A fwi j ki nge nb e lei d af wi j ken v an het b est em mi ngs p l an
VAS T G ES T EL D
A fwi j ki nge nb e lei d af wi j ken v an het b est em mi ngs p l an
VAS T G ES T EL D
Inhoud
Beleidsnota over de toepassing van afwijkingsmogelijkheden
voor
(kleine)
ruimtelijke en functionele veranderingen op basis van artikel 2.12 lid 1, sub a, onder 2 Wabo in combinatie met artikel 4 bijlage II Bor
20 juni 2012 Projectnummer 007.00.00.01.00
V o o r w o o r d Bij de evaluatie van de op 21 december 2000 vastgestelde beleidsnota “Vrijstellingenbeleid artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening”, is naar voren gekomen dat door een flink aantal wijzigingen behoefte was aan het actualiseren van deze nota. Deze wijzigingen komen voort uit een aantal wetswijzigingen en verschillende nieuwe inzichten met betrekking tot de erfbebouwingsregelingen. Tevens is uit het dagelijkse gebruik van het vrijstellingenbeleid gebleken dat er (in beperkte mate) verschillen bestaan tussen de bij het vrijstellingenbeleid behorende tekeningen en de tekst. In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) is de vrijstellingsmogelijkheid ex artikel 19, die bestond onder de oude WRO vervallen. Wel is in de Wro een ontheffingsmogelijkheid opgenomen voor gevallen die in artikel 4.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) staan omschreven (ook wel de kruimelgevallen genoemd). Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) en het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) op 1 oktober 2010, is de kruimelgevallenlijst als bedoeld in artikel 4.1.1 Bro opgenomen in de Wabo en het Bor. Het voorliggende beleid dat afwijking van het bestemmingsplan mogelijk maakt (hierna: afwijkingenbeleid) wordt onder meer de basis voor erfbebouwingsregelingen in nieuwe bestemmingsplannen. Daarnaast functioneert het voorliggende afwijkingenbeleid voor gebieden waar nog geen nieuw bestemmingsplan is vastgesteld als afwijkingsbeleid voor de gevallen die in artikel 4 bijlage II Bor staan omschreven. Op deze wijze worden bouw- en gebruiksplannen van gelijke strekking op een eenduidige wijze door de gemeente beoordeeld. In de voorliggende beleidsnota “Afwijking van het bestemmingsplan” staat omschreven hoe het gemeentebestuur de bevoegdheid om afwijking van het bestemmingsplan te verlenen, in de praktijk zal hanteren.
I n h o u d s o p g a v e
1
2
Inleiding
5
1.1
Wat is het doel?
5
1.2
Waar gaat het over?
5
1.3
Wetgeving
5
1.4
Leeswijzer
6
Artikel 4, bijlage II Besluit omgevingsrecht
7
2.1
Begrippen
7
2.2
Algemene toetsingsaspecten
9
2.3
Bijbehorende bouwwerken bij een woning
11
2.3.1
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken (abb)
11
2.3.2
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken (vbb)
15
2.3.3
Aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken (bb)
2.3.4 2.3.5 2.4
voorzijde
18
Bijzondere situaties
24
Aangebouwde of vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een ander gebouw
2.5
17
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de
26
Een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, telecommunicatie, het openbaar vervoer of het trein-, water-, of wegverkeer
26
2.6
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde
26
2.7
Het bouwen van een dakkapel of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw
28
2.8
Dakopbouwen of gelijksoortige uitbreidingen
33
2.9
Het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van
2.10 3
evenementen
37
Dakterrassen en balkons
37
Wanneer afwijking?
39
3.1
Wanneer afwijking?
39
3.2
Inherente afwijkingsbevoegdheid
39
4
Participatie
41
5
Inspraak
43
5.1
Inleiding
43
5.2
Ingekomen inspraakreacties
43
5.2.1
Inspraakreactie 1
43
5.2.2
Inspraakreactie 2
48
007.00.00.01.00
Bijlage
007.00.00.01.00
I n l e i d i n g
1.1
1
Wat is het doel? Wat is het doel van het voorliggende afwijkingenbeleid? Dit doel is meerledig:
1.
vervanging en actualisering van het bestaande vrijstellingenbeleid artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening;
2.
helderheid geven over het gebruik van de bevoegdheid om in afwijking van de in het bestemmingsplan gegeven regels medewerking te verlenen aan ruimtelijke of functionele veranderingen van relatief beperkte planologische betekenis (de zogenoemde kruimelgevallen);
3.
voor die gebieden waar nog geen actueel bestemmingsplan van kracht is flexibiliteit bieden om met een eenvoudige procedure te komen tot (kleine) ruimtelijke of functionele veranderingen.
Bij dit afwijkingenbeleid is het bieden van flexibiliteit van belang, maar toetssteen is altijd de ruimtelijke, functionele en milieukundige inpasbaarheid van de aanvraag.
1.2
Waar gaat het over? Aan de orde komen onder meer de erfbebouwingsregeling en regeling voor andere bouwwerken bij woonfuncties en bij niet woonfuncties, dakkapellen
en
-opbouwen,
openbare
nutsgebouwtjes,
antenne-
installaties en het gebruik van terreinen ten behoeve van evenementen. Wat betreft de ‘Wijze van meten’ wordt aangesloten bij de meetvoorschriften uit het geldende bestemmingsplan.
1.3
Wetgeving In de Wet ruimtelijke ordening is een afwijkingsmogelijkheid in artikel 3.23 Wro opgenomen. Dit artikel biedt het college van B&W de mogelijkheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan in de gevallen zoals genoemd in artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 2 in samenhang met artikel 4 bijlage II Bor.
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
5
Als een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan moet de gemeente de omgevingsvergunning weigeren. Wel impliceert een aanvraag in strijd met het bestemmingsplan tevens een verzoek om afwijking van het bestemmingsplan door middel van het afgeven van een omgevingsvergunning. De gemeente dient vervolgens te motiveren of wel of geen omgevingsvergunning in artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 2 Wabo wordt verleend. Dit zal gebeuren aan de hand van de voorliggende notitie. Bij een eventuele wetswijziging blijft het voorliggende beleid onverkort van toepassing.
1.4
Leeswijzer In deze nota passeren afwijkingsmogelijkheden zoals opgenomen in de kruimelgevallenregeling de revue. Dit gebeurt in hoofdstuk 2. De afwijkingsmogelijkheden zijn geïllustreerd met afbeeldingen. Deze afbeelding zijn op de schaal 1:500, tenzij anders vermeld. Hoofdstuk 3 gaat over de toepassing van het afwijkingenbeleid. Wanneer leidt dit tot een positief besluit over een aanvraag en wanneer niet? En zijn er ook uitzonderingen mogelijk? Hoofdstuk 4 behandelt de mogelijkheden voor participatie bij de totstandkoming van de voorliggende notitie. In hoofdstuk 5 is een samenvatting en beantwoording van de ingekomen inspraakreacties opgenomen.
6
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
A r t i k e l b i j l a g e s l u i t
I I
2
4 ,
B e -
o m g e v i n g s r e c h t
2.1
Begrippen In aansluiting op het bestaande begrippenkader zoals dat is neergelegd in de bestemmingsplannen van de gemeente Alkmaar, wordt voor het voorliggende afwijkingenbeleid het volgende begrippenkader gehanteerd: aan- of uitbouw: een onderdeel van een hoofdgebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; achtererfgebied: erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw; bijbehorend bouwwerk: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel meteen zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak; bijgebouw: een gebouw dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw; bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; bouwperceelgrens: een grens van een bouwperceel;
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
7
Vervolg 2.1 Begrippen bouwvlak: een geometrisch bepaalde vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; dakopbouw: het door een gevel of nokverhoging vergroten van een bestaande ruimte welke leidt tot een wijziging van de vorm en het profiel van het dak; dakkapel: een uitbouw binnen het dakvlak van een gebouw met kapconstructie welke uitbouw doorgaans geen wijziging van de vorm en het profiel van het dak veroorzaakt; gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; hoofdgebouw: een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; ligplaats: een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een woonschip/drijvende woning of vaartuig; mantelzorg: het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband; openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
8
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
Vervolg 2.1 Begrippen overtuin: een tuin behorende bij een hoofdgebouw maar van het bouwperceel van dit hoofdgebouw gescheiden door een tussenliggend openbaar pad of weg; samenhangend bouwblok: een geheel van geschakelde gebouwen die samen een eenheid/blok vormen doordat de gebouwen op enige manier, zoals door architectuur, situering of massa, aan elkaar verwant zijn; steiger: een aan de oever en boven het water gebouwde constructie, oorspronkelijk bedoeld voor de aanleg van een vaartuig; SVBP 2008; Standaard vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008; woning: een zelfstandige woonruimte, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden; woonschip/drijvende woning: een zich op het water bevindend object, dat voortdurend dienst als woning; zijerf: gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het hoofdgebouw is gelegen.
2.2
Algemene toetsingsaspecten Bij alle verzoeken om afwijking vindt een afweging plaats op functioneel en ruimtelijk gebied. Daarbij gelden de hierna volgende algemene zaken. Functionele aspecten -
Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de bezonning, privacy en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
-
Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de verkeers- en sociale veiligheid.
-
Voor wat betreft het parkeren wordt aansluiting gezocht bij het gemeentelijke parkeerbeleid.
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
9
Vervolg 2.2 Algemene toetsingsaspecten Ruimtelijke aspecten -
Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het straaten bebouwingsbeeld.
-
Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de beleving van groen en water.
-
Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de bouwvorm en/of beleving van beeldbepalende panden.
ONDERBOUWING
Het hiervoor gegeven afwijkingsbeleid is gericht op de ondergeschiktheid van bijgebouwde bouwwerken ten opzichte van het hoofdgebouw. Dit komt tot uiting in de situerings- en maatvoeringsvereisten. Tevens is het afwijkingsbeleid gericht op het behoud van een zekere onbebouwde zone op het erf, dit om te vergaande verstening te voorkomen. Bijzondere aandacht wordt besteed aan het beeld vanaf het openbaar toegankelijk gebied. Om deze reden zijn afstandsnormen aangegeven voor afstanden tot als openbaar toegankelijk gebied aan te merken wegen, afstandsnormen voor het bouwen aan als openbaar toegankelijk gebied aan te merken water (vanwege de beleving van het water met oevers om te voorkomen dat harde overgangen van bebouwing naar water ontstaan). De eisen ten aanzien van het onbebouwd blijven van delen van aan de als openbaar toegankelijk gebied aan te merken weg, als openbaar toegankelijk gebied aan te merken water of als openbaar toegankelijk gebied aan te merken groen gelegen bijgebouwde bouwwerken worden gesteld om een ruimtelijke en sociale verbinding tussen erven en openbare gebieden mogelijk te houden.
10
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
2.3
Bijbehorende bouwwerken bij een woning 2 . 3 . 1
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken (abb)
In de volgende gevallen en onder de volgende voorwaarden de afwijkingsmogelijkheid voor bijbehorende bouwwerken bij een woning gebruiken: a.
een bijgebouwd bouwwerk moet minimaal 3 meter achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw zijn gelegen; indien langs een straatzijde alle bijgebouwde bouwwerken bij realisering op een vaste afstand achterwaarts zijn teruggerooid met het oog op het aan het zicht onttrekken van het parkeren op eigen erf, dan dient bij deze maat aangesloten te worden;
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
11
Vervolg 2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een woning – 2.3.1 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken (abb) b.
de vrije ruimte tussen een als openbaar toegankelijk gebied aan te merken weg en een te realiseren bijgebouwd bouwwerk moet minimaal 1 meter bedragen, indien mogelijk aansluiten bij binnen het straatbeeld voorkomende rooilijnen;
c.
aan maximaal één zijgevel van het hoofdgebouw mag een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een aan- of uitbouw worden opgericht;
12
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
Vervolg 2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een woning – 2.3.1 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken (abb) d.
de breedte van het bijgebouwde bouwwerk mag aan de zijkant maximaal 3 meter bedragen en de diepte daarvan ten opzichte van de achtergevel mag niet meer dan 3 meter bedragen, waarbij wordt uitgegaan van de oorspronkelijke zij- en achtergevel van het hoofdgebouw:
e.
in afwijking van het gestelde onder d, mag een maximale breedte dan wel diepte van 4,5 meter worden gerealiseerd;
1. mits deze uitbreiding op een minimale afstand van 2 meter van de erfgrens wordt gerealiseerd en dat er tussen de aanof uitbouw of het bijgebouw en de achterste perceelgrens ten minste 10 meter onbebouwd over dient te blijven; 2. tevens mag de breedte van de uitbreiding aan de zijgevel niet breder zijn dan 50% van de breedte van de woning.
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
13
Vervolg 2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een woning – 2.3.1 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken (abb) f.
indien door realisatie zowel een bijgebouwd bouwwerk aan de zijgevel als een bijgebouwd bouwwerk aan de achterzijde ontstaat, dan mag de tussenliggende ruimte tevens bebouwd worden met dien verstande dat:
1. de diepte niet meer bedraagt dan de diepte van de aanbouw aan de achterzijde; 2. de breedte niet meer bedraagt dan de breedte van de aanbouw aan de zijgevel;
g.
een aangebouwd bijbehorend bouwwerk: 1. dient
afgestemd
te
zijn
op
de
basisvorm
van
het
hoofdvolume; 2. heeft een goothoogte en/of boeihoogte die niet hoger is dan 0,30 meter boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning; 3. heeft een maximale nokhoogte van 4,5 meter;
14
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
2 . 3 . 2
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken (vbb)
h.
de vrije ruimte tussen als openbaar toegankelijk gebied aan te merken water en een te realiseren vrijstaand bijgebouwd bouwwerk moet minimaal 3 meter bedragen; indien alle bijgebouwde bouwwerken bij realisering op een vaste afstand achterwaarts zijn teruggerooid, dan dient bij deze maat aangesloten te worden;
i.
indien de achterste perceelgrens grenst aan als openbaar toegankelijk gebied aan te merken groen of aan een als openbaar toegankelijk gebied aan te merken weg dient minimaal 1/3 aaneengesloten deel van de achterzijde van het perceel, dan wel de toegestane rooilijn tot het als openbaar toegankelijk gebied aan te merken groen of de als openbaar toegankelijk gebied aan te merken weg, onbebouwd te blijven;
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
15
Vervolg 2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een woning – 2.3.2 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken (vbb) j.
een vrijstaand bijgebouw: 1. dient
afgestemd
te
zijn
op
de
basisvorm
van
het
hoofdvolume; 2. heeft een maximale goothoogte en/of boeihoogte van 3 meter; 3. heeft een maximale nokhoogte van 3 meter, met afwijking tot maximaal 4.5 meter (indien woon- en leefklimaat buren, waaronder bezonning, niet onevenredig wordt benadeeld).
16
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
2 . 3 . 3
Aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken
k.
(bb)
van het gedeelte van het erf (exclusief het hoofdgebouw), dat:
-
3 meter achter de voorgevelrooilijn is gelegen; of achter een andere vaste, bij de realisering van de bestaande bijgebouwde bouwwerken ontstane afstand, is gelegen (exclusief het hoofdgebouw);
mag maximaal 50% met bijgebouwde bouwwerken worden bebouwd tot een maximum van 50 m2, met dien verstande dat 5 meter van de diepte van de achtertuin over de volle breedte onbebouwd moet blijven;
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
17
Vervolg 2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een woning – 2.3.3 Aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken (bb) l.
in afwijking van het bepaalde onder k mag bij een erf met een grootte van minimaal 600 m2 (exclusief het hoofdgebouw), het onder i bedoelde gedeelte van het erf voor 50% worden bebouwd, tot een maximum van 75 m², met dien verstande dat 5 meter van de diepte van de achtertuin over de volle breedte onbebouwd moet blijven;
2 . 3 . 4
Aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorzijde
In deze paragraaf betreft het afwijkingsmogelijkheden voor: a.
een luifel boven de voordeur;
b.
een erker;
c.
een erker of omkraging aan één zijkant binnen het gebied waar geen bijgebouwde bouwwerken zijn toegestaan;
d.
het vergroten van een aangebouwd schuurtje in de voortuin richting voorste perceelsgrens;
e.
het volbouwen van de ruimte tussen de voorgevel van de woning en het losse schuurtje aan de voorste perceelsgrens al dan niet in samenhang met het vergroten van de entree;
Afwijking is mogelijk indien wordt voldaan aan de hierna volgende voorwaarden.
18
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
Vervolg 2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een woning – 2.3.4 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorzijde Een luifel boven de voordeur (a) -
De luifel wordt aangebracht aan de oorspronkelijke voorgevel.
-
De maximale breedte 1/3 van de gevel van de woning bedraagt en de maximale diepte 1,50 meter.
-
Tevens dient men minimaal 1 meter uit de voorste perceelsgrens te blijven.
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
19
Vervolg 2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een woning – 2.3.4 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorzijde Een erker (b) -
Een erker mag maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van de woning bedragen met een maximale diepte van 1.50 meter.
-
Tevens dient men minimaal 1 meter uit de voorste perceelsgrens te blijven.
-
De goothoogte en/of boeihoogte mag niet hoger zijn dan 0,30 meter boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning en schuin aankappen aan het hoofdgebouw mag tot maximaal 3.50 meter.
20
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
Vervolg 2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een woning – 2.3.4 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorzijde Een erker of omkraging aan één zijk ant binnen het gebied
waar
geen
bijgebouwde
bouwwerken
zijn
toegestaan (c) -
Aan de zijkant mag de diepte maximaal 1.50 meter ten opzichte van de zijgevel bedragen.
-
De afstand tot de zijdelingse perceelsgrens is ten minste 1 meter.
-
Indien door realisatie zowel een erker aan de voorzijde als een erker aan de zijgevel ontstaat, dan mag de tussenliggende ruimte tevens bebouwd worden met dien verstande dat: 1. de diepte niet meer bedraagt dan de diepte van de erker aan de voorzijde, met een maximum van 1,50 meter; 2. de breedte niet meer bedraagt dan de breedte van de erker aan de zijgevel, met een maximum van 1,50 meter.
De goothoogte en/of boeihoogte van een erker/omkraging mag niet hoger zijn dan 0,30 m boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning. Schuin aankappen aan het hoofdgebouw mag tot maximaal 3.50 meter. Tevens moet het de uitstraling hebben van een erker. Een erker kent in hoofdzaak een transparant karakter en bestaat grotendeels uit kozijnen en glas.
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
21
Vervolg 2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een woning – 2.3.4 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorzijde Het vergroten van een aangebouwd schuurtje in de voortuin richting voorste perceelsgrens (d) -
Alleen toegestaan bij van oorsprong, dus bij de bouw gerealiseerde schuren. De maximale diepte vanaf de voorgevel bedraagt 5 meter. Tevens dient men minimaal 1 meter uit de voorste perceelsgrens te blijven.
-
De goot- en bouwhoogte mogen maximaal de goot- en bouwhoogte bedragen van de aan- of uitbouw waaraan gebouwd wordt.
-
De breedte mag niet meer dan de breedte van de bestaande berging bedragen.
22
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
Vervolg 2.3 Bijbehorende bouwwerken bij een woning – 2.3.4 Aangebouwde bijbehorende bouwwerken aan de voorzijde Het volbouwen van de ruimte tussen de voorgevel van de woning en een losstaand bijbehorend bou wwerk aan de voorste perceelsgrens al dan niet in samenhang met het vergroten van de entree (e) -
Alleen toegestaan bij van oorsprong, dus bij de bouw gerealiseerd, in de tuin opgerichte bijbehorende bouwwerken. De maximale diepte vanaf de voorgevel tot de reeds bestaande bijbehorende bouwwerken in de bedraagt inclusief de bestaande bijbehorende bouwwerken 5 meter, tenzij deze diepte in de bij bouw gerealiseerde situatie al dieper is.
-
De goothoogte en/of boeihoogte mag niet hoger zijn dan 0,30 m boven de vloer van de eerste bouwlaag van de woning; de breedte niet meer dan de breedte van het bestaande bijbehorend bouwwerk.
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
23
2 . 3 . 5
Bijzondere situaties
Overtuinen In de bijzondere situatie van overtuinen is de onder a t/m l gegeven regeling niet zonder meer toepasbaar. De situatie van overtuinen is dermate uniek dat voor deze situatie per geval een afweging zal moeten worden gemaakt met behulp van de in het begin van dit hoofdstuk gegeven algemene criteria. Mantelzorg In de bijzondere situatie van een aanvraag die verband houdt met het aanbouwen van een unit aan de achterzijde van een woning uit het oogpunt van mantelzorg geldt het volgende. Deze units zijn realiseerbaar mits: -
het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitende terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd en dat de oppervlakte die op grond van het geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt met meer dan 50% wordt overschreden.
Onder mantelzorg wordt verstaan: het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband. De term ‘aansluitend terrein’ moet op grond van jurisprudentie van de Raad van State worden uitgelegd als het terrein dat volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt. Als het bestemmingsplan op een terrein geen bebouwing toestaat, kan geen gebruik worden gemaakt van de regeling voor mantelzorg. Vanwege het maatschappelijke belang van dit soort aanvragen geldt voor deze situaties dat afwijking kan worden verleend voor een bijgebouwd bouwwerk mits: -
voldaan wordt aan de bepalingen onder a t/m k met uitzondering van de diepte ten opzichte van de achtergevel die ten hoogste 7,5 meter mag bedragen en met uitzondering van de voorwaarde dat 5 meter van de diepte van de achtertuin over de volle breedte onbebouwd moet blijven;
-
er een medische indicatie is voor de noodzaak van zorg.
De omgevingsvergunning is zaaksgebonden en niet persoonsgebonden. De afwijking wordt dan ook verleend aan de diegene die het project uitvoert. Zij vervalt zodra de medische indicatie door herstel, verhuizing of overlijden niet actueel meer is. Bij de eerstvolgende bestemmingsplanherziening wordt dan ook uitgegaan van een situatie waarbij geen afwijking is toegestaan.
24
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
Ten aanzien van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie wordt opgemerkt dat de Verordening in relatie tot mantelzorg alleen regels voor agrarische bouwpercelen bevat. Bij het toepassen van de afwijkingsmogelijkheid zal tevens rekening moeten worden gehouden met de voorwaarden voor zorgfuncties als bedoeld in de Verordening.
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
25
2.4
Aangebouwde of vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een ander gebouw Het betreft alle gebouwen die een andere functie dan een woonfunctie hebben: zoals onder meer detailhandel, kantoor, bedrijf, horeca, scholen, musea, et cetera. Deze functies komen vrijwel in alle wijken van Alkmaar voor en zijn zeer divers qua grootte, vorm en locatie. Gelet op deze diversiteit is hier geen algemeen beleid voor te formuleren. Middels een gemotiveerde belangenafweging zal elk verzoek afzonderlijk beoordeeld worden met behulp van de in paragraaf 2.2 genoemde algemene toetsingsaspecten.
2.5
Een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening, telecommunicatie, het openbaar vervoer of het trein-, water-, of wegverkeer Deze bevoegdheid kan gebruikt worden, met behulp van de in paragraaf 2.2 genoemde algemene afwegingscriteria. Dit zijn algemene afwegingscriteria en daarom ook niet uitputtend bedoeld. In het specifieke geval zal worden beoordeeld welke aanvullende criteria van toepassing zijn. bij aanvullende criteria valt onder meer te denken aan archeologiebeleid en de gevolgen op het gebied van mogelijk aantasting van natuurwaarden.
2.6
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde Er is geen aanleiding om voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, afwijkingenbeleid te maken omdat deze grotendeels omgevingsvergunningvrij zijn. Voor andere bouwwerken op woonpercelen bij monumenten of in beschermde stadsgezichten geldt dat het omgevingsvergunningvrije bouwen door het Bor beperkt is, doch niet uitgesloten. Voor andere bouwwerken in de vorm van steigers en voor reclameuitingen bestaan de hierna volgende uitgangspunten.
26
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
Vervolg 2.6 Een bouwwerk, geen gebouw zijnde - steigers Steigers Het hierna gegeven beleid dient met name om aanvragen voor steigers
ONDERBOUWING
bij de woonfunctie te kunnen accommoderen zonder dat een willekeur aan bouwwerken in verschillende richtingen langs de waterrand ontstaat. Ook blijft de visuele beleving van het water en de eventuele gebruiksfuncties gekoppeld aan het water beter intact indien steigers in de lengterichting van de oevers worden geplaatst. Voor zover het een afwijkingsverzoek voor steigers betreft aangrenzend aan een woonperceel en ten behoeve van de hier gesitueerde woonfunctie, dan kan deze worden gebruikt onder de volgende aanvullende criteria: -
Indien het perceel aan meerdere zijden grenst aan het water is slechts aan een zijde daarvan een steiger toegestaan.
-
De breedte van een steiger mag niet meer bedragen dan 2/3 van de strekkende lengte van de betreffende perceelgrens die grenst aan het water, met dien verstande dat minimaal 1 meter afstand moet worden bewaard tot de zijdelingse erfgrens.
-
Een steiger mag niet hoger worden uitgevoerd dan 0,5 meter boven het gemiddelde waterpeil en niet hoger worden uitgevoerd dan het aansluitende perceel.
-
De diepte van een steiger wordt loodrecht gemeten op de achterste perceelgrens van het aansluitende perceel, niet meer dan 1 meter op gemeentelijke eigendom.
-
Eventuele palen of andere soortgelijke (draag)constructiedelen die deel uitmaken van de steiger mogen ook niet meer dan 1 meter loodrecht gemeten vanaf de achterzijde die grenst aan het water worden geplaatst.
-
In alle gevallen dient de doorvaarbaarheid van het water gewaarborgd te blijven.
Schaal 1:250
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
27
Vervolg 2.6 Een bouwwerk, geen gebouw zijnde – Steigers Het is niet toegestaan om schuttingen, hekwerken, balustrades en/of daaraan gelijk te stellen bouwwerken op de steiger te plaatsen. Ook mag de steiger niet worden aangewend als opstelplaats voor overkappingen, tuinhuisjes, tenten, pergola's of andere daaraan gelijk te stellen bouwwerken of (onder)delen daarvan. De steiger dient de mogelijkheden voor het (recreatief) gebruik van het water voor de bewoners van de woning op het aangrenzende perceel aan te vullen, zonder afbreuk te doen aan de plaatselijke woon- en leefomgeving. De steiger mag om die reden niet worden aangewend om woonschepen/drijvende woningen of vaartuigen, met uitzondering van open vaartuigen van geringe afmetingen (bootjes) voor persoonlijk gebruik, aan te leggen.
2.7
Het bouwen van een dakkapel of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw In artikel 4 lid 4 bijlage II Bor is aangegeven dat deze uitbreiding van gebouwen in aanmerking komen voor toepassing van artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 2 Wabo. Dakkapellen op een achterdakvlak of een niet naar het openbaar
toegankelijk gebied gekeerd zijda k-
vlak In het omgevingsvergunningvrije bouwen is al de mogelijkheid opgenomen om omgevingsvergunningvrij een dakkapel te realiseren in het achterdakvlak of een niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak. Het afwijkingenbeleid biedt, ten opzichte van de vergunningsvrije mogelijkheden, ruimere mogelijkheden voor dakkapellen en biedt tevens mogelijkheden voor dakkapellen in beschermde stads- en dorpsgezichten en (voorgedragen) rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten. De bevoegdheden kunnen gebruikt worden, voor zover de dakkapellen zijn gelegen in achterdakvlakken en zijdakvlakken, die niet grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied (openbare weg, openbaar groen of openbaar water).
28
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
Vervolg 2.7 Het bouwen van een dakkapel of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw - Dakkapellen op een achterdakvlak of een niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak Ten aanzien van de mogelijkheden tot het realiseren van grotere dakka-
RUIMERE MOGELIJKHEDEN
pellen en het realiseren van dakkapellen met een kap gelden de volgen-
ACHTERDAKVLAK OF EEN
de voorwaarden:
TOEGANKELIJK GEBIED
-
de dakkapel is voorzien van een plat dak of heeft, bij een dakhel-
NIET NAAR HET OPENBAAR GEKEERD ZIJDAKVLAK
ling van het hoofdgebouw vanaf 45°, een kap met een minimale dakhelling van 25°; -
de afstand tot de voorgevel is meer dan 1,00 meter;
-
de zijkanten zijn meer dan 0,50 meter van de zijkanten van het dakvlak gepositioneerd;
-
de hoogte is maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak, met een maximum van 1,75 meter (gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenkant van de boeiboord/daktrim);
-
de onderzijde ligt meer dan 0,50 meter en minder dan 1,00 meter boven de dakvoet;
-
de bovenzijde van het platte dak of de aansluiting van de aankapping ligt meer dan 0,50 meter onder de daknok;
Schaal 1:250
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
29
Vervolg 2.7 Het bouwen van een dakkapel of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw - Dakkapellen op een achterdakvlak of een niet naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak BESCHERMDE STADS- EN
Ten aanzien van de mogelijkheden tot het realiseren van dakkapellen in
DORPSGEZICHTEN, (VOORGE-
beschermde stads- en dorpsgezichten en (voorgedragen) rijks-, provinci-
DRAGEN) RIJKS-, PROVINCIALEEN GEMEENTELIJKE MONUMENTEN OP ACHTERDAKVLAK OF
ale- en gemeentelijke monumenten, gelden de volgende voorwaarden: -
EEN NIET NAAR HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJDAKVLAK
de dakkapel is voorzien van een plat dak of heeft een kap die zijn afgestemd op de architectuur van het hoofdgebouw;
-
de afstand tot de voorgevel is meer dan 1,00 meter;
-
de zijkanten zijn meer dan 1,00 meter van de zijkanten van het dakvlak gepositioneerd;
-
de breedte van de dakkapel is maximaal 2/3 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 3,00 meter;
-
de hoogte is maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximum van 1,50 meter (gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenkant van de boeiboord/daktrim);
-
de onderzijde ligt meer dan 0,50 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet;
-
de bovenzijde van de aansluiting van de dakkapel van het platte dak of de aansluiting van de aankapping ligt meer dan 0,50 meter onder de daknok.
Schaal 1:250
30
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
Vervolg 2.7 Het bouwen van een dakkapel of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw - Dakkapellen op een voordakvlak of naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak Dakkapellen op een voordakvlak of naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak Ten aanzien van dakkapellen in reguliere en bijzondere welstandsgebie-
REGULIERE EN BIJZONDERE
den op een voordakvlak of naar het openbaar toegankelijk gebied ge-
WELSTANDSGEBIEDEN
keerd zijdakvlak gelden de volgende voorwaarden:
HET OPENBAAR TOEGAN-
-
VOORDAKVLAK OF NAAR
de dakkapel is voorzien van een plat dak of heeft, bij dakhellin-
KELIJK GEBIED GEKEERD
gen van het hoofdgebouw vanaf 45°, een kap met een minimale
ZIJDAKVLAK
dakhelling van 25°; -
de zijkanten zijn meer dan 1,00 meter van de zijkanten van het dakvlak gepositioneerd;
-
de breedte van de dakkapel is maximaal de 2/3 van de breedte van het dakvlak met een maximum van 4,00 meter;
-
de hoogte is maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximum van 1,50 meter (gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenkant van de boeiboord/daktrim);
-
de onderzijde ligt meer dan 0,50 meter en minder dan 1,00 meter boven de dakvoet;
-
de bovenzijde van het platte dak of de aansluiting van de aankapping ligt meer dan 0,50 meter onder de daknok;
Schaal 1:250
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
31
Vervolg 2.7 Het bouwen van een dakkapel of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw - Dakkapellen op een voordakvlak of naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak BESCHERMDE STADS- EN
Ten aanzien van dakkapellen in beschermde stads- en dorpsgezichten en
DORPSGEZICHTEN, (VOORGE-
op (voorgedragen) rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten
DRAGEN) RIJKS-, PROVINCIALEEN GEMEENTELIJKE MONUMENTEN OP VOORDAKVLAK OF NAAR
gelden de volgende voorwaarden: -
HET OPENBAAR TOEGANKELIJK GEBIED GEKEERD ZIJDAKVLAK
de zijkanten zijn meer dan 1,00 meter van de zijkanten van het dakvlak gepositioneerd;
-
de breedte van de dakkapel is maximaal 50% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 2,00 meter;
-
de hoogte is maximaal 50% van de in het verticale vlak geprojecteerde hoogte van het dakvlak met een maximum van 1,50 meter (gemeten vanaf de voet van de dakkapel tot de bovenkant van de boeiboord/daktrim);
-
de onderzijde ligt meer dan 0,50 meter en minder 1,00 meter boven de dakvoet;
-
de bovenzijde van het platte dak of de aansluiting van de aankapping ligt meer dan 0,50 meter onder de daknok.
Schaal 1:250
32
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
2.8
Dakopbouwen of gelijksoortige uitbreidingen Dakopbouwen of gelijksoortige uitbreidingen op een achterdakvlak De bevoegdheid tot het realiseren van dakopbouwen of gelijksoortige uitbreidingen kan gebruikt worden in achterkantsituaties voor zover deze niet grenzen aan de openbare ruimte (openbare weg, openbaar groen of openbaar water). Een dakopbouw op een dakopbouw is niet toegestaan. Ten aanzien van dakopbouwen gelden de hierna volgende voorwaarden. Voor dakopbouwen of gelijksoortige uitbreidingen op een achterdakvlak
VOORWAARDEN
voor zover deze niet grenst aan de openbare ruimte gelden de volgende
ACHTERDAKVLAK OF
algemene voorwaarden:
DINGEN
-
een dakopbouw mag nooit uit meer dan één bouwlaag bestaan;
-
een dakopbouw is alleen toegestaan op het hoofdgebouw;
-
een dakopbouw is alleen toegestaan op een plat dak of op een
GELIJKSOORTIGE UITBREI-
zadelkap waarvan de hellingshoek gelijk is aan of kleiner is dan 35°; -
een dakopbouw op een zadeldak van maximaal 35° is mogelijk in de vorm van geveldoortrekking en door nokverhoging;
-
op dakopbouwen zijn geen dakkapellen toegestaan. Daglichttoetreding dient te geschieden door gevelvensters of dakramen;
Een verhoging van de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen met
VERHOGEN GOOT- EN/OF
ten hoogste 1,00 meter is toegestaan, mits:
BOUWHOOGTE
-
de afwijking voor het vergroten van de bouwhoogte uitsluitend
ACHTERDAKVLAK
wordt verleend in samenhang met de afwijking voor het vergroten van de goothoogte, indien daardoor de karakteristiek van het straat- en bebouwingsbeeld niet worden aangetast.
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
33
Vervolg 2.8 Dakopbouwen of gelijksoortige uitbreidingen – Dakopbouwen of gelijksoortige uitbreidingen op een achterdakvlak DAKOPBOUWEN OP EEN PLAT DAK
Ten aanzien van aan dakopbouw op een plat dak gelden de volgende voorwaarden: -
dakopbouwen op een plat dak zijn toegestaan bij woningen met maximaal twee bouwlagen;
-
de hoogte van de opbouw is, gemeten ten opzichte van de bestaande dakrand, maximaal 3,0 meter;
-
de afstand tot de voorgevel is minimaal 1,0 meter;
-
de afstand tot de achtergevel is minimaal 1,0 meter;
-
de afstand tot een zijgevel is minimaal 1,0 meter;
-
de afstand tot de zijgevel is 1,0 meter, tenzij sprake is van een woningscheidende wand; in dat geval mag de opbouw tot aan de woningscheidende wand gebouwd worden;
-
maximaal 75% van de dakoppervlakte is bebouwd.
Schaal 1:250
34
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
Vervolg 2.8 Dakopbouwen of gelijksoortige uitbreidingen – Dakopbouwen of gelijksoortige uitbreidingen op een achterdakvlak Ten aanzien van het realiseren van een dakopbouw op een zadeldak van
DAKOPBOUW OP EEN ZADEL-
maximaal 35° door geveldoortrekking gelden de volgende voorwaarden:
DAK VAN MAXIMAAL 35° DOOR
-
de dakopbouw is alleen mogelijk bij bebouwing van één bouwlaag
GEVELDOORTREKKING ACHTERDAKVLAK
met een kap; -
de dakopbouw heeft een plat dak of een kap;
-
de bovenzijde van het platte dak of de kap van de dakopbouw ligt meer dan 0,20 meter onder de daknok;
-
de afstand tot de zijgevel is 1,0 meter, tenzij sprake is van een woningscheidende wand; in dat geval mag de opbouw tot aan de woningscheidende wand gebouwd worden
Schaal 1:250
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
35
Vervolg 2.8 Dakopbouwen of gelijksoortige uitbreidingen – Dakopbouwen of gelijksoortige uitbreidingen op een achterdakvlak DAKOPBOUW OP EEN ZADELDAK VAN MAXIMAAL 35° DOOR NOKVERHOGING ACHTERDAKVLAK
Ten aanzien van het realiseren van een dakopbouw op een zadeldak van maximaal 35° door nokverhoging gelden de volgende voorwaarden: -
de nokverhoging vindt plaats door het verlengen van het voordakvlak, waardoor de nok naar achteren verschuift;
-
de nok mag, verticaal gemeten, maximaal 0,50 meter worden verhoogd;
-
de hoogte van de buitenwanden van de dakopbouw is minimaal 0,90 en maximaal 1,20 meter;
-
de afstand tot de achtergevel is minimaal 1,00 meter.
-
de afstand tot de zijgevel is 1,0 meter, tenzij sprake is van een woningscheidende wand; in dat geval mag de opbouw tot aan de woningscheidende wand gebouwd worden.
Schaal 1:250
Dakopbouwen
of
gelijksoortige
uitbreidingen
op
dakvlakken zichtbaar vanuit openbaar toegankelijk gebied De bevoegdheid voor afwijking ten behoeve van het plaatsen van dakopbouwen of gelijksoortige uitbreidingen aan de voorzijde, in het zicht gelegen achterzijden, en zijgevels (zichtbaar vanuit het openbaar toegankelijk gebied) terughoudend gebruiken. Daarbij gelden de volgende voorwaarden: -
de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen met ten hoogste 1 meter mag worden verhoogd voor de realisatie van een dakopbouw, en
-
de afwijking voor het vergroten van de bouwhoogte mag uitsluitend worden verleend in samenhang met het vergroten van de goothoogte, indien daardoor een uit het oogpunt van straat- en bebouwingsbeeld betere verschijningsvorm ontstaat.
36
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
2.9
Het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen Ten aanzien van evenementen in gebouwen zal in het algemeen sprake
EVENEMENTEN IN
zijn van gebouwen met een bestemming centrum, detailhandel (koop-
GEBOUWEN
zondag), maatschappelijk, bedrijventerrein, horeca, cultuur en ontspanning of sport (de naamgeving van SVBP 2008 is hier gebruikt). Ten aanzien van evenementen in de (openbare) buitenruimte kan het om een breed scala aan activiteiten gaan. De schaal kan variëren van een buurt- of een schoolfeest tot een grootschalige stadsactiviteit. Ook de locaties kunnen sterk verschillen; van een evenement op het water, in het centrum tot een evenement op een speelveld of schoolplein. In de meeste gevallen zal de bestemmingsomschrijving zodanig zijn dat het gebruik ten behoeve van evenementen daarin is begrepen. Mocht dit niet het geval zijn dan kan de bevoegdheid tot het toestaan van evenementen in gebouwen en de openbare ruimte mogelijk worden gemaakt door middel van een afwijking, mits: -
het gebruik voor het evenement in overeenstemming is met de aard en schaal van het gebouw (een gebouw ten behoeve van maatschappelijke, detailhandel of bedrijfsfunctie, horeca, culturele of sportieve doeleinden van voldoende omvang) en de omgeving; dan wel
-
de aard van het evenement in overeenstemming is met de aard en schaal van de te benutten ruimte en de omgeving;
en: -
geen onevenredige aantasting ontstaat voor het woon- en leefklimaat in de directe omgeving;
-
wordt voorzien in een toereikende oplossing voor ontsluiting en parkeren;
-
wordt voldaan aan de voorwaarden uit het oogpunt van milieu, openbare orde en veiligheid.
2.10
Dakterrassen en balkons Dakterrassen of balkons zijn mogelijk indien deze in het originele bouwplan zijn meegenomen, zodat alle woningen een dergelijk dakterras of balkon zouden kunnen hebben en in stedenbouwkundig opzicht een geheel ontstaat. Tevens zijn dakterrassen bij afwijking toegestaan op plekken die zijn ingesloten tussen twee nu al gerealiseerde dakterrassen of balkons. Het betreft reeds vergunde (legale) dakterrassen. Het gaat
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
37
om situaties waarin met het van kracht worden van het bestemmingsplan geen dakterras of balkon gerealiseerd kan worden. In zo’n situatie kan, vanwege de belendingen en de effecten hiervan op de woning van de aanvrager, alsnog afwijking worden verleend van in artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 2 Wabo. In principe is de gemeente niet bereid om anders dan in de hiervoor genoemde gevallen, afwijking te verlenen voor beide functies om onderstaande redenen. Privacy Vanaf een dakterras of balkon is het mogelijk om rechtstreeks bij de buren in de woning en de gehele tuin te kijken. Dit is een minder groot probleem zijn als alle woningen een soortgelijk dakterras of balkon hebben. Maar indien bewoners geen gebruik maken van de mogelijkheid een dergelijk dakterras of balkon te realiseren kan de situatie ontstaan dat zij worden ingesloten door dakterrassen of balkons met als gevolg schending van hun privacy in de woning van twee kanten. Zonlicht en uitzicht Diegenen die een dakterras of balkon hebben gerealiseerd zijn veelal op zoek naar privacy. Daarom verschijnen er her en der privacyschermen op de erfgrens op de dakterrassen of balkons. Deze zijn meestal vergunningsvrij en handhaving kan hierop dan ook niet plaatsvinden. De schuttingen nemen bij de buren veel zonlicht en daglicht uit de woonkamer weg. Tevens betekent dit vermindering van uitzicht vanuit de woonkamer. Zij worden hierdoor benadeeld en belemmerd in hun woongenot. Verrommeling en kwaliteit woon - en leefomgeving Bij woningen die grotendeels met de achtertuinen aan het openbaar gebied grenzen, wordt de verrommeling duidelijk zichtbaar. Vooral ook omdat het dakterras of balkons verhoogd wordt gerealiseerd. Dit beeld is stedenbouwkundig gezien niet wenselijk en vormt een aantasting van de woon- en leefomgeving.
38
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
3
W a n n e e r
a f w i j k i n g ?
3.1
Wanneer afwijking? Aan plannen die afwijken van het bestemmingsplan, maar passen binnen het beleid zoals geformuleerd in de voorliggende notitie, kan medewerking worden verleend. Wel dient het verlenen van medewerking aan een aanvraag om afwijking en het daarvoor te nemen afwijkingsbesluit in elk geval afzonderlijk te worden gemotiveerd. Daarbij kan dan over het algemeen worden volstaan met verwijzing naar dit beleid en invulling van de in beleid opgenomen criteria voor het concrete geval. Aan een (bouw)plan dat afwijkt van het geldende bestemmingsplan, wel valt onder Artikel 4 bijlage II Bor, maar niet past binnen het beleid zoals neergelegd in deze beleidsregels, wordt geen medewerking verleend. Per plan dient deze weigering te worden gemotiveerd.
3.2
Inherente afwijkingsbevoegdheid Het bovenstaande laat onverlet dat het in bijzondere gevallen mogelijk is dat uitzonderingen ontstaan op de in hoofdstuk 2 geformuleerde beleidsregels voor “normale gevallen”. De in deze notitie beschreven uitzonderingsmogelijkheden voor “bijzondere gevallen” maken onderdeel uit van de beleidsregels. Benadrukt wordt dat: -
het toestaan van een afwijking een bevoegdheid van het gemeentebestuur is en dat medewerking niet verplicht is (de burger heeft dus niet zonder meer “recht” op toepassing);
-
in de gemeente zeer veel verschillende situaties voorkomen (elk geval is anders en heeft zijn eigen kenmerken, randvoorwaarden, kwaliteiten, beperkingen en bijzonderheden) die niet alle in algemeen geformuleerd beleid te vatten zijn;
-
voor elke aanvraag een afweging in het concrete geval gemaakt moet worden met inachtneming van deze beleidsregels;
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
39
Vervolg 3.2 Inherente afwijkingsbevoegdheid Dit leidt tot de constatering dat in sommige gevallen gevolgen wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met het afwijkingenbeleid te dienen doelen. Een dergelijke uitzondering van het beleid vraagt om een meer uitgebreide motivering. Er kan niet worden volstaan met verwijzing naar het beleid. Uitzonderingen zijn mogelijk voor zover de aanvraag om afwijking een invulling beoogt die in milieukundige, functionele en ruimtelijke zin goed inpasbaar is in de bestaande omgeving. Het moet gaan om een geval waarbij de bestaande situatie en/of hetgeen waarop de aanvraag betrekking heeft dusdanig uniek zijn dat daarin niet wordt voorzien in het voorliggende afwijkingenbeleid, dan wel zodanig individueel bepaald zijn dat het niet goed mogelijk is hiervoor op voorhand beleid te formuleren (bijvoorbeeld de in hoofdstuk 2 genoemde overtuinen). Uitzonderingen van het beleid in hoofdstuk 2 mogen niet leiden tot onaanvaardbare aantasting van belangen. Daarvan is in ieder geval sprake als het maken van een uitzondering een grotere aantasting veroorzaakt van de betrokken belangen dan een situatie waarbij het beleid wel gevolgd wordt.
40
007.00.00.01.00 - Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
4
P a r t i c i p a t i e
Op 30 oktober 2006 is met de instemming van de gemeenteraad het nieuwe participatiebeleid in werking getreden. In het nieuwe beleid zal de gemeente in een zo vroeg mogelijk stadium van planontwikkeling
andere partijen laten participeren. Aan ieder startend project zal een zogenaamde participatieparagraaf worden toegevoegd, waarin staat vermeld hoe en op welke manier een vooraf bepaalde groep burgers en andere belanghebbenden kunnen participeren. Daarbij dient een gemotiveerde keuze te worden gemaakt tussen de vijf verschillende vormen van participatie. Deze keuze wordt vastgelegd in een startnotitie of een kaderstellende nota, afhankelijk van welk bestuursorgaan (college of raad) bevoegd gezag is voor de besluitvorming over het project. De vorm van participatie wordt gepubliceerd en een ieder kan hierop een reactie indienen. De nota participatiebeleid onderscheidt verschillende vormen van participatie: informatie, consultatie, adviseren, coproductie en meebeslissen. Zo wordt het informatiemodel gebruikt als er weinig beleidsruimte is, bijvoorbeeld bij besluiten die door hogere overheden worden opgelegd. Het gemeentebestuur geeft daarover dan voorlichting aan de betrokken doelgroepen. Bij het consultatie- en het adviesmodel wordt door belanghebbenden meegedacht bij het maken van de plannen. In het coproductiemodel maakt het stadsdeelbestuur in samenwerking met betrokkenen het beleid. In dit laatste model is het mogelijk dat de plannen door burgers zelf worden gemaakt. De koers Informeren is in dit geval het meest geschikt. Bij de keuze voor deze vorm van participatie spelen de volgende overwegingen een rol: -
het onderwerp zal in beperkte mate leven onder de bevolking. Burgers krijgen pas met het beleid te maken als zij een concrete vraag hebben die niet in het bestemmingsplan past, of indien zij het niet eens zijn met een positief oordeel over een vraag van een bewoner uit hun omgeving;
-
het meedenken over dit onderwerp vereist een bepaalde mate van helikopterview;
-
het onderwerp van de voorliggende nota is erg technisch/abstract van aard;
-
de beleidssituatie biedt weinig ruimte om daadwerkelijk te participeren.
De wijkcoördinatoren zullen specifiek op de hoogte worden gesteld
van de nieuwe regeling.
007.00.00.01.00 – Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht – 20 juni 2012
41
I n s p r a a k
5.1
5
Inleiding In overeenstemming met de gemeentelijke Inspraakverordening heeft de ontwerp-beleidsnota ‘Afwijking van het bestemmingsplan in overeenstemming met artikel 4 bijlage II Besluit omgevingsrecht’ (citeertitel: Afwijkingenbeleid) in ontwerp ter inzage gelegen voor inspraak. Met ingang van 8 september 2011 tot donderdag 20 oktober 2011 werd aan een ieder de gelegenheid geboden om een schriftelijke inspraakreactie in te dienen. In het voorliggende hoofdstuk worden de ingekomen inspraakreacties behandeld. De inspraakreacties zijn als bijlage 1 bij de voorliggende inspraaknota opgenomen.
5.2
Ingekomen inspraakreacties 5 . 2 . 1
Inspraakreactie 1
Opmerkingen van de indiener De eerste inspraakreactie is ingediend door de Werkgroep Welstand van de Historische Vereniging Alkmaar. Samengevat ziet de zienswijze op de volgende punten: a.
De werkgroep maakt zich zorgen over het feit dat de afwegingscriteria bij de afwijkingen algemeen zijn geformuleerd. Er wordt gesproken over ‘onevenredig aantasting van…’. Ook is niet aangegeven wie wat toetst en welke kennis en ervaring is vereist. De werkgroep stelt voor om de toetsing neer te leggen bij een onafhankelijke commissie. Er kunnen dan tevens aanvullende kwalitatieve
voorwaarden
worden
gesteld
zoals
vormgeving,
materiaalgebruik en toetsing aan de welstandnota. Formeel zijn het geen welstandadviezen, maar kwalitatieve adviezen bij het meewerken aan een afwijking. Dit zou in het afwijkingenbeleid moeten worden opgenomen, omdat in bepaalde gevallen geen preventief welstandstoezicht meer mogelijk is. b.
Graag zou de werkgroep in de beleidsnota zien dat een regeling voor een inhoudelijke en procedurele toetsing wordt opgenomen. Hieraan kan worden toegevoegd dat een onafhankelijke toetsingscommissie wordt geraadpleegd.
007.00.00.01.00 - Afwijkingenbeleid afwijken van het bestemmingsplan - 20 juni 2012
43
c.
De werkgroep vraagt meer aandacht voor het feit dat een deel van Alkmaar is aangemerkt als een beschermd stadsgezicht. Dit is in de beleidsnota onvoldoende gewaarborgd. Er zou moeten worden opgenomen dat de beleidsnota niet van toepassing is binnen het beschermd stadsgezicht, bij monumenten en beeldbepalende panden. Hiervoor is altijd een specifieke beoordeling nodig.
d.
Ten aanzien van het bouwen van dakkappellen op het voordakvlak in het beschermd stadsgezicht, bij monumenten en beeldbepalende panden adviseert de werkgroep dit niet toe te staan en aan te sluiten bij de wettelijke regeling van 1 januari 2012. Ook zou een (positief) welstandsadvies en een monumentenadvies als vereiste moeten worden opgenomen. Ten slotte moet de beleidsnota sturen op de kwalitatieve voorwaarden voor dakkappelen op het voordakvlak.
e.
Bij de mogelijkheid tot het uitbreiden van een bijgebouw is geen rekening gehouden met de regeling in artikel 2 bijlage II Besluit omgevingsrecht (Bor). Dit is het omgevingsvergunningvrije bouwen. Wel ondersteunt de werkgroep de gedachte dat aanbouwen ten minste 3 m terug gezet moeten worden.
f.
In paragraaf 2.3.1. onder b is het in beginsel aan te raden dat de rooilijn van de zijstraat wordt gevolgd bij het toestaan van afwijkingen. Nu is de 1 meter-grens het uitgangspunt.
g.
De ruimere mogelijkheden van paragraaf 2.3.1 onder i overschrijden de eerdere mogelijkheden. Het geformuleerde beleid wordt hierdoor erg theoretisch. Bij onderdeel i is geen minimale erfgrootte aangegeven zoals bij onderdeel j.
h.
Bij paragraaf 2.3.1 onder i en j is de toevoeging van een situatie met een zijtuin grenzend aan de openbare weg gewenst.
i.
Bij paragraaf 2.3.1 onder k wordt aanbevolen om ook het materiaalgebruik af te stemmen op de hoofdvorm.
j.
Bij mantelzorg wordt de omgevingsvergunning verleend aan de aanvrager. Wat als de omgevingsvergunning door verhuizing of overlijden vervalt?
k.
In paragraaf 2.3.2 wordt het bouwen aan de voorzijde behandeld. De werkgroep adviseert om op te nemen dat het beleid niet van toepassing is in het beschermd stadsgezicht, bij monumenten en beeldbepalende panden. Ook neemt de werkgroep aan dat een welstandtoetsing vereist is.
l.
De combinatie hoekerker en aanbouw kan tot ongewenste situaties leiden.
m.
In paragraaf 2,7, dakkapellen, is niet duidelijk wanneer sprake is van ruimere bouwmogelijkheden als bedoeld op p. 30. Bovendien zijn de gestelde voorwaarden op p.29 veelal meer beperkt dan de voorwaarden in artikel 2, bijlage II Bor.
44
007.00.00.01.00 - Afwijkingenbeleid afwijken van het bestemmingsplan - 20 juni 2012
n.
Bij een plat afgedekte dakkapel is eerder een hoogte van 175 cm nodig en gewenst dan bij een aangekapte dakkapel. Het verschil tussen achterdakvlak en beperkt zichtbaar dakvlak is niet duidelijk.
o.
De werkgroep adviseert om dakopbouwen niet toe te staan binnen het beschermd stadsgezicht, bij monumenten en beeldbepalende panden.
Reactie van de gemeente ad a. Het afwijkingenbeleid is een onderdeel van het ruimtelijk beleid van de gemeente. In het beleid worden ruimtelijke randvoorwaarden gesteld aan de mogelijkheden zoals die worden geboden in artikel 4, bijlage II Bor. De gehanteerde omschrijving ‘geen onevenredige aantasting van…’ is een binnen de ruimtelijke ordening
veelgebruikte
formulering
die
door
plantoetsers
en
specialisten van de gemeente voldoende houvast biedt bij de beoordeling van aanvragen. De ruimtelijke voorwaarden bieden het kader voor het toepassen van het afwijkingenbeleid. De welstandtoetsing staat hier los van. Het opnemen van welstandsaspecten voor het al dan niet toestaan van een afwijking past niet binnen het gestelde ruimtelijke beleid. Als een positief besluit is genomen zal voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen een welstandtoets plaatsvinden volgens de regels die daarvoor gelden. Op deze wijze is de welstand voldoende gewaarborgd. In alle overige gevallen kan repressief worden opgetreden op grond van de welstandsnota. De toetsing op grond van de welstandsnota vindt plaats zoals dat gebruikelijk is binnen de gemeente. Voor het afwijkingenbeleid wordt geen specifieke onafhankelijke commissie ingesteld. ad b. Ten aanzien van een inhoudelijke en procedurele regeling wordt opgemerkt dat de beleidsnota onderdeel is van het ruimtelijk beleid van de gemeente. Uitsluitend de ruimtelijke afweging wordt in de beleidsnota opgenomen. Voor verdere beantwoording wordt verwezen naar ad.a. ad c. De beleidsnota voor het afwijkingenbeleid betreft een actualisering van het eerdere opgestelde kruimelgevallenbeleid. Op grond hiervan waren de kruimelgevallen reeds van toepassing binnen het beschermd stadsgezicht, bij monumenten en beeldbepalende panden. Het voorliggende beleid is geactualiseerd aan de nieuwe wet- en regelgeving. De wetgever heeft de mogelijkheden voor afwijkingen al gedifferentieerd naar beschermde stadsgezichten en monumenten. De gemeente ziet geen aanleiding om de mogelijkheid voor het toestaan van afwijkingen bij deze gebieden op voorhand nog verder in te perken. Daarbij wordt opgemerkt dat als algemeen toetsingsaspect het straat- en bebouwingsbeeld wordt genoemd. De eventueel bijzondere waarden hiervan worden hierdoor impliciet meegenomen in de afweging.
007.00.00.01.00 - Afwijkingenbeleid afwijken van het bestemmingsplan - 20 juni 2012
45
ad d. Het afwijkingenbeleid ziet op de toepassing van artikel 4, bijlage II Bor. Dit artikel heeft betrekking op bouw- en gebruiksplannen van beperkte omvang, niet passend binnen het bestemmingsplan, maar waarvoor de regelgeving een basis biedt. Ter ondersteuning van deze regeling heeft de gemeente in het beleid het ruimtelijke kader vastgelegd. De regeling is bedoeld als een extra mogelijkheid voor het afwijken van het bestemmingsplan, los van alle overige mogelijkheden. Er bestaat geen relatie met de bouw- en gebruiksmogelijkheid als opgenomen in artikel 2 en 3, bijlage II Bor. Artikel 2 en 3 bijlage II Bor blijven onverkort van toepassing. Omdat kwalitatieve voorwaarden voor een dakkapel op het voordakvlak ook deel uit maken van de welstandstoetsing, worden in de beleidsnota geen kwalitatieve verplichtingen opgenomen. Ten aanzien van het aspect welstand wordt verwezen naar de beantwoording onder ad. a. ad e. Omgevingsvergunningvrij bouwen op grond van artikel 2, bijlage II Bor is in beginsel altijd toegestaan op grond van de wet- en regelgeving. Voor beschermde stadsgezichten, bij monumenten en beeldbepalende panden zijn in de regelgeving beperkende voorwaarden opgenomen. Het bepaalde in artikel 2, bijlage II Bor is onafhankelijk van hetgeen dat is bepaald in het bestemmingsplan en overig ruimtelijk beleid. ad f. De regeling geeft aan dat de afstand vanaf de zijkant ten minste 1 meter moet bedragen. Daar waar mogelijk kan de binnen het straatbeeld voorkomende rooilijn wordt gevolgd. Binnen de regeling is ruimte voor maatwerk, waarbij wel een harde grens van 1 meter is opgenomen. De aangegeven denklijn van de werkgroep is op grond van de regeling niet uitgesloten. ad g. Elk onderdeel van paragraaf 2.3.1 beschrijft een specifieke situatie, met eigen voorwaarden. Een verzoek tot afwijking moet voldoen aan het gestelde beleid. Om die reden zijn alle in het beleid opgenomen ruimtelijke voorwaarden relevant. Bij onderdeel i is opgenomen dat maximaal 50 m² aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan. ad h. Een verzoek tot afwijking moet voldoen aan het gestelde beleid. Om die reden zijn alle in het beleid opgenomen ruimtelijke voorwaarden relevant. In haar beleid kiest de gemeente ervoor om geen voorwaarden te verbinden ten aanzien van de vrije ruimte tussen een zijweg en een vrijstaand bijbehorend bouwwerk. ad i. Het opnemen van voorwaarden ten aanzien van materiaalgebruik ziet op een welstandstoetsing. Verwezen wordt naar de beantwoording onder ad. a. ad j. De paragraaf ten aanzien van de mantelzorg is aangepast. De omgevingsvergunning wordt verleend aan diegene die de zorg gaat verzorgen. Aan de omgevingsvergunning wordt de voorwaarde opgenomen dat deze vervalt zodra de medische indicatie door her-
46
007.00.00.01.00 - Afwijkingenbeleid afwijken van het bestemmingsplan - 20 juni 2012
stel, verhuizing of overlijden niet meer actueel is. Er is geen sprake meer van legaal aanwezige bebouwing. ad k. Verwezen wordt naar de beantwoording onder ad. c in combinatie met ad. a. ad l. Voordat sprake is van een positieve beslissing voor het toepassen van de afwijkingsmogelijkheid zal het beleid worden toegepast. In het beleid zijn ruime toetsingscriteria opgenomen, zodat in het concrete geval een maatwerkbeoordeling kan plaatsvinden. De beoordeling vindt plaats op grond van een zorgvuldige en gemotiveerde afweging. Dit leidt ertoe dat ongewenste situaties naar mening van de gemeente vrijwel niet zullen worden voorkomen. Immers, het maatwerk is gewaarborgd. Zie hiervoor ook de beantwoording onder ad.a. ad m. De regeling zoals die is opgenomen in paragraaf 2.7, p.29 van het ontwerp, voor dakkappelen komen grotendeels overeen met het bepaalde in artikel 2 bijlage II BOR. De wetgever heeft de mogelijkheden voor omgevingsvergunningvrij bouwen al gedifferentieerd naar beschermde stadsgezichten en monumenten. De gemeente ziet geen aanleiding om hiervoor een verdergaande regeling op te stellen. Om deze reden is de mogelijkheid op p.29 geschrapt. De regeling als opgenomen op p.30 van het ontwerp blijft wel overeind. Het voorziet in ruimere mogelijkheden dan het omgevingsvergunningvrij bouwen, omdat een dakkapel met dakhelling kan worden gebouwd. Bij het toestaan van de ruimere mogelijkheden binnen een beschermd stadsgezicht en bij monumenten zal het algemene toetsingsaspect straat- en bebouwingsbeeld voldoende waarborg bieden tegen het ontstaan van ongewenste bebouwingsbeeld. ad n. De regeling zoals opgenomen in p.29 is geschrapt. Op grond van de ruimere bouwmogelijkheden voor dakkappelen is 1,75 toegestaan. Op grond van de betrokken inspraakreactie en de ambtelijke aanpassingen is de term ‘beperkt zichtbaar dakvlak’ aangepast in zijdakvlak. ad o. Verwezen wordt naar de beantwoording onder ad. c. De zienswijze heeft beperkte gevolgen voor de beleidsnota afwijkingenbeleid.
007.00.00.01.00 - Afwijkingenbeleid afwijken van het bestemmingsplan - 20 juni 2012
47
5 . 2 . 2
Inspraakreactie 2
Opmerkingen van de indiener De ingediende zienswijze richt zich op datgene wat is opgenomen in paragraaf 2.3.1 onder j. volgens dit artikel is het mogelijk om bijgebouwen op te richten tot een maximum van 75 m² en een maximale bouwhoogte van 4,5 m. Dit betekent een aanzienlijke verruiming van de bouwmogelijkheden, welke diverse maten van geldende bestemmingsplannen zal overschrijden. Voor de percelen gelegen in het Westerhoutkwartier vindt de indiener zowel de maximale oppervlakte als de maximale bouwhoogte ontoelaatbaar. Temeer omdat deze percelen zijn gelegen in het beschermd stadsgezicht van Alkmaar. Bovendien zal de voorgestelde verruiming voor de bouwmogelijkheden van bijgebouwen een onevenredige aantasting betekenen voor de beleving van de beeldbepalende panden en van de bezonning en privacy. Reactie van de gemeente Het opgestelde afwijkingenbeleid ziet op de mogelijkheden zoals die worden geboden in artikel 4, bijlage II Bor. Dit betreft de (voormalige) kruimelgevallenregeling. In het beleid worden ruimtelijke randvoorwaarden gesteld aan de mogelijkheden zoals die worden geboden in artikel 4, bijlage II Bor. De ruimtelijke voorwaarden bieden het kader voor het toepassen van het afwijkingenbeleid. Onder voorwaarden kan, op basis van een goede motivering, een omgevingsvergunning worden verleend voor het toepassen van een afwijking. Er is geen sprake van een rechtensregeling, wat betekent dat altijd een ruimtelijke afweging moet worden gemaakt. Ook merkt de gemeente op dat in de regeling de maximummaten zijn genoemd. Uiteraard kan een afwijking ook zien op een bouwplan van veel geringere omvang. Immers, het bouwplan moet ook passen binnen de ruimtelijke kaders van de beleidsnota. Bovendien kiest de gemeente ervoor geen ‘harde’ toetsingscriteria in het beleid op te nemen. Zo blijft er voldoende ruimte over binnen het ruimtelijke beleid om een zorgvuldige op de situatie toegesneden beslissing te kunnen nemen. Er zal altijd rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van het beschermd stadsgezicht. Bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen zal tevens een welstandstoetsing plaatsvinden. Ook hier zal rekening worden gehouden met de specifieke aandachtpunten van welstand binnen een beschermd stadsgezicht. Bij de beantwoording van zienswijze 1 is onder ad. c reeds ingegaan op de vraag waarom het afwijkingenbeleid ook van toepassing is binnen een beschermd stadsgezicht. Verwezen wordt de beantwoording van zienswijze 1 onder ad. c. De zienswijze heeft geen gevolgen voor de beleidsnota afwijkingenbeleid.
48
007.00.00.01.00 - Afwijkingenbeleid afwijken van het bestemmingsplan - 20 juni 2012
B i j l a g e I n s p r a a k r e a c t i e s
Aan het College van B&W van de gemeente Alkmaar t.a.v. de vakgroep Ruimtelijke Plannen Postbus 53 1800 BC Alkmaar
Alkmaar, 18 oktober 2011
Betreft inspraakreactie op de ontwerpbeleidsnota Afwijkingen beleid bij bestemmingsplannen Samengesteld door de Werkgroep Welstand van de Historische Verenígíng Alkmaar. Geacht College, Deze ontwer¡nota ligt vanaf I september 2O11 ter visie. Wij onderschrijven de wenselijkheid van een dergelijke nota omdat het stimuleeft het afwijkingenbeleid helder en consistent te maken. Wij hebben vanuit het oogpunt van ruimtelijke kwaliteit in de beschermde en cultuurhistorisch waardevolle gebieden wel een aantal kanttekeningen en bedenkingen.
Algemeen De nota geeft op een overzichtelijke manier aan welke volumevergrotingen denkbaar zijn bij woningen in añruijking van bestemmingsplanbepalingen. Wij krijgen echter het idee, dat, als men zich maar houdt aan de volumecriteria, je zonder verdere voorwaarden of controle tot uitvoering van het bouwplan kunt overgaan. Er wordt aangegeven dat er algemene afwijkingscriteria zijn, maar n¡et hoe die criteria worden getoetst. Wat betreft het handhaven van de ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteiten zijn de ruimtelijke aspecten (zieblz12) van belang: . Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld. o Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de beleving van groen en water. r Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de bouwvorm en/of belevíng van beeldbepalende panden. ¡ Er mag geen medewerking worden verleend aan vezoeken die in strijd zijn met het afwijkingsbeleid indien verwezen wordt naar een eerder gerealiseerde aanpassing bij een andere woning bij een "identiek" bouwblok elders in de wijk. Een dergelijke precedentwerking kan uitsluitend reden zijn tot medewerking indien de omstandigheden en de situeríng vergelijkbaar ziln én de voorziening waarnaar verwezen wordt binnen hetzelfde bouwblok ligt en/of dezelfde architectonische invulling heeft; zowel vanuit de openbare ruimte als vanuít de eigen of omliggende kavels gezien. Er is niet gedefinieerd wat rnoet worden verstaan onder een 'onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld'. Er wordt ook niet aangegeven wie dat loetst en u¡at de kennís en ervaring moet zijn van de toetser. Het beste lijkt het deze taak neer te leggen bij een onafhankelijke commissie voor ruimtelijke kwaliteit, in gevalvan Alkmaar bij de Welstands- en Monumentencommissie Alkmaar en indien het gaat oom beschermde stadsgezichten en beeldbepalende gevelwanden ook bij de werkgroep Welstand van de Historische Vereniging (preadviezen). Daarbij is het noodzakelijk dat er aanvullende kwalitatieve voorwaarden gesteld kunnen worden ten aanzien van vormgeving , materiaalgebruik en kleurstelling indien de locatie dit vereist. Er zouveruezen kunnen worden naar de criteria uit de welstandsnota. Wij wijzen er echter op dat het formeel geen welstandsadviezen zijn, maar kwalitatieve adviezen bij het medewerken aan een afwjking. Wij adviseren dit nadrukkelijk in de nota op te nemen. Wijwijzen er daarbij op dat er na het verlenen van een dergelijke afwijking in een aantal gevallen geen verdere omgevingsvergunning nodig is voor het bouwen op zichzetf en er dus ook geen preventief welstandstoezicht meer is.
Bij het verlenen van een afwijking moet dit (positief) gemotiveerd worden, waarbij volstaan kan worden met te verwijzen naar de regels in het afwijkingenbeleid. Bij het ontbreken van kwalitatieve regels en het formeel niet kunnen beoordelen op grond van welstandscriteria zou dit mogelijk tot wíllekeur kunnen leiden. Anderzijds dient bij het niet verlenen van medewerking de weigeríng inhoudelijk gemotiveerd te worden. Het lijkt ãan te bevelen hier een advies van een onafhankelijke instantie voor te gebruiken. Dit is echter inhoudelijk en procedureel niet in deze nota geregeld.
Afwijklngen beleid in beschermd stadsgezicht, bij monumenten en beeldbepalende panden Bij de ruimtelijke aspecten, waarrnee rekening moet worden gehouden bij het verlenen van afwijkingen
van het vigerende bestemmingsplan, staat dat er geen onevenredige aantasting van de bouwvorm en/of beleving van beeldbepalende panden mag plaatsvinden. Wij adviseren hier in de tekst 'monumenten en beschermde stadsgezichten' aan toe te voegen. Voorts is het de vraag of bij geregistreerd cultureel erfgoed wel gesproken rnoet worden over 'onevenredige' aantasting, in plaats van gewoon over 'aantasting'. Juíst de cultuurhistorische kwaliteit is in het vefeden aanleiding geweest tot bescherming over te gaan. Dat vraagt minimaal om handhaving van het beeld. Aanpassingen zijn uiteraard altijd mogelijk, indien deze naar het oordeel van deskundigen niet leiden tot kr¡¡aliteitsverlies of zelfs juist wèl tot versterking van het straat- of gevelbeeld. Een voorbeeld is het terugbrengen van historische gevelelementen welke in het recente verleden verloren zijn gegaan en waarvan de gewijzigde situatie nog níet gezien kan worden als een waardevolelement in de bouwgeschiedenis. Wijadviseren de voorwaarden voor het vergunningwrij bijbouwen naast en bij monumenten aan strenge regels te onderwerpen. Het lijkt ons dan ook beter in deze algemene nota te stellen dat daarin gehanteerde beleidsregels niet gelden voor beschermde stadsgezichten en bij monumenten en beeldbepalende panden. Bij dergelijke plannen is altijd een specifieke beoordeling nodig. Er gelden voor dergelijke gebieden en panden ook añruijkende regels ex art 2 en 3 van de BOR (met ingang van 1 januari 2012 vta art 3a en 4a).
Dakkapellen Bij hoofdstuk 2.7 over dakkapellen wordt specifiek ingegaan op dakkapellen in beschermde stadsgezichten en op monumenten en beeldbepalende panden. Door vergunningsvrije dakkapellen op basis van afwijkingenbefeid mogelijk te maken vervalt bij niet voordakvlakken de verplichting een specifieke omgevingwergunning voor rnonumenten te eisen. Er zijn anders dan op grond van afmetíngen geen kwalitatieve voorwaarden gesteld aan dakkapellen die op basís van het afwijkingenbeleid mogelijk worden. Wij hebben hier ernstig bezuaar tegen. Dit kan tot ernstige schade l'ljden aan het dakenlandschap in de binnenstad. Bd monumenten is er daardoor onvoldoende controle op het verwijderen van constructieve en bo uwhistorisch waardevol le elementen.
Wijadviseren
-
-
u:
geen grotere vrijheden ten aanzien van dakkapellen toe staan in beschermde stadsgezichten en bij monumenten dan op grond van de wettelijke regeling per I januari 2012 mogelijk wordt. de reguliere vergunningverlening bij aanvragen voor dakkapellen bij monumenten, beeldbepalende panden en beschermde stadsgezichten te handhaven inclusief een omgevingwergunning voor bouwen en monumenten. Daarbij blijft een (positief) welstandsadvies en monumentenadvies noodzakelijk en kan een vergunning bíj een negatief advíes geweigerd worden. het via een afwijkingenbeleid kunnen sturen van gewenste kwaliteit van de dakkapel; respectievelijk voorwaarden kunnen stellen aan de uiVoering, hetgeen kwalitatieve bestemmi ngsplanbepal ingen vereist.
Specifieke vragen en opmerkingen per artikel - Bij de opbouw van de mogelijkheden te komen tot een uitbreiding of een bijgebouw bij een woning is geen rekening gehouden met de vergunningwrije mogelijkheden ex. arl 2 BOR; rnet
-
name omdat vergunningsvrije aanbouwen ex art 2 BOR slechts één meter teruggezet behoeven te worden vanaf de voorgevel. Deze kunnen bij latere uitbouwen ex art 4 op grond van het añrvijkingenbeleid leiden tot architectonisch niet gewenste verspringingen. Andezijds onderschrijven wij het beleid om aanbouwen minimaal 3 meter terug te zetten. B¡j art 2.3. 1 is een situatie gegeven met een aan de openbare weg grenzende zijtuin. Het lijkt beter te stellen dat in beginsef de rooilijn van de zijstraat gevolgd moet worden b'rj het toestaan van afurijkingen dan de éénmeter-grens als uitgangspunt te kiezen
-
-
De ruimere mogelijkheden vanaf arl2.3.1.lid i overschrijden de mogelijkheden van eerdere artikelen, waardoor het daar geformuleerde beleid o.¡. theoretisch wordt. Er is bij lid i geen minimale erfgrootte zoals bij líd j gegeven. Bt¡ art2.3.1fid i en j is de toevoegíng van een situatie met zijtuin grenzend aan de openbare weg gewenst. Bij arl2.3.1.lid k wordt de eis gesteld dat de basisvorm afgestemd wordt op het hoofdvolume. Het is aan te bevelen ook het materíaalgebruik te doen afstemmen op het hoofdvolume. Deze eis is helder en begn¡-pelijk en zal eerder tot de gewenste kwaliteit leiden, Bij mantelzorg wordt de afwijking uitsluitend verleend aan de aanvrager. Doorverhuizing of overlijden vervalt de vergunning. ls er dan een sloopvergunning of blijft lrct gebouw illegaal bestaan? ln art 2.3.2worden uitbreidingsmogelijkheden aan de voozijde genoemd. Wijadviseren aan te geven dat dit niet gaat om beschermde stadsgezichten, monumenten en beeldbepalende panden. Wij wijzen erop dat alleen op volume beoordelen zal leiden tot aantasting van gevelthematiek en kwaliteit van straatwanden. Daarnaast merken wij op dat luifels en erkers vaak in één bouwplan gecombineerd worden. Wij nemen echter aan dat bij ingrepen aan of bij de voorgevel naast het
afwijkingsbesluit een omgevingsvergunning voor bouwen (inclusief welstandsadvies) nodig blijft. De combinatie van hoekerker en aanbouw aan de zijgevel kan tot ongewensle situaties leiden. B¡j dakkapellen is het verschil tussen pagina 29 en 30 niet duidelíjk. Wanneer is er sprake vän ruimere mogelijkheden? De voonrvaarden van pagina 29 zijn veelal meer beperkt dan van een vergunningwrije dakkapelex art. 2 BOR. Bij een plat afgedekte dakkapel Ís eerder een hoogte van 175 cm nodig en gewenst dan bij een aangekapte dakkapel. Het verschil tussen achterdakvlak en beperkt zichtbaar dakvlak is niet geheel duidelijk. Een goede definitie ontbreekt. Wtj adviseren expliciet te vermelden dat dakopbouwen in beschermde stadsgezichten en bij monumenten en beeldbepalende panden niet mogelijk zijn.
Aanbevellngen Samenvattend doen wij de volgende aanbevelingen: - Expliciet stellen dat de nota voor afwijkingsbeleid niet geldt voor beschermde stadsgezichten, monumenten en beeldbepalende panden: dat maakt het beleíd eenduidiger en helderder - Aangegeven hoe en door wÍe de toetsing op ruimtelijk kwaliteitsaspecten plaatsvindt - Wij adviseren waar mogelijk het beeldkwaliteítsbeleid te koppelen aan het r¡velstandsbeleid, dan wel, waar dit juridisch niet kan (wanneer geen omgevingsvergunning voor bouwen noodzakelijk is) , beeldkwaliteitscriteria op te nemen in deze nota of in de bestemmingsplanbepalingen. - Het verdient aanbeveling een standaard aanwijzing in een toelichting op te nemen hoe de verwijzing ¡n het bestemmingsplan plaats vindt naar het voorgenomen afw'rjkingenbeleid.
Wijzijn graag bereid onze inspraakreactie nader toe te lichten. Met vriendelijke groet, Historische Vereniging Alkmaar,
voorzitter
¿*¡É ^x X ''*n t3 " ä{l1l
, iìêíTre
ÿ'Þ-,..
îl:evìtill /\^---.--^:^f
ln hef hortvon de gezondheidszorg.
a1å
iìLl t;åiËifìiñil
AANTEKENEN
Correspondenlieadres.
Het College van burgemeester en wethouders van Alkmaar
Poslbus
81 16
35û3 RC Ulrecht
t.a.v, de vakgroep Ruimtelijke Plannen 8êzoekädr€s:
Postbus 53 18OO
Orlefiuslaan 750
BC ALKMAAR
Utrechl
Tel 030 247 49
99
Fax 030 670 25 79
Tevens per fax: 072- 548 8777 Onze referentíe
2011603307.ON
Behandeld door
mr. O. Wilkens
E-mailadres
[email protected]
Doorkiesnummer
030 247 46s3
Betreft
lnspraakreactie Afwij kingenbeleid
www.vvaâ.nl
Utrecht, 12 oklober 2011
Geacht Colfege,
heer
Hierbij zend ik u namens de wonende te Alkmaar op het adres een inspraakreactie gericht tegen het ontwerp-añrijkingenbeleid, zoals ter inzage ligt vanaf 8 september 2011. Een afschrift van de bekendmaking ís bijgevoegd. De bezwaren van cliënt richten zich tegen artikel2.3.1 onder jvan het ontwerpafwijkingenbeleid. Volgens dit artikel is het mogelijk om bijgebouwen te realiseren tot een maximum van 75 m2 en een maximafe nokhoogte van 4,5 meter. Dit artikel betekent een aanzienlijke verruiming van de bebouwingsmogelijkheden van bijgebouwen, welke de maximale maten van diverse bestemmingsplannen zaloverschrijden. Het perceel van cliënt is gelegen binnen de grenzen van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Westerhoutkwartie/', op grond waarvan het perceel van cliënt en de omliggende percelen maximaal25m2 aan bijgebouwen rnag worden gerealiseerd. ln een eerder stadium heeft cliënt met succes geageerd tegen een gemeentelijk voornemen om medewerking te verlenen aan een aanzienlijke verruimîng van bijgebouwen op een naastgelegen perceel. Bij uitspraak van 17 juli 2006 heeft de rechtbank Alkmaar, sector bestuursrecht het besluit van uw College van 2 mei 2005 vernietigd.
I
St¡chting vvAA rechtsbïstånd, insch¡i¡ving K.v.K Ulrecht €.0 41182735, ABN.AMRO Eank N,V, Utrechl Rek nr.
SS
50 Zg 90S
.,',t q,1 ¡
' .i ,tj
ln het hort von de gezondheidszoç.
2t2 Het huidige vrijstellingenbesluit voorziet in de mogelijkheid om een bijgebouw te realíseren aan de achterzijde mel een maximale oppervlakte van (totaal) 50 m2. Het thans voorgestelde afwijkingenbeleid geeft de mogelijkheid om de maximale oppervlakte nogmaals met 25 rnz te vergroten. Een bijgebouw met een oppervlakte van 75 m2 en een bouwhoogte van 4,5 meter acht cliënt op deze percelen ontoelaatbaar.
ln dit kader wijst cliënt er op dat het Westerhoutkwartier, waarin het perceel van cliënt is opgenomen, de status beschermd stadsgezicht heeft gekregen. Voor een rijksbeschermd stadsgezicht moet de gemeente een gedetailleerd en conserverend bestemmingsplan opstellen. De karakteristiek van het onderhavige gebied wordt bepaald door de structuur van bebouwing, water en wegen, Bijgebouwen met een omvang van 75 m2 en een hoogte van 4,5 meter passen niet binnen de karakteristiek, Het toepassing geven van dit artikel op het onderhavige gebied betekent dat er eigenlijk een niet-conserverend bestemmingsplan wordt opgesteld, welke in strijd is met de status beschermd stadsgezicht.
Voorts is client van mening dat voorgestelde verruiming van de bouwmogelijkheden van bijgebouwen een onevenredige aantasting zal beteken van de beleving van beeldbepalende panden en van de bezonning en privacy. Namens clíënt verzoek ik u zijn inspraakreactie gegrond te verklaren en het ontwerpafwijkingenbeleid zodanig aan te passen conform de inspraak-reactie.
Hoogachtend,
Colofon Opdrachtgever Gemeente Alkmaar Rapport BügelHajema Adviseurs b.v. Projectleiding mw. M. Teensma Projectnummer 007.00.00.01.00
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E
[email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort