Ruimtelijke onderbouwing Ljouwertertrekwei 30C te Dronryp V A S T G E S T E L D

R uim te li jke on de r bouw ing Ljouwe rtert re kw ei 30 C te Dronry p

VASTG EST EL D

Ruim telijke on derbouwing L j o u w e r te r t r e kw e i 3 0 C te D ro n r y p

VASTGESTEL D

Inhoud

Rapport + bijlagen

Separaat bijgevoegd: - Bezonningsstudie - Zienswijzennota

6 februari 2014 Projectnummer 148.00.07.11.00

O v e r z i c h t s k a a r t

I n h o u d s o p g a v e

1

Inleiding

2

Situatiebeschrijving

7

2.1

Geldend bestemmingsplan

7

2.2

Voorgeschiedenis

8

2.3

Knelpunten

9

2.4

Oplossingsrichting

3

4

5

11

Beleidskader

13

3.1

Rijksbeleid

13

3.2

Provinciaal beleid

14

3.3

Gemeentelijk beleid

15

Randvoorwaarden

17

4.1

17

Milieu 4.1.1

Bedrijvenhinder

17

4.1.2

Luchtkwaliteit

19

4.1.3

Geluidhinder

19

4.1.4

Externe veiligheid

20

4.1.5

Bodem

20

4.2

Ecologie

21

4.3

Archeologie

22

4.4

Cultuurhistorie

22

4.5

Waterparagraaf

22

4.6

Kabels en leidingen

24

4.7

Bezonningsstudie

24

5

Juridische toelichting

27

6

Uitvoerbaarheid

29

6.1

Economische uitvoerbaarheid

29

6.1.1

Grondexploitatie

29

6.1.2

Planschade

6.2

Maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.2.1

Terinzagelegging voorontwerp

30

6.2.2

Tervisielegging ontwerp

31

Bijlagen

148.00.07.11.00

29 30

I n l e i d i n g

Deze ruimtelijke onderbouwing, ten behoeve van het verkrijgen van een omge-

PLANGEBIED

vingsvergunning, heeft betrekking op een gedeelte van het perceel aan de Ljouwertertrekwei 30C te Dronryp (kadastraal bekend als gemeente Dronrijp, sectie B, nummer 1886). Dit gedeelte betreft gronden waar in 2010 een opslagloods met bijbehorende activiteiten is geplaatst. De loods is 6 m breed en 36 m lang. De hiernavolgende luchtfoto geeft het plangebied (in geel) en de directe omgeving daarvan weer. Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom op het bedrijventerrein de Opslach aan de zuidoostelijke zijde van Dronryp in de gemeente Menameradiel.

Figuur 1. Luchtfoto plangebied, plangebied in geel

Aangezien de opslagloods in de bestaande situatie gedeeltelijk in strijd met

AANLEIDING

het geldende bestemmingsplan is gebouwd en bovendien gedeeltelijk afwijkt van de verleende bouwvergunning, heeft een naburige belanghebbende van de Ljouwertertrekwei 34 een verzoek om handhaving bij de gemeente ingediend. De gemeente heeft dit verzoek afgewezen, waarop de belanghebbende bezwaar tegen het besluit heeft aangetekend. De gemeente heeft op het ingediende bezwaarschrift besloten om het primaire besluit in stand te laten en de opslagloods nu te legaliseren met het doorlopen van een artikel 2.12, onder 1, lid a, sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Dit betreft een procedure voor het verkrijgen van omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. Een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan moet

GOEDE RUIMTELIJKE

samengaan met een goede ruimtelijke onderbouwing. In een dergelijke onder-

ONDERBOUWING

bouwing is uiteengezet of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

148.00.07.11.00 - Ruimtelijke onderbouwing Ljouwertertrekwei 30C te Dronryp 6 februari 2014

5

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorziet hierin. Deze ruimtelijke onderbouwing is voor het college van Burgemeester en Wethouders ook de beweegreden geweest om het primaire besluit in stand te laten en de opslagloods te legaliseren. OPBOUW NOTITIE

De toelichting van deze ruimtelijke onderbouwing is opgebouwd uit een zestal hoofdstukken. Na deze korte inleiding is in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven waarom deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld. Vervolgens is in hoofdstuk 3 het relevante beleidskader behandeld. In hoofdstuk 4 zijn de van belang zijnde (milieukundige en planologische) randvoorwaarden beschreven. In hoofdstuk 5 is de juridische toelichting opgenomen. Ten slotte is in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid omschreven.

6


S i t u a t i e b e s c h r i j v i n g

2.1

Geldend bestemmingsplan Voor het plangebied is het bestemmingsplan Dronrijp van kracht, dat is vastge-

BESTEMMINGSPLAN

steld door de raad van de gemeente Menaldumadeel op 1 november 2007 en is

DRONRIJP

goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de Provinsje Fryslân op 22 april 2008. Het perceel Ljouwertertrekwei 30C te Dronryp is in het geldende bestemmingsplan bestemd voor ‘bedrijfsdoeleinden’. Bebouwing ter plaatse dient binnen het op de bestemmingsplankaart aangeduide bouwvlak te worden gerealiseerd. Hiervoor geldt een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 6 m en 9 m met een bebouwingspercentage (inhoudende het maximaal te bebouwen deel van het bouwvlak) van maximaal 50%. Op de buiten het bouwvlak gelegen gronden mogen erf- en terreinafscheidingen tot 2 m hoog worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte niet meer dan 1 m mag bedragen indien sprake is van voor de naar (het verlengde van) de weg gekeerde gevel(s).

Figuur 2. Kaartfragment geldend bestemmingsplan Dronrijp (plangebied in geel)


7

2.2

Voorgeschiedenis BOUWAANVRAAG

Bij de gemeente is op 20 november 2009 een bouwaanvraag voor de bouw van een opslagloods aan de Ljouwertertrekwei 30C te Dronryp ingediend. Dit betrof een bouwaanvraag voor een loods van 6 m breed, 6 m hoog en 36 m lang met zowel aan de voor- als achterzijde een geïsoleerde overheaddeur (4,5 m bij 4,5 m) waarbij de zijgevels volledig zijn dichtgezet. Het bouwplan was buiten het bouwvlak van de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden’ geprojecteerd. Met de aanvrager is door de gemeente daarop overleg gevoerd over de beoogde situering van de loods binnen het bouwvlak. Om praktische redenen van de aanvrager (gebruiksmogelijkheid van de deuren in de loods en de inrichting van de tuin op het perceel) bleek dit evenwel niet mogelijk.

WELSTAND

Het ingediende bouwplan is hierop aan Welstandsadvisering en Monumentenzorg Hûs & Hiem voorgelegd. Hûs & Hiem heeft op 23 december 2009 geoordeeld dat het bouwplan voldeed aan redelijke eisen van welstand (dossiernummer W09mnd135), mits de noordelijke gevel van de opslagloods in dezelfde lijn zou komen te liggen als de straatverlichting en hier niet doorheen zou steken. Daarbij is met betrekking tot kleurgebruik van de gevels tevens in overweging gegeven om een donker gedekte kleur toe te passen teneinde het bouwvolume zo veel mogelijk in de omgeving op te laten gaan.

TOEPASSING

In het bestemmingsplan Dronrijp is de mogelijkheid opgenomen om middels

VRIJSTELLINGSBEVOEGDHEID

toepassing van een binnenplanse vrijstellingsbevoegdheid artikel 5, lid 4, sub a, vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 5, lid 2, sub a, onder 1 om bebouwing buiten het bouwvlak van de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden’ te kunnen oprichten. Dit onder voorwaarde dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: 1.

het straatwand- en bebouwingsbeeld;

2.

de woonsituatie;

3.

de milieuschade;

4.

de verkeersveiligheid;

5.

de sociale veiligheid;

6.

de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Aangezien Hûs & Hiem concludeerde dat het bouwplan voldeed aan redelijke eisen van welstand is van gemeentewege de conclusie getrokken dat geen onevenredige aantasting van het straatwand- en bebouwingsbeeld, alsmede de woonsituatie, plaatsvindt. Aangezien het bouwplan op particuliere gronden is gesitueerd waarop vanuit het openbaar gebied weinig tot geen zicht is, zijn de overige genoemde beoordelingscriteria voorts als niet relevant beoordeeld. Op grond van bovenstaande is derhalve op 4 februari 2010 door het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Menaldumadeel vrijstelling ver-

8


leend om de opslagloods deels buiten het op de bestemmingsplankaart aangeduide bebouwingsvlak te situeren. Vervolgens heeft de gemeente op 3 maart 2010 bouwvergunning voor het geheel oprichten van een opslagloods in het plangebied verleend, waarna uitvoering aan het bouwplan is gegeven. De gerealiseerde situatie is zichtbaar op het fotomateriaal in de volgende figuur.

Figuur 3. Bestaande situatie (westzijde en oostzijde)

De noordelijke perceelsgrens met de Ljouwertertrekwei 34 ligt op circa 3 m van de opslagloods. Op de noordelijke perceelsgrens staat een 2 m hoge schutting. Tussen deze schutting en de opslagloods ligt verharding ten behoeve van de ontsluiting van het aan de oostelijke zijde gelegen agrarische perceel. Deze verharding is passend in de geldende bestemming ‘verkeers- en verblijfsdoeleinden’.

2.3

Knelpunten Bij de planvorming en uitvoering van het bouwplan hebben zich diverse onvolkomenheden voorgedaan, wat nu leidt tot de volgende knelpunten met betrekking tot: 1.

De bestemming ‘verkeers- en verblijfsdoeleinden’ in het geldende bestemmingsplan Dronrijp

Toepassing van de binnenplanse vrijstelling en het verlenen van bouwvergunning heeft er toe geleid dat het bouwplan niet alleen is gerealiseerd buiten het aangeduide bouwvlak in de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden’, maar ook in de bestemming ‘verkeers- en verblijfsdoeleinden’. Dit betreft een gedeelte met een breedte van 2,5 m over vrijwel de volledige lengte van de opslagloods. De op de plankaart voor ‘verkeers- en verblijfsdoeleinden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor (woon)straten, paden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en waterlopen, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De opgerichte opslagloods is niet passend binnen deze bestemmingsomschrijving. Voor de bestemming ‘verkeers- en verblijfsdoeleinden’ geldt voorts dat op of in deze gronden geen gebouwen mogen worden


9

gebouwd. De opslagloods is daarmee in strijd met de bouwvoorschriften. Hiervoor gelden op grond van het geldende bestemmingsplan ook geen vrijstellingsmogelijkheden. In de bestemming ‘verkeers- en verblijfsdoeleinden’ is overigens wel het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van niet meer dan 10 m toegestaan. 2.

De bestemming ‘agrarische doeleinden’ in het geldende bestemmingsplan Dronrijp

Daarnaast is bij het daadwerkelijk uitvoering geven aan het bouwplan afgeweken van de ingediende tekening bij de bouwaanvraag. Hierdoor is zonder of in afwijking van de verleende bouwvergunning gebouwd. Dit heeft er toe geleid dat de gebouwde opslagloods in de feitelijke situatie 3,75 m in oostelijke richting is opgeschoven en daardoor voor een deel in de bestemming ‘agrarische doeleinden’ is opgericht. Gronden met de bestemming ‘agrarische doeleinden’ zijn onder meer bedoeld voor agrarische cultuurgrond en gebouwen ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven met de daarbij behorende infrastructurele voorzieningen, tuinen, erven, terreinen en waterlopen. Enkel ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven kunnen gebouwen op grond van de bouwvoorschriften in het bestemmingsplan worden opgericht. Wel is de bouw van erf- en terreinafscheidingen mogelijk tot een hoogte van 2 m. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen. 3.

De maximaal toegestane bouwhoogte

Bovendien is vastgesteld dat de opslagloods met een hoogte van 6,54 m afwijkt van de vergunde hoogte van 6 m. Dit knelpunt wordt opgelost door de opslagloods te verlagen naar 6 m. De eigenaar van de opslagloods heeft hier zijn medewerking aan toegezegd. 4.

Welstand

Tot slot is niet voldaan aan de gestelde voorwaarde van Hûs & Hiem dat de noordelijke gevel van de opslagloods in dezelfde lijn als de straatverlichting aan de zuidzijde van de Ljouwertertrekwei zou moeten komen te liggen en hier niet doorheen zou steken. In figuur 4 is zichtbaar dat het gebouw niet op de afgesproken plaats staat.

10

Figuur 4. Bouwplan niet in lijn met straatverlichting


Vanwege voorliggende ruimtelijke onderbouwing is een nieuwe adviesaanvraag bij Hûs & Hiem ingediend. Per brief van 11 juni 2012 is door Hûs & Hiem gereageerd dat de commissie van oordeel is dat het plan, getoetst aan de door de gemeenteraad in haar welstandsnota vastgestelde criteria, voldoet aan redelijke eisen van welstand. Dit is enerzijds ingegeven door de ondergeschiktheid van het gebied als industrieterrein in het omgevingsbeeld en anderzijds vanwege het feit dat de Ljouwertertrekwei ter plaatse geen openbare weg betreft, maar als ontsluitingsweg kadastraal toebehoort aan de percelen Ljouwertertrekwei 30A, 30B en 30C. Het knelpunt omtrent welstand is hiermee opgelost.

2.4

Oplossingsrichting Gezien de in de vorige paragraaf benoemde knelpunten onder 1 en 2 dient een ruimtelijke procedure gevolgd te worden om de opslagloods in de bestaande situatie planologisch-juridisch op correcte wijze vast te leggen. Dit kan door

RUIMTELIJKE PROCEDURE ART. 2.12, ONDER 1, LID A, SUB 3 WABO

het volgen van een procedure art. 2.12, onder 1, lid a, sub 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Met een dergelijke procedure wordt omgevingsvergunning verleend door af te wijken van het geldende bestemmingsplan. Dit kan onder voorwaarde dat de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Voor het volgen van bovengenoemde ruimtelijke procedure is door de initiatiefnemer een nieuwe aanvraag omgevingsvergunning bij de gemeente ingediend. De gemeente heeft besloten aan deze procedure haar medewerking te verlenen. Voorliggend document voorziet in de gevraagde goede ruimtelijke onderbouwing behorende bij de aanvraag omgevingsvergunning waarmee is aangetoond dat geen sprake is van strijdigheid met een goede ruimtelijke ordening. De bij de aanvraag omgevingsvergunning behorende tekening is overigens ter verduidelijking van het plan in bijlage 1 bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen.


11

B e l e i d s k a d e r

3.1

Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. De SVIR heeft diverse nota’s vervangen, zoals de Nota Ruimte en Nota Mobiliteit. Ook zijn met het SVIR de ruimtelijke doelen en uitspraken vervallen die zijn benoemd in de Agenda Landschap, Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. In het SVIR is de visie van de rijksoverheid op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een nieuw, integraal kader dat de basis vormt voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In het SVIR is gekozen voor een meer selectieve inzet van het rijksbeleid dan voorheen. Voor de periode tot 2028 zijn de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt: -

Vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijkeconomische structuur van Nederland.

-

Verbeteren van de bereikbaarheid.

-

Zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met bovengenoemde rijksdoelen zijn 13 nationale belangen aan de orde die in het SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio’s. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn. AMvB Ruimte (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In de AMvB Ruimte zijn de 13 aangewezen nationale belangen, zoals genoemd in de SVIR, gewaarborgd die juridische doorwerking vragen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de AMvB Ruimte, is met uitzondering van enkele onderdelen op 30 december 2011 in werking getreden.


13

Conclusie De in de SVIR genoemde nationale belangen hebben geen betrekking op het plangebied van deze ruimtelijke onderbouwing. Er bestaat dan ook geen strijdigheid met het rijksbeleid.

3.2

Provinciaal beleid Streekplan Fryslân 2007 Op 13 december 2006 is door Provinciale Staten het “Streekplan Fryslân 2007: Om de kwaliteit fan de romte” vastgesteld. Het streekplan geeft de visie van Provinciale Staten op het ruimtelijk beleid van de provincie weer. Het streekplan vormt de basis van het provinciale beleid voor de periode 2006 tot 2016. Centraal in het streekplan staat het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’. Hiermee bedoelt de provincie dat in ruimtelijke plannen, in ontwerpen en in de uitvoering expliciet gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde worden toegevoegd aan de omgeving. Deze drie waarden waarborgen op de langere termijn een doelmatig gebruik en herkenbaarheid van de ruimte. Het betekent ook een ruimtelijke inrichting die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling. De provincie wil deze doelstellingen koppelen aan een krachtige sociaaleconomische ontwikkeling in een leefbare omgeving. Provinciale Verordening Romte Fryslân Op 15 juni 2011 is de Provinciale Verordening Romte Fryslân vastgesteld. In de verordening zijn regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen. Als daaraan niet wordt voldaan, zal de provincie een zienswijze indienen en eventueel een aanwijzing geven als onvoldoende aan die zienswijze tegemoet wordt gekomen. Het streekplanbeleid, zoals dat hiervoor is aangegeven, is in het kader van de verordening voorzien van concrete beleidsregels. In de verordening is onder meer de grens tussen het buitengebied en het stedelijk gebied vastgelegd. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt voor het overgrote deel binnen het door de provincie aangewezen stedelijk gebied. Evenwel is het meest oostelijke deel van de bebouwing op het door de provincie als landelijk gebied aangemerkte gronden gerealiseerd. Dit betreft circa 24 m2 (4 m x 6 m). Ten tijde van realisatie van de bebouwing was de provinciale verordening nog niet van kracht. Aangezien de bebouwing thans ter plaatse afwijkt van de destijds afgegeven bouwvergunning kan niet worden gesteld dat de momenteel geldende regels van de provinciale verordening niet van toepassing zijn op de bouwen gebruiksmogelijkheden van dit deel van de gronden. In de provinciale verordening is in artikel 1.1.1. onder 1 geregeld dat in een ruimtelijk plan voor landelijk gebied geen bouwen gebruiksmogelijkheden voor nieuwe stedelijke functies mogen worden opgenomen. Onder landelijk

14


gebied wordt het gebied buiten het bestaand stedelijk gebied verstaan. Stedelijke functies zijn gedefinieerd als functies die gekoppeld zijn aan het functioneren van kernen. Dit kunnen woningen zijn, maar ook functioneel niet aan het beheer, onderhoud of productievermogen van het landelijk gebied gebonden bedrijven met de bijbehorende infrastructuur, nutsvoorzieningen, stedelijk water en groen.

Figuur 5. Kaartfragment stedelijk en landelijk gebied (bron: Provinsje Fryslân, 2012)

Het grootste gedeelte van de opslagloods (gerekend vanaf de westgevel) is in gebruik ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten op het perceel Ljouwertertrekwei 30C. Het oostelijke gedeelte van de opslagloods wordt gebruikt ten behoeve van de stalling van dierbenodigdheden vanwege het naastgelegen agrarische perceel waar vee wordt gehouden. Hiermee wordt voorzien in het beheer en onderhoud van het naastgelegen landelijke gebied. In lijn met deze redenering mag worden geconcludeerd dat de opslagloods ter plaatse van het gebied dat is aangewezen als landelijk gebied in overeenstemming is met het provinciaal beleid. Conclusie Voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorziet in het planologisch vastleggen van een opslagloods en is in overeenstemming met het provinciale beleid en de naderhand in de provinciale verordening vastgelegde beleidsregels.

3.3

Gemeentelijk beleid Bestemmingsplan Dronrijp In het vorige hoofdstuk is reeds uitgebreid ingegaan op de in het plangebied geldende planologische regeling van het bestemmingsplan Dronrijp. Op deze plaats wordt hier dan ook naar verwezen.


15

Welstandsnota (Herzien november 2008) In de gemeentelijke welstandsnota zijn criteria voor de beeldkwaliteit opgenomen. Het doel van welstandstoezicht is een bijdrage leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van het gemeentelijk grondgebied. Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen. Het plangebied ligt in welstandsgebied 6: “Bedrijventerreinen”. Het beleid in dit welstandsgebied is gericht op het beheer van de bestaande situatie. Bijzondere ontwikkelingen worden voor deze gebieden op voorhand niet verwacht. Verder is een regulier ambitieniveau van kracht. De nadruk daarbij ligt op het respecteren van de bestaande basiskwaliteit in het gebied. Incidentele veranderingen zijn daarbij mogelijk, mits deze respect tonen voor het reeds aanwezige bebouwingsbeeld.

Figuur 6. Kaartfragment welstandsnota

16


R a n d v o o r w a a r d e n

4.1

Milieu 4 . 1 . 1

Bedrijvenhinder

Wet- en regelgeving Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) zijn bedrijven en instellingen verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Door middel van milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder voor hindergevoelige functies, zoals woningen, zo veel mogelijk voorkomen. In de geactualiseerde publicatie “Bedrijven en milieuzonering” (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) wordt een richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten gehanteerd. Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar minimale afstanden aangegeven. In de meeste gevallen kunnen deze minimale afstanden worden aangehouden tussen een bedrijf en hindergevoelige functies om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken. In de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering worden twee omgevingstypen onderscheiden, te weten: 1.

rustige woonwijk en rustig buitengebied;

2.

gemengd gebied.

In een rustige woonwijk of rustig buitengebied wordt functiescheiding nage-

FUNCTIESCHEIDING

streefd. Hiertoe worden minimale richtafstanden gehanteerd, waarbij een bepaalde bij een bedrijf of voorziening behorende milieucategorie een zoneringsafstand ten opzichte van hindergevoelige functies inhoudt. In gemengde gebieden is sprake van functiemenging. In tegenstelling tot rusti-

FUNCTIEMENGING

ge woongebieden zijn in dergelijke levendige gebieden milieubelastende activiteiten op kortere afstand van woningen mogelijk. Een mogelijke methodiek hiertoe is om de aangegeven minimale richtafstand met één afstandsstap te verkleinen (milieucategorie 1 wordt 0, milieucategorie 2 wordt 1, etc.).


17

Onderzoek MILIEUZONERING

In het geldende bestemmingsplan Dronrijp is een milieuzonering toegepast. In het bestemmingsplan is in ieder geval opgenomen dat de op de plankaart voor ‘bedrijfsdoeleinden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van bedrijven behorende tot de categorieën 1 of 2 van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit geldt tevens voor de gronden die op de plankaart zijn aangeduid met “b1”. Daarnaast zijn gebouwen ten behoeve van zwaardere bedrijvigheid toegestaan, voor zover aangeduid met: -

“b2” en zijn genoemd in de bij de voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1, 2 en 3 tot 50 m (zijnde milieucategorie 3.1);

-

“b3” en zijn genoemd in de bij de voorschriften behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1, 2 en 3 tot 100 m (zijnde milieucategorie 3.2).

Het perceel Ljouwertertrekwei 34 is aangeduid als “b2” en het perceel Ljouwertertrekwei 30C als “b3”. Dit houdt in dat op deze percelen bedrijvigheid van milieucategorie 3.1 respectievelijk 3.2 met een minimale richtafstand tot hindergevoelige objecten van 50 m respectievelijk 100 m zijn toegestaan. BEDRIJVIGHEID

Aan de Ljouwertertrekwei 30C is een handel- en transportbedrijf gevestigd.

LJOUWERTERTREKWEI 30C

Daarbij moet gedacht worden aan de opslag van materialen en het stallen van vrachtwagens. Deze bedrijfsactiviteiten kunnen in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering enerzijds worden ingedeeld in de categorie ‘Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) bedrijfsoppervlakte > 1.000 m2’ (SBI-code 494-0) met een minimale richtafstand van 100 m (milieucategorie 3.2) op basis van geluid, anderzijds kan de opslag van materialen worden ingedeeld in de categorie ‘Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte)’ (SBI-code 52109-A) met een minimale richtafstand van 30 m (milieucategorie 2) op basis van geluid.

Figuur 7. Opslag (links) in oostelijk deel van de opslagloods ten behoeve

van

het

houden

van

alpaca’s

(rechts)

op

naastgelegen

perceel

Het westelijke deel van de loods wordt ten behoeve van opslag van materialen en het stallen van vrachtwagens deels gebruikt voor bedrijfsmatige doeleinden op het perceel. Daarnaast is een kleiner, ondergeschikt, gedeelte aan de oos-

18


telijke zijde van de opslagloods in gebruik ten behoeve van hobbymatige veehouderijactiviteiten. Dit vanwege het naastgelegen agrarische perceel waar zogenaamde alpaca’s worden gehouden. In het oostelijke gedeelte van de opslagloods wordt beperkt onderdak en voedingsgelegenheid voor het vee geboden, waarbij tevens opslag van dierbenodigdheden plaatsvindt. De meest dichtbij het bedrijf aan Ljouwertertrekwei 30C gelegen woning betreft de bedrijfswoning aan Ljouwertertrekwei 34. De afstand van de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden’ tot de gevel van deze bedrijfswoning bedraagt 16 m. Door het oprichten van de opslagloods zijn de bedrijfsmatige activiteiten 2,5 m dichter bij de bedrijfswoning aan Ljouwertertrekwei gekomen. Bij de aanwijzing van het bedrijventerrein in het geldende bestemmingsplan zijn bedrijfswoningen in de planologische sfeer niet aangemerkt als hindergevoelige objecten. De aard, schaal en het gebruik van de opslagloods daarnaast in overweging nemende is dit niet van dusdanige proporties dat een veel grotere milieubelasting op de bedrijfswoning aan Ljouwertertrekwei 34 mag worden verwacht. Conclusie Op grond van bovenstaande mag er van worden uitgegaan dat vanwege het bouwplan geen belemmeringen in het kader van bedrijvenhinder bestaan. 4 . 1 . 2

Luchtkwaliteit

Projecten die ‘niet in betekenende mate’ (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven op grond van de Wet milieubeheer (Wm) niet te worden getoetst aan de hiervoor gestelde grenswaarden. Een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) wordt als ‘niet in betekenende mate’ beschouwd. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.853 voertuigbewegingen (van personenwagens) per weekdagetmaal leidt. Het bouwplan heeft niet tot een dergelijk groot aantal extra verkeersbewegingen geleid. Het plan heeft dan ook geen significante invloed op de luchtkwaliteit in het gebied en moet worden beschouwd als een nibm-plan. De opslagloods in het plangebied wordt dan ook niet belemmerd door de wettelijk gestelde eisen wat betreft het aspect luchtkwaliteit. 4 . 1 . 3

Geluidhinder

Wegverkeerslawaai In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg een geluidzone heeft. Wanneer binnen een geluidzone nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan. Met het bouwplan is niet voorzien in het oprichten van nieuwe geluidgevoelige objecten.


19

Ook hebben geen ingrijpende wijzigingen in de verkeersinfrastructuur plaatsgevonden waardoor verkeersstromen in belangrijke mate zijn veranderd ten nadele van geluidgevoelige objecten in de omgeving. Daarnaast ligt het plangebied in een groter gebied waar een snelheidsregime van 30 km/uur geldt. In dergelijke gebieden is geen sprake van de noodzaak tot het verrichten van akoestisch onderzoek. Op grond van voorgaande mag worden geconcludeerd dat de uitvoerbaarheid van het bouwplan niet door geluidhinder wordt belemmerd. Industrielawaai Op grond van de Wgh dient bij ruimtelijke plannen aandacht aan industrielawaai te worden besteed wanneer een plan de mogelijkheid van de vestiging van een inrichting als bedoeld in artikel 40 juncto artikel 1 Wgh insluit. Dit is in het plangebied niet het geval. Het bedrijventerrein betreft voorts geen geluidsgezoneerd industrieterrein. Geluidhinder als gevolg van industrielawaai is derhalve niet van toepassing in en rondom het plangebied. 4 . 1 . 4

Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) heeft de Provinsje Fryslân een zogenoemde risicokaart1 ontwikkeld. Op de risicokaart staan verschillende risico-ontvangers en risicobronnen aangegeven. Voor deze ruimtelijke onderbouwing is op de risicokaart nagegaan of ook aandachtspunten op het vlak van de externe veiligheid aanwezig zijn. Dit blijkt niet het geval te zijn. Daarnaast is ook geen sprake geweest van het oprichten van risicogevoelige bebouwing. Vanuit het oogpunt van externe veiligheid bestaan er dan ook geen bezwaren tegen de opslagloods in het plangebied. 4 . 1 . 5

Bodem

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem inzicht moet worden verkregen in de uitvoerbaarheid van een ruimtelijk plan. Het gaat daarbij onder meer om de noodzakelijke financiële investering van een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening moet het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming in beginsel worden voorkomen. De Provinsje Fryslân heeft geparticipeerd in het ontwikkelen van het zogenoemde

1

20

Benaderbaar via www.risicokaart.nl.


Bodemloket2. Het Bodemloket biedt informatie over bodemonderzoeken en saneringen die zijn uitgevoerd en over bedrijven of terreinen waar ‘verdachte’ werkzaamheden hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt. Voor het plangebied is het Bodemloket geraadpleegd. Uit de beschikbare informatie blijkt dat in het plangebied sprake is geweest van een voormalige stortlocatie. Op basis van onderzoeken in het verleden is geconcludeerd dat hier sprake was van een urgente sanering. Sanering van de locatie is eind 2002 afgerond. De opslagloods in het plangebied wordt daarnaast niet aangemerkt als gevoelig object. Ten aanzien van het aspect bodem leidt de opslagloods in het plangebied planologisch gezien niet tot problemen.

Figuur 8. Kaartfragment bodemkwaliteit (bron: Bodemloket, 2012)

4.2

Ecologie In het kader van de uitvoerbaarheid is het van belang om aandacht te besteden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot bestaande weten regelgeving op het gebied van soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is vastgelegd in de Flora- en faunawet (Ffw) en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw), de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de Provinciale Verordening Romte Fryslân. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing is opgesteld ten behoeve van een bestaande situatie. Aanzienlijke veranderingen in de bestaande situatie worden niet voorzien. Tegen deze achtergrond treden naar verwachting dan ook geen significant negatieve effecten van beschermde waarden in de zin van de Ffw en Nbw op waarvoor nader ecologisch onderzoek noodzakelijk zou zijn. 2

Benaderbaar via www.bodemloket.nl.


21

4.3

Archeologie In Nederland dient op basis van het verdrag van Malta in alle ruimtelijke plannen een archeologische paragraaf te worden opgenomen. Als handreiking hiertoe heeft de Provinsje Fryslân een cultuurhistorische waardenkaart (CHWkaart) opgezet. Op de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE), onderdeel van CHK2 van de Provinsje Fryslân, is informatie opgenomen over archeologische waarden. Op deze kaart is voor vrijwel de gehele provincie per locatie aangegeven wat de archeologische verwachtingswaarden zijn. Daarbij worden twee verschillende onderzoeksperioden onderscheiden; de periode steentijd-bronstijd en de periode ijzertijd-middeleeuwen. Voor het gehele plangebied geldt voor de periode steentijd-bronstijd dat ‘Geen onderzoek noodzakelijk’ is. Een dergelijk onderzoeksadvies geldt wanneer op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten in de bodem bevinden of wanneer de archeologische verwachting van een gebied zeer laag is. Wat betreft de periode ijzertijd-middeleeuwen, geldt ‘Karterend onderzoek 1’. Dit houdt in dat in het gebied zich archeologische resten kunnen bevinden uit deze onderzoeksperiode. De provincie beveelt daarom aan om karterend archeologisch onderzoek te verrichten bij ingrepen van meer dan 500 m². Aangezien het bouwplan een oppervlakte van 216 m2 beslaat, is de noodzaak tot het verrichten van archeologisch onderzoek niet aan de orde geweest. Er is niet in strijd met archeologie gehandeld.

4.4

Cultuurhistorie De Modernisering Monumentenwet (MoMo) heeft op 1 januari 2012 tot een wijziging van art. 3.6.1, lid 1 van het Bro geleid. Ieder ruimtelijk plan dient nu tevens een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Zover hier sprake van is, dient daarnaast aangegeven te worden op welke wijze met de mogelijk in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden. Op de CHK2 van de Provinsje Fryslân is informatie opgenomen over cultuurhistorische waarden. Uit deze kaart blijkt dat in het plangebied van deze ruimtelijke onderbouwing geen sprake is van cultuurhistorische waarden. Van aantasting of verstoring van aanwezige cultuurhistorische waarden is met het bouwplan dan ook geen sprake geweest.

4.5

Waterparagraaf Wet- en regelgeving De Waterwet, die per 22 december 2009 van kracht is geworden, heeft gezorgd voor een ingrijpende bundeling van waterwetgeving. Daarnaast heeft het Nationaal Waterplan (NWP), waarvan de eerste versie tegelijk met de Waterwet

22


is verschenen, een formele rol in de ruimtelijke ordening. Het eerste NWP is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wro en is opgesteld voor de planperiode 2009-2015. Met de inwerkingtreding van de Waterwet is tevens de Watervergunning van kracht geworden. Watervergunning van Wetterskip Fryslân als waterbeheerder is nodig voor werkzaamheden in, onder, langs, op, bij of aan open water, waterkeringen en wegen in het beheer van Wetterskip Fryslân, het onttrekken van grondwater en het lozen op het oppervlaktewater. Op grond van artikel 3.1.1 Bro moet in een zogenoemde waterparagraaf worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van een ruimtelijk plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. De watertoets heeft ten doel waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze te beschouwen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt aandacht besteed aan het wateraspect. Voor het uitvoeren van de watertoets is het beleid van het Wetterskip Fryslân van belang. Dit beleid is neergelegd in het waterbeheerplan 2010-2015 (WBP) “Wiis mei wetter” en het waterhuishoudingsplan (WHP) “Wetter jout de romte kwaliteit”. Beide waterplannen houden rekening met de nieuwe Waterwet. Watertoets Voor deze ruimtelijke onderbouwing is op 12 juni 2012 een digitale watertoets aangevraagd bij Wetterskip Fryslân. Een samenvatting van de aangeleverde gegevens voor de watertoets en de ontvangen reactie is in bijlage 2 bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Op basis van de aangeleverde gegevens is met de digitale watertoets geconstateerd dat de opgerichte opslagloods een zodanige invloed op de waterhuishouding heeft dat voor het planvoornemen een normale watertoetsprocedure moet worden doorlopen. Door Wetterskip Fryslân zijn vervolgens de waterhuishoudkundige aspecten onderzocht. Per brief van 5 juli 2012 is door Wetterskip Fryslân hieromtrent advies uitgebracht. Deze brief met het wateradvies is eveneens als bijlage 2 bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd. De volgende waterhuishoudkundige en procedurele zaken zijn aan de orde: Toename verhard oppervlak Wanneer terrein onverhard is, wordt het hemelwater vertraagd afgevoerd. Door de bouw van de loods is een deel van het plangebied verhard. Een toename van verhard oppervlak (zoals daken, trottoirs en wegen) heeft versnelde afvoer van neerslag tot gevolg. Om ervoor te zorgen dat de versnelde afvoer in de toekomst niet tot overlast leidt, hanteert Wetterskip Fryslân het uitgangspunt dat een toename van verhard oppervlak gecompenseerd moet worden door waterberging aan te leggen. De toename van verhard oppervlak wordt gecompenseerd door 10% van de toename van verhard oppervlak als nieuw oppervlaktewater aan te leggen. De kosten hiervan zijn voor de initiatiefnemer


23

van een plan. De realisatie van het verhard oppervlak en de realisatie van de waterberging moeten beide plaatsvinden in hetzelfde peilvak. De loods heeft een oppervlakte van 216 m2. Ter compensatie hiervan dient 22 m2 aan nieuw oppervlaktewater aangelegd te worden. Wetterskip Fryslân adviseert dit te realiseren door de watergang aan de noordkant van de loods over een lengte van circa 32 m met een breedte van 0,7 m te verbreden. Dit is door Wetterskip Fryslân in de bijlage bij het wateradvies aangegeven (zie bijlage 2). Waterwet Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning bij Wetterskip Fryslân worden aangevraagd of een melding wording ingediend in het kader van de Waterwet3. Onder ingrepen in het watersysteem worden onder meer het dempen van watergangen, het onttrekken van grondwater en het lozen daarvan op het oppervlaktewater verstaan. Ook voor het verbreden van de sloot is een watervergunning nodig. Procesafspraken Wetterskip Fryslân gaat er van uit dat de in de watertoets vermelde adviezen worden opgevolgd en meegenomen in de verdere planvorming. Wanneer de vermelde adviezen worden opgevolgd, ziet Wetterskip Fryslân met betrekking tot het planvoornemen geen waterhuishoudkundige bezwaren. Conclusie Met inachtneming van bovenstaande procesafspraken geeft Wetterskip Fryslân een positief wateradvies. De watertoetsprocedure is hiermee afgerond.

4.6

Kabels en leidingen In en rond het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die planologische bescherming genieten en waar rekening mee gehouden moet worden.

4.7

Bezonningsstudie Nu van gemeentewege medewerking wordt verleend voor het vastleggen van de bestaande situatie, zijn schaduwberekeningen uitgevoerd om het effect van de opslagloods op de bezonning op het naastgelegen perceel Ljouwertertrekwei 34 in beeld te brengen. Deze zogenoemde bezonningsstudie geldt als sepa-

3

24

Via www.wetterskipfryslan.nl/waterwet.


rate bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing4. In de bezonningsstudie is een vergelijking gemaakt tussen de huidige situatie en de maximale bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan in het voor ‘bedrijfsdoeleinden’ aangeduide bouwvlak aan de Ljouwertertrekwei 30C biedt. Daarbij is een voorstelling gemaakt van de schaduwwerking vanwege de opslagloods in diverse jaargetijden en op verschillende tijdstippen. Uit de vergelijking blijkt dat er voor het perceel Ljouwertertrekwei 34 op: ‐

21 maart om 09:00 uur geen verschil in bezonning is en om 12:00, 15:00 en 18:00 uur in de huidige situatie minder bezonning is;

‐

21 juni om 09:00 uur geen verschil in bezonning is en dat er om 12:00, 15:00 en 18:00 uur vanwege de schutting ook geen verschil in bezonning is;

‐

21 september om 09:00 uur geen verschil in bezonning is en om 12:00, 15:00 en 18:00 uur in de huidige situatie minder bezonning is;

‐

21 december om 09:00, 12:00 en 18:00 uur geen verschil in bezonning is en om 15:00 uur in de huidige situatie in beperkte mate meer bezonning is.

Uit bovenstaand overzicht blijken vanwege de opslagloods in de huidige situatie verschillende effecten in bezonning op het perceel Ljouwertertrekwei 34 te bestaan. Gesteld kan worden dat de huidige situatie in het voor- en najaar duidelijk ongunstiger is. Hiervan zijn afbeeldingen uit de bezonningsstudie in figuur 9 opgenomen. ’s Zomers is er geen verschil in bezonning vanwege de bestaande schutting op het perceel Ljouwertertrekwei 34. ’s Winters is de huidige situatie gunstiger.

Bestaande situatie 21 maart 15:00 uur

Bestaande situatie 21 september 15:00 uur

Maximale bebouwing bestemmingsplan 21 maart 15:00 uur

Maximale bebouwing bestemmingsplan 21 september 15:00 uur

Figuur 9. Afbeeldingen bezonningsstudie

4

Bezonningsstudie Ljouwertertrekwei 30c, BügelHajema Adviseurs, 12 juni 2012, projectnummer 148.00.07.11.00.


25

Zichtbaar is dat de schaduwwerking zich in de huidige situatie meer uitstrekt over het perceel Ljouwertertrekwei 34 dan het geval was geweest wanneer de maximale bebouwingsmogelijkheden van het bestemmingsplan waren benut. Evenwel leidt dit niet tot een nadelige werking op de woning, maar is op de aangegeven data en tijdstippen enkel sprake van een verder opstrekkende schaduwwerking op de tuin aan de zuidzijde van de woning dan in de vroegere situatie het geval was. Bovendien moet vermeld worden dat bij recht in de bestemming ‘verkeers- en verblijfsdoeleinden’ bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals een geluidsscherm), tot een hoogte van maximaal 10 m kunnen worden geplaatst. In een dergelijk geval zou ook sprake zijn geweest van meer schaduwwerking op het perceel Ljouwertertrekwei 30C. Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat onderhavig bouwplan geen onevenredige schaduwhinder veroorzaakt, zodat planologische medewerking kan worden verleend.

26


J u r i d i s c h e t o e l i c h t i n g

Er is voor gekozen om legalisatie van de opslagloods in het plangebied mogelijk te maken door middel van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12, onder 1, lid a, sub 3 van de Wabo. Een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan bestaat in ieder geval uit een goede ruimtelijke onderbouwing en uit een verbeelding (met plancontour) die het mogelijk maakt om in een digitale omgeving de plannen weer te geven en de locatie vast te leggen (geometrische plaatsbepaling). De verbeelding is in bijlage 3 behorende bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Een omgevingsvergunning herziet het bestemmingsplan niet, maar is te beschouwen als een uitzondering die wordt gemaakt ten aanzien van de regels zoals die zijn opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Een omgevingsvergunning geeft geen beheerregeling. Een omgevingsvergunning volgt een procedure die vergelijkbaar is met die van een bestemmingsplan. Eerst vindt overleg plaats als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro, waarna tervisielegging van het ontwerpbesluit volgt. Vervolgens wordt over de omgevingsvergunning een besluit genomen. Anders dan bij een bestemmingsplan is dit een besluit van het College van Burgemeester en Wethouders. De raad moet overigens wel een verklaring van geen bedenkingen afgeven, ofwel per plan, ofwel in zijn algemeenheid voor categorieën van plannen die vooraf worden gedefinieerd. Na het besluit van Burgemeester en Wethouders is er de mogelijkheid voor beroep bij de Rechtbank, eventueel gevolgd door een beroep bij de Raad van State.


27

U i t v o e r b a a r h e i d

6.1

Economische uitvoerbaarheid 6 . 1 . 1

Grondexploitatie

In het kader van de Grondexploitatiewet dient een exploitatieplan te worden opgesteld indien er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Dit is anders indien de kosten anderszins zijn verzekerd. Dan vervalt deze verplichting. De gemeenteraad moet dan wel expliciet besluiten dat een exploitatieplan niet wordt vastgesteld. In geval van voorliggende ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van een opslagloods is evenwel geen sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. Daarnaast is het bouwplan reeds uitgevoerd door een particuliere initiatiefnemer. De kosten die gepaard zijn gegaan met de uitvoering van het plan zijn door de initiatiefnemer gedragen. De gebruikelijke kosten voor de gemeente zijn door middel van het heffen van leges in rekening gebracht bij de initiatiefnemer. Gelet op voorgaande staat de economische uitvoerbaarheid met betrekking tot grondexploitatie van dit plan dan ook niet ter discussie. 6 . 1 . 2

Planschade

De gemeente heeft zich per brief van 20 januari 2010 door Langhout&Wiarda middels een planschaderisicoanalyse laten adviseren over de mogelijkheid van planschade bij legalisatie van de opslagloods. Planschade is die schade die aan een planologische maatregel kan worden toegekend. Langhout&Wiarda stelt het volgende. Planschaderisicoanalyse Mogelijkheden van planschade Voor het gedeelte van de opslagloods binnen de bestemming ‘verkeers- en ver-

VERKEERS- EN VERBLIJFS-

blijfsdoeleinden’ is geen ontheffing verleend of een projectbesluit vastgesteld.

DOELEINDEN

Er is dan ook geen sprake van een planologische mutatie en derhalve ook niet van planschade. Illegale bouw of legalisatie van het gebouwde is geen titel voor een tegemoet-

AGRARISCHE DOELEINDEN

koming in de schade als bedoeld in afdeling 6.1 van de Wro. Hierop wordt een uitzondering gemaakt, indien tegen de bouw is geageerd of verzocht is om handhaving van het bestemmingsplan. Door een naburige belanghebbende is om handhaving van het geldende bestemmingsplan gevraagd. Dit betreft naar


29

de mening van Langhout&Wiarda het gedeelte waarvoor geen bouwvergunning is verleend, oftewel de 3,75 m opschuiving van de opslagloods in oostelijke richting (in de bestemming ‘agrarische doeleinden’). BEDRIJFSDOELEINDEN

Wel kan schade voortvloeien uit de binnenplanse ontheffing op grond van het bepaalde in artikel 6.1, tweede lid, aanhef en onder c Wro. Dit zou in dit geval op een gedeelte van de loods van toepassing zijn (ter plaatse van de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden’). Planologische vergelijking Gemakshalve is Langhout&Wiarda er van uit gegaan dat ook voor het gedeelte waarvoor geen binnenplanse vrijstelling is verleend ter plaatse van de bestemming ‘verkeers- en verblijfsdoeleinden’, wel vrijstelling is verleend. Er is dan sprake van een overschrijding van de bestemmingsgrens met 2 m over een lengte van 36 m. De bebouwing is hierdoor 7 m dichter bij de bedrijfswoning aan de Ljouwertertrekwei 34 gekomen dan wanneer gebouwd zou zijn binnen het op de plankaart voor ‘bedrijfsdoeleinden’ aangeduide bouwvlak. Op basis van het bestemmingsplan is het gebruik van de gronden, waarop geen gebouwen mogen worden opgericht, in de bestemming ‘bedrijfsdoeleinden’ voor opslag toegestaan. Pallets of gestapelde containers zouden hier bijvoorbeeld mogen worden geplaatst. Daarnaast moet met de beoordeling van de mogelijkheden, die op grond van de bestemming ‘verkeers- en verblijfsdoeleinden’ kunnen worden gerealiseerd, rekening worden gehouden. Een geluidsscherm ter plaatse tot een hoogte van maximaal 10 m is planologisch mogelijk. Gelet hierop is er geen sprake van belemmering van het uitzicht voor zover de loods binnen deze bestemming is opgericht. Op de gronden met de bestemming ‘agrarische doeleinden’ kan een erf- en terreinafscheiding met een hoogte van 2 m of een sleufsilo met een hoogte van 5 m worden gebouwd. Gelet hierop is gesteld dat geen sprake is van een verminderd uitzicht. Conclusie Naar mening van Langhout&Wiarda is geen sprake van een planologische verslechtering van de situatie in het plangebied en daarom ook niet van schade als gevolg van het plan.

6.2

Maatschappelijke uitvoerbaarheid 6 . 2 . 1

Terinzagelegging voorontwerp

Voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft vanaf 2 juli 2012 gedurende twee weken in het gemeentekantoor ter inzage gelegen. De stukken zijn tevens via

30


de gemeentelijke site te raadplegen geweest. Tijdens de inspraaktermijn heeft een ieder schriftelijk een reactie naar voren kunnen brengen, alsook dat de mogelijkheid heeft bestaan om mondeling te worden gehoord. Inspraak De behandeling van de ingekomen inspraakreacties heeft plaatsgevonden in een afzonderlijke “Inspraaknota realisatie loods Dronryp”, die is vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders d.d. 23 april 2013. Deze inspraaknota is als bijlage 3 bij voorliggende ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Uit de inspraaknota komt naar voren dat het bouwplan naar aanleiding van de ingekomen inspraakreacties niet hoeft te worden gewijzigd. Overleg Naast de gevoerde inspraak is de ruimtelijke onderbouwing in het kader van het overleg ex. art. 3.1.1. Bro ter advisering aan de Provinsje Fryslân voorgelegd. Per brief van 4 juni 2013 is door de Provinsje Fryslân gereageerd met de mededeling dat de provinciale belangen op een juiste wijze zijn verwerkt. Daarnaast bestaat er voor Provinsje Fryslân voorts geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Een afschrift van de provinciale reactie is in bijlage 4 van deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. 6 . 2 . 2

Tervisielegging

ontwerp

De raad van de gemeente Menameradiel heeft in zijn openbare vergadering van 6 juni 2013 besloten om een ontwerpverklaring van geen bedenkingen af te geven ten behoeve van de realisatie van de loods aan de Ljouwertertrekwei 30C te Dronryp. Het ontwerpbesluit van onderhavige ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan heeft met de daarbij behorende ontwerpverklaring van geen bedenkingen in het gemeentekantoor ter visie gelegen. Binnen de termijn van tervisielegging is een ieder in de mogelijkheid gesteld om hierop zienswijzen naar voren te brengen. Er is één zienswijze ingediend die in de separaat bij deze ruimtelijke onderbouwing behorende zienswijzennota is behandeld. De ingekomen zienswijze heeft niet tot aanpassing van de ontwerp ruimtelijke onderbouwing geleid.


31

Colofon Opdrachtgever Gemeente Menameradiel Contactpersoon De heer P. Lemstra

Rapport BügelHajema Adviseurs b.v. Projectnummer 148.00.07.11.00

BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E [email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort

Ruimtelijke onderbouwing Ljouwertertrekwei 30C te Dronryp V A S T G E S T E L D

Recommend Documents