EIM Beleidscafé
Rotterdam Zuid - foto KvK
Hoe worden de prachtwijken ook prachtig voor de MKB-ondernemer?
22 november 2007 Lucent Danstheater, Theatercafé Studio 3 Den Haag
Minister Vogelaar heeft begin dit jaar de aanpak van verloederde stadswijken prominent op de beleidsagenda gezet met de intentie om van deze wijken prachtwijken te maken. Het lijstje van veertig wijken die voor een opknapbeurt in aanmerking komen heeft in de media de volle aandacht gekregen vooral doordat de financiering van de plannen voer voor discussie werd. Van de woningcorporaties worden namelijk forse investeringen verwacht terwijl het voor hen onduidelijk is in hoeverre zij zelf invloed hebben op de wijkinvesteringsplannen. Maar al dit rumoer heeft de aandacht enigszins afgeleid van de gedachte achter deze wijkverbeteringen, namelijk sociale integratie van de zogenaamde achterstandsgroeperingen. De ‘probleemwijken’ worden grotendeels bevolkt door allochtone Nederlanders die deels de aansluiting op de Nederlandse maatschappij dreigen te missen door onder meer onvoldoende scholing en een gebrekkige beheersing van de Nederlandse taal. Goede huisvestiging en een breder aanbod van voorzieningen in de wijk dragen bij aan een kansrijker omgeving, de ‘achterstandswijken’ moeten aantrekkelijke wijken voor alle Nederlanders worden waardoor de sociale integratie van allochtonen bevorderd wordt. Het is daarbij opvallend hoe weinig aandacht er is voor de economische bedrijvigheid in de wijk. De van oudsher bindende en stimulerende krachten zoals de buurtwinkels, de kappers, schoenherstellers, loodgieters, ateliers, administratiekantoren en de fietsenmakers, hebben in de beleidsnotities weinig ruimte gekregen. Dat is op zijn zachts gezegd een veronachtzaming temeer omdat betrekkelijk veel allochtone Nederlanders in wijken een onderneming hebben. Daarom ruim aandacht in het EIM Beleidscafé voor de ondernemers in de wijk middels de kernvraag:
‘Hoe worden de prachtwijken ook prachtig voor de MKB-ondernemer?’
Yvonne Prince, directeur van EIM, opende het Beleidscafé met een welkomstwoord. Het Beleidscafé wordt mogelijk gemaakt door het onderzoeksprogramma MKB en Ondernemerschap dat EIM uitvoert en gefinancierd wordt door het Ministerie van Economische Zaken. Al een aantal jaren heeft EIM het Beleidscafé kunnen organiseren waarin een thema die raakvlakken heeft met het onderzoeksprogramma vanuit drie invalshoeken wordt belicht, namelijk vanuit onderzoek, beleid en praktijk. In dit Beleidscafé staan de prachtwijken van minister Vogelaar centraal die ook wel kanswijken, de 40-wijken of krachtwijken genoemd worden. Bij al die benamingen staan onderwerpen centraal als veiligheid, werkgelegenheid, kansen en integratie. Maar van ondernemen en ondernemers wordt in dit verband nauwelijks gesproken. De vraag is dan ook wat bieden de prachtwijken voor kansen aan ondernemers?
Wilma van Rijt van EIM zal het onderzoeksdeel voor haar rekening nemen, Ton Schoenmaekers van MKB-Nederland het beleidsdeel en Diederik Mohr van de Kamers van Koophandel te Rotterdam zal ervaringen vanuit de praktijk toelichten.
Van links naar rechts: Diederik Mohr, Wima van Rijt, Ton Schoenmakers
Wilma van Rijt heeft in het actieplan Krachtwijken van minister Vogelaar slechts enkele woorden kunnen terugvinden over ondernemerschap in de wijken, en dan nog eens vallend onder het thema werken naast andere thema’s als wonen, leren en opgroeien. De woorden die eraan zijn gewijd zijn klinken als volgt:“... het aantrekkelijk maken van de buurt als vestigingsplaats en het versterken van ondernemerschap…” en “... dit oppakken in samenwerking met plaatselijke ondernemersorganisaties, Kamers van Koophandel, woningbouwcorporaties, etc.…” . In haar onderzoeksrapportage die voor deze gelegenheid is gemaakt wordt het fenomeen Prachtwijken vanuit het perspectief van de MKB-ondernemer benaderd met aandacht voor MKB locaties en -huisvesting, doelgroepen van MKBondernemers en de kansen voor de wijkeconomie. Uit verschillende EIM-onderzoeken samengebracht in deze gelegenheidsrapportage komt het volgende beeld naar voren: ongeveer 25.000 MKB-bedrijven zijn in wijken gevestigd, het merendeel van deze ondernemingen bezit een eigen bedrijfspand (62%), een kwart van de ondernemers heeft een bedrijf aan huis en de rest heeft plek in een bedrijfsverzamelgebouw. De ondernemers zijn vaak zelfstandigen zonder personeel (ZZP), daarbij valt op dat allochtone ondernemers vaker een familiebedrijf hebben. De ondernemers hebben een sterke band met de wijk en willen daar ook het liefst verder groeien. Voor de wijk hebben de ondernemersactiviteiten een gunstige uitwerking, ze zorgen voor basisvoorzieningen in onder meer de detailhandel en zorg en welzijn, en het zijn meestal ‘schone’ activiteiten, dat wil zeggen ze veroorzaken weinig overlast voor de wijk. Zo gezien biedt bedrijvigheid prachtige kansen voor de wijk. Het probleem hierbij is dat voor startende ondernemers en ondernemers die willen uitbreiden de communicatie met gemeentelijke instanties niet soepel gaat. Er mist een loket waar de ondernemers met al hun vragen terecht kunnen. Ook is vanuit de gemeente meestal weinig aansturing op de economische infrastructuur in wijken, denk aan de diversiteit in ondernemingen, de kwaliteit van startende ondernemers en het faciliteren van potentiële groeiers. Het grootste knelpunt voor veel ondernemers in de wijken is op dit moment de veiligheid. Vandalisme en kleine criminaliteit zijn niet alleen een extra kostenpost maar houden ook de klanten uit de buurt. Verder is ook de betaalbaarheid en bereikbaarheid van bedrijfspanden een permanente zorg. En dat is jammer want meer bedrijvigheid zorgt voor
meer sociale- en economische dynamiek in de wijk en niet te vergeten werkgelegenheid. Maar, zo vraagt Wilma van Rijt zich af, hoe maakbaar is de wijk? In hoeverre moet een wijk daarbij zelfvoorziend zijn? En wat is nu het verschil tussen een ‘gewone wijk’ en een ‘prachtwijk’? Want wijken heb je in allerlei soorten en maten en wat maakt dan een wijk een prachtwijk? Daarover is het laatste woord nog lang niet gezegd.
Ton Schoenmaekers stelt dat formeel gezien een wijk een verzameling van postcodes is. Want wat anders bakent een wijk af? Daarmee is de selectie van de veertig wijken van minister Vogelaar een symbolische selectie, een verzameling van leed en problemen in grote steden. Vogelaar probeert op deze problemen en antwoord te vinden door een systematische aanpak van verbetering van leefgebieden. En wat kan de ondernemer hierin betekenen? In haar plannen is voornamelijk een rol voor de ondernemer weggelegd bij het terugdringen van de werkeloosheid. In hoeverre ondernemerschap een bijdrage kan leveren aan sociale integratie van wijkbewoners, zover dat nodig is, is nog een open vraag. Wat opvalt in deze discussie is de plotselinge, bijna ontroerende aandacht voor het MKB, terwijl al veel ondernemers de wijken zijn uitgejaagd. Om stadswijken weer voor ondernemers aantrekkelijk te maken is meer diversiteit aan soorten ondernemingen gewenst, de wijkeconomie is momenteel te eenzijdig. Verder moet ondernemerschap meer gestimuleerd worden door bijvoorbeeld microfinanciering voor startende ondernemers. Maar bovenal moet er een fundamentele aanpak voor de wijken komen en niet zoals nu een tombola van projecten. Meer sturing aan wijkactieplannen is meer dan wenselijk met een integrale visie op de wijkeconomie. Breng kansen in beeld door een sterktezwakte analyse in plaats van een lijst met problemen. Schep organisatorische slagkracht in de wijken, motiveer daarbij allochtone ondernemers om deel te nemen in plaatselijke ondernemersnetwerken. Zorg dat er een actueel beeld is van de bestaande bedrijvigheid, misschien zijn er kansen voor starters door bedrijfsovername. Voor investeringen is het handig om een accountmanager voor de wijk te hebben. De gemeente kan zelf voor extra stimulering zorgen door zijn aanbestedingsbeleid toegankelijk te maken voor ondernemers in de wijk. Stimuleer dus
ondernemerschap met verstand en maakt het niet tot een panacee voor inactiviteit. En wat doet MKB-Nederland zelf voor de wijken? Als belangenbehartiger voor het MKB is lobbyen de corebusiness van MBK-Nederland, het is een platform voor de branches. Om samen in de wijken iets te betekenen is een coalitie met andere belangenvertegenwoordigers belangrijk. MKB-Nederland probeert dan ook met organisaties als Bouwend Nederland, de Vereniging van Theaterdirecteuren ( t.b.v. culturele voorzieningen), de woningcorporaties en zorgaanbieder Menzis om de leefbaarheid, ondernemerschap en zorg in wijken te verhogen. In samenwerking met het Ministerie van Economische Zaken worden wijken geselecteerd voor pilots die de wijken ‘upgraden’. En samen met EIM wordt een (onderzoeks)scan gemaakt voor beleidsontwikkeling ter stimulering van ondernemerschap in de wijken.
Diederik Mohr presenteert het ‘Pact op Zuid’. De Kamer van Koophandel te Rotterdam staat met raad en daad klaar voor de ondernemer, en ook voor de ondernemers in de wijken. En worden de prachtwijken van minister Vogelaar ook prachtwijken voor ondernemers? Het antwoord is ja, al gaat het niet vanzelf. Rotterdam is voor de plannen van minister Vogelaar een Walhalla, er is een pak aan problemen die geteld naar de aanpak voor prachtwijken om een totaal van zestig miljoen euro aan investeringen vraagt. Voor Rotterdam Zuid, met de deelgemeenten Charlois, IJsselmonde en Feijenoord, gaat het om een bedrag van 23 miljoen euro. In Rotterdam Zuid wonen ongeveer 200.000 mensen met een groot aantal problemen: hoge werkloosheid, hoog percentage niet Nederlands sprekende allochtonen, laag opleidingsniveau, laag gemiddeld besteedbaar inkomen en een eenzijdige woningvoorraad. Om in deze wijken een bedrijf overeind te houden is niet makkelijk. Mohr vertelt over Poelier Kaspers die het bedrijf van zijn vader heeft overgenomen. Door de criminaliteit, en de daarbij gepaard gaande verloedering, trekken mensen met geld weg. Doordat mensen met een hoog inkomen uit de wijk verdwijnen, verdwijnt daarmee ook het talent uit de wijk, de ‘sociale steigers’. Er is dus niet alleen een economische maar ook een sociale verarming aan de gang. Dit geeft een cumulatie aan problemen. Om dit op te lossen
is een brede coalitie nodig van zowel partijen uit de overheid als partijen die niet aan de overheid verbonden zijn. Niet een alledaagse samenwerking en dat vraagt om een bijzondere aanpak. Op dit moment werken in het Pact op Zuid de gemeente Rotterdam, de drie deelgemeenten, woningcorporaties, de KvK, banken, kennisinstellingen, stagebureaus samen aan drie pijlers voor verbetering van de wijken: sociaal, economisch en fysiek. Het succes van het pact is dat steeds meer partijen hier aan mee willen werken. De kracht van het pact is dat het met deze partijen de voorwaarden kan creëren die nodig zijn om de wijken nieuwe impulsen te geven. In de economische pijler neemt ondernemerschap een belangrijke plaats in. De voorwaarden voor meer ondernemerschap in de wijken zijn bijvoorbeeld: een voorraad aan betaalbare bedrijfspanden, een veilige en schone wijk, bemiddeling in kundig personeel, een aantrekkelijke omgeving voor klanten, goede samenwerking met medeondernemers. Het pact biedt in de economische aanpak van de wijk een meerwaarde doordat het draagvlak creëert tussen belangrijke partijen: de ondernemers, de gemeente en de banken. De ‘beslissers’ zitten gezamenlijk aan tafel waardoor er snel zaken gedaan kunnen worden. Belangrijk hierbij is dat men bewust is van de urgentie van de problemen en dat er continuïteit is in de aanpak. Een aantal ‘blikvangers’ zijn de projecten: de Zorgboulevard met 120.000 m2 aan ziekenhuisoppervlakte en zorgvoorzieningen, het Stadionpark met een tweede ‘Wembleystadion’ en een cluster van sportvoorzieningen, Eat en Meat is een gebied met diverse horeca en waar men ‘s avonds rustig dronken over straat kan lopen, het Hart van Zuid waar men te kust en te keur kan winkelen, de A-15 zone voor aantrekkelijk wonen en bedrijfshuisvesting bij de havens. Het ondernemersklimaat zal bevorderd worden door bedrijfsruimten voor starters en doorstarters te ontwikkelen, het doel is om honderd units per deelgemeente te realiseren. Verder lobbyt het pact voor meer flexibiliteit in de bestemmingsplannen ten aan zien van bouw- en gebruiksmogelijkheden zodat meer mensen een bedrijf vanuit huis kunnen starten. Verder wordt er een ‘Idols talentenjacht’ gehouden met het doel om meer aandacht voor ondernemerschap te creëren. Niet onbelangrijk bij dit alles is om de organisatiegraad verder te verhogen. En zo, denkt Diederik Mohr, gaat Rotterdam Zuid het helemaal maken!
Yvonne Prince leidt de discussie
Na een korte pauze met verfrissingen vraagt discussieleider Yvonne Prince aan de circa veertig aanwezigen wie denkt dat de plannen van minister Vogelaar zullen slagen. Slechts die mensen steken hun vinger omhoog ten teken dat zij in deze plannen geloven. Behalve Diederick Mohr worden ook Ton Schoenmaekers en Wilma van Rijt niet enthousiast van de plannen voor de prachtwijken. Schoenmaekers denkt dat de plannen eventueel kunnen werken voor de G-4, maar voor steden als Enschedé betwijfelt hij dat in sterke mate. Ook is de financiering van deze wijkaanpak door woningcorporaties en heikel punt. Van Rijt wijst erop dat grote wijken ook een flink aantal grote problemen hebben. Zij gelooft meer in kleine initiatieven met een goede communicatiestructuur tussen de gemeente en ondernemers. Mohr vindt dat initiatieven voor de wijk niet bij voorbaat veel geld hoeven te kosten. Draagvlak is belangrijker, je moet de juiste partijen bij elkaar brengen. Maar, zo wordt vanuit de zaal tegengeworpen, wanneer de veertig wijken worden opgeknapt zal dat niet een uitstroom geven naar andere wijken doordat de kosten van wonen omhoog gaan? Worden zo nieuwe achterstandswijken gecreëerd? Mohr erkent dat daar risico’s voor aanwezig zijn maar het gaat hier om trajecten van minstens tien jaar. Het is dan zaak om ‘de vinger aan de pols’ te houden door regelmatig onderzoek hierop te doen. Volgens Schoenmaekers ontkom je niet aan een uitstroom door sloop van oude woningen voor nieuwe woningen. Nieuwe woningen zijn altijd duurder. Het is de vraag, zoals Van Rijt dat eerder stelde, hoe maakbaar is de wijk? De plannen van Vogelaar moeten geen dooddoeners worden voor allerlei verschillende problemen. Laten we gericht een aantal concentraties van problemen oplossen. Een vertegenwoordiger van PiNO (Partners in Nieuw Ondernemerschap), een samenwerkingsverband voor startende en net gestarte ondernemers uit Den Haag, klaagt over de gebrekkige aandacht van bestuurders voor hun initiatieven. “Wij willen meer doen dan ons nu mogelijk wordt gemaakt. Wij voelen ons niet gesteund. De overheid moet ons meer support voor de lange termijn geven, het blijft nu teveel in de experimentele sfeer hangen”. Volgens Mohr is die aandacht er juist wel, zo wordt bij de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) ondernemerschap erg belangrijk gevonden. Maar het is wel zaak om meer gezamenlijk te opereren. Schoenmaekers vindt dit een gevolg is van de huidige projectentombola. De samenhang en continuïteit in ontbreekt in het huidige beleid. Ook vanuit de landelijke overheid ontbreekt het aan sturing, de verantwoordelijkheid wordt ook in de plannen van Vogelaar weer naar de gemeenten geschoven. Ook een vertegenwoordiger van BizWorld, een organisatie voor ondernemerschap in het basisonderwijs, klaagt over gebrek aan ondersteuning vanuit de overheid. “Eerst kregen we een startkapitaal maar nu we zo ver gevorderd zijn dat we met diverse onderwijsprogramma’s kunnen starten wordt de financiële ondersteuning gestopt. Zo blijft inderdaad alles in de experimentele sfeer hangen en wordt daarmee de basisscholen de kans ontnomen wordt om op een structurele manier ondernemers bij het onderwijs te betrekken. Meer ondernemerschap in de wijk begint volgens ons met ondernemers voor de klas. Weten de geachte sprekers misschien een manier voor verdere financiering?” Schoenmaekers stelt dat het stimuleren van ondernemerschap een zaak van algemeen belang is en het verdient dus ook op die manier de aandacht van de overheid. Maar het is niet alleen een kwestie van overheidsgeld, de wijkbewoners moet ook zelf activiteiten van de grond trekken. Zo’n scholenproject kan een voorwaarde daar toe zijn. Mohr ziet in dit scholenproject goede mogelijkheden voor Rotterdam. Jongeren zijn sowieso ondernemend, soms op een negatieve manier bijvoorbeeld door te dealen in drugs. Je kunt het beter maar van jongs af aan in goede banen leiden. Vanuit de zaal wordt naar voren gebracht dat variatie aan bedrijvigheid een voorwaarde is om de vaak eenzijdige wijkeconomie te kunnen veranderen. Maar hoe moet je die variatie aanbrengen, moeten bedrijven verspreid worden over de verschillende wijken in een stad? Volgens Mohr is het moeilijk om ondernemers naar andere wijken te laten verhuizen. Ondernemers voelen zich verbonden met hun wijk. Van Rijt bevestigt dit, uit haar onderzoek blijkt dat ondernemers liever niet hun huidige vestiging in de wijk willen opgeven. De drijfveren van deze ondernemers zijn niet alleen op economische motieven gestoeld. Schoenmaekers sluit zich bij Van Rijt aan, je moet inderdaad kijken naar de drijfveren achter ondernemerschap. Ondernemers hebben allemaal verschillende verwachtingen ten opzichte van ondernemerschap en het zal daarom niet eenvoudig zijn om groepen van ondernemers
naar andere wijken te laten bewegen. Wel is het mogelijk om hierin meer sturing te geven aan startende ondernemers die zich in de wijken willen vestigen. Uit de zaal wordt geopperd dat in verhouding teveel geld wordt gestopt in woningbouw dan in bedrijfsvestiging. Zo worden oude industriegebiedjes die door de uitbreiding van de stad in woonwijken komen te liggen bestemd voor woningbouw. Juist deze gebieden zijn belangrijk voor vestiging van bedrijven in de wijk. Hoe blijven de wijken interessant voor ondernemers? Volgens Van Rijt wordt het juist weer interessant voor ondernemers als wijken worden opgeknapt. En daarbij, zegt Schoenmakers, blijft de wijk een verzameling van postcodes en zal het nooit oplossingen kunnen bieden voor alle ondernemers.
Volop netwerken
Tekst Hans de Wal, EIM Foto’s Frank van Rossum, Last Picture Show