Aan de Voorzitter van de Algemene Commissie voor Europese Zaken van de Tweede Kamer der Staten Generaal ’s-Gravenhage, 10 maart 2000 Betreft: Interne Markt Raad d.d. 16 maart 2000 Hierbij doe ik u toekomen de geannoteerde agenda van de Interne Markt Raad van 16 maart a.s. De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, D. A. Benschop
1
Witboek Voedselveiligheid – openbaar debat De Raad zal zich in een openbaar debat uitspreken over het Witboek Voedselveiligheid, dat de Commissie in januari aan de Raad en het Europees Parlement heeft aangeboden. Het openbaar debat zal zich met name toespitsen op de oprichting van een Europese Voedselautoriteit (EVA). Het Voorzitterschap heeft hiertoe drie vragen geformuleerd: 1. Moet de EVA zich concentreren op risico-evaluatie op het terrein van voedselveiligheid, terwijl het risicomanagement de taak blijft van de lidstaten en de Commissie? De risico-evaluatie (zit er dioxine in kippenvlees) kan niet geheel voorbij gaan aan risicomanagement (maatregelen om besmet vlees uit de winkels te halen). 2. Lijkt de keuze voor een Europees netwerk, dat wil zeggen samenwerking tussen de EVA en de wetenschappelijke instellingen van de lidstaten, de beste manier om wetenschappelijke middelen in de Europese Unie ten volle te benutten? 3. Om de EVA goed te laten functioneren is van belang duidelijk vast te leggen wie adviesaanvragen kan indienen en wat de implicaties van de adviezen zijn. Welke instanties (lidstaten en andere instellingen) mogen, naast de Commissie, een adviesaanvraag indienen bij de EVA? Wat is de verhouding tussen de adviezen van de EVA en andere wetenschappelijke adviezen over dezelfde vraagstukken (in het bijzonder die van de nationale wetenschappelijke instituten)? De oprichting van een onafhankelijke Europese Voedselautoriteit is een van de belangrijkste voorstellen van het Witboek. Nederland kan de oprichting van een EVA van harte ondersteunen. Vanwege het grote belang van het consumentenvertrouwen is de regering van mening dat de EVA op korte termijn dient te worden opgericht. Onderstaand zal worden ingegaan op de drie vragen van het Voorzitterschap. Ad 1 Het Witboek maakt een onderscheid tussen «risk assesment» (is er sprake van een risico?) en «risk management» (wat gedaan moet worden zodra er sprake is van risico’s) op het gebied van voedselveiligheid. Het laatste is de taak van de Commissie, de Raad en het EP, het eerste zou een taak voor de EVA zijn. Nederland is van mening dat een strikte scheiding tussen risico-evaluatie en risicomanagement gewenst is. De EVA dient een neutraal wetenschappelijk advies voor te leggen over de vraag of er sprake is van een risico. Alle aspecten van risicomanagement dienen bij de Commissie, de Raad en het EP te liggen. Derhalve is het niet gewenst dat de EVA de opties voor beleid in de adviezen opneemt. Waar het normstellingen en andere criteria van technische aard betreft, kan de EVA aangeven welk niveau zij wetenschappelijk verantwoord vindt. Nederland is wel van mening dat de Commissie steeds in haar voorstellen moet aangeven op welke wijze het advies van de EVA is meegewogen. Ad 2 De EVA zal nauw moeten samenwerken met de bestaande nationale organisaties die zich bezighouden met voedselveiligheid, zodat er een netwerk wordt opgericht met de EVA als centrum van dit netwerk. Nederland is van mening dat de EVA een zodanig gezag moet vertegenwoordigen dat het advies niet aan kritiek van een van de bureaus in de lidstaten onderhevig kan zijn. Een samenwerking met die nationale bureaus moet ervoor zorg dragen dat alle wetenschappelijke expertise optimaal benut wordt en in het advies van de EVA meegenomen kan worden.
2
Ad 3 Nederland ondersteunt het standpunt van de Commissie dat de adviezen van de EVA transparant moeten zijn. De adviezen zouden voor een ieder toegankelijk moeten zijn en op internet worden gepubliceerd. Dit zal een breed publiek debat uitlokken en alle betrokkenen geïnformeerd houden. De EVA moet het eerste aanspreekpunt worden voor vragen en problemen op het gebied van voedselveiligheid. Nederland is van mening dat de Commissie, de Raad en het EP advies moeten kunnen vragen aan de EVA. Verder zou de EVA op eigen initiatief advies moeten kunnen geven. Omdat de adviezen van de EVA in Nederlandse optiek tot stand moeten komen in nauwe samenwerking met wetenschappelijke bureaus in de lidstaten dient het advies van de EVA maatgevend te zijn bij de opstelling van voorstellen door de Commissie. Reflectiedocument van het voorzitterschap voor de buitengewone Europese Raad van Lissabon (23/24 maart) Op de agenda van de Interne Markt Raad staat een discussiedocument van het voorzitterschap als input voor de Europese Raad van Lissabon. Er is geen besluitvorming voorzien. Nederland heeft zijn visie over het thema van de Europese Raad in Lissabon uitvoerig neergelegd in een position paper. Deze visie zal in diverse fora, waaronder de Interne Markt Raad, het uitgangspunt vormen voor de Nederlandse inbreng ter voorbereiding van de Top. Nederland streeft tijdens de Top van Lissabon inzake «Werkgelegenheid, Economische Hervormingen en Sociale Samenhang – naar een Europa van Innovatie en Kennis» twee doelstellingen na: 1. Europa moet uitblinken in duurzame economische groei en werkgelegenheid. 2. Europa moet zijn sociale samenhang behouden en versterken. In de Nederlandse notitie worden vier thema’s genoemd waarvoor actie nodig is en concrete punten om het innoverend vermogen te versterken. De actiepunten zijn in twee categorieën onderverdeeld: communautaire maatregelen die op Europees niveau getroffen worden; vergelijking en verbetering van nationale beleidsterreinen die een sleutelrol spelen bij de versterking van het innoverend vermogen (benchmarking). De vier thema’s, waar actie nodig is, zijn de volgende: 1. Onderwijs en menselijk kapitaal. 2. Onderzoek en innovatie. 3. ICT en elektronische infrastructuur. 4. Ondernemersklimaat. In het kader van de Interne Markt Raad zal Nederland aandacht vragen voor het belang van de volgende specifieke actiepunten, als bijdrage aan de Top van Lissabon: Stimulering van ICT-gebruik, o.a. om het concurrentievermogen van bedrijven te verhogen. Verlagen van de drempel voor consumenten voor de toegang tot nieuwe informatietechnologieën. Het scheppen van een eenvoudig en transparant kader waarbinnen de consument voldoende vertrouwen heeft in het gebruik van nieuwe technologieën. Verlaging van de kosten voor startende nieuwe ondernemingen. Vereenvoudigde en verbeterde toegang tot risicokapitaal. Reductie van nationale vestigingseisen.
3
Verbetering van de infrastructuur voor het internet door o.a.: Snellere uitgifte van ethervergunningen. Meer concurrentie op de verbindingen van hoofdnet naar eindgebruikers. Trans-Europese breedband-telecommunicatienetwerken. Bevordering van open standaards voor nieuwe technologieën (b.v. bij digitale televisie) door de Commissie. Vaststelling van beleid en wetgeving voor telecommunicatie. Vaststelling van een juridisch kader voor elektronische handel dat: – ruimte biedt aan de ontplooiing van het elektronisch ondernemerschap; – rekening houdt met een adequaat niveau aan consumentenbescherming; – de overheid in staat stelt waar nodig regulerend op te treden. Een goede balans tussen fundamenteel en toegepast onderzoek, om onderzoek meer in innovatie te laten uitmonden. Daarbij is aandacht nodig voor aansluiting van publiek onderzoek op de vraag naar kennis vanuit het bedrijfsleven (duidelijk knelpunt t.o.v. de VS). Aanname van de verordening voor gemeenschapsoctrooi, daarbij aansluiten bij de wensen van het Europese bedrijfsleven en onderzoeksinstellingen en rekening houden houden met «fair use». Economisch hervormingsproces van Cardiff De Europese Raad van Cardiff heeft in juni 1998 besloten dat de lidstaten jaarlijks rapporteren over hun vorderingen op het gebied van de structurele en economische hervormingen. Met het oog op de totstandkoming van de EMU is het van groot belang dat de lidstaten op dit terrein verdere stappen ondernemen. De lidstaten alsook de Commissie stellen daartoe landenrapporten op over het functioneren van de goederen-, diensten- en kapitaalmarkten. Daarnaast worden themarapporten opgesteld mede op basis van de landenrapporten. De Raad zal zich buigen over de conclusies waarin de belangrijkste resultaten staan van de beoordeling van de hogergenoemde rapporten. De behandeling van deze rapporten vormt het opstapje naar het formuleren van de Globale Economische Richtsnoeren die in de Ecofin Raad worden vastgesteld. In het kader van de Interne Markt Raad worden de rapporten bekeken vanuit het perspectief van de werking van de interne markt. Bij de beoordeling van de rapporten is daarbij vooral gekeken naar de obstakels voor het functioneren van de interne markt; ook wat de toepassing en handhaving van Europese en nationale regels betreft. Nederland is sterk voorstander van deze aanpak, aangezien de behandeling van de landen- en themarapporten een uitgelezen kans biedt om het functioneren van de interne markt en te dien aanzien nog aanwezige nationale belemmeringen op de agenda van de Interne Markt Raad te krijgen door middel van onder meer «peer pressure». De inzet van Nederland bij de beoordeling van deze conclusies is drieledig: De input geschiedt vanuit de optiek van de interne markt voor de Globale Economische Richtsnoeren. De bespreking is richtinggevend voor de discussie in de Interne Markt Raad van 25 mei a.s. over de verdere operationalisering van «target actions» in het kader van de nieuwe strategie van de interne markt. De input is toegespitst op de Top van Lissabon eind maart. Nederland is tevreden met de teneur van de voorliggende conclusies. Deze stroken met het Nederlands economisch beleid. Ze zijn marktconform en er wordt gepleit voor maatregelen die nog bestaande
4
handelsbelemmeringen wegnemen. Tevens wordt gepleit voor het terugdringen van staatssteun. De specifieke onderwerpen van de themarapporten met enkele van de belangrijkste aanbevelingen zijn: Openbare nutsbedrijven, publiek-private partnerschappen. Volledige en correcte toepassing van Richtlijnen voor het openen van de markten voor publieke diensten. Diensten, inclusief financiële diensten, distributie en toerisme. Implementatie van het Actieplan voor Financiële Diensten. Creëren van een wettelijk en administratief kader dat een «enabling environment» vormt voor het bevorderen van de elektronsiche handel. Beleid met directe gevolgen voor burgers: consumentenzaken, markttoezicht en produktveiligheid. Het veiligstellen in alle sectoren van de consumentenbelangen. Eenvoudige en transparante procedures en toegang tot betrouwbare informatie zijn nodig om het vertrouwen van de consument in een goed functionerende interne markt te bewerkstelligen. Informatiemaatschappij, onderzoek & ontwikkeling en innovatie. Het instellen van een helder en transparant juridisch en regelgevend kader voor de ICT-sector. Creëren van effectieve concurrentie in ondersteunende markten (telecommuncatie). Investeren in onderzoek en ontwikkeling. Verbetering van toegang tot risico-kapitaal voor nieuwe bedrijven. Mededingingsbeleid, staatssteun en openbare aanbestedingen. Ontwikkeling van strategie voor algehele vermindering van staatssteun. Modernisering van het EU-regime voor openbare aanbesteding. Juridisch en administratief kader: betere regelgeving en vereenvoudiging van wetgeving. Lidstaten worden opgeroepen een actief beleid te voeren ten aanzien van de vermindering van de administratieve lasten. Verhoging van de kwaliteit van de wetgeving, b.v. door betere toetsing vooraf van de effectiviteit en de effecten. Technische belemmeringen voor handel, standaardisatie en wederzijdse erkenning. Snelle implementatie van Raadsresoluties over standaardisatie en wederzijdse erkenning. Beter wetgeven – Vereenvoudiging regelgeving (SLIM) De Raad zal een oriënterend debat houden over de evaluatie van het SLIM-initiatief («Simpler Legislation for the Internal Markt). De Commissie heeft het SLIM-initiatief geëvalueerd en aanbevelingen gedaan ter verbetering. Zoals bekend heeft Nederland, samen met het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Oostenrijk in twee «non-papers» aangegeven dat SLIM een belangrijk initiatief is met grote potentie, maar dat het verbetering behoeft. Deze verbeteringen betreffen zowel de inhoud (de onderwerpkeuze) als het proces (inbreng van lidstaten, aansturing van de SLIM-teams en een snelle en concrete follow-up van aanbevelingen van SLIM- teams door de Commissie en de Raad). De Commissie laat zien eerlijk en open te hebben geëvalueerd en in de aanbevelingen goed rekening te hebben gehouden met hetgeen door de deelnemers aan de SLIM-projecten en de lidstaten is ingebracht ten behoeve van deze evaluatie. Ten aanzien van de organisatorische inbedding van SLIM zijn de volgende aanbevelingen gedaan:
5
De IMAC (Internal Market Advisory Council) zal een subgroep krijgen die praat over SLIM en andere zaken met betrekking tot verbetering van de regelgeving. Dit is belangrijk voor zowel de verbetering van SLIM, als voor de wens van onder andere Nederland dat er bij de Commissie een duidelijk coördinatiepunt komt te liggen dat zich hiermee bezighoudt. Door het instellen van zo’n groep onder de IMAC, lijkt ook DG Interne Markt binnen de Commissie nadrukkelijker deze rol te kunnen gaan vervullen. De Commissie stelt ook dat zij coherentie en synergie tussen haar verschillende «better regulation»-initiatieven dient te ontwikkelen, om een effectief en doorlopend programma van vereenvoudiging te bewerkstelligen. Dit is de eerste keer dat de Commissie dit zo duidelijk stelt. Aanvullend hieraan zijn de voorstellen van de Commissie om lidstaten regelmatig aan IMAC en de Interne Markt Raad te doen rapporteren over hun nationale vereenvoudigingsprogramma’s een duidelijke indicatie dat ook de Commissie vindt dat deze Raad bij uitstek het forum is om te werken aan betere regelgeving. Ten aanzien van het werk van de SLIM-teams beveelt de evaluatie aan: De Commissie zal een gids produceren met daarin duidelijk de doelstellingen en manier van werken in SLIM-kader ten behoeve van de SLIM-teamleden. Een duidelijke startnotitie met daarin een heldere probleemstelling en oplossingsrichtingen en mandaat zal ten grondslag moeten gaan liggen aan alle SLIM-projecten. Het projectmatig karakter en de kwaliteit van SLIM-teamleden en SLIM-voorzitter zal versterkt worden, waarbij eventueel ook onafhankelijke experts aan de teams kunnen worden toegevoegd. De transparantie van het werk in SLIM-teams zal vergroot gaan worden d.m.v. snelle tussentijdse rapportages. Ten aanzien van de follow-up van de SLIM-rapporten: De Commissie gaat zichzelf ten doel stellen binnen 6 maanden na het uitkomen van het SLIM-rapport met implementatievoorstellen te komen. De Raad en het Europees Parlement worden opgeroepen mechanismen te ontwikkelen om ook vereenvoudigingsvoorstellen snel aan te nemen. «E-Europa: Een Informatiemaatschappij voor Iedereen». Mededeling over het initiatief van de Commissie voor de Europese Raad van Lissabon Tijdens de Interne Markt Raad zal een eerste bespreking plaatsvinden van het Commissie-initiatief «E-Europa: een Informatiemaatschappij voor Iedereen». Dit initiatief zal worden voorgelegd aan de Europese Raad van Lissabon van 23–24 maart. De mededeling omvat een overzichtelijk actieplan van activiteiten en initiatieven ter inbedding van informatietechnologie en gerelateerde vaardigheden in de Europese samenleving. Het initiatief identificeert een drietal hoofddoelstellingen: Verbeterde toegang tot netwerken voor burgers, scholen en bedrijven. Stimuleren van informatietechnologie-vaardigheden en ondernemerscultuur voor elektronisch ondernemerschap. Het voorkomen van sociale uitsluiting («digital divide») door extra aandacht voor bepaalde bevolkingsgroepen (b.v. gehandicapten). Ter verwezenlijking van de drie hoofddoelstellingen voorziet het actieplan in tien prioritaire acties. Per actie stelt de Commissie duidelijke en kwantificeerbare doelstellingen die binnen een bepaalde termijn (variërend van 2000 tot 2004) gerealiseerd dienen te worden. Het merendeel van de acties wordt op nationaal niveau gerealiseerd. Op een
6
beperkt aantal terreinen zijn, vanwege de Europese dimensie, acties op Europees niveau vereist. De tien prioritaire acties zijn: de Europese jeugd, voornamelijk via onderwijs, het digitale tijdperk binnenbrengen; goedkoper toegang tot het Internet; versnellen van de ontwikkeling de elektronische handel; snel Internet voor onderzoekers en studenten; smart cards voor veilige elektronische toegang; risicokapitaal voor hoogwaardig technologisch MKB; volwaardige deelname van gehandicapten aan de informatiemaatschappij; gezondheidszorg en internet; intelligent transport (computervolgsystemen en zwaluwstaarten van vraag en aanbod van vracht); overheidsinformatie en -diensten ook beschikbaar via computer. Auteursrecht Aan de Raad ligt voor de stand van zaken omtrent het richtlijnvoorstel harmonisatie van bepaalde aspecten van auteursrecht en aanverwante rechten in de informatiemaatschappij. Het voorzitterschap streeft naar goedkeuring van het gemeenschappelijk standpunt op de Interne Markt Raad van 25 mei a.s. en niet tijdens deze Raad. Het richtlijnvoorstel beoogt toetreding van de lidstaten en de EG tot de WIPO-verdragen van december 1996 (WIPO = World Intellectual Property Organization), die de toepassing betreffen van het auteursrecht in de digitale omgeving (Internet, CD-ROM, CD’s en DVD). Het voorziet in: harmonisatie van de rechten van rechthebbenden (auteurs, CD- en filmproducenten, uitgevers, artiesten en omroeporganisaties); regeling van de bevoegdheden van de lidstaten om beperkingen op de rechten te maken vanuit oogpunt van behartiging van algemene belangen, zoals ondermeer van bibliotheken, onderwijsinstellingen, vrije pers, mededinging, consumentenbescherming; bescherming tegen het kraken van technische beveiligingen (encryptie, passwords). Nederland staat kritisch tegenover steeds verder uitdijende rechten van rechthebbenden. Het voorstel besteedt onvoldoende aandacht aan de belangen van gebruikers en kent aan de rechthebbenden veel bevoegdheden toe als het gaat om gebruik van creatief materiaal in de informatiemaatschappij. Ook de Tweede Kamer staat kritisch tegenover deze ontwikkeling. De Kamer is verschillende malen op de hoogte gebracht van de standpunten van de regering. Binnenkort zal er een Algemeen Overleg zijn waarin door de minister van Justitie op dit onderwerp zal worden ingegaan (de exacte datum was bij het schrijven van deze geannoteerde agenda nog niet bekend). Gedurende de loop van de onderhandelingen is begrip en ook steun gevonden voor het Nederlandse standpunt. Het zal echter van de onderhandelingen afhangen in hoeverre Nederland met het resultaat uiteindelijk zal kunnen instemmen. De verschillen tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie zijn op verschillende punten groot. Op de onderliggende punten zal vermoedelijk tijdens de IMR van 25 mei a.s. besluitvorming op politiek niveau nodig zijn. Het gaat om: de aansprakelijkheid van internet providers en producenten van kopieerapparatuur voor technische kopieën die bedoeld zijn ter facilitering van het internet en voor het functioneren van apparatuur;
7
al of niet de plicht om voor bepaalde vormen van vrijgesteld gebruik toch een tegemoetkoming («fair compensation») toe te kennen, en zo ja, welke vorm die moet aannemen; mogelijkheid voor consumenten om digitaal materiaal te kopiëren voor privé-gebruik; de toekomstige vrijheid voor lidstaten om auteursrechtbeleid te maken, zelfs als dat de interne markt niet raakt; de omvang van de bescherming tegen «kraken» van technische beveiliging en de relatie tot de beperkingen op het auteursrecht; Volgrecht De Raad wordt wederom gevraagd een politiek akkoord vast te stellen over het richtlijnvoorstel betreffende het volgrecht ten behoeve van de auteur van een oorspronkelijk kunstwerk. Besluitvorming geschiedt met gekwalificeerde meerderheid in codecisie met het Europees Parlement. Met het nu voorliggende compromisvoorstel wordt tegemoet gekomen aan de bezwaren van ondermeer het Verenigd Koninkrijk en Nederland. In Raadskader zijn de lidstaten elkaar zeer dicht genaderd. Een akkoord lijkt haalbaar voor de Interne Markt Raad, waardoor dit voorstel alsnog als A-punt op de agenda zou komen. Nederland heeft zich tot voor kort altijd verzet tegen deze richtlijn, omdat in landen waar geen volgrecht bestaat een nieuwe infrastructuur moet worden opgezet om het volgrecht te innen en toe te kennen en om het volgrecht in de praktijk te handhaven. Dit betekent het oprichten van een nieuwe collectieve beheersorganisatie, daar waar thans reeds bezwaren bestaan tegen een zich voortdurend uitdijende reikwijdte van de intellectuele eigendomsrechten. Wat nu echter voorligt, is gezien het Brusselse krachtenveld het maximaal haalbare. Tot op heden waren 4 van de 15 lidstaten niet akkoord met het voorliggende voorstel, waaronder Nederland. Nederland is er in Brussel echter in geslaagd de ondergrens voor de toepassing van het volgrecht te verdubbelen van 2000 euro naar 4000 euro. Ook is mede op verzoek van Nederland de implementatietermijn van 4 naar 5 jaar verlengd. De introductie van de mogelijkheid van een derogatieclausule van waarschijnlijk 10 jaar op de toepassing van het volgrecht op kunstwerken van overleden auteurs heeft het Verenigd Koninkrijk overstag doen gaan; met andere woorden, door deze derogatie kan een land kiezen om het volgrecht vooralsnog alleen van toepassing te verklaren op werken van levende auteurs. Andere punten waarover overeenstemming bestaat: De totale opbrengst van de royalty mag een bedrag van 12 500 euro niet overschrijden (de richtlijn hanteert percentages afhankelijk van de verkoopprijs; hier wordt nu een maximum opgezet). De Unie verplicht zich zo snel mogelijk onderhandelingen aan te gaan met derde landen over de uniforme toepassing van het volgrecht. Er komt een herzieningsclausule, waardoor lidstaten de mogelijkheid krijgen te evalueren wat het effect van deze richtlijn is op de concurrentiepositie van de Unie in dit kader. Een verdere aanpassing van het oorspronkelijke voorstel zit er niet in, gezien de posities van de lidstaten die reeds het volgrecht kennen (elf van de vijftien lidstaten) en de Commissie. Nederland zal zich bij het huidige compromis aansluiten en verdere besluitvorming niet in de weg staan.
8
Dertiende Richtlijn inzake Vennootschapsrecht De dertiende richtlijn inzake het vennootschapsrecht, ook wel bekend als de 13e Richtlijn Overnamebiedingen, zal aan de orde komen. Het is nog niet duidelijk of het voorzitterschap tot besluitvorming zal overgaan (i.c. gekwalificeerde meerderheid in codecisie met het Europees Parlement). Op 21 juni 1999 is de Raad inhoudelijk akkoord gegaan met de 13e Richtlijn Overnamebiedingen. Over een passage met betrekking tot Gibraltar kon echter noch tijdens de Raad, noch tijdens daarop volgende Coreper-vergaderingen tot overeenstemming worden gekomen. De richtlijn is om die reden opnieuw geagendeerd. Deze richtlijn introduceert een verplicht bod op aandelen als bescherming van minderheidsaandeelhouders. Dit verplichte bod houdt in dat een aandeelhouder na het verkrijgen van de controlerende zeggenschap in een onderneming wordt verplicht om de overige aandeelhouders door middel van een bod op hun aandelen uit te kopen. Verder heeft de richtlijn ten doel om tot harmonisatie van vennootschapsrechtelijke regelgeving op het terrein van internationale overnames te komen. De passage met betrekking tot Gibraltar betreft zoals bekend een kwestie tussen het VK en Spanje. Deze kwestie speelt in meerdere Europese dossiers een rol en valt buiten het terrein van de Interne Markt Raad. De inhoud van de passage zal voor Nederland minder relevant zijn. Het is echter wel van belang dat spoedig tot een oplossing wordt gekomen. Ten behoeve van de duidelijkheid voor alle betrokkenen moet voorkomen worden dat de richtlijn in dit finale stadium blijft hangen. Voorstel voor een Richtlijn inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtenjam of confituur, gelei en marmelade, alsmede kastanjepasta Tijdens de Interne Markt Raad zal het voorzitterschap een politiek akkoord proberen te bereiken over de Verticale Levensmiddelenrichtlijn inzake Jam. Deze richtlijn maakt deel uit van een pakket van vijf verticale levensmiddelenrichtlijnen. Na langdurige onderhandelingen in Raadskader is het punt ten aanzien van de benaming van halffabrikaten overgebleven. Voor het Verenigd Koninkrijk is het van belang dat ook halffabrikaten de traditionele benaming Jam mogen dragen. Nederland heeft er alleen belang bij dat uit die halffabrikaten vervaardigde produkten Jam mogen heten. Een voorbeeld is «jamcake» dat de naam jam in zich draagt, hoewel het halffabrikaat dat volgens de richtlijn niet zou mogen. Gewijzigd voorstel voor een Verordening betreffende gemeenschapsmodellen De Interne Markt Raad zal de stand van zaken bespreken over de Concept-verordening Gemeenschapsmodellen. Er is geen besluitvorming voorzien. Dit agendapunt is op verzoek van Spanje op de agenda gezet. De Europese Commissie heeft in juni 1999 een gewijzigd voorstel voor een Verordening inzake het Gemeenschapsmodel ingediend bij de Raad en het Europees Parlement, nadat een eerder voorstel uit 1993 tijdelijk in de ijskast was gezet. Met dit voorstel wordt beoogd een recht op een tekening of model te creëren, dat uniform voor de gehele Unie wordt verleend. Het tekeningenof modellenrecht is een onderdeel van de industriële eigendom en heeft betrekking op de bescherming van de nieuwe vormgeving van industriële producten (variërend van koffiezetapparaten tot de print van behangpa-
9
pier). Tot nu toe wordt het recht alleen nationaal toegekend door de lidstaten. Als de Verordening eenmaal is vastgesteld zal deze worden uitgevoerd door het Bureau voor Harmonisatie in de Interne Markt (BHIM; merken, tekeningen of modellen) gevestigd in Alicante, Spanje. Dit verklaart waarom Spanje heeft gevraagd de voortgang van dit dossier te agenderen. Spanje wil het takenpakket van de BHIM uitbreiden, dat nu alleen de Verordening inzake het Gemeenschapsmerk uitvoert.
10