Gemeente Zuidplas Ruimtelijke onderbouwing voor het vergroten van een woning aan de 's-Gravenweg 10 in Nieuwerkerk aan den IJssel
Schetstekening nieuwe situatie
IDN:
NL.IMRO.1892.PbsGravenweg10-Ow01
Datum: Versie: Status: Opsteller:
24 november 2010 03 ontwerp ruimtelijke onderbouwing W.P. Kaandorp
IntROview B.V. Sterrenlaan 24 2743 LS Waddinxveen www.introview.nl
Inhoudsopgave 1.
INLEIDING 1.1 Aanleiding 1.2 Ligging plangebied 1.3 Reikwijdte en opzet van het projectbesluit 1.3.1 Goede ruimtelijke onderbouwing 1.4 Leeswijzer
2.
pagina 3 3 3 3 4 5
2.1 2.2 2.2.1 2.2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.4 2.4.1 2.4.2 2.5
BELEIDSKADER Rijksbeleid Provinciaal beleid Streekplan Zuid-Holland Oost Zuidplas en Visie op Zuid-Holland Provinciale Nota Regels voor Ruimte Regionaal beleid Verhouding streekplan en Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas Gemeentelijk beleid Programma van Eisen structuurvisie Groene Zoom Ruimtelijk toetsingskader 's-Gravenweg Conclusie
6 6 6 7 8 8 8 8 10 10 11 11
3.1 3.2 3.3
PLANBESCHRIJVING Historie, bestaande situatie plangebied en omgeving Ruimtelijke en functionele structuur Verkeer en parkeren
12 12 13 14
4.1 4.1.1 4.1.2 4.1.3 4.1.4 4.1.5 4.2 4.3 4.3.1 4.4 4.5 4.6 4.6.1
MILIEU EN OVERIGE ASPECTEN Milieu Milieuzonering Geluid Bodem Luchtkwaliteit Externe veiligheid Watertoets Archeologie Monumenten Landschap Flora- en fauna Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten Kabels en leidingen
15 15 15 16 16 17 18 20 22 23 23 23 24 24
5.1 5.2 5.3 5.4
BEOORDELING PROJECT Algemeen Boordeling verzoek aan gemeentelijk beleid Toetsing provinciale beleidsregels Conclusie
25 25 25 26 26
6.1 6.2 6.3
UITVOERBAARHEID EN RESULTATEN OVERLEG Economische uitvoerbaarheid Maatschappelijke uitvoerbaarheid Resultaten overleg ex artikel 5.1.1 Bro
27 27 27 27
3.
4.
5.
6.
BIJLAGE
28
2
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding
Het woonhuis aan de 's-Gravenweg 10 is een rijksmonument. Het perceel, dat vroeger een e boerderij was, dateert uit de 18 eeuw. In de afgelopen jaren is het pand slecht onderhouden. De nieuwe eigenaar, de heer A.A. Shafique, wil het pand weer in oorspronkelijke staat terugbrengen. Voor het gedeeltelijk en veranderen van de bestaande bebouwing heeft hij inmiddels op 13 november 2009 een bouwvergunning gekregen. Ook is hiervoor al een Monumenten-vergunning afgegeven. Initiatiefnemer heeft het voornemen om gelijktijdig met de verbouwingswerkzaamheden het achterste gedeelte van de woning met vier meter uit te breiden om het voor hem gewenste woonprogramma te kunnen realiseren. De uitbreiding is door een restauratie architect vormgegeven om het monumentale karakter niet aan te tasten. Het plangebied maakt onderdeel uit van het vigerende bestemmingsplan “Groene Zoom”, waarin het perceel is bestemd voor “Woondoeleinden”. De gevraagd uitbreiding is niet in overeenstemming met het bestemmingsplan, omdat de maximaal toegestane inhoud van de woning wordt overschreden. Mitsdien is een herziening van het bestemmingsplan of een projectbesluit noodzakelijk. Voor het plangebied zal binnenkort een nieuw bestemmingsplan worden voorbereid, waarin de gevraagde planontwikkeling wordt opgenomen. Hieraan voorafgaand wordt in dit najaar een structuurvisie voor de Groene Zoom vastgesteld. Er is daarom gekozen voor het doorlopen van een projectbesluit procedure. Dit projectbesluit maakt deze planontwikkeling juridisch planologisch mogelijk.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied is gelegen in het meest zuidwestelijke gedeelte van Nieuwerkerk aan den IJssel van de gemeente Zuidplas tegen Capelle aan den IJssel aan. De 'sGravenweg is de oude verbindingsweg tussen Kralingen en Gouda. Ten noorden van de planlocatie liggen nog agrarische gronden. Ten zuiden van het perceel liggen weidegronden tot de Schieland-weg (N219). Aan weerszijden van het perceel zijn eveneens vrijstaande woningen gelegen. De planlocatie is met een rode rechthoek aangeduid (figuur 1). Figuur 1: Situering plangebied.
1.3
Reikwijdte en opzet van het projectbesluit
Om medewerking te kunnen verlenen aan het verzoek voor het vergroten van een woning moet een planologische procedure worden doorlopen. Met ingang van 1 juli 2008 geldt hiervoor de Wet ruimtelijke ordening. Deze wet geeft de mogelijkheid een projectbesluit te nemen of een bestemmingsplanprocedure te doorlopen. Met het inwerkingtreden van de Crisis- en herstelwet op 31 maart 2010 is het niet langer noodzakelijk dat een projectbesluit binnen een jaar na het onherroepelijk worden van een projectbesluit moet worden opgevolgd door een ter inzage gelegd ontwerpbestemmingsplan. Dit betekent dat niet meer twee keer achter elkaar een procedure moet worden doorlopen. In verband hiermede gaat de voorkeur uit naar een
3
projectbesluit-procedure, omdat het bestemmingsplan binnenkort wordt herzien en de gemeenteraad het nemen van een projectbesluit heeft gedelegeerd aan het college, waardoor toch tijdswinst is te behalen. Dit besluit zal hierin worden meegenomen. 1.3.1 Goede ruimtelijke onderbouwing Op basis van artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kan de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project een projectbesluit nemen, mits dat project voorzien is van een goede ruimtelijke onderbouwing. In artikel 5.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening is vastgelegd waaraan een goede ruimtelijke onderbouwing moet voldoen. In de voorliggende notitie wordt aangegeven wat de invloed is van het onderhavige plan op zijn omgeving. Daarnaast wordt ook ingegaan op de relevante milieuaspecten, de uitvoerbaarheid en de juridisch- planologische consequenties. Op deze wijze wordt voldaan aan het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening en wordt de haalbaarheid van onderhavige planontwikkeling aangetoond.
Luchtfoto plangebied.
Het woonhuis 's-Gravenweg 10 in Nieuwerkerk aan den IJssel.
4
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader uiteengezet. Hierin wordt het voor dit projectbesluit relevante rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid beschreven. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige situatie en geeft een planbeschrijving van de nieuwe toestand. Het vierde hoofdstuk omvat de omgevingsaspecten, waaronder de watertoets. Ook uitvoeringsaspecten worden hier beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de beoordeling van het verzoek om een projectbesluit te nemen. Het zesde hoofdstuk is gewijd aan de uitvoerbaarheid. Hier wordt met name ingegaan op de uitkomsten van de inspraak en het overleg ex artikel 5.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening.
5
2.
Beleidskader
2.1
Rijksbeleid
De Nota Ruimte heeft als hoofddoel: ruimte voor de ruimte vragende functies en de gerichtheid op vier algemene doelen: - versterking internationale concurrentiepositie; - bevordering krachtige steden en een vitaal platteland; - borging en ontwikkeling (inter)nationale waarden; - borging van de veiligheid. De Nota Ruimte gaat uit van sturing op hoofdlijnen, decentraal wat kan, centraal wat moet en ziet toe op ontwikkelingsplanologie en uitvoeringsgerichtheid, op een dynamisch op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid. Nieuwerkerk aan den IJssel in haar omgeving De planlocatie maakt onderdeel uit van de in de Nota Ruimte opgenomen verstedelijkingslocatie in de Deltametropool voor de Zuidplaspolder. Dit gebied (in de driehoek RotterdamZoetermeer-Gouda) ligt grotendeels in de nieuw gevormde gemeente Zuidplas en in beperkte mate in Waddinxveen en Gouda. In verband met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft 1 het rijk een Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijke Beleid vastgesteld. Het rijk heeft hier de nationale ruimtelijke belangen vastgesteld. Voor bundeling van verstedelijking en economische 2 activiteiten is het streven om een AMvB vast te stellen met als beleidskader een optimale benutting van bestaand bebouwd gebied, regime voor nieuwbouw in het buitengebied (inclusief uitzonderingsbepaling voor recreatiecomplexen) en locatiebeleid bedrijven en voorzieningen. Uitgangspunt hierbij is in de eerste plaats dat het bestaande bebouwde gebied beter moet worden benut, waardoor de noodzaak afneemt om open ruimte te gebruiken voor bebouwing. In de tweede plaats zal het moeilijker worden gemaakt om in de open ruimte te bouwen.
2.2
Provinciaal beleid
Voor de uitwerking van het planproces voor de driehoek Rotterdam-Zoetermeer-Gouda (RZG) heeft de provincie in 2002 een stuurgroep opgericht waarin de provincie en bestuurders van de bij het gebied betrokken gemeenten, de regio‟s, het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties (totaal 23 partijen) samenwerken. Deze Stuurgroep RZG heeft de hoofdkeuzen voor de inrichting van het gebied in een langetermijnvisie vastgelegd: de Interregionale Structuurvisie driehoek RotterdamZoetermeer-Gouda (ISV). In december 2004 hebben Provinciale Staten ingestemd met de ISV en geconstateerd dat deze voldoende basis biedt voor uitwerking in: - een Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas (ISP), op te stellen door de vijf betrokken gemeenten (Gouda, Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel, Zevenhuizen-Moerkapelle en 3 Waddinxveen ); - een partiële herziening van het streekplan Zuid-Holland Oost 2003. Op basis van de Interregionale Structuurvisie zijn voor het structuurplan en de streekplanherziening de volgende kwantitatieve opgaven opgesteld voor de periode 2010 tot 2030: - ruimte voor 15.000 à 30.000 woningen. Tot 2020 wordt daarbij uitgegaan van circa 15.000 waarvan 5.000 - 10.000 woningen ten behoeve van de stadsregio Rotterdam en de overige 4 voor Midden-Holland en de rest van de Zuidvleugel. - 150 à 300 hectare netto bedrijventerrein, waarvan 125 hectare netto tot 2020. 1
Het document is van het ministeries van VROM, LNV, VenW, EZ, OC&W en Defensie. De ministerraad heeft op 29 mei 2009 ingestemd met de concept AMvB. De gemeenten Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel en Zevenhuizen-Moerkapelle zijn op 1 januari 2010 gefuseerd tot de gemeente Zuidplas. 4 De woningbouwprogrammering tot 2020 is later naar beneden bijgesteld in verband met de Woonvisie Rotterdam. Het startprogramma omvat thans 7.000 woningen, waarvan circa 800 woningen in lanen en linten. 2 3
6
- 200 hectare netto voor nieuwvestiging van glastuinbouw (Nota Glastuinbouw, ISV en PS 2004). In het kader van de planvorming van het ISP is aan die 200 hectare nog eens 80 hectare netto voor de hervestiging van glastuinbouwbedrijven uit het plangebied Zuidplas aan de opgave toegevoegd. Aan deze kwantitatieve opgaven zijn kwalitatieve uitgangspunten verbonden zoals te realiseren woonmilieus, ontwikkeling van diverse soorten van bedrijvigheid en duurzaamheid van de te realiseren functies en eisen ten aanzien van bereikbaarheid/ontsluiting, groenstructuur en waterberging en -beheersing. 2.2.1 Visie op Zuid-Holland In verband met de Wet ruimtelijke ordening hebben Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de hele provincie een integrale Structuurvisie, genaamd Visie op Zuid-Holland, opgesteld. Deze komt in de plaats van de bestaande streekplannen. In deze visie beschrijft de provincie haar doelstellingen en geeft zij haar kijk op de ruimtelijke ontwikkeling tot 2040. Gedeputeerde Staten hebben op 20 april 2010 de definitieve ontwerpen van de provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte vastgesteld. Provinciale Staten hebben deze Visie op 2 juli 2010 vastgesteld. In de Structuurvisie „Visie op Zuid-Holland‟ staat hoe de provincie samen met haar partners wil omgaan met de beschikbare ruimte. Met de Structuurvisie werkt de provincie aan een vitaal Zuid-Holland, met meer samenhang en verbinding tussen stad en land. Hierdoor is in ZuidHolland goed wonen, werken en recreëren voor iedereen binnen handbereik. De provincie onderscheidt vijf hoofdopgaven: aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel; duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie; divers en samenhangend stedelijk netwerk; vitaal, divers en aantrekkelijk landschap; stad en land verbonden. Naast het bieden van ruimte aan en het ordenen van functies richt de visie 2020 zich nadrukkelijk ook op het beschermen en ontwikkelen van ruimtelijke kwaliteiten. Functie en kwaliteit staan niet los van elkaar. De provincie kiest ervoor om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Op de kaart zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland omgeven door bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. De bebouwingscontouren zijn getrokken om het bestaand stedelijk gebied en de kernen, rekening houdend met plannen waar de provincie al mee heeft ingestemd. De planlocatie ligt buiten de bebouwingscontour.
Figuur 2: Uitsnede functiekaart structuurvisie.
7
Ook de instrumenten die de provincie inzet, komen in de Structuurvisie aan de orde. De provincie ordent op kaarten, ontwikkelt programma‟s en projecten, agendeert zaken en laat onderzoek uitvoeren. Zij stuurt op hoofdlijnen door kaders te stellen en het lokale bestuur ruimte te geven bij de ruimtelijke inrichting. Deze aanpak sluit aan bij de nieuwe stijl van besturen: „Lokaal wat kan, provinciaal wat moet.‟ De functiekaart geeft de gewenste en mogelijke ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijke beleid tot 2020. In de structuurvisie is het plangebied aangeduid als 'Stedelijk groen' (figuur 2). Provinciale Staten hebben 2 juli 2010 de Visie vastgesteld. 2.2.2 Verordening Ruimte Bestemmingsplannen die betrekking hebben op bestaande stedelijke functies in het gebied buiten de bebouwingscontouren bevatten bepalingen die voorzien in de volgende zaken: "b. de door de gemeente te bepalen maximale omvang van bestaande burgerwoningen en bijbehorende erfbebouwing" (artikel 2, lid 3 sub b.). In het nieuwe bestemmingsplan wordt de gevraagde uitbreiding van de woning mogelijk gemaakt. Mitsdien wordt voldaan aan het provinciale belang met betrekking tot het toestaan van de omvang van bestaande burgerwoningen.
2.3
Regionaal beleid
In de volgende paragrafen wordt eerst stilgestaan bij de verhouding van het provinciale streekplan ten opzichte van het door de vijf gemeenteraden in de Zuidplaspolder vastgestelde Intergemeentelijke Structuurplan. Vervolgens zal het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas zelf worden behandeld. 2.3.1 Verhouding streekplan en Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas Het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas (ISP) is een gemeenschappelijk plan van de betrokken gemeenten in de Zuidplaspolder. Het plan is opgesteld in samenwerking met de stadsregio Rotterdam en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard onder regie van de provincie in opdracht van het rijk (Nota Ruimte). Het plan geldt voor de gemeenten als gemeenschappelijke basis voor het gemeentelijke ruimtelijk beleid, bijvoorbeeld in de vorm van bestemmingsplannen. Deze plannen en andere ruimtelijke initiatieven worden door de provincie getoetst aan het streekplan. De streekplanherziening Zuidplas is tegelijk met het Intergemeentelijk Structuurplan opgesteld. Inhoudelijk bestaat er dan ook een stevige relatie tussen beide plannen. Het ISP heeft een langere planperiode (tot 2030) en is meer opgebouwd vanuit de gemeenschappelijke visie op het gebied. Daarbij is het ISP ook meer ontwikkelingsgericht, dat kan ook door het karakter van het plan. Het ISP is begin 2006 vastgesteld door de afzonderlijke gemeenteraden. Het provinciale streekplan biedt vanuit de Wet op de Ruimtelijke Ordening naast de visie van het provinciaal bestuur op de ruimtelijke ontwikkeling in hoofdlijnen ook het planologisch kader (tot 2020). 2.3.2 Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas Het Intergemeentelijk Structuurplan Zuidplas (ISP) is een gezamenlijk plan van de vijf gemeenten (Gouda, Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel, Waddinxveen en ZevenhuizenMoerkapelle). Het ISP is onder bestuurlijke regie van de Stuurgroep driehoek RZG tot stand gekomen, dat wil zeggen in samenwerking met de provincie Zuid-Holland, de gemeente Rotterdam en het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Het ISP is een uitwerking van de vastgestelde Interregionale Structuurvisie (2004). Het plan geeft inzicht over de ontwikkelingen in de Zuidplas tot 2030, waarbij het accent ligt op de periode 2010-2020. Het streven is om het ISP binnen deze periode in fasen uit te werken en uit te voeren. Het ISP is voor de gemeenten in de Zuidplas de basis voor het ruimtelijk beleid. De gemeentebesturen moeten zich bij het maken van bestemmingsplannen houden aan wat in het ISP staat. Voor burgers en organisaties komen uit het ISP geen juridisch bindende gevolgen voort. Dat gebeurt pas na de vaststelling van bestemmingsplannen. Aan het ISP kunnen dan ook door burgers en bedrijven niet direct rechten worden ontleend. Het ISP is door de gemeenteraad van Nieuwerkerk aan den IJssel op 7 februari 2006 vastgesteld.
8
Het ISP omvat: Een inrichtingsschets voor de Zuidplaspolder op schaal 1:25.000 De hoofdstructuur voor groen, water en verkeer Aantallen te bouwen woningen Aantallen hectares voor bedrijventerreinen en glastuinbouw Een visie op de financiering Een visie op de ontwikkelingsorganisatie Een fasering van het programma. Het plangebied Zuidplas bestaat globaal uit de Zuidplaspolder, de bovenlanden langs de Hollandsche IJssel, de Eendragtspolder, de Tweemanspolder, Polder de Wilde Veenen en een zone ten westen van Waddinxveen. Het betreft het grondgebied van de Zuidplasgemeenten Gouda, Moordrecht, Nieuwerkerk aan den IJssel, Waddinxveen en Zevenhuizen-Moerkapelle. De belangrijkste richtinggevende uitspraken voor het ruimtelijk beleid in de Zuidplas, zoals geformuleerd in de Interregionale Structuurvisie (vanuit de lagenbenadering) zijn voor zover betrekking op het zuidwestelijke gebied:
Uitbreiding van de groenstructuur is in de Zuidvleugel nodig. De Rottewig vormt met de Eendragtspolder, de Tweemanspolder en Polder de Wilde Veenen met het Bentwoud een robuuste groene as. Aan de zuidkant wordt de groenstructuur gecompleteerd met de Krimpenerwaard, de Hollandsche IJssel en Hitland en het restveengebied van de Zuidplas.
Voor het plangebied zijn de hoofdlijnen van het beleid onder andere als volgt vertaald (citaat, bladzijde 33): Robuuste groene en blauwe hoofdstructuur Op het schaalniveau van de Zuidvleugel vormen de grote eenheden Bentwoud, Rottewig en het zuidelijk deel van de polder, waar op termijn een waterrijk natuurlandschap tot stand komt, een robuust parklandschap. Deze gebieden zijn beeldbepalend op interregionaal niveau. Aan de overzijde van de Hollandse IJssel met het Hitlandgebied ligt de wijdse Krimpenerwaard, een deel van het Groene Hart waardoor de Zuidplas volledig is omgeven. De plankaart kent drie lagen: „groenblauw casco‟, „infranetwerk‟ en „occupatie‟. Het plangebied is hierin aangeduid als „recreatielandschap‟. Het plangebied is met een zwarte pijl aangeduid op de plankaart (figuur 3).
Figuur 3: Plankaart ISP.
9
2.4
Gemeentelijk beleid
In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan de in voorbereiding zijnde Structuurvisie voor de Groene Zoom. In deze visie worden de door de gemeente gewenste ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren vastgelegd. Deze beleidsuitgangspunten zullen worden vertaald in de komende herziening van het bestemmingsplan. Hierna wordt ingegaan op het door de raad vastgestelde ruimtelijk toetsingskader voor de ´s-Gravenweg. 2.4.1 Programma van Eisen structuurvisie Groene Zoom De gemeente Zuidplas werkt aan een structuurvisie voor de Groene Zoom. Op 25 mei 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders het Programma van Eisen voor de structuurvisie vastgesteld. De komende maanden wordt dit vertaald in een nieuwe toekomstvisie voor het gebied. De Groene Zoom is een landelijk gebied tussen de kernen Capelle en Nieuwerkerk aan den IJssel van ongeveer 450 meter breed. Aan de noordkant wordt de Groene Zoom begrensd door de A20, aan de zuidkant door de Schielandweg. De wens is dat de Groene Zoom een overwegend landelijke en recreatieve buffer blijft tussen Nieuwerkerk en Capelle aan den IJssel. De gemeente wil richting geven aan de toekomstige ontwikkelingen in het gebied. Dat wil zij door een onderbouwde, door de inwoners gedragen en haalbare Structuurvisie voor de Groene Zoom vast te stellen. De Groene Zoom is belangrijk voor instandhouding van de buffer tussen Nieuwerkerk aan den IJssel en Capelle aan den IJssel. Uitgangspunt voor de toekomst is instandhouding en versterking van de bestaande kwaliteiten, zowel ruimtelijk als qua gebruik. Initiatief voor ontwikkeling en verandering ligt bij de eigenaren en gebruikers van het gebied, de gemeente stelt de (ontwikkelings)kaders en voert de regie. De structuurvisie is hiervoor een noodzakelijk beleidstuk. In het Programma van Eisen is vastgelegd dat de „s-Gravenweg en omgeving zijn eigen kwaliteit heeft. Door de ligging van de Ringvaart maakt het niet echt onderdeel uit van een samenhangende Groene Zoom. De „s-Gravenweg is vooral te zien als onderdeel van het oude lint; vanaf Kralingen (Rotterdam) volgt het verkavelingspatroon de structuur van de landschappelijke onderlegger. De ordening vanuit het landschap maakt het gehele gebied van de ‟s-Gravenweg tot landschappelijk gegeven op grote schaal. Tevens vormt zij een belangrijke schakel in de verbinding tussen de Groene Zoom en Hitland.
Figuur 4: Plangebied structuurvisie Groene Zoom.
De 's-Gravenweg is ingedeeld in kamer IV van het plangebied. Deze vierde kamer wordt begrensd door de Bermweg aan de noordwestzijde en de Schielandweg aan de zuidoostzijde. De ruimtelijke structuur van de „s-Gravenweg is de overheersende structuur in dit gebied. Zij is sturend voor ontwikkelingen en bepaalt in hoge mate de kaders. Op en rondom de „sGravenweg spelen een aantal ontwikkelingen, die (mede) als uitgangspunt dienen te worden meegenomen. De gemeente wenst, conform haar collegeprogramma, medewerking te verlenen
10
aan het realiseren van (vervangende) woningbouw in een groene/landschappelijke setting op de locatie van het huidige Racketcentrum. Tevens is er voor de „s-Gravenweg een toetsingskader in voorbereiding, waardoor een grotere inhoud van woningen mogelijk wordt. De structuurvisie vormt de basis voor de noodzakelijke bestemmingsplanherziening. Het huidige bestemmingsplan is namelijk verouderd en dateert van 1986. De planning is erop gericht om de structuurvisie in oktober 2010 vast te stellen. Vaststelling van het bestemmingsplan is in de zomer van 2011 voorzien.
2.4.2 Ruimtelijk toetsingskader 's-Gravenweg Het deel van de ‟s-Gravenweg wordt alom beschouwd als een gewaardeerde, landschappelijke drager, die ruimte biedt aan een gevarieerd gebruik. De toename van het gebruik staat op enigszins gespannen voet met de landschappelijke waarden. Er bestaat een behoefte naar een vergroting van het toelaatbare bouwvolume, dat nu planologisch begrensd is. Een eventuele toename van het bouwvolume mag niet ten koste gaan van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. In verband hiermede hebben burgemeester en wethouders een toetsingskader opgesteld die het mogelijk maakt om ruimte te bieden aan het realiseren van meer bouwvolumes, waarbij landschappelijke waarden niet worden aangetast. Het toetsingskader zal integraal worden verwerkt in de structuurvisie voor de Groene Zoom. Het toetsingskader is ontwikkeld en alleen bedoeld voor kavels die reeds zijn bebouwd en als zodanig zijn aangeduid in het vigerende bestemmingsplan. Uiteindelijk zal het ruimtelijk toetsingskader zijn vertaling vinden in een nieuw op te stellen bestemmingsplan. Na vaststelling door de raad kunnen (lopende) bouwaanvragen hieraan worden getoetst om vooruitlopend op de bestemmingsplanherziening Groene Zoom ontwikkelingen mogelijk te maken. De gevraagde vergroting van de woning is in overeenstemming met het ruimtelijk toetsingskader. De gemeenteraad van Zuidplas heeft in zijn vergadering van 29 juni 2010 ingestemd met het ruimtelijk toetsingskader.
2.5
Conclusie
Op grond van het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat de aanvraag bouwvergunning voor het vergroten van een woning in overeenstemming is met het rijks-, provinciaal en gemeentelijke beleid. Het planinitiatief voldoet aan het geschetste rijksbeleid, omdat er geen extra woningen worden gerealiseerd buiten het stedelijke gebied. De planopzet is zodanig gekozen dat verrommeling van het cultuurhistorisch waardevol bebouwingslint wordt tegen gegaan. Het plan geeft een kwaliteitsimpuls aan het bebouwingslint. Er is geen strijdigheid met het provinciale belang, omdat de gevraagde vergroting inpasbaar is binnen de voorgeschreven regels van de Verordening Ruimte. Woningbouw op onderhavige locatie past binnen de uitgangspunten van het gemeentelijke beleid, zoals verwoord in het Programma van Eisen van de structuurvisie voor de Groene Zoom en het door de gemeenteraad vastgestelde ruimtelijk toetsingskader. De afwijkingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan zijn acceptabel, omdat alleen sprake is van een geringe uitbreiding van de woning. De woning wordt op een landschappelijke wijze ingepast, zodanig dat de cultuurhistorische structuur van het bebouwingslint wordt versterkt.
11
3.
Planbeschrijving
3.1
Historie, bestaande situatie plangebied en omgeving5
Het ontstaan van Nieuwerkerk aan den IJssel ligt ver in de geschiedenis, rond het jaar 1250. De eerste vermelding over Nuwekerke, zoals het destijds heette, komt uit het jaar 1282 wanneer ene Traveys van Moordrecht leenman wordt van graaf Floris V van het gebied tussen Kralingen en Gouda. De verbindingsweg tussen deze plaatsen heet de 's-Gravenweg (naar deze weg is vermoedelijk het gezegde "Zo oud als de weg naar Kralingen" ontstaan), waar men als eerste bebouwde. Het oudst bekende stuk met betrekking tot Nieuwerkerk in het Rijksarchief is van 22 januari 1317. Pas later, in 1839, heeft men de Zuidplas drooggelegd, de huidige Zuidplaspolder. De Alexanderpolder volgde hierin later rond 1866. Het hoger gelegen Oude Dorp werd nu een soort terp, te midden van lager gelegen landbouwgrond. Door de aanleg van een spoorlijn tussen Rotterdam en Gouda in 1855, was verdere groei van Nieuwerkerk aan den IJssel onvermijdelijk. Meer mensen vestigden zich aan de 's Gravenweg of in het Oude Dorp. Pas na de Tweede Wereldoorlog wordt er een nieuwe wijk gebouwd: de Oranjebuurt. Steeds meer forenzen vestigden zich in Nieuwerkerk aan den IJssel, als gevolg dat het dorp de vraag al snel niet meer aankon. In reactie daarop werd de wijk Dorrestein gebouwd, tussen de Oranjebuurt en het Oude Dorp. Dorrestein kreeg daarbij ook het eerste winkelcentrum van het dorp, winkelcentrum Dorrestein (dat inmiddels heeft plaatsgemaakt voor een nieuw gebouw) en andere voorzieningen zoals een muziekschool, buurtcentrum en ouderenwoningen De echte groei van het dorp kwam in het begin van de jaren '80, toen de wijk Zuidplas werd gebouwd. Hierbij werd ook een nieuw gemeentehuis gebouwd en een nieuw winkelcentrum, vlakbij het nieuwe station. Na deze tijd werden ook de wijken Kleinpolder gebouwd en later ook Parkzoom en Esse (Hoog en Laag). Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuwe wijk, Esse Zoom (ook verdeeld in Hoog en Laag). De gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel is op 1 januari 2010 gefuseerd met de gemeenten Moordrecht en Zevenhuizen-Moerkapelle. Het plangebied zelf ligt in de Groene Zoom. Dit gebied is gelegen in een groene overgangszone tussen het stedelijke gebied van Capelle aan den IJssel en de woonkern van Nieuwerkerk. De woning maakte vroeger onderdeel uit van een agrarisch lint met boerderijen, maar is inmiddels al geruime tijd niet meer als zodanig in gebruik. De nieuwe eigenaar heeft het voornemen om de woning met vier meter uit te bouwen, waarbij de bestaande goot- en nokhoogte worden doorgetrokken.
Zijaanzicht van het woonhuis.
5
De achterzijde waar de uitbouw is gepland.
De informatie over de historie is overgenomen uit nl.wikepia.org
12
3.2
Ruimtelijke en functionele structuur
De (stedenbouwkundige) randvoorwaarden en uitgangspunten zijn in algemene zin vastgelegd in het bestemmingsplan. Voor de planlocatie zelf zijn de stedenbouwkundige uitgangspunten gericht op het versterken van de karakteristieke lintbebouwing langs de 's-Gravenweg. De beoogde vergroting van de woning aan de achterzijde tast de ruimtelijke- en functionele structuur niet aan. Het uitgangspunt is het voortzetten van de bestaande architectuur die past binnen de totaalsfeer van de omgeving. Hieronder zijn een situatietekening en enkele aanzichttekeningen van de te vergroten woning opgenomen. De woning wordt met 38 m² vergroot. De inhoud hiervan is circa 180 m³, zodat de totale inhoud van de woning na realisatie van de uitbreiding afgerond 864 m³ wordt. De goot- en bouwhoogte blijft respectievelijk circa 2,5 en circa 6 meter. Voor meer informatie wordt verwezen naar de bij de aanvraag bouwvergunning behorende bouwtekeningen.
Aanzichten bestaande situatie.
Aanzichten nieuwe situatie.
13
Situatietekening.
3.3
Voorzijde woning met links de oprit.
Verkeer en parkeren
De „s-Gravenweg maakt onderdeel uit van het oude lint tussen Kralingen (Rotterdam) en Gouda. De weg is een zogenaamde 30 km/ uur zone. De planlocatie zelf wordt ontsloten vanaf de bestaande uitrit. De weg is bedoeld voor bestemmingsverkeer, maar tevens ook in trek voor het recreatieve fietsverkeer. De weg kruist verderop in oostelijke richting via een rotonde de Schielandweg. Deze Provincialeweg (N219) sluit in noordoostelijke richting aan op de rijksweg A20. In zuidwestelijke richting gaat deze weg over in de Abram van Rijkevorselweg. Via de N210 is vervolgens rijksweg A16 en Rotterdam bereikbaar. De 's-Gravenweg.
De rotonde Scheve Overweg.
De Schielandweg.
Veel recreatieve fietsverbindingen.
Parkeren Conform de uitgangspunten van de CROW/ ASVV 2004 geldt ten behoeve van een woning in de dure categorie een parkeernorm van gemiddeld 2 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen zijn op de planlocatie aanwezig.
14
4.
Milieu en overige aspecten
De beleidsvelden milieu en ruimtelijke ordening groeien de laatste decennia steeds meer naar elkaar toe. Ook op rijksniveau wordt steeds meer aandacht gevraagd voor de wisselwerking tussen milieu en ruimtelijke ordening. Milieubeleid kan beperkingen opleggen aan de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen maar is primair bedoeld om een zo optimaal mogelijke leefomgeving te realiseren. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de omgevingsaspecten die een rol spelen bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen dit plan. Deze onderwerpen worden in dit hoofdstuk toegelicht voor zover deze relevant zijn voor het planologisch mogelijk maken van deze planontwikkeling.
4.1
Milieu
De te behandelen thema‟s die vanuit een oogpunt van milieu van belang zijn voor de ontwikkeling van de planlocatie zijn milieuzonering, geluid, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid. 4.1.1 Milieuzonering Bedrijvigheid is een milieubelastende activiteit. Tengevolge van aanwezige bedrijvigheid kan mogelijk hinder voor de omgeving optreden met betrekking tot de milieuaspecten geluid, geur, stof en gevaar. Nieuwe situaties, waarin milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies met elkaar worden gecombineerd, moeten worden beoordeeld op mogelijke hindersituaties. Daarbij wordt getoetst aan de Wet milieubeheer, Algemene Maatregelen van Bestuur onder de Wet milieubeheer en de brochure Bedrijven en Milieuzonering (VNG, 2009). De richtafstanden in Bedrijven en Milieuzonering gelden ten opzichte van een milieugevoelige functie, zoals bedoeld met de omgevingstypen rustige woonwijk of rustig buitengebied. In het geval de milieugevoelige functies zijn gelokaliseerd in omgevingstype gemengd gebied kan een afwijkende systematiek worden toegepast, die meer ruimte biedt aan bedrijven. Het plangebied bestaat alleen uit een woonhuis met tuin. Deze bestaande situatie is al maatgevend. Het gebied langs de 's-Gravenweg kan worden beschouwd als een gemengd gebied. Naast het perceel 's-Gravenweg 8 wordt momenteel een woon- zorg en werkvoorziening gerealiseerd. Dit complex ligt op een afstand van 20 meter. Nabij het plangebied komen verder geen milieubelastende functies voor. Mitsdien zijn er vanuit milieuzonering geen bezwaren zijn tegen realisatie van de gevraagde vergroting van de woning.
Nieuwbouw 's-Gravenweg 8.
De nieuwe situatie achter de bestaande woning aan de 's-Gravenweg 8.
Conclusie De planontwikkeling geeft vanuit milieuzonering geen beperkingen voor aanwezige c.q. nieuwe milieubelastende activiteiten.
15
4.1.2 Geluid Wegverkeerslawaai Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing te worden genomen, tenzij deze binnen een woonerf gelegen is of voor de weg een maximum rijsnelheid van 30 km/uur geldt. Deze wegen hebben een zone. Dit is een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek dient plaats te vinden. De grootte van de zones is afhankelijk van het aantal rijstroken en de definitie van het gebied (buitenstedelijk of binnenstedelijk). Buitenstedelijk is het gebied dat buiten de bebouwde kom is gelegen en het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend langs een autosnelweg. Het overige gebied is binnenstedelijk. De relevante wegen in de directe omgeving (binnen een zone van 250 meter) van het plangebied zijn de 's-Gravenweg en de Schielandweg. Op de Schielandweg is ter plaatse de maximum snelheid 80 km/h. Bij verandering van een bestemmingsplan moet er in principe worden getoetst aan de Wet geluidhinder. In dit specifieke geval aan de „s Gravenweg 10 kan evenwel conform het advies van de milieudienst Midden-Holland (brief van 7 september 2010, kenmerk 201015371) worden gesteld dat vanwege een combinatie van factoren (achterzijde woning, lage verkeersintensiteiten, N219 op grotere afstand, aantal gehinderden neemt niet toe) akoestisch onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. De leefomgevingskwaliteit wordt evenmin in negatieve zin wordt beïnvloed, omdat de uitbreiding aan de achterzijde plaatsvindt. In het kader van het Bouwbesluit zal nog een berekening voor karakteristieke gevelwering (Gak) worden uitgevoerd, waarin wordt aangetoond dat het binnenniveau van de inpandige woning een etmaalwaarde heeft van 33 dB. Dit onderzoek zal afzonderlijk bij de bouwaanvraag om advies worden voorgelegd aan de Milieudienst Midden-Holland. Spoorweglawaai Bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 4.1 van het Besluit geluidhinder (Bgh) iedere spoorlijn in beschouwing te worden genomen ter bepaling van de geluidsbelasting. Deze spoorwegen hebben een door de Minister vastgestelde zone volgens artikel 1 van de Wet geluidhinder. Binnen deze zone dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. De zone van de spoorlijn Gouda – Den Haag/ Rotterdam ter hoogte van het plangebied bedraagt 600 meter. Het plangebied valt buiten deze zone. Conclusie Vanuit de Wet geluidhinder bestaan er geen beperkingen tegen onderhavige planontwikkeling, die dit projectbesluit mogelijk maakt. 4.1.3 Bodem Naar aanleiding van wijzigingen in de Woningwet en de model bouwverordening van de VNG per 1 januari 2003 hebben de 13 gemeenten in de regio Midden-Holland, waaronder de gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel (nu gemeente Zuidplas geheten), nieuw bodembeleid opgesteld voor bodemonderzoeken bij bouwvergunningen. Het nieuwe beleid haakt aan bij het Bodem Informatie Systeem en houdt rekening met de lokale achtergrondgehalten (bodemkwaliteitskaarten). In de beleidsnota worden vele raakvlakken concreet uitgewerkt en het beleid vormt hierdoor een goed handvat bij de beoordeling van bodemonderzoeken bij bouwvergunningen. Op de bodemkwaliteitskaart (zie figuur 5) is het gebied als lintbebouwing, zone 1 (voor 1940) aangeduid. In verband hiermede is ten behoeve van de beoogde uitbreiding door IDDS te Noordwijk een historisch onderzoek conform NEN5725 uitgevoerd (rapport van 19 juni 2009, met projectnr. 0906B095/PDI/rap1). Uit de resultaten hiervan kan worden afgeleid dat er op en in de nabijheid van het onderzoeksterrein geen aandachtspunten aanwezig zijn met betrekking tot het veroorzaken van een mogelijke bodemverontreiniging (bodem en grondwater). De Milieudienst Midden-Holland heeft bij brief van 7 september 2010 medegedeeld dat het rapport op twee punten onvolledig is. Hierop dient het onderzoek te worden aangevuld. Tevens moet tenminste verkennend bodemonderzoek plaatsvinden ter plaatse van de voormalige HBOtank. Dit advies wordt overgenomen. Het aanvullende onderzoek zal tijdig worden overlegd aan het bevoegde gezag.
16
Wanneer grond van de locatie moet worden afgevoerd of ergens anders zal moeten worden toegepast zal initiatiefnemer de kwaliteit van de vrijkomende grond laten onderzoeken conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit of hetgeen is gesteld in het grondstromenbeleid Midden-Holland.
Figuur 5: Uitsnede bodemkwaliteitskaart milieudienst Midden-Holland.
Doorwerking planinitiatief Voor het plangebied wordt een aanvullend onderzoek uitgevoerd overeenkomstig het advies van de milieudienst Midden-Holland. De resultaten hiervan zullen tijdig worden overlegd aan het bevoegde gezag. De hierin opgenomen aanbevelingen zullen worden overgenomen, zodat er geen risico‟s voor de volksgezondheid en het milieu aanwezig zullen zijn met betrekking tot de voorgenomen activiteiten op het onderhavige plangebied. 4.1.4 Luchtkwaliteit Wet- en regelgeving De belangrijkste wet- en regelgeving voor luchtkwaliteit is vanaf 15 november 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen). Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit van november 2005. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om: 1. Negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken; 2. Mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit. In de wet zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes, lood, koolmonoxide en benzeen. Van deze grenswaarden mag niet worden afgeweken. De plandrempels zijn voor de jaren 2007 tot en met 2010 voor alle stoffen, behalve stikstofdioxide, gelijk aan de grenswaarden. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de grenswaarden en plandrempels. Tabel 1: Grenswaarden en plandrempels Grenswaarden Stof
Type norm
Plandrempel NO2
Max. aantal
Concentratie
overschrijdingen
(g/m3)
Jaartal
Jaargemiddelde Uurgemiddelde Jaargemiddelde 24-uursgemiddelde Jaargemiddelde
18
PM10
24-uursgemiddelde Uurgemiddelde 8-uursgemiddelde
3 24
Benzeen SO2 CO Lood
Jaargemiddelde
40
35
Uurgem.
.
(g/m3)
(g/m3)
per jaar NO2
Jaargem
200 40 50 5
2007 2008 2009
46 44 42
230 220 210
125 350 10.000 0,5
17
Verder is er met deze wijziging een wettelijke basis voor een Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (afgekort NSL) opgesteld. Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is de kern van de Wet luchtkwaliteit. Het NSL is een bundeling van alle gebiedsgerichte programma's en alle Rijksmaatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het NSL bevat alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren. Het Rijk coördineert het nationale programma. Het Rijk maakt met provincies en gemeenten afspraken over toetsbare resultaten; in de gebieden moeten de normen voor luchtkwaliteit stap voor stap dichterbij komen. De overheden kunnen op die resultaten worden afgerekend. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. De uitvoeringsregels behorende bij de wet zijn vastgelegd in Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB) en Ministeriële Regelingen (mr) die gelijktijdig met de „Wet luchtkwaliteit‟ in werking zijn getreden waaronder de AMvB en Ministeriele Regeling niet in betekenende mate (afgekort NIBM). AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM) De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate (ofwel niet in betekenende mate) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSL-programma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door de maatregelen van het NSL. De AMvB en Regeling “niet in betekenende mate” bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als “in betekenende mate” moet worden beschouwd. Deze AMvB is gelijktijdig met het NSL in werking getreden. NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing 6 van de luchtkwaliteit achterwege blijven . Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan, bijvoorbeeld om de bewoners en/of kinderen in een school/kinderdagverblijf aan de gebiedsontsluitende wegen. Project is NIBM Het plan omvat uitsluitend de vergroting van een bestaande woning. Door de omvang van dit project is dit een project niet in betekenende mate. Er behoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Conclusie De woningvergroting valt onder de noemer “kleine projecten”, zodat voor deze planontwikkeling een luchtonderzoek achterwege kan blijven. Hoofdstuk 5, Titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Luchtkwaliteitseisen) staat deze planontwikkeling dan ook niet in de weg. 4.1.5 Externe veiligheid Wettelijk kader Bij Externe Veiligheid (EV) gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de opslag, productie of het transport van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico‟s moeten aanvaardbaar blijven. Binnen de EV worden twee normstellingen gehanteerd: 6
Bijlage 3B van de Ministeriële Regeling „niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)‟ (Stcrt. 2007, 218).
18
Het Plaatsgebonden risico (PR) richt zich vooral op de te realiseren basisveiligheid voor burgers. Het Groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Bebouwing is niet toegestaan binnen de zogenaamde 10-6 contour van het PR: rond inrichtingen, waarin opslag/verwerking van gevaarljke stoffen plaatsvindt; langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Risico‟s verbonden aan het transport van gevaarlijke stoffen zijn in kaart gebracht in de diverse risicoatlassen. In het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is opgenomen dat voor iedere toename van het GR een verantwoordingsplicht geldt, ook als de verandering geen overschrijding van de norm veroorzaakt. Transport gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen worden vervoerd over de modaliteiten binnenwater, spoor, weg en door buisleidingen. Indien een bestemming is gepland binnen het invloedsgebied van de transportas dient de toename van het GR berekend te worden en afhankelijk van de uitkomst van de berekening dient een verantwoording GR te worden opgesteld. Transport over water Er ligt in de omgeving van het plangebied geen hoofdvaarweg, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is dus geen beperking voor het plangebied. Transport over spoor Er ligt in de omgeving van het plangebied (op ruim 1 kilometer) een spoorlijn van Rotterdam naar Utrecht waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Deze spoorlijn heeft een invloedsfeer van 200 meter. De woning ligt ver hierbuiten, zodat er geen beperking is voor het plangebied. Wegtransport Er ligt in de directe omgeving van het plangebied (binnen 200 meter) een provinciale weg. Deze weg is aangeduid als route gevaarlijke stoffen. De weg heeft, evenals alle wegen in de regio Midden-Holland (met uitzondering van de rijkswegen) een PR van 0 meter en een GR van < 0,1 OW. Het risico van EV van deze wegen is dus zeer beperkt. De voorgenomen uitbreiding van de woning leidt niet of heel beperkt tot een toename van het aantal personen dat daar redelijkerwijs kan wonen. Daarmee is sprake van geen of een verwaarloosbare toename van beide groepsrisico‟s. Transport per buisleiding Voor zoneringsafstanden van hogedruk gasleidingen geldt als vigerende wetgeving de circulaire buisleidingen uit 1984. Op dit moment wordt de circulaire herzien door het RIVM. Deze regeling wordt binnenkort vervangen door de nieuwe AMvB Buisleidingen. Het Ministerie van VROM heeft aangegeven dat vanaf 1 januari 2010 dient te worden uitgegaan van de risico-afstanden zoals aangegeven in de AMvB. Er ligt in het westelijk deel van de Groene Zoom (op grondgebied van de gemeente Capelle aan den IJssel) een hogedruk aardgasleiding A518. Zowel de 1% lethaliteitsgrens al de 100% lethaliteitsgrens liggen in het plangebied. Wanneer binnen deze grenzen gevoelige bestemmingen worden gerealiseerd, dient te te worden verantwoord. De voorgenomen uitbreiding van de woning leidt niet of heel beperkt tot een toename van het aantal personen dat daar redelijkerwijs kan wonen. Daarmee is sprake van geen of een verwaarloosbare toename van beide groepsrisico‟s. Hoogspanningsleiding In relatie tot de aanwezige hoogspanningsleiding dient rekening te worden gehouden met een reservering van tenminste 50 meter onbebouwde ruimte aan weerzijden van het hart. Deze leiding wordt binnenkort vervangen door een nieuwe 380 kV verbinding. De woning is gelegen buiten de zone van 50 meter, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen zijn voor de ontwikkeling.
19
Inrichtingen Binnen de 10-6 contour van een risicovolle inrichting mogen geen kwetsbare bestemmingen geplaatst worden. Indien een bestemming is gepland binnen het invloedsgebied van de EV relevante inrichtingen dient de toename van het GR berekend te worden en afhankelijk van de uitkomst van de berekening dient een verantwoording GR te worden opgesteld. In de nabijheid van het perceel zijn geen EV-relevante inrichtingen gevestigd, zodat het GR hier geen belemmering vormt. Risicokaart Zuid-Holland De risicokaart Zuid-Holland geeft inzicht in de risico's in de woon- en werkomgeving. Op de kaart staan meerdere soorten typen rampen, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde. Deze gegevens zijn afkomstig van gemeenten, waterschappen, provincie en de rijksoverheid. Op de risicokaart is in het zuiden van de Groene Zoom racketcenter 's-Gravenhut aan de 's-Gravenweg 28 gelegen (figuur 6). Hier is opslag van propaan in tanks aanwezig van 8 m³. Hiervoor geldt een PR van 45 meter. De effectafstand voor het groepsrisico is bepaald op 110 meter. Op de 's-Gravenweg 18 ligt voorts een propaantank van 6 m³. Hiervoor is de PR vastgesteld op 6 meter met een effectafstand voor het groepsrisico van 65 meter. De planlocatie ligt buiten genoemde effectafstanden. Voor het overige zijn er in de nabijheid van planlocatie (binnen een straal van 200 meter) geen activiteiten vermeld die een belemmering zouden kunnen vormen voor de gevraagde uitbreiding.
Figuur 6: Uitsnede risicokaart Zuid-Holland.
Conclusie Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die in de directe omgeving aanwezig zijn in het geval er iets mis mocht gaan tijdens de productie, het behandelen of het vervoeren van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico‟s moeten aanvaardbaar blijven. Het voorgenomen projectbesluit is toelaatbaar vanwege Externe Veiligheid.
4.2
Watertoets
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een "goede ecologische toestand" (GET), en voor sterk veranderde/ kunstmatige wateren een "goed ecologisch potentieel" (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn. In het Kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid in de 21e eeuw (2000) heeft het Rijk het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw (WB21) omarmd. Men deelt de zorg dat het huidige watersysteem niet in staat is om klimaatverandering, bevolkingsgroei en
20
economische groei goed op te vangen. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie "vasthouden, bergen, afvoeren", en de ruimte die nodig is voor de wateropgave te reserveren. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) hebben Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten zich geconformeerd om het beleid van WB21 en de KRW uit te voeren. Het NBW houdt simpel gezegd in dat de watersystemen in 2015 op orde moeten zijn wat betreft waterkwantiteit (WB21) en waterkwaliteit en ecologie (KRW), en tot 2050 op orde gehouden moeten worden. Onder regie van de provincie is door de waterbeheerder de Deelstroomgebiedsvisie Midden-Holland (2003) opgesteld. Hierin is een ruimtelijke invulling gegeven aan de wateropgave van WB21. Vanaf 1 november 2003 is de watertoets van toepassing, een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. De watertoets heeft als doel het voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. In het plangebied wordt het waterbeheer gevoerd door het Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. In het kader van de verplichte watertoets wordt over dit bestemmingsplan overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder worden verwerkt in deze waterparagraaf. Het hoogheemraadschap stimuleert het afkoppelen van verharde oppervlakken. Dit draagt bij ste aan de doelstellingen zoals die zijn gesteld in het Waterbeheer 21 eeuw (vasthouden – bergen – afvoeren). Voor het afkoppelen van wegen en overig verhard oppervlak hanteert het hoogheemraadschap de ´Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken´ van de Werkgroep Riolering West-Nederland als richtlijn. Bij het afkoppelen van schoon hemelwater van dakoppervlakken en bij (nieuw)-bouwactiviteiten wordt gewezen op de uitgangspunten in de Nationale Pakketten Duurzame Stedenbouw en Duurzaam Bouwen. Volgens deze uitgangspunten dient de toepassing van uitloogbare bouwmetalen – zoals koper, zink en lood – voor dakbedekking, gevelbekleding, regenwaterafvoer, drinkwaterleidingen of straatmeubilair te worden voorkomen, zodat minder verontreinigende stoffen in het watersysteem terechtkomen. Het hoogheemraadschap adviseert minimaal 1,3 m drooglegging (vloerpeil) voor woningen om (grond)wateroverlast te voorkomen.
De watergang voor de woning, gezien vanaf de inrit/ brug. Rechts ligt de 's-Gravenweg.
Beschrijving waterkwantiteit Het plangebied is in gebruik als woondoeleinden. Op grond van de richtlijnen van het hoogheemraadschap dient 10% water te worden gecompenseerd, wanneer meer dan 500 m², maar minder dan 10.000 m² verhard oppervlak wordt aangelegd. In casu wordt het verhard
21
bebouwd oppervlak in de nieuwe situatie vermeerderd met afgerond 38 m². Mitsdien is geen watercompensatie nodig. De woning is al aangesloten op de gemeentelijke riolering. Het schoon water wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd. Geen gebruik zal worden gemaakt van uitloogbare materialen. De ontwikkeling leidt tot een verbetering van de waterhuishouding. Deze waterparagraaf zal in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 5.1.1 Bro om advies worden voorgelegd aan het hoogheemraadschap. Conclusie Vanuit waterhuishoudkundige overwegingen bestaan er geen bezwaren tegen de in deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen woninguitbreiding.
4.3
Archeologie
In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd. Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. In het verdrag van Malta wordt gesteld dat de archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De gehanteerde uitgangspunten zijn: - archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ); - in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden; - de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen. Het verdrag is geïmplementeerd door inwerkingtreding van de Wet op de archeologische monumentenzorg per 1 september 2007. Door artikel 38a van de gewijzigde Monumentenwet 1988 worden gemeenten thans verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen archeologisch (voor)onderzoek te verrichten. ]
Figuur 7: Kaart gecombineerde waarden provincie Zuid-Holland.
In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Krimpenerwaard en Gouwestreek (provincie Zuid-Holland, 2007) is het gebied niet specifiek aangeduid (figuur 7). Er is onderscheid gemaakt in drie kleuren categorieën (drie tinten bruin). De toekenning van een (zeer) grote, redelijke of lage kans op sporen (kleuren donker-, middel- en lichtbruin) heeft betrekking op de relatieve dichtheid van archeologische vondsten die in een bepaald gebied verwacht wordt. De witte gebieden hebben een lage trefkans. De plankaart laat zien dat er in dit deelgebied een middelhoge trefkans op archeologische sporen is, omdat er in het gebied waarschijnlijk een oude kreekrug aanwezig is. De bestaande locatie is volledig gecultiveerd. Nu staat hier al een deel van de woning (het klompenhok), dat plaats zal maken voor de gevraagde vergroting. De kans op archeologische
22
sporen wordt daarom laag ingeschat. Bovendien is hiervoor de algemene vrijstelling van toepassing als genoemd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in relatie tot de afmeting van de locatie. In verband hiermede is verder onderzoek naar archeologie achterwege gelaten. Wanneer onverhoopt tijdens het bouwrijp maken toch archeologische sporen worden gevonden, dan zal dit overeenkomstig het bepaalde in artikel 53 van de Wet op Archeologische Monumentenzorg worden gemeld bij het bevoegd gezag. 4.3.1 Monumenten De woning aan de ‟s-Gravenweg 10 was oorspronkelijk een boerderij. Deze boerderij dateert uit e de 18 eeuw met rechts een uitgebouwde opkamer. De hoeve draagt een rieten wolfdak; de opkamer heeft een zadeldank. Het woonhuis heeft cultuurhistorische waarde en is een rijksmonument. Voor het veranderen en vernieuwen van het woonhuis hebben burgemeester en wethouders van de (voormalige) gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel al op 25 augustus 2009 een Monumentenvergunning verleend (bijlage 1).
Het woonhuis, gezien vanaf de achterzijde. Het klompenhok zal worden gesloopt ten behoeve van de gevraagde vergroting. De Monumentencommissie heeft hiermede al ingestemd.
Conclusie Het initiatief tast de cultuurhistorische en archeologische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan deze planontwikkeling.
4.4
Landschap
Het plangebied is gelegen een groen overgangsgebied tussen Capelle aan den IJssel en Nieuwerkerk aan den IJssel. Dit gebied dient te worden gevrijwaard van nieuwe bebouwing. Bestaande woningen kunnen worden gehandhaafd en waar nodig worden vergroot. Deze zone krijgt een groene parkachtige inrichting en kan voor extensief recreatie medegebruik worden benut. De vergroting van de woning heeft geen gevolgen voor de aanwezige kwaliteiten. Deze kunnen worden behouden en waar nodig versterkt. In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland, regio Krimpenerwaard en Gouwestreek (provincie Zuid-Holland, 2007) is de ‟s-Gravenweg aangeduid als een lint met redelijk hoge waarde (figuur 7). Conclusie De landschappelijke waarden worden niet aangetast, zodat er uit dien hoofde geen beperkingen worden gesteld aan onderhavige planontwikkeling.
4.5
Flora- en fauna
Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998) in werking getreden. De Nbw 1998 biedt de grondslag voor de aanwijzing van de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. Deze gebieden worden tezamen Natura 2000-gebieden genoemd. Ter bescherming van deze
23
Natura 2000-gebieden voorziet de Nbw 1998 in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten. In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen speciale beschermingszones aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn, zodat uit dien hoofde geen beperkingen worden opgelegd aan het oprichten van de geplande woningvergroting. Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet van kracht geworden. Deze wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt van de wet is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor o.a. reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen, zoals de bouw van woningen, geldt de volgende vrijstellingsregeling: 1. een algemene vrijstelling voor algemene soorten; 2. een vrijstelling voor beschermde soorten en vogels op voorwaarden, dat gehandeld wordt volgens een door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode. Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen. Zoals hiervoor gesteld grenst de planlocatie niet aan een Vogel- of Habitatrichtlijngebied. Bovendien is het plangebied zelf volledig gecultiveerd (tuin). Het omliggende groen wordt niet aangetast. Gelet op deze omstandigheid kan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid worden gesteld dat het niet aannemelijk is dat door de deze geringe planaanpassing de eventueel aanwezige waarden worden verstoord, zodat een natuurtoets achterwege is gelaten in het kader van de Flora- en faunawet. De Flora- en faunawet bepaalt dat een ieder die weet dat zijn of haar handelen nadelige gevolgen voor flora of fauna veroorzaakt, verplicht is om maatregelen te nemen (voor zover redelijkerwijs kan worden gevraagd) die deze negatieve gevolgen zoveel mogelijk voorkomen, beperken of ongedaan maken. Voorafgaand aan de werkzaamheden moet duidelijk zijn of er beschermde soorten aanwezig zijn en of daarvoor ontheffing moet worden aangevraagd. In verband hiermede zal een vleermuizenonderzoek worden uitgevoerd, waarmee de aanwezigheid van vleermuizen kan worden bevestigd of ontkracht en eventuele vervolgstappen kunnen worden genomen. Conclusie Gelet op het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit de Flora- en faunaregelgeving geen beperkingen worden opgelegd aan deze planontwikkeling wanneer de hiervoor genoemde maatregelen in acht worden genomen.
4.6
Overige realiserings- en uitvoeringsaspecten
4.6.1 Kabels en leidingen In het plangebied liggen naast de gebruikelijke kabels en leidingen geen watertransportleidingen en gastransportleidingen, zodat een beschermende regeling niet nodig is. Overige privaatrechtelijke belemmeringen zijn niet aanwezig.
24
5.
Beoordeling project
5.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt op basis van de verzamelde informatie uit de voorgaande hoofdstukken ingegaan op de overwegingen om aan het verzoek planologische medewerking te verlenen. Het bouwplan wordt getoetst aan de gemeentelijke beleidsuitgangspunten en de provinciale toetsingscriteria. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met conclusies op basis waarvan besluitvorming kan plaatsvinden over het starten van een projectbesluit procedure als bedoeld in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening.
5.2
Boordeling verzoek aan gemeentelijk beleid
Bestemmingsplan Het verzoek is niet in overeenstemming met het vigerende bestemmingsplan “Groene Zoom” waarin het perceel ‟s-Gravenweg 10 in Nieuwerkerk is bestemd voor “Woondoeleinden”. Op grond van deze bestemming is een woning toegestaan met een inhoud van maximaal 400 m³. De gevraagde vergroting is hiermee niet in overeenstemming, omdat de maximum toegestane inhoudsmaat wordt overschreden. Voor het plangebied is een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding. Vaststelling van het bestemmingsplan is voorzien in de zomer van 2011. Het bouwplan zal hierin worden meegenomen, omdat de vergroting in overeenstemming is met het ruimtelijk toetsingskader voor de 's-Gravenweg (zie hierna) en de in voorbereiding zijnde structuurvisie voor de Groene Zoom . Ruimtelijk toetsingskader 's-Gravenweg Het deel van de ‟s-Gravenweg wordt alom beschouwd als een gewaardeerde, landschappelijke drager, die ruimte biedt aan een gevarieerd gebruik. De toename van het gebruik staat op enigszins gespannen voet met de landschappelijke waarden. Op dit moment ligt er een aantal verzoeken die specifiek ingaan op die verhoudingen. Burgemeester en wethouders hebben daarom een toetsingskader opgesteld die het mogelijk maakt om enerzijds ruimte te bieden aan het realiseren van meer bouwvolumes en anderzijds landschappelijke waarden ten volle kunnen blijven ervaren. Na vaststelling door de raad kunnen (lopende) bouwaanvragen hieraan worden getoetst om vooruitlopend op de bestemmingsplanherziening Groene Zoom ontwikkelingen mogelijk te maken door middel van een projectbesluitprocedure. Het toetsingskader zal integraal worden verwerkt in de structuurvisie voor de Groene Zoom. De gemeenteraad van Zuidplas heeft in zijn vergadering van 29 juni 2010 ingestemd met het ruimtelijk toetsingskader. De gevraagde vergroting van de woning wordt hiermede mogelijk gemaakt, nadat hiervoor een procedure als bedoeld in artikel 3.10 Wet ruimtelijke ordening is doorlopen. Structuurvisie Momenteel wordt een Structuurvisie opgesteld voor de Groene Zoom. Vooruitlopende hierop is er voor de „s-Gravenweg een ruimtelijk toetsingskader opgesteld, waardoor een grotere inhoud van (bestaande) woningen mogelijk wordt gemaakt. In (het Programma van Eisen van) de structuurvisie Groene Zoom zijn algemene uitgangspunten opgenomen met betrekking tot de aanwezige lintbebouwing. In algemene zin kan worden gesteld dat de gevraagde vergroting van de woning in overeenstemming zal zijn met deze visie, omdat het door de raad vastgestelde ruimtelijk toetsingskader integraal wordt verwerkt in de structuurvisie. Milieu, water, archeologie en natuur In hoofdstuk 4 zijn de milieuaspecten, water, de aanwezige archeologische waarden, monumenten en natuurwaarden onderzocht. Hieruit kan worden afgeleid dat er vanuit deze beleidsvelden geen beperkingen zijn tegen het vergroten van de woning.
25
5.3
Toetsing provinciale beleidsregels
Het plan voldoet aan de provinciale criteria zoals deze zijn vastgelegd in de Verordening Ruimte, omdat het aantal woningen buiten de bebouwingscontour niet wordt uitgebreid. Het bouwplan is derhalve in overeenstemming met de nieuwe Provinciale structuurvisie. Mitsdien kan worden geconcludeerd dat de gevraagde vergroting in overeenstemming is met de uitgangspunten van het provinciale ruimtelijke beleid.
5.4
Conclusie
De aanvraag om bouwvergunning voor het vergroten van een woning aan de ‟s-Gravenweg 10 in Nieuwerkerk aan den IJssel heeft betrekking op een particulier initiatief. Het verzoek voldoet aan de gemeentelijke beleidsdoelstellingen, zoals deze zijn c.q. worden vastgelegd in de structuurvisie Groene Zoom, het ruimtelijk toetsingskader voor de ‟sGravenweg en in de voorbereiding te nemen herziening van het vigerende bestemmingsplan. Ook is de gevraagde vergroting in overeenstemming met het provinciale beleid, zoals dat is vastgelegd in de Provinciale Structuurvisie en Verordening Ruimte. Voorts zijn er vanuit oogpunt van verkeer, milieu, water, archeologie, monumentenzorg, landschap en natuur geen overwegende bezwaren om medewerking aan dit verzoek te onthouden. Aan het verzoek kan mitsdien planologische medewerking worden verleend door middel van projectbesluit procedure als bedoel in artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening.
26
6.
Uitvoerbaarheid en resultaten overleg
6.1
Economische uitvoerbaarheid
De gemeente en initiatiefnemer/exploitant hebben over de planontwikkeling overleg gehad. De planontwikkeling zal in overeenstemming zijn met provinciale, regionale en gemeentelijke uitgangspunten. Afgesproken is dat initiatiefnemer zorg draagt voor de ruimtelijke onderbouwing en de onderliggende noodzakelijke onderzoeken. Hiermee is het kostenverhaal voor de ontwikkeling verzekerd en is het niet noodzakelijk om een exploitatieplan vast te stellen. Er zijn ook geen overige redenen als bedoeld in artikel 6.12 Wro, om een exploitatieplan vast te stellen.
6.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Voor onderhavig ontwerpbesluit is de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
6.3
Resultaten overleg ex artikel 5.1.1 Bro
In het kader van het overleg ingevolge artikel 5.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp van de ruimtelijke onderbouwing toegezonden aan de volgende instanties: 1. Provincie Zuid-Holland, directie Ruimte en Mobiliteit; 2. VROM inspectie, regio Zuid-West; 3. Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed; 4. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. De instanties als genoemd onder nummer 1 en 2 deelden mede dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. De instanties onder nummer 3 en 4 hebben niet gereageerd.
27
Bijlage Monumentenvergunning gemeente Nieuwerkerk aan den IJssel van 25 augustus 2009.
28
l===-
""j s!iD j--
~~~tt qemeente NIeuwerkerk
aan den Ijssel
MONUMENTENVERGUNNING (artikel 11 e.v. Monumentenwet 1988)
Datum besluit Verzonden/uitgereikt: Kenmerk
2. 5 AUG,2009
3 1 AUG, 2009 2009/1459
r>.
Gemeente Nieuwerkerk aan den l.Issel Postbus 100 2910 AC NIEUWERKERK AAN DEN IJSSEL
<:»
Onderwerp: -«6.76
x r\
l~
Aanvraag om een monumentenvergunning voor verbouw, aanbouw, restauratie, afbraak en gedeeltelijke isolatie van 's Gravenweg 10, kadastraal Nieuwerkerk aan den l.Jssel sectie E, nummers 416 plaatselijk bekend 's Gravenweg 10 te Nieuwerkerk aan den l.Jssel.
Datum aanvraag
25 maart 2009
Datum ontvangst aanvraag :
27 maart 2009
Burgemeester
en wethouders
van Nieuwerkerk
aan den IJssel
Overwegende dat: het object 's Gravenweg 10 door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is aangewezen als beschermd monument als bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Monumentenwet 1988; de betreffende aanvraag om een monumentenvergunning een opsomming omvat van de gewenste wijzigingen, te weten: verbouw, aanbouw, restauratie, afbraak en gedeeltelijke isolatie;
r~
l
/=-
G
~/;<~~Ytb.emeente /=---
~
Nieuwerkerk aan den Ijssel
~'~~D ~
<~--=--
aan de monumentenvergunning
voorwaarden
kunnen worden verbonden in het
belang van de monumentenzorg; de gemeentelijke
Monumentencommissie
heeft beraadslaagd
op 20 april en 2 juni in openbare zitting
over de aanvraag. Na aanpassing
Monumentencommissie
in zijn openbare vergadering
opgesteld aan het college van burgemeester
van het plan heeft de van 2 juni 2009 advies
en wethouders;
de tervisielegging
van het ontwerp monumentenvergunning
huis-aan-huisblad
Het Kanaal van 10 juni 2009 en de stukken voor een ieder op de
gebruikelijke
is gepubliceerd
in het
wijze ter inzage hebben gelegen;
gedurende de termijn van ter inzage leggen geen schriftelijke
of mondelinge
reacties
zijn ontvangen; Gelet op de artikelen 11, 12, 14, 14a.1a, 15.1, 16, 19.1 en 19.2 van de Monumentenwet
1988;
Voorts gelet op afdeling 2.3, 3.3 en 3.4, en de artikelen 4:1 tot en met 4:6 van de Algemene Wet Bestuursrecht;
-- 6,76
\\ ..i\.I~
besluiten: de gevraagde monumentenvergunning
voor verbouw, aanbouw, restauratie,
gedeeltelijke
10 te Nieuwerkerk
isolatie van 's Gravenweg
overeenkomstig
afbraak en
aan den l.Jssel te verlenen
de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte
bescheiden,
weten bijlage I, bijlage 11, bijlage lil, en bijlage IV en daaraan de navolgende voorwaarden
te verbinden:
1. met de betreffende hieronder
bouwwerkzaamheden
van a. tot en met d. vereiste
weken na dagtekening
mag pas worden gegevens
van de vergunning,
bouw- en woningtoezicht
zijn ingediend
bouw- en woningtoezicht
zijn goedgekeurd:
a. goede fotodocumentatie, b. een gebrekenomschrijving
begonnen
en bescheiden,
binnen vier
in 5-voud bij het gemeentelijke
en tevens door het gemeentelijke
te weten kleurenfoto's met gebrekentekening;
van interieur en exterieur; (zoals: waar zitten welke
scheuren, wat is de staat van de kozijnen, het dak, het metselwerk, fundering.
de
Een opsomming van de geplande herstelwerkzaamheden
(schilderwerk, werkzaamheden c.
nadat de
metselwerk, stucwerk) en op welke wijze worden die uitgevoerd);
een werkplan: opsomming van wat er gaat gebeuren en hoe de geplande werkzaamheden
worden aangepakt/ingevuld.
voldaan door indiening van bestek of rapport;
Hieraan kan ook worden
te
i-
j
rbt
1-
~~t'.l:f;,=
~{
-=>~~ ~
Gemeente Nieuwerkerk aan den Ijssel
d. een bouwhistorische opname; (zo mogelijk met daaruit volgende conclusies over de staat van het object) Er mag ook een bouwhistorische opgave worden aangeleverd. Deze omvat ondermeer omschrijving van de bouwstijl gevels, kozijnen, gebruikte materialen. Daarnaast omvat de opname een opgave van de onderdelen van het object die het meest waardevol zijn en de onderdelen die het meest kwetsbaar zijn; 2. deze monumentenvergunning vervalt als de onder 1. genoemde termijn is verstreken, zonder dat de gevraagde stukken aangeleverd zijn.
Namens burgemeester en wethouders van Nieuwerkerk aan den l.Jssel;
/11I ,/1 M.H.
n der Veer
Gemeentesecretaris
A.F_SO), u· --'
--
Burgemeester
-6,76 N AJ~
Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
I II III IV
: aanvraag : set gewaarmerkte tekeningen: A & B : situatietekening : kleurenfoto's A en B exterieur 's-Gravenweg 10
--------
..
1- -rt1t
M<~\t/s i
l!W!ifit
C!emeente
NIeuwerkerk aan den Ilssel
~b:> Mededelingen: de rechten van derden blijven onverminderd voor bouwvergunningplichtige monumentenvergunning werkzaamheden
van kracht;
werkzaamheden
ook een bouwvergunning
mag pas worden begonnen,
verleend de monumentenvergunning
is naast de vereist. Met genoemde
nadat de bouwvergunning
is
geeft geen titel of recht aan de houder of derden om
zonder een geldige bouwvergunning
te beginnen
met de werkzaamheden.
bouwvergunning
vergunning,
die kan afwijken van de
is een afzonderlijke
Een
monumentenvergunning; een verleende
monumentenvergunning
aanzien van de aanvraag gewenste
)
vergunning;
en/of verlening
is geen verbetering
van de (rechts)positie
van de/een bouwvergunning
ten
of een andere