Samenvoeging aantekeningen colleges. (Incl. Ppt.) (niet gecontroleerd) Persoonlijkheidspsychologie
college 2
30-10-2012
Soorten gegevens S-data: zelfrapportering O-data: observatiegegevens T-data: testgegevens L-data: levensgegevens
S-data • Interview • Vragenlijst meest gebruikte methode Voordelen: - Bepaalde info niet toegankelijk voor derden. Jij bent de enige die dat kan zien. - Interview: grondige kijk. Doorvragen op onderwerpen - Vragenlijst: weinig tijdsintensief/grote steekproeven. Soorten • Interview • Autobiografie • TST (20 statement test): Ik ben…….. o Vooral interessant voor meten van centrale aspecten van iemands identiteit (en gebruikt in bijv. crosscultureel onderzoek) o Belang van volgorde van antwoorden. Maar: Objectieve coderingsschemas nodig om gegevens vergelijkbaar te maken voor personen. Je moet dus alsnog structuur er in zien te krijgen om personen te vergelijken. Voordeel is wel dat je heel veel informatie hebt en dus gedetailleerde info. Gestructureerd: • Zelfrapporteringsvragenlijst o Niet zo vaak gebruikt bijv. checkist met adjitieven. • Zelfrapporteringsvragenlijst op basis van adjectieven o Adjectieven worden aan persoon voorgelegd en gevraags om aan te geven welke mate dit henzelf beschrijft (van 1 tot 7 helemaal niet/ helemaal wel) op meerdere items (die hetzelfde beogen te meten) worden opgeteld of het gemiddelde wordt berekend Meer genuanceerd! Je kunt een eigenschap “een beetje” hebben! •
zelfrapporteringsvragenlijst op basis van korte statements vb. dromerigheid 1 = past helemaal niet bij me 5= pas goed bij me
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
-
Verschillende items die zelfde construct meten Items meestal kort en kernachtig Antwoorden op bepaalde items moeten gespiegeld worden
→ bestaat in vele vormen - klassieke persoonlijkheidsvragenlijst - gecontextualizeerde vragenlijst: vraagt naar gedrag/gedachten/gevoelens in verschillende contexten - voor meerdere metingen: bv. Experience Sampling onderzoek, dagboekonderzoek afname in dagelijkse leven: Hoe voel ik me op dit moment?” korte-termijn fluctuaties Nadelen: - Afhankelijk van motivatie (beloning/betrouwbaar ingevuld?) - Afhankelijk van capaciteit (moeilijke woorden?) - Alexithymie = moeite met beschrijven en identificeren van eigen gevoelens. - Gebrek aan zelfkennis - Gevoelig voor (opzettelijke en onopzettelijke) vervormingen : BIAS Beter voordoen - Sociale wenselijkheid, zelfpresentatie (bij bijv. beroepstesten. Vormen naar goede eigenschap) - Geheugenbiassen (positief persoon: zal positieve bias hebben,overschatten. Depressief persoon: zal negatieve bias hebben, onderschatten)
O-data Ipv aan persoon zelf, vraagt men anderen om over iemand te rapporteren aan de hand van zelfde technieken als S-data - mensen maken continu beoordelingen van anderen! VOORDELEN: - sommige biassen minder aanwezig, bv. zelfrepresentatie - toegang tot andere info, bv. indruk op anderen, Hoe komt een persoon op anderen over? - meerdere observatoren: interbeoordelaarsbetrouwbaarheid wegwerken van idiosyncratische elementen. Wie obesrveert? - Professionele observatoren o In lab (gecontroleerde aanpak) of naturalistisch (Ecologische validiteit) setting: bijv. conflicthantering in het gezin. Je kan mensen beter in hun eigen omgeving observeren. = ecologisch valide - Kennissen van target (ouders,leraren,vrienden) o Kennis van target en toegang tot bepaalde info/gedrag o Context-afhankelijkheid van persoonlijkheid MAAR introduceren van bias (bv. hostiele attributie)
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
- Agressieve mensen “zien” meer agressie bij anderen. Mensen die zelf agressief overkomen zullen andere mensen ook negatiever beoordelen.
T-data Gestandaardiseerde tests: personen worden in gestandaardiseerde omstandigheden geplaatst en hun reactie op bepaalde stimuli worden gemeten Gedrag/antwoord als indicatie van persoonlijkheid Verschillende bronnen: 1. Experimentele methodes 2. Impliciete tests 3. Mechanische registratieapparatuur 4. Fysiologische data 5. Projectieve technieken Experimentele methodes 1. Experimentele methodes Bv. Wisselwerking S-data met T-data (in boek: invloed dominantie op leiderschap) - Afnemen vragenlijst dominantie in groep en deelnemers selecteren - Uitvoeren van gezamenlijke taak per twee: leider toewijzen (% dominante persoon als leider) - 4 condities
Objectievere metingen door uitschakelen storende factoren: Causaliteit NADELEN: experimentele methodes • risico voor faken: creëren van impressie • Ecologische validiteit: voorgestructureerd gedrag vs. alledaags gedrag? • Belang van manipulatiecheck bij experimenten o Manipuleer ik wat ik wil manipuleren • Invloed van proefleider randomiseren van proefleiders Bijvoorbeeld autoritair gedrag van proefleider. 2. Impliciete tests Bv. de I(mplicit) A(ssociation) T(est): - Ontwikkeld in de jaren 90 door Greenwald et al. - Reden: Meting van attitudes (bv. houding t.o.v. bepaalde andere groepen, racisme) vaak beïnvloed door sociale wenselijkheid, zelfrepresentatie, etc. - Ontwikkelen van meting die deze bewuste zelfrepresentatie kan omzeilen: de IAT Idee: de opvattingen over onszelf en anderen zijn opgeslagen in associatieve netwerken tussen verschillende concepten in geheugen (activatie!)
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Als mensen een negatieve bias tegenover een buitenlander hebben zouden die dichter bij elkaar moeten zitten in het associatieve netwerk. (vooroordeel)
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Meten van associaties tussen concepten (reactietijd!) bv. racisme, attitudes t.o.v. ouderen, politieke voorkeuren, vrouwen/mannen, etc… • Op een manier waarbij zelfrepresentatie omzeild wordt ⇒ correleert slechts matig met expliciete meting • Veel succes, veel onderzoek • MAAR ook veel kritiek o Kan gefaket worden, sommige mensen hebben het door. o Wordt beïnvloed door allerlei factoren: bv. familiariteit, andere concepten in associatief netwerk? 3. Mechanische registratie-apparatuur • Bv. Actometer Wordt o.a. gebruikt om temperament te meten bij kinderen. Apparaat registreert alle bewegingen die een persoon op een dag of meerdere dagen maakt. Actometer - Belang van herhaalde metingen: gemiddelde over dagen - Onderzoek bij jongere kinderen naar activiteitsniveau (temperaments dimensie) - Sterke correspondentie met mening van observatoren/leerkrachtigen. Kwam goed overeen met observatoren. - Correspondentie met andere persoonlijkskenmerken door observatoren (assertiviteit, vitaliteit, fysiek agressief, …). Zei dus ook iets over andere kenmerken. Vrij van subjectieve bias (objectieve meting) en kan in naturalistische setting (kan gedragen worden in dagelijkse omgeving) MAAR: Is maar voor een bepaald aantal persoonlijkheidstrekken te gebruiken.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
4. Fysiologische data: autonome zenuwstelsel (reguleert onbewust-plaatsvindende functies). Verschil maken tussen sympatische en parasympatische gesteldheid. Bv. Eyeblink startle reflex Bij schrikken: knipperen met ogen en plots inademen (treedt sneller/heviger op in staat van angst) Verschil tussen psychopaten en controle in confrontatie met angstaanjagende foto’s Psychopathen hebben dus een onderdrukte angstreflex.
angstniveau bij angstaanjagende foto’s lager bij psychopathen. 5. Projectieve technieken - Confrontatie met ambigue stimulus en beschrijven wat je ziet ‘projecteren’ van eigen structuur, innerlijke kenmerken en conflicten op stimulus Rorschach-test • Inhoud van antwoorden • Omgang met materiaal Niet steeds accurate meting van diverse concrete persoonlijkheidstrekken, wel van persoonlijkheidsstructuur, realiteitstoetsing en innerlijke leefwereld. Score over verschillende persoonlijkheidstrekken heen.
L-data Gegevens over het leven van individuen o.b.v. hun activiteiten die toegankelijk zijn voor publiek - Bv. opleiding, werk, burgerlijke stand, ongevallen, internetgebruik - Vaak worden S- en O- data gebruikt om deze te voorspellen - Bv. Welke persoonlijkheidskenmerken (S-data) hangen samen met welke beroepskeuzes (L-data)? - Bv. Hangen frequente woede-aanvallen in kindertijd (O-data) samen met negatieve uitkomsten (L-data) in volwassen leven, zoals echtscheiding? rijke, objectieve, levensechte data MAAR persoonlijkheid slechts 1 verklarende factor (maatschappelijke mogelijkheden, kansen,..) Als je in NL opgroeit krijg je veel meer kansen dan in afrika. Dan kan je nog best een goed maatschappelijke persoonlijkheid hebben. -
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
•
Belang van convergentie tussen soorten data. Overeenkomende gegevens tussen O-data,Sdata etc. • Convergentie laag tot gemiddeld, afhankelijk van trek. Samenhang is afhankelijk van persoonlijkheidstrek. • Lage convergentie: o Bronnen vatten andere fenomenen/contexten o Bepaalde bron heeft meetfout. Heeft ook te maken met de bias die personen hebben. • Aanpak: o Aggregeren: wegmiddelen van specificiteit van bron. Gemiddelde nemen van persoonlijkheidstrek op basis van gegevens. o Kijken naar aparte bronnen en discrepantie. Waarom blijkt bij de ene soort gegevens dit en de andere dat? Bv. conflict in het gezin. Jongeren met type persoonlijkheid ,vaak narcistisch. Rapporteren vaak dat er conflicten zijn tègen hun. Bij andere personen blijkt dat de conflicten wel mee vallen en zeker niet oneerlijk. Belang van replicatie (‘triangulation’) over verschillende bronnen.
Evaluatie en kwaliteit • • •
Betrouwbaarheid Validiteit Generaliseerbaarheid
Betrouwbaarheid
• • •
Bepalen van de gevoeligheid van het betrokken meetinstrument voor onbedoelde fluctuaties of variaties van de meetresultaten (= meetfouten) bij dezelfde proefpersonen over tijd o test-hertest betrouwbaarheid tussen items van een zelfde test o interne consistentie tussen onafhankelijke beoordelaars o interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
a. Test-hertest betrouwbaarheid = Correlatie tussen afname van test op T1 en afname van zelfde test op T2 Als hoog: individuele verschillen T1 komen overeen met individuele verschillen op T2: test meet of individuele verschillen consistent zijn doorheen tijd (dus of individuen ongeveer dezelfde score halen op beide momenten) Als laag: individuele verschillen veranderen over tijd MAAR: kan ook indicatie zijn dat mensen substantieel veranderen…
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
b. Interne consistentie = mate waarin items (“vragen”) van die hetzelfde beogen te meten onderling correleren → geeft aan in hoeverre individuele verschillen op verschillende items met elkaar samenhangen → als items zelfde meten, zouden correlaties hoog moeten zijn Bv. items ‘dromerigheid’ op slide 8 Wordt meestal uitgedrukt met Cronbach’s alpha (tussen 0 en 1) c. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid = mate van overeenkomst tussen observatoren in beoordeling van bepaalde eigenschappen Twee objectieve beoordelaars Ouders en leerkrachten rapporteren bv. over persoonlijkheid kind MAAR gevaar van antwoordtendensen (S-data!) = Mensen antwoorden op vragen/items los van inhoud Instemming (‘acquiescence’) omgekeerd coderen van items. Extreem antwoorden Sociale wenselijkheid (=maken van goede indruk) Opgewekt 1 2 3 4 5 6 7 helemaal helemaal niet wel
Hoe omgaan met sociale wenselijkheid? (a) Elimineren, want verstoort testscores - Meten met vragenlijst (bv. Crowne/Marlowe scale) en statistisch verwijderen/controleren - Vragenlijsten maken die minder gevoelig zijn - Forced-choice tussen twee ‘neutrale’ items: maken van inhoudelijke keuze. Je laat mensen kiezen. Bv. “Heb je liever werk dat concentratie vereist of werk waarvoor je veel moet reizen?” (conscientieusheid/zorgvuldigheid vs. openheid) (b) Valide want onderdeel van persoonlijkheid. Sociale wenselijkheid zegt aan de andere kant ook iets over je persoonlijkheid. - Sociale wenselijkheid = trek - ‘Mentale gezondheid = hebben van positieve blik op jezelf en wereld’ (i.t.t. depressogene ingesteldheid) Dus elimineren van sociale wenselijkheid kan persoonlijkheid vertekenen.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Validiteit = de mate waarin een test meet wat het bedoelt te meten “Hoe goed meet de test wat het wil meten” niet eenvoudig na te gaan, omdat te meten trek vaak niet (objectief) observeerbaar is.
DUS… zonder betrouwbaarheid geen validiteit! MAAR… test kan hoog betrouwbaar zijn, maar niet valide! Bv. een vragenlijst om angststoornissen te meten die met veel items over angst in uitzonderlijke of extreem bedreigende situaties, is mogelijk zeer betrouwbaar maar levert niet de nodige informatie op om angststoornissen te detecteren. Bijvoorbeeld aan een Nederlander vragen of hij angstig zou zijn bij orkanen. Verschillende soorten validiteit: a. Gezichtsvaliditeit b. Inhoudsvaliditeit c. Predictieve validiteit d. Convergente validiteit e. Discriminante validiteit f. Construct validiteit
a. Gezichtsvaliditeit (face validity) = meet de test, op het eerste gezicht, wat het bedoelt te meten? Als je de items bekijkt, lijkt de test zinvol? Zijn de items duidelijk/ transparant? = belangrijke eerste evaluatie b. Inhoudsvaliditeit (content validity) = komen de essentiële elementen van een bepaald verschijnsel aan bod in de test? bv. schaal over depressieve symptomen waarin geen aandacht wordt besteed aan slaapproblemen, vertoont gebrekkige inhoudsvaliditeit afweging tussen breedte of omvang van de schaal (“bandwidth”) en interne consistentie: zoeken naar evenwicht! c. Predictieve validiteit (of criteriumvaliditeit) Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
= kan de test een extern criterium voorspellen? Heb je er wat aan om … te voorspellen? bv. lijst voor conscientieusheid/zorgvuldigheid: voorspellen van tijdig aanwezig zijn in colleges? Hangt de zorgvuligheid samen met tijdig aanwezig op college? d. Convergente validiteit (of soortgenootvaliditeit) = correleert de test met andere tests van dezelfde eigenschap? Jouw vragenlijst moet wel correleren met de andere vragenlijst. bv. twee agressievragenlijsten: r tussen tests of over verschillende soorten data: actometer met observatie. Bij de actometer vallen die gegevens goed samen. e. Discriminante validiteit = meet de test niet wat het niet zou moeten meten? → zorgen dat test niet iets anders meet bv. levenstevredenheid en sociale wenselijkheid: correlatie tussen tests nagaan f.
Constructvaliditeit (meest omvattende vorm) = meet de test het theoretische construct dat het bedoelt te meten? onderliggende trekken zijn niet zichtbaar: is de test een goede meting van het onderliggende theoretische contruct? omvat dus vorige vormen van validiteit bv. extraversie, intelligentie: niet zichtbaar. Als we een test hebben, is de test in staat tot theoretische voorspellingen? Correleert de test (niet) met andere tests? Etc.
Generaliseerbaarheid = de mate waarin meting valide blijft in diverse contexten •
Over verschillende groepen van mensen o Mannen vs. Vrouwen o Jongeren vs. Ouderen o Verschillende culturen • Over verschillende condities/situaties bv. Behoudt meting predictieve validiteit naar gedrag toe in verschillende settings o Dominantie: thuis en op het werk? o Zorgvuldigheid/Conscientieusheid: klas en thuis?
Onderzoeksdesigns Experimentele methode Nagaan van causaliteit: nagaan hoe variabele andere beïnvloedt Noodzakelijke voorwaarden: 1. Manipulatie van onafhankelijke variabele
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
2. Condities moeten gelijk/equivalent zijn op gemanipuleerde variabele na Random toewijzen aan conditie om invloed van externe variabelen tegen te gaan within-participant design (= iedereen door beide condities) met Counterbalancing (= de ene helft de ene conditie eerst, de andere helft de andere conditie eerst) om orde-effecten tegen te gaan Bv. Invloed van medicatie en placebo op leren. Doelstelling: nagaan of condities significant verschillen Bv. Presteren mensen significant beter met medicatie als met placebo? Welke info nodig? Steekproefgrootte Gemiddelde score binnen conditie Standaarddeviatie of –afwijking (variabiliteit binnen conditie) t-test p-waarde t-test: formule op basis van vorige grootheden om verschil tussen twee gemiddeldes (bv. experimentele vs. controleconditie) te berekenen Bij elke t-waarde hoort een p-waarde die aangeeft of verschil ‘significant’ is Moet nulhypothese (geen verschil) verworpen worden? Is verschil groot genoeg zodat het waarschijnlijk niet aan toeval te wijten is? ‘Grens’ is p < .05: duidt aan dat kans dat gevonden verschil enkel te wijten is aan toeval 1 op 20 is Sterk significant: <.01 of <.001
Correlationele methode = nagaan van samenhang tussen twee variabelen (kijkt naar natuurlijke variatie in variabelen) Ecologisch valide maar geen causaliteit Grondlegger van wetenschappelijke formulering hiervan is Karl Pearson Vandaar “Pearson correlatie” Correlatie: 1. Richting van het verband 2. Sterkte van het verband
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Voorbeeld nulcorrelatie
Voorbeeld positieve correlatie
Voorbeeld negatieve correlatie
2. STERKTE van verband Interpretatie van de grootte van een correlatie: wat is sterk en wat is zwak? 1. Vuistregels Cohen (1988) - |r| < .10 : triviaal - .10 < |r| < .30 : klein verband - .30 < |r| < .50 : medium verband
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
- .50 < |r| : sterk verband 2. Verklaarde variantie r2 x 100 = % verklaarde variantie DUS: r = .50 → 25% van verschillen in ene variabele is “te verschillen in de andere variabele 3. Statistische significantie (verschilt correlatie van 0-correlatie?)
verklaren” aan de hand van
Gevalstudie (Case study) = bestuderen van leven van één persoon (cf. L-data) - Iemands persoonlijkheid doorgronden - Nagaan hoe goed algemene theorieën in staat zijn om specifieke levenslopen te begrijpen - Doorgronden van unieke individuen - Begrijpen van zeldzame ‘fenomenen’ Verschillende methodes: - Coderen van brieven, persoonlijke teksten - Interview - Videodagboek Erg rijke data om bv. hypotheses te genereren MAAR geen generalisatie mogelijk Samenvatting Welke bronnen gaan we gebruiken? (S-, O-, T-, of L-data) Indien mogelijk, combinatie Wat is de kwaliteit van onze bronnen? (betrouwbaarheid, validiteit, generaliseerbaarheid) In welk design gaan we metingen/bronnen gebruiken? (correlationeel, experiment, gevalsstudie) Afhankelijk van doel van de studie en onderzoek!
Voorbeeld tentamenvraag Een vragenlijst die ADHD beoogt te detecteren, maar een van de hoofdkenmerken (hyperactiviteit) niet meet, heeft een gebrekkige… A. Betrouwbaarheid B. Convergente validiteit C. Inhoudsvaliditeit (content validity) D. Gezichtsvaliditeit (face validity)
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Persoonlijkheidspsychologie Persoonlijkheidstrekken -
College 3
05-11-2012
Wat zijn trekken? Hoe bepalen we welke de belangrijkste zijn? drie benaderingen Welke trekken werden/worden belangrijk gevonden? 4 belangrijke taxonomieën
Wat zijn trekken? 1. Interne causale eigenschap 2. Louter iets wat je gedrag beschrijft. Dus een soort samenvatting van je gedrag over situaties heen. 1. Trekken zijn interne verlangens en noden. Je draagt ze met je mee en sturen je gedrag. Die trek behoud je en ligt vast in je hoofd. Iemands trekken kunnen diens gedrag verklaren. Iemand die zich vriendelijk gedraagt heeft de persoonlijkheidstrek: vriendelijkheid. Een persoonlijkheidstrek stuurt dus je gedrag. Je gedraagt je op een manier omdat je een bepaalde persoonlijkheidstrek hebt. Een trek kan aanwezig zijn, ook al is het overeenkomstig gedrag er niet. Dus de persoonlijkheidstrek uit zich niet altijd. Iemand die extravert is kan ook soms rustig zijn. Je hebt de eigenschap dan wel alleen is hij niet zichtbaar. 2. Trek is beschrijvend van je gedrag Een trek is hier een verzameling van gedragingen Gedrag =persoonlijkheid. Gedrag wil nog niet zeggen dat iemand altijd zo is. Dus: geen aannames over de oorzaak van gedragingen. Bijvoorbeeld: De act frequentie benadering (boek!) Gemiddeld over de situaties heen gedraag je je naar de trek. De act frequentie benadering Trekken verwijzen naar verzameling van gedragingen Iemand bezit een trek als hij daaronder vallende gedragingen vertoont. Hoe gaat men te werk? Act nominatie: Welke gedragingen horen er bij welke persoonlijkheidstrek? Specifieke gedragingen die onder een persoonlijkheidstrek zouden kunnen vallen. De onderzoekers geven dat aan. Hele brede set aan gedragingen. Prototypicaliteitsbeoordelingen: Wat zijn de belangrijkste gedragingen. Wat is heeft typerend voor iemand die bijvoorbeeld extravert is. Je heel aanwezig gedragen is heel prototypisch voor die trek. Wat zijn de belangrijkste gedragingen uit de act nominatie?
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Bepalen welke gedragingen mensen concreet vertonen: Zelfrapportage, observaties S-data en O-data zijn daar het meest bruikbaar voor. (zie bronnen hst 2) Kritieken op de act frequentie benadering -Gedragingen kunnen naar verschillende trekken verwijzen Dat de leraar wil dat wij opletten kan veel oorzaken hebben. Er kunnen heel veel persoonljikheidstrekken achter zitten. - Niet vertonen van gedrag soms ook informatief. - Niet alle relevant gedrag kan worden geobserveerd. Hoe dapper of hoe moedig je bent komt alleen voor in extreme situaties. -Deze benadering is A-theoretisch. Waarom zijn deze verschillen er? Welke trekken zijn het belangrijkst? Je levert geen directe bijdrage aan de theorievorming. Verdiensten en verwezenlijkingen -Duidelijk welke gedragingen bij welke persoonlijkheidtrekken horen. -Betekenis van moeilijk te bestuderen trekken (impulsiviteit,creativiteit,…) -Cross-culturele verschillen in de verschijningsvorm van trekken. In Amerika geven mensen al snel een knuffel aan iemand. Daar betekend dat niet dat je extravert bent. In België ben je dan wel heel extravert. Een Belg vertoont ander gedrag bij extraversie dan een Amerikaan. -Bracht reeks fenomenen aan het licht. Gedragingen die samen gaan met andere gedragingen. Bijvoorbeeld mensen die snel en makkelijk beslissen zijn ook mensen die snel zeggen wat ze denken. Deze kenmerken gaan vaak samen. Welke trekken zijn nu echt belangrijk? Drie benaderingen 1. Lexicale benadering (Allport) Basisveronderstelling - Trektermen zijn belangrijk om met elkaar te communiceren - Daarom worden belangrijke trekken in taal weergeven (in adjectieven) Criteria voor belangrijkheid Synoniemfrequentie o Hoe belangrijker een trek, hoe meer synoniemen. Voor dominant heb je bijvoorbeeld ook autoritair, bazig en bevelend. Voor andere zaken heb je dat niet (bijv. nihilistisch) Hoe belangrijker de trek is voor een taal/land/cultuur. Hoe meer synoniemen je er voor hebt. (nihilistisch= er is geen betekenis voor het leven. Alleen het hier en nu.) Cross culturele universaliteit o Bij indianenstam bereikt een man de volwassenheid door een andere man te vermoorden. Binnen andere culturen wordt dit niet gezien als een positieve eigenschap. Daarom hebben wij daar geen woord voor. Wanneer dat zo is zijn ze dus niet belangrijk om persoonlijkheid mee te beschrijven.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Problemen en beperkingen Betekenis is niet altijd even duidelijk o Soomingen woorden zijn ambigu (bijv. doordravend) o Sommnige woorden zijn metaforisch (bijv. van steen) o Sommige woorden zijn weinig gebruikt (bijv. resiliënt) Autistische mensen hebben vaak moeite met metaforische woorden. Persoonlijkheid komt niet enkel aan bod in adjectieven, maar soms ook in andere woordsoorten, en ook in non-verbaal gedrag. Conclusie Een goed vertrekpunt om belangrijke verschillen te achterhalen Beter niet als enige benadering gebruiken 2. Statistische benadering (cattel) Vertrekpunt Een grote verzameling persoonsbeschrijvende vragen Vaak geselecteerd op basis van lexicale analyse Doel= trekdimensies identificeren Via Factoranalyse (-1 tot +1) o Statistische techniek om groepen variabelen (bijv. adjectieven) te identificeren die vaak samen voorkomen maar niet samen voorkomen met andere variabelen. o Gemeenschappelijke basis = Persoonlijkheidsdimensie Factoranalyse op vragenlijst. De getallen geven de factorladingen weer. Als een eigenschap een hoge factorlading heeft dan hoor hij bij die eigenschap. Als hij in de buurt van 0,5 of 1 komt dan hoort hij er bij. Kleuren: schuchter en teruggetrokken horen dus bij elkaar en netjes en systematisch horen bij elkaar. Zo kun je bepalen welke specifieke eigenschappen samen gaan. Negatieve factorlading kan zijn wanneer het een tegenovergestelde is van een ander kenmerk. Slordig v.s. netjes (versimpelde weergave factoranalyse) Voordeel Factoranalyse is geschikt o persoonsbeschrijvende termen te reduceren tot beperkt aantal onderliggende kenmerken of factoren. Zo wordt je vragenlijst korte. Nadeel Onderliggende dimensies hangen af van de variabelen in de analyse. Wanneer je sommige kenmerken niet mee neemt in de factoranalyse kan dit effect hebben op het resultaat. 3. Theoretische benadering Vertrekpunt Theorie die voorspelt welke trekken centraal zijn Bijv. Eyesenck’s hierarchische persoonlijkheids model. De kwaliteit van de theorie is cruciaal.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Welke van de drie benaderingen is nu het best? In de praktijk worden vaak combinaties gebruikt. Goldberg gebruikte ze alle drie. En kwam toen uiteindelijk tot de Big 5. Voordeel combinatie = compensatie Alle benaderingen hebben hetzelfde doel Belangrijke individuele verschillen opsporen. Hier orde en systematiek in aanbrengen o Hoe doen we dat?
Kunnen we een trektaxonomie opstellen? Hoe ziet zoiets er uit? (zie dia vanaf 24) o Analogie 1: Boomstructuur. o Analogie 2: Cirkelvorm Taxonomieën van persoonlijkheid Voorbeelden 1. Eysenck’s Hierarchical Model 2. Cattell’s 16 Personality Factor System 3. Interpersonal Circumplex 4. Five Factor Model 1.Eysenck’s Hierarchical Model Kenmerken Persoonlijkheidstrek heeft psychofysiologische basis Persoonlijkheidstrek is in hoge mate erfelijk Hierarchisch Model Drie hogere-orde trekken. Samenvatten in PEN (psychoticisme,extraversisme, neurotisisme,) Specifieke trekken en gedragingen Psychoticisme Specifieke trekken en gedragingen • Wreedheid tegen dieren in kindertijd • Voorkeur voor gewelddadige films • Promiscuïteit . Losse seksuele contacten Extraversie/introversie Extravert. Sociale contacten nodig, graag naar sociale gelegenheden. Houden van feestjes etc. Introvert. Stil teruggetrokken, houden niet van feestje, activiteiten alleen doen. Zijn niet per se minder sociaal vaardig. Ze zoeken het alleen niet op. Neuroticisme/Emotionele stabiliteit (laag neuroticisme) Neuroticisme: Gevoelig voor stress, Last van depressieve gevoelens, angstige gevoelens, impulsiviteit. Emotioneel stabiel Minder kans om tegen psychische problemen aan te lopen, minder last van stress etc.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Hiërarchisch model Niveau 1: Hogere-orde trekken bijv. Extraversie Niveau 2: Minder brede trekken bijv. Sociaal Niveau 3: Habituele gedragingen bijv. Vaak naar feestjes Niveau 4: Specifieke gedragingen bijv. Gisteren naar feestje Voordeel Laat toe om specifiek gedrag in ruimere context te plaatsen Habituele gedragingen= gedrag wat je vaak laat zien.
Biologische basis • P,E en N hebben zekere overerfbaarheid. (genetische achtergrond) • P,E en N hebben identificeerbaar fysiologisch substraat • P: Meer testosteron (Daardoor ook mannen vatbaarder) • E: Minder gemakkelijk op te winden centraal zenuwstelsel • N: Meer labiel centraal zenuwstelsel Beperkingen: • Er zijn maar drie eigenschappen. • Andere trekken hebben ook een zekere overerfbaarheid. 2. Cattell’s 16 Personality Factor System Voorstander van statistische benadering Doelstelling Basistrekken van persoonlijkheid identificeren en meten • Analogie met ontdekking vitamines Werkwijze • Sterk emperisch • Telkens nieuwe trekken identificeren en benoemen • Persoonlijkheidstrekken moeten volgens hem teruggevonden worden in verschillende settings, met verschillende soorten gegevens
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Kritiek • Andere konden deze niet altijd repliceren • Zijn er nogal veel… Jerry Wiggins • Werkte verder op idee van Timothy Leary Wilde aantonen dat LSD goed was voor gevangenen als je het met mate deed. 3. Interpersonal Circumplex Vertrekpunt De lexicale benadering Toegespi ts op interpersoonlijke trekken • Enkel wat Wiggins sociale uitwisseling noemt Twee hoofdassen Status & Liefde • Voldoende bepalend voor elke sociale uitwisseling • Voldoende om te beschrijven hoe iemand is in relatie tot anderen • Analogie kleurenwiel
Score op verticale as kan samengaan met alle scores op de horizontale as. Als ze vlak bij elkaar liggen hangen de eigenschappen sterk samen.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Voordeel Expliciete definitie van onderwerp Geeft “gaten” aan in onderzoek Specifieert relatie tussen trekken • Aanpalend • Bipolair • Orthogonaal Nadeel Beperkt: alleen status en liefde Er is meer interpersoonlijks! Bijv. betrouwbaarheid. 5.Five factor model (big 5) meest gebruikt Vanuit een (gedeeltelijk) theoretische benadering (Costa & McCrae) Overeenkomsten en verschillen met Eysenck E: Extraversie ↔ Introversie N: Neuroticisme ↔ Emotionele Stabiliteit V: Vriendelijkheid ↔ Vijandigheid (P1) C: Conscientieusheid / zorgvuldigheid (P2) O: Openheid / Intellect (NIEUW) Komt óók voor uit statistische benadering (factoranalyse)
Behalve de vijf brede eigenschappen, zijn er ook facetten. Meer specifiek. E: Extraversie Warmte, sociabiliteit, assertiviteit, activiteit, sensatiebelustheid, positieve emoties N: Neuroticisme Angst, vijandigheid, depressie, schaamte, impulsiviteit, kwetsbaarheid V: Vriendelijkheid Vertrouwen, rechtlijnigheid ,altruïsme, gehoorzaamheid ,bescheidenheid, teerhartigheid C: Conscientieusheid/Zorgvuldigheid Competentie, ordelijkheid, betrouwbaarheid, prestatiegerichtheid, zelfdiscipline, mate van overweging O: Openheid Fantasie, esthetiek, gevoelens, acties, ideeën, waarden
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Factor onderverdeeld in facetten Bijv.: Neuroticisme • Angst • Vijandigheid • Depressie • Schaamte • Impulsiviteit • Kwetsbaarheid Iemand die meer angstig is is niet perse vijandig. Toch vallen ze samen wel onder de bredere eigenschap neuroticisme. Mensen met een hoog niveau van neuroticisme kunnen dat op verschillende manieren uiten. Empirische evidentie De laatste 50 jaar veelvuldig gerepliceerd In verschillende talen en culturen Met verschillende (soorten) vragenlijsten Kan verschillen in gedrag verklaren • E • N • V • Z • O Telkens komen die vijf factoren weer terug. • • •
Nadeel van Big Five: trekken worden één voor één bekeken Block (1971, 1995) (en anderen): persoonlijkheid gaat om hoe eigenschappen georganiseerd zijn binnen een individu. (persoonlijkheidtypes) Combinaties van eigenschappen zijn dus belangrijk
Empirische evidentie Combinatie van factoren (zie boek) • Hoog Z & Laag N > Goede cijfers op school • Laag Z & Hoog E > Alcoholgebruik • Laag N & Hoog E > Geluk, nageslacht • Laag Z & Hoog N > Gokgedrag • Laag V & Hoog N > Agressie Beperking: maar twee eigenschappen per keer… • Meer over combinaties tussen trekken in volgende colleges
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Beperkingen • Inhoud vijfde factor onduidelijk • Openheid? Intellect? Fantasierijkheid? • Blijft beschrijvend en biedt geen proces-verklaring • Zesde factor? Of nog meer dan zes? • Mannelijkheid / Vrouwelijkheid • Religiositeit of spiritualiteit • Of… Recente Ontwikkelingen: Zes Factoren? Ashton & Lee (2001) Ontwikkelden het HEXACO-model • HEXACO is acronym. Honesty- humility, Emotionaliteit, Extraversie,Agreableness, concientinus, o? Model ontwikkeld van heranalyse van de Big Five met behulp van factor-analyse • Veel van de ontwikkelaars van de Big Five in eerste instantie betrokken Honesty-Humility = Eerlijkheid-Nederigheid Ook veel onderzoek naar en dus ook een belangrijk model! Samenvatting: Verschillende benaderingen om belangrijke trekken te identificeren Onderzoekers combineren vaak verschillende benaderingen Er zijn verschillende taxonomiën waarvan vooral de Big Five veel wordt gebruikt Vraagtekens bij de trekbenadering en nieuwe ontwikkelingen Vraag: Het 16-persoonlijkheidsfactoren systeem van Cattell is een voorbeeld van… A. De theoretische benadering B. De statistische benadering C. De lexicale benadering D. De orthogonale benadering
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Persoonlijkheidspsychologie College 4 Waar moet een persoonlijkheidstrek aan voldoen? • Betekenisvolle individuele verschillen • Stabiel en consistent over tijd • Stabiel en consistent over verschillende situaties
06-11-2012
Betekenisvolle individuele verschillen • Alle eigenschappen waarop mensen van elkaar kunnen verschillen • Persoonlijkheidspsychologie: bestuderen van individuele verschillen • Persoonlijkheidstrekken Met een aantal eigenschappen kan je een persoonlijkheid vatten door ze te mengen. Rangorde stabiliteit Stabiliteit van het gemiddelde - Gemiddeld genomen is een jongere niet echt vriendelijk. Intrapersoonlijke stabiliteit - Stabiliteit van rangorde van eigenschappen binnen een persoon. wanneer de eigenschappen hetzelfde blijven kan je spreken van intrapersoonlijke stabiliteit Stabiliteit van rangorde van personen binnen een groep (correlatie) - Varieërt tussen -1 en +1 Longitudinaal onderzoek: vergelijking van meerdere meetmomenten Voorbeeld (sheet 9 ): rangorde is de tweede keer veranderd. Rangorde stabiliteit is er al vanaf de vroege kindertijd (temperament eigenschappen) Op latere leeftijd is deze stabiliteit nog steeds erg hoog. Rangorde adolescentie voorbeeld sheet 11 Tussen 12 en 13: enige stabiliteit bij jongens. Bij meisjes al redelijk goed Een 12 jarige die niet extravert is kan op 13 jarige leeftijd nog meer extravert worden. Van 19 op 20 zal dat verschil minder groot zijn. Het lijkt alsof de rangorde stabiliteit sneller komt vast te liggen dan bij jongens. Omdat het bij meisjes al sneller rond te 0.70 ligt. Mean –level / absolute stability Gemiddelde niveau kan binnen een groep veranderen wanneer er toch sprake is van rangorde stabiliteit. Bijv. op de middelbare school is er altijd wel één iemand die het meest stil is. In de brugklas zei die persoon misschien helemaal niks. In hogere klas zegt hij misschien iets meer, maar blijft hij nog steeds de stilste persoon uit de klas. Het gemiddelde niveau is dan toegenomen. Het gemiddelde niveau kan tijdens alle leeftijdsfasen veranderen. Tussen 20e en 31e meeste verandering.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Hoe veranderen je gemiddelden tijden adolescentie? Zie sheet 12 Gat in de grafiek geeft aan dat het twee onafhankelijke groepen zijn. Meeste lijnen gaan licht omhoog gemiddelde toename in vriendelijkheid, extraversie en emotionele stabiliteit en openheid. Meisjes bereiken op iets eerdere leeftijd de stabiliteit. Intrapersoonlijke stabiliteit (profielstabiliteit) Hoe consistent is je persoonlijkheid geordend over een bepaalde tijd. Voorbeeld: Jan heeft hoge profielstabiliteit Piet heeft lage profielstabiliteit. Omdat zijn meetuitslagen bij de tweede test heel anders geordend is. Toenames profielstabiliteit is niet per se positief. Het hangt niet samen met psychosociale gezondheid. Laag of goed zelfbeeld. Gemiddelden van persoonlijkheidstrekken veranderen, maar tegelijkertijd is er wel inter- en intrapersoonlijke stabiliteit Dus: individuele verschillen in persoonlijkheidstrekken kunnen overeind blijven ondanks toenames in gemiddelden. Niet hetzelfde als stabiliteit en consistentie door de tijd! Verschil onderzoek naar stabiliteit en consistentie door de tijd en over situaties: – Interval tussen meetmomenten. Er zit veel langer tussen de metingen. – Situationele kenmerken Is er wel consistentie over de situatie? Als je iemand maar genoeg provoceert wordt die persoon uiteindelijk ook wel onvriendelijk. Als iemand nadere gebeurtenissen meemaakt, raken ook stabiele mensen gestrest. Ook persoonlijkheidsprofielen zijn niet consistent over situaties. • •
Situationisme (Mischel) Concludeerde dat er niet iets is als stabiele eigenschappen. Hij adviseerde om niet onderzoek te doen naar persoonlijkheid maar naar situaties. Daarna zijn er veel nieuwe onderzoeken gedaan over situationisme. Uiteindelijk zijn de standpunten afgezwakt van beide zijden (compromis) Twee nieuwe benaderingen - Persoons-situatie interactionisme - Aggregatie Het zijn niet de persoonlijkheidstrekken die het gedrag bepalen. Maar de persoon x situatie bepaald gedrag. De manier waarop verschillen tussen mensen tot uiting komen is niet alleen afhankelijk van de persoon, maar van de interactie met de situatie .
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Sheet 24 voorbeeld An heeft een hogere stabiliteit dan Jan. Maar An blijft bij ruzies en dates stabieler maar bij tandarts wordt ze emotioneel zwakker. Jan is minder stabiel bij ruzies en dates maar is stabieler bij de tandarts. Gemiddeld genomen is An dus stabieler maar situatie gericht verschillen ze. Oorzaken interactie: 1.Kenmerken (met name sterkte) van de situatie - Sterke situatie -> bijv. kerkdienst (beperkt, iedereen doet hetzelfde) - Open situatie -> bijv. Feestje (elk gedrag is acceptabel) 2. situatie selectie Mensen kiezen in grote mate zelf situaties Bijvoorbeeld studeren versus werken. Wesley snijder is al heel uitbundig bij een doelpunt. Maarte van der wijden is heel subtiel bij goud. Dit zou kunnen zijn dat extraverte mensen eerder voor groepsactiviteiten zouden kiezen dan introverte mensen. 3. Evocatie Mensen die zelf meer agressief zijn stralen die agressie uit en roepen ook agressie op bij andere mensen. Rustige mensen roepen ook meer rust op bij andere mensen. Voorbeeld: Ronald Reagan had vrij bizarre ideeën over de economie. Gaf veel geld uit. Politieke tegenstanders waren het er daar niet mee eens. Maar als ze een foto van hem zagen kregen ze toch sympathie voor die man omdat hij heel vriendelijk over kwam. Mensen creëren min of meer hun eigen omgeving door de reacties die hun gedrag oproept. 4. Manipulatie Alles wat je doet om andere mensen te beïnvloeden. Bijv. - “charm-tactic” Positieve opmerkingen waardoor de ander zich goed voelt. Jullie zijn de meest aardige studenten ooit. - “silent treatment” Ongemakkelijk voelen. Door niet meer te reageren op de ander. Bijvoorbeeld stil blijven om de zaal stil te late zijn. - “coercion” verbale of fysieke agressie anderen dwingen om iets te doen. In totaal zijn er 10 technieken. Komen nog terug in andere colleges. Machiavellisme = Mensen die op allerlei geniepige manieren andere mensen dingen voor hun laten doen. Dus manipulatieve mensen in de negatieve zin. Aggregatie Uitgangspunt: persoonlijkheidstrekken zouden moeten kunnen voorspellen hoe iemand zich gemiddeld genomen gedraagt, maar kunnen nooit het gedrag van iemand in een specifieke situatie voorspellen Voorbeeld: emotionele stabiele mensen zijn soms ook niet stabiel. Dus: gegevens over iemands gedrag over situaties heen zijn nodig om diens persoonlijkheid te bepalen Aggregatie wordt weinig concreet toegepast. Mensen zouden hun eigen gemiddelde gedrag zelf wel kunnen inschatten.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Voorbeeld: Zie bijvoorbeeld de beschrijving van Caspi, Roberts, & Shiner (2005): “Children and adults vary in their tendencies to be vigorously, actively, and surgently involved with the world around them”. – Of mijn beschrijving in een recente studie: “a tendency to enjoy attention and experience frequent positive moods” Tendency = gemiddelde gedrag over situaties. Illustratie van persoon-situatie interactionisme Het weer is een factor die erg verschilt van situatie tot situatie. Invloed van weer op humeur: volkswijsheid (beter worden van mooi weer) versus wetenschap. (??) • Volkswijsheid en wetenschap beide een beetje gelijk? • Eigen onderzoek naar individuele verschillen in samenhang weer en humeur • Jongeren en hun moeders vulden gedurende 6 periodes van telkens 5 dagen vragenlijsten in over hun humeur. • 30 dagen aan metingen van gemoedstoestand. Vergeleken met gemiddelde temp. Op een dag. • Voor iedere persoon berekend hoe elke indicator van gemoedstoestand met elke indicator van het weer samenhing. • Mogelijkheid om individuele verschillen in de mate van “weergevoeligheid” te onderzoeken. Zie tabel Meetproblemen in persoonlijkheid Persoonlijkheid wordt vaak gemeten met vragenlijsten. 1. Motovatieproblemen 2. Faking 3. Barnum statements 1. Motivatieproblemen (carelessness) - Geen zin - Wel zin, hoog tempo - Vraag verkeerd gelezen Oplossingen: - Infrequency scale: vragen stellen waar bijna iedereen op een bepaalde manier op zou moeten antwoorden - Twee (of meer) keer een vergelijkbare vraag stellen Betrouwbaarheid berekenen Betrouwbaarheid berekenen o Bijvoorbeeld 6 items over zorgvuldigheid Zorgvuldig, Ordelijk, Nauwkeurig, Netjes, Systematisch, Slordig o Cronbach’s Alpha berekenen Samenvattende maat Moet boven de .60 zijn o In dit geval extra check met “slordig”
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
2. Niet eerlijk invullen : Faking Twee vormen, beter voordoen of slechter voordoen.
False positive: onderzoekr heeft niet door dat hij Faked. False negative: iemand is zenuwachtig en wordt voor faken aangezien. 3. Barnum statements - The greatest show on earth- barnum effect - Test invullen en dan feedback die op iedereen op toepassing kan zijn. Iedereen kan zich vinden in deze feedback. - Iedereen tevreden. Horoscopen of persoonlijkheidstesten op internet. - Probleem zit niet in de test maar in de interpretatie. Persoonlijkheid als voorspeller Persoonlijkheidstest kunnen voorspellen hoe geschikt iemand is voor een baan. - Bijv. zorgvuldige mensen nodig voor luchtverkeersleider. Ook voorspellend voor probleemgedrag. Maar er zijn te weinig gegevens om echt iets vast te stellen. 1. 2. 3. -
Test voor personeelselectie Defensie Lange geschiedenis: Big five en 2e wereldoorlog. Integriteitstest Financiële wereld Negligent hiring Werkgevers verantwoordelijk voor gedrag werknemers.
Probleem met screening - Persoonlijkheid nooit perfecte voorspeller van succes op de werkvloer - De ene test is beter dan de andere… - Juridische issues - Test niet als enige bron voor selectie - Dat wil niet zeggen dat tests onbelangrijk zijn!
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Uit onderzoek blijkt persoonlijkheid wel een goede voorspeller van werkgerelateerde zaken! • Voorbeelden (Big 5) – Extraverte mensen goede leiders, goed bij sollicitatie – Zorgvuldige mensen komen vaak op tijd, maken hun werk snel en efficient af. – Mensen die meer open zijn vaak geinteresseert in cursussen enzo – Meer vriendelijke mensen goed samenwerken en snel tevreden. - Emotioneel stabielere (minder neurotische) mensen minder ziekte Persoonlijkheid is weldegelijk een krachtige voorspeller.
Mensen die laag scoren op extraversie scoren vaak hoger op internaliserend gedrag. Lage vriendelijkheid gaat samen met extranaliserend gedrag. En wel vriendelijkheid gaat een beetje samen met internaliserend gedrag. Wat beïnvloed wat? Persoonlijkheid en probleemgedrag. Scar model Probleemgedrag beschadigd je persoonlijkheid. Vulnerability model Persoonlijkheid beìnvloed probleemgedrag?(nazoeken of dit klopt) Persoonlijkheid – Depressie: – Vooral belangrijk: Ex en ES, in minder mate Zo Persoonlijkheid – Agressie: – Vooral belangrijk: ES en Zo, in minder mate Vr, Op – Scar of Vulnerability? – Transactioneel
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Samenvatting • Persoonlijkheidstrek moet: – Betekenisvolle individuele verschillen beschrijven – Stabiel over tijd zijn – Stabiel over situaties zijn – Dat laatste was een probleem, dus Persoon-Situatie Interactionisme • Meetproblemen – Motivatieproblemen – Faking – Barnum statements – Persoonlijkheid voorspelt veel – Hierover in latere colleges meer! Als je feedback op een persoonlijkheidstest krijgt die voor iedereen zou kunnen gelden, dan is er sprake van… A. Faking B. False positive C. Een Barnum-effect D. Interactionisme
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Persoonlijkheidsleer Drie vormen van stabilitiet
college 5
12-11-2012
1. Rangorde stabiliteit Rangorde op persoonlijkheid. Bijvoorbeeld extraverte persoon op 1 enz. Op een later tijdstip kijk je of die rangorde hetzelfde is gebleven. 2. Gemiddeldeniveau stabiliteit Wanneer het gemiddelde hetzelfde blijft, heb je stabiliteit. Er zijn verschillende combinaties mogelijk.
Vier personen die bijvoorbeeld op vriendelijkheid gemeten zijn. Er is een hoge rangorde stabiliteit en een toename van de gemiddelde stabiliteit.
Gemiddelde niveau blijft ongeveer hetzelfde. Stabiliteit in gemiddelde met rangorde verandering . Alleen is de rangorde door elkaar geschud. Dus een lage rangorde stabiliteit.
Stabiliteit in rangorde en gemiddelde (maar wel inter-individuele verschillen in intra-individuele verandering/verschillen over tijd). Gemiddelde niveau blijft hetzelfde. Want onderste persoon neemt ongeveer hetzelfde af als de bovenste toeneemt.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Lage stabiliteit in rangorde en toename gemiddelde (gemiddelde neemt toe voor iedereen maar wel inter-individuele verschillen in intra-individuele verandering over tijd) . Rangorde stabiliteit is niet perfect. Rangorde veranderd door de tijd heen. Het gemiddelde niveau stijgt. 3. Persoonlijkheidscoherentie: Rangorde stabiliteit , maar de gedragsmanifestatie van de trek verandert (verschijningstrek) Bijv. lastig temperament op verschillende leeftijden. Als kind, puber en adolescentie. Persoon is nog steeds relatief lastig t.o.v. andere mensen alleen de manier hoe hij het uit is anders geworden de de tijd heen. Bijv. kinderen met ADHD kunnen niet goed stil zitten op een stoel. Wanneer ze ouder worden. Kunnen ze misschien wel blijven zitten maar zijn ze onrustig op de stoel. Als ze weer ouder worden zullen ze niet meer onrustig op hun stoel zitten maar alleen nog een concentratieprobleem hebben. Trek blijft aanwezig, maar hoe het gedrag zich uit verandert. Dus: De onderliggende persoonlijkheidstrek verandert niet, maar het gedrag waarin dit zich kan wijzigen. Continuïteit en verandering. Laatste vorm van stabiliteit? 4. Persoonlijkheidsprofielstabiliteit. Rangorde van persoonlijkheidseigenschappen binnen een individu verandert. Gemiddelden bepalen en ordenen. Op tweede meetmoment bekijk je de rangorde van de trekken binnen het individu verandert of nog steeds hetzelfde is. Persoonlijkheidsverandering: Definiërende kwaliteiten. 1) Intern: De veranderingen zijn intern in de persoon, niet in de omgeving. 2) Aanhoudend: De veranderingen zijn relatief resistent. - Iemand die in een stresvolle situatie komt ben je soms even niet emotioneel stabiel. Mensen die normaal wel emotioneel stabiel zijn zullen dan weer snel terug komen. Dus je kan niet zeggen dat dan die onstabiliteit iets blijvends is. Het past niet typisch bij een persoon z’n gedrag. (niet persistent) - Meest extraverte persoon op een feestje zal ook normaal gesproken iemand zijn die de leiding neemt. - Soms kan door een gebeurtenis iemand veranderen (persistente persoonlijkheidsverandering) bijvoorbeeld door het overleiden van iemand ineens veel vriendelijker
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Drie niveaus van analyse Stabiliteit en verandering kunnen bekeken worden op drie niveaus: 1. Populatie niveau - Gemiddelde toenames over de tijd. Openheid neemt bijvoorbeeld toe met leeftijd in de adolescentie. Neemt daarna ligt af. (huisje boompje , beestje). 2. Groeps(verschillen) niveau - Sekse: risicogedrag, empathie. Vrouwen meer empathie en mannen meer risicogedrag. - Cultuur: lichaamsbeeld vrouwen: westers vs niet-westers. 3. Individuele verschilsniveau - Belangrijke interesse voor persoonlijkehidsonderzoekers - Bijvoorbeeld toename in emotionele stabiliteit aan het einde van de adolescentie. Het zou kunnen dat mensen met een hoger inkomen van de ouders een hogere stabiliteit ontwikkelen. - Toename risicogedrag in adolescentie van jongens. Wat verklaart dat de meeste meisjes stabiel blijven? Stabiliteit van persoonlijkheid gedurende levensloop Waarom en waarin persoonlijkheidsverandering? Model van McAdams : beschrijft persoonlijkheidsontwikkeling als het toevoegen van verschillende lagen in je leven. Basislaag geboorte: persoon als acteur. Temperament, eerste vorm Big Five. (basistrekken zijn aanwezig.) Acteur omdat je gestuurd wordt door je temperament en door je persoonlijkheid. Er zit weinig bewuste processen achter. Kindertijd: Persoon als vertegenwoordiger. Doelen en motivaties. Om de doelen te bereiken gedraag je je op een bepaalde manier die niet gelijk loopt met jouw basistrekken. Iets doen puur op de doelen die hij heeft. Om aardig gevonden te willen worden moet je je aardig gedragen, ook al scoor je lager op vriendelijkheid. Late adolescentie, jong volwassenheid: Persoon als Auteur. Narratieve identiteit. Mensen houden soms een dagboek bij. Of gewoon bepaalde herinneringen. Op basis van je herinneringen ga je jezelf definiëren als een bepaald persoon. Je hebt gezien dat je wellicht populair was in de klas. Dan ga je je ook als populaire persoon gedragen . Door het toevoegen van een nieuwe laag kunnen er veranderingen plaatsvinden in een laag eronder. Als je ziet dat je niet populair wordt omdat je als trek onvriendelijk bent, kan je je vriendelijker gaan gedragen. En dus veranderen. Als je jezelf wel als populaire persoon ziet, kan je je extraverter gaan gedragen. Door aan jezelf toegeschreven eigenschap veranderd er ook iets in de persoonlijkheidstrek.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
1. Rangorde stabiliteit bij babies (temperament) Temperament = vroege persoonlijkheidskenmerken. - Erfelijkheid - Vooral te maken hebben met emotionaliteit en opwinding (actometer) “onze Jan was al zo (…) vanaf de geboorte. Onderzoek Rothpart: beoordelen van baby’s op • Activiteitsniveau • Lachen • Angst voor nieuwe stimuli • Onrust bij geen eten, geen beweging • Troostbaarheid, • Duur van aandacht op objecten Metingen op verschillende leeftijden (3-6-9-12 maanden) Conclusies 1. Stabiliteit in eerste levensjaar! 2. Er zijn al vroeg stabiele verschillen te zien (vooral lachen en activiteitsniveau). Baby’s die veel lachen op 3 maanden zullen ook veel lachen op 12 maanden. 3. (Over korte periodes is de stabiliteit doorgaans hoger). 4. Stabiliteit neemt toe met de leeftijd. Stab. Tussen 3 en 6 maanden is lager dan stab. In 9 en 12 maanden. MAAR O-data van moeders! Dus: echt stabiliteit? (observatiedata) 2. Rangorde stabiliteit in de kindetijd - Block & Block longitudinale studie(met meerdere meetmomenten): > 100 kinderen onderzocht op 3-4-5-7-11 jaar en in de volwassenheid. - Individuele verschillen in activiteitsniveau • Gemeten op twee manieren • Actometer (3-4j.) • O-data van gedrag en persoonlijkheid door leerkrachten (3-4-7j.) • Conclusie: activiteitsniveau bleef stabiel. Tijdsinterval en rangorde stabiliteiti - Voorbeeld: individuele verschillen in agressie (studie Olweus) - Meta analyse. Tijdsinterval en rangorde stabiliteit op agressie. -
Na de kindertijd volgt de adolescentie Rangorde stabiliteit adolescentie
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
3. Rangorde stabiliteit in volwassenheid Op basis van verschillende onderzoeken, kunnen we zeggen dat: 1. Er matige tot hoge rangorde stabiliteit is 2. Stabiliteit toeneemt met leeftijd met een piek in stabiliteit na een leeftijd van 50. Daarna weer afname! 3. Rangorde stabiliteit daalt over langere periodes Zie eerdere slide 4. Dit geldt voor meeste persoonlijkheidsfactoren, met verschillende meetmethoden/bronnen, en voor beide geslachten 4. Gemiddelde niveau stabiliteit in volwassenheid Roberts, Walton, & Viechtbauer (2006) • 92 studies samengevat! (meetanalyse) • Uitgebreidere studie dan die in het boek • Algemeen: gemiddelde niveau van “Big five” persoonlijkheidstrekken zijn redelijk stabiel over tijd • Veranderingen zijn niet enorm, maar zijn er wel degelijk en in alle levensfasen!!! • Verandering daalt met leeftijd • Meeste veranderingen in de jongvolwassenheid (20-40 jaar) Twee aspecten van extraversie
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
O daalt na +/- 25-jarige leeftijd E: afhankelijk van welk facet Sociale dominantie: stijgt, vooral in jongvolwassenheid Sociale vitaliteit: stijgt tijdens adolescentie, daarna daalt ES, C en A stijgen met de leeftijd Maturity principle • Waarom persoonlijkheidsverandering? FFT : five factor theory v.s. SIP: social investments principal FFT •
Persoonlijkheidverandering – Genetisch/Biologisch – Universeel. Komt in alle culturen voor. – (Zeer) beperkte omgevinginvloeden. Beperkte omgevingsinvloeden.
•
Focus op jongvolwassenheid. (20 -30j.). In die periode meer volwassen sociale rollen op je nemen. Baan,relatie, kindern etc. Nadruk op belang sociale rollen – Culturele normen. Gericht op westerse cultuur. – Opnemen volwassen rollen. Identificeren met rollen. Toenemen in vriendelijkheid, zorgvuldigheid en sociale stabiliteit. – Identificatie met volwassen rollen
SIP
•
Wie heeft er gelijk? (FFT of SIP) • Enig bewijs genetische effecten • Groeiend bewijs voor effect sociale rollen – Onderzoeksvoorbeelden
Persoonlijkheid en psychotherapie - Persoonlijkheid gevoelig voor omgevingsinvloeden - Dus ook voor interventies! - Recentelijk extra in de aandacht! - Ethische bezwaren - Bezwaren eigenlijk raar! - Bovendien: Eigenlijk doen we het al! - Persoonlijkheidsverandering in lijn met “maturity principe” bij drugsrehabilitatie
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Persoonlijkheidsverandering • Ook (of nog meer!) in specifiekere persoonlijkheidstrekken! – Persoonlijkheidsfacetten (Soto et al., 2011)
Specifieke persoonlijkheidstrekken (zie boek voor meer) 1. Gevoel van zelfwaarde 2. Sensatiezucht 3. Onafhankelijkheid en rollenpatronen 1) Gevoel van zelfwaarde (Self-Esteem). Hoe tevreden ben je met jezelf. – Definitie (Ideaal <-> Actueel) – Belangrijk persoonlijkheidskenmerk, hangt samen met welzijn • Voorbeelden Zelfwaarde Block & Robins (1993): metingen op 14 en 23 jaar: ALGEMEEN: stabiel Vrouwen licht ▼ Mannen licht ▲ MAAR: individuele verschillen Belang verschillende niveaus van analyse! Hoe ziet het er over de hele levensloop uit?
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Sensatiezucht Stijgt met de leeftijd van kinderjaren tot adolescentie Piekt in late adolescentie Daalt vanaf +/- 20 jaar
Onafhankelijkheid en rollenpatronen Mills studie: vrouwen werden bevraagd op vlak van onafhankelijkheid (zelfzekerheid, vindingrijkheid, afstand kunnen nemen, niet buigen voor conventionele maatschappelijke normen) op 21j en 43j
Persoonlijkheidsverandering: Cohortverschillen Maatschappelijke effecten op persoonlijkheidsverandering? Vgl. Social Investment Principle Zowel in het algemeen of voor specifieke subgroepen (bijv. vrouwen of mannen) leeftijdseffecten versus cohort effecten Cohort effecten: Assertiviteit Onderzoek door Jean Twenge over assertiviteit in reactie op veranderingen in sociale rollen – 1930-45 assertief en vindingrijk (depressiejaren) – 1951-67 minder assertief (thuis aan haard) – 1968-93 assertief (werkkrachten nodig) – Scores van assertiviteit van vrouwen hangen samen met maatschappelijke veranderingen, niet zo voor mannen • Internalizering van normen: Sociale status en rolpatroon van de vrouw doorheen vorige eeuw heeft impact op assertiviteitsscores Geeft aan dat persoonlijkheid kneedbaar is
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Als de minst vriendelijke persoon van de klas door de jaren heen een stuk vriendelijker is geworden, maar nog altijd de meest onvriendelijke persoon van de klas is, dan is er sprake van… A. Lage profielstabiliteit B. Lage gemiddelde niveaustabiliteit, maar hoge rangorde stabiliteit C. Lage rangorde stabiliteit, maar hoge gemiddelde niveaustabiliteit D. Hoge gemiddelde niveaustabiliteit en hoge gemiddelde rangorde stabiliteit
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
(college 6 ontbreekt) Persoonlijkheidsleer De zin van het leven
college 7
19-11-2012
Toba de vulkaanuitbarsting is 75000 jaar geleden uitgebarsten en zorgde dat er een soort vulkanische winter uitbrak en iedereen behalve zo’n 10.000 mensen stierven. Evolutionaire voortijd: levensverwachting was 18 jaar. Sterven door ziekten, roofdieren, bij de geboorte (als vrouw). Overleven is niet genoeg. De gemiddelde leeftijd dat vrouwen vruchtbaar kunnen worden is steeds eerder gekomen. Vroeger was dat rond de 16 en nu al rond de 13. Dat betekende dus dat ze maar 2 jaar hadden om kinderen te krijgen. Alles is voortplanting (“everything is reproduction”) Partner imponeren Seksuele selectie kan in conflict staan met overleving selectie (handicap principe). Kan je zien bij de pauw. Mannetjes pauw heeft een grote staart met pauwen ogen. Dit is eigenlijk het tegendeel van camouflage dus heel onhandig. Maar het speelt een rol bij seksuele selectie. Voor een vrouwtje is zo’n staart sexy. Zonder die staart kom je als mannetje nergens. Het is een handicap principe. Het mannetje is fit en slim genoeg om met die handicap door het leven te gaan. Staat dus voor sterkte. Mannen met veel testosteron kunnen er ook last van hebben bij hun immuunsysteem. Dus is ook een soort handicap. Aan een sportauto heb je ook eigenlijk niks. Het kost veel geld en is niet praktisch. Maar een man die zich dat kan veroorloven laat zien dat hij zichzelf die handicap kan gunnen. Partner behouden De vrouwtjes aap is vruchtbaar. Zie je aan het rode achterwerk. Laat zien aan de aap dat ze vruchtbaar is. Haar partner moet dan zorgen dat hij bij haar blijft. Principe van “partner bewaking”. Bij mensen is dit lastiger om te zien aan de buitenkant. Nageslacht beschermen Alles wat familieleden bevordert, kan in het genetische eigenbelang van het individu zijn. Als je kinderen dood gaan zonder dat ze zichzelf hebben vermenigvuldigd heb je er eigenlijk niks aan gehad. Daarom familieband. Fundamenteel principe op genetisch gebied. Er is een bepaalde mate van genetische verwantschap tussen jou en familieleden. Bij eeneiïge tweelingen: 100%. Eigen genetisch belang bevorderen door je tweeling te helpen. 50% genetisch verwant met je broer/zus. 50% met ouders/kinderen. 25 % halfbroers/zussen/grootouder. 12,5% neven/nichten. In kleine groepen meestal groter (inteelt!) mensen in hogere mate genetisch verwant dan de bovenstaande cijfers.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Drie taken: veel obstakels Oplossingen verzinnen voor obstakels. • Overleven,groeien,voortplanten • Andere organismen ontwijken, opeten • Eigen geslacht te slim af zijn, ander geslacht imponeren. • Dubbele erfelijkheid: culturele evolutie (uniek voor de mens). Opbouwen van eigen maatschappij. Natuurlijke selectie heeft een oplossing bedacht voor al deze obstakels = adaptaties Adaptatie is de oplossing om obstakels te overwinnen. Behoefte om te eten is een adaptatie om te zorgen dat wij eten gaan zoeken. Hele proces zorgt voor het ontstaan van nieuwe adaptaties. Mutaties: fouten. Maar in sommige gevallen ontstaat er juist weer iets nieuws wat wel blijft te passen bij toeval. Evolutionaire obstakels vandaag de dag Obstakels voor overleven Nu: anticonceptie Soorten adaptaties Universele adaptaties 1. Behoefte Laptop leeg…
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Persoonlijkheidsleer
college 8
20-11-2012
Ontwikkeling vanuit de babytijd: Zelfconcept = Beschrijving van je zelfperceptie (hoe zie ik mezelf?) = Basis voor zelfkennis en voor kennis en begrip van de wereld (zelfconcept is ankerpunt om de wereld om je heen) Zelfwaardering = Evaluatie van beschrijving van jezelf = Toekennen van waarde aan elementen van je zelfconcept Identiteit = Definitie van wie je bent = Hoe je jezelf presenteert naar de buitenwereld toe / de sociale rollen die je jezelf toe-eigent Zelfperceptie (Hoe je jezelf ziet) – “Wie ben ik?” in termen van “Hoe ben ik?” – Ontstaat geleidelijk in de eerste levensjaren Wordt complexer en abstracter naarmate je ouder wordt Ontwikkeling vanuit de babytijd Test met de spiegel en rode stip Niet uniek voor mensen. Ook bij bepaalde dieren. Zelfconcept: ontwikkeling Zelfherkenning cruciaal voor: • complexere vormen van zelfbewustzijn zoals in rollen- of fantasiespel • “Pretend play”= vadertje en moedertje met teddybeer, batman spelen, nepkoken.Etc • Gebruik van woorden die verwijzen naar jezelf. Bijv. ik,me,mezelf,mij etc. • Dit alles ontstaat na zelfherkenning! 2-3 jaar: - Zelfherkenning in groep. Bijv. op groepsfoto - Belangrijker: Kinderen beginnen te begrijpen dat anderen verwachtingen over hun hebben - Standaarden/verwachtingen - Bijv. probeer te drinken zonder te morsen. - Kind gaat na of het aan standaard voldoet. Krijgen zelf in de gaten dat ze niet moeten morsen. basis voor hogere zelfprocessen. Zelfwaardering maakt hier een deel van uit. Eerste componenten van zelfconcept - Welke? Geslacht en leeftijd. Jezelf omschrijven als een 2 jarig jongetje. - Kinderen geven hier uiting aan! • Toenemend belang van familiale relaties - Voorbeeld: ik ben de broer van jan. Zelfconcept breidt uit
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
-
3-12 jaar: Zelfdefinitie in talenten & vaardigheden - Vgl. brede ontwikkelingstheorie Erikson! Rond je 12e in stadium: ben ik iets waard of ben ik niets waar? zelfwaarde. Zelfconcept breidt uit en differentieert zich - Vanaf 5 à 6 jaar: Sociale vergelijkingsprocessen - Met andere vergelijken. Bijvoorbeeld bij sport. goede voetballer ik ben sneller dan… - Mensen blijven dit doen. Maar verschilt per persoon. Privaat zelfconcept - Dat Langzaamaan bewust dat alleen zij zichzelf volledig kunnen begrijpen en dat de ander je niet begrijpt als je het niet verteld. Geheimen gaan een rol spelen omdat je die dan voor jezelf kunt houden. Je moeder begrijpt je niet als je niet alles verteld. (moeilijke fase) Moeilijke fase: Eerst: imaginary friends, of gevoelens delen met knuffels Later: Eigen gevoelens en gedachten alleen begrijpen. Zelfconcept krijgt psychologische inhoud en diepgang Adolescentie: - Cruciale jaren in identiteitsontwikkeling: zelfdefinitie, plan voor je toekomst (deel van je identiteit) - Zelfconcept differentieert verder en breidt uit naar: - Persoonlijkheidskenmerken: Big 5 - Vermogen: waar ben je wel/niet goed in. - Motieven: ontstaan in basisvorm al eerder(10 jr). Op een bepaalde manier gedragen om iets voor elkaar te krijgen. Belang van perspectiefinname: - Besef dat andere naar je kijken. Onderdeel van empathie ontwikkeling. Meevoelen met andermans gevoelens. Bij meisjes al vroeg in adolescentie, bij jongens iets later. Kan leiden tot grote sociale sensitiviteit - Objectief zelfbewustzijn: Met name jezelf zien die de aandacht van anderen kan trekken. Heeft gevolgen! sommigen negatief zelfbeeld ontwikkelen. Of negatief lichaamsbeeld. Toename van eetstoornissen in adolescentie. Zelfconcept: zelfschemata Wat geeft het zelfconcept ons? : gevoel van stabiliteit. Gister dezelfde persoon als dat je vandaag bent. Zicht in verleden en heden. Kompas voor toekomst. Coherentie: jezelf zien als een logisch samenhangend geheel. Zelfconcept als kennisstructuur Zelfschema’s: kleinere structuurtjes Cognitieve structuren.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Zelfconcept en bijhorende zelfschemata spelen rol in informatieverwerking! • Zijn cognitieve structuren Gevolg: Cognitieve biases • Iemand die zichzelf als “hardwerkend’ ziet. Zal een opmerking over hardwerkende mensen sneller opvangen. Gezelligheid vind de persoon misschien niet zo belangrijk dus pikt hij minder op. Zijn “kompas” voor de toekomst • Schemata voor toekomstige of mogelijke zelven - “Possible selves”. Wat zou ik kunnen worden? Mogelijk zelf: gewenst vs. ongewenst • Wat zijn het? Schema’s voor het zelf voor in de toekomst. Gewenst: bijv. Uiteindelijk psycholoog worden. Ongewenst: werkeloos worden • Functie: brug vormen tussen heden en toekomst. Doel om naar toe te werken. Kunnen zorgen voor motivatie. Mogelijke zelf: Kan je gedrag behoorlijk sturen. • Over het algemeen positief. Geeft houvast voor de toekomst • Soms ook negatieve mogelijke zelven • Voorbeeld: Onderzoek Oyserman & Saltz (1993) criminele jongeren. Wat zou je kunnen worden in de toekomst? Antwoord: criminele rollen. Antisociale rollen. Dus negatieve mogelijke zelven. Higgins: Onderscheid tussen verschillende mogelijke zelven Ideale zelf (“ideal self”) • Definitie: ideaal beeld. Wat zou ik (als alles goed gaat) kunnen bereiken? “Wenselijke” zelf (“ought self”) • Definitie: hoe zou ik toch minimaal moeten worden om aan sociale normen te voldoen. sociale druk. Wat denk je dat anderen vinden wat je moet bereiken? Beide self-guides - Beïnvloedt sterk motivatie en gedag. Intrinsieke motivatie. Wat wil ik zelf echt bereiken? Ideal en ought self aan de basis van verschillende emoties
Ideal selft bereiken: positieve emoties Ought self: opluchting.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Zelfwaardering Definitie: ben ik wat waard of ben ik niks waard? MAAR: hoe we ons zelf evalueren kan a) Tijdsfluctuatie: ene moment heb je het gevoel dat je wel wat waard bent. Andere moment denk je dat je niks waard bent b) domein-specificiteit: een goede sporter zijn kan negatief zijn in sociale relaties of school. TOCH: belang van globale zelfwaardering • Definitie: som van positieve en negatieve evaluaties over de domeinen heen. vragenlijst: Rosenberg self-esteem scale meest gebruikte vragenlijst over zelfwaardering. Eerste gevoel van zelfwaarde in kindertijd => ontdekking dat je aan standaarden & verwachtingen beantwoordt – Voorbeeld: als de juf of moeder vaak “goedzo”zegt is dat wat waard in de zelfwaardering. Later in de kindertijd: zelfwaarde uit sociale vergelijkingsprocessen – Voorbeeld: jezelf goed vinden als je beter presteerd als een ander. Nog later ontwikkelen mensen interne standaarden om zichzelf te evalueren – Voorbeeld: jezelf doel stellen. Aan doel voldaan: goed voor zelfwaarde. Toenemend internalisatieproces van standaarden. Speelt minder een rol hoe je presteerd t.o.v. anderen maar meer t.o.v. je eigen standaarden. Zelfwaardering en negatieve feedback Experiment in lab met negatieve feedback: “je hebt het erg slecht gedaan op ‘intelligentie’-test” • Na negatieve feedback zullen… - mensen met lage ZW sneller opgeven en minder goed scoren op een volgende taak - mensen met hoge ZW zullen extra hun best doen = motiveert hen Belang externe attributie t.o.v. interne attributie. Stereotype fries. Schaatsen. Wanneer je valt kan je jezelf de schuld geven of de schaatsen de schuld geven. Wanneer je het bij jezelf zoekt ben je bezig met interne attributie. Wanneer je de schaatsen de schuld geeft ben je bezig met externe attributie. Waarom reageren mensen met verschillend niveaus van zelfwaardering anders op negatieve feedback? Motivaties mensen met hoge ZW. Willen succesvol zijn Opm. Kan omslaan in narcisme Motivaties mensen met lage ZW. Opm. Kan omslaan in faalangst. (Roy Baumeister)
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Lage ZW: defensief pessimisme • Definitie: Soms zelf Self-handicapping • Definitie: zelf omstandigheden creëren zodat het ook gebeurt. • Voorbeeld : je schaatsen expres niet slijpen zodat je de schaatsen de schuld kan geven. • Voor het tentamen op stap gaan. Als je 5 haalt kan je zeggen dat het door de drank kwam en je dan met een 5 nog best goed gescoord hebt. Zelfwaardering en coping mensen met hoge ZW kunnen beter omgaan met tegenslagen Belangrijk mechanisme: compartementalisatie zelfconcept: • Definitie: je zelfconcept opdelen in substukjes. Als iets niet goed gaat kan het zijn dat mensen die dat niet goed kunnen opdelen dat ze zich helemaal miserabel voelen. Bij mensen die wel die dat zelfconcept wel kunnen opdelen kunnen zich dan alleen bijvoorbeeld op het gebied van de studie slecht voelen. • Hoe het werkt bij: – Mensen met hoge ZW. Richten op goede levensdomeinen. Compenseren. – Mensen met lage ZW. Besmetting van andere levensdomeinen. Cfr. Notie van zelfcomplexiteit (Patricia Linville) Bufferfunctie. Op het moment dat je in veel levensdomeinen een positief zelfbeeld hebt en je hebt een complex zelfbeeld. Dan is een tegenslag in een bepaald levensdomein niet zo erg. Dat wordt opgevangen door een ander levensdomein. • Gevolg. Gaat samen met meer levensgeluk “Don’t put all of your eggs in one basket” Spreid je kansen. Zelfwaardering en Beschermen vs. Versterken van het Zelf Gevaar voor vicieuze cirkel bij lage ZW: faalangstig, verwachten mislukkingen, prevention focus, selfhandicapping, … zelfconcept wordt bevestigd: “Zie je wel dat ik niets kan!” MAAR… Hoge ZW kan ook minder adaptief zijn en gelinkt aan faalangst: afhankelijk van mate waarin hoge ZW stabiel versus fragiel is (bv. contingent met sociale evaluaties) Mensen waarbij hun zelfwaardering heel erg afhankelijk is van hun sociale evaluaties/feedback. 2 manieren om stabiliteit/fragiliteit van zelfwaardering te onderzoeken: 1. Fluctuaties in zelfwaardering • Mate waarin zelfwaardering schommelt. Zelfwaardering vaak meten (soms 8 tot 10 keer per dag) • Zelfwaardering verandert van moment tot moment – Voorbeeld Daarom: - Dagboekstudies hoe gaat het zelfwaarderingsniveau over de dagen heen? - Experience Sampling programma op smartphone. Snel zelfwaarderingslijstje invullen.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Fluctuaties uit te drukken in getal - Binnen-persoon SD van zelfwaardering - In principe onafhankelijk van gemiddeld niveau (zie boek) - Michael Kernis grondlegger van dit onderzoek Korte-termijn of dag-tot-dag veranderingen: - gelinkt aan diverse zaken: - Gefocust op zichzelf. Kwetsbaarder voor stress en negatieve gebeurtenissen. - Tot uiting in depressieve gevoelens, of woede/agressie, afhankelijk van niveau van ZW: - Wat met hoge niveaus? Hoog niveau van zelfwaardering fluctuaties gaan samen met woede en agressie. Komt voor bij narcistische mensen. - Wat met lage niveaus? Meer gevoelig voor depressies. 2. Contingente zelfwaardering • Verwachtingen van jezelf en verwachtingen die je van anderen aanneemt. • Maken vaak sociale vergelijkingen. • Recent veel onderzoek. Wordt beweert dat dit belangrijker is dan het niveau van zelfwaardering als voorspeller van depressie • Maar is dit zo? 1. Leuvens onderzoek. - Samenhang globale zelfwaardering met contingente zelfwaardering 2. Hoe? • Wat is belangrijker? Globale zelfwaardering was belangrijker. Bestaat dus uit verschillende componenten – Niveau, fluctuaties en contingentie – Ook impliciete zelfwaardering • Bijv. Name-letter effect. Iets uitzoeken wat overeenkomt met eerste letter voor of achternaam. Positief zelfbeeld. Zelfwaardering: Verlegenheid Zelfwaardering hangt nauw samen met sociale interactie en feedback van anderen. invloed van verlegenheid (sociale angst) - Wat is het? - Wat is het niet? Geen laag niveau van extraversie. - Waar hangt het mee samen? Angst voor negatieve feedback, veroordelingen. Vermijdingsgedrag. Voorbeeld van zelfhandycapping. Je komt nooit over die sociale angst heen. - Vicieuze cirkel. Vermijden kan Leiden tot negatieve interacties. Minder sociale contacten. Zie je wel, ik ben niet goed in sociale contacten, verlegenheid neemt toe, verdere vermijding.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Biologisch substraat: (LEES BOEK!) • Overgevoelige amygdala (“angst”-centrum; hogere fMRI-respons bij nieuwe gezichten) • Verhoogde cortisol-respons (stress-reactie) bij verlegen kinderen in nieuwe school houdt langer aan Aanpak verlegenheid • Diverse belangrijke punten Mythes van Zelfwaardering In California beweging om ZW te stimuleren om maatschappelijke problemen te verbeteren • Wetenschappelijke waarde? Niet echt omdat California hippie state is. • “Hoge ZW hangt samen met vele positieve karakteristieken (zoals positief lichaamsbeeld)” • Klopt, maar vooral voor zelf-rapportering (bias?). zowel zelfwaardering als lichaamsbeeld als zelfrapportage. Vragenlijstjes positief invullen. “Hoge ZW leidt tot schools succes” • Probleem van causaliteit: wat voorspelt wat?. Is het de hoge zelfwaardering die leidt tot goede school prestaties, of leiden de school prestaties tot hoge zelfwaardering. • Beweging ging ervan uit dat ZW leidt tot academisch succes… • Bevindingen onderzoek. • Zelf-rapporteringsbias en probleem van causaliteit ook belangrijk bij: - “Hoge ZW leidt tot succes op de werkvloer” - “Hoge ZW zorgt ervoor dat mensen aangenamer zijn voor anderen” • “Lage ZW is risicofactor voor risicogedrag”. Deliquentie, agressie, verkeersrisico’s etc. valt mee. Mensen met lage ZW lopen niet per se risico Empirische bevindingen niet eenduidig • “Lage ZW hangt samen met agressie”. Hoeft niet te zijn. Hoge ZW kan ook samenhangen met agressie. Denk aan de narcisten. DUS: mythes kloppen niet MAAR zelfwaardering blijft belangrijk aspect van (sociale) zelf en is beschermende factor tegen o.a. depressieve symptomen, eetstoornissen, eenzaamheid (Sociale) Identiteit In het boek: – Geswitch van identiteit naar sociale identiteit – Een is onderdeel van het andere! – Sociale identiteit gaat meer over groepen • Ethniciteit • Nationaliteit • …. • Op volgende slides: Identiteit
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Identiteit Definitie: wie ben ik en hoe presenteer ik mijzelf naar de buitenwereld toe. Bijvoorbeeld psychologie. Je voelt je verbonden met deze studie. Sterk ontwikkelde schoolse identiteit. Maar ook relaties, werk, vriendschapsrelaties. Identiteit kan op veel sub domeinen betrekking hebben. Twee belangrijke aspecten – Continuïteit. Vandaag dezelfde persoon zijn die je gister ook was. Ook in een andere setting. – Contrast. Duidelijk onderscheid zien tussen jezelf en anderen. Erikson (1950, 1968): Belangrijkste ontwikkelingstaak van de adolescentie. Daarom meer hierover bij ontwikkelingspsychologie. Diagram: Verschillende leeftijden, verschillende conflicten. Adolescentie: Van afhankelijk kind naar onafhankelijke volwassene – Belang van goed ontwikkelde identiteit! Identiteitsintegratie versus Identiteitsverwarring II: Jezelf ervaren als dezelfde persoon in iedere setting IV: min of meer overgeleverd voelen door de omstandigheden. Psychologisch stuurloos ronddobberen. Weinig energie om wel te experimenteren met bepaalde rollen. Identiteitsvacuum. Weten niet wie ze zijn. Innerlijke leegte. Verschillende wegen naar een stabiele identiteit - Foreclosure - Definitie: normen en warden van iemand uit je directe omgevening (bijv. ouders) klakkeloos overnemen. - Op korte termijn handig, maar mogelijk problemen op langere termijn? Meer kans op burn-out verschijnselen. - Moratorium - Definitie: experimenteren met verschillende rollen. Waneer je bijv. nog geen stabiele studiekeuze hebt. Ben je aan het experimenteren met verschillende keuzes en zit je in de moratorium fase. Kan erg stressvol zijn. - Stressvol op het moment zelf ≈ identiteitscrisis - Achieved identity = ideale identiteit
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Identiteitscrises - Klinkt dramatisch, maar hoeft dat niet te zijn - Gaat over zoektocht naar wie je echt bent Twee soorten identiteitscrises - Identiteitsdeficiet - Definitie en voorbeelden: topsporters die proberen de top te halen maar komen er achter dat het niet gaat lukken. Als ze dan gaan stoppen weten ze niet meer wat ze moeten gaan doen. - Identiteitsconflict - Definitie en voorbeelden. Twee aspecten van identiteit die in conflict staan met elkaar. Bijv. wanneer je in een nieuw lans gaat wonen. Waar hoor je dan bij? Of bijvoorbeeld werk/familie conflict. Hoe lossen we een identiteitscrisis op? 1. Wat vind ik het belangrijkste? • Nadruk op waarden. 2. Waarden omzetten in wensen en gedragingen • Wanneer vinden identiteitscrises vaker plaats? 1. Adolescentie 2. Studententijd/Jong-Volwassenheid • Belangrijke keuzes (zie social investment) • “Emerging Adulthood” (Arnett, 2000) 3. Vaak gesuggereerd: Middelbare leeftijd • Midlife crisis? Kan net zo goed op een andere leeftijd plaatsvinden. • Belang hele levensloop Hoe onderzoek je identiteit? Marcia (1966): Twee dimensies: o Commitment o Exploratie Tegenwoordig meer, maar (waarschijnlijk) meer hierover bij ontwikkelingspsychologie Identiteit en aanpassing • Identiteitsstatussen gelinkt aan aanpassing! – Zelfwaarde – Internaliserende en externaliserende problemen – Burnout op de werkvloer Verschillende manieren om naar het zelf te kijken • Zelfconcept • Zelfwaarde • Identiteit
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Tentamenvraag: • Een 2 á 3-jarige kind A. Heeft nog geen zelfconcept B. Definieert zijn zelfconcept vooral aan de hand van sociale vergelijking C. Definieert zijn zelfconcept door te kijken of hij wel of niet voldoet aan de verwachtingen van anderen D. Definieert zijn zelfconcept in termen van zijn talenten en vaardigheden
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Persoonlijkheidsleer College 9 26-11-2012 Stoornis: Een patroon van gedragingen of beleving dat stressvol en pijnlijk is voor een individu, dat leidt tot een beperking in belangrijke levensdomeinen (bijv. werk of relaties) en dat geassocieerd is met een verhoogde kans op nog meer lijden, verlies van psychologische of lichamelijke functies, overlijden of opsluiting. Historie persoonlijkheidsstoornissen • Philippe Pinel beschreef rond 1800 al ziektebeelden die op persoonlijkheidsstoornissen leken “Manie sans delire” = afwijking in het gedrag. Persoon is wel volledig bij bewustzijn. • Na 1900 echte opkomst psychologie en psychiatrie “Moral insanity” = gebrek op het gebied van gevoelens, temperament en gewoontes. • 1958: Kurt Schneider komt met de term “psychopathische persoonlijkheid” • Definitie: gedragspatroon waar ook de omgeving last van heeft. Gebrek aan inlevingsvermogen, Inleven in andere mensen. Belangrijk aspect bij de antisociale persoonlijkheidsstoornis. Abnormal psychology • Het onderzoeksveld waarin alles wat afwijkend, op psychologisch vlak, afwijkend is wordt onderzocht. • Maar wat is abnormaal • Statistische perspectief: Wat komt er weinig voor? Als iets zeldzaam is wordt het uit statistisch perspectief als abnormaal gezien. • Sociaal perspectief: wat wordt er sociaal geaccepteerd/getolereerd. Als het niet getolereerd wordt zou je uit sociaal perspectief een stoornis hebben. Homoseksualiteit werd eerst als afwijkend gezien. • Psychologisch perspectief: wat is disfunctioneel. Als het niet handig is, is het abnormaal. Psychopathologie • Combineert statistische, sociale en psychologische benadering om mentale stoornissen de bestuderen Meest gebruikte systeem voor het diagnosticeren en beschrijven van mentale stoornissen • Diagnostic and Statistic Manual of Mental Disorders, fourth edition (DSM-IV, 1994) • Beschrijft meer dan 200 stoornissen • Waaronder 10 persoonlijkheidsstoornissen • Let op: Begin 2013 komt DSM-V Gewone stoornissen: depressie, angststoornissen, adhd etc. – as 1 Persoonlijkheidsstoornissen – as 2 Zo zijn er verschillende assen. Wat is een persoonlijkheidsstoornis? • Volgens de DSM-IV: Een duurzaam patroon van ervaring en gedrag dat sterk afwijkt van de verwachtingen vanuit de cultuur waartoe het individu behoort¨. • Basis van persoonlijkheidsstoornissen zijn normale persoonlijkheidstrekken – Op het moment dat die trekken maladaptief en inflexibel worden is er sprake van een stoornis. Maladaptief: Niet meer aanpassen aan situatie.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Voorbeeld: Als extraverte mensen extreem veel aandacht gaan vragen of te uitbundig worden of in de verkeerde situaties uitbundig zijn. Dan zou er sprake kunnen zijn van een stoornis. DSM-IV criteria voor het diagnosticeren van een persoonlijkheidsstoornis 1. Een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen dat duidelijk afwijkt van de verwachtingen vanuit de cultuur waartoe het individu behoort. Dit patroon wordt zichtbaar op twee (of meer) van de volgende terreinen: – Cognities Afwijkende gedachten – Affect Depressieve mensen voelen zich vaak neerslachtig. Afwijking gevoel. – Interpersoonlijk functioneren Op het gebied van omgang met anderen – Impulscontrole Te veel/te weinig •
2. Dit duurzame patroon is star en uit zich op een breed terrein van persoonlijke en sociale situaties. Is star. Breed terrein van situaties 3. Het duurzame patroon veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in het sociaal en beroepsmatig functioneren of het functioneren in andere belangrijke levensdomeinen. Veroorzaakt leiden of beperkingen in levensdomein. 4. Het patroon is stabiel en van lange duur en het begin kan worden teruggevoerd naar ten minste de adolescentie of de jongvolwassenheid. Stabiel, terugvoer naar adolescentie. Ene dag als potentieel dierenarts, andere dag wil je ineens econoom worden. Is niet afwijkend. Eerst zeiden ze dat een persoonlijkheidsstoornis pas na de adolescentie te diagnosticeren was. Nu kijken ze daar wel anders naar. 5. Het duurzame patroon is niet direct toe te schrijven aan een uiting of de consequentie van een andere psychische stoornis. Patroon niet te veel toeschrijven aan uitingen van andere psychische stoornissen. 6. Het duurzame patroon is niet het gevolg van de directe fysiologische effecten van een middel (bijvoorbeeld drug, geneesmiddel) of een somatische aandoening (bijvoorbeeld schedeltrauma) Dus: niet zomaar sprake van een persoonlijkheidsstoornis! De net genoemde criteria zijn de algemene criteria voor persoonlijkheidsstoornissen, maar… daarnaast zijn er nog criteria voor specifieke stoornissen. Categorieën of dimensies? Categorische benadering • Dominante benadering in de klinische psychologie en de psychiatrie • Ligt ten grondslag aan de DSM-IV. In DSM-V is dat een beetje veranderd. Heeft hij nu wel of geen stoornis. Een beetje een stoornis hebben kunnen zorgverzekeraars bijvoorbeeld niks mee. • Stoornis is kwalitatief anders • Niet echt op één continuüm te plaatsen met ¨normale¨ mensen
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Dimensionele benadering • Voorbeeld gradaties psychopathie • Persoonlijkheidspathologie als extreme score op ¨normale¨ persoonlijkheidstrekken • Theoretisch bewijs (vooral Widiger) • (Vrijwel zeker) gedeeltelijk gebruikt in DSM-V Rekening houden met cultuur Waarom wat in de ene cultuur normaal is, is dat in de andere cultuur niet. In andere culturen wordt dat als afwijkend gezien. Rekening houden met leeftijd • Wat abnormaal is op volwassen leeftijd, kan normaal zijn op jongere leeftijd Voorbeeld identiteit: experimenteren met verschillende identiteiten. Daarom: Voorzichtig met diagnosticeren persoonlijkheidsstoornis voor leeftijd van 18! • Ook voorzichtigheid in jongvolwassenheid? Rekening houden met geslacht • Mannen zijn eerder geneigd tot externaliserend gedrag. Naar buitenkerend gedrag. Licht agressief etc. • Vrouwen zijn eerder geneigd tot internaliserend gedrag. Naar binnen gericht. Depressief en angstsymtomen. • Geslachtsspecifiek gedrag niet als persoonlijkheidsstoornis diagnosticeren! • Wel: bepaalde persoonlijkheidsstoornissen vaker bij mannen dan bij vrouwen: Voorbeelden: - Antisociale pers. Stoornis. Komt vaker bij mannen voor dan bij vrouwen. - Borderline pers. Stoornis komt vaker bij vrouwen voor dan bij vrouwen. In het meest gebruikte classificatiesysteem van dit moment (DSM-IV) 10 persoonlijkheidsstoornissen Stoornissen op te delen in drie clusters • Het onberekenbare cluster (cluster B) 1. Antisociaal 2. borderline 3. theatraal 4. narcistisch • Het excentrieke cluster (cluster A) 1. Schitzoide 2. Schitzotype 3. • Het angstige cluster (cluster C) 1. • Persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Het onvoorspelbare cluster (ook wel Cluster B) Problemen met controle van emoties, moeite met sociale relaties, dramatisch, emotioneel en onvoorspelbaar gedrag.
Antisociale Persoonlijkheidsstoornis • Geeft weinig om de rechten, gevoelens, en het welzijn van anderen - Voldoet aan het beeld van de psychopaat Bijvoorbeeld “the Joker” uit batman. • Begint vaak in de kindertijd - Bepaalde gedragingen. Bijv. normoverschrijdend gedrag. Roken,drugs, Stelen, liegen. Ook wreed gedrag naar dieren of andere kinderen. - Gedrag verergerd op latere leeftijd. Wreed en sadistisch gedrag naar andere mensen. - Voorbeelden: moorden, verkrachtingen. Vaak TBS’ers • Voor 16-jarige leeftijd geen symptomen = onwaarschijnlijk dat de stoornis zich nog gaat `` ontwikkelen • Zelfs antisociaal gedrag op 16-jarige leeftijd hoeft niet een antisociale persoonlijkheidsstoornis te voorspellen! • Kleine groep die wel een persistent patroon van antisociaal gedrag blijft vertonen => antisociale persoonlijkheidsstoornis Kernsymptomen • Conformeert niet aan sociale normen. Anderen gebruiken voor eigen doelen. • Liegen, oplichters • Impulsiviteit. Denken niet na over consequenties van gedrag. Moeite met houden van baan of relatie. • Snel geïrriteerd • Roekeloos. Naar anderen maar ook naar zichzelf. Gevaarlijke gedragingen, gewond etc. • Onverantwoordelijk. Niet komen opdagen voor werk. Schulden maken. • Gebrek aan schuldgevoel. Onverschillig voor het leiden van pijn van anderen. Sterk gerelateerd aan psychopathie - Vriendelijk en intelligent aan de buitenkant, maar toch veel symptomen van de antisociale persoonlijkheidsstoornis - Twee clusters van symptomen (Robert Hare) • Beperking op het gebied van emoties en inter-persoonlijk gedrag. Kunnen zich moeilijk inleven. Scoren laag op empathie. • Sociaal afwijkend gedrag. (agressief,impulsief etc.) • Belangrijke bedenking: gedrag dat antisociaal lijkt te zijn kan in sommige contexten (gevaarlijke buurten) adaptief zijn! Bepaalde kenmerken kunnen je helpen in bepaalde situaties. Kijk naar de context van iemand.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Borderline persoonlijkheidsstoornis Twee kernwoorden: Instabiel en extreem - Op verschillende gebieden Relaties - verlatingsangst Zelfbeeld - experimenteren - van positief naar weer heel negatief. Over het algemeen veel negatief. Sterke emoties Borderliners kunnen wel degelijk stabiliteit vinden! - Behoefte aan veel structuur en ondersteuning - Begripvolle, diplomatieke partner In het Engels: Histrionic Personality Disorder (theatraal) Kernsymptomen - Extreem aandachttrekkend gedrag - Emotioneel gedrag. Uitvergrote emoties. Vinden iets helemaal geweldig of niet geweldig. Belangrijke kenmerken • Flirten en provocatief gedrag. Veel make-up, bijzondere kledingkeuze. • Vaak en op dramatische wijze meningen uiten. “Hij is heel geweldig” maar vervolgens kunnen ze dat niet onderbouwen. • Emoties uitten in het openbaar. Bij kleine gebeurtenis in het openbaar een behoorlijke scène zetten. Maakt zichzelf daardoor niet populair. • Extreme behoefte aan aandacht. Gefrustreerd bij weinig aandacht. Culturele verschillen in gedrag! • Bijv. Italianen. Denk je dat ze enorme ruzie hebben, zijn ze gewoon aan het praten. • Eerder genoemd: Nederlanders versus Vlamingen Sekseverschillen in uiting. • Mannen: Machogedrag • Vrouwen: Hyperfeminien
Narcistische Persoonlijkheidsstoornis Kernsymptomen - Sterke behoefte om te worden bewonderd. - Zichzelf erg belangrijk vinden. - Gebrekkig inzicht in gevoelens van anderen. Gebrek aan empathie. Belangrijke kenmerken • “Sense of entitlement”. Denk je datje rechts hebt op bepaalde privileges zonder een directe reden daartoe. Bijv. Ik betaal collegegeld dus ik vind dat ik gewoon een voldoende moet krijgen. Dus recht denken te hebben zonder daar een prestatie voor te leveren. • Superioriteitsgevoelens. Jezelf als de beste zien.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
• -
• •
Verwachten bewondering van iedereen om hun heen Reden: Narcistische paradox : Verwijst naar een feit dat narcistische mensen een hoge zelfwaardering hebben maar die is heel fragiel. Zodra ze negatieve feedback krijgen dan daalt dat zelfbeeld en is dat tijdelijk beschadigd. Extreem gevoelig voor kritiek Onvermogen tot het herkennen van de behoeftes van anderen Snel jaloers. Succes van anderen bagatelliseren.
Individuen met een Narcistische Persoonlijkheidsstoornis soms succesvol! (in tegenstelling tot veel andere persoonlijkheidsstoornissen.) • Zijn zelfverzekerd en ambitieus. Kunnen er niet tegen dat er iemand boven hun staat. • Toch vaak moeilijk mee samen te leven. Relationeel vlak. Tenzij ze iemand vinden die hen onvoorwaardelijk aanbidt.
Het excentrieke cluster (ook wel Cluster A) Mensen die “anders” en moeilijk in de sociale omgang zijn 1. Schizoïde persoonlijkheidsstoornis 2. Schizotypische persoonlijkheidsstoornis 3. Paranoïde persoonlijkheidsstoornis • • •
Schizoïde en schizotypische persoonlijkheidsstoornis gerelateerd aan schizofrenie! Schizofrenie is klinisch syndroom – Wanen, hallucinaties, verstoorde perceptie Schizoïde en Schizotypische persoonlijkheidsstoornis – Kenmerken van schizofrenie, maar geen wanen en hallucinaties
Schizoïde Kernsymptoom Geen normale sociale relaties • Lijkt geen behoefte te hebben aan intieme relaties of vriendschappen • Sociaal onhandig. Bijv. iemand komt onverwachts bij een groepje staan maar kan zich verder niet mengen in het gesprek. • Passief als er iets onprettigs gebeurd. Ze weten niet wat ze moeten doen en verstenen. Weer belang cultuur! • Plattelanders die in de stad terecht komen • Aziaten of Oost-Europeanen die in Westerse culturen terecht komen. Worden dan als meer teruggetrokken gezien.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Schizotypisch Kernsymptoom • Angstig en ongemakkelijk in sociale situaties Ander belangrijke kenmerk • Vreemd en excentriek naar de normen van de eigen cultuur. Bijv. lady gaga of david bowie. Wanneer je dit sort gedrag in het dagelijks leven vertoond. • Paranormaal geïnteresseerd. • Gedesorganiseerd gedrag/spraak
Paranoïde Kernsymptoom Anderen als bedreiging zien. Wantrouwen anderen. Denken dat ze worden gebruikt of misleid. Bijvoorbeeld Josef Stalin. Andere belangrijke kenmerken • Verkeerd interpreteren gedrag van anderen. Langdurig kwaad of wraakgevoelens. Vragen vaak hulp van autoriteiten. Mensen die bijvoorbeeld iedere dag de politie bellen. • Pathologisch jaloers • Op vijandige wijze uiting geven aan wantrouwen
Het angstige cluster (ook wel Cluster C) Gerelateerd aan het voorkomen van angst. Alleen ineffectief door de neurotische paradox • Het uit de weg gaan van angst creëert meer problemen dan het oplost. Ze komen nooit over hun angstdrempel heen. 1. Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis 2. Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis 3. Obsessieve-Compulsieve persoonlijkheidsstoornis
Ontwijkende persoonlijkheidsstoornis Kernsymptoom Minderwaardigheidsgevoel en erg gevoelig voor kritiek Belangrijke kenmerken Vermijden activiteiten om afwijzing, teleurstelling te voorkomen. Bijvoorbeeld tentamen niet maken door angst te falen. Kunnen veeleisend zijn van omgeving. Hebben een laag niveau van zelfwaardering
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis Kernsymptoom Extreme behoefte om: • Te worden verzorgd • Te worden vertroeteld • Iemand te hebben die je precies verteld wat je moet doen. Belangrijke kenmerken • Gedragen zich onderdanig. • Hebben moeite met het nemen van beslissingen. • Voorkomen meningsverschillen. Om een relatie met iemand die hun beslissingen neemt in stand te houden. Zijn het overal mee eens. • Moeite met zelfstandig werken. Omdat ze geen feedback krijgen. • Accepteren extreem gedrag van anderen om steun en bevestiging te krijgen.
Obsessieve-Compulsieve Persoonlijkheidsstoornis Kernsymptoom • Extreem gericht op orde en sterk perfectionistisch Belangrijke kenmerken • Sterk toegewijd aan hun werk. Overwerken, workaholics. • Moreel inflexibel. Houden zich exact aan de regels. • Erg gierig. Uit zich in het niet weg kunnen gooien van spullen. • Rigide en koppig. De obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis is niet hetzelfde als obsessievecompulsieve stoornis! • Bij de obsessieve-compulsieve stoornis zijn er bepaalde gedachten gekoppeld aan het obsessief-compulsieve gedrag • Bijv. Angst om anderen schade te berokkenen Daarom angststoornis • Vaak ook rituele gedragingen. Extreem vaak handen wassen etc. Obsessieve-compulsieve persoonlijkheidsstoornis wel risicofactor voor de obsessievecompulsieve stoornis! Persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven (NAO) • Er is sprake van symptomen van een of meerdere specifieke stoornissen – Maar niet genoeg voor diagnose van een specifieke stoornis • Deze symptomen zorgen voor significante mate van lijden of beperking in belangrijke levensdomeinen (sociaal, beroepsmatig)
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Prevalentie • Definitie Prevalentie • Varieert van 0.2% (narcistische persoonlijkheidsstoornis tot net boven de 4% (obsessief compulsieve stoornis – Zie ook figuur 19.1 in boek – Totale prevalentie is 13% – Veel overlap tussen symptomen verschillende persoonlijkheidsstoornissen – Differentiële diagnose soms moeilijk – Geslachtsverschillen: maar bij een stoornis echt duidelijk Dimensioneel Model De besproken DSM-IV stoornissen zijn categorisch – Je hebt het wel of niet. Verschillende onderzoeker (Widiger, Miller) beschrijven stoornissen als extreme scores op persoonlijkheidstrekken, zoals de Big Five – Voorbeeld Schizoïde persoonlijkheidsstoornis als extreem lage extraversie en neuroticisme – Analogie kleurenwiel Op basis van dit onderzoek aanpassing van persoonlijkheidsstoornissen in de DSM-V! – Komt uit in mei 2013, dus potentieel belangrijk voor jullie! DSM-V Nog zes specifieke stoornissen – Antisociale – Ontwijkende – Borderline – Narcistische – Obsessieve-Compulsieve – Schizotypale – Geen persoonlijkheidsstoornis NAO, maar persoonlijkheidsstoornis trekgespecificeerd – Specifiek hiervoor ontwikkeld: 5 disfunctionele persoonlijkheidstrekken DSM-V Persoonlijkheidstrekken • Negatief affect • “Detachment” ≈ teruggetrokken. • Antagonisme = omgekeerde van vriendelijkheid • Disinhibitie = omgekeerde van zorgvuldigheid. Impulsief,afleidenm roekeloos etc. • Psychoticisme = excentriciteit. Compleet anders zijn dan anderen.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Oorzaken • Vaak cross-sectioneel onderzoek om “oorzaken” vast te stellen • Borderline persoonlijkheidstoornis Geen structuur in jeugd Seksueel miscbruikt • Schizotypale persoonlijkheidstoornis • Antisociale persoonlijkheidstoornis Niet goed regels geleerd Etc.. Samenvatting: • Persoonlijkheidsstoornissen… – …geven duurzame afwijkingen in gedrag en gedachten weer ten opzichte van maatschappelijke normen – …hebben te maken met trekken, motivaties, emoties, cognities, het zelfconcept, sociale relaties, biologie – In de DSM-IV worden tien specifieke persoonlijkheidsstoornissen onderscheiden… – Antisociale, Borderline, Theatrale, Narcistische, Schizoïde, Schizotypische, Paranoïde Ontwijkende, Afhankelijke en Obsessieve-Compulsieve • …maar in de DSM-V zullen dat er nog zes zijn. – Maar ook dimensies! Tentamenvraag • Een persoon lijkt totaal geen behoefte te hebben aan sociale contacten. Als deze persoon een persoonlijkheidsstoornis heeft, welke is dan de meeste waarschijnlijke? A. De narcistische persoonlijkheidsstoornis B. De afhankelijke persoonlijkheidsstoornis C. De schizoïde persoonlijkheidsstoornis D. De schizotypische persoonlijkheidsstoornis
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Persoonlijkheidsleer college 10 27-11-2012 Persoonlijke ziekte/gezondheid. Bijv. psychologische- en gedragsfactoren hebben een impact op lichamelijke ziekte/gezondheid. Bijv. stress, roken, drinken, seksueel risicogedrag etc. Gezondheidspsychologie: het veld waarin onderzoek wordt gedaan naar bovengenoemde zaken. De studie van het verband tussen lichaam en geest en hoe deze wisselwerking tussen lichaam en geest inspeelt op ziekte en gezondheid. Gezondheidspsychologie probeert interindividuele verschillen te verklaren, bijv. kans op ziekte ,snelheid van herstel, stresstolerantie. Persoonlijkheid-ziekte modellen 1. Interactioneel 2. Transactioneel 3. Gezondheidsgedrag 4. Predispositioneel 5. Ziektegedrag 1. Interactioneel model Interactie persoon en omgeving Effect van gebeurtenissen hangt af van persoonlijkheid • Objectieve gebeurtenis -> Coping (rol van persoonlijkheid -> Impact • Modererende rol persoonlijkheid. Er is een gebeurtenis van een bepaalde impact. Afhankelijk van je persoonlijkheid is die impact groter of kleiner. • Persoonlijkheid bepaalt deels iemands kwetsbaarheid Voorbeeld: ziekte kan verergeren als een persoon door blijft werken op het moment dat hij last krijgt van die ziekte. De beslissing of je wel of niet doorwerkt hangt af van je persoonlijkheid. Zo kan je persoonlijkheid je ziekte beïnvloeden. Minder extraverte mensen zijn minder snel geneigd om artsen op te zoeken. Ook dit kan schadelijke gevolgen hebben voor je gezondheid.
interactioneel model
Beperking: geen selectie! Roep om transactioneel model. (doorontwikkeld model)
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
2. Transactioneel model Transactie persoon en omgeving Persoonlijkheid heeft 3 potentiële effecten • Coping; cfr. Interactioneel model • Appraisal = hoe je bepaalde situaties waarneemt/interpreteerd. • Situatie selectie = welke situaties je opzoekt en welke je vermijd. Bijv. bij seksueel risicogedrag. • Voorbeeld Neuroticisme en deze 3 effecten bij ziekte - Ze reageren paniekerig - Schatten negatiever in - Eerder situatie als stressvol - Klagen meer. Anderen gaan ze vermijden - Vermijden zelf situaties (dokterbezoek)
transactioneel model
3. Gezondheidsgedragsmodel Uitbreiding van transactioneel model Toevoeging = gedrag met invloed op gezondheid • Voorbeelden: eetgewoonten,slaapgewoonten, risicogedragingen. • Persoonlijkheid beïnvloedt niet direct stress-ziekte relatie maar indirect via gezondheidsgedrag. • Voorbeeld: neurotisisme is vaak gelinkt aan roken. Dat beïnvloed dan weer je gezondheid.
gezondheidsgedragsmodel
Vorige drie modellen: persoonlijkheid heeft directe of een indirecte impact op link gebeurtenis-ziekte 4. Predispositioneel model Associaties tussen persoonlijkheid en ziekte door een derde variabele. Bijv. aanleg. • Het effect van persoonlijkheid op ziekte is schijneffect • Oorzaak is predispositie die beide beïnvloedt • Voorbeeld: bepaald gen kan aan basis liggen aan bijv drugsverslaving of persoonlijkheidstrek als sensationseeking (wat kan lijden tot drugsgebruik)
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
5. Ziektegedragsmodel Definitie ziekte: aanwezigheid van een objectief meetbaar abnormaal fysiologisch proces. Definitie Ziektegedrag: wat mensen doen als ze denken dat ze ziek zijn. Hier heeft persoonlijkheid impact op. Bijv. ziektegedrag beïnvloed manier waarop iemand bepaalde lichamelijke sentaties ervaart. (verkoudheid ziek?) Invloed persoonlijkheid! Voorbeelden hypochondrie/ziektevrees. Bepaalde mensen zijn oversensitief voor bepaalde klachten. Ze voelen iets kleins en interpreteren dat meteen aan een enge ziekte.
ziektegedragsmodel
BELANGRIJK Modellen niet mutueel exclusief. Als het ene model geldt, is het nog niet dat het andere model niet geldt. Verschillende modellen kunnen gelden afhankelijk van persoonlijkheidstrek • Voorbeelden: hostiliteit en hartziekten.
Stress Definitie: toestand van psychische spanning en druk. De spanning niet aankunnen. Maar verschillend gebruikt… Belangrijk onderscheid • Stressor: een bepaalde conditie/gebeurtenis die stress veroorzaakt. • Kenmerken: extreem overweldigend, vaak gepaard met tegenstrijdige gedragingen en wensen (keuze), iets controleerbaars (kunnen niet zomaar worden door ze uit de weg te gaan. • Stress(-respons) Reactie op stressor.
Hoe leidt stressor tot stress-respons? Lazarus (1991): stressor leidt tot stressrespons doordat stress het gevogl is van een subjectieve interpretative van een situatie. Stress is gevolg van subjectieve interpretatie van een situatie Stress ontstaat als voldaan is aan twee cognitieve evaluaties • Primaire appraisal: de mate waarin iemand de stressor als bedreigend ziet voor zijn doelen.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
• Secundaire appraisal: heb je voldoende capaciteiten om om te gaan met de stressor? Wat is een stress-respons? Aanwezigheid van stressor leidt tot fysiologische en emotionele reactie, dus: schrikken, verhoogde hartslag, zweterige handen, verhoogde bloeddruk etc. Stress-respons functioneel: omdat het een soort noodreactie is om de stressor het hoofd te kunnen bieden. Fight-or-flight response • Meestal van korte duur, tenzij de stressor aanwezig blijft Dan slechts eerste stap in een reeks reacties • General Adaptation Syndrome General Adaptation Syndrome (GAS) Fase 1 (blootstelling aan stressor): alarmfase of fight or flight fase. Fase 2 (stressor blijft duren): weerstandsfase. Fase 1 is wat afgenomen maar sympatische zenuwstelsel blijft geactiveerd. Lichaam verbruikt veel meer energie dan gemiddeld. Fase 3 wanneer de stressor blijft duren. Uitputtingsfase door continue blootstelling aan strerssor. Imuunsysteem vaak verzwakt. Gevoeliger voor ziekteverschijnselen. Burn-out bijv.
Verschillende types stressoren Major Life Events • Definitie Positief: trouwen, verhuizen etc. kan ook leiden tot stress Negatief: overlijden naasten etc. Daily Hassles: dagelijkse beslommeringen. Types stressoren: Major Life Events Experimenteel onderzoek Cohen et al. (1997) • Verkoudheidsvirus toedienen via neusdruppels aan mensen met weinig vs. veel grote levensgebeurtenissen (controleconditie: gewoon neusdruppels) Resultaten Conclusie Cfr. GAS (general adaptation syndrome)
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Types stressoren: Daily Hassles Komen (veel) vaker voor dan major life events Kunnen zelfde effecten hebben Voorbeelden: Bezorgdheid om gewicht Bezorgheid om gezondheid familielid Bezorgdheid om huishoudelijke taken Bezorgdheid omdat men (altijd) zoveel te doen heeft, … Types stress Acute stress : plotselinge belasting - hoofdpijn, spanning, buikpijn - bij bijv. Presentatie geven - kortdurende impact Episodische acute stress : opeenvolgende acute stress - Bijv. deadlines iedere maand Traumatische stress : door erge gebeurtenis - Intense ervaringen - Kan blijvend effect hebben. Chronische stress : hele leven wordt stressvolle situatie - Aanhoudende stress - Nooit rust - Bijv. ziekten die lang duren. (hart en vaatziekten, diabetes)
Coping en Emoties Overzicht 1. Attributiestijl 2. De rol van positieve emoties 3. Regulatie van emoties 4. Open zijn naar anderen (disclosure) 1. Attributiestijl = dispositionele stijl persoonlijkheidskenmerk. Waar legt iemand de schuld als er iets verkeerd gaat? Drie belangrijke dimensies • Extern versus intern. Zoek je het bij jezelf of bij anderen? Bijv. Het lag aan de moeilijke toets • Stabiel versus veranderbaar. Kan je iets aan de situatie doen? Heb je invloed op de situatie? Wanneer veranderbaar: minder stressvol • Specifiek versus globaal. Heeft het invloed op je hele zelfbeeld of maar een domein? Bv. slechte cijfers op tentamen
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Gerelateerde concepten Pessimisme • Score op drie dimensies - Interne attributiestijl Optimisme • Score op drie dimensies - Externe attributiestijl Persoonlijkheidstrek-achtige constructen Gerelateerde concepten Dispositioneel optimisme (Carver & Scheier) Nadruk op verwachtingen voor toekomst Self-efficacy / Zelfwerkzaamheid (Bandura) Definitie: geloof dat je in staat bentom handelingen te doen die nodig zijn om met bepaalde uitdagingen om te gaan of bepaalde doelen te bereiken. Geloof dat je dingen kan doen die nodig zijn om ergens in te slagen. Voorbeeld. Mensen die hoog scoren op self-efficacy hebben groot geloof in eigen kunnen. Optimisme en welzijn Optimisme hangt samen met zowel gezondheid op zich als met gezondheidsbevorderend gedrag. • Immuunsysteem > Hoger scoren op optimisme hebben beter immunsysteem. • Emotioneel > Minder kans op depressie • Cognitief > Buffer tegen stress • Sociaal contact > meer sociale contacten • Gedrag > meer gericht op problemen aanpakken i.p.v. vermijden. “Pessimists have a habit of being in the wrong place at the wrong time” • Voorbeelden: vaker bij ongevallen betrokken. Meer kans hebben op vroegtijdige, gewelddadige dood. Kortere levensduur. • Inspiratie voor preventieprogramma 2. De rol van positieve emoties Vroeger vooral aandacht voor negatieve emoties Opkomst van de Positieve Psychologie • Spelen positieve emoties niet even cruciale rol? • Lazarus & Folkman (1980) zien drievoudige rol: 1) Zorgen van volhouden in situaties 2) Bij aanhoudende stress kan een positieve emotie een belangrijke rol spelen. Broaden & Build Model (Barbara Fredrickson) • Broaden: • Helpen om meer opties te zien • Helpen om beter over alternatieven na te denken • Helpen om verschillende copingstrategieën te proberen. Meerdere manieren om te leren gaan met stressvolle situaties.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
•
Build • • •
Helpen energie op te bouwen . minder snel in uitputtingsfase. Meer werken aaan voldoende energie. Helpen sociaal netwerk op te bouwen. Emoties delen. Helpen goede copingstijl te vinden en op te bouwen.
Positieve emoties: Verminderen de impact van stress • Experimenteel onderzoek wijst op beter herstel na stress Hoe kunnen we positieve emoties opwekken onder stress? • Positieve herinterpretatie - Tegenslag zien als uitdaging/groeimogelijkheid. Zelfs een chronische ziekte kan gezien worden als een mogelijkheid om te groeien. • Probleem-georiënteerde coping - Controleerbare aspecten vergroten. Cognitieve en gedragsmatige strategieën aanleren. • Positieve momenten inbouwen - Cliniclowns 3. Regulatie van emoties Soms is het nodig / wenselijk negatieve gevoelens te onderdrukken (bv. teleurstelling onderdrukken bij cadeau) Dit kan grosso modo op twee verschillende manieren: Maar wat als we op regelmatige basis emoties moeten onderdrukken? (Freud) Onderdrukken van emoties is basis van psychische stoornissen • Psychoanalytische therapie gericht op catharsis (stoom afblazen) • Therapeutische relatie als veilige haven waar onbewuste emoties bewust beleefd kunnen worden Sommige andere theoretici zijn positiever • Meer een ontwikkelingspsychologisch perspectief • Voorbeeld Experimentele studies naar effecten van onderdrukte emoties • Grappige versus droevige video's • Manipulatie: suppressie vs. geen suppressie/controle • Suppressie leidt tot verschillende zaken ... - stress bij voorbereiden. Maar systematische onderdrukking lijkt negatieve effecten te hebben • Chronische suppressie chronische arousal van sympatische zenuwstelsel negatief effect op gezondheid en algemeen functioneren. • Belang van Disclosure (onthullen) - Mechanisme: omgeving is op de hoogte met wat er in je om gaat. Als mensen weten dat je met een probleem zit kunnen ze je daar meer helpen
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
4. Disclosure Drie redenen positief effect 1. Opkroppen vergt energie en veroorzaakt stress 2. Praten reduceert stress 3. Praten kan zorgen voor herinterpretatie. Van toepassing op erg veel domeinen: • Trauma • Seksuele geaardheid • Chronische ziekte, … • Zelfs schrijven over iets lijkt te helpen … zelfs als niemand het leest • Op het moment zelf negatief, maar daarna vooral positief!
Type A en Type D Persoonlijkheid Hart- en vaatziekten Zijn een gevolg van • Roken, obesitas, bloeddruk, passieve levensstijl, predispositie, … • Psychologische kenmerken Dominante focus op twee persoonlijkheidstypes • Type A • Type D Type A (competatieve,assertieve,aggresieve mensen) Type met drie componenten (dus syndroom met verschillende trekken) Type A vs. B (“easy-going”) • Dimensioneel onderscheid • Niet categoriaal! Vroeger onderzoek • interviews met aandacht voor verschillende zaken • Type A is onafhankelijke voorspeller van hart- en vaatziekten • Gecontroleerd voor roken en/of ander gedrag Later onderzoek (vragenlijsten) • Verband minder duidelijk Mogelijke reden: In interview meer nadruk op hostiliteit Wat is hostiliteit? Sterke predictor van cardiovasculaire aandoeningen bv. hostiliteit – arteriosclerose: r = .60 cholesterol – arteriosclerose: r = .30 Impact hostiliteit op cardiovasculair systeem Hartslag en bloeddruk stijgt; vrijgeven van stress-hormoon Aders kunnen intern beschadigd worden als chronisch verhoogd (Arteriosclerose) Onderstaand proces in werking gezet
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Type D Het “distressed” personality type • Definitie Hoog op negatieve affectiviteit / Neuroticisme (irritabiliteit, zich zorgen maken, angst, spanning, …) dus combinatie tussen hoog neurotisisme en laag extraversie cfr. hostiliteit • Hoog op sociale inhibitie / laag op Extraversie Recent onderzoek toont verband met hart- en vaatziekten Mogelijke mechanismen: Toegenomen hoeveelheden cortisol in bloed (schade aan aders) door continue “stress-respons” Suboptimale levensstijl, zoals risicogedrag en gebrek aan sociale steun Samenvatting: Gezondheidspsychologie onderzoekt het verband tussen persoonlijkheid en gezondheid / ziekte Binnen dit domein bestaan verschillende modellen • Interactioneel • Transactioneel • Gezondheidsgedrag • Predispositioneel • Ziektegedrag Deze hebben duidelijk praktisch nut en zijn complementair In alle modellen er slechts een indirect en geen direct effect van persoonlijkheid op ziekte en gezondheid. Een cruciale factor is coping en omgang met emoties Binnen dit domein onderzoekt men het belang van • Attributionele stijl • Positieve emoties • Regulatie van emoties • Zich open stellen voor anderen (disclosure) Belang van persoonlijkheids-”types”; Type A en Type D Voorbeeld tentamenvraag • Bij welk begrip/model wordt er onderscheid gemaakt tussen een alarmfase, een weerstandsfase (resistance) en een uitputtingsfase (exhaustion)? A. Het general adaptation syndrom B. Type D persoonlijkheid C. Primaire appraisal D. Predispositioneel model College 11 zie powerpoint. Tentamen antwoord: B
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Persoonlijkheidsleer College 12 04-12-2012 Cronbach’s alpha - Score van vragen die hetzelfde beogen te meten samen hangen min 0.6 (betrouwbaarheid) Convergente validiteit Rating over iemand anders “In the eye of the beholder” Onderzoek Branje et al., 2003; Wood et al., 2007 – Maar beperkingen: Predictieve validiteit = in hoeverre een test of meting een voorspellende waarde heeft. Perciever effects = rating over iemand anders (in the eye of the beholder) Persoonsgericht Common sense, combinaties van trekken Klinische relevantie = Beeld van een compleet persoon (type) Theoretische bezwaren tegen trekbenaderingen: – Allport: Persoonlijkheid als een verzameling kenmerken die een individu typeren – Een score op een bepaalde trek kan een totaal andere betekenis hebben afhankelijk van de score op een andere trek – Zie bijvoorbeeld Circumplex (H3)
Twee soorten benaderingen 1. Gericht op hoeveel je op een bepaalde norm/prototype lijkt. 2. Typologische benaderingen. Voorbeeld: Hypermaturity/immaturity • Persoonlijkheidsveranderingen over de levensloop (zie college H4/H5) – Grote veranderingen in adolescentie – Gemiddelde 12-jarige heel ander persoonlijkheidsprofiel dan 20-jarige! – Profielsimilariteitstechnieken (zie eerdere colleges): Bijv. hoeveel lijkt een 12-jarige op een gemiddelde 20-jarige en andersom Hoe dichter bij de 1.0 hoe hoger zijn immaturiteitsscore.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Suggesties in literatuur (Furr) – Maar niemand testte het – Voor en achter lopen op andere gebieden heeft ook gevolgen! – Pubertal timing Hypermature meisjes angstiger en depressiever, en hadden meer conflicten met hun ouders mogelijke oorzaken. •
Hypermature jongens beetje angstiger en depressiever, maar zwakkere effecten. Waarom? Immature meisjes minder angstig, maar verhoogde delinquentie “Fearlessness”? Immature jongens minder depressief en angstig, maar fysiek meer volwassen Testosteron Misschien niet-crimineel risicogedrag? Persoonlijkheidstypes Historie: In de (Griekse) oudheid Theophrastus (327 VC-287 VC): Schreef “Charakteres” collectie van persoonlijkheidsschetsen: ‘Karakters’: persoonlijkheidstypen 30 in totaal voorafspiegeling van persoonlijkheidstrekken/types
» » » » »
Voor Theophrastus was er al Hippocrates (460 VC-370 VC) Types op basis van humores (lichaamssappen) Bloed, gele gal, zwarte gal, slijm Sanguinistische type = bloed optimistisch Cholerische type= gele gal vervelend Melancholische type = zwartgallig neerslachtig/introvert Flegmatische type = slijm kalm Hippocrates schreef ziektes ook toe aan imbalans in lichaamsappen • Dus “types” veranderbaar? • Daarom: Theophrastus eerste echte beschrijving persoonlijkheidstypes • Toch kreeg Hippocrates’ werk meer navolging! Sigmund Freud’s theorie gedeeltelijk geïnspireerd op Hippocrates • Maar geen types Carl Jung (1875-1961) bouwt weer voort op Freud • Onderscheidt 8 types • Jung onderscheidt vier psychologische basisfuncties: • Denken, voelen, gewaarwording en intuïtie • Gecombineert met Introversie/Extraversie leidt dit tot 8 types:
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
•
Jung vormde de inspiratie voor de ontwikkelaars van de Myers-Briggs Type Indicator (MBTI) – Op basis van onderzoek weinig bewijs voor Jung’s types – MBTI wordt nog altijd veel gebruik voor beroepstesten • Maar beperkte geschiktheid als persoonlijkheidstest • Wetenschappelijke basis is niet heel sterk.
Veel onderzoek naar Type A, B en D persoonlijkheid Geen types, maar dimensies Je kan hoog of laag scoren op die dimensies. Moderne persoonlijkheidstypes: theorie Jack Block (1924-2010): “Lives Through Time” (1971) – Beschrijft 5 persoonlijkheidstypes bij mannen, 6 bij vrouwen – Op basis van Q-sort data • Specifieke techniek – Op basis van meerdere metingen over de tijd – Atheoretische benadering 1980: Samen met Jeanne Block kadert Jack Block zijn types in een theorie – Temperamenttheorie • Ego-Controle en Ego-Resiliency (Ego-veerkracht) Ego veerkracht: in hoeverre ben je in staat om je impulscontrole aan te passen aan de situatie. • Niet langer nadruk op 5 of 6 types, maar drie repliceerbare types, namelijk: Moderne persoonlijkheidstypes: link met big 5 • Resilients, Ondercontrollers en Overcontrollers aanvankelijk een beetje ondergesneeuwd door opkomende Big Five • Caspi & Silva (1995) en Robins en collega’s (1996) – Resilients, Undercontrollers en Overcontrollers hebben specifieke Big Five profielen! Toenemende populariteit sinds: – Werk Caspi en Robins – Types rechtstreeks uit Big Five vragenlijst data konden worden gemaakt (Asendorpf en collega’s, 2001) Studenten: • Hoe maken we de types? – Technieken om subgroepen met bepaalde score patronen over verschillende trekken heen te identificeren • Voorbeelden • Al dan niet gebruik makend van theoretische verwachtingen om statistiek te sturen •
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Moderne persoonlijkheidstypes: voorspellende waarde • Voorspellende waarde voor probleemgedrag • Voorspellende waarde over lange periode – Transities in de jongvolwassenheid • Voorspellende waarde ten opzichte van trekken Voorspellen types probleemgedrag? – Internaliserend • Naar binnen gericht – Externaliserend • Naar buiten gericht Persoonlijkheidstype Probleemgedrag • Overcontrollers -> hoog op internaliserend • Undercontrollers -> hoog op externaliserend • Resilients/Veerkrachtigen -> laten vrijwel geen probleem gedrag zien. Voorspelt het persoonlijkheidstype wat je in de kindertijd hebt ook hoe je later in de jongvolwassenheid bent? Denissen et al. (2008) • Leerkrachten beoordeelden persoonlijkheid van kinderen op 4 tot 6-jarige leeftijd • Ouder beoordeelden verlegenheid, agressie • Die kinderen gaven toen ze tussen de 17 en 23 jaar oud waren info over werk, relaties, verlaten ouderlijk huis, onderwijs Mensen die als kind resilient (=veerkrachtig) waren, functioneerden het beste op latere leeftijd • In termen van: • Agressie en verlegenheid • Ouderlijk huis verlaten • Werk krijgen Als kind overcontroller: Toename in agressie (17-23 jr.). Meer verlegen . Later relatie (man) Als kind undercontroller: Under- en Overcontrollers hadden later vast werk (waren langer werkloos) • Verklaring voor overige ontwikkelingen Conclusie: persoonlijkheid als kind voorspelt aanpassing als jongvolwassene Persoonlijkheidstypes en probleemgedrag • Hangen veranderingen van persoonlijkheidstype ook samen met veranderingen in probleemgedrag? – In dit geval: angst/piekeren • Studies van Akse et al. (2007) en Meeus et al. (2011)
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Mogelijke veranderingen: – Gunstig: O R U R – Ongunstig: R U R O – Van het ene niet-optimale profiel naar het andere: Hetzelfde profiel behouden kan natuurlijk ook! – En komt het meeste voor – Akse et al. 57%, Meeus et al. 73,5%
U
O
O
U
Hangen veranderingen van type ook samen met veranderingen in probleemgedrag? – Beide studies zijn het eens Moderne persoonlijkheidstypes: bezwaren Persoonlijkheidstypes zijn dus goede voorspellers – Ook van bijvoorbeeld relatiekwaliteit Maar: Zijn ze net zo goed als persoonlijkheidstrekken? Onderzoek Asendorpf & Denissen (2006) – Types beter voor het een, trekken beter voor het ander • Voorbeelden • Conclusie Bestaat er echt zoiets als een type? – Types niet sterk van elkaar onderscheiden, overlap • Geen duidelijke grenzen tussen types: Fuzziness • Dus: Niet hele duidelijke grenzen, maar geringe overlap – Conclusie aanhangers trekbenadering tegenover Conclusie aanhangers typebenadering – Mogelijke oplossing: • “Typeness” Vinden we wel echt altijd Resilients, Undercontrollers en Overcontrollers? Aanhangers trekbenaderingen: – Soms wel, soms niet Aanhangers typebenaderingen: – Inderdaad variaties mogelijk, maar drie basistypes – Veel bewijs voor het bestaan van de drie types, want vaak gerepliceerd • Met verschillende methoden (q-sort, gewone vragenlijsten, verschillende statistische technieken) • In verschillende leeftijdsgroepen en verschillende landen • Types zijn nog altijd enigszins controversieel • Lijken toch erg bruikbaar en zijn makkelijk te communiceren • Dus: Bruikbare toevoeging op het bestuderen van persoonlijkheid bovenop trekbenaderingen
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Persoonlijkheidsleer (Vragen beantwoorden)
college 13
10-12-2012
Tentamen: 60 vragen 4-keuze Vanaf 42 goed = voldoende 7,11,12,13,16,20 (niet in college besproken wel kennen) A closer look niet per se leren, alleen als het in college terug komt.
Wat zijn interindividuele verschillen in intraindividuele verschillen precies? Inter = tussen mensen Intra = binnen mensen Als iemand z’n emoties volgt over de tijd zal je zien dat bij de ene persoon fluctueert meer dan de ander in emotionele emoties. Grote intraindividuele verschillen in interindividuele verschillen. Waarom horen projectieve technieken bij T-data en niet bij S-data? Omdat je kijkt hoe een persoon op een bepaalde prikkel reageert. Het is dus een soort testje en niet S-data omdat dat over je eigen persoonlijkheid gaat. (zelfrapportage) Wat zijn idiosyncratische elementen? (Dia 13 college H2 (over voordelen van meerdere observatoren)) Als je meerdere mensen iemand zn persoonlijkheid laat beoordelen kan je idiosyncratische elementen wegwerken. Als je 3 mensen hebt die de persoonlijkheid van iemand anders beoordelen. Bij alle 3 de mensen zal de eigen persoonlijkheid ook een rol spelen in de beoordeling van iemand anders. Als je met meerdere observatoren werkt dan middelt dat een beetje uit. Dan spelen idiosyncratische elementen minder een rol bij het oordeel van de persoonlijkheid van iemand anders. Slide 59, hoofdstuk 2: Moeten we verklaarde variantie uit kunnen rekenen?
Nee!
Bij predictieve validiteit gaat het erom of een test een extern criterium kan voorspellen en bij discriminante validiteit gaat het er juist om dat de test niet iets meet wat het niet moet meten, dit lijkt erg tegenstrijdig, klopt het dat deze twee vormen van validiteit elkaars tegenpolen zijn? Verschil tussen twee is: als je met een test vriendelijkheid meet. Als die test samenhangt met gedrag. Dan is het een predictieve validiteit. Echt concrete gedragingen voorspellen die gekoppeld zijn aan de trek. Bij discriminante validiteit gaat het erom of de scores op de test niet heel erg samengaan met een andere meting. Bijvoorbeeld een vragenlijst over neuroticisme. Dus niet meten wat je niet wilt meten. Wat is aggregatie precies? En wat is een concreet verschil tussen aggregatie en persoon-situatie interactionisme?
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Aggregratie: je meet gedrag over een hoop situaties heen. In verschillende situatie. Vervolgens bereken je een gemiddeld gedrag over de situaties heen. Dat gemiddelde gedrag zou een indicatie moeten zijn over iemands persoonlijkheid. Persoonssituatieinteractionisme: persoon en situatie kenmerken om iemands gedrag in een concrete situatie te voorspellen. Geïnteresseerd in iemands specifieke gedrag in een specifieke situatie. Wat zijn het scar en vulnerability model van Tackett precies? Scarmodel: wordt vanuit gegaan dat probleemgesdrag je persoonlijkheid kan beschadigen. Iemand komt in een depressie terecht en vervolgens verander iemands persoonlijkheid. Door die depressie wordt iemand bijvoorbeeld neurotischer. Probleemgedrag kan persoonlijkheid beschadigen. vulnerability model :Bepaalde pers. Kenmerken kunnen je kwetsbaarder maken. Neurotische mensen hebben meer kans om in hun leven tegen een depressie aan te lopen. Dat is bewijs van het vulnerability model. Hoe lees je het circumplex van Wiggins af?
Vragenlijstje invullen over twee aspecten. Iedereen krijgt een score op bijvoorbeeld koud of warm. Dan kan je iemand in deze cirkel plaatsen. Hoeveel verschillende persoonlijkheidskenmerken verhouden zich ten op zichte van elkaar. Ik heb niet goed de rangorde stabiliteit, stabiliteit van het gemiddelde en intra-persoonlijke stabiliteit begrepen. Wat zegt het bijvoorbeeld als je zegt iemand heeft een hoge rangorde stabiliteit in de adolescentie, in eenvoudig/begrijpelijk Nederlands? Hoge rangorde stabiliteit in de adolescentie: bijv. henk is aan het begin van adolescentie was hij minst zorgvuldige van de klas is aan het eind van de adolescentie nog steeds de minst zorgvuldige. Hoge rangorde stabiliteit Hoge gemiddelde stabiliteit: gemiddelde 12 jarige is net zo zorgvuldig als de gemiddelde 20 jarige. Groepsgemiddele is niet veranderd over de adolescentie. Intrapersoonlijke stabiliteit: hoe de eigenschappen binnen een individue zijn geordend. Jan heeft een hogere4 score op extraversie dan op openheid maar openheid is weer hoger dan vriendelijkheid. Als de volgorde op latere leeftijd identiek is gebleven heeft hij een hoge intra persoonlijke stabiliteit.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Rangorde stabiliteit en gemiddelde niveau stabiliteit – Zouden de fictieve voorbeelden kunnen worden herhaald? e 1 (zie sheet voor plaatje) Scores van 4 mensen op een bepaalde pers. Trek. 4 mensen stijgen even hard op pers. Trek (bijv. vriendelijkheid) neemt gelijkmatig toe. Maar de rangorde tussen de personen blijft gelijk. Degene die op tijdstip 1 het meest vriendelijke persoon was is dat op tijdstip 2 ook. Hoge rangorde stabiliteit. Voorbeeld 2 Bovenste persoon daalt op vriendelijkheid, onderste persoon stijgt op vriendelijkheid. Gemiddelde zal hetzelfde blijven. Maar rangorde zou compleet veranderen. Stabiel gemiddelde maar lage rangorde stabiliteit. 3e voorbeeld Sommige personen stijgen, andere dalen. Bovenste stijgt nogal en onderste daalt. Gemiddelde stabiliteit in rangorde en gemiddelde. Maar wel interindividuele verschillen in intra individuele verandering/verschillen over tijd) Ene persoon stijgt harder dan de andere. Rangorde blijft niet stabiel. Lage stabiliteit in rangorde en toename gemiddelde (gemiddelde neemt toe voor iedereen maar wel interindividuele verschillen in intra-individuele verandering over tijd)
Wat zijn cohort-effecten/cohort-verschillen? Verschillen tussen leeftijdsgroepen die gekoppeld zijn aan het jaar waarin ze zijn geboren. Dus soort generatie onderzoek. Wat is het verschil tussen het behavioral activation system en het behavioral inhibition system? (BAS en BIS) BAS = benaderend gedrag. Potentieel belonend iets wordt geregistreerd. Het activeerd je gedrag. BIS= Rem. Systeem dat responsen onderdrukt. Wanneer er iets potentieel bedreigends wordt waargenomen. Wat zijn FMRI, PET, of wat is Noradrenaline? o Meer vragen voor neuro/biopsychologie cursussen! Alleen belangrijk als er een directe koppeling met persoonlijkheid is Hoeft niet het verschil uit te leggen. Wel bijv. hoe zijn bepaalde EEG patronen gekoppeld met persoonlijkheid. Wat is het verschil tussen 'byproducts of adaptations' en 'evolutionary by-products'? Allebei hetzelfde. Producten van de evolutie en hebben af en toe een bijverschijnsel. Bijproducten van de evolutie. Bijv. je hebt een neus en is bedoeld om mee te ruiken. Toen de bril werd uitgevonden konden ze de neus daarvoor gebruiken om de bril erop te zetten.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Wat komt eerst: Een motive of een need? o Eerst is er een need en die need motiveert je gedrag. Dus eerst need dan motive Motief komt voort uit een behoefte. Dus eerste is er de behoefte die leidt tot een motivatie. Wat is een “press” precies? Alpha en beta-press? Press: druk, aspecten van omgeving die gelinkt zijn aan behoefte. Need to belong wordt alleen geactiveerd wanneer er mensen in de buurt zijn waar je ook bij wilt horen. Alpha druk: objectieve omgeving. Omgeving zoals die echt is. Beta druk: percipieerde omgeving. De omgeving zoals jij hem waarneemt. Door bepaalde behoeftes kan je een omgeving anders gaan interpreteren. Als je door de stad loopt en je hebt honger, dan zal je winkels met eten sneller registreren. Wat is functional analysis van Darwin? Darwin was al bezig met emoties. Wat is het evolutionaire nut van emoties? Functies van emoties onderzoeken. Darwin probeerde erachter te komen wat het nut was. Functional analysis is de zoektocht naar het nut. Wat is het verschil tussen de categorische en de dimensionele benadering van emoties? Categorisch: Zoektocht naar basisemoties. Van elkaar te onderscheiden aparte emoties. Geluk ligt niet op een continuüm met bedroeft zijn. Staan los van elkaar Dimensionele benadering: gedachte dat emoties liggen in het verlengde van elkaar. Emoties zijn allemaal op twee assen te plaatsen (soort van circumplex) Wat is reciprocal causality? Samenhang tussen bijv. vrolijkheid en sociale relaties. Mensen kunnen goede sociale relaties hebben omdat ze vrolijk zijn. Omgekeerd kan ook. Iemand kan ook vrolijk worden omdat hij goede sociale relaties heeft. Wat zijn affect intensity scores? Geven aan hoe sterk iemand zn emoties zijn. Mensen geven aan dat ze kwaad zijn maar vervolgens merk je daar niet veel van. Sommige mensen vinden zichzelf nog niet heel kwaad maar komen wel zo over. Hoe sterk uit je je emoties? Hoog intensity. Schreeuwen het al uit bij een klein cadeautje. Laag intensity blijven heel cool bij bijv. een promotie. Wat is het verschil tussen actual similarity, perceived similarity en peer-rated similarity? Actual similarity:Hoe is komt het oordeel van person A overseen met wat person B over zichzelf zegt Percieved: A geeft oordeel over eigen persoonlijkheid maar oordeelt ook over B. Hoge mate percieved : persoon A vind zichzelf veel op persoon B lijken. Peer rated: persoon C beoordeeld persoon A en persoon B. gelijkenis? Hoge peer rated similarity.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Wat zijn Type A en Type D persoonlijkheid precies? Het zijn dimensies! Je kan er hoog of laag op scoren. A: assertief, agressief, antagonistisch, competitief gedrag, hostiliteit (vijandig), haast. D: negatief affect (neuroticisme), hoge sociale inhibitie (terugtrekken in sociale situaties), veel last van spanningen, angst, piekergedrag. Kunnen emoties moeilijk uitten. Wat is het verschil tussen een dimensioneel onderscheid en een categoriaal onderscheid? Dimensioneel: pers. Stoornis ligt in verlengde van normale pers. Trek. Soort extreme. Categoriaal: staat los van normale persoonlijkheid. Kwalitatief iets anders.
Samenvattend deel hst 11 en 12 Hoofdstuk 11 Motieven en persoonlijkheid. • Wat drijft mensen om te doen wat ze doen? • Wat zijn de fundamentele psychologische motieven die mensen kenmerken? • Hoe verschillen mensen hierin en met wat hangt dit samen? Basisconcepten (Henry Murray) Meten van behoeften (Thematic Apperception Test; Multi-Motive Grid) “The Big Three” (need for achievement; need for power; need for intimacy) Behoefte om doel te bereiken, behoefte om bepaalde situaties macht te hebben, behoefte aan sociale contacten) Humanistische traditie Motivatiepsychologie
Tekort uit tekort aan voedsel onstaat een behoefte/nood Motief je probeert iets te doen aan de honger Gedrag gedrag wordt bepaald door bepaalde cognities. Hoe kan ik straks zo snel mogelijk aan eten komen? Gedragingen : zo snel mogelijk naar kantine. Gericht op reduceren van tekorten!
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Henry Murray • Nood/behoefte = spanning die voortkomt uit een tekort. • Ook psychologische behoeften; hiërarchie • Belangrijke rol voor de omgeving! – Belang van press druk uit omgeving. Omgevingselementen die relevant zijn om behoeftes te bevredigen. Onderscheid: – Alpha druk objectieve omgeving. Omgeving zoals hij er echt uit ziet – Beta druk gepercipieerde omgeving. Hoe de persoon de omgeving interpreteert Humanistische traditie Kernpunten 1) inzicht in eigen behoeften en keuzes en persoonlijke verantwoordelijkheid psychoanalytische en behavioristische opvattingen waarin mensen slechts beperkte vrije wil hebben in bepalen van hun gedrag. Humanistische traditie zegt dat men weldegelijk een vrije wil heeft. 2) groei & positieve ontwikkeling i.p.v. speelbal van destructieve instincten (Freud) => zelfactualizatie als leidraadmotief 3) Andere benaderingen (Freud, McClelland en Murray): nadruk op tekort, behoefte (beginpunt) nadruk op groei en benadrukken vrije wil (middel) en zelfactualisatie (doel) als belangrijk menselijk motief Maslow en Rogers
Flow: bepaalde gemoedstoestand waarin alles echt lukt, maximale individuele potentieel gebruiken. Voorbeeld: commentaar epke zonderland
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Rogers Therapeutische toepassing: hoe bevorderen? Mensen zijn fundamenteel goed en positief, en gericht op zelfactualisatie Volledig functionerende mensen op weg naar zelfactualisatie Mensen kunnen hier obstakels in tegenkomen conditionele aanvaarding (conditional positive regard) Client-centered therapie Bedoeling = Zelfactualisatie stimuleren Door: “Genuine acceptance”, onconditionele aanvaarding en empathie Conditionele aanvaarding: alleen liefde,respect,aanvaarding als er aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Als je niet aan de voorwaarden van je ouders voldoet en ze je niet als goed mens zien is er sprake van conditionele aanvaarding. Client centered therapie: onszelf zelfactualisatie stimuleren. Als therapeut moet je aan bepaalde eisen voldoen. Iemand echt accepteren zoals die is. Onconditionele aanvaarding: je accepteerd niet alleen iemand als hij doet wat jij wilt. Ook als hij niet doet wat jij wilt accepteer je hem nog wel. Empathie: inleven in wat een ander voelt.
Besluit Fundamenteel onderscheid Komen voort uit tekort Aanleiding tot behoefte/nood Motiveert bepaald gedrag of cognities (Bv. Big Three) Gericht op zelfactualisatie Onvoorwaardelijke aanvaarding Positieve groei naar doel
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Aantekeningen Persoonlijkheidspsychologie colleges
17-12-2012
Cognitive Topics in Personality (hst 12) Cognitie Perceptie Aandacht Interpretatie Geheugen Gedachten Inschattingen vooruitdenken • •
Focus cognitieve persoonlijkheidsbenaderingen gericht op individuele verschillende. Wijze hoe mensen informatie verwerken. Intelligentie nauw verwant aan cognitieve psychologie
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Aantekeningen Persoonlijkheidspsychologie colleges
17-12-2012
Perceptie Algemeen: we denken dat wat we zien = objectieve realiteit, maar in de manier waarop we de realiteit percipiëren bestaan er sterke interindividuele verschillen => ‘perceptuele stijlen’: • Pijntolerantie en reduceren vs. versterken (augmenting) van sensaties • Twee types mensen: reducers en augmenters • Weerslag op gedrag en persoonlijkheid Reducers: op zoek naar het beperken van stimuli Augumenters: zijn op zoek naar stimulering •
Veldafhankelijkheid vs. veldonafhankelijkheid
Bovenste plaatje ga je op zoek naar de driehoekjes in het figuur. Mensen die daar beter in zijn scoren hoog op veld onafhankelijkheid. Zijn minder afgeleid door de grote tekening eromheen. Als je wel heel erg afgeleid bent dan zie je het grote figuur en ben je veld afhankelijk. Autistische mensen zien alle details en zijn dus veld onafhankelijk. In bepaalde beroepen belangrijk. Chirurg, politieagent. Gerichte focus en niet afhankelijk zijn Interpretatie 1. Kelly’s persoonlijke construct-theorie Je bouwt bepaalde cognitieve structuren op om de wereld te begrijpen. Vaak erg zwart/wit (bipolair) op basis van die constructen maak je je eigen realiteit. Je ontwikkeld zelf een idee over hoe de wereld in elkaar zit. 2. Rotter’s locus of control Interne locus of control: idee dat je zelf veel invloed hebt op situatie. Externe locus of control: anderen die de controle hebben. Je hebt zelf minder de controle. 3. Seligman’s aangeleerde hulpeloosheid Mensen met een aangeleerde hulpeloosheid hebben het idee dat ze zelf altijd weinig invloed hebben op de situaties: externe locus of control. Als ze succes behalen schrijven ze dat toe aan omstandigheden. Zien het zelf als stabiel. Ze zien hun gedrag als stabiel waar ze zelf weinig aan kunnen doen.
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012
Aantekeningen Persoonlijkheidspsychologie colleges
17-12-2012
Doelen • Mensen verschillen in de doelen die ze nastreven en deze verschillen weerspiegelen hun persoonlijkheid • Doel = Mentale representatie van gewenste eindresultaat van actie(s) • Personal projects/strivings – “Personal Projects Analysis” Zelf doelen opstellen. Hoe belangrijk vind je een bepaald doel, hoeveel controle ervaar je, heb je het idee van progressie, hoeveel stress ervaar je? Als je optimistisch bent, dan heb je het beste aangepaste big 5 profiel. Zelf-gegenereerde lijst van doelen/persoonlijke projecten Met beoordelingen per doel (belang/hoeveel controle?/progressie/stress/…) Verband met Big Five en aanpassing • Cognitieve sociale leer theorie – Bijv. Self-efficacy (eigen kunnen), regulation focus (promotion of prevention focus) promotion focus: proberen success te bereiken Prevention focus: fallen proberen te vermijden. Intelligentie • Achievement versus aptitude views Achievement: moet bepaalde score voorspellen Aptitude: onderliggend potentieel. Hoeft niet per se samen te hangen met scores of eindexamens. Komt er uit onder optimale omstandigheden. • Belang om te kijken naar structuur – General intelligence (g) versus meerdere componenten? Verbaal IQ: met taal , performaal IQ: andere hersenhelft (blokpatronen etc.) Belang van cultuur Iemand uit niet westerse cultuur zal lager scoren omdat de testen zijn aangepast op westerse cultuur. Belang van Flynn effect Als je IQ test maakt moet het gemiddelde 100 zijn. Eens in de zoveel tijd moet je je normen aanpassen. IQ scores stijgen door de jaren heen door verbeterd onderwijs etc. Zie powerpoint voor tentamenvragen!!!
Samenvoeging persoonlijkheidsleer + ppt
Iris Reijnders
17-12-2012