf als we ze verantwoordelijk-
34
| Jongleren
‘We spreken meer hoge verwachtingen uit’ heden geven.” Toch vinden Sevda en Malika dit nog best lastig: “Je kunt alleen hoge verwachtingen uitspreken als je de kinderen ook echt goed kent. Je moet van élk kind weten wat je kunt verwachten.”
Ouderspel Wat ook is veranderd in deze vooren vroegschool, is de inbreng van de ouders. De voorschool had al een inloopkwartier waarin de ouders even meespelen met hun kind. Malika: “We vertellen al in het intakegesprek dat ze minimaal twee van de vier dagdelen verplicht zijn tijdens de spelinloop te blijven.” In de kleuterklassen was de opbrengst van het ouderspelkwartier echter te laag. Sevda vertelt dat ze hier door de pilot KVVE strakker op is gaan sturen. “We hebben de ouders verteld waarom de spelinloop belangrijk is voor hun kind. Voor de meeste ouders was dit voorheen niet duidelijk. Het heeft ook geholpen dat we ouders voorbeelden en handvatten hebben gegeven voor wat zij zelf kunnen doen met hun kind. We hebben gesprekken met individuele ouders gevoerd, maar het ook nog eens uitgelegd tijdens de thema-
Tips van Malika en Sevda » » » » »
bijeenkomsten. Ouders zien nu in dat hun betrokkenheid belangrijk is voor de prestaties van hun kind, en begrijpen dat er een doorgaande leerlijn is naar de basisschool.”
Persoonlijke groei Ook puur persoonlijk zijn Sevda en Malika gegroeid door de pilot KVVE, zeggen ze. Zo deden ze in het kader van de pilot een communicatietraining, waardoor ze beter met elkaar kunnen communiceren, verwachtingen uitspreken, elkaars positieve kanten benoemen. Malika is verder vooral gegroeid in het maken van groepsplannen, en Sevda, die een jonge, startende leerkracht is, werd zich door de lesobservaties bewust van haar sterke punten en haar aandachtspunten. Beiden zijn vast van plan om al die punten waarvan ze zich bewust zijn geworden, vast te houden. “Het zal niet allemaal in één keer perfect zijn, er is tijd voor nodig”, zeggen ze. “Maar we willen het niet laten wegzakken. Tijdens de voorschoolse overleggen, om de drie weken, bespreken we steeds de stand van zaken van een van de onderdelen. Zo blijven alle aspecten gewaarborgd.”
Zorg voor goede communicatie tussen voor- en vroegschool Laat de grenzen tussen voor- en vroegschool los Stel het belang van het kind voorop Ken je eigen krachten en leer van elkaar Sta open voor feedback, want je bent nooit uitgeleerd!
In het kort De praktijk gefilmd Op drie VVE-locaties in Amsterdam zijn de resultaten van de pilot Kwaliteitsaanpak VVE gefilmd. De films brengen helder in beeld wat er sinds de pilot is veranderd in het dagelijks leven in de groepen. Pedagogisch medewerkers en leerkrachten laten met praktijkvoorbeelden zien hoe de principes van VVE hier in praktijk worden gebracht en hoeveel de kinderen al spelend leren. De films zijn gemaakt door Denise van Laar (regie) en Alle van der Wal (camera). Bekijk deze inspirerende praktijkfilms op: www.amsterdam.nl/kba
Denise van Laar en cameraman Alle van der Wal in actie op voorschool De Blauwe Bij.
Taal- en Rekenconferentie
Inspiratie opdoen in het Speleon
Honderden leerkrachten en pedagogisch medewerkers in Amsterdam gaan jaarlijks naar de Amsterdamse Taal- en Rekenconferentie. Op 12 februari 2014 is in De Meervaart de 10e editie van dit succesvolle evenement. Thema van dit jaar is ‘spelend leren’, en dat sluit heel mooi aan op de pilot Kwaliteitsaanpak Voor- en Vroegschoolse Educatie. Op het programma staan zo’n 40 workshops en presentaties. Iedereen die betrokken is bij het Amsterdamse primair onderwijs en de Voor- en Vroegschoolse Educatie is voor deze conferentie uitgenodigd. Meer informatie op www.amsterdam.nl.
Diverse Amsterdamse KVVE-locaties zijn met hun team naar het Speleon geweest om inspiratie op te doen. Het Speleon van het Expertisecentrum Jonge Kind, onderdeel van de Hogeschool iPabo, is een rijk ingerichte speelplaats voor kinderen van 3 tot 8 jaar. Het unieke is, dat de ruimte zodanig is uitgerust dat onderzoekers en studenten ongezien de spelende kinderen kunnen observeren.
Taal begint thuis De gemeente Amsterdam heeft een handige website samengesteld met taaltips voor ouders. Hier staan leuke oefeningetjes, knutsel- en spelideeën, boekentips, liedjes en apps, die ze thuis kunnen gebruiken. Ook biedt deze site informatie voor ouders over Voor- en Vroegschoolse Educatie. Goed om te weten zodat je als pedagogisch medewerker of leerkracht ouders op deze site kunt wijzen. Meer informatie: www.amsterdam.nl/onderwijs-jeugd/taaltips.
De naam Speleon staat voor Spelen, leren en ontdekken. De KVVE-teams hebben bij het Speleon workshops gevolgd over de speel-leeromgeving en spelbegeleiding. Daarmee deden ze veel ideeën op voor de inrichting van hun eigen groepsruimte en het stimuleren van spel in hun eigen groep. Meer informatie over workshops in het Speleon op www.ipabo.nl > onderzoek en kennisdienstverlening.
Jongleren |
35
Volgen van kinderen
Vorderingen bijhouden is belangrijk In de VVE bereik je het meest als het aanbod en de pedagogisch didactische aanpak aansluiten op de ontwikkelingsfase van het kind. Hoe weet je dat? Door de vorderingen van de kinderen systematisch te volgen. Het gaat om observeren, volgen, vastleggen, analyseren en evalueren.
I
edere pedagogisch medewerker en leerkracht wil het maximale uit ieder kind halen. Een voorwaarde daarvoor is, dat je weet hoe jonge kinderen leren en dat je op de hoogte bent van het leerstofaanbod en de daaraan gekoppelde leerlijnen. Als je de leerlijnen kent, kun je nagaan waar een kind vastloopt, en analyseren hoe het kind op eigen kracht weer verder kan. Een goed aanbod dat is uitgewerkt in thema’s en leerinhouden, geeft de pedagogisch medewerker en leerkracht houvast en biedt ruimte om bewust en doelgericht ontwikke-
Verzamelen van gegevens
lingskansen te creëren. Vervolgens onderzoek je of de kinderen ook voldoende profiteren van het aanbod en de aanpak, door hun vorderingen systematisch te volgen. De verschillen in ontwikkeling bij jonge kinderen zijn groot. Het opbrengstgericht werken (OGW) met peuters en kleuters betekent dan ook dat je aansluit bij verschillen tussen kinderen, als het gaat om het aanbieden van verdieping of verrijking. De variatie in materialen en activiteiten houdt rekening met die verschillen. Op een goede VVElocatie zijn daarom maar beperkt activiteiten in de grote kring. Hier spelen de kinderen veelal in kleine groepjes of individueel.
Kenmerken van goed systematisch volgen van kinderen Leeractiviteiten vaststellen, uitvoeren en bijstellen
OGW met jonge kinderen
Analyseren en interpreteren van die gegevens
Obv analyse: doelen en succesmaten formuleren Bron: Sardes
36
| Jongleren
Verzamelen van gegevens Voor- en vroegscholen hebben meerdere mogelijkheden om na te gaan hoe kinderen zich ontwikkelen en leren. De pedagogisch medewerker en leerkracht kan veel informatie opdoen door gewoon te kijken (observeren) hoe een kind speelt of een taakje uitvoert. Ook diagnostische gesprekjes met een kind geven veel inzicht. In de groepen 1 en 2 worden ook methodeonafhankelijke toetsen gebruikt. Dit alles moet wel geregistreerd wor-
den, zowel in de groepsadministratie als in een dagplanning. Om dit op een uniforme en overdraagbare manier te doen gebruikt de locatie een kindvolgsysteem als instrument. Analyseren Op basis van de verzamelde gegevens na observaties of gesprekken, stelt de professional zichzelf telkens de volgende vragen: “Als het kind zich zo ontwikkelt en leert, wat heeft het kind dan van mij nodig? Datgene wat ik zag, speelt dat ook in andere situaties? Hoe kom ik tegemoet aan de ontwikkel- en onderwijsbehoefte van het individuele kind? Hoe cluster ik groepjes van kinderen?” Dit is het analyseren en interpreteren van de gegevens. Doelen stellen Op basis van de verzamelde gegevens en de analyse plant de pedagogisch medewerker/leerkracht het aanbod en richt zij de leeromgeving in. Als er bijvoorbeeld twee peuters zijn die zich slecht kunnen concentreren, dan bedenkt ze hoe ze de leeromgeving zo kan inrichten, dat deze kinderen toch aan het spelen komen en blijven. In deze fase
Uit de KVVE-Kijkwijzer
worden doelen gesteld die per kind en per situatie verschillen. SLO heeft doelen voor taal, rekenen en sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen van 2 tot 7 jaar ontwikkeld en uitgewerkt. Ook heeft SLO in kaart gebracht wat kinderen aan het begin van groep 1 (einde peuterspeelzaal/ kinderdagverblijf) en aan het eind van groep 2 bereikt moeten hebben. Uitvoeren De pedagogisch medewerker of leerkracht maakt vervolgens strategische keuzes om de verschillende kinderen gerichte opdrachten en begeleiding te geven. Opdrachten die uitdagend en betekenisvol zijn en stimuleren tot ontwikkeling en leren. Zorg dat het benodigde materiaal aanwezig is en organiseer de les zo dat er extra tijd en aandacht besteed kan worden aan groepjes kinderen.
» Voer een functionele, inzichtelijke en overdraagbare groepsadministratie » Observeer regelmatig en neem eventueel toetsen af » Analyseer gegevens over vorderingen van kinderen » Evalueer het resultaat en effect van de vervolgacties » Bied kinderen beredeneerd ontwikkel- en leerinhouden aan » Stem het aanbod van activiteiten af op verschillen tussen kinderen » Stem instructie, aanpak en verwerking af op verschillen tussen kinderen » Pas taalgebruik aan de behoeften van het kind aan » Draag zorg voor vroegsignalering en daarbij passende interventies
Evalueren en bijstellen De laatste stap in de cyclus is evalueren of de gepleegde interventies succesvol zijn geweest. Zijn de gestelde doelen gehaald? Hoe is het proces verlopen? De pedagogisch medewerker/leerkracht gaat regelmatig na of de tussendoelen gehaald worden en de handelingsplannen het gewenste resultaat hebben. Administratie De administratie van elke fase is functioneel. In de groepsplannen staan bijvoorbeeld de afwijkende of extra doelen die gesteld worden voor een kind of een groepje kinderen; het zijn niet de doelen die uit de handleiding van de methode zijn overgeschreven. Elke keer als een groepsplan wordt gemaakt, doorlopen de pedagogisch medewerkers en leerkrachten de cyclus van: data verzamelen > analyse > doelen stellen > uitvoeren en evalueren. De opbrengsten van het vorige groepsplan worden geëvalueerd en gekoppeld aan nieuwe bevindingen. Op basis daarvan wordt een nieuwe analyse opgesteld. Deze cyclische aanpak heeft ook een belangrijke functie in de vroegsignalering: het vroegtijdig herkennen van mogelijke risico’s in de ontwikkeling om daar de juiste interventies op in te zetten.
Jongleren |
37
Doorgaande lijn en overdracht
Warme overdracht leidt tot
betere startpositie
De overgang van een kind van de voorschoolse voorziening naar de basisschool is een cruciaal moment. Een goede overdracht levert meerwaarde op. Want een doorgaande lijn in aanbod, aanpak en volgen van kinderen in de eerste jaren leidt tot een betere ‘startpositie’ in groep 3.
D
e basis van een doorgaande lijn in aanbod is een gezamenlijke visie op leren en ontwikkelen van kinderen. Die visie bepaalt voor een belangrijk deel de keuze voor een programma of methode. Belangrijk is dat school en voorschool samen keuzes maken. Als er een duidelijke doorgaande lijn is in het pedagogisch en didactisch handelen van professionals zullen kinderen bij de overgang sneller hun weg vinden en zal de overgang soepeler verlopen. Kinderen herkennen situaties, weten al wat er van hen verwacht wordt en zullen hier ook een stuk veiligheid uit halen. Ook hiervoor geldt: zorg voor een gedeelde visie op de pedagogische en didactische aanpak en vertaal die naar de praktijk.
Volgen van kinderen in een doorgaande lijn Weten wat een kind al kan, wat het kind prettig vindt of welke steun het kind nodig heeft, helpt bij de overgang. Dankzij deze informatie kan de nieuwe leerkracht meteen aansluiten op de behoeften van
38
| Jongleren
het kind en de ouder. Een kindvolgsysteem voor kinderen van 2,5 tot 7 jaar helpt hierbij, want dat is een overdraagbaar instrument. Het geeft richting voor aanpak en aanbod, zodat het kind verdieping of verrijking kan worden aangeboden.
Warme overdracht Om de ononderbroken ontwikkelingslijn en doorgaande lijn te kunnen garanderen, is een ‘warme’ overdracht van de peuters naar de
kleuters en vervolgens naar groep 3 essentieel. Een warme overdracht houdt in dat de leerkracht relevante informatie en tips krijgt van de pedagogisch medewerker over de ontwikkeling van het kind tot dan toe, en hoe zij het beste met dit kind kan omgaan. Centraal in dit gesprek staat wat de leidster weet over het kind en niet wat ze vindt. De bevindingen worden ondersteund met voorbeelden waarbij het eigen handelen en het ontwikkelingsaanbod aan de orde komt. Belangrijk is ook dat er nadruk wordt gelegd op de positieve kenmerken van het kind en oplossingen worden aangereikt die bijdragen aan eventuele problemen van het kind.
Colofon
Meer lezen? Inspiratie opdoen?
Uitgave Jongleren is een uitgave van: Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling, Programma Klaar voor de Start en Kwaliteitsaanpak Basisonderwijs Amsterdam
Een overzicht van informatiebronnen, onderzoeksrapporten en links naar films en websites.
Jodenbreestraat 25 Postbus 1840 1000 BV Amsterdam www.amsterdam.nl/gemeente/ organisatie-diensten/dmo/ onderwijs-jeugd/kwaliteitsaanpak/ Redactie Moonika Abner Nathalie Bremer Denise van Laar Lucy Beker Eindredactie Lucy Beker Vormgeving Caro Grafico Grafisch Ontwerp Fotografie Michiel Poodt Illustratie Ulla Välk Deze uitgave kwam tot stand met medewerking van Jacqueline Sweerts, Margot Koekkoek, Aly Dullemond, Rolinka Kattouw en Karima Halioui Bijzonder dank aan alle KVVE pilot-deelnemers die meegewerkt hebben aan dit magazine. Druk: Opmeer Drukkerij bv Amsterdam, februari 2014
Dit nummer is gedrukt op Go Matt, FSC Gecertificeerd papier
Ouderbetrokkenheid » Bryk, A. & Schneider, B. (2002). Trust in schools. A core resource for improvement. New York: Russell Sage Foundation. » Desforges, C. & Abouchaar, A. (2003). The impact of parental involvement, parental support and family education on pupil achievements and adjustment. A literature review. London: Department for education skills. » Leseman, P.M. & Jong, de P.F. (1998). Home Literacy: Opportunity, Instruction, Cooperation and Social-Emotional Quality Predicting Early Reading Achievement. Reading Research Quarterly, 33(3), 294-318. » RMO (2013). Werken aan een veilig leef- en leerklimaat voor alle kinderen. De pedagogische civil society in jeugdzorg en onderwijs. Factsheet. Den Haag: RMO. » Smit e.a., (2009). Stappenplan optimaliseren ouderbetrokkenheid in de Voor- en Vroegschoolse Educatie, (Smit e.a., 2009) Pedagogisch handelen » Fukkink, R., Tavecchio, L., Kruif de, R., Vermeer, H. en Zeijl van, J. (2005). Criteria voor kwaliteit van kinderopvang: Visies van sleutelfiguren. Pedagogiek. » Kohnstamm, R (2009). Kleine ontwikkelings psychologie I, het jonge kind. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. » Filmpjes bij de NCKO monitor » Singer, E en Kleerekoper, L (2009). Pedagogisch kader kindercentra 0 – 4 jaar,
Maarssen, Elsevier » Stevens, L (2013). Pedagogisch Tact. Garant Antwerpen. Spel en speel-leeromgeving » Esch, W. van (2011). Kansen benutten in een rijke leeromgeving. Mensenkinderen 128. » Beets Kessen, A. (2013). Opbrengstgericht werken met jonge kinderen. Investeren in spel en spelen. HJK 9 april 2013. » Oers, B. van (2012). Spelen en blijven spelen. Mensenkinderen 130. » Brandwijk van D. (2005). Met echte spullen speel je beter. De wereld van het jonge kind, blz.308 » Filmpje over spelontwikkeling: www.leraar24.nl/video/2568 » Filmje over een rijke speelleeromgeving: www.youtube.com/watch?v=kQd AU7Dm9A0&feature=share Professionele cultuur » Witziers, B., Bosker, R. J., & Kruger, M. L. (2003). Educational leadership and student achievement: The elusive search for an association. Educational Administration Quarterly » Krüger, M. L. (2010). De invloed van schoolleiderschap op het onderzoeksmatig handelen van leraren in veranderingsprocessen. Hogeschool van Amsterdam, Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding, Kenniscentrumreeks no.6 » Oberon (april, 2011); Samen in zee met VVE; brochure over samenwerking in vroegschoolse educatie door kennisdeling.
JongLeren Magazine over Voor- en Vroegschoolse Educatie
Samen werken aan doorgaande lijn Verrijk het spel!
Anderhalf jaar pilot Kwaliteitsaanpak Voor- en Vroegschoolse Educatie