RUIMTELIJKE KWALITEIT
OUDE RIJNZONE
2
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
INHOUDSOPGAVE Colofon Dit rapport is vervaardigd in opdracht van de stuurgroep Oude Rijnzone. Het rapport is opgesteld door de werkgroep ‘Ruimtelijke kwaliteit Oude Rijnzone’, ondersteund door Bosch Slabbers, landschapsarchitecten. De werkgroep is in totaal 4 keer bijeengekomen en was samengesteld uit de volgende personen c.q. organisaties. dhr. B. Jap dhr. K. Droogers dhr. N. v.d. Hulst dhr. B. de Roo dhr. A. Willemsens mw. C. Thunissen dhr. H. Folkerts dhr. T. Orleans mw. A. van der Zijden dhr. C. van Veldhuizen dhr. B. de Haan mw. S. Visser
Staatsbosbeheer ANWB Agrarische natuurvereniging Land van Wijk en Wouden Kamer van Koophandel Rijnland LTO Noord werkgroep Hoogheemraadschap Rijnland Land van Wijk en Wouden Landschapsbeheer Zuid-Holland Agrarische natuurvereniging De Parmey IVN Alphen e.o. Stichting Inititatief Oude Rijnzone
dhr. J.G.M. Schouffoer Projectbureau Oude Rijnzone mw. L. Nizet Projectbureau Oude Rijnzone
Hoofdstuk 1 - Inleiding
5
Hoofdstuk 2 - kaartvergelijking
9
Hoofdstuk 3 - Kwaliteiten en Knelpunten
13
Hoofdstuk 4 - Intermezzo
25
Hoofdstuk 5 - Planmethode
29
Uitgave: november 2006
Hoofdstuk 6 - Verbeelding
31
Oplage: 250 stuks.
Hoofdstuk 7 - Twaalf richtlijnen en een aanbeveling
53
dhr. S. Slabbers dhr. W. Bouw dhr. S. Koole
Bosch Slabbers Landschapsarchitecten Bosch Slabbers Landschapsarchitecten Bosch Slabbers Landschapsarchitecten
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
3
4
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
HOOFDSTUK 1 INLEIDING 1.1
Landschap van uitzonderlijke kwaliteit
De Oude Rijnzone is een landschap van uitzonderlijke kwaliteit. In de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland is de Oude Rijnzone aangeduid als gebied van bijzondere cultuurhistorische en archeologische waarde. Het is daarmee één van de cultuurhistorische topgebieden van de provincie. De Nota Belvedere duidt aanzienlijke delen van de Oude Rijnzone (Achthoven, Grote polder, Bodegraven Noord, Weipoort) aan tot Belvederegebied. Het Uitvoeringsprogramma Groene Hart benoemt de Oude Rijnzone tot één van de iconen van het Groene Hart. Daarbij neemt de Oude Rijnzone geografisch een bijzondere positie in. De Oude Rijnzone vormt een verdichte zone die het Groene Hart van oost naar west doorkruist. Noordelijk en zuidelijk van deze zone liggen grote, open agrarische landschappen. De betekenis van de Oude Rijnzone schuilt mede in de mogelijkheid het noordelijk en het zuidelijk gebied met elkaar te verbinden. ‘Noblesse oblige’, adel verplicht. De bijzondere status die aan de Oude Rijnzone is toegekend betekent niet dat men dit gebied ‘onder de glazen stolp’ moet plaatsen. Geenszins. Ontwikkelingen moeten doorgang kunnen vinden. Ontwikkelingen zijn inherent aan een levend landschap. Deze bijzondere status betekent wel dat men zich bij ontwikkelingen meer dan terdege rekenschap moet geven van de bijzondere ruimtelijke kwaliteiten die dit gebied vertegenwoordigt. Dit rapport wil daartoe handvatten aanreiken.
1.2
Het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’
Het laatste jaar is er veel gepraat en gepubliceerd over de toekomst van het landschap van de Oude Rijnzone. In al die publicaties is men het er over eens; de ruimtelijke kwaliteit van het landschap van de Oude Rijnzone moet worden versterkt. De insteek is daarbij vooral het realiseren van ecologische
verbindingszone’s, het oplossen van knelpunten in de infrastructuur en het herstructureren en transformeren van verouderde bedrijfsterreinen. Het is niet moeilijk het met elkaar eens te worden dat men voor kwaliteit gaat, immers wie wil er nou geen (ruimtelijke) kwaliteit? Maar wat is nou die ruimtelijke kwaliteit? Zolang we dat niet weten, weten we ook niet waar we het over eens zijn, wat we met elkaar hebben afgesproken en kunnen we ons verschuilen achter een magisch begrip. Ruimtelijke kwaliteit is een moeilijk te vatten begrip dat verschilt per situatie en, tot op zekere hoogte, ook per beoordelaar. De opgave is om voor het gebied van de Oude Rijnzone: • het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’ concreet te maken; • het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’ te objectiveren en toetsbaar te maken. Zoals gezegd, ruimtelijke kwaliteit is een moeilijk te vatten begrip. De Nota Landschap (Ministerie LNV,1987) heeft in het verleden een verdienstelijke poging gedaan dit begrip handen en voeten te geven. Er is sprake van ruimtelijke kwaliteit wanneer een landschap beschikt over Ecologische kwaliteit, Economische Kwaliteit en Esthetische kwaliteit (E3). In bijlage 2 werkt de Nota Landschap het begrip Esthetische kwaliteit nader uit en wordt gesproken van oriëntatie in de tijd, oriëntatie in de ruimte en schoonheid. De esthetische kwaliteit hangt ook nauw samen met aspecten als structuur, maat en maatverhoudingen, ritmiek en ‘mate van verzorgdheid’. De systematiek van “de 3 E’s” is nog altijd goed hanteerbaar, met inbegrip van de uitwerking van het begrip Esthetische kwaliteit. Nadien heeft het ministerie van VROM in het boek ‘Op weg naar ruimtelijke kwaliteit’ (1990) ruimtelijke kwaliteit heeft gedefinieerd als de resultante van gebruikswaarde, informatiewaarde en toekomstwaarde. Het goede van de systematiek van de Nota Landschap is dat het aan het begrip ‘Ruimtelijke Kwaliteit’ handen en voeten geeft, en daarmee dit begrip communiceerbaar maakt. Wij willen op deze werkwijze voortbouwen, onder toevoeging van een extra aandachtspunt: de herkenbaarheid van het verleden.
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
5
6
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
Het landschap is altijd in ontwikkeling. Ontwikkelingen moet je niet willen stoppen, dat is een strijd die je op voorhand verliest. De opgave is ontwikkelingen zodanig te geleiden dat kwaliteiten behouden blijven, knelpunten worden opgelost en nieuwe kwaliteiten worden toegevoegd (de nieuwe cultuurhistorie voor morgen) en dat alles zodanig dat het landschap haar verhaal kan blijven vertellen. Met deze toevoeging wordt recht gedaan aan het beleidsuitgangspunt ‘behoud door ontwikkeling’ zoals uitgewerkt in het Belvedere-beleid.
1.3
Het begrip ‘landschap’
In dit rapport wordt het begrip landschap breed opgevat. Landschap beperkt zich in deze visie niet tot het ‘onbebouwd buitengebied’, waar je met de trein doorrijdt als je van de ene stad naar de andere gaat (vrij naar Jules Deelder) maar omvat het geheel van steden, dorpen, boerderijen en landerijen. Landschap = Stad + dorp + landelijk gebied.
1.4
Aanleiding
De aanleiding tot dit project ‘Ruimtelijke Kwaliteit Oude Rijnzone’ is tweeledig. Directe aanleiding is de afronding van de Transformatievisie. De ateliers, waarin werd gewerkt aan een drietal deelgebieduitwerkingen, hadden behoefte aan een communiceerbaar en toetsbaar kader ten aanzien van de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast is het ook voor de uitvoering van de Transformatievisie en het beoordelen van de ‘dagelijkse’ planontwikkeling voor locaties binnen de Oude Rijnzone van belang om over een checklist te beschikken. De Oude Rijnzone is immers een dynamisch gebied waar op tal van schaalniveaus ontwikkelingen gaande zijn. Er is een veelheid van ontwikkelingen, met een veelheid aan initiërende partijen. Zowel initiatiefnemers als beoordelaars hebben behoefte aan een helder kader voor deze ontwikkelingen.
1.5
Doel en doelgroep
Doel van het project “Ruimtelijke kwaliteit Oude Rijnzone’’ is:
• •
het in woord en beeld definiëren van de gewenste ruimtelijke kwaliteit in de Oude Rijnzone; daaraan gekoppeld het opstellen van toetsbare richtlijnen die ontwikkelende partijen in de Oude Rijnzone kunnen hanteren.
Doel van het project is daarmee niet om ‘het plan voor de Oude Rijnzone’ te ontwikkelen of om weer een ontwikkelingsvisie op te stellen. De opgave is om breed gedragen criteria op te stellen waaraan plannen moeten voldoen, willen zij kunnen bijdragen aan de ruimtelijke kwaliteit. Doelgroep is daarmee niet alleen gemeente(n), Provincie of projectontwikkelaars. Doelgroep is iedere partij die gebieden in de Oude Rijnzone ontwikkelt, van particulier tot terreinbeheerder, van weg- tot waterbeheerder. Ook de beoordelaars van plannen zijn een doelgroep. De resultaten van deze studie zullen daarom ook worden besproken in de gemeenteraden en welstandscommissies binnen het gebied.
1.6
Opbouw van het rapport
Het rapport kent een analyserend deel (de hoofdstukken 2 en3), een intermezzo (hoofdstuk 4), een inspirerend deel (de hoofdstukken 5 en 6) en de feitelijke formulering van de toetsingscriteria. Hoofdstuk 2 omvat een korte historische kaartvergelijking. Deze laat zien hoe ons landschap continu onderhevig is aan ontwikkeling. Hoofdstuk 3 analyseert de kwaliteiten van het gebied, het benoemt in het kort de kwaliteiten en knelpunten. Hoofdstuk 4 vormt een intermezzo, gaat in op de betekenis van cultuurhistorie voor de planvorming, op het spanningsveld tussen behoud en ontwikkeling en op de noodzaak om trots en zelfbewust aan de vernieuwing van het landschap te werken teneinde de cultuurhistorie van morgen aan het landschap van vandaag toe te voegen. Hoofdstuk 5 gaat in op de planmethodiek en benoemt de thema’s welke in de Oude Rijnzone spelen. Hoofdstuk 6 werkt deze thema’s voorbeeldmatig uit voor Hazersgraafswoude aan den Rijn. In deze fictieve situatie zijn niet alleen alle namen uit de streek samengevoegd, maar ook alle kenmerken uit de streek samengebracht. In die zin is de situatie fictief, doch tevens uiterst realistisch. De uitwerkingen hebben het karakter van een vingeroefening, zij verbeelden de ruimtelijke kansen bij een mogelijke vraagstelling. Hoofdstuk 7 tot slot formuleert elf richtlijnen, die tevens als toetsingscriteria kunnen dienen, en één aanbeveling.
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
7
Kaartbeeld 1615
8
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
HOOFDSTUK 2 KAARTVERGELIJKING In dit rapport zijn drie kaarten van het gebied tussen Leiden en Bodegraven opgenomen. Deze geven een beeld van het landschap van de Oude Rijnzone aan het begin van de 17e eeuw, aan het begin van de twintigste eeuw en aan het begin van de 21e eeuw.
• • •
2.1
Kaartbeeld 1615
De eerste kaart betreft een samenvoeging van de afzonderlijke kaartbladen uit de atlas van het hoogheemraadschap van Rijnland (Floris Balthasars; 1615). Deze kaart toont een aantal opvallende zaken. • Leiden is als stad duidelijk herkenbaar. Leiden is in de 17e eeuw de tweede stad van Nederland (na Amsterdam) en behoort dan tot de 10 meest invloedrijke steden van Europa. De bebouwing ligt geheel binnen het bolwerk, buiten de vestingwerken liggen de ‘tuinen’. • Alphen en Bodegraven zijn nog slechts dorpen • Er wonen meer mensen ‘op het land’ dan ‘in de stad’. Op het land woont men met name in de lange lintdorpen, die karakteristiek zijn voor de veengebieden. • De bloklijnen op de kaart van 1615 zijn anno 2006 nog altijd de hoofdstructuurlijnen van het landschap. De hoofdstructuur van het landschap was in 1615 al bepaald, toen al vormden de Oude Rijn en de wegen over de oevers ee hoofdverbinding tussen Leiden en Utrecht. De kaart geeft weinig informatie over de invulling van de hoofdstructuur. De kaart van 1910 geeft daarover wel gedetailleerde informatie.
2.2
Kaartbeeld 1910
De kaart van 1910 toont weinig veranderingen ten opzichte van die van 1615. Leiden bevindt zich nog altijd binnen de veste, Alphen en Bodegraven zijn minieme stipjes op de kaart. Aanvullend op de kaart van 1615 toont de kaart van 1910 de kenmerkende opstrekkende verkaveling, waarmee de ‘blokken’ zijn ingedeeld. De kaart van 1910 toont drie wijzigingen ten opzichte van de situatie 1615:
2.3
Het Haarlemmermeer, in het uiterste noorden van het blad, is drooggelegd en ingericht als de Haarlemmermeerpolder. Bij Nieuwkoop zijn de plassen die na 1615 als gevolg van vervening zijn ontstaan drooggemalen en ingericht als polderland. De voor de Oude Rijnzone meest ingrijpende ontwikkeling is echter de ontwikkeling van de infrastructuur: de verbetering van de wegen en de aanleg van de spoorlijn.
Kaartbeeld 2000
De kaart van 2000 toont een ingrijpende verandering. Tussen 1910 en 2000 is er enorm veel gebeurd. Leiden heeft zich uitgebreid tot ver buiten de vestingswerken. Bij Alphen zijn de drie buurtschappen versmolten tot het grote Alphen aan den Rijn. Het bescheiden kaasstadje Bodegraven heeft zich ontwikkeld tot een kern van formaat. Ook de infrastructuur heeft zich ontwikkeld. Met de aanleg van de A4 is de Oude Rijnzone direct verbonden met de stedelijke netwerken van Den Haag en Amsterdam. Met de aanleg van de N11, parallel aan het spoor, is de bereikbaarheid van de Oude Rijnzone als geheel enorm verbeterd. De aanleg van de N11 heeft er toe geleid dat de druk op de smalle zone tussen de N11 en de Oude Rijn enorm is toegenomen. Naast de ingrijpende veranderingen toont het kaartbeeld van 2000 echter ook een opvallende constante. Het verkavelingspatroon met de bijbehorende boerderijenlinten is sedert 1910 nauwelijks veranderd. Aangenomen mag worden dat de verkaveling 1910 nog vrijwel geheel de oorspronkelijke, middeleeuwse verkaveling betreft, dat wil zeggen de verkaveling uit de periode 1000-1200, toen de ontginning van het centrale veencomplex vanaf de hogere oeverwallen langs de Oude Rijn letterlijk ‘ter hand’ is genomen. Met andere woorden: in één van de meest dynamische delen van het land blijkt vrijwel de gehele verkaveling nog één op één te herleiden naar de periode van de Middeleeuwen. De verkaveling van dit landschap is na 1000 jaar nog vrijwel geheel in takt. Dit is het landschap van de Hollandse Meesters op het gebied van landinrichting!
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
9
Kaartbeeld 1900
10
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
Kaartbeeld 2000
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
11
12
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
HOOFDSTUK 3 KWALITEITEN KNELPUNTEN 3.1
Kwaliteiten
Leesbaarheid van het landschap De Oude Rijnzone is cultuurhistorisch waardevol. Het gebied kent een even rijke als bewogen geschiedenis. Iedere episode uit deze geschiedenis heeft haar eigen sporen achter gelaten. Dat begint al met de wording van het gebied. De kreekruggen in de Grote Polder, de Oostbroekpolder en de Westbroekpolder herinneren aan de vroegste periode in de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied, de periode dat de Oude Rijn nog regelmatig haar bedding verlegde. De kreekruggen vormen voormalige rivierbeddingen, die zich met zand hebben gevuld. Toen later het aanliggende veenpakket ging inklinken, werden deze voormalige rivierbeddingen als flauwe ruggen in het landschap zichtbaar. Vaak liggen nu de boerderijlinten op deze meer zandige ruggen. Daarmee is de geomorfologische ondergrond direct in het landschap herkenbaar. Ook bij de occupatie van het gebied heeft iedere periode haar eigen aardigheden aan het landschap toegevoegd. Dit geldt niet alleen voor de Romeinse periode, maar evenzeer voor de middeleeuwse periode met haar cope-ontginningen of voor de industriële periode. Zo is een complex en intrigerend mengsel van kleine en grote elementen en structuren uit allerlei perioden ontstaan. Zij maken dat de ontwikkelingsge schiedenis aan het landschap afleesbaar is. Dit verschaft het landschap een sterk historisch perspectief. Het heden kan worden herkend als het resultaat van een lange ontwikkeling, en worden geïnterpreteerd als de basis voor toekomstige ontwikkelingen. Het gaat hierbij om aardkundige elementen (als de kreekruggen), archeologische monumenten (als resten uit de romeinse periode, middeleeuwse burchten), landschappelijke structuren (als de slagenverkaveling) en historisch waardevolle bouwkundige elementen (als de historische boerderijen en industriële complexen als Nieuw werklust). De verkaveling; 1000 jaar erfgoed In hoofdstuk 2 is de betekenis van de verkavelingstructuur al benadrukt. Deze verkaveling dateert uit de Middeleeuwen en is nog nagenoeg puntgaaf aanwezig. Daarbij verschaft deze verkaveling het landschap een krachtig beeld.
De lange, smalle kavels, van elkaar gescheiden door sloten, geven het landschap een sterk ruimtelijk perspectief. De talloze watergangen geven het landschap een kenmerkende ritmiek. In de sloten staat het water uitzonderlijk hoog waardoor het water vrijwel naadloos overgaat in het gras, en men steeds het gevoel heeft dat men het water aan kan raken. In de ritmiek van brede sloten weerspiegelen de wolkenluchten. Belvederegebied Vanwege de leesbaarheid van de ontwikkelingsgeschiedenis en de rijkdom aan aardkundige, archeologische en bouwkundige elementen heeft de Nota Belvedere aanzienlijke delen van de Oude Rijnzone (Achthoven, Grote polder, Bodegraven Noord, Weipoort) tot Belvederegebied benoemd. Contrasten in maat /schaal en korrel De Oude Rijn is contrastrijk in maat, schaal en korrel. Dat hangt samen met het gegeven dat de Oude Rijn vanouds woonrivier én werkrivier is, door stedelijk én landelijk gebied voert. Aan de Oude Rijn staan buitenplaatsen, herenhuizen, boerderijen en nederige arbeiderswoningen. Daarnaast hebben zich in het verleden veel bedrijven langs de Oude Rijn gevestigd, daarbij gebruikmakend van de transportmogelijkheden over de rivier. Grote betoncentrales met zand en grindopslag staan aan de rivier. Buizen, kranen en pijpen steken uit over het jaagpad, werkkades bepalen hier het beeld. Het is de functiemenging (wonen, werken, landbouw) die aan de basis staat van het contrast in maat, schaal en korrel. Openheid en zichten In zijn algemeenheid manifesteert de Oude Rijn zich toch vooral als een ‘groene rivier’, als een rivier die door het landschap voert. Dit hangt samen met een tweetal kenmerken: • De sterke agrarische identiteit die langs grote delen van de Oude Rijn het karakter bepaalt. De landbouw is de dragende functie achter de zo gewaardeerde openheid van het landschap. • De Oude Rijnzone zelf is een deels verdicht lint, met langs de rivier een afwisseling tussen open en verdichte delen. Ten noorden en ten zuiden
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
13
Zichtlijnen
14
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
Legenda
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
15
Kwaliteiten
16
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
van de Oude Rijn liggen dé grote open agrarische landschappen van het Groene Hart. Dit maakt dat er op een aantal plaatsen langs de rivier extreme vergezichten haaks op de rivier aanwezig zijn. Vanaf de rivier kan men regelmatig 5 tot 8 kilometer van zich afkijken. Zichtlijnen van een dergelijke lengte zijn in de Randstad uitzonderlijk. Unieke cultuurhistorische elementen De Oude Rijnzone kent een aantal cultuurhistorische unica, elementen die van een uitzonderlijke cultuurhistorische betekenis zijn: • De restanten uit de Romeinse periode, toen de Oude Rijn de zwaar bewaakte noordgrens van het Romeinse Rijk vormde (De Limes). Van tal van castella en burchten bevinden zich nog resten in de ondergrond, zoals de Hooge Burcht. Ofschoon deze elementen niet direct in het landschap zichtbaar zijn, is de aanwezigheid daarvan van intrinsieke waarden. • De Wierickerschans, onderdeel van zowel de Oude als de Nieuwe Hollandse waterlinie; • De molenviergang bij Aarlanderveen, de enige nog werkende molenviergang ter wereld. Industrieel erfgoed De Oude Rijn is vanouds een werkrivier. Aan deze rivier staan prachtige voorbeelden van industrieel erfgoed, zoals oude meelfabrieken, oude steenen pannenfabrieken als Nieuw Werklust en silo’s.
Jaagpad Doordat de Oude Rijn vanouds een werkrivier is, is er aan / langs de rivier weinig openbare ruimte. Het jaagpad was en is de belangrijkste openbare ruimte langs de rivier. Het Utrechtse jaagpad, aangelegd in 1664, gold lange tijd als ultramoderne vorm van transport, vergelijkbaar met wat thans een HSL is. Vóór de aanleg van het jaagpad duurde een reis per zeilschip over de Oude Rijn van Leiden naar Utrecht, afhankelijk van de luimen der winden, 14 tot 18 uur. Nadien was dat teruggebracht tot 8 uur – en daar kon je een zandloper op gelijk zetten. Het Utrechtse Jaagpad, eertijds een monument van snelheid en regelmaat, is thans een monument van traagheid en onthaasting. Na de komst van de trein degradeerde de trekvaart tot een symbool van
pre-industriële traagheid en achterlijkheid. Heden ten dage fietsen en wandelen we over het jaagpad, staan er stil als het ons uit komt en dromen wat weg over het water. Het jaagpad vormt dé mogelijkheid om de rivier vanaf het land te beleven.
3.2
Knelpunten
Haaksrelaties slecht ontwikkeld De haaksrelaties tussen rivier en achterland zijn zwak ontwikkeld. De rivier stroomt dwars door het Groene Hart, maar dreigt daarbij het Groene Hart eerder in een noordelijk en een zuidelijk deel op te splitsen dan dat het noord en zuid met elkaar verbindt. De slecht ontwikkelde relaties hebben niet alleen betrekking op het gebruik door de mens, maar zeker ook op de ecologische relaties. De Oude Rijn oogt met haar betonnen oevers soms meer als een slingerend kanaal dan als een rivier. De harde en hoge oevers vormen voor tal van diersoorten een onneembare barrière. Ook het spoor en de N11 vormen een barrière in de recreatieve en ecologische noord-zuidverbinding. Verdichting langs de Oude Rijn De ligging van de Oude Rijn in het centrum van het Groene Hart maakt dat Schiphol, Leiden, Amsterdam, Utrecht en Den Haag van hieruit snel bereikbaar zijn. Dat maakt de Oude Rijn in beginsel tot een aantrekkelijk woongebied en vestigingsgebied voor bedrijven. De druk op het gebied is groot. Met de aanleg van de N11 (en het spoor) ontstond er tussen de weg en de rivier een smalle strook grond die uitzonderlijk goed ontsloten was. Hierdoor werd de Oude Rijn bijna de ideale locatie voor wonen en bedrijvigheid. Het gebied tussen de N11 en de Oude Rijn heeft zich inmiddels dermate verdicht dat er aan de zuidkant van de rivier een bandstad dreigt te ontstaan. Het bezwaar bij deze ontwikkeling is meerledig: • Hiermee worden de haaksrelaties nog minder ontwikkeld; • Hiermee nemen de verre zichten haaks op de rivier in aantal en kwaliteit af; • Hiermee boet ‘het groene karakter’ van de rivier, de agrarische identiteit verder aan kwaliteit in.
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
17
Verdichting langs Oude Rijn
18
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
Nieuwe ontwikkelingen doen niets met de ondergrond Nieuwe ontwikkelingen spelen niet of nauwelijks in op de specifieke kenmerken van de locatie, doen weinig met de eigenheid van de plek. Er worden plannen ontwikkeld die even zo goed bij Roosendaal, Emmen of Heerlen hadden kunnen liggen. De kenmerkende maat, schaal, richting en ritmiek worden niet in de plannen opgenomen, het onderliggende landschap klinkt onvoldoende in de plannen door. En dat is jammer, want daardoor is het landscha niet langer in staat ‘haar verhaal te vertellen’. Afkeren van de Oude Rijn In het verleden hebben nieuwe ontwikkelingen de Oude Rijn onvoldoende opgepakt als de structuurdrager van het gebied. Het lijkt wel of men zich van de rivier heeft afgekeerd, in plaats van dat men de rivier heeft opgezocht. De Rijneke Boulevard bij Zoeterwoude is een voorbeeld van het ontkennen van de Oude Rijn. Deze meubelboulevard keert zich van de rivier af. Dat is functioneel wel verklaarbaar, de meubelboulevard heeft gekozen voor een ligging aan de Hoge Rijndijk. Dat daarmee de Oude Rijn aan de achterkant grenst is toeval. Het is een gemiste kans dat de ligging aan de rivier niet is opgepakt om extra attractiviteit, extra (verblijfs)kwaliteit toe te voegen. De verblijfskwaliteit aan water is nihil en vanaf het water heeft men over grote lengte zicht op een blinde gevel. Privatiseren van de oevers / afname zichtrelaties Nieuwe ontwikkelingen op het gebied van woningbouw lijken de waarde van de Oude Rijn als ‘unique sellingpoint’ wel te beseffen. Vaak worden bij deze ontwikkelingen juist de oevers volledig uitgegeven, waardoor de oever van de Oude Rijn steeds meer wordt geprivatiseerd en daarmee nog maar voor een beperkte groep van directe gebruikswaarde is. Daarbij wordt met deze ontwikkelingen de Oude Rijn veelal ‘dichtgezet’, waarmee het zicht op de Oude Rijn vanuit de omgeving verder afneemt. De Oude Rijn gaat in toenemende mate verscholen achter bebouwing. Particuliere ontwikkelingen worden onvoldoende ingezet ten behoeve van de ontwikkeling van collectieve kwaliteiten. Ontwikkelingen zouden moeten worden aangewend om de openbaarheid van de oevers van de Oude Rijn en de zichtrelaties met de Oude Rijn te versterken.
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
19
Knelpunten
20
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
Industrie versus wonen De Oude Rijn transformeert van werkrivier naar woonrivier. Fabrieken en loodsen maken plaats voor woningen en appartementen. Enerzijds is dit jammer, omdat juist de menging van wonen en noeste arbeid kenmerkend is voor de Oude Rijn. Anderzijds is het een vrijwel onafwendbaar proces. Fabrieken en loodsen staan leeg en laten zich niet altijd herbestemmen. Wanneer men uitgaat van de gedachte “wonen moet je op de mooiste plekken, werken op de best bereikbare plekken” dan is er veel voor te zeggen aan de Oude Rijn vooral ook te wonen. In dit transformatieproces moet daarom een aantal van vragen meer nadrukkelijk aan de orde komen: • Hoe gaan we om met de maat en schaal, de kenmerkende ‘korrel’ van de Oude Rijn ? Bij herstructurering bestaat de natuurlijke neiging om het programma te zwaar in te zetten, vanuit het argument dat anders de ontwikkeling niet ‘haalbaar’ zou zijn. Daarmee worden de ontwikkelingen niet zelden te zwaar voor de plek, wordt de plek uitgepond. • Welke beeld willen we hier neerzetten ? Bij veel herstructureringen zien we dat een beeldtaal wordt ingezet die sterk appelleert aan de wensen van de markt van dit moment, maar geen recht doen aan de karakteristieken van de Oude Rijn. Wat we nu bouwen blijft tenminste 50 jaar staan, bepaalt tenminste 50 jaar het beeld van de Oude Rijn. Dan moet het wel over duurzame ruimtelijke kwaliteit beschikken. Dan volstaat de mode van vandaag niet, want die is morgen achterhaald. Liever nog hebben we dat wat we nu bouwen nog veel langer blijft staan, liever nog voegen we nu nieuwe cultuurhistorie aan de Oude Rijn toe. Het is de ambitie gebouwen te ontwikkelen met een dusdanige kwaliteit dat we er geen afstand meer van willen doen (het beste voorbeeld van Duurzaam bouwen is nog altijd de Amsterdamse Grachtengordel. Al die projecten die thans onder de regeling Duurzaam Bouwen worden gerealiseerd kunnen niet tippen aan de die 17e eeuwse vorm van ‘duurzaamheid avant la lettre’.) • Hoe kan de transformatie nieuwe collectieve kwaliteiten tot stand brengen, denk aan het vergroten van de openbaarheid van de oevers, het verlengen en vernieuwen van het jaagpad en het versterken van de haakse zichtrelaties. Verbrokkeling van het jaagpad Het Jaagpad was ooit een doorgaande route, het symbool van de continuïteit en openbaarheid van de Oude Rijn. Van de stadspoorten van Utrecht tot aan de stadspoorten van Leiden waren de oevers van de rivier, afwisselend van
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
21
Fragmentatie jaagpad
Huidige jaagpaden
22
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
Legenda
N11
noord- naar zuidzijde, vrij toegankelijk. Thans is het jaagpad sterk gefragmenteerd, op sommige plekken is hij nog in vrijwel oorspronkelijke vorm aanwezig, als een vrijliggend fiets- / wandelpad direct langs de rivier, op andere plekken is het jaagpad opgegaan in een autoweg. Daarbij is het jaagpad in ligging nog herkenbaar, maar is het profiel volledig verstoord. In een aantal gevallen is het jaagpad geheel verdwenen en herinneren alleen de namen als ‘Leids –en Utrechts veerhuis’ aan het bestaan van het jaagpad. De teloorgang van het jaagpad als monument van de Oude Rijn is niet alleen vanuit cultuurhistorisch oogpunt te betreuren. Ook vanuit recreatief oogpunt is dit groot verlies. De oevers van de Oude Rijn zijn bij uitstek het medium om het centrale deel van het Groene Hart en de verbondenheid tussen stad en Groene Hart te ervaren.
In mindere mate geldt het voorgaande ook voor de beleving vanaf de snelweg. Vanaf de snelweg moet men het landschap kunnen beleven. Het landschap moet de reiziger voldoende aanknopingspunten bieden om hem te helpen met zijn plaatsbepaling. De beleving van het landschap vanaf de weg behoeft meer aandacht, bijvoorbeeld in de vorm van een routeontwerp.
Infrastructuur De N11 vormt de keerzijde van de Oude Rijn. Waar de Oude Rijn door de tijd heen heeft ingeboet aan kwaliteit en ´aandacht´ heeft de N11 deze aandacht opgeëist. Dit heeft niet altijd de ruimtelijke kwaliteit gegenereerd die wenselijk is, al zijn er langs de N11 wel ontwikkelingen te benoemen die kwaliteit in zich hebben, zoals de ecologische verbinding parallel aan de N11 en de stedelijke ontwikkeling aan de zuidzijde van Alphen aan den Rijn en de weidse vergezichten vanaf de N11 naar het zuiden. Probleem bij infrastructuur is dat vaak oorspronkelijke relaties verloren gaan. Steden en dorpen worden afgesneden van hun achterland. De oorspronkelijke relatie tussen dorp en aanliggend landschap, waarbij beiden welhaast geleidelijk in elkaar overvloeien, gaat verloren. Met de verminderde bereikbaarheid verliest het open agrarisch gebied aan betekenis als uitloopgebied. Beleving vanaf de (spoor)weg Een reis door Nederland over het spoor is vaak een reis langs achterkanten. Ontwikkelingen keren zich van het spoor af. Tussen het bebouwd gebied en het spoor ontstaan veelal restjes ‘niemandsland’, landjes waar niemand van houdt. Vanuit de gedachte dat op dat soort plekken een blind paard nog geen schade kan aanrichten verrijzen hier veelal functies welke men elders niet wil of kan huisvesten. En zo verrommelt de zone langs het spoor. De ambitie zou moeten zijn om de reis met de trein zo aantrekkelijk te maken dat de reiziger aan het raam gekluisterd zit, in plaats van zich uit armoede te buigen over Spits of Metro. De reis over het spoor moet de hoogtepunten uit het landschap dat men passeert tonen, in de etalage zetten.
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
23
24
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
HOOFDSTUK 4 INTERMEZZO Dit hoofdstuk wil, alvorens naar de verbeelding te gaan, een aantal algemene denklijnen meegeven. Deze denklijnen gaan over de verhouding tussen verleden, heden en toekomst.
4.1
Landschap in verandering
Ons landschap is continu onderhevig aan veranderingen. Dat is inherent aan een levend landschap. De wensen van de samenlevingen veranderen in de tijd. De samenleving past het landschap voortdurend aan aan de veranderende behoeften en mogelijkheden. De enige constante is de verandering. Vanaf de middeleeuwen worden steden en landschappen beschermd tegen aanvallen van buitenaf. Er worden bolwerken aangelegd en waterlinies ontwikkeld. Naarmate de bevolking groeit neemt de behoefte aan voedsel toe en worden voorheen woeste gronden in cultuur gebracht. Naarmate de bevolking groeit breiden steden en dorpen uit en groeit de vraag naar werkgelegenheid. Bedrijventerreinen worden aangelegd. Naarmate de technische mogelijkheden toenemen wordt de infrastructuur uitgebreid. Bescheiden landpaden transformeren tot brede asfaltwegen, er worden jaagpaden, provinciale wegen, rijkswegen, spoorwegen en hogesnelheidslijnen aangelegd. In de periode na de oorlog overheerst de angst voor honger en wordt het landschap zodanig heringericht dat het optimaal kan produceren. Tegen het einde van de twintigste eeuw is het landelijk gebied niet langer primair productiegebied voor voedsel, maar tevens uitloopgebied voor de stedeling, leefgebied voor plant en dier, cultuurhistorisch erfgoed. Er worden nieuwe natuur- en recreatiegebieden aangelegd. Met de verandering van het klimaat neemt de behoefte aan waterberging toe. Hoofdstuk 2 toont dat de veranderingen in het landschap zich in een rap tempo voltrekken. Wie het kaartbeeld van het begin van de vorige eeuw legt naast het kaartbeeld begin deze eeuw ziet hoe ingrijpend de veranderingen zijn geweest.
Deze kaartvergelijking is geen pleidooi om ontwikkelingen te stoppen. Ontwikkelingen laten zich niet stoppen, zij zijn immers inherent aan een levend landschap. De opgave is om ontwikkelingen zodanig te geleiden dat: • Kwaliteiten behouden blijven • Knelpunten worden opgelost • Nieuwe kwaliteiten aan het landschap worden toegevoegd En dat alles zodanig dat het landschap ‘haar verhaal kan blijven vertellen’.
4.2
Betekenis van cultuurhistorie
Het belang van cultuurhistorie is drieledig. Cultuurhistorie heeft intrinsieke waarde. Het gegeven dat in de ondergrond resten uit de Romeinse periode aanwezig zijn is van waarde, ook al zijn die resten niet waarneembaar. Daarbij draagt cultuurhistorie vaak belangrijk bij aan de landschappelijke en ruimtelijke identiteit. De meest gewaardeerde landschappen zijn niet zelden ook die landschappen die cultuurhistorisch interessant zijn. Tot slot draagt de herkenbaarheid van de cultuurhistorie bij aan het begrijpen van het heden. In dit laatste aspect schuilt de meest directe betekenis van de cultuurhistorie voor de planvorming. Immers iedere planvorming start vanuit een interpretatie van het heden. Maar interpretatie van het heden kan niet zonder kennis van het verleden. Door je in het verleden te verdiepen, kijk je anders naar het heden en kom je tot andere afwegingen voor de toekomst.
4.3
Behoud door ontwikkeling
Deze rapportage is geen pleidooi om landschappen onder de glazen stolp te plaatsen. Ontwikkelingen moeten door kunnen gaan, maar wel met respect voor de kwaliteiten, voor de eigen aardigheden die in het landschap van de Oude Rijnzone aanwezig zijn. De opgave is het evenwicht te vinden tussen behoud en ontwikkeling, niet
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
25
Wierickerschans Bron: Provincie Zuid-Holland
26
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
door behoud náást ontwikkeling te plaatsen, maar veeleer door behoud en ontwikkeling met elkaar te combineren: behoud dóór ontwikkeling. De opgave is ontwikkelingen zo te geleiden dat historische patronen en structuren zodanig in de ontwikkeling worden ingepast dat zij niet alleen behouden blijven, maar in hun nieuwe setting ook een hernieuwde betekenis en vernieuwde zeggingskracht verkrijgen.
4.4
Trots en zelfbewust
Er is iets wonderlijks met onze samenleving. Wij kijken vol trots naar wat we in het verleden aan ons landschap hebben toegevoegd. Wij zijn lyrisch over onze oude landgoederen, over de prachtige binnensteden of over een lintdorp als de Lage Waard bij Koudekerk aan den Rijn. Dat zelfbewustzijn laat echter velen in de steek wanneer we gaan nadenken over de toekomstige veranderingen in het landschap. Dan maakt trots plaats voor terughoudendheid. Dan ontbreekt ons het vertrouwen dat we de kwaliteiten die we vroeger als vanzelfsprekend aan het landschap konden meegeven, nu opnieuw aan het landschap zouden kunnen toevoegen. Dan gaan we aarzelen, zo’n nieuw landgoed, moeten we dat wel willen. Zo’n bebouwingslint, kunnen we dat nu nog wel maken ??
invloed doen gelden: de toenemende mobiliteit zal nopen tot vergaande aanpassingen aan het systeem van spoor- en snelwegen, de toenemende vergrijzing leidt tot andere woon- en zorgvragen, naast ‘health en welness’ wordt ‘leisure’ een steeds belangrijker thema. Er ontstaan andere woonwensen, het ruimtegebruik per inwoner neemt toe. Veranderingen in het klimaat nopen tot extra ruimte voor waterberging. En tot slot zullen vanuit bedrijvigheid en landbouw nieuwe eisen worden gesteld, die nopen tot aanpassingen aan het landschap. Willen we de komende 30 jaar de veranderingen die op ons afkomen kunnen accommoderen, dan zal het landschap wederom stevig moeten worden aangepast aan nieuwe wensen, eisen en mogelijkheden. Wensen, eisen en mogelijkheden die nu nog niet eens bekend zijn. Deel van de opgave is te zoeken naar vernieuwende concepten. Vernieuwende concepten die veranderingen kunnen accommoderen, maar ook kunnen initiëren. Concepten die maken dat de Oude Rijnzone aan kracht en kwaliteit wint. Concepten die zorgvuldig omgaan met de cultuurhistorie kwaliteiten van de Oude Rijnzone en daarbij ook nieuwe kwaliteiten aan het gebied toevoegen.
Natuurlijk, voornoemde voorbeelden lenen zich niet voor het letterlijk knippen en plakken uit een beleidsnota over landgoederen of een catalogus voor landelijk gelegen villa’s. Zij behoeven een bewerking naar de hedendaagse situatie en context. Maar zij kunnen wel interessante referenties bieden. Ruimtelijke kwaliteit heeft betrekking op verleden én toekomst. De uitdaging is niet alleen om zorgvuldig met de cultuurhistorie van gisteren om te gaan, maar ook om trots en zelfbewust nieuwe cultuurhistorie, de cultuurhistorie van morgen, aan het landschap toe te voegen.
4.5
De noodzaak tot vernieuwing
De afgelopen dertig jaar is het beeld van de Oude Rijnzone essentieel gewijzigd. Dat zal voor de komende 30 jaar niet anders zijn. Eén van de straalmotoren achter de dynamiek, de bevolkingsgroei, mag dan getemperd zijn, andere motoren daarentegen zullen steeds meer hun
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
27
28
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
HOOFDSTUK 5 PLANMETHODE 5.1
Aspecten
Iedere planvorming start vanuit een interpretatie van het heden. De analyse van kwaliteiten en knelpunten laat zich samenvatten in een aantal parameters: • Maat / schaal / korrel; • Cultuurhistorische betekenis; • Functiemenging; • Toegankelijkheid; • Haaks relaties; • Verbondenheid met de rivier; • Groene waarde. Bij aanvang van het planproces kunnen deze parameters in kaart worden gebracht. Vervolgens kan dezelfde situatie aan de hand van het ontwerp nogmaals worden gewaardeerd. Vergelijking van de kwaliteitkaarten leert waar ‘winst’ is behaald en waar ‘kwaliteit’ wordt ingeleverd. Natuurlijk is dit slechts een hulpmiddel om ruimtelijke kwaliteit meer expliciet een plaats in het planproces te geven. Ruimtelijke kwaliteit is meer dan de optelling van deelaspecten. Ruimtelijke kwaliteit wordt vooral bepaald door de samenhang der dingen, door het zodanig combineren van ontwikkelingen en oplossingen dat er een nieuw geheel ontstaat dat meer is dan de som der delen.
5.2
• • • • • • •
te gaan en de ecologische, ruimtelijke en functionele noord-zuidrelaties te versterken. De ‘evergreens’ zijn als planfiguur ontwikkeld in het rapport ‘Oude Rijn doet Nieuwe Zaken’. De aanleg van planmatige uitbreidingswijken De ontwikkeling van ‘dorps wonen’ De ontwikkeling van nieuwe bedrijfsterreinen De herontwikkeling van oude bedrijfsterreinen / herbestemmen industrieel erfgoed De ontwikkeling van nieuwe landgoederen De ontwikkeling van ijle vormen van verstedelijking, groene woonmilieus met circa 7 woningen per ha. De ontwikkeling van infrastructuur.
In hoofdstuk 6 wordt voor een fictieve, doch realistische situatie, verbeeld hoe aan voornoemde ontwikkelingen vorm kan worden gegeven.
Thema’s
Binnen de Oude Rijnzone speelt een aantal thema’s. Deze hebben betrekking op: • De ontwikkeling van de Oude Rijn zelf: het karakter van de rivier, de zichten op en vanaf de rivier en haar oevers. • De ontwikkeling van / op de oevers van de Oude Rijn en de onderlinge relaties tussen de noord- en zuidoever. • De ontwikkeling van de ‘evergreens’. Dit zijn groene corridors die zijn bedoeld om de ontwikkeling van een ongedifferentieerde bandstad tegen
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
29
HAZERSGRAAFSWOUDE AAN DEN RIJN
30
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
HOOFDSTUK 6 VERBEELDING HAZERSGRAAFSWOUDE AAN DEN RIJN De onder 5.2 genoemde ontwikkelingen worden denkbeeldig vormgegeven op het grondgebied van Hazersgraafswoude aan den Rijn. Hazersgraafswoude aan den Rijn is een fictief dorp. Herkenbaar aan de namen uit de streek, de typerende verkaveling en de ‘opgave’ voor transformatie. De uitwerkingen hebben het karakter van een vingeroefening, zij verbeelden de ruimtelijke kansen bij een mogelijke vraagstelling. Doel is te onderzoeken hoe ontwikkelingen, inspelend op de kenmerken van het gebied, kunnen worden ingepast en hoe daartoe richtlijnen (hoofdstuk 7) kunnen worden ontwikkeld.
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
31
6.1
Landstedelijk wonen in lage dichtheden
De eerste uitwerking heeft betrekking op het buitengebied van Hazersgraafswoude aan den Rijn. Deze uitwerking onderzoekt hoe onder voorwaarden van behoud van openheid, versterking van toegankelijkheid en versterking van haaksrelaties ontwikkelingen in het landschap denkbaar zijn. De verbeelding onderzoekt hoe actuele trends op het gebied van wonen (de vraag naar ruime woonmilieus in een landelijke setting) kunnen worden aangewend voor behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De casus betreft de veronderstelde ‘getrapte’ ontwikkeling van een nieuw woonmilieu, wonen in lage dichtheden (7 woningen per ha). De verbeelding laat zien hoe aan deze vraag tegemoet kan worden gekomen met versterking van de collectieve kwaliteiten. De verbeelding toont de ontwikkeling van een nieuw lint, haaks op de rivier. Dit lint volgt de bestaande verkaveling. De ruggengraat van dit lint wordt gevormd door een essenlaan. Aan deze laan staan vrijstaande woningen op een bescheiden private kavel (450 m2). Daarnaast hebben ze 900 m2 aan collectief terrein. Dit zijn de collectieve graslanden achter het lint. Een alternatief hierop is een dubbellint ontwikkeling dat met twee voorkanten naar het landschap gericht is en met de achterkanten aan elkaar grenst. Achter op het lint worden de lager gelegen gronden langs de noordzijde van het spoor ontwikkeld tot natte hooilanden (aansluitend op de Elfenbaan die aan de zuidzijde van het spoor, tussen spoor en weg, wordt gerealiseerd). Deze kunnen worden gerealiseerd vanuit het groenfonds dat ten behoeve van groene ontwikkelingen in het gebied wordt opgericht. Elke nieuwe ontwikkeling levert zo een bijdrage aan een totaal landschap. Er is voor gekozen het nieuwe lint haaks op de rivier ruimtelijk los te leggen van het oude lint langs de rivier. Tussen het nieuwe lint en het oude lint wordt als ruimtelijk intermediair een hoogstamboomgaard ontwikkeld. Deze markeert de overgang van de oeverwal naar het veen. In het verlengde van het lint wordt een doorgang onder het spoor en de weg gemaakt. Daarmee wordt de relatie met de zuidelijke helft van het Groene Hart versterkt en worden nieuwe recreatieve verbindingen op regionale schaal ontwikkeld. Wanneer de ontwikkeling een succes blijkt, en de vraag naar dit landelijk wonen aanhoudt, wordt volgens hetzelfde principe een tweede lint ontwikkeld. Daarmee ontstaat een lamelstructuur haaks op de Oude Rijn.
De graslanden tussen de linten worden collectief beweid, de natte hooilanden grenzend aan het spoor collectief beheerd. De vereniging van eigenaren is verantwoordelijk voor dit beheer. Zij kunnen dit beheer uitbesteden aan natuurorganisaties of aan boeren uit de omgeving. Aan dit beheer moeten vooraf kwaliteitseisen worden gesteld. Door de boomgaarden, gras- en hooilanden wordt een informeel net van wandelpaden aangelegd. Hiermee wordt de toegankelijkheid van het landelijk gebied versterkt en nemen de mogelijkheden om direct vanuit de woongebieden een ‘ommetje’ te maken toe. De zone van natte hooilanden langs het spoor maakt dat niet alleen de haaksrelaties, maar ook de langs relaties worden versterkt. Men geniet niet alleen lange doorzichten haaks op de rivier, maar ook parallel aan de Oude Rijn. Hiermee ook gewerkt aan een attractief zicht vanuit de trein.
6.2
Nieuwe landgoederen
November 2005 heeft de Provincie Zuid-Holland haar beleid ten aanzien van nieuwe landgoederen verruimd. Het is de hoop en de verwachting dat hiermee meer mensen dan voorheen het initiatief zullen nemen een nieuw landgoed te ontwikkelen. Deze private ontwikkeling moet leiden tot het ontwikkelen van collectieve kwaliteiten. Daarbij moeten langs de Oude Rijn landgoederen worden ontwikkeld die recht doen aan het landschap van de Oude Rijn. Dat betekent dat in het ontwerp niet kan worden teruggevallen op de klassieke referenties van de landgoederen in de binnenduinrand of de heuvelrug (met statige lanen, slingervijvers, glooiende gazons en grote toeven rododendrons), maar er een polderlandgoed moet worden ontwikkeld. Een polderlandgoed dat inspeelt op de kenmerken van deze situatie. Hoe ziet een landgoed dat ‘des Oude Rijns’ is er uit? Het gaat bij een polderlandgoed vooral om het behoud van ruimte. Ruimte als ultieme vorm van luxe in een sterk verstedelijkte Randstad. Hier woont men niet in de stad, maar op het land. Een polderlandgoed is dan ook vooral een landelijk goed. Ook het nieuwe landgoed, met een minimumoppervlakte van 5 ha, waarop maximaal 3 wooneenheden mogen worden ontwikkeld, is gesitueerd in de
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
33
‘evergreen’. Uitgangspunten bij deze ontwikkeling zijn: • Waarborgen en versterken van de openheid; • Nieuwe bebouwing concentreren op een gemeenschappelijk ‘erf’. Voorkeur voor de clustering van meerdere landgoederen (à 5 hectare). In het voorbeeld is een clustering getekend van 2 x 2 landgoederen. • Geen parkontwikkeling, maar wel een sterke omkadering van het erf, opdat het landgoed zich ruimtelijk als een eiland omspoeld door de ruimte gaat manifesteren. Groenstructuren van buitenplaatsen en boerderijcomplexen uit het gebied kunnen als inspiratie dienen. Daarbij kan gedacht worden aan geriefbosjes, laantjes, boomgaarden, historische erfindeling etc; • Recreatieve winst door het openbaar maken van het deel van het landgoed buiten het erf; • Door verbreding van sloten wordt het waterbergend vermogen flink vergroot. De tekening toont wat de mogelijkheden zijn van een landgoedontwikkeling in combinatie met de ontwikkeling van landelijk wonen. Binnen het landgoed is een oude molenplaats hersteld. Naast het maken van nieuwe landgoederen kunnen ook bestaande boerenerven onder de landgoedregeling en/of de regeling ‘Ruimte voor Ruimte’ gebracht worden. Dit kan een impuls geven aan agrariërs die het financieel moeilijk hebben.
6.3
waterhuishouding en waterberging te optimaliseren. In de evergreen worden enkele paden aangelegd voor het maken van een ommetje. Daarnaast wordt een aantal “plankiers” (eenvoudige houten bruggen) in het gebied gelegd. Tussen de plankiers is geen pad aangegeven, men zoekt zijn eigen weg van plankier tot plankier. Beheer Voor het beheer zijn diverse varianten denkbaar. Een eerste optie is dat het beheer wordt uitgegeven aan boeren uit de omgeving, die uit deze verbreding van hun agrarische activiteiten een aanvullend inkomen kunnen verwerven. Een tweede optie is dat het terrein wordt verworven en onderhouden door een natuurbeherende organisatie. Derde optie zijn de voornoemde nieuwe landgoederen. Maatvoering de maatvoering van een dergelijke groenstrook is moeilijk terug te voeren tot objectieve waarden. Vanuit de ecologische criteria kan veelal worden volstaan met een beperkte maat, veel beperkter dan dat vanuit ruimtelijke motieven wenselijk is. Wil je hier echt een poldergevoel creëren dan heb je maat nodig. De minimale maat ligt tussen de 500 en 1000 meter. Dit is afhankelijk van de randen, de begrenzing van de ruimte. Naarmate deze hoger zijn is meer maat nodig om ruimte te ervaren.
Evergreens
De belangrijkste doelstelling in de Oude Rijnzone is het segmenteren van de stedelijke ontwikkelingen tussen de Oude Rijn en de N11 en om met die groenverbanden, die groene voegen, een relatie te leggen met het onderliggende landschap en het omringende landschap. Vanuit dit gegeven is het logisch om in te zetten op een polderkwaliteit. Dat betekent open, groene evergreens. Plekken waar de sloten nog zichtbaar zijn, waar weiden zijn, waar idealiter koeien in de wei staan, waar de gradiënt van Oude Rijn naar achtergebied optimaal tot uiting komt, kortom een stukje polder in de “stad”. Inrichting Voor de inrichting is het watersysteem van belang. Het voorstel is een verdubbeling van het aantal sloten om het poldergevoel te vergroten en de
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
35
6.4
Herstel ecologische samenhang
De zone heeft ook tot doel de ecologische samenhang haaks op de rivier te versterken. De Oude Rijn heeft, zoals gezegd, meer het karakter van een meanderend kanaal dan van een natuurlijke rivier. De oevers zijn uitzonderlijk hard en steil. Op veel plaatsen worden de oevers gevormd door betonnen wanden. Voor veel diersoorten is dit een niet te nemen barrière. Als onderdeel van de Evergreen moeten in- en uittreedplaatsen voor de doelsoorten uit de (P)EHS worden ontwikkeld.
6.5
Herbestemming industrieel erfgoed
Binnen Hazersgraafswoude aan den Rijn komen nog enkele schitterende fabriekscomplexen uit het eind van de 19e eeuw voor. Deze vormen prachtige massa’s, van een welhaast kubistische opbouw. Het zijn monumentale gebouwen, ontwikkeld naar hun functie en naar de stand van de techniek. Ze zijn zowel gebouw als constructie. De fabriekscomplexen staan deels al weer geruime tijd leeg, het verval heeft ingezet. Een zekere mate van verval spreekt tot de verbeelding. De romantische tuinkunst is ontstaan toen welgestelde Engelse jongelingen in het kader van hun opvoeding een ‘grand-tour’ door Europa moesten maken. Tijdens deze ‘grand-tour’ werden zij in Italië bevangen door de vergankelijkheid van de baroktuinen. Het verval van de cultuur vormde hun inspiratiebron voor het ontwikkelen van de romantische tuinkunst, met inbegrip van de ruïnes die zij in Italië hadden gezien.
industriële complexen te behouden door hen een nieuwe functie te geven. Dat geldt niet alleen voor die gebouwen die als monument zijn aangeduid, maar ook voor de monumentwaardige opstallen en panden die bijdragen aan de ensemble-kwaliteit. Het streven is gericht op behoud, door herbestemming van de oude fabrieksopstallen. Daarbij ligt de prioriteit op het behoud van die delen die als monument zijn aangeduid. Eerst wanneer is bewezen dat behoud door herbestemming geen optie is, kan in overleg met de dienst monumentenzorg worden onderzocht in hoeverre nieuwbouw denkbaar is. Deze nieuwbouw dient dan in massa, massa-opbouw, gevelbehandeling, mate van openheid en geslotenheid,sted enbouwkundige posities, architectuur en materiaalgebruik te refereren aan de gebouwen die hier hebben gestaan. Niet door de originele gebouwen te kopiëren, maar door je door het origineel te laten inspireren. Daar waar een bakstenen gebouw wordt vervangen, zou de noestige, stevige industriële uitstraling ook weer terug moeten komen. Hetzelfde geldt uiteraard ook voor het houten en ijzeren erfgoed. Voorbeeld van richtlijnen voor een stenen gebouw: Nieuwe gebouwen zijn maximaal vier lagen hoog en kennen een kubistische opbouw. De verdiepingshoogte bedraagt tenminste 3.50 meter. De gebouwen zijn opgetrokken uit een donkere baksteen. De gevel kent een open-dicht verhouding van 40%-60% tot 50%-50%, samengesteld uit grote aaneengesloten delen. Diepe neggen versterken de industriële uitstraling. De buitenruimten zijn als loggia’s in de massa opgenomen.
De schoonheid van het verval is binnen het plangebied onmiskenbaar aanwezig. De fabrieken vertegenwoordigen het industrieel erfgoed van Hazersgraafswoude en omgeving. Nu de fabrieken hun functie hebben verloren moet actief worden gezocht naar herbestemming. ‘Behoud door ontwikkeling’ moet hierbij het leidend thema zijn. Tegelijkertijd maken aantal en bouwkundige staat de mogelijkheden tot een volledige herbestemming beperkt. Los van de bouwkundige staat is het niet eenvoudig voor deze massa’s, die zozeer zijn geconstrueerd naar hun functie en naar de stand van de techniek, een passende herbestemming te ontwikkelen die voldoet aan de eisen van deze tijd. Er moet tot het uiterste worden onderzocht wat de mogelijkheden zijn de
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
37
38
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
6.6
Planmatige uitbreiding
De uitwerking laat zien wat de mogelijkheden zijn om met een planmatige uitbreiding te reageren op de kenmerken van de plek. De “hoogtekaart” van het bebouwd gebied in de Oude Rijnzone is divers. Over het algemeen wordt deze gekenmerkt door een wat “dorpse” schaal. De gebouwen zijn gemiddeld 3 lagen (inclusief kap) hoog. Losse gebouwen aan de rivier zijn veelal iets lager, gemiddeld 2 lagen (inclusief kap) hoog. Uitzondering hierop zijn de markante gebouwen die langs de rivier staan, zoals graansilo’s, kerken of industriële complexen. In de Oude Rijnzone is ook een onderscheid te maken tussen meer stedelijk gebied en het meer dorpse gebied. Het stedelijk gebied kent grotere hoogten en dichtheden.
Omspoeld door ruimte De nieuwe uitleg dobbert in het groen, wordt door ruimte omspoeld. Het open landschap grenzend aan het nieuwe woongebied wordt ontwikkeld tot een multifunctionele zone waar extensieve recreatie, natuurontwikkeling en waterberging met elkaar worden gecombineerd. Dit gebied wordt ontwikkeld tot een waterrijk landschap, doorkruist door een eenvoudig net van struinpaden. Op de overgang naar het spoor wordt het gebied vernat. Hier ontstaan moeras- en rietlanden, zoals nu al in de Elfenbaan. Ontsluiting Het is niet wenselijk voor de ontsluiting van de nieuwe wijk een nieuwe afslag te maken, maar het is evenmin wenselijk de verkeersafwikkeling via de oude kern van Hazersgraafswoude te laten verlopen, die is al overbelast. Daarom is er voor gekozen de nieuwe ontsluiting parallel aan het spoor te laten lopen.
Onderliggend landschap Het stedenbouwkundig plan is geënt op de onderliggende verkaveling. De diepte van de kavels, de ritmiek van de watergangen waarin het water zo hoog staat dat je het bijna aan kunt raken komen in het plan terug (dit stelt eisen aan waterpeil, drooglegging en methode van bouwrijp maken). Nieuwe vaart Eén van de sloten wordt verbreed tot vaart. Deze vaart legt enerzijds mede de ecologische verbinding tussen noord en zuid, en maakt anderzijds wonen aan het water mogelijk. Afstand tot het dorp De nieuwe uitleg wordt ruimtelijk los gelegd van het oude lint. De randen van de oeverwal worden aangezet met hoogstam fruitbomen. Deze fruitgaard vormt een intermediaire zone tussen het oude lint en de uitleg. Verbinding met het dorp Tussen de nieuwe uitleg en het oude lint worden eenvoudige wandelpaden ontwikkeld, die beiden met elkaar verbinden. Randen De nieuwe uitleg maakt duidelijke randen naar het landelijk gebied. De woningen aan de rand zijn met de voorzijde op het landschap georiënteerd, zien uit over het open landschap. De rand naar het oude dorp mag een informeler karakter hebben.
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
39
40
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
41
42
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
6.7
Nieuwe werklandschappen
Uitdaging De uitdaging is om niet langer mono-functionele bedrijventerreinen, maar nieuwe multifunctionele werklandschappen tot ontwikkeling te brengen. Geen bedrijventerreinen die worden verstopt achter bosschages, maar eigentijdse werkgebieden die zo interessant zijn dat men ze met graagte wil zien. Werkgebieden die goed ingepast zijn in het landschap, werkgebieden met een (architectonische) uitstraling die wordt gekenmerkt door een Groene Hart Kwaliteit: werkgebieden met een groene uitstraling die ingetogenheid paren aan ruimtelijke kwaliteit. Hier is geen ruimte voor opzichtigheid, voor schreeuwende reclameuitingen, voor povere of juist opdringerige architectuur. Onderliggend landschap Bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen is het, gezien de maat van de te ontwikkelen elementen, niet mogelijk de ondergrond één op één in het plan te laten doorklinken. Dit laat onverlet dat moet worden getracht op de karakteristieken van het landschap in te spelen. Het gaat hierbij om de aanwezigheid van haaksrelaties, de tastbare aanwezigheid van het water, de relatie met de Oude Rijn en het zicht vanaf de overkant van de Oude Rijn, de beleefbaarheid van het aanliggend landschap. Voorkomen moet worden dat de bedrijventerreinen een ruimtelijke en functionele barrière opwerpen tussen dorp en aanliggend landelijk gebied. Haaksrelaties De sloot op de overgang naar het landelijk gebied wordt verbreed tot vaart. Deze vaart versterkt mede de ecologische verbinding tussen noord en zuid.
Diversiteit in functies Gestreefd wordt naar een diversiteit in functies, bijvoorbeeld de combinatie met sportvelden of bedrijven met sport- en leisurefuncties. Daarbij kan parkeergelegenheid worden gedeeld. Randen Gestreefd wordt naar ingetogen randen, met daarbinnen enkele strategisch gelegen zichtlocaties. Bij de ingetogen randen wordt gestreefd naar een landschappelijke inpassing, bijvoorbeeld door de bebouwing deels te integreren in dijklichamen. Bij de zichtlocaties worden hoge eisen gesteld aan de architectuur, een zichtlocatie moet men verdienen. Hier wordt de lat ten aanzien van uiterlijke verschijningsvorm hoog gelegd! Belangrijk voor bedrijven is de mogelijkheid tot reclame. Ook hieraan worden kwaliteitseisen gesteld om een kakofonie van kleuren, vormen en licht te voorkomen. Eenduidig, sober en ingetogen zijn hierbij trefwoorden. Omspoeld door ruimte Het bedrijventerrein wordt omspoeld door ruimte. Het open landschap grenzend aan het bedrijventerrein wordt ontwikkeld tot een multifunctionele zone waar extensieve recreatie, natuurontwikkeling en waterberging met elkaar worden gecombineerd. Dit gebied wordt ontwikkeld tot een waterrijk landschap, doorkruist door een eenvoudig net van struinpaden. Op de overgang naar het spoor wordt het gebied vernat. Hier ontstaan moeras- en rietlanden. Ook naar de kant van, of het oude dorps- en boerderijenlint, of de oevers van de Oude Rijn zijn kwalitatief hoogwaardige randen nodig. Ontsluiting Het bedrijventerrein wordt direct aangetakt op de bestaande afslag van de provinciale weg.
Vensters naar het landschap Daarnaast is een aantal bredere watergangen parallel aan het spoor ontwikkeld. Hierdoor geniet men over het water een ver zicht op het achterliggend landelijk gebied. Deze watergangen vormen de vensters naar het landschap. Diversiteit in maat, schaal en hoogte Gestreefd wordt naar een diversiteit in maat, schaal en hoogte. Grotere bedrijven naast kleinere bedrijven. Binnen die diversiteit is op het terrein een hoogteopbouw van toepassing. De hoogste bedrijven worden gesitueerd in het midden en de laagste aan de rand, zowel noord-zuid als oost-west.
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
43
44
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
45
voor
na
voor
na
voor
na
voor
na
voor
na
voor
na
voor
na
voor
na
voor
6.8
voor
na
na
Ontwikkeling van de oevers
In het voorbeeld zijn diverse mogelijkheden in beeld gebracht om de herontwikkeling van de oevers mogelijk te maken. Belangrijke doelstelling hierbij is om verslechterde, niet functionerende en riviervreemde bedrijven (terreinen) aan de oever te vervangen door hoogwaardige invullingen die een relatie aangaan met de rivier, de overkant en (waar mogelijk) het achterliggend landschap. Hierbij zijn als uitgangspunten gehanteerd: • Nieuwe ontwikkelingen langs de Oude Rijn krijgen zoveel mogelijk een voorkant naar de rivier; • Bij iedere herontwikkeling wordt de openbare oever hersteld, hierbij wordt een strook van tenminste 7 meter breedte vrijgehouden waarop ofwel het jaagpad hersteld kan worden, ofwel een nieuw zicht op de rivier ontstaat; • De nieuwe ontwikkeling wordt ontsloten middels een dwarsweg op de Oude Rijn. Hiermee wordt een zicht op Oude Rijn gecreëerd en de oevers toegankelijk gemaakt; • Monumentale industriële panden zijn opgenomen in de ontwikkellocaties, waar mogelijk voor werk- en of woonbestemmingen, waar wenselijk voor maatschappelijke doeleinden; • Waar mogelijk en wenselijk blijft “riviergebonden” bedrijvigheid gehandhaafd of wordt vernieuwd. Ten einde een goede mix te behouden tussen wonen en werken.
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
47
48
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
6.9
Het geheel is meer dan de som der delen
De figuur linksonder toont het Hazersgraafswoude aan den Rijn anno 2036. Wie dit kaartbeeld vergelijkt met het kaartbeeld 2006 ziet dat Hazersgraafswoude aan den Rijn de komende dertig jaar wederom een flinke ontwikkeling zal doorlopen. Maar het kaartbeeld laat ook zien dat deze ontwikkelingen gepaard kunnen gaan met een substantiële versterking van de collectieve kwaliteiten. Met deze ontwikkelingen verandert het landschap wederom onmiskenbaar van karakter, maar met deze veranderingen worden ook nieuwe kwaliteiten aan het landschap toegevoegd. Daarbij toont deze kaart dat de meerwaarde vooral ontstaat wanneer men er in slaagt de diverse ontwikkelingen in onderlinge samenhang gestalte te geven. Regie is basisvoorwaarde voor het bereiken van ruimtelijke kwaliteit!
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
49
50
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
51
52
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
HOOFDSTUK 7 TWAALF RICHTLIJNEN EN EEN AANBEVELING 7.1
Inleiding
Met de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening verandert de positie van de Provincie en de gemeenten. De rol van de Provincie verschuift van toetsend achteraf naar stimulerend en inspirerend vooraf. Die veranderende rol noopt tot helderheid aan het begin van het proces, tot het vooraf opstellen van een helder checklist. In hoofdstuk 6 is gepoogd te laten zien hoe ontwikkelingen in het landschap kunnen worden ingepast zodanig dat met respect voor bestaande kwaliteiten wordt omgegaan en ook nieuwe kwaliteiten aan het landschap worden toegevoegd. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste richtlijnen voor de planvorming samengevat. Deze richtlijnen dient ook als checklist, plannen kunnen aan deze richtlijnen worden getoetst. Daarnaast sluit het rapport af met een aanbeveling. Ruimtelijke kwaliteit laat zich maar ten dele uiteenleggen in criteria. Ruimtelijke kwaliteit gaat vooral ook over de samenhang der dingen, over de wijze waarop verschillende wensen, uitgangspunten en elementen met elkaar worden gecombineerd. Ruimtelijke kwaliteit ontstaat vooral bij oplossingen waarbij een nieuwe samenhang ontstaat, waarbij het geheel meer is dan de som der delen. Dit verklaart dat het mogelijk is dat een ontwerp aan alle criteria kan voldoen en daarbij toch nog onbevredigend kan zijn. Immers, het uiteenrafelen van ruimtelijke kwaliteit in afzonderlijk toetsbare criteria gaat voorbij aan de samenhang der dingen. Om dit te ondervangen worden de twaalf richtlijnen / criteria gevolgd door een ongevraagd advies.
7.2
Richtlijnen / toetsingscriteria
7.2.1
Laat de ondergrond in het ontwerp doorklinken
Eerste richtlijn is dat de ontwikkelingen moeten zijn geënt op de kenmerken van de ondergrond. In de nieuwe situatie moeten de kenmerken van de ondergrond doorklinken. Het gaat daarbij om kenmerken als: • De diepte van het landschap, • De ritmiek van het landschap, • Het waterrijke karakter, waarbij het water zo hoog staat dat je het bijna kunt aanraken, • Het onderscheid tussen oeverwallen en veengronden, • De herkenbaarheid van de kreekruggen, • De typische industriële-, dorps- en boerderijbebouwing die onderdeel uitmaakt van dit landschap, • De aanwezigheid van kaden en landscheidingen. 7.2.2
Versterk de noord-zuid relaties
De Oude Rijnzone is een deels verdichte zone die oost-west door het Groene Hart voert. Ten noorden en ten zuiden van deze zone liggen dé grote open agrarische gebieden. De noord-zuid relaties, die het noordelijke gebied met het zuidelijk gebied koppelen, zijn echter matig ontwikkeld. Rivier, spoor en N11 vormen barrières in de noord-zuid verbinding. Ontwikkelingen in de Oude Rijnzone moeten bijdragen aan: • het versterken van de noord-zuid relatie, de ruimtelijke-, ecologischeen recreatieve relaties haaks op de rivier, • het verminderen van de barrièrewerking van rivier, spoor en N11.
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
53
54
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
Rivier Recreatief is de Oude Rijn een barrière voor wie van noord naar zuid wil. Het aantal oversteekmogelijkheden is beperkt. Dat geldt ook voor dieren. De Oude Rijn is in zijn oeverafwerking meer een meanderend kanaal dan een natuurlijke rivier. De hoge, betonnen oevers zijn voor tal van dieren een niet te nemen barrière. Met de planvorming dienen de noord-zuidrelaties ook tussen de oevers onderling voor mens en dier te worden versterkt.
Deze functiemenging heeft geleid tot een interessante menging van maat en schaal, tot een heel eigen ‘korrel’. Thans transformeert de Oude Rijn van werkrivier tot woonrivier. Probeer de karakteristieke menging in maat en schaal te behouden. Groot naast klein, grof naast fijn. Het ontwikkelen van een programmatische menging kan daarbij een middel zijn. 7.2.6
N11 en spoor N11 en spoor snijden woongebieden van het aanliggend landschap af. Hierdoor zijn de mogelijkheden om vanuit het woongebied het landelijk gebied in te trekken beperkt. Ontwikkelingen moeten worden aangewend om nieuwe doorgangen te creëren. 7.2.3
Zet in op behoud én versterken van zichtlijnen haaks op de rivier
Vanaf de Oude Rijn zijn er verre doorzichten naar het noorden en het zuiden mogelijk, waarbij moet worden opgemerkt dat deze doorzichten slechts zelden in elkaars verlengde liggen. Het gegeven dat je vanaf de (oevers van) de Oude Rijn zo’n 5 tot 8 kilometer van je af kunt kijken is in de verstedelijkte Randstad van grote waarde. Behoud de zichtlijnen en versterk ze waar mogelijk door het verwijderen van storende elementen. 7.2.4
Versterk de openbaarheid van de oevers / herstel het jaagpad
De Oude Rijn is vanouds een werkrivier. Dit verklaart dat langs de oevers van de Oude Rijn weinig openbare ruimte aanwezig is. Bij nieuwe ontwikkelingen moet uitgangspunt zijn dat de oevers als collectieve en openbare kwaliteit worden ontwikkeld. De eerste 7 meter vanuit de oeverlijn worden niet uitgegeven doch ontwikkeld ten behoeve van algemeen nut. Waar mogelijk wordt het jaagpad hersteld. 7.2.5
Menging van maat en schaal, van ‘korrel’
De Oude Rijn is vanouds een werkrivier, waar ook aan gewoond werd, en waar ook boerenbedrijven / boerderijen aan waren gevestigd. Anders dan bijvoorbeeld de Vecht is de Oude Rijn nooit een echte woonrivier geweest.
Beleving vanaf spoor / weg / water
Besteed aandacht aan de beleving vanaf het spoor, de weg en het water. Spoor Een reis met de trein is veelal een reis langs achterkanten. Maak dat de reis met de trein een fascinerende tocht wordt langs de hoogtepunten van het landschap, waarbij de reiziger gefascineerd aan het raam gekluisterd zit. Weg Een reis over de weg is veelal een reis langs geluidschermen en geluidswallen, langs kantoren, pompstations en Mc Donaldsen. De automobilist krijgt nauwelijks meer informatie vanuit het landschap zelf, hij bepaalt zijn positie aan de hand van verkeersborden en zijn navigatiesysteem. Maak dat het landschap zich vanaf de weg laat lezen, dat het landschap de weggebruiker voldoende informatie aanbiedt om zich te kunnen oriënteren, om zich op basis van het landschap te kunnen bepalen waar hij zich bevindt. Voorkom dat wegen met geluidswallen– en schermen van het aanliggend landschap worden losgesneden. Voorkom dat langs de wegen een kakofonie aan reclameuitingen ontstaat. Water Wie vanaf het water de Oude Rijnzone beleeft wordt getrakteerd op een fascinerende afwisseling tussen stedelijk en landelijk gebied, tussen sterk verdichte en sterk open landschappen. De afwisseling tussen stedelijk en landelijk gebied voltrekt zich als een harmonica, naarmate men verder van de stad af geraakt worden de vensters op het landschap breder en talrijker, naarmate men de stad weer nadert worden ze smaller en spaarzamer. Behoud de afwisseling tussen verdichting en openheid, tussen stedelijkheid en landelijkheid.
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
55
56
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
Wie vanaf het water de Oude Rijnzone beleeft wordt ook geconfronteerd met de achterkanten van ontwikkelingen die zich nadrukkelijk van de rivier afkeren, bijvoorbeeld doordat zij zich op de weg evenwijdig aan de rivier oriënteren. Maak achterkanten tot (tweede) voorkanten, zorg dat de ontwikkelingen aan de rivier zich ook op de rivier, de hoofdader van het gebied, en overliggende oever richten. 7.2.7
Maak ruimtelijk hoogwaardige overgangen tussen stad/dorp en aanliggend landelijk gebied
Veel woon- en werkgebieden gaan verscholen achter het groen. Kennelijk willen we ze liever niet zien, willen we liever niet weten dat ze bestaan. Een dergelijke ontkennende houding leidt zelden tot ruimtelijke kwaliteit. Geef trots en zelfbewust vorm aan nieuwe woon- en werkgebieden. Maak woon- en werkgebieden die zo mooi zijn dat je ze met graagte wil zien. Gebruik groen niet als camouflagenet, maar als aantrekkelijke ondersteuning en versterking van de identiteit. 7.2.8
Versterk de toegankelijkheid van het gebied
Gebruik ontwikkelingen om de toegankelijkheid van het gebied te versterken. De opgave kan nooit zijn om zoveel honderd woningen te bouwen, of om zoveel hectare bedrijventerrein te realiseren. Dat is slechts een deel van de opgave. De werkelijke opgave is altijd zoveel breder. De werkelijke opgave is een wervend woon- en werkmilieu te ontwikkelen waarbinnen een bepaald programma worden gerealiseerd. Het versterken van de toegankelijkheid van de omgeving, het landelijk gebied is daar onderdeel van. In dit waterrijke gebied gaat het daarbij niet alleen om de aanleg van fiets- en wandelpaden, maar nadrukkelijk ook om het ontwikkelen van kanoroutes en van verblijfsplaatsen aan het water.
Door deze terreinen in de landschappelijke structuren in te bedden wordt voorkomen dat ze als wezensvreemde elementen in het landschap gaan ‘zwemmen’, worden ze als het ware in het landschap verankerd. Bij dat inbedden in structuren, bij die landschappelijke verankering, kan beplanting een middel zijn. Landschappelijke inpassing begint bij een sterke landschappelijke situering. De groene aankleding kan een middel zijn om het bedrijventerrein vervolgens attractiever te maken. Ook bij deze gebieden geldt dat een hoogwaardige overgang naar het aan liggend landelijk gebied moet worden gerealiseerd. 7.2.10 Hergebruik industrieel erfgoed Onderzoek tot het uiterste wat de mogelijkheden zijn de industriële complexen te behouden door hen een nieuwe functie te geven. Dat geldt niet alleen voor die gebouwen die als monument zijn aangeduid, maar ook voor de monumentwaardige opstallen en panden die bijdragen aan de ensemble-kwaliteit. Het streven is gericht op behoud, door herbestemming van de oude fabrieksopstallen. Daarbij ligt de prioriteit bij het behoud van die delen die als monument zijn aangeduid. Eerst wanneer is bewezen dat behoud door herbestemming geen optie is, kan in overleg met de dienst monumentenzorg worden onderzocht in hoeverre nieuwbouw denkbaar is. Deze nieuwbouw dient dan in massa, massa-opbouw, gevelbehandeling, mate van openheid en geslotenheid, architectuur en materiaalgebruik te refereren aan de gebouwen die hier hebben gestaan. Niet door de originele gebouwen te kopiëren, maar door je door het origineel te laten inspireren. Het mogen noeste, stevige gebouwen zijn, met een uitstraling die refereert aan het industriële verleden. 7.2.11 Dorpse architectuur
7.2.9
Inpassing werklandschappen
Mono-functionele bedrijventerreinen worden multi-functionele werklandschappen die worden gekenmerkt door een “Groene Hart Kwaliteit’: groen, ingetogen, hoogwaardig, openbaar. Werklandschappen zijn onderdeel van de Oude Rijnzone. De opgave is deze gebieden op een goede manier in het landschap ’te laten landen’, niet door ze middels beplantingen aan het oog te onttrekken, maar door ze helder binnen de landschappelijke structuren in te passen.
Grote delen van de Oude Rijnzone laten zich karakteriseren als ‘dorpen tussen steden’. In deze dorpen wordt gestreefd naar ‘dorpse architectuur’, naar een architectuur die zich in maat en schaal verhoudt tot de dorpse situatie. Dat hoeft niet direct te leiden tot een kopie van bestaande bebouwing, tot een al te letterlijke herbouw van de bebouwing rond de dorpspomp. Bij veel bouwplannen aan de Oude Rijn wordt een beeldtaal ingezet die sterk appelleert aan de wensen van de markt van dit moment, maar geen recht
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
57
58
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
doet aan de karakteristieken van de Oude Rijn. Wat we nu bouwen blijft tenminste 50 jaar staan, bepaalt tenminste 50 jaar het beeld van de Oude Rijn. Dan moet het wel over duurzame ruimtelijke kwaliteit beschikken. Dan volstaat de mode van vandaag niet, want die is morgen achterhaald. Liever nog hebben we dat wat we nu bouwen nog veel langer blijft staan, liever nog voegen we nu nieuwe cultuurhistorie aan de Oude Rijn toe. Het is de ambitie gebouwen te ontwikkelen met een dusdanige kwaliteit dat we er geen afstand meer van willen doen. Dat vereist visie die verder reikt dan alleen een visie op de markt.
Geadviseerd wordt een Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Oude Rijnzone (ARKOR) in te stellen, die enthousiasmeert en inspireert, die dwarsverbanden legt, de samenhang bewaakt en ook als intermediair naar adviseurs, diensten, schappen en welstand kan dienen. Een dergelijke figuur past binnen de doelstellingen en ambities van de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening.
7.2.12 Koester unica’s In de Oude Rijnzone ligt een aantal unieke cultuurhistorische monumenten. Voorbeelden hiervan zijn de Oude Hollandse Waterlinie met de Wierickerschans, de molenviergang bij Aarlanderveen en de restanten van het castellum bij Zwammerdam. Met deze elementen moet behoedzaam worden omgegaan. Dat betekent niet dat er niets mee kan, maar dat de ontwikkelingen in het kader moeten staan van de verdere versterking van de unica. Behoud door ontwikkeling moet hier het leidend thema zijn, waarbij de ontwikkeling in het teken staat van het behoud.
7.3
Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit Oude Rijnzone (ARKOR)
Zoals in de inleiding tot dit hoofdstuk al gesteld gaat ruimtelijke kwaliteit bovenal over ‘de samenhang der dingen’. De in 7.2 opgestelde checklist van elf punten is behulpzaam bij het ontwikkelen van ruimtelijke kwaliteit, maar is geen garantie tot ruimtelijke kwaliteit. De ‘samenhang der dingen’ laat zich niet in een checklist vangen. Dat probleem wordt ook in andere regio’s onderkend. In de Provincie Groningen wordt daarom al sedert jaren gewerkt met een Provinciaal Bouwmeester. De Provincie Noord-Holland werkt op dit moment met een kwartiermeester Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit (PARK). In BrabantStad wordt gewerkt met de figuur ateliermeester, in Overijssel met een (extern) Ruimtelijk kwaliteitsteam, aangestuurd door een coördinator ruimtelijke kwaliteit.
kwaliteitsatlas Oude Rijnzone
59
PROJECTBUREAU OUDE RIJNZONE Raoul Wallenbergplein 21A 2404 ND Alphen aan den Rijn T 0172 425735 F 0172 419615
[email protected] www.ouderijnzone.nl