Route 50plus De snelweg naar kennis over 50plussers
Consumer Studies 1. Financiën: perspectief en advisering Dirk Sikkel Denise Beck 3 maart 2010
Stichting Route 50Plus Postbus 1999 6801 BZ Arnhem
06-50416308
[email protected] www.route50plus.nl
2
Route 50Plus Consumer Studies Route 50Plus voert sinds 2010 maandelijks een onderzoek uit onder een internetpanel van 50plussers. De onderzoeken vinden plaats middels een online enquête. Ieder onderzoek heeft een specifiek thema. Rode draad binnen de onderzoeken is de belevingswereld van de 50-plusser en welke rol elk thema binnen het leven van de 50-plusser speelt. Het panel kan ook voor onderzoeken van externe opdrachtgevers worden ingezet.
Financiën: perspectief en advisering, samenvatting In dit eerste onderzoek van Route50+ is de rol van financiën in het leven van de vijftigplusser verkend. Drie vragen stonden centraal: -
hoe zuinig leeft de vijftigplusser vergeleken met 10 jaar geleden? wat is zijn behoefte aan financieel advies? welke is de rol van de kredietcrisis?
De eerste vraag heeft een enigszins paradoxaal antwoord. De meerderheid leeft zuiniger, maar beschikt wel over meer geld. In 2003 zijn deze vragen ook aan een representatieve groep vijftigplussers gesteld; toen leefde men niet zuiniger dan 10 jaar geleden. De kredietcrisis is een voor de hand liggende oorzaak van dit verschil, maar dit wordt door de respondenten slechts in beperkte mate genoemd. Pensionering, “alles wordt duurder” (niet waar) zijn veel vaker genoemde motieven. Het lijkt alsof de kredietcrisis via de band werkt. Het geeft misschien een gevoel van collectieve terugval die niet meer als crisis wordt herkend. Ondanks het gevoel dat men zuinig is zijn er toch productgroepen waar men meer geld aan uitgeeft dan 10 jaar geleden: computers (uiteraard), medicijnen, voeding en mobiele telefoons. Ook aan vakanties wordt meer uitgegeven, maar men zou er het liefst nog veel meer geld aan uitgeven. Andere productgroepen waar men eigenlijk meer aan wil besteden zijn kleding en theater. Vijftigplussers zeggen vaak volgens een duidelijk financieel plan te leven. Daar houdt men zich goed aan. Men is optimistisch over het geld dat men in de toekomst kan besteden aan basisbehoeften, maar ook aan de leuke dingen van het leven. De meesten voelen wel een vage onzekerheid voor de toekomst, maar men laat het dagelijks leven daar niet door verzuren. In emotionele zin heeft de kredietcrisis dan ook weinig impact. Financieel advies inwinnen gedurende de afgelopen 10 jaar gebeurde minder naarmate men ouder was. Peiling van de adviesbehoefte naar de toekomst wijst erop dat deze na het zeventigste jaar weer gaat toenemen. Adviesbehoefte komt niet voort uit het hebben van veel geld dat beheerd moet worden, maar uit onzekerheid over de toekomst. Waar de kredietcrisis geen effect heeft gehad op het humeur van de vijftigplusser was dat effect er wel op zijn kijk op adviseurs. Adviseurs van banken zullen sceptischer klanten tegenover zich vinden; in het algemeen is er een trend naar onafhankelijke adviseurs, een rechtstreeks gevolg van de kredietcrisis. Juist degenen die onzeker zijn hebben de scepsis het meest.
3
1. Onderzoeksopzet Het onderzoek is uitgevoerd van 12 tot 16 februari 2010 bij het Route 50plus consumentenpanel. Dit is een panel dat is geworven onder de klanten van de partners van Route 50plus. De vragen zijn gesteld via het internet. De respondenten kregen een email, met een link naar de website waar de vragen konden worden ingevuld. De mails zijn verstuurd naar 2879 personen, waarvan 1070 personen op een geldige manier hebben gerespondeerd (37,2%). Hiermee kan niet worden geclaimd dat het onderzoek representatief is (dat wil zeggen dat wanneer alle vijftigplussers in Nederland hadden meegedaan dezelfde procentuele uitkomsten zouden zijn verkregen). Het ligt echter wel voor de hand dat het hier gaat om een grote groep respondenten die relevant is voor veel bedrijven. Het gaat dus wel om een mening die telt. Dit geldt zeker voor verbanden tussen variabelen (zoals financieel gedrag en leeftijd), die vaak robuust zijn tegen selectiviteit. Verdeling respons maar demografische variabelen n
%
leeftijd tot 50 50-59 60-69 70-79 80+ ontbreekt
1 257 568 196 30 18
0.1 24.0 53.1 18.3 2.8 1.7
geslacht man vrouw ontbreekt
600 455 15
56.1 42.5 1.4
36 103 232 300
3.4 9.6 21.7 28.0
122 212 48 17 1070
11.4 19.8 4.5 1.6 100.0
opleiding LO, VGLO; lager onderwijs LBO, VMBO; lager beroepsonderwijs MULO, MAVO; middelbaar algemeen voortgezet onderwijs MBO; middelbaar beroepsonderwijs HAVO, Gymnasium, HBS, Atheneum; Hoger algemeen vormend wetenschappelijk onderwijs HBO, wetenschappelijk onderwijs kandidaats Wetenschappelijk onderwijs, doctoraal ontbreekt totaal
4
2. De financiële situatie van de vijftigplusser: verleden, heden en toekomst De betaalbaarheid van de AOW, de vernietigende impact van de kredietcrisis op de pensioenen, de noodzaak tot langer doorwerken, de (on)houdbaarheid van het zorgstelsel, het zijn allemaal onheilstijdingen die ons via de media bereiken die aanleiding kunnen zijn tot grote onrust. Maar zijn deze negatieve berichten in overeenstemming met de werkelijkheid waarin de vijftigplusser vandaag leeft? Dat ligt genuanceerd. In het onderzoek zijn twee vragen gesteld naar de financiële positie van de vijftigplusser zoals hij die ervaart in vergelijking met 10 jaar geleden. Heeft hij nu meer of minder (spaar)geld op de bank. En is hij dientengevolge ook zuiniger? Dezelfde vragen zijn gesteld in een onderzoek in 2003, waarop het boek Ervaren maar Veranderlijk (Kluwer, Amsterdam) is gebaseerd. Dit maakt vergelijking mogelijk met de tijd van voor de kredietcrisis. Tabel 1a laat zien dat het percentage mensen dat meer geld op de bank heeft staan dan 10 jaar geleden aanzienlijk hoger is dan het percentage met minder geld op de bank. Met name tussen 50 en 70 jaar is dit verschil aanzienlijk, maar in 2003 was het wel groter dan in 2010. Toch zou men op basis hiervan verwachten dat het percentage mensen dat in 2010 minder zuinig geworden is, het percentage zuiniger mensen overtreft. Dat blijkt alleen in 2003 het geval te zijn; in 2010 zijn er meer mensen die de hand op de knip houden. Tabel 2 laat zien dat er een zekere relatie is met de hoeveelheid geld op de bank. Aan de respondenten is ook gevraagd om zelf redenen te noemen om zuiniger, dan wel minder zuinig te zijn (tabel 3a, 3b). Hierin speelt de kredietcrisis geen prominente rol, althans niet bewust. Argumenten als pensionering en ouder worden, worden het meest genoemd bij zuiniger leven. Deze argumenten gelden echter even zeer in 2003 en kunnen dus het verschil tussen 2003 en 2010 niet verklaren. Tabel 1a. Meer geld, minder geld of even veel op de bank in vergelijking met 10 jaar geleden in 2003 en 2010; rijpercentages
50-59 60-69 70-79 80+ totaal
minder geld 2003 2010 9.0 31.5 14.1 28.2 20.3 30.6 20.0 23.3 13.0 29.3
meer geld 2003 2010 53.1 48.2 46.7 46.3 42.8 38.8 33.3 26.7 48.7 44.9
gelijk gebleven 2003 2010 37.9 20.3 39.2 25.5 36.9 30.6 46.7 50.0 38.3 25.8
totaal 100.0 100.0 100.0 100.0 100.0
Tabel 1b. Zuiniger, minder zuinig of gelijk vergeleken met 10 jaar geleden in 2003 en 2010; rijpercentages
50-59 60-69 70-79 80+ totaal
zuiniger 2003 2010 11.0 47.1 15.3 43.8 10.1 40.8 6.7 30.0 12.2 43.6
minder zuinig 2003 2010 24.0 16.0 21.2 17.8 20.3 13.8 20.0 23.3 22.3 16.7
gelijk gebleven 2003 2010 65.0 36.9 63.5 38.4 69.6 45.4 73.3 46.7 65.5 39.7
totaal 100.0 100.0 100.0 100.0 100.0
5
Tabel 2. Relatie tussen zuinigheid en banksaldo vergeleken met 10 jaar geleden, kolompercentages
meer geld op de bank minder geld op de bank geld op de bank gelijk gebleven totaal
zuiniger 24.6 46.7 28.7 100.0
minder zuinig 66.1 16.4 17.5 100.0
zuinigheid gelijk gebleven 57.7 16.0 26.3 100.0
Tabel 3a. Redenen om zuiniger te zijn dan 10 jaar geleden; basis: degenen die zuiniger zijn Opgehouden met werken/gepensioneerd Alles is duurder geworden Ouder worden Problemen met de gezondheid Financiële tegenvaller Andere levenshouding/minder wensen Andere vooruitzichten in verband met kredietcrisis Hogere lasten, bijvoorbeeld hypotheek Grootouder worden Kinderen het huis uit Anders Overlijden partner Korter gaan werken Ontslag Scheiding Geen specifieke reden
n 277 260 141 134 75 73 65 52 45 40 33 31 28 24 17 7
% 59.3 55.7 30.2 28.7 16.1 15.6 13.9 11.1 9.6 8.6 7.1 6.6 6.0 5.1 3.6 1.5
Tabel 3b. Redenen om minder zuinig te zijn dan 10 jaar geleden; basis: degenen die minder zuinig zijn Opgehouden met werken/gepensioneerd Kinderen het huis uit Andere levenshouding/meer geniet Komt met het ouder worden Lagere lasten, bijvoorbeeld hypot Duidelijk is dat anderen het geld niet hoeven te erven Grootouder geworden Huis verkocht Andere financiële meevaller Anders Erfenis gekregen Overlijden partner Geen specifieke reden Korter gaan werken Scheiding
n 96 93 69 64 42 35 27 19 15 15 12 7 6 4 2
% 54.2 52.5 39.0 36.2 23.7 19.8 15.3 10.7 8.5 8.5 6.8 4.0 3.4 2.3 1.1
6
Wanneer er specifiek naar productgroepen wordt gevraagd waaraan meer dan wel minder wordt uitgegeven ontstaat er een genuanceerd beeld. Voor lang niet alle categorieën is men zuiniger dan 10 jaar geleden. In tabel is te zien een groot percentage respondenten nu meer geld uitgeeft aan voeding en medicijnen, en dat er aanzienlijk minder geld gaat naar lidmaatschappen van verenigingen. Ook is gevraagd van welke posten men het jammer vindt dat men er niet meer geld aan kan uitgeven. Vakanties staan hierbij bovenaan. Tabel 4. Productgroepen waar men meer respectievelijk minder uitgeeft dan 10 jaar geleden en waaraan men het jammer vindt dat men er niet meer geld aan kan uitgeven.
voeding medicijnen uw uiterlijk lichaamsbeweging lidmaatschappen van verenigingen kleding auto doe het zelven speelgoed telefoon (ook mobiel) computer het interieur van uw huis verbouwing van uw huis vakantie dagjes uit theater boeken geen van deze
geeft minder aan wil meer aan geeft meer aan uit uit uitgeven n % n % n 341 31.9 138 12.9 71 407 38.0 46 4.3 15 93 8.7 164 15.3 82 173 16.2 129 12.1 102 150 200 326 78 43 304 468 198 119 436 212 148 138 99
14.0 18.7 30.5 7.3 4.0 28.4 43.7 18.5 11.1 40.7 19.8 13.8 12.9 9.3
360 321 206 270 245 146 43 265 304 290 267 268 234 120
33.6 30.0 19.3 25.2 22.9 13.6 4.0 24.8 28.4 27.1 25.0 25.0 21.9 11.2
50 217 157 39 4 18 111 224 96 412 230 188 100 347
% 6.6 1.4 7.7 9.5 4.7 20.3 14.7 3.6 0.4 1.7 10.4 20.9 9.0 38.5 21.5 17.6 9.3 32.4
De inhoud van tabel 4 is grafisch weergegeven in figuur 1. In blauw staat hierin het verschil tussen het verpertage “geeft meer uit” en “geeft minder uit” uit tabel 4 (dus kolom 2 – kolom 4); in rood staat het percentage “wil meer uitgeven”(kolom 6). Aan vakanties is men al meer gaan uitgeven, maar de behoefte is nog groter. Bij dagjes uit en het interieur van het huis zijn de feitelijke uitgaven in evenwicht, maar wil men meer uitgeven. Voor theater en met name kleding is de uitkomst intrigerend. Het percentage respondenten dat minder is gaan uitgeven is hier in de meerderheid, maar toch wil 20% meer uitgeven als dat zou kunnen. Hier is kennelijk sprake van een onvervulde behoefte.
7
Figuur 1: Verschil in uitgaven t.o.v. 10 jaar geleden en de wens om meer geld uit te geven aan bepaalde producten
8
3. Financieel plan en vooruitzichten Weten mensen wat ze doen bij het uitgeven of sparen van geld? De meeste vijftigplussers vinden van wel. Ze hebben een financieel plan waarop ze hun uitgaven baseren. Na 70 jaar wordt neemt deze planmatigheid af. Volgens tabel 5 heeft meer dan 30% dan totaal geen plan meer. De meerderheid claimt zich ook goed aan dat plan te houden; minder dan een kwart heeft het plan bijgesteld naar aanleiding van de kredietcrisis (tabel 6). Ook dit lijkt erop te wijzen dat de kredietcrisis weinig invloed heeft op het uitgavenpatroon van ouderen. De overgrote meerderheid heeft het nu dan ook goed. Men verwacht ook in de toekomst niet alleen geld te hebben voor de basisbehoeften (tabel 7), maar ook voor de leuke dingen in het leven, al geeft de meerderheid toe van dit laatste niet helemaal zeker te zijn (tabel 8). Daardoor laat men zich het leven echter niet vergallen. Meer dan 70% maakt zich geen serieuze zorgen over de financiële toekomst, althans niet op een manier die het leven nu verzuurt. Slechts 2,9% van de respondenten kan van de financiële problemen echt in de put raken. Tabel 5. “Heeft u een financieel plan gemaakt wat in de verdere toekomst uw inkomsten en uitgaven zullen zijn?” naar leeftijd 50-59 n % Ja, dat heb ik redelijk uitgestippeld Ik heb wel een vaag plan, maar meer ook niet Ik heb totaal geen plan
60-69 n %
70-79 n %
80+ n
%
totaal n
%
130
50.6
302
53.2
81 41.3
11
36.7
524
49.8
70 57
27.2 22.2
134 132
23.6 23.2
55 28.1 60 30.6
6 13
20.0 43.3
266 262
25.3 24.9
Tabel 6. Omgaan met financieel plan naar leeftijd (basis: heeft financieel plan; regel 1 tabel 6) 50-59 n %
60-69 n %
70-79 n %
80+ n
%
totaal n
%
Houdt rekening mee in dagelijks leven? Ja, ik let daar goed op Zo nu en dan let ik daar op Nee
73 53 4
56.2 40.8 3.1
187 107 8
61.9 35.4 2.6
62 76.5 17 21.0 2 2.5
6 5 0
54.5 45.5 0.0
328 182 14
62.6 34.7 2.7
Bijgesteld tgv kredietcrisis Ja Nee
31 99
23.8 76.2
65 237
21.5 78.5
15 18.5 66 81.5
1 10
9.1 90.9
112 412
21.4 78.6
9
Tabel 7. Geld voor basisbehoeften in de toekomst 50-59 n % Ik weet zeker dat ik genoeg geld zal hebben Ik verwacht dat ik genoeg geld zal hebben, maar zeker weet ik het niet Ik heb geen idee Ik heb nu genoeg, maar op termijn zie ik het somber in Ik kom nu al tekort, en dat zal alleen maar erger worden
60-69 n %
70-79 n %
80+ n
%
totaal n
%
78
30.4
213
37.5
74 37.8
13
43.3
378
35.9
110 16
42.8 6.2
240 33
42.3 5.8
73 37.2 6 3.1
8 2
26.7 6.7
432 57
41.1 5.4
39
15.2
65
11.4
35 17.9
5
16.7
144
13.7
14
5.4
17
3
2
6.7
41
3.9
8
4.1
Tabel 8. Geld voor leuke dingen in de toekomst 50-59 n % Ik weet zeker dat ik genoeg geld zal hebben Ik verwacht dat ik genoeg geld zal hebben, maar zeker weet ik het niet Ik heb geen idee Ik heb nu genoeg, maar op termijn zie ik het somber in Ik kom nu al tekort, en dat zal alleen maar erger worden
60-69 n %
70-79 n %
80+ n
%
totaal n
%
56
29.8
153
33.8
42 28.6
6
28.6
257
31.7
110 18
58.5 9.6
239 36
52.8 7.9
80 54.4 20 13.6
14 1
66.7 4.8
444 75
54.8 9.3
4
2.1
24
5.3
5
3.4
0
0
33
4.1
0
0
1
0.2
0
0
0
0
1
0.1
Tabel 9. Zorgen om financiële toekomst
Nee, ik denk er nooit over na Ik denk er soms wel over na, maar ik word er niet bezorgd van Soms maak ik me wel eens zorgen Ik kan er echt van in de put raken
50-59 n % 24 9.3
60-69 n % 49 8.6
70-79 n % 24 12.2
80+ n % 6 20
totaal n % 103 9.8
139
54.1
372
65.5
124 63.3
15
50
651
61.9
82
31.9
134
23.6
43 21.9
8
26.7
267
25.4
12
4.7
13
2.3
1
3.3
31
2.9
5
2.6
10
4. Behoefte aan financieel advies Voor financiële instellingen is advisering een belangrijk middel om bij de consument binnen te komen. Na de kredietcrisis, en de daarmee gepaard gaande negatieve publiciteit voor met name banken, is het de vraag of de consument nog wel op advies zit te wachten. In het verleden nam de vraag naar advies met de leeftijd af. Figuur 2 laat deze daling duidelijk zien. Van de 50-jarigen heeft 60% de afgelopen 10 jaar financieel advies ingewonnen. Van de 80-jarigen is dat slechts 20%. Figuur 2. Percentage respondenten dat de afgelopen 10 jaar financieel advies heeft gevraagd naar leeftijd
De adviseur van de bank is door de 50-59 jarigen relatief weinig ingeschakeld, zie tabel 10. Zij hadden een voorkeur voor onafhankelijke adviseurs. Tabel 10. Wie heeft afgelopen 10 jaar financieel advies gegeven
Iemand van een bank Iemand van een verzekeringsmaatschappij Een onafhankelijke tussenpersoon, een onafhankelijke professionele adviseur Een kennis Een familielid Anders
50-59 n % 57 44.2
60-69 n % 130 50.6
70-79 n % 40 65.6
80+ n % 5 71.4
totaal n % 232 51.1
30
23.3
40
15.6
7 11.5
2
28.6
79
17.4
67 13 19 9
51.9 10.1 14.7 7.0
91 28 31 19
35.4 10.9 12.1 7.4
19 31.1 10 16.4 9 14.8 6 9.8
0 0 2 0
0.0 0.0 28.6 0.0
177 51 61 34
39.0 11.2 13.4 7.5
11
De directe advies behoefte op dit moment is zodanig laag dat er moeilijk een verband met leeftijd is te leggen. Ongeveer 5% van de respondenten binnen alle leeftijdgroepen heeft behoefte aan advies. Wanneer ook de verwachte toekomstige adviesbehoefte wordt meegeteld lijkt er een stijgende vraag bij 70-plussers te ontstaan, zie figuur 3. Dit is een groep met een eigen financiële problematiek, die nog slecht in kaart is gebracht. Figuur 3. Percentage respondenten dat nu (of in de toekomst) behoefte heeft aan financieel advies naar leeftijd
Wanneer heb je behoefte aan advies? Is dat wanneer je in de financiële problemen bent of juist als alles goed gaat, bijvoorbeeld om het kapitaal te beheren. Tabel 11, 12 en 13 laten zien respondenten die zeker zijn van hun zaak deze behoefte relatief weinig hebben. Wie zich zorgen maakt zoekt advies.
Tabel 11. Behoefte aan advies naar het hebben van voldoende geld voor basisbehoeften
Ik weet zeker dat ik genoeg geld zal hebben Ik verwacht dat ik genoeg geld zal hebben, maar zeker weet ik het niet Ik heb geen idee Ik heb nu genoeg, maar op termijn zie ik het somber in Ik kom nu al tekort, en dat zal alleen maar erger worden
Ja 4.7
adviesbehoefte In de Nee toekomst wel nooit 25.9 69.4
Totaal 100.0
3.9 4.9
36.4 29.5
59.8 65.6
100.0 100.0
11.0
30.8
58.2
100.0
4.9
29.3
65.9
100.0
12
Tabel 12. Behoefte aan advies naar het hebben van voldoende geld voor leuke dingen
Ik weet zeker dat ik genoeg geld zal hebben Ik verwacht dat ik genoeg geld zal hebben, maar zeker weet ik het niet Ik heb geen idee Ik heb nu genoeg, maar op termijn zie ik het somber in Ik kom nu al tekort, en dat zal alleen maar erger worden
Ja 4.6
adviesbehoefte In de Nee toekomst wel nooit 20.5 74.9
Totaal 100.0
4.4 0.0 9.1
38.0 30.4 33.3
57.6 69.6 57.6
100.0 100.0 100.0
0.0
0.0
100.0
100.0
Nee nooit 82.9
Totaal 100.0
63.4 57.2 58.1
100.0 100.0 100.0
Tabel 13. Behoefte aan advies naar de zorgen om de financiën
Nee, ik denk er nooit over na Ik denk er soms wel over na, maar ik word er niet bezorgd van Soms maak ik me wel eens zorgen Ik kan er echt van in de put raken
adviesbehoefte In de Ja toekomst wel 2.9 14.3 3.8 9.4 6.5
32.8 33.3 35.5
13
5. De adviseur De behoefte aan financieel advies is in de markt duidelijk aanwezig. Maar wie kan van advies dienen? Financiële instellingen willen dat graag, en voor hen is dit dus een belangrijke vraag. Tabel 10 liet al zien dat in het verleden de jongere ouderen een relatief grote voorkeur hadden voor onafhankelijke adviseurs. Maar tabel 14 laat zien dat naar de toekomst toe deze voorkeur alleen maar sterker wordt. Men wendt zich af van de adviseur van bank of verzekeraar, ten gunste van de onafhankelijke adviseur. Tabel 14. Persoon waaraan advies wordt gevraagd m.b.t. financiële zaken in verleden en toekomst; percentages Bank Verzekeringsmaatschappij Onafhankelijke tussenpersoon Kennis Familielid Anders
Verleden 51.1 17.4
Toekomst 37.2 6.9
39.0 11.2 13.4 7.5
60.5 11.3 11.8 9.2
Uit tabel 10 bleek dat de voorkeur voor adviseurs voor banken en verzekeraars bij de ouderen het grootste is. Toch blijkt ook dat zij zich van hen afwenden. Figuur 4 laat zien dat de verschuiving naar een voorkeur voor onafhankelijke adviseurs uniform over de leeftijdgroepen is. De twee trendlijnen geven weliswaar een stijging weer naar leeftijd , de afstand tussen de lijnen is constant. Daarmee hebben de adviseurs van banken en verzekeraars een probleem, zeker wanneer de voorkeur voor onafhankelijke adviseurs geen leeftijd- maar een generatie-effect is. In dat geval sterft de groep met de grootste voorkeur voor adviseurs van de bank uit.
14
Figuur 4. Percentage respondenten met voorkeur voor een adviseur van bank of verzekeringsmaatschappij naar leeftijd
De scepsis naar de adviseur van de bank heeft iets tragisch. Hij wordt gehinderd door het imago van zijn werkgever. Dit blijkt uit figuur 5, waarin wordt weergegeven in welke mate de respondenten vinden dat de mensen van de bank hun best voor hen doet en in welke mate de bank als organisatie zijn best voor zijn klanten doet. Een kleine 50% is bereid te geloven dat de mensen van de bank waar zij mee te maken hebben hun best voor hen doen. Maar slechts 30% denkt dat de bank als organisatie zijn best doet om voor zijn klanten. Deze scepsis neemt licht toe naarmate men ouder is.
15
Figuur 5. Perceptie van de mate waarin de bank of een persoon van de bank zijn best doet voor de respondent; percentages naar leeftijd
De vraag is of de kredietcrisis effect heeft gehad op de perceptie van het functioneren van banken en hun adviseurs. Met betrekking tot de adviseurs is deze vraag direct aan de respondenten gesteld. De uitkomsten staan in tabel 15. Bijna twee derde van de respondenten geeft aan dat hun kijk op adviseurs is veranderd; 16,3% beperkt dat tot banken. Tabel 15. Consequenties kredietcrisis voor adviseurs; verdeling n Heeft de kredietcrisis van de afgelopen twee jaar uw kijk op beroepsmatige financiële adviseurs veranderd? Nee Ja, op adviseurs die bij banken werken Ja, op alle adviseurs Totaal Gaat u vanwege de kredietcrisis anders om met financiële adviseurs? Nee, je hebt ze toch nodig Nee, want ik maakte toch al geen gebruik van dit soort adviseurs Ik zal daar in de toekomst minder gebruik van maken Ik zal me nooit meer met een beroepsmatige financiële adviseur inlaten Ik zal adviseurs blijven raadplegen, maar meer moeite doen om hun adviezen te controleren Totaal
%
390 36.4 174 16.3 506 47.3 1070 100.0
21 285 104 80
2.0 26.6 9.7 7.5
190 680
17.8 63.6
Het goede nieuws is echter dat het percentage respondenten dat vroeger wel gebruik maakte van adviseurs maar ze nu buiten de deur wil houden beperkt is. De crisis leidt echter wel tot beperking van de diensten van adviseurs, en een grotere mate van scepsis bij de adviezen. Degenen die anders tegen adviseurs, met name die van banken, zijn gaan aankijken zijn vaak degenen die ook behoefte
16
hebben aan advies. Uit tabel 16 (middelste kolom) blijkt het te gaan om 6,3% die nu aan advies behoefte hebben en 44,8% die in de toekomst die behoefte denken te hebben. Degenen die in de toekomst advies nodig denken te hebben zeggen hun adviseurs beter te gaan controleren. (tabel 17) Tabel 16: Behoefte aan advies naar de kijk op adviseurs na de kredietcrisis; kolompercentages
Ja, behoefte aan advies Nee, maar in de toekomst wel behoefte aan advies Nee, nooit behoefte aan advies
Kijk veranderd Kijk niet op adviseurs van veranderd banken 4.6 6.3 26.7 44.8 68.7 48.9
Kijk veranderd op alle adviseurs 5.3 30.0 64.6
Tabel 17. Behoefte aan advies afgezet naar verandering in gedrag t.o.v. financiële adviseurs na crisis; rijpercentages
Nee, je hebt ze toch nodig Nee, want ik maakte toch al geen gebruik van dit soort adviseurs Ik zal daar in de toekomst minder gebruik van maken Ik zal me nooit meer met een beroepsmatige financiële adviseur inlaten Ik zal adviseurs blijven raadplegen, maar meer moeite doen om hun adviezen te controleren
Ja 19.0 1.8 1.9
behoefte aan advies In de toekomst wel Nee nooit 33.3 47.6 25.3 73.0 39.4 58.7
1.3
21.3
77.5
13.7
48.9
37.4
De vertrouwenscrisis bij de banken is ook overgeslagen naar de consument. Adviseurs van banken worden minder vertrouwd, en adviseurs in zijn algemeenheid worden minder vertrouwd. Dit doet zich vooral voor bij de mensen die de adviseurs het hardste nodig hebben. Op dit moment neemt men zich voor de adviseurs dan maar beter te controleren. Hoe men dat precies denkt te gaan doen kan nu niet op een realistische manier worden onderzocht, omdat dit voor de doorsnee respondent nog een eind in de toekomst ligt. Het is een vaag voornemen. De mogelijkheden via het internet nemen echter toe; het ligt voor de hand te voorspellen dat de kredietcrisis het werk van professionele adviseurs, met name zij die verbonden zijn aan financiële instellingen, een stuk lastiger zal maken. Maar de positieve kant hiervan is dat er ook meer eer aan te behalen valt.