safety fl@sh ORGANISATIE VAN EEN EVACUATIEOEFENING Het koninklijk besluit van 27.3.1998 betreffende het welzijnsbeleid stipuleert in artikel 22 dat de werkgever een intern noodplan moet opstellen naar aanleiding van de vaststellingen gedaan in de risicoanalyse. Dit plan is gesteund op procedures die onder andere betrekking hebben op de veiligheidsoefeningen en heeft de bedoeling om de schade te beperken indien het, ondanks alle preventiemaatregelen, toch misloopt. Het intern noodplan bestaat uit 3 blokken :
• De alarm– en waarschuwingprocedures van het • De ontruimingsprocedure en de nodige uitrustingen (brandbestrijdingsmiddelen, medische voorzieningen);
• De frequentie van de evacuatieoefeningen.
De eerste interventieploeg Deze personen spelen niet enkel een belangrijke rol tijdens de evacuatie maar hebben ook de taak elk begin van brand te evalueren en eventueel over te gaan tot het blussen van branden (afhankelijk van de genoten opleiding). Echter niet alle blusmiddelen zijn geschikt voor het blussen van elke brand. Poeder (ABC) kan gebruikt worden voor zowel vloeistoffen, gassen als vaste stoffen. Water is alleen geschikt voor vaste stoffen en zeker niet voor elektriciteitsbranden. CO2 blustoestellen zijn dan weer wel geschikt voor vloeistoffen en gassen.
Copyright AXA Belgium/Fullmark
1
ORGANISATIE VAN EEN EVACUATIEOEFENING
bedrijf;
Doel van de evacuatieoefening Evacuatieoefeningen trainen de betrokkenen in het gebruik van alarmeringsmiddelen, evacuatiewegen en verzamelplaatsen. Daarnaast, en dit is niet minder belangrijk, is een evacuatieoefening een test voor de duidelijkheid en bruikbaarheid van de instructies. Ze legt knelpunten bloot en verduidelijkt waar moet bijgestuurd worden. Zo kan bijvoorbeeld aangetoond worden waar bij de ontruiming opstoppingen kunnen voorkomen en op welke plaatsen bijgevolg alternatieve routes vereist zijn. De oefening zal ook uitwijzen of de taakverdeling voor iedereen duidelijk was. Ook het inroepen van de hulpdiensten is een onderdeel van het programma: wie contacteert de hulpdiensten, welke elementen moet de boodschap bevatten, met welke middelen gebeurt de melding, wie vangt de
ORGANISATIE VAN EEN EVACUATIEOEFENING
brandweer op ?
De evaluatie Achteraf is het noodzakelijk de oefening te evalueren. Dit moet niet zozeer beschouwd worden als de afronding van de oefening, maar veeleer als voorbereiding van een volgende. Om zeker te zijn dat bij de evaluatie geen enkel aspect aan de aandacht ontsnapt, worden vóór de evacuatieoefening ‘waarnemers’ aangeduid. Voor een volledige en nauwkeurige beoordeling van alle facetten vullen deze personen het best een voorgedrukt formulier in. Hieronder vindt u een voorbeeld van checklijst waarmee u de evacuatieoefening kan evalueren.
2
Checklijst evacuatieoefening (voorbeeld)
Datum oefening: ../../….
Identificatie Naam observator: Geobserveerde afdeling/verdieping: Plaats van de observatie:
Tijdsaanduidingen Tijdstip waarschuwing: Tijdstip alarm: Tijdstip aankomst brandweer (indien van toepassing): Tijdstip waarop iedereen op de verzamelplaats is: Tijdstip waarop hulpdiensten alle info hebben ontvangen: Tijdstip einde van de oefening:
Omschrijving
OK
1. De fasen van alarm en waarschuwing (Automatische) branddetectie: controle opvolging procedure Waarschuwing en alarm: controle opvolging procedure Oproep via telefoon: controle opvolging procedure, kennis noodnummers
2. De machines/installaties
ORGANISATIE VAN EEN EVACUATIEOEFENING
Werden de machines/installaties achtergelaten zoals de procedure voorschrijft ? Werd de energietoevoer afgesloten zoals de procedure het voorschrijft ?
3. Het gebouw Is het alarm overal hoorbaar ? Is het gebouw goed toegankelijk voor de brandweer ? Is de opvang van de brandweer voorbereid ? Zijn de vluchtwegen vrij ? Is de signalisatie van de vluchtwegen voldoende? Zijn de nooduitgangen vrij ? Draaien de nooddeuren allen in de vluchtzin ? Werkt de noodverlichting ? Is ze voldoende ? Zijn de branddeuren gesloten ? Komen de liften automatisch naar het gelijkvloers ? Is het verdiepingsnummer goed zichtbaar in de trappenhallen ? Worden de deuren van de lokalen gesloten ? Worden alle lokalen incl toiletten, vergaderruimte, refter, archief, kelder… gecontroleerd ? Staan schuifdeuren open en blijven die open staan ? Werden alle lokalen in een veilige toestand achtergelaten ?
3
NOK
Opmerkingen
Omschrijving
OK
NOK
Opmerkingen
4. De verzamelplaats Is deze vlot bereikbaar ? Is ze gekend bij iedereen ? Vooral wanneer er verschillende plaatsen zijn. Is ze duidelijk aangeduid ? Verzamelt iedereen op de voorziene plaats ? Wordt de registratie van de aanwezigen uitgevoerd ? Vindt er een briefing plaats naar de hulpdiensten ? Blijft iedereen staan tot het signaal werd gegeven terug binnen te gaan ? Specifieke problemen ? (verkeer, staat terrein, …)
5. De eerste interventieploeg (EIP) Zijn de leden van de EIP voldoende herkenbaar ? Zijn de leden van de EIP vertrouwd met de procedures ? Nemen de leden van de EIP de leiding ?
6. Varia Zijn er personen die niet reageren op het evacuatiesignaal ? Reden ? Problemen met andersvaliden ? Opmerkingen ? Problemen met bezoekers ? Opmerkingen ? Problemen met aannemers ? Opmerkingen ? Is er paniek vastgesteld ? Reden? Hoe werd het opgelost ? Zijn er personen gewond ? Reden ? Worden personen met gesloten deuren geconfronteerd ?
7. Opmerkingen
AXA Belgium, N.V. van verzekeringen toegelaten onder het nr 0039 (K.B. 04-07-1979, B.S. 14-07-1979) Maatschappelijke zetel : Vorstlaan 25 - B-1170 Brussel Tel: 02 678 61 11—Fax: 02 678 93 40 Internet : www.axa.be - KBE nr : BTW BE 0404.483.367 RPR Brussel
4
V.U. : Olivier Lamarque, Safety Engineering - AXA Belgium SA, Vorstlaan 25 - 1170 Brussel
ORGANISATIE VAN EEN EVACUATIEOEFENING
Brandblusapparaten/brandhaspels ? • Op de voorziene plaats ? • Voldoende in aantal ? • Goed zichtbaar ? • Vrij toegankelijk ? • In goede staat ? • Is het gebruik voldoende gekend ? Zijn de grondplannen up-to-date ?
Bijlage: soorten blusmiddelen en brandklassen
waterschuimblusser
CO2 blusser
poederblusser
speciaal D- poeder
haspel
VASTE STOFFEN : papier, hout, karton, kolen, textiel, ...
VLOEISTOFFEN : benzine, alcohol, teer, vetten, olie, verf, ...
GASSEN : aardgas, methaan, propaan, butaan, ...
5
METALEN : magnesium, aluminium, natrium, kalium, ...
ELEKTRICITEIT : cabine, schakelborden, computers, audiovisuele middelen, ...
Branden van oliën, plantaardige of dierlijke vetten die gebruikt worden tijdens kookactiviteiten (friteuse, ...)
Bijlage: hoe de blusmiddelen gebruiken? Richt op de basis van de vlammen en spuit ononderbroken.
CO2 blusser
1 m tot 1,5 m
Richt op de basis van de vlammen : • ononderbroken voor gas en vloeistoffen; • met intervallen voor vaste stoffen.
Poederblusser
3 m tot 4 m
Richt op de brandstof. Straal min of meer verneveld om verspreiding van assen en sintels tegen te gaan.
Water
variabel
! aad R e d Goe
Brandende kledij :
Friteusebrand :
• Niet lopen. • Rol u over de
• Nooit water gebruiken !! • Gebruik een licht vochtige
•
grond. Gebruik het dichtstbijzijnde blusmiddel (water, brandblusser maar geen CO2, branddeken, niet-synthetisch kledingstuk). 6
• •
doek. Neem de doek zo vast, dat uw handen beschermd zijn. Neem de doek pas weg na volledige afkoeling van de friteuse.