Be s te m mi ng s p l an D ie pe nh e i m
V AS T G ES T EL D
Be s te m mi ng s p l an D ie pe nh e i m
V AS T G ES T EL D
Inhoud
Toelichting en bijlagen Regels Verbeelding Versie 4.4
16 juni 2009 Projectnummer 050.00.03.31.00
O v e r z i c h t s k a a r t
Gemeente Hof van Twente, bron: Topografische Dienst
T o e l i c h t i n g
050.00.03.31.00.toe
I n h o u d s o p g a v e
1
Inleiding
2
Beschrijving van het plangebied
11
2.1
Ligging en begrenzing van het plan
11
2.2
Vigerende bestemmingsplannen
11
2.3
Cultuurhistorie
12
2.4
Cultureel erfgoed
16
2.5
Ruimtelijke karakteristiek
17
2.6
Nieuwe ontwikkelingen
19
3
4
Beleid
21
3.1
Inleiding
21
3.2
Provinciaal beleid
21
3.3
Gemeentelijk beleid
23
Milieu en onderzoek
27
4.1
Inleiding
27
4.2
Wegverkeerslawaai
27
4.3
Spoorweglawaai
28
4.4
Luchtverontreiniging ten gevolge van wegverkeer
28
4.5
Bedrijvigheid en milieuzonering (geluid/geur)
29
4.6
Water
29
4.7
Bodem
34
4.8
Archeologie
34
4.9
Ecologie
37
4.10 5
9
4.9.1
Inleiding
37
4.9.2
Beleid
37
Externe veiligheid
40
Juridische vormgeving
43
5.1
Inleiding
43
5.2
Algemene uitgangspunten
44
5.3
Woongebied
45
5.4
Woongebied – 1
46
5.5
Woongebied - uit te werken
47
5.6
Bedrijf
47
5.7
Sport
48
5.8
Agrarische met waarden - landschap
48
5.9
Maatschappelijk
48
5.10
Centrum
49
5.11
Detailhandel
50
5.12
Horeca
50
050.00.03.31.00.toe
5.13
Verkeer
50
5.14
Bedrijf - openbaar nut
50
5.15
Groen- Groene ruimte
50
5.16
Groen
51
5.17
Water
51
5.18
Waarde - Archeologie
51
5.19
Waterstaat - Bebouwingsvrij
51
5.20
Inleidende regels
52
6
Economische uitvoerbaarheid
53
7
Overleg en inspraak
55
7.1
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
55
7.2
Inspraak
61
Bijlagen
050.00.03.31.00.toe
1
I n l e i d i n g
De gemeente Hof van Twente is bezig met een traject om een aantal verou-
AANLEIDING
derde vigerende bestemmingsplannen te actualiseren, te standaardiseren en te digitaliseren. Daarbij zal gedurende het actualiseringtraject het aantal vigerende plannen binnen de gemeente worden teruggebracht. Aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is dan ook in eerste instantie gelegen in de noodzaak om een aantal verouderde plannen te herzien, te standaardiseren en te digitaliseren. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de bebouwde kom van Diepenheim.
PLANGEBIED
Voor de ligging het plangebied wordt verwezen naar het overzichtskaartje voorin dit bestemmingsplan.
Welkom in Diepenheim: de Goorseweg
Het plan heeft in hoofdzaak een conserverend karakter, dat wil zeggen dat het vooral gaat om een goede en eigentijdse regeling voor de bestaande situatie. Op dit moment zijn er 11 vigerende plannen binnen de kern Diepenheim. Deze
VIGERENDE BESTEMMINGS-
plannen worden benoemd in hoofdstuk 2.3. Daarnaast heeft er nog een aantal
PLANNEN
wijzigingen ex artikel 11 WRO en partiële herzieningen en ontheffingen ex artikel 19 WRO plaatsgevonden. Dit bestemmingsplan vervangt al deze plannen.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
9
OPBOUW BESTEMMINGSPLAN
Het bestemmingsplan Diepenheim bestaat uit de verbeelding en de daarbij behorende bestemmingsregels. Deze toelichting is als volgt opgebouwd. -
In hoofdstuk 2 wordt het plangebied nader omschreven.
-
Het beleid van de provincie en de gemeente is weergegeven in hoofdstuk 3.
-
Op de mogelijkheden en beperkingen op grond van milieuaspecten wordt ingegaan in hoofdstuk 4.
10
-
De juridische vormgeving wordt weergegeven in hoofdstuk 5.
-
Hoofdstuk 6 behandelt de economische uitvoerbaarheid.
-
In hoofdstuk 7 komen de inspraak en het overleg aan de orde.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
B e s c h r i j v i n g h e t
2
v a n
p l a n g e b i e d
2.1
Ligging en begrenzing van het plan Diepenheim ligt in het zuiden van de gemeente Hof van Twente, ten zuiden van Goor en het Twentekanaal. Het stadje is een van de zes kernen binnen de gemeente. Het plangebied omvat deze kern. De kern Diepenheim wordt begrensd door een lommerrijk landgoederenlandschap: aan de westzijde Huize Diepenheim, aan de zuidzijde Warmelo en aan de oostzijde Nijenhuis. Aan de noordzijde bevindt zich het relatief laaggelegen gebied van het Diepenheimerbroek waar ook de Boven Regge en de Molenbeek samenkomen. Binnen Diepenheim zijn de volgende woonbuurten te onderscheiden: 't Stedeke, Kuimgaarden, Zuid, De Akkers en Noord. Verder ligt aan de noordkant het bedrijventerrein Ruimersdijk.
2.2
Vigerende bestemmingsplannen Het plangebied omvat 11 vigerende bestemmingsplannen. Deze plannen zijn nog vastgesteld door de gemeenteraad van Diepenheim en zijn vermeld in tabel 2.1. Op kaart 2.1 is aangegeven welke delen van het plangebied door de diverse vigerende regelingen worden bestreken. Het plangebied sluit aan de oostzijde aan op de door de provincie Overijssel getrokken rode contour rondom Diepenheim. Als gevolg hiervan vallen aan de oostzijde van de kern ook nog drie kleine delen van het vigerende bestemmingsplan Buitengebied binnen het plangebied.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
11
Tabel 2.1 Vigerende bestemmingsplannen nr. plan
vastgesteld
goedgekeurd
gemeenteraad
provinciale staten
1
Zuid
08-07-1968
25-08-1969
2
Sportveldencomplex De Koppel
20-02-1978
11-07-1978
3 4
(vervallen) ’t Stedeke
26-11-1984
04-07-1985
5
Kuimgaarden
28-03-1988
23-08-1988
6 7
Omgeving Wilsonweg Lindelaan-Goorseweg
28-03-1988 23-03-1992
23-08-1988 03-11-1992
8
De Akkers herz. 1993
21-02-1994
25-10-1994
9 10
Bedrijventerrein Ruimersdijk Woningbouw Noord
31-10-1994 29-01-1996
19-05-1995 10-06-1996
11
Bijgebouwenregeling 1993
25-10-1993
04-03-1994
De in de tabel genoemde plannen zijn de hoofdplannen. In veel gevallen hebben er nog partiële herzieningen plaatsgevonden. Daarmee is het ruimtelijke beleid nog verder versnipperd geraakt. Daarnaast zijn er ook bouwvergunningen verleend met vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Deze worden met het voorliggende plan omgezet in een bestemmingsregeling als bedoeld in artikel 10 WRO.
Kaart 2.1 Vigerende bestemmingplannen
2.3
Cultuurhistorie ONTWIKKELING
Diepenheim is ontstaan langs een toegangsweg naar een burcht ter plaatse van het huidige Huize Diepenheim. In 1224 werd op de plaats van de hervormde kerk een parochiekerk gesticht. Diepenheim kreeg in 1422 stadsrechten. De omgrachte nederzetting bestond uit kleinschalige bebouwing ter weerszijden
12
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
van de Grotestraat: 't Stedeke. Deze stedelijke basis is niet verder doorgezet, zodat Diepenheim nu vooral een dorpse sfeer uitademt. Het landschap rondom Diepenheim bestaat uit licht glooiende dekzanden,
LANDSCHAP
doorsneden door beken als de Boven-Regge en de Molenbeek. Met kleine bouwlanden op de dekzandruggen en weidegebieden langs de beken ontstond een kleinschalig coulisselandschap met verspreide bebouwing. Diepenheim vertoont dan ook trekken van een zwerm- of hoevedorp, maar dan wel binnen een feodaal landschap. De burcht van Diepenheim is van 1331 tot 1545 een bisschoppelijke grensversterking geweest. Rondom deze burcht ontwikkelden zich diverse borgen die uitgroeiden tot landgoederen, zoals Warmelo, Nijenhuis, Weldam en Westerflier. Deze landgoederen hebben door de eeuwen heen vorm en inhoud gegeven aan het feodale landschap rondom Diepenheim. Bossen en open velden wisselen elkaar af met daarin verspreide bij het landgoed behorende bebouwing, lanen en bosschages. Tot in de twintigste eeuw bestond de enige groei van Diepenheim buiten 't Stedeke uit verspreide lintbebouwing langs de Goorseweg, de Haaksbergerstraat en de Raadhuisstraat. Het betreft voornamelijk agrarische bebouwing. In 1908 werd in opdracht van de Geldersch-Overijsselsche-Lokaalspoorweg
DE SPOORLIJN
Maatschappij de spoorlijn Neede-Hellendoorn gebouwd. Deze maakte deel uit van een fijnmazig spoornetwerk ten behoeve van de textielindustrie in Twente en de Achterhoek. Het station Diepenheim aan deze lijn is ook in 1908 gebouwd. Al in 1935 werd de lijn opgeheven en nu zijn de sporen van het tracé in het landschap en binnen de kern vrijwel uitgewist. Wel staat er nog het oude stationsgebouw aan de Lindelaan met daarnaast nieuwbouw op de oude spoorbedding. Na 1960 heeft Diepenheim een beheerste groei doorgemaakt. De bouwmoge-
DE NAOORLOGSE ONTWIK-
lijkheden waren en zijn relatief beperkt gezien de aanwezigheid van omliggen-
KELING
de landgoederen. Met Kuimgaarden vindt in de jaren zestig de eerste planmatige uitbreiding plaats. Gefaseerd wordt aan deze buurt tot in de jaren zeventig gebouwd. Eerst langs het historische wegenpatroon in aansluiting op 't Stedeke, daarna zijn de tussenliggende gebieden ingevuld. De bebouwing is hier over het algemeen zeer open met grote kavels, zodat de buurt een dorpsachtig karakter heeft. In de jaren zeventig is begonnen met de buurt Zuid, ten zuiden van de Haaksbergerstraat. Deze buurt is dichter bebouwd dan Kuimgaarden, maar nog altijd overheerst een dorpsachtige sfeer. De stedenbouwkundige opzet bestaat uit voor die tijd kenmerkende woonerven. Eind jaren tachtig wordt de buurt De Akkers gebouwd ten zuiden van 't Stedeke en deels in aansluiting op bestaande bebouwing. Het beeld van Zuid wordt hierin doorgetrokken. In de jaren negentig vindt ten noorden van de Ruimersdijk nieuwbouw plaats in Noord. Hier valt de bijzondere verkaveling op met grote kavels en grote woningen.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
13
Iets meer ten oosten van deze nieuwe buurt is het bedrijventerrein 'Ruimersdijk' aangelegd.
1850
1935
1953
1975
1987
1997
Kaart 2.2
Historische ontwikkeling van Diepenheim
(bron: Topografische Dienst Nederland)
14
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
Bijzonder is dat de uitbreidingen van Diepenheim de ligging van het historische stadscentrum 't Stedeke ten opzichte van het landschap vrijwel niet hebben verstoord. De doorzichten naar het buitengebied en het bijzondere historische complex van Huize Diepenheim en de kerk staan nog altijd model voor het historische Diepenheim.
Kaart 2.3
Cultuurhistorie Diepenheim
Vanaf de jaren tachtig heeft Diepenheim zich in korte tijd ontwikkeld tot het
KUNST EN CULTUUR
kunststadje van Overijssel. Het begon met de oprichting van een galerie in het voormalige gemeentehuis aan de Grotestraat in 1981 en de organisatie van beeldenroutes in en om Diepenheim. Deze initiatieven zijn in 1990 samengebracht binnen de Kunstvereniging Diepenheim die zich richt op het exposeren van hedendaagse ruimtelijke kunst. Vooral de beeldende kunst is goed vertegenwoordigd in het stadje. Sinds 1995 is Diepenheim ook startpunt van een grensoverschrijdende kunst- en cultuurroute naar het Duitse stadje Schöppingen. Zo vormt Diepenheim een centrum waar kunst en cultuur samengaan met rust en ruimte. Naast de vele kunstobjecten in en om het stadje zijn er ook diverse ateliers en een expositieruimte van de Kunstvereniging te vinden.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
15
De Kunstvereniging Diepenheim aan de Grotestraat
2.4
Cultureel erfgoed ARCHEOLOGIE
Binnen Diepenheim is de stadskern 't Stedeke op grond van de Archeologische MonumentenKaart aangemerkt als een waardevol archeologische gebied. Het geldt als een terrein van archeologische waarde met resten van het middeleeuwse Diepenheim. De stedelijke kern is niet ommuurd geweest, maar omgracht. De gracht is in de loop van de tijd gedempt en niet meer zichtbaar. Op grond van historisch kaartmateriaal wordt verondersteld dat Diepenheim nog een tweede gracht heeft gehad, evenals een wal tussen de eerste en tweede gracht. Hier zijn nog geen tastbare bewijzen van teruggevonden. De overige terreinen van archeologische betekenis liggen buiten de kern Diepenheim. De voormalige havezate Peckedam ten oosten van de Goorseweg is hiervan een voorbeeld. Verder blijkt uit de kaart archeologische waarden (zie paragraaf 4.8) dat de omgeving van Diepenheim een lage, middelhoge en hoge archeologische waarde kent. De kern zelf is niet gekarteerd.
MONUMENTEN
Binnen de kern Diepenheim bevinden zich 8 rijksmonumenten en 12 gemeentelijke monumenten. Het oudste rijksmonument is de NH-Johanneskerk, die oorspronkelijk uit de twaalfde eeuw dateert. De toren stamt uit 1480. De huidige kerk dateert uit 1679 en is in 1967 gerestaureerd. Verder zijn er het voormalige negentiende-eeuwse gemeentehuis, een monumentaal woonhuis en een hallehuisboerderij. Al deze rijksmonumenten liggen aan de Grotestraat. Op de verbeelding zijn al deze monumenten aangeduid als karakteristiek. Er is in de regels en op de verbeelding geen onderscheid gemaakt tussen rijksmonumenten of gemeentelijke monumenten, omdat dit ruimtelijk niet relevant is. Ten aanzien van de monumenten is in de regels in de nadere eisen-regeling ten aanzien van de situering van de bebouwing een extra regeling opgenomen ter bescherming van de monumenten.
16
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
2.5
Ruimtelijke karakteristiek De ligging van Diepenheim in het glooiende landschap tussen talrijke beken en
RUIMTELIJKE STRUCTUUR
landgoederen is een van haar belangrijkste ruimtelijke kwaliteiten. Het stadje zelf ligt wat hoger op een dekzandwelving aan de Boven-Regge met in de directe omgeving lage beekdalen en natte gebieden als het Diepenheimerbroek. De ruimtelijke structuur van het stadje zelf heeft zowel stedelijke als dorpse trekken in zich. De oude omgrachte stedelijke structuur is nog altijd terug te vinden in de plattegrond van Diepenheim: 't Stedeke. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Delden, Borculo of Lochem heeft Diepenheim verder geen stedelijke ontwikkeling meer doorgemaakt. De Raadhuisstraat, de Grotestraat en de Haaksbergerstraat verdichtten geleidelijk met meer agrarische bebouwing. In een latere fase werd ook de Goorseweg in het verlengde van de oprijlaan naar het Nijenhuis aangelegd.
Kaart 2.4
Bebouwingsstructuur
Deze bebouwingsontwikkeling is grotendeels bepalend geweest voor de hoofdstructuur van Diepenheim (zie kaart 2.4). Deze wordt gevormd door de Grotestraat, de Goorseweg, de Borculoseweg en de Wilsonweg. Door de verkeersfunctie en profielbreedte en/of aard van de bebouwing onderscheidt dit deel van de ruimtelijke structuur zich duidelijk. De hoofdstructuur is in Diepenheim hierdoor voornamelijk oost-west georiënteerd. Met de herinrichting van de Grotestraat is tevens een centrale ruimte midden in het stadje gerealiseerd op de kruising met de Borculoseweg en de Goorseweg. Deze herinrichting heeft met de moderne vormgeving en introductie van opvallend straatmeubilair een positieve bijdrage geleverd aan de kwaliteit van de openbare ruimte. Dit geldt ook voor de Goorseweg binnen de kern.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
17
De bebouwing zelf voegt in Diepenheim, op enkele uitzonderingen na, weinig kwaliteiten aan het ruimtelijke beeld toe. De belangrijkste ruimtelijke kwaliteit van Diepenheim is in dat opzicht vooral de ligging in een cultuurhistorisch waardevol landschap. De relatie tussen het omliggende landschap en Diepenheim is dan ook bijzonder te noemen (zie kaart 2.5). Zo is met de herinrichting van de Grotestraat ook de loop van de Boven-Regge door Diepenheim weer zichtbaar gemaakt. Op deze locatie in het historische hart van 't Stedeke is nog goed de verbondenheid met het buitengebied en Huize Diepenheim en Warmelo zichtbaar. Ook bij Stedekesweide en ten oosten van de Goorseweg en de Wilsonweg is de relatie tussen het buitengebied en het stadje nog goed zichtbaar. Stedekesweide is een parkgebied in ontwikkeling. Het gebied maakt deel uit van het beek- en parklandschap tussen Westerflier en de joodse begraafplaats. Het landschap bestaat ter plaatse uit een es met omliggende houtwallen en historische boerderijen langs de Raadhuisstraat. De es vormt het hart van het parkgebied dat wordt omgeven door een semi-agrarisch overgangsgebied.
Kaart 2.5
Groen- en waterstructuur
In de naoorlogse woonbuurten is de relatie tussen de bebouwde kom en het buitengebied minder helder. Er bestaan nauwelijks doorzichten naar buiten toe. Hoewel de verschillende woonbuurten ruim van opzet zijn, ontbreken herkenbare groenstructuren die vanuit het buitengebied de bebouwde kom inlopen. De enige uitzondering hierop vormt de recent aangelegde Wilsonvijver. Hier is een natuurrijk watergebied ontstaan tussen de Goorseweg en de Haaksbergerstraat in aansluiting op de Nijenhuizerleiding.
18
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
2.6
Nieuwe ontwikkelingen Dit bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Het bestemmingsplan maakt geen (grootschalige) planologische ontwikkelingen mogelijk. Binnen het plangebied zijn twee locaties aanwezig waarop woningen kunnen worden gerealiseerd. In beide gevallen gaat het om bestaande rechten die in het vigerende bestemmingsplan zijn opgenomen. De locatie aan de Ruimersdijk betreft bestaand bouwrecht zoals opgenomen in de vigerende plannen. De locatie aan de Goorseweg kent op basis van het vigerende plan een uit te werken bestemming. In onderhavig bestemmingsplan zijn beide locaties als een uit te werken bestemming opgenomen.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
19
3
B e l e i d
3.1
Inleiding In dit hoofdstuk wordt het ruimtelijke beleid op provinciaal en gemeentelijk niveau belicht. Voor de provincie Overijssel is het op 13 december 2000 vastgestelde Streekplan Overijssel 2000+ richtinggevend.
3.2
Provinciaal beleid Het provinciale beleid is neergelegd in het Streekplan Overijssel 2000+. In dit streekplan is de kern Diepenheim aangeduid als een kleine kern met een gesloten bebouwingscontour. De provincie wil de kwaliteiten van kleine kernen overeind houden. De functie van deze kernen voor de leefbaarheid van het platteland is van groot belang. De kleine kernen zullen in het algemeen een ontwikkeling kunnen doormaken die recht doet aan de eigen behoefte. Deze mogelijkheden zullen overigens niet meer dan bescheiden kunnen zijn. Het in stand houden van het voorzieningenniveau is op de lange termijn in lang niet alle gevallen mogelijk. Voor de beleidsvelden bevolking en woningbouw, werken en voorzieningen geeft de provincie de globale ontwikkelingsmogelijkheden aan. De kleine kernen hebben uitsluitend een lokale huisvestingsfunctie. In eerste
BEVOLKING EN WONING-
instantie moeten de mogelijkheden in de bestaande woningvoorraad worden
BOUW
benut. De uitbreidingsmogelijkheden zijn vooral bedoeld voor specifieke doelgroepen: starters, ouderen en mensen die sociaal-economisch gebonden zijn. Contouren bepalen de uiterste ontwikkelingsmogelijkheden en beschermen zo kwetsbare natuur- en landschapswaarden, evenals het cultureel erfgoed. Uitbreiding van bestaande bedrijven en nieuwbouw voor uit de kern voortko-
WERKEN
mende bedrijvigheid zullen, mits in overeenstemming met de schaal en de omgevingskwaliteiten van de kern, mogelijk zijn. In de kernen kan ook vestiging van bedrijven uit het buitengebied plaatsvinden. Afhankelijk van de aantoonbare behoefte kan worden besloten een bedrijventerrein aan te leggen of uit te breiden.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
21
Door de provincie getrokken rode contour rondom de kern Diepenheim
VOORZIENINGEN
Het beleid is er op gericht het bestaande voorzieningenniveau te handhaven. Van groot belang voor de leefbaarheid van de kleine kernen is de bereikbaarheid per openbaar vervoer.
RUIMTELIJKE BELEID
Diepenheim is gelegen in een waardevol cultuurhistorisch landschap dat overwegend een besloten karakter heeft. Vooral ten oosten en westen van de kern trekken natuur, landschap, cultureel erfgoed en landbouw samen op. Ten noorden en zuiden van de kern is het ruimtelijk beleid meer gericht op alleen landbouw en landschap. De landgoederen en het landschap rondom Diepenheim maken deel uit van een Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Deze PEHS grenst aan de west-, noord- en oostzijde van de bebouwde kom. De PEHS moet leiden tot een ruimtelijk samenhangend, stabiel en duurzaam te behouden ecologisch systeem. In de PEHS geldt een beleid dat is gericht op het handhaven van de rust en het tegengaan van verstoring en versnippering door het weren van grootschalige nieuwe ontwikkelingen. Het gebiedsgerichte beleid voor Zuid-Twente, waartoe Diepenheim behoort, is gericht op het bevorderen van de plattelandseconomie met behoud en ontwikkeling van de 'collectieve waarden' natuur, landschap en cultureel erfgoed, die een basis vormen voor de groei van toerisme en recreatie. Hierbij vervullen landbouw en recreatie een blijvende rol als economische activiteit en beheerder van de groene ruimte. Specifiek wordt vermeld dat voor recreatie en toe-
22
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
risme het kunststadje Diepenheim van belang is. Hier zijn mogelijkheden aanwezig voor het oprichten van kunstobjecten. Diepenheim maakt verder deel uit van een milieubeschermingsgebied en is wateraandachtsgebied in het kader van kwaliteitswater. In deze gebieden worden extra eisen gesteld aan de waterkwaliteit vanuit het belang van de natuur. In het plangebied vinden geen ontwikkelingen plaats waarvoor het provinciaal beleid een direct afwegingskader vormt. De geformuleerde richtlijnen in het provinciaal beleid hebben dan ook geen gevolgen voor de onderhavige herziening.
3.3
Gemeentelijk beleid De gemeente heeft een nieuwe woonvisie opgesteld. De Woonvisie 2008-2012
WOONVISIE
met als ondertitel 'Groeien in kwaliteit' wordt naar verwachting eind 2008 vastgesteld door de raad. Deze woonvisie geeft het beleid weer dat de gemeente de komende jaren samen met andere partijen wil uitvoeren. De woonvisie constateert dat er door vergrijzing een einde komt aan deze periode van geleidelijke bevolkingsgroei in de gemeente. Er komen minder jongeren bij en de groep 55-plussers wordt de komende tijd fors groter. Om te kunnen voldoen aan de groeiende vraag naar geschikte woningen voor ouderen wil de gemeente zorgen voor voldoende nultredenwoningen en (intramurale) zorgwoningen. Daarnaast constateert de woonvisie dat er behoefte is aan woningen voor starters en senioren. Ingezet wordt op hoge kwaliteit van de woningen en de woonomgeving. Hiervoor zijn in de woonvisie enkele richtlijnen opgenomen. Tegelijk met de woonvisie en tegen de achtergrond van de gewenste bevolkingsontwikkeling en kwaliteit heeft de gemeente het gemeentelijke woningbouwprogramma voor de periode van 2008 tot 2015 opgesteld. Het woningbouwprogramma geeft per kern en per project ook inzicht in de verdeling naar sector (huur, koop, kaveluitgifte) en doelgroep (starters, ouderen/zorg, overig). Voor onderhavig bestemmingsplan is de woonvisie niet een direct afwegingsen toetsingskader aangezien het hier om een conserverend bestemmingsplan gaat. Ten behoeve van het verkrijgen van middelen uit het Investeringsbudget Ste-
ISV-GELDEN
delijke Vernieuwing (ISV) heeft de gemeente Hof van Twente een lokale verkenning opgesteld met daarin een beschrijving van de kernen en een benoeming van concrete projecten.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
23
In deze Lokale Verkenning ISV wordt Diepenheim gekenschetst als een kleinschalige kern die is gelegen binnen een landschappelijk zeer waardevolle omgeving met daarin enkele grote landgoedcomplexen. Verder laat de kern zich vooral kenmerken door een hoog kunst- en cultuurgehalte. Diepenheim heeft een bovenlokale functie op het gebied van kunst en cultuur. De kwaliteiten van de kern en zijn directe omgeving bieden tal van aanknopingspunten om deze positie verder uit te bouwen. WELSTANDSNOTA
De Welstandsnota Hof van Twente (december 2007) geeft in hoofdlijnen aan welke beleidsmatige inzet en procedures het gemeentebestuur kiest voor het voeren van een welstandstoezicht. Op basis van een verkenning van de gemeente zijn gebiedsgerichte criteria voor deelgebieden van landschappen en kernen en objectgerichte criteria beschreven. Per deelgebied is aangeduid hoe en waarop het gemeentebestuur bouwplannen gaat toetsen. Er zijn acht deelgebieden voor de kernen te onderscheiden, namelijk, Historische centra, Nieuwe centra, Linten 'aan de weg', Linten 'los op de kavel', Linten 'oud en nieuw', Buurten, Industrie en Bedrijfsterrein. In de kern Diepenheim komen al deze deelgebieden voor, met uitzondering van Nieuwe centra en Industrie. Afhankelijk van de locatie in de kern dient voor het betreffende deelgebied te worden getoetst aan de criteria die betrekking hebben op plaatsing, hoofdvorm, gevel, detaillering en erf.
GEMEENTELIJK MOBILI-
Het verkeersbeleid binnen de gemeente staat beschreven in het Gemeentelijk
TEITSPLAN
Mobiliteitsplan. In dit plan zijn algemene beleidsuitgangspunten geformuleerd ten aanzien van het optimaliseren van de leefbaarheid, verkeersveiligheid en bereikbaarheid. Vervolgens is aandacht besteed aan verkeersveiligheid, leefbaarheid, bereikbaarheid, fietsverkeer en voetgangers, verkeersdeelnemers met een functiebeperking, parkeren, toekomstige wegenstructuur en categorisering en schoolomgevingen. Indien ontwikkelingen plaatsvinden binnen de kern, wordt met betrekking tot ontsluiting en ontsluitingswegen, voetpaden en parkeren aangesloten bij de uitgangspunten zoals die zijn geformuleerd in dit plan. Voor nadere informatie wordt verwezen naar het mobiliteitsplan. Waterplan gemeente Hof van Twente
WATERPLAN
De gemeente Hof van Twente heeft in 2004 het Waterplan gemeente Hof van Twente opgesteld in nauwe samenwerking met het Waterschap Regge en Dinkel en het Waterschap Rijn en IJssel. Het doel van dit waterplan is om de verschillende taakvelden binnen de gemeente en de taken van het waterschap op elkaar af te stemmen. Het plan omvat een beschrijving van de wijze waarop de gemeente wil omgaan met water. Een aantal maatregelen is relevant voor het plangebied.
24
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
Het afkoppelen van verhard oppervlak in bestaand stedelijk gebied. Een on-
MAATREGELEN
derzoek moet uitwijzen of het afkoppelen van ten minste 30% haalbaar is. Deze maatregel hangt nauw samen met het scheiden van (afval)waterstromen. Realisatie van deze maatregel wordt nagestreefd vóór 2010. Daarnaast is een uitgangspunt het creëren van nieuw water en de aanleg van retentie voor het stedelijk gebied. Hiervoor is in de kern Diepenheim een oppervlak van 1 ha nodig. Deze voorziening is inmiddels gerealiseerd in de vorm van een retentievijver ten westen van de eerste fase van de wijk DiepenheimNoord. De gemeente Hof van Twente heeft een milieubeleidsplan opgesteld. Hierin
MILIEUBELEIDSPLAN
staan de doelstellingen geformuleerd die de gemeente, uitgaande van de nulsituatie in 2005, vóór 1 januari 2009 wil bereiken. In het milieubeleidsplan staan drie begrippen centraal. Dat zijn milieukwaliteit, leefbaarheid en duurzaamheid. De gemeente werkt aan duurzaamheid door het in dialoog gaan met interne en externe partijen via af te sluiten convenanten, door het werken met een open planproces met een multidisciplinaire aanpak, door
het
zoeken naar
alternatieven
met een geringere
milieubelasting en door in te spelen op voorzienbare nieuwe beleidsontwikkelingen.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
25
M i l i e u
4
e n
o n d e r z o e k
4.1
Inleiding In deze paragraaf wordt ingegaan op de milieuhygiënische aspecten binnen Diepenheim. In de kern Diepenheim wordt hoofdzakelijk gewoond. Wanneer sprake is van nieuwe ontwikkelingen, moet een aantal milieuaspecten nader worden onderzocht en een aantal onderzoeken worden uitgevoerd. Het betreft hier onder meer de verplichte toetsing aan de Wet geluidhinder, de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem en eventueel de aanwezigheid van nabijgelegen bedrijvigheid. Daarnaast dient aandacht aan de archeologie, water, ecologie en veiligheid te worden besteed. In het kader van dit bestemmingsplan wordt op de volgende milieuaspecten en onderzoeken ingegaan.
4.2
Wegverkeerslawaai In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones. Dit
WET GELUIDHINDER
geldt niet voor wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Binnen de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die aan weerszijden van de weg in acht moet worden genomen 200 m. In Diepenheim is vrijwel de gehele bebouwde kom als 30 km/uur-gebied aangewezen. Het gebied heeft dan ook voornamelijk een verblijfsfunctie. Vormgeving,
gewenst
en
feitelijk
gebruik
van
de
wegen
zijn
daarbij
in
overeenstemming. Alleen voor de route over de Needseweg-WilsonwegGoorseweg (tussen Wilsonweg en komgrens) geldt een 50 km/uur-regime. Deze route maakt deel uit van de provinciale weg en is aangewezen als erftoegangsweg. Voor de Wet geluidhinder is in dit verband dan ook deze route van belang. Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of burgemeester en
NORMEN
wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB. Bij het voorbereiden van een bestemmingsplan of een ruimtelijke onderbouwing die geheel of gedeeltelijke betrekking heeft op grond behorende bij een zone van een weg en waarin geluidsgevoelige bestemmingen kunnen worden gereali-
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
27
seerd, dienen burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek in te stellen. Onderhavig plan is een conserverend plan. Er is geen nieuwbouw van geluidgevoelige bebouwing mogelijk op basis van dit bestemmingsplan. Derhalve is met betrekking tot wegverkeerslawaai geen akoestisch onderzoek nodig.
4.3
Spoorweglawaai Spoorweglawaai is in het kader van dit bestemmingsplan niet aan de orde.
4.4
Luchtverontreiniging ten gevolge van wegverkeer Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van de luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). NSL/NIBM
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. De uitvoeringsregelingen zullen naar verwachting begin 2008 gereed zijn. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen, zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van nibm, moeten nog worden vastgelegd in de AMvB-nibm.
INTERIM-PERIODE
Enerzijds is de wet in werking getreden, anderzijds is nog geen sprake van een definitief vastgesteld NSL. Deze interim-periode zal naar verwachting voor geheel 2008 gelden. Tijdens deze periode geldt dat nieuwe projecten moeten voldoen aan de grenswaarden. Het kabinet is voornemens om gedurende de interim-periode een grens van 1% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 0,4 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate te beschouwen' en deze vast te leggen in de AMvB-nibm. Een verslechtering van de luchtkwaliteit van 1% of minder sluit goed aan bij de uitspraken van de Raad van State. Voor de komende jaren wordt door het Milieu en Natuurplanbureau een daling van de relevante achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4 tot
28
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
0,6 µg/m3 per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid. Uitgaande van het criterium van de Raad van State, dat nieuwe ontwikkelingen niet mogen leiden tot het overschrijden of niet bereiken van de grenswaarden, acht het kabinet projecten die 1% aan de bestaande concentraties toevoegen aanvaardbaar. De reden hiervoor is dat deze 1% binnen een jaar zal worden gecompenseerd door de trendmatige verbetering van de luchtkwaliteit, zodat per saldo geen verslechtering optreedt. Het betreft een conserverend plan. Naar verwachting zal het vaststellen van
BESTEMMINGSPLAN
dit plan geen verslechtering van de luchtkwaliteit van meer dan 1% veroorzaken, waardoor onderzoek naar de luchtkwaliteit verder achterwege kan blijven.
4.5
Bedrijvigheid en milieuzonering (geluid/geur) In en nabij het plangebied komen verschillende functies en bedrijvigheid voor, zoals horeca en lichte bedrijvigheid. Aan de Wilsonweg bevindt zich een brandstoffenverkooppunt, ook van lpg. De vergunning van dit tankstation is zodanig aangepast/gewijzigd dat de verkoop van lpg geen belemmering vormt voor de omgeving. (zie paragraaf 4.10) Er bevindt zich een slachterij van de slager aan de Goorseweg. Hierbij moet worden opgemerkt dat het hier een kleinschalige activiteit betreft, die gebonden is aan de milieuvergunning. Het mengvoederbedrijf aan de Raadhuisstraat is inmiddels opgeheven. Verder maakt het bedrijventerrein Ruimersdijk deel uit van het plangebied. Het betreft een lokaal bedrijventerrein en kent in onderhavig bestemmingsplan een categorie indeling. Op grond hiervan dient ten opzichte van de bedrijvigheid aan de Ruimersdijk tot aan de woningen aan de zuidzijde van de Ruimersdijk een afstand van 30 m te worden aangehouden. De locatie met de uit te werken bestemming ligt voor een gering deel (enkele meters) binnen deze contour. Naast deze locatie bevindt zich een bestaande woning. Het betreft hier een bestaande situatie, er is geen sprake van een rustige woonwijk. Op grond hiervan worden geen belemmeringen verwacht. Er worden geen (grootschalige) planologische ontwikkelingen middels dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt. De bestaande functies en bedrijvigheid in en in de nabijheid van het plangebied vormen dan ook geen belemmering voor deze actualisering, omdat het hier een conserverend plan betreft.
4.6
Water Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening, dienen de centrale overheden in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterpara-
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
29
graaf op te nemen. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding: dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Beleidskader Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid (Vierde Nota Waterhuishouding, Waterbeleid 21e eeuw, Europese Kaderrichtlijn water, Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening en de beleidslijn Ruimte voor de Rivier). De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water, op basis van het Waterbeleid 21e eeuw. Vierde Nota Waterhuishouding De Vierde Nota Waterhuishouding van december 1998 verwoordt het nationale beleid. Een van de speerpunten is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke elementen: -
waterbesparende maatregelen in de woning;
-
het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering;
-
het infiltreren van regenwater in de bodem;
-
het bergen van regenwater in vijvers;
-
herwaardering van watersystemen bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe) woongebieden.
Waterbeleid 21e eeuw Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Deze twee principes zijn de volgende zogenaamde tritsen: -
vasthouden, bergen en afvoeren;
-
schoonhouden, scheiden en zuiveren.
De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en vertraagd afgevoerd. Bij schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden gehouden en als laatste, wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod. PROVINCIAAL BELEID
In het waterhuishoudingsplan van de provincie Overijssel geeft de provincie de hoofdlijnen aan voor het waterbeleid in de komende jaren. -
Water moet zwaarder meewegen bij de keuze van nieuwe en de verbetering van bestaande woon-, werk-, en recreatiegebieden, bij de inrichting van het buitengebied en in het milieubeleid.
30
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
-
De veerkracht van watersystemen moet worden hersteld door de opvangcapaciteit van watergangen te vergroten, de sponswerking van de bodem te bevorderen, ruimte te geven aan het hoofdwatersysteem, wateropvanggebieden in te richten en de beleidslijn Ruimte voor de rivier te volgen.
-
Er worden drie streefbeelden gehanteerd voor het waterbeheer (basis-, belevings- en kwaliteitswater), de kwaliteit en kwantiteit van water worden gemonitord bij blauwe knooppunten en er wordt extra aandacht besteed aan de zogenaamde waterparels.
-
Grondoverlast in steden moet worden opgeheven, rioolstelsels moeten worden verbeterd, de kwaliteit en de inrichting van stedelijk water moeten beter, de waterketen moet duurzaam worden ingericht en er moet worden gezorgd voor een veilige en betrouwbare drinkwatervoorziening.
Een stroomgebiedvisie bestaat uit een ruimtelijke visie op de ontwikkelings-
DE STROOMGEBIEDVISIE
mogelijkheden van functies in het stroomgebied, gebaseerd op principes van
VECHT-ZWARTE WATER
water en ruimtelijke ordening. Bij de principes vanuit water gaat het, zoals gezegd, om niet afwentelen, vasthouden-bergen-afvoeren, schoonhouden, scheiden en saneren. In het Waterbeheerplan 2002-2005 staat het beleid van het Waterschap Regge
BELEID WATERSCHAP
en Dinkel verwoord. In het waterbeheerplan staan de doelstellingen van het waterschap. Het waterschap kiest daarbij voor ruimtelijke, duurzame oplossingen, zowel in tijd als in kwaliteit, waarbij het gedachtegoed van het rapport Waterbeleid 21e eeuw nadrukkelijk is meegenomen. 'Water beheren, ruimte creëren', met deze titel vat het Waterschap Regge en Dinkel de belangrijkste pijler onder zijn Waterbeheerplan 2002-2005 samen. In het waterbeheerplan is een aantal opgaven genoemd die als uitgangspunt dienen voor de bestaande situatie en nieuwe ontwikkeling. Daarnaast is er voor het stedelijk gebied de beleidsnota Stedelijk water relevant. Hierin worden beleidsdoelen, maatregelen en richtlijnen genoemd teneinde knelpunten samenhangend met het stedelijk water op te lossen en in de toekomst te voorkomen. In alle vorengenoemde beleidsdocumenten wordt afkoppelen als maatregel genoemd. Het waterschap heeft dan ook een notitie opgesteld: Afkoppelen/niet aankoppelen. Deze notitie geeft richting aan het afkoppelen van verharde oppervlakken door een kader te stellen, waarbinnen afkoppelen mag plaatsvinden in het beheergebied van het Waterschap Regge en Dinkel. Het beleid van de gemeente Hof van Twente op het gebied van water is weer-
WATERPLAN GEMEENTE
gegeven in Waterplan gemeente Hof van Twente uit 2004. (zie hiervoor hoofd-
HOF VAN TWENTE
stuk 3 Beleid). Dit plan is, zoals aangegeven, opgesteld in nauwe samenwerking met het Waterschap Regge en Dinkel en het Waterschap Rijn en IJssel.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
31
HUIDIGE SITUATIE WATER-
Omdat dit bestemmingsplan Diepenheim bebouwd gebied betreft, wordt inge-
HUISHOUDING
gaan op de functies in het 'stedelijk gebied': wonen en niet-agrarische bedrijven. De eisen die het stedelijk gebied stelt aan het watersysteem komen neer op een goede ontwatering, een gering risico op wateroverlast, een redelijke waterkwaliteit en aantrekkelijk ingerichte watergangen met ruimte voor recreatief gebruik. Verder kan het ruimtebeslag van stedelijke functies worden beperkt door in te zetten op het bebouwen van open plekken, gestapeld bouwen en revitalisering.
WATERINFILTRATIE OF
Door water langer in het gebied vast te houden, worden verdroging en afwen-
-RETENTIE
teling van wateroverlast tegengegaan. Het streven is gericht op het afkoppelen van hemelwater van dakvlakken en oppervlakte-verhardingen. In het kader van het Waterbeleid 21e eeuw betekent dit dat de neerslag die op daken en bestrating valt, niet naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie wordt afgevoerd, maar in de bodem wordt geïnfiltreerd of op het oppervlaktewater wordt geloosd. Bij mogelijk toekomstige ontwikkelingen of bij nieuwe ontwikkelingen in het bestaande gebied bekijkt de gemeente of duurzame maatregelen, zoals afkoppelen en infiltratie mogelijk zijn.
RIOLERING
De gemeente streeft met name bij nieuwe ontwikkelingen naar het aanleggen van een gescheiden rioolstelsel waardoor het afvalwater en het regenwater afzonderlijk worden afgevoerd. Hierdoor wordt tevens een hoger zuiveringsrendement van rioolwater-zuiveringsinstallaties bereikt en wordt de riooloverstortproblematiek verminderd. Bij ingrepen in het bestaande gebied zet de gemeente in op toepassing van duurzame maatregelen binnen de technische mogelijkheden. Bij de herinrichting van de Grotestraat hebben al maatregelen ten behoeve van een gescheiden rioolstelsel plaatsgevonden. Dit zal onder meer ook plaatsvinden aan de Ruimersdijk en de Quantstraat. Dit beleid staat beschreven in het gemeentelijke BasisRioleringsPlan (BRP) waarin voor elk van de kernen capaciteitsverbeteringen worden benoemd.
WATERAANVOER EN
De toekomstige afvoer van water uit het gebied mag niet groter zijn dan de
-AFVOER
huidige afvoer. Voor een toename van de afvoer van water door uitbreiding van verharde oppervlakken dienen dan ook op het terrein zelf waterbeheersingsmogelijkheden te worden gecreëerd. Als in de toekomst sprake is van uitbreiding van verharde vlakken, zet de gemeente in op het toepassen van duurzame waterbeheersingsmogelijkheden, zodat mogelijke problemen niet worden verschoven naar een ander gebied.
DUURZAAM STEDELIJK
In relatie tot duurzaam stedelijk waterbeheer werd destijds bij de inrichting
WATERBEHEER
van de wijken niet expliciet rekening gehouden met de te gebruiken materialen in de te realiseren gebouwen of bouwwerken en verhardingen. Er werd niet gestreefd naar het gebruik van duurzame bouwmaterialen om schoon regenwater in het gebied te conserveren. Mochten in de loop der tijd herstructurering of daar waar mogelijk inbreiding plaatsvinden, dan wordt de nadruk gelegd op
32
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
het gebruik van duurzame bouwmaterialen. Het watersysteem dient dan tevens zo te worden vormgegeven dat geen of tenminste zo weinig mogelijk problemen worden doorgeschoven naar andere tijden, plaatsen of milieucompartimenten. Als er gebruik gaat worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid dan zal in het kader van de betreffende procedure de watertoets voor de betreffende locaties worden uitgevoerd en zal nader overleg met het waterschap worden gevoerd. In Diepenheim wordt op meerdere wijzen inhoud aan het beleid op het gebied
WILSONVIJVER
van duurzaam waterbeheer gegeven. Zo heeft het waterschap samen met Milieudefensie en omwonenden de Stichting Wilsonvijver in het leven geroepen. Binnen de bebouwde kom heeft deze stichting een deel van de Nijenhuizerleiding natuurvriendelijk ingericht. Naast de genoemde maatregelen bestaat er gestructureerd overleg met het
GESTRUCTUREERD OVER-
waterschap. Halfjaarlijks wordt er op ambtelijk niveau overlegd. Op bestuur-
LEG
lijk niveau is dat jaarlijks het geval. Ook de diverse opgestelde en in voorbereiding zijnde plannen en nota's worden in samenwerking met of ter kennisgeving van het waterschap opgesteld. Een voorbeeld hiervan is het Waterdocument Hof van Twente - Haaksbergen. Dit document brengt de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse nauwkeurig in beeld en voorziet zo in de behoefte aan inzicht in de waterhuishoudkundige consequenties van beleidskeuzen.
De particulier beheerde Wilsonvijver, gezien vanaf de Wilsonweg
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
33
4.7
Bodem Voorafgaand aan de afgifte van een bouwvergunning voor een bouwplan zal altijd een bodemonderzoek moeten plaatsvinden. De mate waarin dit moet plaatsvinden wordt bepaald door de bodemkennis van de bouwlocatie, de resultaten van een eventueel bodemsaneringsplan, de ouderdom van de bodeminformatie, de mate van verdachtheid van het terrein en de eerste resultaten van het indicatief bodemonderzoek. Vanwege het conserverende karakter van dit bestemmingsplan is op dit moment een onderzoek naar de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem niet noodzakelijk.
4.8
Archeologie Verdrag van Malta BELEID
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologisch erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde 'veroorzakerprincipe'. Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. De uitgangspunten van het verdrag hebben hun beslag gekregen in de herziene Monumentenwet 19881. Nota Belvedere Aanvullend op het archeologisch beleid is ook de Nota Belvedere (Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, 1999) van belang. Doelstelling van deze nota is het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten van de cultuurhistorisch meest waardevolle gebieden van Nederland, de zogenaamde Belvedere-gebieden. Het plangebied maakt deel uit van het Belvedere-gebied Zuid-Twente. Karakteristiek voor het gebied zijn de relatief gave delen van het kleinschalige kampontginnings- en esdorpenlandschap. Tevens wordt de bijzondere waarde van dit gebied bepaald door de zeer grote concentratie van landgoederen, historische buitenplaatsen en parken die het landschap domineren. Het huis Diepenheim wordt in deze nota specifiek genoemd.
1
Sinds september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) van kracht. Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg zijn vier wetten gewijzigd, waaronder De Monumentenwet 1988.
34
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
35
De fysieke dragers van het gebied zijn hier een afgeleide van. De belangrijkste fysieke dragers zijn: -
de escomplexen en verspreid liggende essen met hoge archeologische
-
de samenhangende kenmerken van het esdorpenlandschap en kampont-
-
de met het esdorpen- en kampontginningslandschap verweven landgoe-
verwachtingswaarde; ginningslandschap; deren en buitenplaatsen zone; -
de textielfabrieken en zouttorens.
Archeologische waarden Archeologische waarden dienen op grond van de inmiddels herziene Monumentenwet 1988 te worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Voor de bekende waarden kan de Archeologische Monumentenkaart (AMK) worden geraadpleegd. Voor de te verwachten waarden wordt gebruikgemaakt van de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De Kaart archeologische waarden bestaat uit AMK (Archeologische Monumentenkaart) en de IKAW (Indicatieve kaart archeologische waarden). AMK
Op de AMK is de waardering van archeologische monumenten weergegeven. Deze waardering is opgesteld door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. Er zijn vier waarderings-categorieën. Binnen het plangebied komt een terrein voor met een AMK die behoort tot de waarderingscategorie 'archeologische betekenis' Voor de betekenis van de waardering van de terreinen wordt verwezen naar de bijlagen.
IKAW
De Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) geeft een beeld van het bodemarchief dat complementair is aan de Archeologische Monumentenkaart. De legenda-eenheden van de kaart geven de trefkans op, of de verwachtingswaarde voor, het aantreffen van archeologische resten in de bodem weer. Zoals aangegeven is het plangebied grotendeels niet gekarteerd. Het omliggende gebied kent een lage, middelhoge en hoge verwachtingswaarde. Er mag van uit worden gegaan dat deze waarden ook gelden voor het plangebied. Vertaling naar het bestemmingsplan Dit bestemmingplan is in essentie een conserverend plan. Uit de kaart archeologische waarden blijkt dat er een terrein in het plangebied voorkomt dat is aangegeven als AMK-terrein. In het bestemmingsplan is dit gebied opgenomen en zijn er nadere regels opgenomen ten behoeve van de bescherming van dit terrein. Het plangebied is deels wel en deels niet gekarteerd. Het gekarteerde gebied bestaat uit delen met een middelhoge en lage verwachtingswaarde op basis van de IKAW. Aangenomen kan worden dat de rest van het plangebied deze waarden ook kent. Dit betekent dat wanneer bodemingrepen worden gepland
36
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
de betreffende initiatiefnemer in principe een inventariserend veldonderzoek moet laten uitvoeren, dan wel advies moet vragen bij de provinciaal archeoloog.
4.9
Ecologie 4 . 9 . 1
Inleiding
Voor het bestemmingsplan is het noodzakelijk te kijken naar het al dan niet voorkomen van eventuele effecten op de Ecologische Hoofdstructuur, speciale beschermingszones en Natuurmonumenten. Tevens dient er een inschatting te worden gemaakt van het voorkomen van door de Flora- en faunawet beschermde soorten, de eventuele overtreding van de verbodsbepalingen en de mogelijkheid daar ontheffing voor te verkrijgen. Het betreft een grotendeels conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat er geen tot weinig planologische ontwikkelingen worden voorzien. 4 . 9 . 2
Beleid
Gebiedsbescherming Natura 2000 is een initiatief in natuurbescherming op Europees niveau om te
NATURA 2000-BELEID
komen tot een netwerk van beschermde natuurgebieden. Deze gebieden bestaan uit de speciale beschermingszones (SBZ's) voor natuurlijke habitatten op grond van de Europese Habitatrichtlijn (1992) en de Vogelrichtlijngebieden aangewezen op grond van de Europese Vogelrichtlijn (1979). De Ecologische Hoofdstructuur is een samenhangend netwerk van bestaande en
ECOLOGISCHE HOOFD-
nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland. Het vormt de
STRUCTUUR
basis voor het natuurbeleid. De Ecologische Hoofdstructuur is opgebouwd uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones. In 1968 is de Natuurbeschermingswet van kracht geworden. Op grond hiervan
NATUURBESCHERMINGS-
zijn natuurgebieden aangewezen als beschermd Natuurmonument (of Staatsna-
WET
tuurmonument). Op deze manier worden kwetsbare of bedreigde natuurgebieden beschermd. Sinds oktober 2005 valt alle gebiedsbescherming onder de Natuurbeschermingswet 1998, met uitzondering van de nog niet definitief aangewezen Habitatrichtlijngebieden.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
37
AANTASTING
Een ruimtelijke ingreep in of een externe activiteit met effecten op beschermde gebieden uit het Natura 2000-beleid en Natuurmonumenten uit de Natuurbeschermingswet mag niet plaatsvinden, tenzij het gaat om dwingende redenen van zwaarwegend maatschappelijk belang. Er moet worden aangetoond dat er geen redelijk alternatief bestaat voor de plannen en dat alle schade wordt gecompenseerd. Daarover moet het bevoegd gezag een beslissingsdossier opbouwen waarvoor de initiatiefnemer de rapportage moet leveren. De Ecologische Hoofdstructuur mag niet worden aangetast. Aantasting wordt alleen verdedigbaar geacht als aantoonbaar is dat het project van groot maatschappelijk belang is. Hier geldt het zogenaamde 'nee-tenzij'-principe. De aantasting moet zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Restschade moet worden gecompenseerd.
INVENTARISATIE EN CON-
Het plangebied behoort niet tot en grenst niet aan een speciale beschermings-
CLUSIE
zone die is aangewezen in het kader van de Vogelrichtlijn of Habitatrichtlijn. De dichtstbijzijnde aangemelde Habitatrichtlijngebieden zijn De Borkeld (circa 8 km) en Teesselinksven (circa 7 km). Het dichtstbijzijnde beschermde Natuurmonument is Weldam bij Goor (ongeveer 2,5 km). Het plangebied wordt aan de west-, noord- en oostkant omgeven door de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Er bestaan geen duidelijke ecologische relaties tussen het bebouwde deel van het plangebied en de speciale beschermingszones of Ecologische Hoofdstructuur. De weilanden aan de rand van het plangebied kunnen als foerageergebied worden gebruikt. De ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan zijn van dusdanige geringe omvang dat negatieve effecten van deze activiteiten op de beschermde gebieden niet zijn te verwachten. De realisering van het bestemmingsplan stuit niet op bezwaren in het kader van een van de richtlijnen of de Natuurbeschermingswet. Soortbescherming
FLORA- EN FAUNAWET
Met ingang van 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. Deze soorten worden opgesomd in de 'lijsten beschermde inheemse planten- en diersoorten'. Deze zorgplicht betekent dat een ontheffing van het verbod op verstoren (of erger) alleen kan worden verleend, als geen afbreuk wordt gedaan aan de goede staat van instandhouding van de soort. Deze voorwaarde geldt voor alle beschermde soorten. De Algemene Maatregel van Bestuur ex artikel 75 van de Flora- en faunawet van 23 februari 2005, kent een driedeling voor het beschermingsniveau van planten- en diersoorten. In een toelichting zijn deze soorten opgenomen in tabellen. Voor soorten uit tabel 1 geldt een ontheffingsregeling van de verboden. Voor soorten uit tabel 2 en voor vogels geldt een ontheffing als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Als niet wordt gewerkt volgens een gedragscode kan voor de soorten uit tabel 2 ontheffing van de verbo-
38
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
den worden verleend als er geen sprake is van economisch gewin en als er zorgvuldig wordt gehandeld. Voor de soorten uit tabel 3 kan bij ruimtelijke ontwikkeling ontheffing worden verleend. Er mag dan geen afbreuk worden gedaan aan de goede staat van instandhouding van de soort en een redelijk alternatief voor de ingreep moet ontbreken. Ook voor ontheffing van het verstoren van vogels gelden deze voorwaarden. Bij Het Natuurloket is (in november 2005) een rapportage opgevraagd van de
BEKENDE GEGEVENS
kilometerhokken rond het plangebied. Hierin staat in welke mate de hokken zijn onderzocht op het voorkomen van elke soortgroep. Ook wordt het aantal waargenomen beschermde soorten en rode lijstsoorten aangegeven, niet het aantal individuen. Een kilometerhok is een hok van 1 km bij 1 km. De Topografische Dienst heeft deze hokken ingevoerd als rasterverdeling van de topografische kaarten van Nederland. Het plangebied valt in de kilometerhokken 234468, 234-469, 235-468, 235-469. -
Het grootste deel van het plangebied valt in kilometerhok 234-468. Binnen het plangebied liggen hier woningen, gebouwen, infrastructuur, groenvoorzieningen, weilanden en diverse watergangen. In het overige deel van het kilometerhok liggen twee landgoederen, weilanden en begraafplaatsen. Het kilometerhok is goed en recent op vaatplanten en broedvogels onderzocht. Het is redelijk onderzocht op dagvlinders en matig op vissen. Het kilometerhok is niet onderzocht op de overige soortengroepen. Verder is uit de gegevens op te maken dat er ten minste zes beschermde soorten voorkomen: vier vaatplanten (drie tabel 1, één tabel 2 of 3), één zoogdier (tabel 3, Habitatrichtlijn), één amfibie (tabel 1); alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd op grond van de Flora- en faunawet. De Habitatrichtlijnsoort betreft waarschijnlijk een vleermuis.
-
In kilometerhok 234-469 (het noordwestelijke deel) zijn binnen het plangebied een sportpark, weilanden, houtwallen, een kleine bosschage en een waterpartij gesitueerd. Hier is de uitbreiding Diepenheim Noord tweede fase gepland. In de rest van het kilometerhok liggen weilanden, wegen, boerderijen, de Leidebeek, de Boven Reggebosschages en houtwallen. Het kilometerhok is goed en recent op vaatplanten onderzocht. Het is matig onderzocht op dagvlinders en libellen en slecht op broedvogels. Het kilometerhok is niet onderzocht op de overige soortengroepen. Verder is uit deze gegevens op te maken dat er ten minste drie beschermde soorten voorkomen, namelijk drie vaatplanten (twee uit tabel 1, één uit tabel 2 of 3); alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd.
-
In kilometerhok 235-468 (het zuidoostelijke deel) zijn binnen het plangebied woningen, gebouwen, een brede watergang en groenvoorzieningen. De rest van het kilometerhok bestaat uit weilanden, bosgebieden en beekjes. Het hok is goed en recent op vaatplanten onderzocht. Het is redelijk onderzocht op amfibieën en matig op zoogdieren, vissen en libellen, slecht op broedvogels. Het kilometerhok is niet onderzocht op de overige soortengroepen. Verder is uit deze gegevens op te maken dat er ten minste 16 beschermde soorten voorkomen, namelijk negen vaatplanten (vijf uit tabel 1, vier uit tabel 2 of 3), twee zoogdieren (tabel 3,
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
39
Habitatrichtlijn), dit zijn waarschijnlijk vleermuizen. Verder zijn er vijf beschermde amfibieën waargenomen (vier uit tabel 1, één uit tabel 3 en de Habitatrichtlijn); alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd. -
In kilometerhok 235-469 (het noordoostelijke deel) liggen binnen het plangebied een klein aantal woningen en gebouwen, sportvelden en weiland. In de rest van het kilometerhok liggen bossen, weilanden, een autoweg en de Diepenheimse Molenbeek. Het kilometerhok is goed en recent op vaatplanten onderzocht. Het is redelijk onderzocht op libellen en matig op zoogdieren en vissen, slecht op broedvogels, amfibieën en dagvlinders. Het kilometerhok is niet onderzocht op de overige soortengroepen. Verder is uit deze gegevens op te maken dat er ten minste zeven beschermde soorten voorkomen, namelijk vier vaatplanten (één uit tabel 1, drie uit tabel 2 of 3), één zoogdier (tabel 2 of 3), één amfibie (tabel 1), één vis (tabel 2 of 3); alle inheemse vogelsoorten zijn beschermd.
INVENTARISATIE EN CON-
Het merendeel van de volgens Het Natuurloket aangetroffen beschermde vaat-
CLUSIE
planten zal voorkomen in de landgoederen en bosgebieden rond het plangebied. Zeker de soorten uit tabel 2 en 3 zijn niet binnen de bebouwde kom en de intensief beheerde weilanden langs de rand van het plangebied te verwachten. Deze soorten groeien in meer specifieke milieus, die niet in de tuinen en intensief beheerde gebieden zijn te vinden. Binnen het plangebied leven de meeste beschermde diersoorten in de groenvoorzieningen, tuinen, watergangen en de weilanden aan de buitenkant van het plangebied. Dit zijn voornamelijk soorten uit tabel 1 (muizen, egel, bruine kikker, et cetera) en vogels. De ontwikkelingen die binnen dit plan mogelijk zijn, vormen geen bedreiging voor de instandhouding van deze soorten. Voor verstoring van de soorten uit tabel 1 geldt een ontheffing. Alle vogelsoorten in het gebied zijn beschermd. Vogelsoorten die al in de bebouwde kom leven, worden niet ernstig verstoord door de ontwikkelingen die binnen het bestemmingsplan mogelijk zijn. Vogels mogen niet in het broedseizoen (15 maart-15 juli) worden verstoord. Waarschijnlijk zijn er zwaar beschermde vleermuiskolonies (tabel 3) aanwezig in de opgaande begroeiing en gebouwen in het plangebied. Zolang deze plaatsen niet worden aangetast, worden deze soorten niet bedreigd. Bij werkzaamheden aan gebouwen en kap van bomen zal nader onderzoek moeten worden gedaan naar de aan- of afwezigheid van kolonies.
4.10
Externe veiligheid INLEIDING
In oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit geeft grenswaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd. Deze grenswaarde wordt uitgedrukt in de kans per jaar dat een persoon, die onafgebro-
40
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
ken en onbeschermd op een plaats buiten een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Onder kwetsbare objecten worden bijvoorbeeld woningen verstaan, terwijl met beperkt kwetsbare objecten wordt gedoeld op bijvoorbeeld kantoren en hotels. De Risicokaart Overijssel is geraadpleegd. Deze risicokaart heeft aangetoond
ONDERZOEK
dat in het plangebied een risicovolle inrichting aanwezig is, het betreft het verkooppunt van brandstoffen inclusief lpg aan de Wilsonweg. De vergunning van dit tankstation is zodanig aangepast dat sprake is van aanvaardbaar risico in het kader van externe veiligheid. Vervoer van gevaarlijke stoffen Voor wegen is in maart 2003 de nieuwe Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen in werking getreden. Dit document geeft per provincie aan langs welke wegvakken een plaatsgebonden risico en/of groepsrisico aanwezig is. Het betreft hier hoofdzakelijk de rijkswegen en provinciale wegen. Deze wegen in en in de directe nabijheid van het plangebied zijn niet opgenomen in de Risicoatlas wegen en vormen zodoende geen knelpunt op het gebied van externe veiligheid. De gemeente wil haar burgers een veilige leefomgeving bieden. Om die ver-
NOTITIE EXTERNE VEILIG-
antwoordelijkheid in te vullen heeft de gemeente het externe veiligheidsbe-
HEID
leid geformuleerd. Bij externe veiligheid gaat om het om de risico's die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich voor rondom risicovolle inrichtingen en transportassen en buisleidingen waarover of waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Met het opstellen van ruimtelijke plannen dient te worden aangesloten met de uitgangspunten die zijn geformuleerd in deze notitie. Met het aanpassen van de vergunning van het lpg-station in het plangebied is hier gevolg aan gegeven. In het kader van veiligheid is eveneens advies gevraagd aan de lokale brandweer en de regionale brandweer. Het plan is voorgelegd aan de lokale brandweer. Zij verwijzen integraal naar
ADVIES BRANDWEER
de notitie Pro-actie bij ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur. Met dit bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij deze notitie, voorzover relevant. Op basis van dit plan zijn geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen mogelijk daarom is het niet noodzakelijk expliciet aandacht te besteden aan bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid. Deze voorzieningen zijn voldoende verzekerd in de huidige situatie. Volgens de informatie van de regionale brandweer is met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen per weg en buisleidingen geen sprake van onaanvaardbaar risico. Binnen of in de nabijheid van het plangebied komen
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
41
geen buisleidingen of wegen voor die relevant zijn. Het transport van nietroute gevaarlijke stoffen waaronder benzine en dieselolie door het plangebied blijft mogelijk, maar aanvullende maatregelen worden niet nodig geacht. In en nabij het plangebied zijn verder geen buisleidingen gelegen die van betekenis zijn voor het aspect externe veiligheid.
Bron: Risicokaart provincie Overijssel (internet)
42
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
5
J u r i d i s c h e
v o r m g e v i n g
5.1
Inleiding Als uitgangspunt voor dit bestemmingsplan is gekozen voor een relatief gede-
UITGANGSPUNTEN
tailleerd plan, maar wel een plan waarin de mate van detail afhangt van de lokale situatie. Voorkomen moet worden dat te gedetailleerd wordt bestemd waar dat niet nodig is. Een zekere mate van globaliteit voorkomt ontheffingsprocedures, maar mag niet leiden tot een zodanig vaag plan dat interpretatieverschillen
ontstaan.
In
feite
betekent
dit
een
keuze
voor
een
bestemmingsplan volgens het mengkraanmodel. Indien mogelijk wil de gemeente een bestemmingsregeling ontwerpen die zo-
JURIDISCHE REGELING
veel mogelijk ruimte biedt voor verandering en aanpassing aan veranderende wensen. Het plan dient flexibel en doelmatig te zijn en dient rechtszekerheid te bieden omtrent de ruimte voor verandering. Daar staat tegenover dat het plan de nodige bescherming moet bieden tegen ontwikkelingen die schadelijk zijn voor anderen. Bescherming tegen een zodanige ontwikkeling wordt samengevat in de term rechtsbescherming. Dit betekent dat in principe aan de gebruiker van gronden en opstallen zoveel mogelijk vrijheden worden gegeven. Deze zijn als recht in het plan geformuleerd. Als in bepaalde gevallen het belang van andere burgers in onevenredige mate kan worden geschaad, geeft het plan als recht meer beperkte mogelijkheden. Voor uitzonderingssituaties biedt het plan ruimere mogelijkheden in de vorm van een 'ontheffingsbevoegdheid' of, voor zwaardere gevallen, een 'wijzigingsbevoegdheid'. In het laatste geval is het vooraf niet volledig mogelijk te bepalen onder welke voorwaarden en in welke situatie deze extra mogelijkheid zal kunnen worden toegepast. De toepassing van de bevoegdheid het plan te wijzigen, betreft over het alge-
WIJZIGINGSBEVOEGDHEID
meen grootschalige veranderingen of gebruiksherzieningen die een zwaardere procedure vereisen. De verandering is in eerste instantie niet in de bestemming ingebakken, maar dient te worden gezien als mogelijkheid waar op voorhand geen nee tegen hoeft te worden gezegd. De wijzigingsbevoegdheid die betrekking heeft op een functie is geformuleerd als een wijziging van de ene bestemming naar de andere (binnen de bestemming bedrijf). Deze zijn automatisch gekoppeld aan de bestemming waarin wordt gewijzigd, behalve in het geval van wijziging in meerdere bestemmingen mogelijk is (dubbelbestemming waarde-archeologie). In het eerstgenoemde
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
43
geval zijn in de wijzigingsbevoegdheid zelf de randvoorwaarden opgesomd waaraan de bij wijziging op te stellen regels voor de nieuwe bestemming moeten voldoen. De wijzigingsbevoegdheid is dan ook door middel van de aanduiding 'Wro-zone wijzigingsgebied' ter plaatse aangeduid. Bij wijzigingsbevoegdheden zal een procedure op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht worden gevoerd. ONTHEFFINGSBEVOEGD-
In de bestemmingen kunnen ontheffingen van zowel de bouw- als de gebruiks-
HEID
regels worden opgenomen. De voorwaarden waaronder toepassing van de ontheffingsregels worden overwogen, dienen objectief te zijn begrensd. In sommige gevallen zal ook bij ontheffingen een procedure op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht worden gevoerd, maar is dit afhankelijk van de belangen die in het geding zijn. Het bestemmingsplan is overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Besluit ruimtelijke ordening vervat in een beschrijving van die bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden aangegeven. De regels moeten worden gelezen in samenhang met de verbeelding (voorheen plankaart). De verbeelding geeft op een zodanige wijze informatie dat hierop kan worden afgelezen waar en hoe er kan worden gebouwd. In de regels wordt deze informatie nader toegelicht, uitgewerkt en juridisch vastgelegd. Het laatste betekent dat de regels uiteindelijk bepalen op welke wijze de informatie in de verbeelding moet worden geïnterpreteerd. Het is dus altijd van belang om de regels te bekijken in samenhang met de verbeelding als er daadwerkelijk gaat worden gebouwd of als andere ontwikkeling worden gepland.
5.2
Algemene uitgangspunten Binnen de gemeente Hof van Twente wordt met standaard regels gewerkt die de basis vormen voor de bestemmingsplannen van de gemeente. De belangrijkste punten uit de standaard zijn hieronder op een rij gezet: -
De bestaande situatie is een belangrijk referentiepunt in de regels. Dit betreft zowel het aantal aanwezige gebouwen als de bestaande inhoud en maten van deze gebouwen. De bestaande situatie is in beeld gebracht door de combinatie van luchtfoto's, inventarisatie en het bouwvergunningarchief.
-
Er is sprake van globale bestemmingen. Binnen deze bestemmingen is in de doeleindenomschrijving alleen aangegeven welk gebruik binnen de desbetreffende bestemming is toegestaan. Binnen de bestemming Woondoeleinden worden bijvoorbeeld zowel de eengezinswoningen als de meergezinswoningen begrepen en vallen ook tuinen, verhardingen en erftoegangswegen onder de woonbestemming.
-
Om de globaliteit van de bestemmingen niet ten koste te laten gaan van de ruimtelijke kwaliteit en de rechtszekerheid is gebruikgemaakt van bouwvlakken. Deze bouwvlakken zijn met name aan de zijde van de
44
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
openbare ruimte gedetailleerd vastgelegd. Bij een inspringende rooilijn zijn de voorgevels in de bouwvlakken zodanig neergelegd dat een eventuele vermindering van open ruimte en toetreding van licht voor naastgelegen panden tot een minimum beperkt blijft. Deze uitgangspunten zijn ook toegepast in het onderhavige bestemmingsplan. De regels zijn afgestemd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) die op 1 juli 2008 in werking zijn getreden. Dit betekent onder andere dat de termen voorschriften en vrijstelling, respectievelijk zijn vervangen door regels en ontheffing. Het Besluit ruimtelijke ordening bevat een aantal onderdelen die verplicht moeten worden overgenomen in de regels van een bestemmingplan. Dit betreft: -
de anti-dubbeltelbepaling;
-
overgangsrecht.
De Wet ruimtelijke ordening bevat een algemeen verbod om de gronden en bebouwing in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Dit hoeft dus niet meer in de regels te worden opgenomen. Hetzelfde geldt voor de strafbepaling. Tevens is de verwachting dat de uitsluiting van de aanvullende werking Bouwverordening onder de nieuwe Wet ruimtelijke ordening zal vervallen. Deze is daarom niet meer opgenomen in de regels2.
5.3
Woongebied Alle bestaande woningen in het plangebied zijn bestemd tot Woongebied. Binnen deze bestemming geven bouwvlakken aan waar mag worden gebouwd. Door middel van een indelingslijn binnen het bouwvlak is de bouwstrook met het hoofdgebouw gescheiden van het erf. Met aanduidingen in het bouwvlak is aangegeven wat de goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage zijn voor de bouwstrook en het achtererf. Als in een bepaalde bouwstrook geen bebouwingspercentage is vermeld op de verbeelding, betekent dit dat deze bouwstrook voor 100% kan worden bebouwd. Bij de bestemming Woongebied heeft een afweging plaatsgevonden tussen het geven van een grotere vrijheid aan de gebruikers van de gronden en het handhaven van de ruimtelijke kwaliteit. Dit heeft, zoals ook in de standaard, geleid tot het opnemen van een ruim bouwvlak om de woningblokken. De bouwvlakken zijn aan de zijde van de openbare ruimte gedetailleerd vastgelegd. Dit ter bescherming van de relatie tussen het bebouwingsbeeld en de openbare ruimte. Aan de achterzijde van de bouwstrook geldt een meer soepel beleid. Hier is
2
De datum hiervan is niet concreet.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
45
de bouwstrook in de meeste gevallen verruimd. De volgende dieptes worden gehanteerd voor de bouwstrook: -
standaard: 12 m;
-
in het geval van kleine ondiepe kavels: 9 m;
-
in het geval van diepe kavels: 15 m.
Daar waar dat vanuit ruimtelijk oogpunt is gewenst, is gekozen voor een bouwvlak per afzonderlijke woning in plaats van een bouwvlak per woningblok. BOUWEN NABIJ DE PER-
In het gebied 3 m uit de zijdelingse perceelgrens is het mogelijk om een, al
CEELSGRENS
dan niet aangebouwd, gebouw op te richten, mits de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan de aanduiding op het bijbehorende achtererf, de afstand tot de voorgevelbouwgrens ten minste 3 m bedraagt en de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1,5 m bedraagt. Deze regels gelden niet voor woningen die aan elkaar zijn gebouwd.
BOUWEN OP HET ACHTER-
Bebouwing tot 3 m op het achtererf is toegestaan, zolang de goot- en bouw-
ERF
hoogten, alsmede het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan ter plaatse in de verbeelding is aangeduid, met dien verstande dat de bebouwde oppervlakte van het achtererf niet meer mag bedragen dan 75 m². Met ontheffing is het mogelijk tot maximaal 150 m² te bebouwen.
BOUWEN BUITEN HET
Dit betreft de bebouwing van het voorerf. Binnen het plan is het bouwen van
BOUWVLAK
een erker op het voorerf toegestaan tot een maximale diepte van 1,5 m en een maximale oppervlakte van 6 m².
BEROEP AAN HUIS
Onder wonen is de uitoefening van het aan huis verbonden beroep mede begrepen. De woning moet wel in overwegende mate haar woonfunctie behouden en een ruimtelijke uitstraling of uitwerking hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie. Voor het beroep aan huis mag ten hoogste 25% van het vloeroppervlak van de woning worden gebruikt met een maximum van 50 m².
5.4
Woongebied – 1 Het gestelde in de vorige paragraaf met betrekking tot de bestemming Woongebied is grotendeels ook van toepassing op de bestemming Woongebied I. De bestemming Woongebied I heeft daarentegen betrekking op de nieuw te realiseren woningen.
46
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
5.5
Woongebied - uit te werken Nieuw te bouwen woningen kunnen met toepassing van een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6 Wro worden gerealiseerd. De bestemming Wonen - uit te werken is daarvoor de geëigende bestemming.
5.6
Bedrijf Een aantal bestaande bedrijven in het plangebied is specifiek bestemd als Bedrijfsdoeleinden. De bestemming Bedrijf dient zodanig te worden ingericht, dat voor nabijgelegen milieugevoelige functies een in milieuhygiënisch opzicht aanvaardbare situatie wordt gecreëerd. Om milieuoverlast voor de nabijgelegen woningen te voorkomen, heeft een nadere zonering van bedrijfsactiviteiten plaatsgevonden door middel van een bedrijvenlijst. De 'Staat van bedrijven' is als bijlage bij de regels opgenomen. Ten opzichte van de basislijst van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft om milieuhygiënische en planologische redenen een nadere inperking plaatsgevonden. Zo is er alleen plaats voor bedrijven tot en met milieucategorie 3.1. Hiervan is sprake op bedrijventerrein Ruimersdijk. Op bestemde Bedrijfsdoeleinden buiten dit bedrijventerrein is alleen de vestiging van bedrijven met milieucategorie 1 en incidenteel 1 en 2 mogelijk. De 'Staat van bedrijven' legt een koppeling tussen de aard van de bedrijven en de ter plaatse acceptabele milieubelasting. De basislijst kent een indeling in milieucategorieën in zes mogelijke klassen. De indeling is afgeleid van de voor dat bedrijf geldende 'grootste afstand' (ten aanzien van de milieufactoren geur, stof, geluid en/of gevaar) tot woonbebouwing: -
categorie 1: grootste afstand 0 of 10 m;
-
categorie 2: grootste afstand 30 m;
-
categorie 3.1: grootste afstand 50 m;
-
categorie 3.2: grootste afstand 100 m;
-
categorie 4.1: grootste afstand 200 m;
-
categorie 4.2: grootste afstand 300 m;
-
categorie 5.1: grootste afstand 500 m;
-
categorie 5.2: grootste afstand 700 m;
-
categorie 5.3: grootste afstand 1.000 m;
-
categorie 6: grootste afstand 1.500 m.
De milieuzonering in dit bestemmingsplan is gebaseerd op de ligging van de bedrijven te midden van woonbebouwing. De toegestane categorieën bedrijven zijn op de verbeelding nader aangeduid.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
47
De maximale goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage zijn per bedrijf of bedrijventerrein ter plaatse aangeduid. Als in een bepaald bouwvlak geen bebouwingspercentage is vermeld, betekent dit dat dit bouwvlak voor 100% kan worden bebouwd. WIJZIGINGSBEVOEGDHEID
Voor één locatie is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met deze bevoegd-
NAAR WOONGEBIED
heid is de als zodanig aangeduide locatie na het duurzaam beëindigen van de bedrijfsactiviteiten te wijzigen in de bestemming Woongebied, mits aan de aanvullende voorwaarden is voldaan.
5.7
Sport Sportpark De Koppel is bestemd als Sport. Binnen deze bestemming is de bouw van ten dienste van de sport staande bouwwerken toegestaan. Hieronder worden verstaan een kantine, kleedgelegenheid, bergruimte en dergelijke. De goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte. Als in het bouwvlak geen bebouwingspercentage is vermeld, betekent dit dat dit bouwvlak voor 100% kan worden bebouwd.
5.8
Agrarische met waarden - landschap Deze bestemming is gerelateerd aan delen van het buitengebied die binnen de bebouwingscontour van de kern Diepenheim zijn gelegen. Het uitoefenen van een agrarisch bedrijf en het behoud en herstel van de op deze gronden voorkomende landschappelijke waarden staan binnen de bestemming centraal. Op deze gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van het agrarisch bedrijf, zoals een schuur, melk- en voederplaatsen en afrasteringen.
5.9
Maatschappelijk Alle bestaande maatschappelijke voorzieningen hebben de bestemming Maatschappelijk gekregen. Er is geen nadere onderverdeling gemaakt in functies, wat de onderlinge uitwisselbaarheid van maatschappelijke voorzieningen ten goede komt. Dit maakt het bij leegstand van gebouwen gemakkelijker een nieuwe bestemming te vinden. Op de locatie van het voormalige gemeentehuis aan het Looiersplantsoen is het zorgcentrum ter plaatse aangeduid als 'wonen'. Daarmee wordt aangegeven dat
48
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
hier naast maatschappelijke functies ook wonen met zorgfuncties is toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage zijn per maatschappelijke voorziening ter plaatse aangeduid. Als in een bepaald bouwvlak geen bebouwingspercentage is vermeld, betekent dit dat dit bouwvlak voor 100% kan worden bebouwd.
5.10
Centrum De Grotestraat kan worden gezien als het centrum van Diepenheim met een klein-stedelijk karakter. Hier komt een veelheid aan functies naast elkaar voor. Om de eenheid van dit gebied als centrum te versterken, wordt hier een verdere concentratie van centrumvoorzieningen voorgestaan. Voor dit doel is de globale bestemming Centrum neergelegd. Binnen deze bestemming vallen detailhandel en dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen, openbare nutsvoorzieningen, verkeer en verblijf, (lichte) horeca en kantoren. Wonen is binnen deze bestemming alleen op de verdieping mogelijk. Bestaande woonfuncties op de begane grond kunnen blijven bestaan. De maximale goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage zijn per bouwvlak ter plaatse aangeduid. Als in een bepaald bouwvlak geen bebouwingspercentage is vermeld, betekent dit dat dit bouwvlak voor 100% kan worden bebouwd. Bedrijvigheid valt niet binnen de bestemming Centrum. In het algemeen wordt milieuhinderlijke bedrijvigheid in de dorpscentra niet wenselijk geacht. Als een (milieuhinderlijk) bedrijf in het centrumgebied is gevestigd, dan wordt, als verplaatsing niet mogelijk blijkt, het desbetreffende bedrijf positief bestemd. In Diepenheim bevindt zich overigens geen milieuhinderlijk bedrijf binnen het centrumgebied. De status van Diepenheim als kunststadje heeft geleid tot expliciet opnemen
KUNST EN CULTUUR
van kleinschalige kunsthandels als onderdeel van detailhandel en dienstverlening. Deze mogen zonder meer in het centrumgebied worden gevestigd. Detailhandel is in het plan gebonden aan een maximum bedrijfsvloeroppervlak
BEDRIJFSVLOEROPPERVLAK
van 200 m². Deze bepaling is opgenomen om de vestiging van in verhouding tot het bebouwingsbeeld, de omgeving en de verkeersveiligheid te grote detailhandelsvestigingen tegen te gaan. Er is een ontheffingsmogelijkheid opgenomen
om
het
bedrijfsvloeroppervlak
te
vergroten
tot
400
m²
per
detailhandelsvestiging.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
49
5.11
Detailhandel Alle detailhandel buiten het centrumgebied is in het plan als Detailhandel bestemd. De detailhandelsfunctie is beperkt tot de begane grond. Op de verdiepingen is wonen mogelijk. Met een aanduiding is aangegeven waar een verkooppunt voor motorbrandstoffen (met lpg) is gevestigd. De maximale goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage zijn per detailhandelsvestiging ter plaatse aangeduid. Als in een bepaald bouwvlak geen bebouwingspercentage is vermeld, betekent dit dat dit bouwvlak voor 100% kan worden bebouwd.
5.12
Horeca De horeca buiten het centrumgebied, is in het plan als Horeca bestemd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen de categorieën I en II. Dit onderscheid is als zodanig ook in de verbeelding terug te vinden. De maximale goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage zijn per horecagelegenheid ter plaatse aangeduid. Als in een bepaald bouwvlak geen bebouwingspercentage is vermeld, betekent dit dat dit bouwvlak voor 100% kan worden bebouwd.
5.13
Verkeer Alleen de belangrijkste doorgaande wegen binnen het plangebied zijn opgenomen in de bestemming Verkeer. De overige wegen vormen voornamelijk verblijfsgebieden en vallen onder de aangrenzende bestemming (hoofdzakelijk Woongebied).
5.14
Bedrijf - openbaar nut Alle nutsvoorzieningen zijn in deze bestemming opgenomen.
5.15
Groen- Groene ruimte Onder deze bestemming is semi-agrarisch gebruik in de vorm van weide en grasland toegestaan. Ook grote open tuinen die niet mogen worden bebouwd, worden hieronder begrepen.
50
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
In tegenstelling tot de hieronder genoemde bestemming Groen, gaat het hier over het algemeen om particuliere gronden met een landschappelijke waarde of andere bijzonder functie. De bestaande bosjes of afschermende beplanting zijn ter plaatse aangeduid als 'landschapswaarden'. Verder is ruimte gereserveerd als overloopgebied voor de afvoer en tijdelijke berging van hemelwater (specifiek aangeduid als 'waterberging').
5.16
Groen De meestal openbare groenelementen die structuurbepalend zijn, zijn bestemd als Groen. De bestemming is ruim van opzet, zodat hierin ook waterlopen en partijen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden kunnen worden opgenomen.
5.17
Water De primaire watergangen en -partijen zijn bestemd als Water. Alle gebiedsbestemmingen (waarin verschillende functies zijn ondergebracht) hebben ook de functie water, waarbij tevens is aangegeven dat opvangbekkens en bijvoorbeeld duikers en dergelijke ook zijn toegestaan op deze plaatsen.
5.18
Waarde - Archeologie Voornamelijk in het centrum is een gebied als Archeologisch waardevol bestemd. Dit is een dubbelbestemming die over andere bestemmingen ligt en daar een extra beschermende regeling op legt. In dit gebied dient een aanlegvergunning te worden aangevraagd voordat in de grond kan worden gegraven, mits deze oppervlakte groter is dan 25 m² en dieper dan 40 cm wordt gegraven. Dit om eventuele archeologische waarden niet te verstoren of te behouden (eventueel doormiddel van opgravingen).
5.19
Waterstaat - Bebouwingsvrij Deze ter plaatse aangeduide zone, met een breedte van 5 m ter weerszijden van de als Water bestemde gronden, houdt een beperking in van bouwmogelijkheden van onderliggende bestemmingen. Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze zonebestemming mogen worden gebouwd. De bedoeling van deze bepaling is om een grondstrook langs de betreffende leggerwaterloop zoveel mogelijk obstakelvrij te houden in verband met onderhoud en beheer van de waterloop door het waterschap.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
51
Via ontheffing kan toch worden gebouwd conform de bouw- en gebruiksregels van de onderliggende bestemming(en), mits vooraf een advies is gevraagd aan de beheerder van de waterloop. Naast de bepalingen ingevolge dit bestemmingsplan blijft op de bedoelde gronden ook de keur van het Waterschap Regge en Dinkel van toepassing. Met de bepalingen van die keur dient rekening te worden gehouden. De keur van het waterschap is gebaseerd op artikel 78 van de Waterschapswet. Ingevolge dat artikel dient het algemeen bestuur een verordening op te stellen die het nodig oordeelt voor de behartiging van de taken die aan het waterschap zijn opgedragen. De keur is een verordening met gebod- en verbodsbepalingen en geldt onafhankelijk van hetgeen met betrekking tot waterlopen in een gemeentelijk bestemmingsplan is geregeld.
5.20
Inleidende regels In de inleidende regels zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op de gehanteerde begrippen en de wijze van meten. Zie hiervoor de artikelen 1 en 2, voorafgaand aan de bestemmingen. In de algemene regels zijn de bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het plan als geheel. Dit betreft onder meer algemene ontheffingsregels, overgangsrecht en de slotregel.
52
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
6
E c o n o m i s c h e u i t v o e r b a a r h e i d
Dit plan heeft in de eerste plaats voornamelijk het doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente. Dit plan is voorbereid onder de oude Wet Ruimtelijke Ordening. Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening van kracht waarin de Grondexploitatiewet is ondergebracht. In het plan worden op twee plaatsen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betreft de bouw van nieuwe woningen middels uitwerking. Het betreft mogelijkheden in echt stedelijk gebied op particuliere grond tussen bestaande bebouwing. Bovengenoemde twee mogelijkheden kunnen worden aangemerkt als bouwplannen in de zin van artikel 6.2.1 van het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening. Er moet daarom op grond van artikel 6.12 van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening worden afgewogen of een exploitatieplan moet worden vastgesteld. In bovengenoemde gevallen gaat het om zeer kleinschalige mogelijkheden die alleen van de grond zullen komen indien de eigenaar van de grond zelf de kosten zal dragen. In het kader van de uitwerking zal afgewogen worden of een exploitatieplan wordt opgesteld.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
53
O v e r l e g
7
e n
i n s p r a a k
Het voorontwerpbestemmingsplan Diepenheim heeft ter inzage gelegen in de periode van 18 januari tot en met 14 februari 2007 en is ten behoeve van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro verzonden naar relevante overheden en instanties. Na de inspraaktermijn is besloten het bestemmingsplan te splitsen. Er is voor gekozen om voor de nieuwbouwlocatie Diepenheim Noord 2 een afzonderlijk bestemmingsplan op te stellen en een afzonderlijke procedure te doorlopen.
7.1
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro In het kader van het overleg is van de volgende instanties een reactie ontvangen: -
Provincie Overijssel;
-
VROM-Inspectie;
-
Het Oversticht;
-
Waterschap Regge en Dinkel;
-
Vitens;
-
NV Nederlandse Gasunie;
-
Hulpverleningsdienst regio Twente/Regionale Brandweer;
-
Lokale Brandweer.
De reacties zijn in de bijlagen van het bestemmingsplan opgenomen. De opmerkingen gemaakt in de overlegreacties, voorzover relevant voor de kern Diepenheim, zijn in dit hoofdstuk behandeld. Voor de opmerkingen en reacties die betrekking hebben op Diepenheim Noord 2 wordt verwezen naar het bestemmingsplan Diepenheim Noord 2.
1.
Provincie Overijssel
Opmerking Verzocht is om voor alle beoogde ontwikkelingen te vermelden in hoeverre milieuzones die ontwikkelingen belemmeren en daar waar binnen een zone gevoelige functies zijn geprojecteerd, een afwijking van geïndiceerde afstanden te motiveren. Reactie De in de opmerking genoemde “beoogde ontwikkelingen” hebben betrekking op plannen die inmiddels met een afzonderlijke procedure planologisch moge-
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
55
lijk zijn gemaakt. Veelal is toepassing gegeven aan artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Een aantal van deze ontwikkelingen is al gerealiseerd. In het kader van de afzonderlijke procedure voor de verschillende ontwikkelingen is onderzoek gedaan naar mogelijke hinder van activiteiten. Ook zijn de andere gebruikelijke onderzoeken uitgevoerd. Deze ontwikkelingen worden niet meer als een nieuwe situatie beschouwd, maar zijn als een huidige situatie in het bestemmingsplan opgenomen.Verder is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen. Opmerking Verzocht is te motiveren dat de aspecten flora en fauna, bodem en archeologie geen belemmering vormen voor de beoogde nieuwe ontwikkelingen. Reactie Verwezen wordt naar de vorige reactie hierboven. Opmerking Uit het luchtkwaliteitonderzoek zal moeten blijken dat naast de autonome groei, ook rekening wordt gehouden met een toename van de verkeersbewegingen als gevolg van de beoogde nieuwe ontwikkelingen en dat ook in 2017 geen normen uit het Besluit luchtkwaliteit 2005 worden overschreden. Reactie De paragraaf luchtkwaliteit is geactualiseerd aan de nieuwe Wet luchtkwaliteit als onderdeel van de Wet milieubeheer. In onderhavig plan zijn geen nieuwe ontwikkelingen meer opgenomen. Opmerking In het kader van externe veiligheid wordt verzocht inzichtelijk te maken hoeveel woningen binnen de genoemde risicocontour liggen en de haalbaarheid van de sanering van het lpg-station aan te tonen. Reactie Voor het bedrijf aan de Wilsonweg is in overleg met de eigenaar een nieuwe ontwerpbeschikking opgesteld. Door een aanpassing van de doorzet van LPG levert de verkoop van LPG geen problemen meer op met betrekking tot de risicicontour in relatie tot de woningen in de directe nabijheid van het bedrijf. Binnenkort zal de definitieve beschikking worden verleend. Opmerking Verzocht wordt om in de toelichting van het bestemmingsplan nader in te gaan op het nieuwe woningbehoeftenonderzoek en de mate waarin de beoogde woningbouw hierop aansluit. Reactie Deze opmerking heeft betrekking op de woningbouw in Diepenheim Noord 2. Wel is het beleid in de toelichting van dit bestemmingsplan geactualiseerd.
56
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
Opmerking Verzocht wordt om de verbeelding zodanig aan te passen dat identieke plandelen geen tweemaal voorkomen. Reactie Digitaal is er geen sprake van het tweemaal voorkomen van identieke plandelen. Op de analoge verbeelding is dit aangepast. Opmerking Verzocht wordt ter verduidelijking een kaartbeeld op te nemen met een overzicht van de nieuwe ontwikkelingslocaties. Reactie Verwezen wordt naar de eerste reactie. Er zijn geen nieuwe ontwikkelingen meer opgenomen in onderhavig bestemmingsplan.
2.
VROM-Inspectie
In het geheel geen opmerkingen.
3.
Het Oversticht
Opmerking In de toelichting wordt terecht opgemerkt dat het historisch centrum 't Stedeke staat aangemerkt als archeologisch monument. Het is een terrein van archeologische waarde. In paragraaf 4.8 wordt dit niet aangegeven. Daarin wordt gesteld dat er geen AMK-terreinen voorkomen. Op de kaart Archeologische Waarden en op de verbeelding ontbreekt dit terrein van archeologische waarde. Reactie In de toelichting is nadere aandacht besteed aan het terrein. Op de verbeelding is het terrein aangegeven en daarmee is een regeling in de regels opgenomen.
4.
Waterschap Regge en Dinkel
Opmerking Verzocht wordt om zowel de in de bijlage (in geel) opgenomen 'Toelichting beleidskader water', als de omschrijving met betrekking tot het beleid van Waterschap Rijn en IJssel, te verwijderen.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
57
Reactie Betreffende tekstonderdelen zijn verwijderd. Opmerking Verzocht wordt om in de doeleindenomschrijving van de bestemmingen Woongebied uit te werken, Detailhandel en Horecadoeleinden op te nemen dat deze gronden zijn bestemd voor water, opdat de regels geen belemmering vormen bij het afkoppelen van hemelwater van het bebouwde oppervlak. Reactie Bij de doeleindenomschrijvingen van de bestemmingen is water opgenomen met de toevoeging dat onder water doeleinden voor afvoer, tijdelijke berging en infiltratie van hemelwater zijn begrepen. Opmerking Aangegeven is welke watergangen in en langs het plangebied lopen. Het betreft watergangen van de legger der wateren van het Waterschap Regge en Dinkel. Voor deze watergangen gelden beschermingszones. Voor ingrepen binnen deze zones dient keurontheffing te worden aangevraagd. Geadviseerd wordt om deze beschermingszones van de watergangen te vrijwaren van obstakels en aanvullende bepalingen op te nemen in het bestemmingsplan. Reactie Op de verbeelding is een zone waterschapsbelang aangegeven. Deze op de verbeelding aangegeven zone, met een breedte van 5 m ter weerszijden van de als 'water' bestemde gronden, houdt een beperking in van bouwmogelijkheden van onderliggende bestemmingen. Naast de bepalingen ingevolge dit bestemmingsplan blijft op de bedoelde gronden ook de keur van het Waterschap Regge en Dinkel van toepassing. Met de bepalingen van die keur dient rekening te worden gehouden. Opmerking Binnen het plangebied is een aantal watergangen niet zichtbaar of deels zichtbaar op de verbeelding. Verzocht wordt om deze watergangen als lijncontouren
op
de
verbeelding
aan
te
geven
en
in
de
betreffende
doeleindenomschrijving op te nemen dat deze gronden mede zijn bestemd voor watergangen. De watergang 20-1-0-4 (Nijenhuizerleiding) is ter hoogte van de Broenshof/Middenstraat en gedeeltelijk langs de Hagen als open water aanwezig. Daarnaast is bij de afstemming over de bouw van appartementen in combinatie met een zorgcentrum aangegeven dat de watergang op deze locatie weer als stedelijk water zichtbaar zal worden gemaakt. Verzocht wordt om deze delen te bestemmen als water. Reactie Binnen de verschillende bestemmingen is bestaand water toegestaan en het aanleggen van water mogelijk. Wanneer contourlijnen worden opgenomen,
58
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
gaat dit ten koste van de leesbaarheid van de verbeelding. Op de ondergrond zijn de waterlopen wel zichtbaar. De exacte situering van de watergang, om stedelijk water zichtbaar te maken, op de locatie van de appartementen is nog niet voldoende concreet om dit op de verbeelding op te nemen. Binnen de bestemmingen is het mogelijk om water aan te leggen. Wij achten dit afdoende geregeld. Al het open water kan worden bestemd als Water, met bijbehorende beschermingszone. Opmerking De woning aan de Lochemseweg 3 ligt binnen het plangebied, maar is niet aangemerkt met een bouwvlak. Reactie Er is een bouwvlak op de verbeelding aangebracht. Opmerking De voormalige Reinwaterkelder aan het Elferink is niet mee bestemd. Gevraagd wordt of deze nog wel binnen het plangebied valt of dat de locatie onder het bestemmingsplan Buitengebied valt. Reactie Deze ligt buiten het plangebied en valt onder het bestemmingsplan Buitengebied.
5.
Vitens
In het geheel geen opmerkingen.
6.
Gasunie
In het geheel geen opmerkingen.
7.
Regionale Brandweer
Opmerking Bij de berekening van het groepsrisico plaatst de hulpverleningsdienst regio Twente de volgende kanttekening. In de huidige situatie wordt uitgegaan dat er gemiddeld 52 personen, uitgaande van enkel woningbouw, in het invloedsgebied aanwezig zijn. De hulpverleningsdienst geeft aan geen onderscheid te kunnen opmaken tussen de aanwezigheid van personen in de dag- en de nachtsituatie. De hoogte van het groepsrisico kan dus lager of hoger uitvallen indien met deze factoren wel rekening wordt gehouden.
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
59
Reactie Voor het bedrijf aan de Wilsonweg is in overleg met de eigenaar een nieuwe ontwerpbeschikking opgesteld. Door een aanpassing van de doorzet van LPG levert de verkoop van LPG geen problemen meer op met betrekking tot de risicocontour in relatie tot de woningen in de directe nabijheid van het bedrijf. Binnenkort zal de definitieve beschikking worden verleend. Opmerking Aangegeven wordt dat er voldoende mogelijkheden voor zelfredzaamheid moeten zijn. In bestaande situaties kan dat bijvoorbeeld door eventueel de parkeermogelijkheden aan te passen. Reactie Het bestemmingsplan biedt planologisch-juridisch de ruimte om eventuele aanpassingen te realiseren. In de huidige situatie is het op dit moment niet noodzakelijk. Opmerking Aangeraden wordt op een rampenbestrijdingsplan op te stellen. Reactie Op korte termijn wordt gestart met het opstellen van dit plan. Opmerking Aangegeven wordt dat rekening moet worden gehouden met de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt aangeraden het aanwezige oppervlaktewater in het gebied zodanig in te richten dat zij te allen tijde geschikt is voor het snel onttrekken en opvangen van grote hoeveelheden bluswater. Reactie In het algemeen wordt hiermee rekening gehouden. Aangezien het hier een conserverend bestemmingsplan betreft en op basis van dit plan geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is niet expliciet aandacht besteed aan bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid. Deze voorzieningen zijn voldoende verzekerd in de huidige situatie. Opmerking Aangegeven wordt dat toekomstige wijzigingen in het plan niet mogen leiden tot een verminderd niveau van veiligheid. Reactie Dit wordt voor kennisgeving aangenomen. Toekomstige wijzigingen zullen separaat worden beoordeeld.
60
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
8.
Lokale Brandweer
Opmerking Aangegeven wordt dat het om een conserverend bestemmingsplan gaat en op basis van dit plan geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. De brandweer heeft geen opmerkingen aangaande bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid. Reactie In het algemeen wordt hiermee rekening gehouden. Aangezien het hier een conserverend bestemmingsplan betreft en op basis van dit plan geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, is niet expliciet aandacht besteed aan bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid. Deze voorzieningen zijn voldoende verzekerd in de huidige situatie.
7.2
Inspraak Op het ter inzage gelegde voorontwerpbestemmingsplan Diepenheim zijn 48 inspraakreacties ontvangen. Van de binnengekomen reacties hebben 31 betrekking op het plangebied Diepenheim. Eén inspraakreactie is inmiddels ingetrokken, zodat er 30 inspraakreacties zijn behandeld. De overige reacties hebben betrekking op Diepenheim Noord 2 en zijn behandeld in het kader van dat bestemmingsplan. Voor de inhoudelijke reactie wordt dan ook verwezen naar het inmiddels door de gemeenteraad vastgestelde bestemmingsplan Diepenheim Noord 2. De binnengekomen reacties zijn, voorzover relevant voor onderhavig bestemmingsplan, in een afzonderlijke inspraaknotitie behandeld (Notitie Inspraak bestemmingsplan Diepenheim).
050.00.03.31.00.toe - Bestemmingsplan Diepenheim - 16 juni 2009
61
B i j l a g e n -
Toelichting archeologische waardering terreinen
-
Toelichting Beleidskader Water
-
Toelichting Besluit externe veiligheid inrichtingen
-
Overlegreacties
Toelichting archeologische waardering terreinen Terreinen van zeer hoge archeologische waarde Het betreft terreinen van nationaal belang die deels wettelijk zijn beschermd of voor bescherming in aanmerking kunnen komen. Op grond van de door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek gehanteerde criteria kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde zijn deze terreinen aangewezen als behoudenswaardig. Terreinen van hoge archeologische waarde Deze archeologische monumenten hebben een lagere score op de criteria kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde dan de terreinen van zeer hoge archeologische waarde. Voor een aantal terreinen geldt echter dat de exacte kwaliteit en omvang van het monument nog niet vaststaat. Op grond van een vervolgonderzoek kan een dergelijk terrein alsnog bij een hogere categorie worden ingedeeld. Een aantal terreinen kan worden geselecteerd met de bedoeling deze voor te dragen voor bescherming op grond van de Monumentenwet. Terreinen van archeologische waarde Dit zijn terreinen die op grond van de door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek gehanteerde criteria kwaliteit, zeldzaamheid en contextwaarde zijn aangewezen als archeologisch waardevol. De archeologische informatie van deze terreinen is veelal aangetast door natuurlijke erosie en/of door grondwerkzaamheden. Toch is niet uit te sluiten dat er nog belangrijke archeologische resten aanwezig kunnen zijn. Terrein van archeologische betekenis Naast de gewaardeerde terreinen bestaat er nog een categorie ongewaardeerde vindplaatsen. Deze zijn op de kaart aangegeven als terreinen van archeologische betekenis. Het betreft terreinen waar op grond van gedane vondsten en/of waarnemingen (meer) archeologische sporen en vondsten kunnen worden verwacht.
Toelichting Beleidskader Water Het kader voor de watertoets is het vigerend beleid (Vierde Nota Waterhuishouding, Waterbeleid 21e eeuw, Europese Kaderrichtlijn water, Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening en de beleidslijn Ruimte voor de Rivier). De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water, op basis van het Waterbeleid 21e eeuw. Vierde Nota Waterhuishouding De Vierde Nota Waterhuishouding van december 1998 verwoordt het nationale beleid. Een van de speerpunten is een duurzaam stedelijk waterbeheer, met als belangrijke elementen: -
waterbesparende maatregelen in de woning;
-
het afkoppelen van verhard oppervlak van de riolering;
-
het infiltreren van regenwater in de bodem;
-
het bergen van regenwater in vijvers;
-
herwaardering van watersystemen bij de ruimtelijke inrichting van (nieuwe) woongebieden.
Waterbeleid 21e eeuw Met het Waterbeleid 21e eeuw wordt ingespeeld op toekomstige ontwikkelingen die hogere eisen stellen aan het waterbeheer. Het gaat hierbij om onder andere klimaatverandering, bodemdaling en zeespiegelrijzing. Het Waterbeleid 21e eeuw heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd. Deze twee principes zijn de volgende zogenaamde tritsen: -
vasthouden, bergen en afvoeren;
-
schoonhouden, scheiden en zuiveren.
De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en vertraagd afgevoerd. Bij schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden gehouden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod. In het waterhuishoudingsplan van de provincie Overijssel geeft de provincie de hoofdlijnen aan voor het waterbeleid in de komende jaren. -
Water moet zwaarder meewegen bij de keuze van nieuwe en de verbetering van bestaande woon-, werk-, en recreatiegebieden, bij de inrichting van het buitengebied en in het milieubeleid.
-
De veerkracht van watersystemen moet worden hersteld door de opvangcapaciteit van watergangen te vergroten, de sponswerking van de bodem te bevorderen, ruimte te geven aan het hoofdwatersysteem, wateropvanggebieden in te richten en de beleidslijn Ruimte voor de rivier te volgen.
PROVINCIAAL BELEID
-
Er worden drie streefbeelden gehanteerd voor het waterbeheer (basis-, belevings- en kwaliteitswater), de waterkwaliteit en -kwantiteit wordt gemonitord bij blauwe knooppunten en er wordt extra aandacht besteed aan de zogenaamde waterparels.
-
Grondwateroverlast in steden moet worden opgeheven, rioolstelsels moeten worden verbeterd, de kwaliteit en de inrichting van stedelijk water moeten beter, de waterketen moet duurzaam worden ingericht en er moet worden gezorgd voor een veilige en betrouwbare drinkwatervoorziening.
DE STROOMGEBIEDVISIE
Een stroomgebiedvisie bestaat uit een ruimtelijke visie op de ontwikkelings-
VECHT-ZWARTE WATER
mogelijkheden van functies in het stroomgebied, gebaseerd op principes van water en ruimtelijke ordening. Bij de principes vanuit water gaat het, zoals gezegd, om niet afwentelen, vasthouden-bergen-afvoeren, schoonhouden, scheiden en saneren. Markelo valt binnen deze gebiedsvisie. In deze visie is het gebied Markelo Oost aangewezen als primair watergebied. Zoals bij het gemeentelijk beleid is beschreven is hier ook invulling aangegeven en is dit gebied als waterbeheersingsgebied op de verbeelding aangeduid.
Toelichting Besluit externe veiligheid inrichtingen Het Besluit externe veiligheid inrichtingen richt zich primair op inrichtingen als bedoeld in de Wet milieubeheer. Deze inrichtingen brengen risico's met zich mee voor de in de omgeving gelegen risicogevoelige objecten. Het besluit onderscheidt twee categorieën risicogevoelige objecten, namelijk kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over de groepen mensen die in het bijzonder moeten worden beschermd en op gegevens, zoals het aantal personen en de verblijfstijd van groepen mensen. Het besluit geeft waarden voor het risico dat toelaatbaar wordt geacht voor deze objecten. Hierbij worden twee vormen van risico's onderscheiden. Allereerst het plaatsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats, waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Dit risico laat zich goed ruimtelijk vertalen, aangezien het om punten gaat waar zich een bepaald risico voordoet. Deze punten kunnen worden verbonden tot een contour. Voor de zogenaamde categoriale inrichtingen, inrichtingen waarbij slechts één stof of categorie van stoffen verantwoordelijk is voor het risico, kan het plaatsgebonden risico eenvoudig worden bepaald. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om LPG, enkelvoudige opslagen, ammoniakopslag en dergelijke. Voor deze inrichtingen is op basis van een ministeriële regeling de plaatsgebonden risicocontour vertaald in een afstand. Bij de niet-categoriale inrichtingen, inrichtingen waarbij niet steeds dezelfde stoffen aanwezig zijn en waarbij stoffen wellicht worden bewerkt, kan geen standaard afstand worden bepaald. De ligging van de plaatsgebonden risicocontour zal hierbij moeten worden bepaald door een risicoanalyse. Voor kwetsbare objecten geldt een harde normstelling in de vorm van een grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt een richtwaarde. De grenswaarde dient altijd en de richtwaarde zoveel mogelijk in acht te worden genomen. Zowel de grens- als de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico zijn bepaald op 10-6 per jaar (1 op de 1.000.000). Voor bestaande kwetsbare objecten mag gedurende drie jaren na de vaststelling van het besluit een grenswaarde van 10-5 per jaar (1 op de 100.000) worden aangehouden en moet uiterlijk op 1 januari 2010 aan de norm van 10-6 worden voldaan. Voor situaties met een te hoog risico geldt bovendien dat tot 2010 de situatie niet mag verslechteren (stand still-beginsel). Indien bijvoorbeeld sprake is van woningen binnen de 10-5-contour, doet zich een acute saneringssituatie voor en zal binnen drie jaren de milieuvergunning moeten worden ingetrokken, aangescherpt of moet de woning zijn gesaneerd.
Aangezien het bij beperkt kwetsbare objecten slechts gaat om een richtwaarde, geldt voor deze objecten geen saneringsverplichting. Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van één ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden, maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico. Ten aanzien hiervan moet een belangenafweging plaatsvinden. De wijze waarop met het groepsrisico moet worden omgegaan, blijkt uit een bij het besluit behorende ministeriële regeling en de in concept beschikbare Handreiking Groepsrisico.
Overlegreacties
1.
Provincie Overijssel
2.
VROM-Inspectie
3.
Het Oversticht
4.
Waterschap Regge en Dinkel
5.
Vitens
6.
NV Nederlandse Gasunie
7.
Regionale Brandweer
8.
Lokale Brandweer
1.
Provincie Overijssel
2.
VROM-Inspectie
3.
Het Oversticht
4.
Waterschap Regge en Dinkel
5.
Vitens
6.
NV Nederlandse Gasunie
7.
Regionale Brandweer
8.
Lokale Brandweer