RVB 2013_69 Onderhandelingen VVSG-Vlaamse Regering over financiële problemen lokale besturen Stand van zaken op 27.11.2013
1 Situering Ten gevolge van diverse initiatieven van de VVSG om de zware financiële problemen aan te kaarten waar de Vlaamse lokale besturen voor staan en nadat hierover op een politiek overleg tussen de VVSG en leden van de Vlaamse regering concrete afspraken werden gemaakt, vergaderde vanaf eind september geregeld een technisch overleg waaraan medewerkers van de VVSG, de kabinetten van de Vlaamse ministers Peeters, Lieten en Bourgeois en het Agentschap Binnenlands Bestuur deel namen. Afhankelijk van de behandelde agendapunten schoven ook experten van de kabinetten Vandeurzen, Schauvliege en Muyters aan, of van de PMV. De vergaderingen vonden plaats op 27 september, 11 en 25 oktober en 8 november. Er is een nieuwe vergadering gepland voor 22 november. Hieronder bespreken we kort de behandelde punten.
2 Behandelde punten 2.1 Gemeentefonds De VVSG kaartte aan dat de lokale besturen wel moeten plannen tot 2019, maar dat de vooruitzichten voor het Gemeentefonds slechts tot 2016 beschikbaar zijn. Intussen is dit probleem opgelost en zijn de vooruitzichten per gemeente beschikbaar tot 2019, gebaseerd op een jaarlijkse groeivoet van 3,5%.
2.2 Nuancering evenwichtsverplichting BBC De VVSG vroeg een aanpassing van de BBC-evenwichtscriteria, zodanig dat besturen die in het verleden (vaak mede op suggestie van de Vlaamse overheid naar aanleiding van de verkoop van gemeentelijke participaties) reserves hebben aangelegd voor de financiering van een deel van de pensioenen van hun mandatarissen of medewerkers, deze middelen (deels) zouden kunnen inzetten om aan het door de BBC verplichte structurele evenwicht (een positieve autofinancieringsmarge in 2019) te voldoen. Tegelijk vroeg de VVSG de invoering van de mogelijkheid voor besturen om op basis van eigen gegevens aan te tonen dat het bestuur structureel in evenwicht is, ook al geven de officiële cijfers een deficit aan. Dat zou het spiegelbeeld vormen van de bestaande regeling die de toezichthouder de bevoegdheid geeft om een uit de cijfers blijkend evenwicht af te wijzen wegens andere elementen. De bedoeling van de VVSG was vooral om te vermijden dat besturen vandaag zwaarder moeten saneren dan eigenlijk nodig is, gewoon om aan de cijfers te voldoen. Bovendien is het politiek moeilijk aan-
Stand van zaken onderhandelingen VVSG-Vlaamse Regering - 1/7
vaardbaar dat besturen die indertijd beschikbare middelen niet hebben uitgegeven, ze die gelden vandaag niet kunnen gebruiken om een evenwicht aan te tonen. De Vlaamse Regering heeft intussen een wijziging van het BBC-besluit goedgekeurd. Dat zou de inzet van reserves toelaten voor in de tijd beperkte uitgaven, niet voor pensioenverplichtingen in het algemeen. De VVSG vindt dit absoluut onvoldoende.
2.3 Verstandig plannen en budgetteren Plannen over een periode van zes jaar (tot 2019) houdt een reeks onzekerheden in. Bovendien bestaat de kans dat onder- of overschattingen van uitgaven of ontvangsten over die lange periode gecumuleerd tot grote afwijkingen leiden. De VVSG vroeg daarom naar door de toezichthoudende overheid aanvaarde tips, bv. om verstandig om te gaan met de bekende onderbenutting van personeelskredieten (bv. ten gevolge van loopbaanonderbreking of niet vervanging). De Vlaamse overheid publiceerde hierover op 18 oktober 2013 een omzendbrief. Daarin werd ook de nakende wijziging van het BBC-besluit (cf. 2.2) aangekondigd.
2.4 Aanpassingen planlastdecreet De VVSG uitte haar verontwaardiging over de geplande ingreep in het Planlastdecreet. De gelijkschakeling van de uitbetaling van alle door het Planlastdecreet gevatte financiële stromen wordt teruggedraaid, en dat puur om Vlaamse budgettaire redenen. De aangekondigde winst op het vlak van het Vlaamse en lokale thesauriebeleid, gaat dus niet door. De aanwezige vertegenwoordigers van de Vlaamse kabinetten erkenden het feit dat dit geen goede zaak is.
2.5 Pensioenvooruitzichten Lokale besturen moeten plannen tot 2019, maar de basisbijdrage voor de financiering van de statutaire pensioenen ligt wettelijk maar vast tot 2016 (34% werkgeversbijdrage voor alle sectoren). Besturen die een responsabiliseringsbijdrage moeten betalen, weten al helemaal niet hoe die zal evolueren. Op vraag van de VVSG kaartte de Vlaamse overheid dit probleem aan bij de RSZPPO. Die zouden tegen mei 2014 uitkomen met prognoses voor de basisbijdrage tot en met 2019, en met een algemene evolutie van de responsabiliseringsbijdrage. Die laatste zou echter niet per bestuur verbijzonderd zijn, wat de bruikbaarheid erg beperkt. In vroegere Exyspenstudies is gebleken dat de vergrijzing op zich noodzaakt dat de bijdragevoet jaarlijks met 1,8% stijgt!
2.6 Nieuw ESR-cijfer lokale besturen In de loop van oktober was er, naar aanleiding van een bespreking in de Commissie Financiën en Begroting van het Vlaamse Parlement, in de media opnieuw veel te doen over het ESRvorderingensaldo van de lokale besturen, voor 2012, 2013, 2014. De leden van het technisch overleg kregen toelichting over wat er aan de hand was. Enerzijds heeft het Instituut Nationale Rekeningen nieuwe ramingen gemaakt voor het ESRvorderingensaldo voor de lokale besturen voor 2012. Dat zou uitkomen op -1636 miljoen euro, tegenover -1275 miljoen euro volgens de raming van maart 2013. In tegenstelling tot wat
Stand van zaken onderhandelingen VVSG-Vlaamse Regering - 2/7
vroeger de gewoonte was, splitste het INR dit bedrag ook op per regio en per type lokaal bestuur. Voor de Vlaamse gemeenten, OCMW’s en provincies zou het gaan om respectievelijk 631, -114 en -31 miljoen euro. Bij die cijfers passen wel twee opmerkingen:
Het gemeentelijke bedrag is gebaseerd op een extrapolatie van rekeningen 2012 van gemeenten die slechts 55% van de Vlaamse bevolking dekken. Een gelijkaardige oefening die het Agentschap Binnenlands Bestuur deed, leverde een ESRvorderingensaldo op dat ca. 180 miljoen euro beter is.
De Vlaamse OCMW-cijfers zijn totaal niet op jaarrekeningen 2012 gebaseerd, maar op het doortrekken van gegevens van vorige jaren of van evoluties in de andere gewesten, en op basis van RSZPPO-cijfers.
We kregen ook nieuwe cijfers van ramingen voor 2013 en 2014 van het Planbureau en de Nationale Bank. Die bestaan alleen geaggregeerd voor alle lokale besturen samen, en komen op -548 miljoen euro voor 2013 en -332 miljoen euro voor 2014.
2.7 Monitoringsysteem lokale financiën Het Agentschap Binnenlands Bestuur presenteerde een eerste oefening van een systeem voor de monitoring van de financiën van de Vlaamse lokale besturen. Eenmaal de BBC is ingevoerd zou het door de digitale rapportering van meerjarenplannen, budgetten, jaarrekeningen en transacties (per kwartaal) mogelijk worden om zeer snel te weten waar het financieel mogelijk fout loopt. De eerste oefening gebeurt aan de hand van een aantal maatstaven, zoals de aanslagvoeten van de APB en de OV, de uitstaande schulden en de evolutie ervan, de evolutie van de investeringen, enz. Op basis van de rekeningen 2011 kwam ABB bij vijf gemeenten uit die zich in de gevarenzone bevinden, en daarnaast nog eens 25 gemeenten met verschillende knipperlichten. De VVSG verwelkomde de zoektocht naar een goed monitoringinstrument. We stelden voor om de criteria uit te breiden met gegevens die eerder omgevingsgericht zijn (bv. de fiscale draagkracht, de werkzaamheidsgraad, …) en met de pensioenvooruitzichten (met vooral: moet het bestuur een responsabiliseringsbijdrage betalen?). Verder blijft de vraag van welke normen per criteria je vertrekt, en of die norm voor elk type gemeente dezelfde moet zijn. Dit systeem wordt nu verder verfijnd.
2.8 Investeringsstimulansen In het kader van het competitiviteitspact zoekt de Vlaamse regering naar mogelijkheden om de lokale investeringen te stimuleren. Daarbij werden diverse pistes verkend. De VVSG gaf aan dat het de voorkeur geniet om bestaande subsidiekanalen (bv. VIPA of rioleringen; zie verder) te verhogen, en niet nog eens nieuwe mechanismen met weer eigen procedures in het leven te roepen. Verder stelden we ook voor te kijken naar wat de inzet van middelen voor lokale PPS-projecten kan betekenen (cf. 2.11).
2.9 VIPA Vandaag verdeelt het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) investeringssubsidies aan instellingen voor kinderopvang, woonzorgcentra en zieken-
Stand van zaken onderhandelingen VVSG-Vlaamse Regering - 3/7
huizen. Voor woonzorgcentra bestaat sinds een kleine tien jaar de zogenaamde alternatieve financiering. Dat betekent dat de investeringssubsidie van 60% bij aanvang van de werken vervangen werd door een subsidie die gespreid in de tijd wordt uitbetaald. Vanuit de VVSG werden over VIPA volgende opmerkingen geformuleerd:
De lang aanslepende procedures
Het kostenverhogende effect
De verschuiving van schulden richting lokale besturen
De te lage rentevoet die in aanmerking wordt genomen voor de financieringskosten
De kabinetschef van minister Vandeurzen antwoordde hierop het volgende:
VIPA zal in zijn huidige vorm eind 2014 verdwijnen. Ten gevolge van de bevoegdheidsoverdracht na de Zesde Staatshervorming zal men de hele financiering van de woonzorg herbekijken. Alleen aanvragers die eind 2013 met een zorgstrategisch plan klaar zijn en eind 2014 met een financieel-technisch plan, komen nog in aanmerking. Mogelijk valt er in 2015 een gat van één jaar. Omdat alles toch zal veranderen, is het niet verstandig nu alles overhoop te gooien.
VIPA kan inderdaad kostenverhogend werken, maar dan om duurzaamheidsredenen (wat op termijn terugverdiend wordt) of omwille van het comfort van de bewoner.
De opmerking over de verschuiving van de schulden en de te lage intrest kloppen. Opnieuw terugkeren naar de 60%-subsidiëring kan echter niet om (Vlaamse) budgettaire redenen. De wachtlijst bedraagt trouwens ca. 300 miljoen euro. Men bekijkt momenteel wel een verhoging van de intrestvoet die in aanmerking wordt genomen.
De subsidies voor infrastructuur voor kinderopvang worden in een apart besluit geregeld tegen 1 april 2014.
2.10 Rioolsubsidies Vandaag trekt de Vlaamse overheid jaarlijks ca. 110 miljoen euro uit voor de financiering van de aanleg van gemeentelijke rioleringen. Door een toevoeging van middelen uit de milieuconvenant zou dat bedrag stijgen naar 130 miljoen euro per jaar. Daarnaast is er ten gevolge van het Lokaal Pact ook jaarlijks voor ca. 100 miljoen euro rioleringswerken door Aquafin via de overname van wat voorheen gemeentelijke rioleringen waren door het Vlaamse Gewest. Het is duidelijk dat deze middelen samen met de saneringsbijdrage onvoldoende zijn om tegen 2027 (deadline Europese Richtlijn oppervlaktewater) alle noodzakelijke rioleringen aangelegd te hebben en de bestaande in een goede staat te hebben gebracht. Vanuit het kabinet-Schauvliege zou men het subsidiepercentage (vandaag ca. 90%) willen verlagen naar 75% om meer werken te kunnen financieren. Een verhoging van de maximale saneringsbijdrage (boven de grens van 1,4 keer de bovengemeentelijke bijdrage) wil men niet want niet alle gemeenten passen de maximale bijdrage al toe. Bovendien verwijst men naar een studie van de VMM waaruit zou blijken dat sommige gemeenten het geld van de saneringsbijdrage niet inzetten voor rioleringswerken. Vanuit de VVSG zijn er verschillende vragen:
Verhoog de beschikbare subsidies.
Stand van zaken onderhandelingen VVSG-Vlaamse Regering - 4/7
Verlaag het subsidiepercentage niet, want dat ligt nu al onder de 50% van de totale kosten (inclusief wegenwerken), en bovendien beschikken de gemeenten niet over de middelen om die investeringen nog uit te voeren.
Verhoog de grens voor de gemeentelijke saneringsbijdrage of schaf de grens af.
Geef gemeenten instrumenten om hun rioleringswerken op lange termijn te kunnen plannen. Nu werken de subsidies vertragend omdat gemeenten investeringen pas in hun meerjarenplan opnemen als ze zeker zijn van de subsidiëring.
Zorg voor een betere afstemming van de toezegging van subsidies voor projecten voor rioleringen onder gewestwegen met het prioriteitenprogramma van Wegen en Verkeer voor die gewestwegen.
Zorg voor transparantie over de verdeling van de middelen die vroeger in de milieuconvenant zaten.
Het kabinet van minister Schauvliege reageert:
De rioolsubsidies zijn hoger dan ze ooit geweest zijn.
De minister wil niet de oorzaak zijn van een prijsstijging voor drinkwater (belastingverhoging).
Begin volgend jaar zal het volgende subsidieprogramma bekend zijn. Rekening houdend met de doorlooptijden zullen we daarmee al ver in de gemeentelijke meerjarenplanning zitten.
In het laatste programma zitten veel projecten voor rioleringen langs gewestwegen.
Er is nog geen beslissing over de verdeling van de middelen milieuconvenant.
Opmerkelijk is dat weinig gemeenten voorschotten vragen op de subsidie bij de start van de werken. Nochtans bedragen die 80%. Bovendien blijkt de eindafrekening van de werken in veel gemeenten zeer lang aan te slepen.
Bevestigt het signaal dat orderboeken van lokale bouwbedrijven fel achteruit gaan en dat vele faillissementen dreigen.
2.11 Inzetten middelen via PPS De Participatiemaatschappij Vlaanderen (PMV) heeft een balanstotaal van ca. 650 miljoen euro. De activa zitten in twee grote takken: enerzijds de financiering van bedrijven via waarborgen, leningen en kapitaal en anderzijds infrastructuur en vastgoed (inclusief PPSprojecten). De PMV doet niet alleen de financiering zelf, maar staat partijen ook bij in de oplossing van een financieringsvraagstuk. De meeste opdrachten van de PMV vloeien voort uit een vraag van de Vlaamse overheid, maar er zijn ook al lokale projecten (bv. PPS sportinfrastructuur, gebiedsontwikkeling, modulaire kinderopvang, erfgoed). Vanuit de VVSG worden de negatieve ervaringen met door Vlaanderen aangestuurde PPSprojecten aangehaald:
De grootschaligheid vereist standaardisering, maar die gaat voorbij aan de behoefte tot lokale invulling, aangepast aan de eigen noden (cf. sporthallen).
De enorme juridisering.
Stand van zaken onderhandelingen VVSG-Vlaamse Regering - 5/7
Het feit dat de PMV blijkbaar alleen voor ingewijden bekend is.
De afspraak wordt gemaakt dat PMV werk zou maken van een vulgariserende brochure over elk aanbod (financiering en/of ondersteuning) dat mogelijk is richting lokale besturen.
2.12 Gesco-premies Via federale trekkingsrechten krijgt de Vlaamse overheid 220 miljoen euro voor de premies van de gesco's die door de lokale besturen worden tewerkgesteld. Daarnaast is er voor de Vlaamse gesco's in lokale besturen ook nog eens 143 miljoen euro vrijstelling van de sociale zekerheid. Met deze middelen worden 27 000 gesco-personeelsleden (koppen) van de lokale besturen gedeeltelijk gefinancierd. Er zijn heel wat problemen met deze situatie: - er is de ongelijke subsidiëring tussen openbare en private sector: voor de private sector heeft de Vlaamse overheid veel hogere subsidies ingevoerd door indexering van de premie en door de premie aan te passen aan de anciënniteit van de betrokken medewerker. Dit geldt niet voor de premies voor de lokale openbare sector: in de praktijk betekent dit dat steeds meer van de kost van de gesco's de voorbije twintig jaar is overgenomen door de lokale besturen zelf (de hele anciënniteit, alle tegemoetkomingen qua maaltijdcheques, hospitalisatieverzekering, verhoging vakantiegeld, enz.). Dit heeft de kostprijs voor de lokale besturen zeer sterk verhoogd terwijl ze hierdoor wel tienduizenden mensen uit de werkloosheid houden. VVSG vraagt al heel lang de aanpassing van deze premies minimaal door indexatie; - de contingenten gesco's zijn vrij ongelijk verdeeld over de besturen (door historische omstandigheden). Kan dit mits een voldoende lange overgangsperiode geregulariseerd worden naar een meer objectieve verdeling en mogelijk via een personeelsfonds of via een apart luik in het gemeentefonds ook ontdaan worden van administratieve overlast? - wat als de personeelsbestanden van besturen de komende jaren drastisch verminderen (door ontslagen en door het niet vervangen van gepensioneerden): komt er dan voor sommige besturen een probleem met de verantwoording van hun gesco-contingent t.a.v. hun regulier personeelsbestand met mogelijk vermindering van het contingent als gevolg (en vermindering van de subsidies)? - wat zal Vlaanderen doen met de zesde staatshervorming en de definitieve overdracht van de bevoegdheid gesco-premies en vrijstelling sociale zekerheid? VVSG vraagt dat dit uitdrukkelijk voorbehouden blijft voor de lokale besturen (eventueel via een nieuw mechanisme van personeelsfonds of via gemeentefonds) en dat niet ingegaan wordt op b.v. voorstellen van VOKA om dit weg te halen bij de lokale besturen. N.B. In Wallonië zijn de premies wel geïndexeerd en is er ook een grotere toegang tot het gesco-stelsel zodat Wallonië proportioneel veel meer federale vrijstellingen van sociale zekerheid bekomt (162 miljoen euro versus 143 miljoen euro voor Vlaanderen).
Stand van zaken onderhandelingen VVSG-Vlaamse Regering - 6/7
De kabinetten antwoorden dat er geen Vlaamse middelen zijn om de gesco-premies te indexeren en verder aan te passen. De kost zal dus de komende jaren verder toenemen voor de lokale besturen. Zij vragen daarnaast een formeel standpunt over de pistes die in het Vlaamse Groenboek zesde Staatshervorming zijn opgenomen inzake de te regionaliseren gescomiddelen.
2.13 Financiering pensioenlast vastbenoemde ambtenaren Dit uiterst belangrijke dossier wordt altijd maar verder achteruit geschoven omdat Vlaanderen dit een louter federaal dossier vindt.
2.14 Andere vragen van VVSG voor optrekken middelen voor lokale investeringen (verruiming van de budgettaire ruimte om te investeren) -
schuldverlichting;
-
verlaging btw voor overheidsinvesteringen in lokale infrastructuren;
-
middelen vrijmaken in het Fonds voor de Financiering van Eenmalige Uitgaven (FFEU) voor investeringen in lokale besturen;
-
enz.
Nog te bespreken.
2.15 Stopzetten besparingen op sectorale middelen voor lokale besturen door de Vlaamse en federale overheid (o.a. jeugd, sport, subsidiëring gebouwen eredienst, gesco-subsidies, enz.)
Jan Leroy/Mark Suykens, 27 november 2013
Stand van zaken onderhandelingen VVSG-Vlaamse Regering - 7/7