S 1)01)1)". JAI'AXSCII
SCI1II.1IKRIJ Ol' ZIIDK
'JI)9O).
HET MUSEUM VOOR OOST-AZIATISCHE KUNST TE KEULEN, Q
O DOOR EMILIE VAN KERCKHOFF.
Het schijnt of de moderne tijdgeest de menschheid de grootste tegenstellingen dagelijks wil voelbaar maken. Vliegend en varend doorklieft men het luchtruim, de dagbladen berichten van telkens grootere overwinningen op technisch en natuurkundig gebied; er worden spoorbanen door de lucht en tunnels door oceanen geprojekteerd; op tentoonstellingen van kubisten en futuristen wordt gebroken met wetten en tradities die sinds eeuwen onomstootelijk schenen. Wel nooit is het heden zóó snel tot verleden geworden als in onze dagen van spoed en elektriciteit, lui toch is het tegelijk den allermodernsten voorbehouden de wereld bekend te maken met wat sinds duizenden van jaren voor eeuwig verborgen scheen in rots-nekropolen en in door woestijnzand bedolven steden. En niet op spekulatieve, neen, op zeer direkte en aktueele wijze worden wij met de geestelijke culminatieperioden der oudste kultuurvolken bekend gemaakt: het allermodernste stoot hier op het allerantiekste in den waren zin van het woord. De spoorwegen, die nu allerwegen in het Hemelsche Kijk worden aangelegd, zijn de onmiddellijke oorzaak geweest, dat schatten van oudChineesche kunst uit graven van de HanWei- en ïang-dynastiën (206 v. C — 907 n. C.) na twintig eeuwen uit hare schuilplaatsen te voorschijn zijn gekomen. De wetenschappelijk-praktische methode, waarop heden ten dage de archaeologische opgravingen geschieden, hebben hetzelfde resultaat. In de allerlaatste „Mitteilungcn der deutschen Orient-Gesellschaft" geeft de direkteur van het Duitsche Instituut te Kaïro, Prof. L. Boirhardt, een kort, voorloopig verslag over de wonderbaarlijke schatten, -welke bij de uitgravingen te Tell-el-Amarna (in het be-
Q D
neden-Nijldal) in den verloopen -winter aan het licht zijn gekomen. Een geheele oudEgyptischc beeldhouwers-werkplaats is blootgelegd, welke zich in de stad bevond door den „Kettervorst" Amenophis IV omstreeks 1370 v. C. als residentie gebouwd. Atelier en modellcnkamer met hun inhoud zijn nu voor ieders oog ontsloten en de kunstgeschiedenis is door deze vondst niet alleen eene reeks van Egyptische meesterstukken rijker geworden, ook de naam van den schepper ervan den „opperbeeldhouwer Thutmes" is bewaard gebleven. Marc Aurel Stein, de geniale ïeizigcr, die over de onherbergzame ij stoppen der Pamers de Taklamakan-woestijn bereikte en doortrok, vond daar in het onbekende en onbereisbare Midden-Azië bij Tun-huang in de rotstempels der „duizend Boeddha's" eene volledige oud-Chineesche bibliotheek ingemuurd, benevens eene schoone verzameling van die hoogst-zeldzame schilderingen en borduursels op zijde, dateerend uit de Tangdynastie, die als heilige stukken in de Boeddhistische tempels geëerd en behoed werden *). En al deze kunstschatten uit het ver verleden spreken in archaïstische vormeneenvoud, in innigheid van vroom gevoel, in symboliek der mystieke kleurengamma's tot ons, moderne menschen, niet het: „gedenkt te sterven"' doch: „gedenkt de schoonheid, die nooit vergaat". Zeker is het den denkenden menschen van heden goed in onmiddellijke aanraking te komen met de schoonste uitingen van het diepe voelen en machtige kunnen der geslachten van vele eeuwen her. En dubbel weldadig is het, wanneer dat geschieden kan in eene omgeving, die al het koude en onaangename *) Thans te zien in het Britsch-Muscum.
22
HET MUSEUM VOOR OOST-AZIATISCHE KUNST TE KEULEN.
dat een museum gewoonlijk aankleeft, doet vergeten en die waarlijk in harmonie is met de tentoongestelde voorwerpen. Zulk eene schouwplaats van Oostersche schoonheid heeft Prof. Ad. Fischer in zijn museum voor Oost-Aziatische Kunst opgericht, dat begin November te Keulen geopend werd. Eene geheel persoonlijke schepping van Prof. Fischer en zijne vrouw kan men deze schoone en leerrijke verzameling noemen. En bizondcr belangrijk is zij, omdat zij een duidelijk overzicht geelt — zij het dan ook nog niet in alle deelen volledig — van den geheelen ontwikkelingsgang der beeldende en toegepaste kunsten, zooals zij in het moederland China ontbloeiden en via Korea Japan bereikten.
„Deze wensch ontstond door het leeren ken„ncn van een kuituur, wier innerlijke ver„diepthcid zich heeft geopenbaard in mcester„werken, die zich op waardige wijze naast „de klassieke werken van het Westen „kunnen scharen". En elders: „Hier wordt voor het eerst in „Europa in aaneengesloten vorm de rijke bloei „dei gansche Oost,,Aziatische kunst in „al hare veelzijdigheid „dentoeschouwci voor „oogen gevoerd. En „dat niet alsdekiiltus. .en gebruiks-voorwer„pen eener ons vreem,,de beschaving, maar „als openbaringen van „een universeelen, „scheppenden en door „een ieder te begrijppen kunstgeest. — „De kern *?an het „Museum bestaat uit „mijne, elk gebied „dei Oost-Aziatische Hoe Japan niet de „kunst omvattende slaafsche navolgster „veizameling, die ik der Chineesche kunst„op jarenlange zelftraditiën werd, doch standige studiereizen op dezen solieden ba„en expedities in Oostsis een van groote .,Azië en gedurende verbeeldingskracht en „mijne driejarig ambt technische vaardig„als wetenschappelijk heid getuigende e i „attaché voor het g e n kunst opbouw„Duitsche Rijk aan de, blijkt hier tevens LOIIAN SUH1IAKA. S'1'EENEN ISKELI). CHINA. „het gezantschap te op overtuigende wijze. TANC.-DYNASTIK ( 6 l 8 — 907). „Peking, heb bijeenOver ontstaan en doel gebracht. Daarbij voegen zich de rijke van het Museum kunnen enkele uitingen „resultaten van twee latere expedities die van den schepper ervan ons het beste „ik in opdracht van de stad Keulen en inlichten. In de voorrede van den zeer „dank zij de offervaardigheid van eenige volledigen, rijk-geïllustreerden katalogus (die „hooggeplaatste kunstbeschei mors kon ondervoor 30 cents te krijgen is), zegt Prof. nemen" Een museum dus, ontstaan Fischer o.a.: „Als levensdoel zweefde mij „sinds lange jaren het oprichten van een door persoonlijk initiatief en persoonlijke „museum voor den geest, dat gewijd zou zijn belangstelling en dat. zich verheugend in den „aan de grootsche kunst van Oost-Azië. iinancieelen steun der rijke handelsstad
HET MUSEUM VOOR OOST-AZIATISCHE KUNST TE KEULEN.
TF.KKACOTTA-KIOURKN
l ' I T l'.RAVKN. C H I N A . 4 — 7 D K
Keulen, in den loop der jaren zal kunnen uitgebreid en gekompleteerd worden. Het zou onmogelijk zijn in deze beknopte aankondiging, die beoogt kunstliefhebbers bekend te maken met dit zeer bizondere museum, dat, op slechts eenige uren afstand van onzegrenzen, voor een ieder toegankelijk is, een overzicht te geven van wat hier den bezoeker wacht. Bepalen wij er ons toe UK de schatten van plastiek, schilderkunst, keramiek, kleinkunst in brons, email, porcelein, edele metalen en lakwerk. ustensiliën voor theater en Nö-dans, weef- en borduurkunst, wapensmederij en japansche kleuren-houtsnee hier en daar een greep te doen. De vroeg-Chineesche beeldhouwkunst heelt een zoo duidelijk waarneembaren imloed uitgeoelend op de vroeg-Bocddhistische werken van Japan, dat het juist gezien is. deze voortbrengselen der beide landen ter vergelijking in ééne zaal te vereenigen. Zijn de vrocg-Chineesche beelden bijna uitsluitend in steen (de kleinere ook in terra-cotta) uitgevoerd, in Japan wendde men meer materialen aan: ijzer, brons en vooral hout. dat dikwijls gekleurd
KEUW.
en met gouddraden belegd is (z.g.n. Ilozogane). Eene ware verrassing bieden de zalen met beeldhouwwerken; men waant zich een oogenblik verplaatst naar het wondeimooie museum van Xara, Japan's ,,heilige stad der herten", gelegen aan overoude kryptomeriën-Uinen, die de tempel-heiligdommen omringen. Eerst zijn hier zeven Chineesche beelden uit Wei- en Tang-periode (586—907): in marmer gebeitelde Lohan's, leerlingen van Boeddha, zooals ze in verborgen tempelgrotten \an China's binnenland staan en door maar weinige Westersche oogen aanschouwd werden. Vooral de laatste is van een gansch eigenaardige uitdrukkingskracht. Met de eenvoudigste middelen is hier iets hoogs bereikt: streng en massaal de contourlijn; zeer vlak aangegeven de details van borstkas en draperie. En toch zulk een intens innerlijk leven in den uitgeteerden fakir-kop, den naar binnen gerichten blik, die het ontrukt zijn aan de aarde symboliseert, in de gevouwen asketen-handen. Onder de gebrande kleifiguren in deze zaal zijn de meeste
HET MUSEUM VOOR OOST-AZIATISCHE KUNST TE KEULEN. uit Chineesche graven afkomstig. Als bij beeld uit hout met streng-gestiliseerden zoovele primitieve volken (men denke aan plooienval, dat van Koreaanschen oorEgypte en Hellas) werden ze den dooden sprong is (6e eeuw) en zoo echt-vrouwelijk en mee in het graf gegeven. Er is een eigen- bekoorlijk van uitdrukking. Ook Japansche aardige, stoere kracht in enkele dezer met hout-figuren zijn er van de ,.godin der een laag gele en diepgroene glazuur bedekte barmhartigheid", zittend of staand, met beeldjes. Een sphinxachtig fabelwezen, de troostend gebaar der rechterhand, tenvijl de voorpooten, van hoeven voorzien, wijduit op linker met even aanvatten de rechtgesteelde den grond, het menschenhoofd dat aan lotosbloem hoog houdt. Zoo zullen ons later gothische spuierkoppen herinnert, hoog op- bij de Keramiekcn de doorzichtige wit-porcegericht en de oogen in de verte ziende. Een leinen Kwan-Yin beeldjes verheugen, die ons staande kameel, verwonderlijk goed getrof- uit de schoone verzameling van den Heer fen in eenc houHenri Borel zoo ding van stug goed bekend zijn. verzet. Zoo zal Eene houten fions in een deiguur, begeleidbovenzalen als ster van Kwanuiterst realistinon genaamd, sche weergave doet in haar een terra-cotta streng gesloten, paard treffen,dat archaïstischen met lang-uitgevorm en draperekten hals staat riebewerking onte hinneken. Een middellijk aan werk, dat mode oudste Athedern aandoet en nafiguren van toch is het eene het Akropolisgraf-figuur uit de museum denken. 7e eeuw! De Amida Boeddha der JapanVan zuiverVOTIEFSTEEN MET AFBEELDINGEN YAN HEILIGEN EN AAN DE ners is er zittend religieus gehalte ACHTERZIJDE KWANNON. CHINA. 5DE EEUW. en staand, in liezijn de votieffel ij k-zegenende en streng-leerende houding in stecnen, ter eere van dierbare dooden door de overlevenden opgericht. Op één ervan vele afbeeldingen vertegenwoordigd. Zij beis een relief van drie heiligen; daarboven een lichamen wel het sprekendst het ideaal, dat tronende Boeddha, omgeven door een krans de Oostersche kunstenaar bij het scheppen van de meest etherische wezens, welke men zijner godengestalten voor oogen zweeft; de zich slechts denken kan. Als een vlucht goddelijke hoogheid in haar eeuwige onveranvlinders zweven deze engelen daarheen! derlijkheid en haar vèr zijn van het aardAan de achterzijde van denzelfden steen is sche in voor den mensch bevattelijken vorm een Kwannon, al de liefelijke zachtheid open- weer te geven. Dan het levensgroote, zittende barend, welke Oostersche kunstenaars in priesterbeeld, Kosho-Bosatsu genaamd, (Jadeze Madonna-achtige figuur weten te leggen. pan 14e eeuw) zóó sprekend en echt-menscheHier is zij zittend, het gebogen been op de lijk bij alle symmetrie en stiliseering der knie van het andere rustend, peinzend het vormen, dat het een portretbeeld m o e t hoofd op de teere hand gesteund. In precies geweest zijn. Verscheidene dezer houten dezelfde houding is een gekroond Kwannon- beelden stammen uit de vruchtbare Nara-
HET MUSEUM VOOR OOST-AZIATISCHE KUNST TE KEULEN. periode der Japanners, die met Jocho (gest. uiterste Westgrens van China ontdekte schil1057) haar aanvang nam. Eenige ervan deringen en fresken, waarvan hier in het beworden toegeschreven aan dezen meester en gin werd melding gemaakt, van zoo groote aan zijne volgelingen Kokei en diens zoon belangrijkheid. — Zooals de schilderingen Unkei. Unkei is in Japan vooral beroemd zich in dit museum aan ons voordoen: de om zijne beelden van woeste strijders, tem- kleuren door het patina tier eeuwen en de pelwachters en den hellevorst Emma-O. wierookgolven, die er langs geurden, geToen Unkei gestorven was — zoo luidt de dempt, met zachten goudglans hier en daar legende — verscheen hij voor dien rechter door de in Hozoganc aangebrachte ornamender onderwereld, die tot hem sprak: „Zoovele ten op gewaad en in heiligen-aureool, zijn malen trachtte Unkei mij af te beelden voor zij van eene bizondere bekoring en voorname de stervelingen. Doch mijn w a a r gelaat kleurenharmonie. Het groote paneel, Boedleert hij nu pas dha's dood voorkennen. Dat hij stellend, (14de dus terugkeere eeuw) werkt op aarde en mij grootsch als comvertoone, zooals positie, en kan ik waarlijk ben!" het toch verdraEn Unkei, tot gen, dat alles het leven terugtot in de kleingeroepen, beitelste details bede in hard hout schouwd wordt. 't geweldig beeld, Hoe schoon de dat in Japan gelichte wolkennoemd wordt: vlucht van Maja, „het werk van de moeder van Unkei Kedeviden Heilige, met vus". Het staat hare hemelingen P R I E S T E R KOSIIO B O S A T S l ' . IIOUTKN B E E L D . J A P A N . I 4 I 1 E E E l ' W . in een vergeten naar het miden vervallen tempel van Kamakura, het den van het paneel, waar Boeddha dood oordje aan zee, waar de bronzen reuzen- neerligt, omringd door leerlingen en volgeBoeddha ver over visschershuisjes en denne- lingen, die in houdingen van devotie, dioefwouden in het oneindige schouwt. heid, wanhoop zijn afgebeeld. En op den Zooals de beeldhouwkunst is ook de voorgrond de treurende dierenwereld, die met Boeddhistische schilderkunst der Japanners het Boeddismc zoo nauw is saamgegroeid. Van echte dieren-psychologie getuigen de gegroeid uit de Chineesche, die eerst via treurhoudingen van olifant, tijger, aapje, ree. Korea tot haar kwam: later in de 8e en 9e Dit imposant-fraaic stuk voerde ons in hereeuw evenwel, door direkt verkeer en het innering naar den Kurodani-tempel nabij verblijf van Chineesche kunstenaars in Japan Kyoto, waar in gedempt licht van tempelzich verder ontwikkelen kon. Heden ten ruimte hetzelfde onderwerp — de dood van dage zijn er in Japan veel meer oud-Chineesche schilderwerken dan in het moeder- den Meester — op een reuzen-kakemono in land zelve, daar, sinds de invoering van het borduurwerk behandeld is. Ook daar de Boeddhisme, Japan deze op zijde geschil- expressieve kracht der treurende figuren, die derde heiligen-voorstellingen als schatten in aan schilderingen van Cimabue doen denzijne tempels bewaard heeft. Ook om die ken; ook daar de groep van weeklagende reden zijn de nu door M. Aurel Stein op de ..Ueber-Thieie".
26
HET MUSEUM VOOR OOST-AZIATISCHE KUNST TE KEULEN.
Hoi. heerlijk zijn in de bovenzalen de Chi- teer-groene en blauw-grauwe Koreaansche neesche rolschilderijen in enkel diep-bruin vaatwerken en vazen, waarvan sommige op lichter gcel-bruine fond. Welk een onder de schoone, doorschijnende glazuur sprookjesachtige atmosinkrustaties in enkel feer en poëtische natuurzwart en wit vertoonen: weergave zijn hier met eene uiterst verfijnde de eenvoudigste middecombinatie. Dan de len (de met het penseel vroegste Chineesche uropgebrachte Chineesche nen, waarvan de druiinkt) bereikt! Zoo het pende emaillaag verstard Herfstlandschap met lijnis in blauwgrcene en vertakte boomen tegen diep-gouden kleuren. Bij fantastische rotsen, die de Japanners bereikt de zich hoog opstapelen en keramiek een hoogtein fijne wolkenlagen verpunt in de voorwet pen dwijnen. De halve figuur gebruikt voor de theevan de Chineesche Atheceremonie. De groote na. de godin der Wijseenvoud der uiterlijke heid Monju, is bekoorvormen, die daarbij was lijk als een meisjesporvoorgeschreven, heelt tret: tegen donker goudgemaakt, dat de Japanbruin fond het evensche kunstenaar met vleeschkleurige kopje ware genialiteit het voldoor donker, hangend maakte bereikt heeft haar omgeven. Het kleedenkel door vorm en glaje met iets rood in de. zuur. Die volmaaktheid bruine tonen cnhet boek, kan alléén door den dat de smalle handen kenner gewaardeerd woropheffen, in dof-olijfden. Zooals de Samurai groen. — Het is niet in vroegere dagen bijdoenlijk bij al het schooeenkwamen, om uren ne te verwijlen, dat dit lang over den vorm en museum in zoo hooge schoone bewerking hunmate biedt. Het histoner zwaarden te eonferisch overzicht is ook reeren, zoo waren ook bij de voorwerpen van de voorwerpen, die bij toegepaste kunst doorde thee-ceremonie dienst gevoerd. Uit de primideden (en het bij den tiefste voortbrengselen voornamen Japanner, zien wij voor onze oogen die aan de tradition vastzich de meest verfijnde houdt, nog steeds doen) kunstproducten ontwikhet voorwerp eener bijna TAISHAKU-TKN. HOUTEN' BKKI.1). JAI'AN NARA-I'KRIOPK (SsTK FJUHV). kelen. Hoe krachtig van afgodische" vereering. vorm en sober-rijk in details zijn de Enkele van deze thee-schalen — Tcmmobronzen tempel-vaatwerken uit Han- en ku — in zwartbruine, goud-iriseerende Shang-perioden (je tot 12e eeuw). Dan bij glazuur, moeten niet alleen met het oog, de aardewerken een kast vol met de lichte doch ook met den tastzin genoten worden.
HET Ml/SEl'M VOOR OOST-AZIATISCHE KTXST TE KEULEN. \\ ant ze voelen licht en zacht aan als oud lak. De hier bijeengebrachte verzameling van lakvoorwerpen zal voor velen eene openbaring, voor allen een wellust der oogen zijn. Xog afzonderlijk vermelding verdient de iraaie. doeltrellende inrichting van het geheel. Hoe eenvoudig gehouden en intiem zijn de zaaltjes en hoe wèl-ovenvogen is de achtergrond voor de kunstwerken. Men gevoelt, dat hier iemand aan het werk was in wien de verfijnde, Oostersche wijze van kunst te genieten, levend is geworden, ('.eene barbaarse he opstapeling van schoone voorwerpen, zooals dat in salons en woonkamers van ons. Westerlingen, gewoonte is, begeert de Japanner. In zijne rustig-sobere kameromgeving verlangt hij allereerst een fraai uitzicht op tuin of landschap; dan één enkel oud-gouden scherm; in de tokonoma (verhoogde nis) een enkele kakemono, die een kunstwerk is; er vóór in kostelijke vaas de, kunstig-gearrangeerde bloemen, die allen wisselen met seizoen en gedenkdagen. Hoeveel daarin te bereiken is, toonen de door een kundig Japansch handwerker uitgevoerde kamerinterieurs. Rustig en toch rijk zijn de bier en daar beschilderde schuifwanden, waarvan de hout-fond zichtbaar blijft. De grootste zorg wordt aan de keuze der verschillende houtsoorten, die altijd onbedekt blijven, besteed. Bleekgeel met smalle blauwe ran-
den zijn de zachte, veerende matten, waarop het goed is te liggen en te gaan. Men begrijpt bij zulk eene vloerbekleeding en de gewoonte dezer Oosterlingen om den grond als taf;>l en als zitplaats tegelijk te beschouwen, hunne verbazing over onze handelwijze, om met schoenen, die juist met de straten in aanraking zijn geweest, onze kamers binnen te treden. -- Hier waar de met doorzichtig papier beplakte schuifwanden, die onze vensters vervangen een zilverig als gezeefd licht doorlaten, kan men het ook begrijpen, dat de Japansche teekening vlak en silhouetachtig moet staan tegen den achtergrond. In dit licht vervallen slagschaduwen en zware schaduwpartijen. Hoe verzorgd is ook de vorm der vitrines: met hoeveel smaak zijn de houtsoorten gekozen, die het best haimonieeren met de tentoongestelde voorwerpen! Hoe fraai doen b.v. de gouden, zwarte en diep roode lakjes op den dofpurperen zijden ondergrond. Zouden wij in deze schikkingen niet de helpende vrouwenhand herkennen? Men eindigt met zich te verheugen, dat het museum zich be\indt in eene stad, waarlangs onze weg, in dezen tijd van reizen, ons honderden malen voert. Want ook voor ons. die met zoovele banden aan het veire Oosten gebonden zijn en bij wie het begrip voor de schoonheid der Oostersche dingen allengs groeiende is. is hier een bron van waar genot.