Colleges IPO 1A
1
College 1 Pedagogiek bestudeert de opvoeding en de hulp bij het opvoeden, net als onderwijs, vorming en ontwikkeling. De pedagogiek richt zich op het opvoeden en het opgroeien van kinderen. Pedagogiek beschrijft gedrag (wat?), verklaart gedrag (waarom?) en stelt normatieve richtlijnen vast. Dit leidt tot handelen middels bv. interventies, begeleiding of onderwijsmethoden. Opvoeding. o geen: wolfskinderen / opgesloten kinderen; o tekort: deprivatie het ontbreken van voldoende zorg en aandacht (bv. kindertehuis). Nature: genetische aanleg / erfelijkheid. Nurture: invloed van de omgeving. Sandra Scarr: bij ‘good-enough’-opvoeding volgt het kind zijn aangeboren eigenschappen. Als de opvoeding slechter is ontwikkelt het kind achterstanden en als de opvoeding beter is ontwikkelt het kind zich hetzelfde als bij een ‘good-enough’-opvoeding (er komt niet meer uit dan dat er in zit). Opvoeding wordt mede bepaald door de cultuur. Bij cross-culturele vergelijkingen stuit je op verschillen. Vroeger werden niet-gewenste of misvormde kinderen verkocht. Er bestonden ook geen verschillen tussen de kleding, het werk en de wetgeving voor kinderen en volwassenen. De kindertijd en de adolescentie is een recente ‘uitvinding’. Wetenschap: observatie theorie hypothese onderzoek. Bij bevestiging wordt de theorie behouden en verfijnd. Als de theorie niet bevestigd wordt, wordt deze verworpen en wordt er ene nieuwe theorie geformuleerd. Psycho-analyse: o Freud; o volwassen patiënt; o onderbewuste; o oorzaak van de stoornis ligt in de (vroege) kindertijd; o kind leeft volgens het plezier-principe; o de ouders moeten het kind helpen impulsen te beheersen, om te buigen of uit te stellen. Sociale leertheorie: o Bandura; o de mens is ene cognitief wezen en wordt beïnvloed door denkprocessen en verwachtingen; o nadruk op leerprocessen in het gedrag (observatie en imitatie); o de ouders worden geacht een goed model / voorbeeld te zijn voor het kind. Behaviorisme: o Watson; o het kind is ene onbeschreven blad; o nadruk op uiterlijk gedrag (leren door associatie, stimuli veroorzaken een respons); o de ouders moeten het kind trainen (gedrag moet worden aangeleerd);
http://www.everyoneweb.com/pedagogischewetenschappen
Colleges IPO 1A
2
Ethologie: o Lorentz, Tinbergen; o nadruk op observatie; o nadruk op aangeboren gedragspatronen; o de ouders moeten het kind iets aanleren in de kritische / sensitieve periode. Gehechtheidstheorie: o Bowlby; o het kind heeft de aangeboren neiging om bescherming te zoeken bij de ouder bij stress, gevaar of ziekte; o de ouders worden geacht het kind troost en steun te bieden. College 2 - Scheidingen en Gehechtheid Deprivatie: een tekort aan opvoeding. In kindertehuizen kampen kinderen met een ontwikkelingsachterstand (ze hebben een lager IQ). De kinderen zijn depressief en passief. Ook zijn ze onveilig gehecht (veel onveiliger dan in gewone gezinnen). Dit komt doordat de verzorgsters wisselen (verschillende diensten en personeelsverloop), de kinderen weinig tot geen persoonlijke aandacht krijgen (er is weinig toezicht) wat leidt tot structurele verwaarlozing. Experimenten van Harlow: jonge aapjes werden bij de geboorte van de moeder gescheiden. Groep 1 kreeg een ijzeren moeder (soms met en soms zonder fles met voeding) en groep 2 kreeg een moeder met een vacht. Als de aapjes ene keuze hadden, gingen ze voor de warme en zachte aap in plaats van de aap met de flesvoeding. Ook bij gevaar vluchtten ze naar de zachte moeder. Lorentz: imprinting bij ganzen. Ganzen volgen na de geboorte het eerste levende wezen dat ze zien. Zo kan het dus dat ze een mens als hun moeder zien. Scheidingen tussen ouder en kind kunnen voorkomen door een ziekenhuisopname van het kind of van de ouder, door een echtscheiding of verlating, door het overlijden van een ouder of door opname van het kind in een kindertehuis. In het verleden was er lange tijd geen aandacht voor de beleving van het kind. Een verandering hierin kwam o.a. door de evacuaties van kinderen gedurende WOII, kinderen in tehuizen en kinderen in ziekenhuizen. Kinderen die in een omgeving komen zonder hun ouders worden apathisch, ontwikkelen zich niet, willen niet eten en overlijden uiteindelijk. Robertson & Robertson ontwikkelden de film ‘A two-year-old goes to hospital’. Met die film wilden zij duidelijk maken dat een kind zich onveilig en bang voelt als de ouders niet in de buurt zijn. Er werd gekozen voor film aangezien de leidsters, verpleegkundigen en artsen het perspectief van het kind niet (voldoende) zagen. Ze werden in hun publicaties niet geloofd, woorden kunnen niet zeggen wat beelden wel kunnen. Een langdurige scheiding tussen kind en ouder zorgen voor: protestfase fase van wanhoop fase van onthechting soms: permanente terugtrekking uit relaties (in extreme gevallen). Om een tijdelijke scheiding tegen te gaan kun je zorgen voor regelmatig bezoek (bv. rooming-in in ziekenhuizen), opvang door pleeg- of grootouders, en vertrouwde rituelen (bv. door speelgoed).
http://www.everyoneweb.com/pedagogischewetenschappen
Colleges IPO 1A
3
Artikelen: o Empirisch onderzoek; o Case studies; o Historische analyse; o Review van onderzoek; o Meta-analyse van een onderzoek. In de praktijk is er in veel ziekenhuizen veel veranderd. De bezoektijden zijn flexibel, rooming-in is mogelijk en er is aandacht voor de beleving van het kind (bv. cliniclowns). In tehuizen is er gedeeltelijk wat veranderd. Vaak ontbreekt de zorg (dwz. individuele aandacht) nog. Er is meestal wel voldoende voedsel, kleding en meubilair. Gehechtheid is een intieme band of relatie en is selectief. De hechting aan de moeder kan anders zijn dan de hechting aan de vader. Als er geen veilige gehechtheid is, treedt het verschijnsel op dat het kind vriendelijk is naar iedereen (ook tegen mensen die iets slechts in de zin hebben). Bij veilige gehechtheid zoekt het kind contact en nabijheid. Het doel hiervan is troost en veiligheid en bij scheiding ontstaat er verdriet en angst. Volgens Klaus en Kennel is er direct na de geboorte ene kritieke periode van bonding tussen moeder en kind (het huid op huid contact van de baby en de moeder zorgt hiervoor). Deze claim is niet bevestigd: er kan wel degelijk hechting ontstaan zonder deze manier van bonding. Een kind heeft een volwassene nodig om te kunnen leven. Deze volwassene dient ook als uitvalsbasis om de omgeving te verkennen. Fasen: o A-social: van 0 tot 6 weken. Het kind is niet op bepaalde personen gericht. Iedereen is goed. o Indiscriminate attachments: 2 tot 6/7 maanden. Er ontstaat herkenning en de voorkeur begint. o Specific attachment: vanaf 7 maanden. Het kind wordt eenkennig en heeft een duidelijke voorkeur. Ook ontstaat er protest bij scheiding (scheidingsangst is positief). o Multiple attachments: er ontstaat een gehechtheidsnetwerk met meerdere relaties. Als een kind negatieve emoties onderdrukt en de nadruk legt op exploratie, is het niet veilig gehecht. Het lijkt dan of het kind niets erg vind, maar vanbinnen is het kind wel gestresst. Het kind durft het niet te uiten. Als een kind negatieve emoties maximaliseert is het ook niet veilig gehecht. Het kind is erg snel van streek en legt de nadruk op nabijheid. Bij het kleinste dingetje is het kind ongerust en het is moeilijk te troosten. Sensitiviteit bevordert veilige gehechtheid. Sensitiviteit bestaat uit het accuraat waarnemen van de signalen van het kind en het prompt en adequaat ingaan op die signalen. Wordt de vraag naar steun gezien, en wordt die steun ook gegeven? Als een kind veilig of onveilig gehecht is, heeft dit op de lange termijn gevolgen: betere of slechtere sociale vaardigheden. College 3 - Pedagogische interventies Een pedagogische interventie is een opvoedingsondersteunend programma om de ontwikkeling van het kind te bevorderen. Het theoretische belang van interventies is het vaststellen van causale ver-
http://www.everyoneweb.com/pedagogischewetenschappen
Colleges IPO 1A
4
banden. Klinische en praktische belangen van interventies zijn het toetsen van nieuwe behandel- en / of onderwijsmethoden. Onderzoeken van pedagogische interventies: o Gecontroleerd: het uitsluiten van alternatieve verklaringen (controlegroepen / experimentele groepen, random (aselecte) toewijzing, zoveel mogelijk double blind procedures). o Openbaar: open over de aanpak, methode en instrumenten (het moet herhaalbaar zijn en ene onderzoek is vaak pas doorslaggevend als het gerepliceerd is). Experimenteel design: het manipuleren van de oorzaak en kijken of de gevolgen veranderen. o pretest posttest one-group design (voor- en nameting, geen controlegroep); o pretest posttest control-group design (voor- en nameling, wel controlegroep); o posttest-only design (alleen nameting, met controlegroep); o Solomon four-group design (combinatie van ppcd en pod). Interne validiteit: heeft de interventie of een andere factor gezorgd voor het verschil in de uitkomst? Externe validiteit: kan de interventie worden gegeneraliseerd naar een groep buiten het onderzoek (dwz. naar de praktijk)? Een ideale interventiestudie bevat een experimenteel design met een controlegroep (met random toewijzing, double blind procedures en meerdere begeleiders), bevat dummy-interventies, is omschreven in ene protocol en dient een beperkt doel. VIPP: Video-feedback Intervention to promote Positive Parenting (video-feedback, brochures). VIPP-R: VIPP + Representational attachment discussions (video-feedback, brochures, gesprekken over vroeger en nu). VIPP-SD: VIPP + Sensitive Discipline. College 4 - Hebben kinderen regels nodig? Ongehoorzaamheid is tot op zekere hoogte acceptabel voor ouders en leerkrachten. De positieve kanten zijn het verwerven van autonomie en het leren overleggen op een sociaal geaccepteerde manier. De negatieve kant is bv. delinquentie. Negatieve disciplinering: agressie. Agressie is gedrag dat schade aanricht bij anderen en is een onderdeel van externaliserende problemen. Vijandige agressie is gemeen, je wilt de ander pijn doen. Instrumentele agressie is normatief en normaal. Kinderen pakken bv. speelgoed af van elkaar, er is een soort competitie. Instrumentele agressie neemt af na het 3e levensjaar. Na het eerste levensjaar neemt fysieke agressie toe. De kinderen gaan dan lopen en ontdekken. Als het kind goed heeft leren praten (ca. na 30 maanden) neemt de fysieke agressie af. Agressie ontstaat door bepaalde opvoedingsstijlen (Baumrind), door imitaie van de opvoeders of door het belonen van vormen van agressie.
http://www.everyoneweb.com/pedagogischewetenschappen
Colleges IPO 1A
5
Coercive Cycle (Patterson): kind reageert afwijzend op opdracht / vraag opvoeder dringt aan / valt uit / scheldt kind reageert heftiger (schreeuwen, slaan) opvoeder bindt in / geeft toe om het kind op te laten houden met negatief gedrag (kritiek moment) kind reageert meestal neutraal, soms positief kind leert dat het lastige gedrag loont en doet dat de volgende keer weer. Positieve disciplinering: Duidelijke informatie geven en het kind controle geven (door bv. een kleine keuze). Ook geef je de opdracht pas als het kind er aandacht voor heeft. Positieve disciplinering heeft baat bij een warme realtie. Opvoedingsdimensies van Baumrind: AUTORITAIR PERMISSIEF AUTORITATIEF (goede manier) AFWIJZEND/VERWAARLOZEND
REGELS + + -
WARMTE + + -
Prosociaal gedrag: helpen, zorgen voor anderen, delen, samenwerken. Antisociaal gedrag: ontwikkeling van lastig gedrag, overactief, impulsief gedrag, agressie, liegen, stelen. Empathie (Hoffman): o Globale empathie: 1e levensjaar, meehuilen met een andere baby; o Egocentrische empathie: 2e levensjaar, (egocentrisch) spiegelen van emoties (bv. mijn knuffel kan jou troosten); o Empathie gevoelens van ander: 2e en 3e levensjaar, reageren mbv. troost (bv. jou knuffel kan jou troosten); o Empathie voor levensomstandigheden: gaat samen met cognitief begrip (schooljaren). Wat draagt bij aan prosociaal gedrag? Duidelijke uitleg van regels en consequenties, uitleg bevat emotionele component, demonstreren van altruïstisch gedrag, verbaal aanmoedigen van prosociaal gedrag en empathische zorg voor het kind. Nieuwe ideeën over moraliteit (Kochanska): de ontwikkeling van het geweten begint als peuters veilig gehecht zijn. Ouders zijn warm en responsief, maar ook ‘firm and calm’ bij wat niet mag. Committed compliance wordt belangrijk (het kind wil het zelf) en situational compliance (gehoorzaamheid op grond van de ouderlijke macht). Disciplineren (Hoffman): o Onthouden van aandacht / liefde: dreiging van verlies van de veilige basis (vgl. afwijzende opvoedingsdimensie); o Uitoefenen van (fysieke) macht: slaan van de ouder (vgl. autoritaire opvoedingsdimensie); o Inductieve discipline: uitleg waarom iets niet / wel mag, beroep op empathische en cognitieve vaardigheden van het kind (vgl. autoritatieve opvoedingsdimensie). VIPP-SD is een interventie gericht op sensitief disciplineren van 1-, 2-, en 3-jarige kinderen met relatief veel externaliserende gedragsproblemen. VIPP-SD werkt met een experimenteel design (pretest posttest control-group design) en is een interventiemethode met video-feedback. Er vinden 6 huis-
http://www.everyoneweb.com/pedagogischewetenschappen
Colleges IPO 1A
6
bezoeken plaats. De dummy-interventie geschiedt door 6 telefoongesprekken. Er zijn meerdere gezinsbegeleiders. Thema’s van de huisbezoeken: SENSITIVITEIT DISCIPLINE SESSIE 1 gehechtheid en onderzoeken afleiding en begrip SESSIE 2 spreken voor het kind positieve disciplinering SESSIE 3 sensitiviteitsketen sensitieve time-out SESSIE 4 delen van emoties uitleg en begrip Er was een significant effect van VIPP-SD meetbaar bij het gebruik van positieve discipline. Ook was er een significant effect op de houding van de ouder. Bij de kinderen was er een significant effect meetbaar op overactief gedrag. College 5 - Het (adoptie-)gezin en de effecten van opvoeding Een kerngezin bestaat uit twee of meer verbonden personen (door huwelijk, geboorte, adoptie, keuze). Er zijn emotionele banden en verantwoordelijkheden (maar het ouderlijk gezag is beperkt!) aanwezig. Vroeger lag de nadruk op de invloed van de moeder op het kind, nu wordt ook de vader, de cultuur, de religie en de maatschappij erbij betrokken. Andere gezinsvormen: alleenstaande ouders, samengestelde gezinnen, homoseksuele ouders, IVF / DI gezinnen, pleeg- / adoptiegezinnen. Kindchip adoptie / netwerk pleegzorg: als de familie of als bekenden het kind adopteren. Vroeger had een kind baat bij adoptie. het zond hulpbehoevende signalen uit om te kunnen overleven. Ook de ouder had baat bij adoptie (bv. als troonopvolger). Adoptie is niet uniek voor mensen; dieren adopteren ook. Mogelijke verklaringen voor adoptie: volgens de sociobiologie is het overleven van de familie-groep van belang (inclusive fitness). Volgens de gehechtheidtheorie zend het kind signalen uit. Ook voelen volwassenen zich aangetrokken tot baby’s, waardoor ze te hulp schieten als alloparent (hulpouder). Er worden meer meisjes dan jongens geadopteerd. Dit komt o.a. door de één-kind politiek in China, de dure bruidsschat die moet worden meegegeven in bepaalde culturen en in veel landen zijn meisjes minderwaardiger dan jongens. In Nederland worden er jaarlijks 700 tot 800 kinderen internationaal geadopteerd (binnenlands 20 tot 30). De kinderen zijn in de leeftijd van 0 tot 6 jaar en hebben een achtergrond als vondeling, zijn afgestaan of komen uit een kindertehuis. In een kindertehuis kampen kinderen met een toenemende ontwikkelingsachterstand (vanaf 8 maanden). In een adoptiegezin wordt het IQ hoger, terwijl in een normaal gezin het IQ stabiel blijft. Prospectief design (sterk): een groep volgen van bv. 4-18 jaar: wie wordt bv. antisociaal? Retrospectief design (zwak): een groep bv. antisociale jongeren van 18 jaar vergelijken. Wat was de overeenkomst in opvoeding?
http://www.everyoneweb.com/pedagogischewetenschappen
Colleges IPO 1A
7
Cross-sectioneel ontwerp: tegelijkertijd kinderen in bv. verschillende groepen van de basisschool onderzoeken. Het voordeel is dat je snel klaar bent met het onderzoek. Het nadeel is dat je allemaal verschillende kinderen hebt (er kan wel een afwijkende groep tussen zitten). Longitudinaal ontwerp: dezelfde groep schoolkinderen volgen van baby tot puber. Het voordeel is dat je dezelfde kinderen onderzoekt. Het nadeel is dat het onderzoek jaren duurt en erg hoge kosten met zich meebrengt.
http://www.everyoneweb.com/pedagogischewetenschappen