GEMEENTESCHETS
Mensen met toekomst
2
2
3
MENSEN MET TOEKOMST Gemeenteschets nr. 2
Colofon Deze schets is een uitgave van: - Bond van Gereformeerde Jongerenverenigingen - Gereformeerde Bijbelstudiebond
Herziene uitgave april 2007
© Alles uit deze uitgave mag vrij gekopieerd worden
4
Inhoud Woord vooraf
5
De nieuwe hemel en de nieuwe aarde Ds. B. Luiten
7
Bijbelstudie over Matteüs 22:1-14 Ds. F.J. Bijzet
13
Mensen met toekomst Ds. H.J. Siegers
19
Bijbelrooster
24
5
Woord vooraf Geachte lezer, Voor u ligt een exemplaar van de 'gemeenteschets'. Al een aantal jaren behandelen veel gemeenten thema's waarin iedereen zich kan verdiepen. Samen als gemeenteleden, jong en oud, nadenken over een bepaald onderwerp ervaart men als heel positief en opbouwend. Voor het thema 'Mensen met toekomst' vindt u hierin voorstudie- en werkmateriaal op drie niveaus: voor de jeugd 12-16, voor de jeugd 16+ en voor de volwassenen. De schetsen voor de drie leeftijdsgroepen staan niet los van elkaar, maar ze grijpen op elkaar in, hoewel ze ook afzonderlijk van elkaar te gebruiken zijn. Ze nodigen dan ook uit om in de gezinnen met elkaar over het onderwerp te spreken. De predikanten die meewerkten aan het onderwerp, hebben ieder een aantal schriftgedeelten aangegeven die in verband met de behandeling van het thema thuis gelezen kunnen worden, een soort bijbelrooster dus. Bij de behandeling van dit thema hebben we allereerst gedacht aan de clubs, de verenigingen en bijbelstudiegroepen. Het zou fijn zijn als er nog breder met het thema gewerkt werd. We willen graag enkele suggesties geven: ○ in een preek wordt het thema ingeleid; ○ het is een huisbezoekthema; ○ op een wijk- of gemeenteavond komt het aan de orde; ○ de basisschool kiest het ook als werkthema. Misschien ziet u zelf nog wel meer mogelijkheden om zinvol met dit onderwerp bezig te zijn. In 2007 is deze gemeenteschets herzien. Dat wil voornamelijk zeggen dat de aangehaalde bijbelteksten ‘vertaald’ zijn in de Nieuwe Bijbelvertaling. Ook is de nummering van gezangen aangepast aan het Gereformeerd Kerkboek, uitgave 2006. Namens de beide bonden, De Themacommissie
6
7 Bijbelstudie voor jongeren van 12 tot 16 jaar
De nieuwe hemel en de nieuwe aarde Openbaring 21:1-8 door ds. B. Luiten
Een bekend voetballer werd eens gevraagd naar zijn geloof in God. Het werd een leuk gesprek. Maar hij verlangde niet zo erg naar de terugkomst van de Here Jezus. Waarom niet? 'Ik voetbal zo graag, en straks is het alleen nog maar zingen en zo.' Vraag 1 a. Kun je die voetballer begrijpen? b. Hoe denk je hier zelf over?
Openbaring Het laatste bijbelboek is heel bijzonder. Johannes mag in de troonzaal van God kijken en luisteren. Hij ziet hoe de Here Jezus daar binnenkomt na zijn hemelvaart. En hoe Hij dan alle macht ontvangt om te regeren over hemel en aarde. Engelen leggen Johannes uit, wat er nu allemaal gebeuren zal. Hij ziet dat ook in visioenen. En Johannes moet het allemaal opschrijven voor ons. Waarom? Omdat wij mogen weten waar de Here Jezus mee bezig is. En om altijd op Hem te vertrouwen, ook in moeilijke tijden. Ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Want de eerste hemel en de eerste aarde zijn voorbij, en de zee is er niet meer. Toen zag ik de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen, bij God vandaan. Ze was als een bruid die zich mooi heeft gemaakt voor haar man en hem opwacht. Ik hoorde een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’ Hij die op de troon zat zei: ‘Alles maak ik nieuw!’ – Ik hoorde zeggen: ‘Schrijf het op, want wat hier wordt gezegd is betrouwbaar en waar.’ – Toen zei hij tegen mij: ‘Het is voltrokken! Ik ben de alfa en de omega, het begin en het einde. Wie dorst heeft geef ik vrij te drinken uit de bron met water dat leven geeft. Wie overwint komen al deze dingen toe. Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn kind zijn. Maar voor hen die laf en trouweloos zijn geweest, die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen, met moord, ontucht, toverij of afgodendienst, voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandende zwavel, dat is de tweede dood.’ (Openbaring 21:1-8)
Hemel en aarde De hemel en de aarde zijn tegelijk geschapen, lezen we in Genesis 1:1. Ze horen bij elkaar. Dat er nu zo'n grote afstand is tussen de woonplaats van God en die van ons, is vanaf het begin niet de bedoeling geweest. Weet je nog wel, dat God voor de zondeval gewoon wandelde met Adam en Eva in het paradijs?
8 Door onze zonde kwam er een enorme kloof tussen hemel en aarde. Door geen mens te overbruggen! Niemand kon meer goedmaken wat fout was gegaan. Het mooie van dit visioen is, dat Johannes mag zien hoe de hemel en de aarde bij elkaar komen. In vers 3 zie je, hoe God 'gewoon' onder de mensen komt wonen.
Woonplaats ‘Gods woonplaats is onder de mensen’, lees je in vers 3. Is dat niet een beetje raar gezegd? God is toch overal? Heeft Hij een woonplaats? Ja en nee. Dit is nu beeldspraak, wat heel vaak voorkomt in een visioen. Het gaat erom, dat God in ons midden wil zijn en dat er straks helemaal geen afstand meer is. Maar door deze beeldspraak worden we er ineens aan herinnerd, dat God vroeger ook al een plaats had om te wonen, midden onder de mensen.
Vragen 2. Weet je wat een visioen is? 3. Welke plaats om te wonen had God vroeger? 4
Kijk eens in 1 Timoteüs 3:15. Waar woont God nu? Kun je dat uitleggen?
Alles nieuw Toen God de aarde schiep, was er geen ziekte en geen dood, geen verdriet en geen haat. Dat is allemaal gekomen, doordat wij als mensen God verlaten hebben. God had er nog zo voor gewaarschuwd. Hij is de Levensbron. Als wij Hem verlaten, loopt alles vast. Ook de wereld is daardoor getekend. God zei tegen de mens na de zondeval: ‘Vervloekt is de akker om wat jij hebt gedaan' (Gen. 3:17). Nu groeien er dorens en distels, kan de oogst mislukken, worden mensen getroffen door aardbevingen en tsunami’s enz. Het heeft allemaal één-en-dezelfde oorzaak. Eigenlijk was het te verwachten geweest, dat God deze aarde had weggedaan. Het mooie is er voor Hem helemaal van af. In zes dagen zou Hij een andere aarde kunnen maken, met andere mensen ... Toch heeft Hij déze wereld onbegrijpelijk lief. Hij gaf zijn eniggeboren Zoon. Jezus droeg de toorn, de vloek, die wij over ons heen hadden gehaald, en over heel de aarde. Maar alles wordt nieuw. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen verdriet. Wat een wonder, vind je niet?
Hoezo: nieuw? Nieuw en nieuw is twee. Straks krijgen al Gods kinderen een nieuw lichaam, bij de opstanding uit de dood. Is dat een ander lichaam dan je nu hebt? Dat is een moeilijke vraag. Je kunt het je nu nog niet goed indenken. Toch wil God, dat je er iets van weet. Hij verzekert je, dat je dit lichaam, dat je nu hebt, straks weer terugkrijgt. Je wordt helemaal veranderd (nieuw), maar niet verwisseld. Je blijft wie je
9 bent. Maar toch zal er net zoiets moois met je gebeuren als met een rups, die op een dag een prachtige vlinder wordt! Je weet vast al wel hoe de catechismus begint. 'Wat is je enige troost in leven en in sterven? Dat ik met lichaam en ziel het eigendom ben van Jezus Christus!' Daarom kan je ziel niet worden verwisseld, en je lichaam ook niet. Ook al sterven wij eens, en zal ons lichaam helemaal tot stof vergaan, daarna zal God ons voor de tweede keer tevoorschijn roepen. Een groot wonder! Zo is het ook met de aarde. De verdorvenheid zit er diep in. Daarom zullen de elementen brandend vergaan, zegt Petrus. Er blijft niets van over. Maar daarna roept God déze wereld opnieuw tevoorschijn.
Nieuwe aarde Alzo lief heeft God de wereld... Déze wereld. Daarom komt zij straks nieuw te voorschijn, op de grote dag, wanneer ook de overleden gelovigen opstaan in heerlijkheid. Déze aarde wordt nieuw, met al haar rijkdom, haar bodemschatten, haar toepassingsmogelijkheden, haar techniek, haar planten en dieren, en noem maar op. Wij raken niet wat kwijt, maar we krijgen juist alles terug wat verloren is gegaan of beschadigd is geraakt. Zo groot is Gods genade! Onze zonden wil Hij vergeven en alle sporen daarvan uitwissen. Vragen 5. Lees eens in 2 Petrus 3:10-13 na hoe alles brandend zal vergaan. Maakt dat je niet angstig? 6. Toch schrijft Paulus, dat God alle dingen in de hemel en op de aarde met Zich verzoenen zal (Kol. 1:20). Is dat in strijd met wat Petrus zegt? Leg je antwoord eens uit. 7. Hoe denk je nu over de opmerking van die voetballer aan het begin? Kan er straks gevoetbald worden op de nieuwe aarde? Je mag ook denken aan iets anders, aan jouw hobby of sport. 8. Verlang jij zelf naar de nieuwe aarde? Waarom wel of waarom niet?
Herinnering en herkenning Straks, op de nieuwe aarde, zullen wij ons heel goed kunnen herinneren wat er in deze tijd gebeurd is. Want wij zullen God eeuwig diep dankbaar blijven voor zijn wonderlijke liefde, zijn dagelijkse trouw en zijn wijze leiding in ons leven, te midden van alle gebrokenheid. En bovendien is het toch ondenkbaar, dat het offer op Golgota straks niet meer bekend zou zijn! Trouwens, ook je eigen werken blijven bekend (Op. 14:13). Heb je daar wel eens over nagedacht? Gelukkig wil God al onze daden reinigen van zonde, zodat je er blij mee kunt zijn. Maar dat betekent wel, dat je leven nu al een betekenis heeft die verder gaat dan een mens kan kijken. Daarom is het echt belangrijk, dat je gelovig leert nadenken over wat je doet of laat. Als we ons op de nieuwe aarde zullen herinneren wat er op deze aarde gebeurd is, zullen we ook de mensen om ons heen herkennen. Straks, op de nieuwe aarde, is er de voortzetting
10 van Gods eeuwig verbond, waarvan we hier en nu het begin beleven. Dat begin zijn we dan niet vergeten. Dat is nu een grote troost, wanneer wij bij het sterven afscheid moeten nemen. Vragen 9. Als je dit zo allemaal leest over de nieuwe wereld, begin je er dan (toch) niet naar te verlangen? Stel je voor: geen oorlog meer, geen honger, geen ziekte, niet meer zakken voor een examen, geen moeilijke talen meer. En vooral: geen gevloek, geen ontkenning van God, geen geweld, geen misdaad, geen zonde meer. Wat zou het belangrijkste verschil zijn? Werkvorm. Praat hier eerst in heel kleine groepjes over. Vergelijk daarna de antwoorden met elkaar. 10. Zoek eens op, met welk gebed de Bijbel eindigt, in Openbaring 22:20. Wie bidt dat?
Alleen toekomst? Tot nog toe lijkt het erop, dat we alleen over de toekomst praten. Maar dat is niet zo. Johannes hoorde God zeggen: 'Zie, Ik maak alle dingen nieuw.' Dat is wat anders dan: 'Ik zál alle dingen nieuw maken.' Er staat uitdrukkelijk dat God er nú mee bezig is. Alles wordt nieuw. Maar waar en wanneer begint dat? Nu, op dit moment, in je eigen hart. God geeft eerst mensen een nieuw leven, een nieuwe manier van denken. Dat is het begin van de bevrijding van de zonde, waarin heel de schepping delen mag. God zegt: 'Ik ben de alpha en de oméga', dat wil zeggen: de eerste en de laatste. Hij staat niet aan het eindpunt op ons te wachten, maar Hij is van A tot Z met dit grote plan bezig. Vandaar dat je in vers 7 en 8 voor een keus wordt gesteld. Wil je nu bij God horen, ja of nee? En hoe kan God dat merken dan? Hij wil je vast en zeker helpen om in deze wereld de band met Hem te bewaren, maar dan moet je dat zelf ook wel willen. Geleidelijk aan zal het verschil steeds groter worden, tussen mensen die God liefhebben en die God haten. Dan kom je in een moeilijke tijd. Maar dat is ook het teken, dat de nieuwe hemel en de nieuwe aarde dichtbij gekomen zijn. Dus houd wel vol! Vragen 11. Eens ging Israël op reis door de woestijn, richting Kanaän. Maar uiteindelijk gingen velen het land niet binnen. Hoe kwam dat (Heb. 3:12-19)? En heeft dat hier iets mee te maken (Heb. 4:1,2)? 12. Iemand zei eens, dat zijn verdriet te groot was om nog iets van God te kunnen verwachten. Hij had te veel ellende meegemaakt. Kun je je dat voorstellen? Wat zou je tegen hem zeggen?
11
Handleiding voor leiders van de jonge jeugd Eerste hoofdlijn: het wonen van God bij de mensen a. De schets begint met een kleine introductie op het boek de Openbaring aan Johannes. Dit om te voorkomen, dat op het gevoel af heel dit bijbelboek naar de toekomst geschoven wordt. Dat gebeurt nogal eens, helaas. De inhoud van de openbaring begint bij de hemelvaart van Jezus. Johannes beschrijft dat in 5:5,6. b. (vraag 2) Visioenen zijn zinnebeeldige voorstellingen. Misschien kun je een visioen nog het best omschrijven als een gelijkenis die niet verteld, maar uitgebeeld wordt. c. (vraag 3) De woonplaats van God was ooit de tabernakel. God liet toen zien, dat Hij onder zijn volk wilde wonen. Later kwam er een tempel. En Jezus kon zeggen: 'Ik ben de tempel' (Joh. 2:19-22). Geleidelijk aan doet God de afstand weg, om zijn doel te bereiken: gewoon onder de mensen wonen als een vader te midden van zijn kinderen. In deze lijn mag de jeugd bij vraag 4 ontdekken, dat nu de gemeente 'huis van God' is. >> Dit kunnen ze BEGRIJPEN met hun verstand.
Tweede hoofdlijn: alles nieuw, hoe zal dat zijn? d. Het wonder van Gods liefde is, dat Hij Zich ontfermt over deze zondige en vijandige wereld. Daarom is het ondenkbaar, dat wij straks ineens een andere aarde zouden krijgen. Vandaar de uitweiding over 'nieuw', onder drie verschillende kopjes. Dit lijkt mij heel centraal, om enerzijds de liefde in het beleid van God te zien, en anderzijds de nieuwe aarde te verwachten zoals zij is. e. (vraag 5) Misschien is 2 Petrus 3 een beetje moeilijk. Maar als je het niet leest met de jeugd, krijgen ze daar toch vragen over, vroeg of laat. Want daar staat toch, dat alles zal vergaan? Dan kan het toch niet waar zijn, dat deze aarde wordt gered en behouden? Toch is die tegenstelling slechts schijn. Zo zal het immers ook zijn met de opstanding uit de dood. Veel lichamen zijn reeds tot stof vergaan. Toch zal God hen opnieuw tevoorschijn roepen, om voor zijn troon te staan. Wat Hij één keer deed, tevoorschijn roepen uit het niets, kan Hij ook twee keer. f. (vraag 6) Dat de aarde wel veranderd maar niet verwisseld wordt, kan de jeugd zelf (met enige hulp) nalezen in Kolossenzen 1:20. Christus heeft zijn bloed gegeven niet alleen voor de mensen, maar ook voor heel de schepping om die te redden van de vloek. Zeer indrukwekkend! 'Alle dingen' worden met nadruk genoemd. g. Over de opstanding, dat wij ons eigen lichaam weer krijgen, kan meer worden verteld vanuit 1 Korintiërs 15:35-38 en 42-44. Het begraven wordt daar vergeleken met zaaien. De korrel gaat in de grond, wordt niet verwisseld, maar komt weer te voorschijn als een aar. Heel wonderlijk! h. De zee zal er niet meer zijn. Waarschijnlijk, omdat de zee zoveel doden heeft geëist. En de zee scheidt werelddelen van elkaar. Zo is het bij de schepping niet geweest: het is aannemelijk dat het water van de zondvloed ligt opgeslagen in grote poolkappen en diepe oceanen. Zoveel water zal er straks dan niet meer zijn, wél genoeg om te zeilen en zo. i. (vraag 7 en 8) Als het zo uitkomt, zullen wij op de nieuwe aarde zeker kunnen voetballen. Niet dat dat zo belangrijk is, maar het gaat om de concrete beeldvorming.
12 Toch zal alles anders zijn. Hoe zal dat gaan, voetballen zonder overtredingen? Dan ook zonder scheidsrechter? Er is veel om nieuwsgierig naar te zijn. >> Of liever gezegd: om naar te VERLANGEN met het hart.
Derde hoofdlijn: niet alleen toekomst, nu kiezen! j. Het belangrijkste op de grote dag is, dat alles weer in harmonie zal zijn met God, onze Schepper en Verlosser. Alles zal juichen tot zijn eer. Soms wordt dat aangevoeld als in strijd met onze eigen vreugde. Alsof wij daar niet meer aan toe zouden komen. Maar dat is een onjuiste beeldvorming. Kijk maar naar het paradijs, daar gingen Gods eer en de levensvreugde van de mens hand in hand. k. Vraag 9 betrekt het gebed erbij. Het gebed van de bruid, van de kerk, en dus van ... ons. Misschien leeft dit niet zo. Vertel dan maar eens over een meisje dat verloofd is, maar dat zó opgaat in haar werk en in haar pleziertjes, dat ze niet meer verlangt naar haar vriend en ook niet uitziet naar haar trouwdag. Hoe zal die vriend dat vinden? Bovendien worden nu heel veel christenen vervolgd, en is er ontstellend veel verdriet op aarde. Reden genoeg dus tot het hartelijk gebed om Christus' komst. l. De vragen 10 en 11 sluiten hierop aan. Het volk Israël kon het beloofde land niet binnengaan, omdat het niet geloofde. Het had te weinig zijn leven op God gericht. Ook kan het geloof klein worden door allerlei tegenslag. Wat kun je dan tegen iemand zeggen? Laat eens zien bijvoorbeeld hoe vervolgde christenen soms niets anders overhouden dan hun band met God. Daar zit alles in, ook hun toekomst. >> Er is dus ook veel te DOEN, met heel het leven.
Ideeën voor zingen, lezen en voorstudie zingen Kerkboek (2006): Ps. 24, Ps. 65, Ps. 68:13, Ps. 72, Ps. 96:6,7,8, Ps. 147, Gez. 78:4, Gez. 79:5,6, Gez. 114, Gez. 101; E&R bundel lied 88, 112. lezen/voorstudie Jesaja 11:1-10; 1 Korintiërs 15:35-38 en 42-44; 1 Korintiërs 15:50-58, 2 Petrus 3.
13 Bijbelstudie en werkvormen voor jongeren 16+
Bijbelstudie over Matteüs 22:1-14 door ds. F.J. Bijzet
Voorbereiding vóór de verenigingsavond Vers 1 - Spiegel In Matteüs 22:1-14 vertelt de Heer Jezus een gelijkenis. Lees dit bijbelgedeelte goed door, liefst in de Nieuwe Bijbelvertaling én in de vertaling van 1951. Een gelijkenis is bedoeld als een spiegel. Je herkent, als je goed kijkt, jezelf in het verhaal. Positieve, maar vooral ook de negatieve kanten aan jezelf zie je erin terug. Met de bedoeling dat je aan die laatste wat gaat doen. Zodat je je daarvan gaat bekeren. Herken jij jezelf ook in dit verhaal? Wij zijn door God uitgenodigd om straks het feest van de nieuwe aarde mee te maken. Zie jij daar nu ook elke dag vol verlangen naar uit? Bereid jij je daar alvast zorgvuldig op voor? Probeer je ook anderen warm te krijgen voor dat feest? Of is het eerder zo dat dat feest van straks voor jou niet zo nodig hoeft, omdat je hier en nu al lol genoeg hebt? Denk je er diep in je hart misschien net zo over als die bekende voetballer waar de schets voor de 12 tot 16-jarige jeugd mee begon? Die bang was dat het straks in de hemel, en op de nieuwe aarde maar saai zal zijn: nooit meer voetballen, maar de hele dag zingen en zo.
Vers 2 - Bruiloft Welk beeld heb jij eigenlijk van het komende feest? Je moet de schets voor de 12 tot 16-jarige jeugd eens doorlezen! Wedden dat je er dan zin in gaat krijgen? De Heer Jezus vergelijkt in Matteüs 22 het feest van straks met een bruiloft. Een beeld dat de meeste jonge mensen moet aanspreken. Een bruiloft, daar leef je naartoe. Ook als genodigde. Met de voorpret van nieuwe kleren kopen, naar de kapper, een feestkrant voorbereiden, stukjes instuderen..... Als dat al geldt van een bruiloft in je familie- of vriendenkring, hoe verguld zou je dan wel niet zijn als je een uitnodiging zou ontvangen voor de bruiloft van een kroonprins! Want met zó'n feest vergelijkt de Heer Jezus het feest waarvoor wij een uitnodiging ontvangen hebben: "een koning richtte voor zijn zoon een bruiloft aan". Jij bent uitgenodigd voor het mooiste feest dat je je denken kunt: de bruiloft van Christus met zijn kerk. Dat wordt een feest waar de mooiste feesten hier op aarde bij verbleken zullen.
Vers 3-10 - De uitnodiging aannemen Alleen: dan moet je de uitnodiging wel aannemen. En niet zo doen als die genodigden in de gelijkenis. Die lieten het immers, toen het feest gereed was, de één na de ander afweten. Veel commentaren menen dat de Heer Jezus met die genodigden het volk van de Joden bedoelde. En dat, als zij de uitnodiging verwerpen, in hun plaats dan heidenen door God geroepen worden voor zijn feest. Vers 9 zou dan dus op de tijd vanaf Pinksteren slaan. En vers 7 op de verwoesting van de stad Jeruzalem. Maar deze uitleg houdt te weinig rekening met het verband waarin de Heer Jezus deze gelijkenis vertelde.
14 Vanaf vers 1 reageert de Heer Jezus op de woede tegen Hem van de Joodse hogepriesters en Farizeeërs. Hij is vanaf hoofdstuk 21:23 al met hen in gesprek. En lees maar eens 21:31 en 32. Tegen dié achtergrond vertelt de Heer Jezus eerst de gelijkenis van de pachters die weigeren de vruchten van hun wijngaard aan de pachtheer af te dragen. En daarna, als de Joodse leiders nog steeds niet tot inkeer komen, volgt de gelijkenis van Matteüs 22:1-14. Het zijn de Joodse leiders die de uitnodiging voor Gods feest afwijzen. Eerst hebben ze op de oproep van Johannes de Doper niet gereageerd (zie 21:32), vervolgens wijzen ze ook Jezus' eigen oproep af. Daarmee handelen ze in de lijn van hun voorvaders, die ook veelvuldig de boodschap van Gods profeten verachtelijk aan de kant legden (kijk maar 23:29-37). Maar daarom lopen zij straks het feest ook mis! Terwijl hoeren en tollenaars, dat gewone straatvolk waar zij zo op neerkeken, in hun plaats zullen aanschikken aan de feesttafel. (Matteüs 22:9 en 10 slaat terug op 21:32b!) De Heer Jezus grijpt in deze gelijkenis dus niet alvast vooruit op Pinksteren en op de verwoesting van Jeruzalem. Maar Hij tekent hoe hoeren en tollenaars, dat volk dat de wet niet kent, de wetgeleerden van Israël voorgaan de feestzaal van Gods koninkrijk in. Maar daarin ligt natuurlijk ook voor ons vandaag nog een waarschuwende les! Je kunt in de kerk ○ groot geworden zijn, ○ altijd gereformeerd onderwijs gevolgd hebben, ○ geen catechisatie gemist hebben, ○ trouw elke verenigingsavond bijgewoond hebben, en toch het komende feest mislopen. Terwijl je tot je ontzetting moet meemaken dat heroïnehoertjes, drankverslaafden, criminelen e.d. jouw plaats in de feestzaal innemen. Omdat jij de uitnodiging wel kreeg, maar niet serieus nam.
Vers 11-13 - Geen bruiloftskleed De gelijkenis krijgt nog een onverwacht staartje. Er blijkt een man de feestzaal binnengekomen te zijn zonder bruiloftskleed. En daar ergert de koning zich zo aan, dat deze figuur zonder pardon de straat op gesmeten wordt. Dat lijkt op het eerste gezicht misschien onredelijk. Je kunt toch van iemand die zo van de straat geplukt is, niet verwachten dat hij in een net pak verschijnt? Misschien kon hij dat niet eens betalen! Maar veel uitleggers gaan ervan uit dat de koning in het verhaal zelf aan al z'n gasten een feestkleed uitreikte. Dat was in die dagen niet ongebruikelijk. In dat geval heeft deze ene gast dat feestkleed geweigerd. Waarom? Omdat hij zichzelf goed genoeg vond om dit feest bij te wonen zoals hij was. De koning had "slechten en goeden" van de straat laten halen. Maar dat onderscheid werd, door dezelfde kledij voor allemaal, natuurlijk volledig weggewerkt. Het grootste tuig liep hier nu rond als dure meneren en mevrouwen, onherkenbaar veranderd. Maar dat had híj niet nodig! Hij hoefde zich niet mooier voor te doen dan hij was. Hij bleef zichzelf. Deze man besefte dus niet dat niemand van de gasten, ook hij niet, het wáárd was dit feest mee te maken. Iedereen was hier alleen dankzij het vreemde uitnodigingsbeleid van de koning. Het was voor allemaal een onverdiend voorrecht. Hoeveel te meer geldt dit van het feest waarvoor jij uitgenodigd bent! Wie verdient het daar straks aan tafel te mogen zitten? Niemand toch? Wie is van zichzelf goed genoeg voor dat feest? Niemand toch? Aan dat feest mag je alleen meedoen, als God je in zijn genade daarvoor uitnodigt. En als Hij je eerst aankleedt met een bruiloftskleed: een nieuw hart, een nieuw leven (zie Op. 19:8,9).
15 Vers 13,14 - Buiten in het duister Wie het feest niet als een onverdiend wonder beleeft, wordt alsnog uit de feestzaal verwijderd. Dat laat het slot van de gelijkenis zien. De man gaat vanuit de verlichte feestzaal naar buiten, het duister in. Eerst de zaal uit, en dan ook nog eens het hek uit: "de uiterste duisternis". En daar kan de man zich wel voor z'n kop slaan. Eigen schuld, dikke bult! "Waar men jammert en knarsetandt.” Zo staat straks ieder die zich er te goed voor voelde om van God het bruiloftskleed te ontvangen, buiten Gods feestzaal, in de eeuwige godverlatenheid van de hel. Je haalt je Gods toorn op de hals als je zijn feest niet belangrijk genoeg vindt om bij te wonen. Maar je haalt je dus ook Gods toorn op de hals als je jezelf belangrijk genoeg vindt om het feest bij te wonen.
***********
Gezamenlijke bijbelstudie als vereniging Voorbereiding Ieder doet ter voor bereiding natuurlijk de persoonlijke bijbelstudie over Matteüs 22:1-14. Als jullie de gewoonte hebben iemand een INLEIDING te laten maken, kan deze proberen duidelijk te maken wat de Heer Jezus met de afsluitende woorden van deze gelijkenis (22:14) bedoelde. Laat de inleider duidelijk maken dat roeping en verkiezing niet samenvallen, maar wel samenhangen. Hij of zij kan daarbij gebruik maken van de Dordtse Leerregels I, art. 7,8,12,13 en II, art. 5,6 en III/IV, art. 8,9,10. Na het LEZEN van Matteüs 22:1-14 kan Gez. 101:5 (Geref. Kerkboek, 2006) GEZONGEN worden. Hieronder volgen zes werkvormen. Het moet mogelijk zijn ze alle zes in een vlot tempo achter elkaar af te werken op één verenigingsavond. Willen jullie twee avonden aan deze schets besteden, neem dan werkvorm 1, 3 en 4 voor de eerste avond, en werkvorm 2, 6 en 5 (in die volgorde!) voor de tweede avond. En neem dan uiteraard wat meer tijd per werkvorm. Geef, als jullie voor twee avonden kiezen, ook aandacht aan de vijf schriftgedeelten die jullie volgens het bijgevoegde bijbelrooster voor jezelf gelezen hebben.
Werkvorm 1
Schrijfronde 10 - 15 minuten
Ieder schrijft op een (door de voorzitter?) meegenomen blaadje papier in een paar zinnen op waarom hij of zij uitziet naar de terugkomst van de Heer Jezus. Of: waarom niet! Daarna geeft ieder z'n blaadje aan z'n buurman/-vrouw die er z'n commentaar bij plaatst. Daarna mag de volgende buurman/-vrouw weer commentaar bij dat commentaar schrijven. Enzovoort.
Werkvorm 2
Groepsgesprek 15 - 20 minuten
Zoek samen in een groepsbespreking naar concrete voorbeelden hoe jullie vandaag kunnen lijken op a. de genodigden voor de bruiloft die niet kwamen opdagen, b. de man zonder bruiloftskleed. Bespreek vervolgens ook hoe je voorkomen kunt dat je op hen lijkt.
16 Werkvorm 3
Zingen van Christus' wederkomst 10 minuten
Zoek in groepjes van twee welke gezangverzen in ons Kerkboek betrekking hebben op Christus' wederkomst. Welke past het beste bij Matteüs 22:1-14? Zing een paar van deze verzen.
Werkvorm 4
Stellingen 15 - 20 minuten
Ieder geeft onvoorbereid een eerste mening over de onderstaande stellingen: "voor" of "tegen". Daarna worden de stellingen besproken. Aan het einde van de bespreking volgt opnieuw een meningspeiling om te zien of ieder z'n aanvankelijke mening handhaaft dan wel herziet. Stelling 1 Van de nieuwe aarde geldt: onbekend maakt onbemind. Stelling 2 Hoe langer je kerklid bent, des te groter is het gevaar dat je gaat lijken op de genodigden van Matteüs 22, die bedankten voor de eer. Stelling 3 Het is Gods schuld dat wij niet meer zo naar de terugkomst van de Heer Jezus verlangen. Hij laat ons ook zó lang wachten! Stelling 4 Wie verlangt naar een spoedige terugkomst van de Heer Jezus, is egoïstisch. Immers: als Christus terugkomt, worden er geen nieuwe mensen meer genodigd voor het feest. Als Hij in 1920 was teruggekomen, zouden wij er ook niet bij geweest zijn. Stelling 5 Wij moeten ook door speciale "zondagse kleren" laten zien dat wij bruiloftsgasten zijn.
Werkvorm 5
Groepsgesprek 15 minuten
De inleider leest nu zijn/haar inleiding, waarna jullie Matteüs 22:14 bespreken. Als er geen inleiding is, bespreken jullie samen dit vers met gebruikmaking van de hierboven (onder: Voorbereiding) genoemde verwijzingen naar de Dordtse Leerregels.
Werkvorm 6
Woordmagneet 15 minuten
In Matteüs 22 is tweemaal sprake van straf voor hen die de koning beledigen: vers 7 en vers 13. Zo zal de HEER ook eens zijn verontwaardiging laten blijken aan allen die Hem beledigd hebben. Ieder schrijft op een vel papier de woorden "straf van God" en schrijft daar vervolgens zoveel mogelijk woorden bij die volgens hem of haar hiermee te maken hebben. Na ongeveer 5 minuten legt ieder de pen neer en worden de opgeschreven woorden in kleine groepjes toegelicht en besproken.
17 Afsluiting Ter afronding probeert de voorzitter samen te vatten wat de winst van de gezamenlijke bestudering van dit bijbelgedeelte geworden is. Zing nog één (of meer!) van de verzen die bij werkvorm 3 gevonden zijn. Is daar misschien een gebed bij dat als afsluiting zingend gebeden kan worden?
Literatuur P.J. Trimp, Sprekende beelden (De Vuurbaak, Barneveld 1990), blz. 80-84. D. Berghuis, 'Roeping en verkiezing', preek over Matteüs 22:1-14, in: J.J. Arnold e.a., Woorden van leven (prekenbundel, Oosterbaan & Le Cointre, Goes 1970), blz. 78-89. A.N. Hendriks, 'Hoe het toegaat in het koninkrijk (Matteüs 22:1-14)' in: Tot alle rijkdom van een volledig inzicht (Van den Berg, Kampen 1991), blz. 43-51. J. Wesseling, Uitzien naar Jezus, (Scala reeks van De Vuurbaak, Barneveld, 1996). E. Gosker, De Koninklijke weg (De Vuurbaak, Barneveld, herdr. 2005). E. Brink, Groeiend verlangen (Kok, Kampen, 2006).
18
19 Schets voor volwassenen
Mensen met toekomst door ds. H.J. Siegers
Situatieschets a. Het is een prachtige zomerdag. U geniet van uw vrije tijd. Lekker met een drankje op een terrasje. Voor vanavond hebt nu nog een gezellig etentje met twee goede vrienden in het vooruitzicht. Wat is het leven toch fijn! vraag - Mag de Heer Jezus nu terugkomen wat u betreft? b. U gaat morgen op reis. Het belooft een geweldig mooie reis te worden! U hebt er een paar jaar voor gespaard. En u zult uw kinderen, die u al enkele jaren niet hebt gezien, ook weer ontmoeten. vraag - Mag de Heer Jezus vannacht terugkomen wat u betreft?
Verlangen naar de wederkomst? Verlangen naar de wederkomst doen we eerder als het niet zo goed gaat in ons leven dan wanneer het voor de wind gaat. We verlangen niet zo erg naar de wederkomst als we ons fijn voelen, gelukkig zijn, en goed gezond. We hebben nog allerlei leuke plannen en mogelijkheden. We hebben nog kans op een goede promotie en een aantrekkelijke baan. We zijn nog zo fijn bezig en nog niet klaar. Ons verlangen naar verandering is dan niet zo groot. Nu lezen we Lucas 21:28. Dat gaat over de wederkomst: de Zoon des Mensen komt op de wolken. En dan zegt de Heer Jezus: "Wanneer dat alles staat te gebeuren, richt je dan op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij!" Verlossing waarvan? Ik verlang nog niet zo naar de wederkomst. Ik heb het goed hier. Ik heb het naar mijn zin. Ik zie nu niet zo uit naar een nieuwe wereld. Laat me nog even dit prettige leven mogen afmaken. Lees deze strofe van een gedicht van O. Jager eens: "Kom haastig, Jezus," bidt de predikant. "Ja, amen", zegt de boer, "wil spoedig komen! Maar na de oogst, want van m'n nieuw stuk land heb ik nog nooit de opbrengst waargenomen." vraag - Herkent u dit bij uzelf, of staat dit ver bij u vandaan?
Wat hebben we met deze aarde te maken? Laten we eerst dit vaststellen: 1. We zijn als beeld van God geschapen (Gen. 1:26-27). Door de zonde is dat beeld kapot gegaan, maar we worden weer hersteld naar het beeld door de Geest. Beeld van God zijn houdt in dat je een taak in deze schepping hebt gekregen.
20 2. Beeld zijn houdt ook in dat je op verschillende manieren verbonden bent aan deze aarde. Door je taak, je medemensen, je gezin of huwelijk. Deze aarde is de schepping van God en daar moet je je ook mee bezighouden. We kunnen zeggen dat we de aarde in cultuur moeten brengen (Gen. 1:28; 2:15). En de structuren waarin we leven, hebben ook met Gods ordeningen te maken. 3. God vindt het goed dat we bezig zijn met deze aarde en geeft de opdracht ook om in deze wereld bezig te zijn als vernieuwde mensen. Heel concreet op de plaats en in de situatie waar Hij je neerzet. Heel concreet zijn we dus beeld van God in deze wereld. Conclusie We mogen ons op de aarde goed voelen, prettig werken, met plezier bezig zijn. Het is juist een gave van God als we blij zijn in ons werk. Prediker 2:25; 3:13. Verlangen naar de wederkomst betekent dus niet dat je je nu van de aarde moet afkeren alsof deze periode van de wereld alleen maar een noodzakelijk kwaad zou zijn en er pas straks iets goeds kan komen. vragen a. Als bij de wederkomst de aarde toch door het vuur zal vergaan, en wordt vernietigd, waarom zou je je dan toch nog druk maken om deze oude schepping? b. Waarom je zorgen maken over het milieu, terwijl je weet dat het over 1, 10 of 1000 jaar toch allemaal voorbij is? c. Is je druk maken om deze schepping eigenlijk niet overbodig en hoort dat nu juist niet bij mensen die geen toekomstverwachting hebben?
Wordt de aarde vernietigd? De gedachte kan opkomen dat we toch voor niets op deze aarde bezig zijn, omdat zij straks toch helemaal wordt vernietigd en er niets overblijft van wat we nu zien en waarmee we ons nu bezighouden. Deze aarde gaat immers totaal verdwijnen en God gaat iets geheel nieuws beginnen. Vanuit de Bijbel kan worden aangevoerd Jesaja 65:17: "Wat er vroeger was (deze oude aarde dus) raakt in vergetelheid”; 2 Petrus 3:12,13: "de hemelsferen gaan in vlammen op, en de elementen (de aarde) vatten vlam en smelten weg"; Openbaring 21:1: er is een nieuwe hemel en een nieuwe aarde - de eerste aarde is voorbij; nieuwe aarde betekent dus: het oude is totaal weg. vraag - Voordat u nu verder leest, is het zinvol eerst een voorlopige gedachte te vormen: Zal deze aarde nu geheel verdwijnen of niet? Wat denkt u hiervan? Laten we nu eens nagaan of het klopt dat de huidige aarde totaal zal verdwijnen. God heeft de mens geplaatst in de schepping. Hij is uit de schepping gemaakt. En zoals het menselijk lichaam weer zal opstaan uit de doden met dat lichaam dat hij (m/v) nu heeft, zo zal God de aarde ook niet totaal vernietigen. (Vergelijk de schets voor de jonge jeugd, onder het kopje 'Hoezo: nieuw?'). De nieuwe aarde is wel een totaal nieuwe aarde, maar geen andere aarde dan de huidige. Net zoals wij na de opstanding wel nieuwe mensen zullen zijn, maar geen andere mensen worden. Bewijs uit de Schrift: a. Lees maar wat Paulus zegt in Romeinen 8:19-22. Deze schepping ziet ook uit naar de verlossing, niet om vernietigd te worden, maar om verbeterd, hersteld te worden. b. We lezen in Kolossenzen 1:20 dat God alles (ook alles wat op de aarde is) met zich verzoend heeft. Daarom alleen al kan het niet zo zijn, dat God dat eerst verzoent en dan totaal vernietigt. c. In Hebreeën 8:13 wordt ook het woord nieuw gebruikt, net zoals bij nieuwe aarde. Hier gaat het over het nieuwe verbond. Dat betekent niet dat het oude verbond er niet meer is (verdwenen is), maar dat het oude zich voortzet op een nieuwe wijze.
21 Onze conclusie moet zijn dat de aarde niet vernietigd wordt; we verwachten niet een tweede schepping, maar een herschepping van het reeds bestaande. God is trouw aan zijn gemaakte werk en Hij zorgt voor de voortzetting daarvan in een verzoende en vernieuwde situatie. Wat verdwijnt is de gebroken situatie, de door de zonde aangetaste schepping, de verwoestende werking van de zonde. Het vuur waarover Petrus spreekt, is dan ook niet het vernietigende vuur, maar een reinigend en louterend vuur. Petrus vergelijkt het zelf ook met het water van de zondvloed (2 Petr. 3:6). Door dit water is de wereld niet vernietigd maar schoongemaakt van de zonde. Concreet betekent dit dus voor onze verwachting van de toekomst, dat we niet moeten denken dat we hier allemaal voor niets werken en dat we straks toch alles kwijtraken. Onze zorg die we aan deze aarde besteden, is niet geheel overbodig. God wil straks deze aarde gebruiken om de nieuwe aarde te maken. vraag - Maakt het verschil in onze verwachting, als we alleen praten over: we gaan naar de hemel, of dat we zeggen; we leven straks op de nieuwe aarde?
Vastzitten aan de aarde? Als we het wel prettig vinden op de aarde, moeten we ons tegelijk goed realiseren in wat voor wereld we dan leven. Wij kunnen het dan wel goed hebben, maar a. wat zijn er veel mensen in de wereld die in de ellende zitten; b. wat is er een verwoestende werking van de zonde te merken; c. wat haat God de zonde. En als ik dus denk: laat de wederkomst nog maar even achterwege blijven, ben ik veel te veel bezig met mezelf. Als het om mij nog niet hoeft, moet die ander, die er ellendig aan toe is, ook nog maar wachten. Maar moet het allemaal om mij draaien? En God moet dan ook maar even wachten met zijn oordeel over de zonde, omdat ik nog niet zover ben. Terwijl de zonde juist het grote kwaad is. Als ik besef dat Christus voor de zonden moest sterven kan ik niet tegelijk denken: laat die zondige wereld nog maar een poosje voortduren want ik voel me hier zo goed thuis tussen de zonde. Als je Christus kent, ga je ook uitzien naar de wederkomst, omdat zijn werk dan tot het hoogtepunt zal komen. Dan komt Gods nieuwe wereld. Daar moet het op uitlopen. Daar moet God niet mee wachten omdat het mij nog niet zo goed uitkomt. Om een voorbeeld te noemen: Abraham had het goed in het land dat God hem had toegewezen. Hij wist dat zijn kinderen dat land in bezit zouden krijgen. Maar toch voelde Abraham zich wel altijd vreemdeling in dat land. Hij verlangde naar een beter, een hemels, vaderland - Hebreeën 11:13-16. vraag - Wat zegt dit bijbelgedeelte over onze positie vandaag in deze wereld? Een christen zal dus vooruit moeten kijken. En zo op deze aarde leven dat je weet: dit is geen blijvende stad (Heb. 13:14). We moeten zo gebruik maken van de wereld, dat we haar ook weer los willen laten (1 Kor. 7:31). We moeten ons niet op de aardse dingen oriënteren en ons leven daardoor laten bepalen, maar ons op Christus oriënteren (Kol. 3:1).
22 Artikel 37 NGB Art. 37 gaat over de wederkomst. Duidelijk is de strekking: de wederkomst is hoopvol. De kerk ziet er verlangend naar uit, omdat dan alle vijanden door God gestraft zullen worden. Die dag is weliswaar verschrikkelijk voor de ongelovigen, omdat ze veroordeeld zullen worden, maar voor de gelovigen is het een dag om vurig naar te verlangen, omdat dan de verlossing voltooid zal zijn. vragen a. Als je nu als kerkleden weinig of geen last van vijanden hebt, kun je dan toch wel uitzien naar die oordeelsdag? b. Aan welke vijanden zouden wij vandaag in Nederland kunnen denken? c. Kun je wel verlangen naar de bestraffing van vijanden - staat dit niet op gespannen voet met wat de Heer Jezus zegt: Hebt uw vijanden lief? Er zijn mensen die zich heel bewust van God afkeren. Die vijand van Christus en van zijn kerk worden. Die maken een keuze tegen Christus. Maar er zijn ook anderen. Mensen die niet een keuze maken. Mensen die in een 'ander geloof' zijn opgevoed (islam, hindoeïsme). vraag - Bespreek nu samen: Zijn deze mensen ook vijanden van God? Zijn het dan ook uw vijanden? Om art. 37 goed te begrijpen, moeten we wel de ontstaanstijd in rekening brengen. Het artikel gaat heel duidelijk uit van een situatie waarin de kerk in nood is. Ze mag er niet zijn. Menselijke vijanden (overheden, rechters) vervolgen haar. De gelovigen die nu schuldig worden verklaard en daarom bestraft, zullen dan door de Rechter vrijgesproken worden en alle mensen, juist zij die hen nu vervolgen, zullen hun onschuld zien. God wreekt Zich dan op de goddelozen. Voor christenen die in een dergelijke situatie leven (bijv. onder een islamitisch bewind) zal een dergelijke belijdenis meer zeggen dan ons die dat niet zo meemaken. Datzelfde geldt ook voor de Catechismus, zondag 19. De kerk belijdt in de nood en druk van de vervolging door de wereld haar geloof dat straks door God toch recht zal worden gedaan. Maar dit is niet de enige invalshoek van art. 37. Het is ontegenzeggelijk waar dat dit artikel ook vandaag ons, die niet in een dergelijke situatie verkeren, aanspreekt, want het wijst op de grote gebeurtenissen die plaatsvinden als Christus terugkomt. vragen a. Kunt u zelf zeggen wat in dit artikel (derde alinea) staat: 'ik verlang naar die dag en put er rijke troost uit?' En motiveer uw antwoord. b. Hoe kun je toch verlangen wanneer je geliefden niet bij Christus (willen) horen?
Mensen met een toekomst Ons werk dat we nu doen op aarde, is dus niet allemaal voor niets. Het is niet zo, dat wij de bouwstenen maken die God voor die nieuwe aarde gebruiken zal. Maar wel: a. Ons werk in de Heer (d.i. voor de Heer en uit geloof) is nooit tevergeefs - 1 Korintiërs 15:58. b. Onze werken volgen ons na - Openbaring 14:13. Deze tekst is bedoeld als troostwoord, niet als waarschuwing. Zie ook de schets voor de jonge jeugd, onder het kopje 'Herinnering en herkenning'. Met werken wordt dan niet alleen bedoeld datgene wat we tot stand brengen, maar ook onze strijd tegen het verkeerde, de inzet voor de liefde. c. God wil onze goede werken belonen - Openbaring 22:12. Goede werken zijn datgene wat we uit geloof en tot eer van God doen. d. Als we bidden: Uw Koninkrijk kome, verbinden we ook dat wat hier op aarde begint (onvolmaakt), met wat er daarna op de nieuwe aarde volgt (volmaakt).
23 Als we ons eens even proberen in te denken wat een wereld zonder zonde zal kunnen zijn, een wereld waarin de liefde van God overal voelbaar is, en waardoor mensen elkaar in alle situaties liefhebben. Als we ons eens proberen in te denken hoe groots die nieuwe aarde zal zijn, waarop God wandelt met ons. Wat een onuitputtelijke ervaring zal dat zijn, om daar te wonen en te werken. Terwijl we Christus mogen zien van aangezicht tot aangezicht. Daar zal een samenleving zijn, gestempeld door de vrede, die niet alleen met woorden maar ook door de daad wordt bewezen. Hoe anders is dat vergeleken bij de samenleving nu. Dat moet ons doen verlangen naar die nieuwe aarde. Dat is niet een afwachtende houding, maar een verwachtende! Onze levenshouding moet dan zo zijn, dat daarin uitkomt dat je naar die toekomst uitziet. Het is een feest waarvoor we genodigd zijn. (Zie de schets voor de oudere jeugd over Matt. 22). Dan kun je ook met artikel 37 zeggen: "Daarom verwachten wij die grote dag met sterk verlangen om ten volle te genieten de beloften van God in Jezus Christus, onze Here." vraag - Bespreek nu met elkaar wat dat voor u betekent.
Opmerking De schets kan op twee avonden behandeld worden, bijvoorbeeld: - avond 1: paragraaf 1 t/m 4. - avond 2: paragraaf 5 t/m 7.
Literatuur -
De toekomst, Wegwijs, jaargang 48, nummer 10 (oktober 1994). (Downloaden via www.bijbelstudiebond.nl/publicaties/Wegwijs). Verlangen naar Christus, Wegwijs, jaargang 51, nummer 6/7 (juni/juli 1997). (Downloaden via www.bijbelstudiebond.nl/publicaties/Wegwijs). Waar blijft de Here met zijn komst?, Wegwijs, jaargang 53, nr. 10 (oktober 1999). (Downloaden via www.bijbelstudiebond.nl/publicaties/Wegwijs). M.R. van den Berg, Wat staat ons te wachten? Buijten en Schipperheijn, Amsterdam, 1999 (dit boek zou ik willen aanbevelen: het geeft veel – beknopte – informatie). C.G. Bos, Geloven en belijden 2, De Vuurbaak, Barneveld, 1978, pag. 108-114. E. Brink, Groeiend verlangen, Kok, Kampen, 2006. E. Gosker, De Koninklijke weg, De Vuurbaak, Barneveld, herdr. 2005. J. Hoek, Voorbij de dood, Boekencentrum, Zoetermeer, 1996. J. Hoek, Hoop op God, Boekencentrum, Zoetermeer, 2004 (dit is een breed studieboek dat veel meer geeft dan alleen over de nieuwe hemel en nieuwe aarde). A. de Snoo, 'Noach op Terschelling' en 'Niet dóór ons, ook niet zonder ons', artikelen in De Reformatie, jaargang 71, nummer 45 en 46 (7 en 14 september 1996). J. Wesseling, Uitzien naar Jezus, De Vuurbaak, Barneveld, 1996.
24
Bijbelrooster Teksten bij de schets voor de jonge jeugd Jesaja 11:1-10 1 Korintiërs 15:35-38 1 Korintiërs 15:42-44 1 Korintiërs 15:50-58 2 Petrus 3
Volkomen vrede! Begraven is zaaien Over onze opstanding uit de dood We krijgen een nieuw lichaam! Uitzien naar de dag van de Heer
Teksten bij de schets voor de oudere jeugd Lucas 13:23-30 Lucas 14:15-24 Lucas 17:26-33 Matteüs 25:1-13 Lucas 12:35-47
Je kunt het feest in Gods koninkrijk mislopen Wie het feest straks wil meevieren, moet nu veel moois kunnen loslaten Wie niet kan loslaten, zal alles verliezen Op het feest in Gods Koninkrijk moet je je voorbereiden Het feest kan eerder aanbreken dan je denkt!
Teksten bij de schets voor de volwassenen Romeinen 8:18-23 1 Korintiërs 7:29-31 1 Tessalonicenzen 5:1-11 1 Petrus 3:1-13 Art. 37 NGB
Vernieuwing van deze aarde De aarde gebruiken terwijl we er niet aan vast zitten De wederkomst wel verwachten - wakker zijn Deze aarde zal voorbijgaan Samenvatting van de Schrift over de wederkomst