Snelstartgids 00825-0111-4803, Rev. CA December 2012
Rosemount 3051S MultiVariable™ transmitter Rosemount 3051SF-serie Flowmeter MultiVariable transmitter
Snelstartgids
December 2012
MEDEDELING In deze installatiegids staan elementaire richtlijnen voor de Rosemount 3051S MultiVariable transmitter (zie de naslaghandleiding met publicatienummer 00809-0100-4803). Er staan ook elementaire configuratierichtlijnen voor de 3051S MultiVariable transmitter in voor de 3051SFA (naslaghandleiding publicatienummer 00809-0100-4809), 3051SFC (naslaghandleiding publicatienummer 00809-0100-4810) en 3051SFP (naslaghandleiding publicatienummer 00809-0100-4686). Er staan geen aanwijzingen in voor diagnostiek, onderhoud, reparatie of probleemoplossing. Zie de naslaghandleiding van de 3051S MultiVariable transmitter voor nadere aanwijzingen. Alle documenten zijn in elektronische vorm verkrijgbaar via www.emersonprocess.com/rosemount.
WAARSCHUWING Explosies kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken: Bij installatie van deze transmitter in een explosiegevaarlijke omgeving moeten de geldende plaatselijke, landelijke en internationale normen, voorschriften en procedures worden gevolgd. Raadpleeg het gedeelte over goedkeuringen in de naslaghandleiding van de 3051S MultiVariable transmitter (00809-0100-4803) voor bepalingen in verband met veilige installatie. Controleer voordat u een veldcommunicator in een explosiegevaarlijke atmosfeer aansluit of alle instrumenten in de proceskring zijn geïnstalleerd volgens intrinsiek veilige en niet-vonkende veldbedradingsmethodes. Verwijder bij een explosieveilige/drukvaste installatie de transmitterdeksels niet terwijl er stroom staat op het apparaat. Lekkage van het procesmedium kan leiden tot lichamelijk en zelfs dodelijk letsel. Monteer de procesaansluitingen en draai ze aan voordat u druk op de proceskring zet. Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Vermijd aanraken van de draden en aansluitklemmen. De draden kunnen onder hoge spanning staan, die elektrische schokken kan veroorzaken. v
Inhoud Monteer de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .pagina 3 Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .pagina 8 Stel de schakelaars in . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .pagina 9 Sluit de bedrading aan en zet het apparaat aan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pagina 10 Flowconfiguratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pagina 14 Controleer apparaatconfiguratie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pagina 25 Trim de transmitter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pagina 29 Productcertificeringen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . pagina 30
2
Snelstartgids
December 2012
Stap 1: Monteer de transmitter Toepassingen voor vloeistofflow 1. Breng tappunten aan op de zijkant van de leiding. 2. Monteer naast of onder de tappunten. 3. Monteer de transmitter met de aftap-ontluchtingskleppen omhoog.
FLOW
Toepassingen voor gasflow 1. Breng tappunten aan in de bovenof zijkant van de leiding. 2. Monteer naast of boven de tappunten. FLOW
FLOW
Toepassingen voor stoomflow 1. Breng tappunten aan op de zijkant van de leiding. 2. Monteer naast of onder de tappunten.
FLOW
3. Vul de impulsleidingen met water.
3
December 2012
Snelstartgids
Montagebeugels Coplanar™-flens
Paneelmontage
Buismontage
Traditionele flens
Paneelmontage
4
Buismontage
Snelstartgids
December 2012
Overwegingen m.b.t. boutbevestiging Als voor de installatie van de transmitter de montage van een procesflens, een verdeelstuk of flensadapters vereist is, dient u met het oog op optimale prestatiekenmerken van de transmitter deze montagerichtlijnen te volgen om een goede afdichting te waarborgen. Gebruik uitsluitend de bij de transmitter geleverde bouten of bouten die door Emerson Process Management los worden verkocht. Afbeelding 1 toont veelgebruikte transmitterinstallaties met vermelding van de boutlengte die voor goede transmittermontage is vereist. Afbeelding 1. Veelgebruikte transmitterinstallaties A. Transmitter met Coplanar-flens
C. Transmitter met traditionele flens en optionele flensadapters
4 x 57 mm (2.25 inch)
4 x 44 mm (1.75 inch) B. Transmitter met Coplanar-flens en optionele flensadapters
D. Transmitter met Coplanar-flens en optionele verdeelstuk- en flensadapters
4 x 44 mm (1.75 inch)
4 x 38 mm (1.50 inch) 4 x 44 mm (1.75 inch)
4 x 73 mm (2.88 inch)
Gewoonlijk worden bouten van koolstofstaal of roestvast staal gebruikt. Controleer het materiaal door naar de markeringen op de boutkop te kijken en deze te vergelijken met Afbeelding 3. Als het boutmateriaal niet is aangegeven in Afbeelding 3 kunt u zich voor nadere inlichtingen wenden tot de plaatselijke vertegenwoordiger van Emerson Process Management. Gebruik de volgende procedure voor het installeren van de bouten: 1. Bouten van koolstofstaal hebben geen smering nodig en op bouten van roestvast staal is een laagje smeermiddel aangebracht om de installatie te vergemakkelijken. Voor geen van beide bouttypen mag voor het aanbrengen extra smeermiddel worden aangebracht. 2. Draai de bouten vingervast aan. 3. Haal de bouten kruislings aan tot de initiële momentwaarde. Zie Afbeelding 3 voor de initiële momentwaarde. 4. Haal de bouten volgens hetzelfde kruispatroon aan tot de definitieve momentwaarde. Zie Afbeelding 3 voor de uiteindelijke momentwaarde. 5. Controleer of de flensbouten uit de module-isolatorplaat steken voordat u er druk op zet. 5
December 2012
Snelstartgids
Afbeelding 2. Module-isolatorplaat Bout Module-isolatorplaat
Afbeelding 3. Momentwaarden voor de flens- en flensadapterbouten Boutmateriaal
Markeringen kop
B7M
Koolstofstaal (CS)
316
B8M
316 R
STM 316
316
Roestvast staal (RVS)
6
SW 316
Initiële momentwaarde
Definitieve momentwaarde
300 in.-lbs.
650 in.-lbs.
150 in.-lbs.
300 in.-lbs.
Snelstartgids
December 2012
O-ringen bij flensadapters
WAARSCHUWING Als er verkeerde O-ringen op de flensadapters worden aangebracht, kan lekkage van procesmedium ontstaan, met mogelijk ernstig of dodelijk letsel als gevolg. De twee flensadapters zijn van elkaar te onderscheiden aan de hand van hun unieke O-ringgroef. Gebruik uitsluitend de O-ring die bestemd is voor de specifieke flensadapter, hieronder afgebeeld. Rosemount 3051S / 3051 / 2051 / 3095
Flensadapter O-ring
PTFE-materiaal Elastomeer Rosemount 1151
Flensadapter O-ring
PTFE Elastomeer
Inspecteer de O-ringen altijd visueel als de flens of adapters worden verwijderd. Vervang de O-ringen als er tekenen van schade zijn, bijvoorbeeld inkepingen of kerven. Haal na vervanging van O-ringen de flensbouten en uitlijningsschroeven na de installatie opnieuw tot het juiste moment aan ter compensatie van verschuivingen doordat de O-ringen nog geheel in de groeven moeten vallen.
7
December 2012
Snelstartgids
Stap 2: Overweeg of de behuizing gedraaid moet worden Om de toegang tot de bedrading te verbeteren of de optionele lcd-dis- Afbeelding 4. Stelschroef transmitterbehuizing play beter af te kunnen lezen: 1. Draai de stelschroef voor het Functieprintplaat draaien van de behuizing los. 2. Draai de behuizing tot 180° linksom of rechtsom vanuit de oorspronkelijke stand (zoals geleverd). 3. Draai de stelschroef voor het draaien van de behuizing weer aan. Opmerking
Stelschroef voor draaien van de behuizing (3/32 in.)
Draai de behuizing niet meer dan 180° zonder eerst te demonteren (zie hoofdstuk 4 van de naslaghandleiding van de 3051S MultiVariable transmitter [00809-0100-4803] voor nadere informatie). Door te ver draaien kan de elektrische verbinding tussen de sensormodule en de elektronica van de functieprintplaat worden verbroken.
8
Snelstartgids
December 2012
Stap 3: Stel de schakelaars in Bij standaardconfiguratie van de transmitter is het alarm ingesteld op high (hoog) en de beveiliging op off (uit). 1. Beveilig bij installatie van de transmitter de kring en koppel de voeding los. 2. Verwijder het behuizingsdeksel tegenover de kant met de veldaansluitklemmen. Verwijder het behuizingsdeksel niet in een explosiegevaarlijke omgeving. 3. Schuif de beveiligings- en alarmschakelaars met een kleine schroevendraaier naar de gewenste stand. 4. Plaats het behuizingsdeksel weer terug (zodanig dat er metaal-metaalcontact bestaat) om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid. Afbeelding 5. Schakelaarconfiguratie transmitter
Beveiliging
Alarm
9
Snelstartgids
December 2012
Stap 4: Sluit de bedrading aan en zet het apparaat aan Opmerking
Leg geen spanning aan op de testaansluitklemmen. De stroom kan de testdiode in de testverbinding beschadigen. Gebruik voor een optimaal resultaat getwiste aders. Gebruik een draad van 24 tot 14 AWG met een lengte van ten hoogste 1500 meter (5000 ft).
Volg de onderstaande stappen voor bedrading van de transmitter: 1. Verwijder het deksel van de kant van de behuizing met de veldaansluitklemmen. 2. Sluit de positieve draad aan op de “PWR/COMM +”-aansluitklem en de negatieve draad op de “PWR/COMM —”-aansluitklem. 3. Als de optionele procestemperatuuringang niet is geïnstalleerd, brengt u een plug aan op de ongebruikte doorvoerbuisaansluiting en dicht u die af. Raadpleeg als de optionele procestemperatuuringang wel wordt gebruikt “Installeer de optionele procestemperatuuringang (Pt 100 RTD sensor)” op pagina 13 voor meer informatie.
MEDEDELING Als de meegeleverde blindplug wordt gebruikt in de doorvoerbuisopening, moet deze minimaal vijf wikkelingen van de schroefdraad diep worden ingeschroefd om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid. Raadpleeg de naslaghandleiding van de 3051S MultiVariable transmitter (publicatienummer 00809-0100-4803) voor nadere inlichtingen.
4. Leg indien van toepassing de bedrading aan met een druppellus. Leg de druppellus zo dat de onderkant lager dan de doorvoerbuisaansluitingen en de transmitterbehuizing komt te liggen. 5. Breng het behuizingsdeksel weer aan en draai het aan tot metaal-metaalcontact ontstaat om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid.
10
Snelstartgids
December 2012
Afbeelding 6 toont de draadverbindingen die nodig zijn voor voeding van een 3051S MultiVariable transmitter en communicatie met een handheld veldcommunicator. Afbeelding 6. Transmitterbedrading 3051SMV zonder optionele procestemperatuuraansluiting
Voeding
RL ≥ 250 Ω
3051SMV met optionele procestemperatuuraansluiting
Voeding
RL ≥ 250 Ω
Opmerking
Installatie van het aansluitklemmenblok met overspanningsbeveiliging geeft uitsluitend bescherming tegen overspanning als de behuizing van de 3051S MultiVariable transmitter correct geaard is.
Doorvoerbuis bedrading elektrische aansluiting (optie GE of GM) Raadpleeg voor bedradingsgegevens voor 3051S MultiVariable transmitters met elektrische GE- of GM-doorvoerbuisaansluitingen de installatie-instructies zoals verstrekt door de fabrikant van de bekabeling. Voor FM intrinsiek veilige, explosiegevaarlijke locaties van divisie 2 moet de installatie geschieden volgens Rosemount-tekening 03151-1009 om de classificatie voor buitengebruik (NEMA 4X en IP66) te behouden. Zie Bijlage B: Productcertificaties in de naslaghandleiding van de 3051S MultiVariable transmitter (00809-0100-4803).
11
December 2012
Snelstartgids
Voeding De gelijkstroomvoeding moet vermogen met een rimpelverhouding van minder dan twee procent leveren. De totale weerstandsbelasting is de som van de weerstand van de signaaldraden en de belastingsweerstand van de controller, aanwijzer, barrières voor intrinsieke veiligheid en andere onderdelen. Afbeelding 7. Belastingbeperking 3051S MultiVariable transmitter Maximale kringweerstand = 43,5 × (voedingsspanning — 12,0)
Belasting (ohm)
1322 1000 500
Werkingsgebied
0
12,0 20 30 Spanning (V gelijkspanning) 42,4 Voor HART-communicatie is een kringweerstand vereist van ten minste 250 Ω.
12
Snelstartgids
December 2012
Installeer de optionele procestemperatuuringang (Pt 100 RTD sensor) Opmerking
Om te voldoen aan de certificering ATEX/IECEx drukvast mogen alleen drukvaste ATEX/ IECEx-kabels (temperatuuringangscode C30, C32, C33 of C34) worden gebruikt.
1. Monteer de Pt 100 RTD-sensor op de gewenste locatie. Opmerking
Gebruik afgeschermde vieraderige kabel voor de procestemperatuuraansluiting.
2. Sluit de RTD-kabel aan op de 3051S MultiVariable transmitter door de draden van de kabel door de ongebruikte behuizingsdoorvoerbuis te steken en aan te sluiten op de vier schroeven op het aansluitklemmenblok van de transmitter. Sluit de doorvoerbuisopening rondom de kabel af met een geschikte kabelwartel. 3. Sluit de draad van de afscherming van de RTD-kabel aan op de aardaansluiting in de behuizing. Afbeelding 8. RTD-bedrading 3051S MultiVariable transmitter Aardaansluiting
Wit
Rood
Draden RTD-kabel
Pt 100 RTD-sensor
13
Snelstartgids
December 2012
Stap 5: Flowconfiguratie Engineering Assistant 6.1 of hoger De 3051SMV Engineering Assistant 6.1 of hoger is een pc-programma voor configuratie, onderhoud en diagnostiekfuncties dat dient als de primaire interface voor communicatie tussen de 3051S MultiVariable transmitter en de functieprintplaat voor volledig gecompenseerde massa- en energieflow. 3051SMV Engineering Assistant is benodigd om de flowconfiguratie te kunnen volbrengen.
Systeemvereisten De minimale systeemvereisten voor installatie van de 3051SMV Engineering Assistant luiden als volgt: Processor (Pentium of gelijkwaardig): 500 MHz of sneller Besturingssysteem: Windows XP Professional (32 bits) of Windows 7 (32 bits of 64 bits) 256 MB RAM 100 MB vrije ruimte op vaste schijf Seriële RS232-poort of USB-poort (voor gebruik met HART-modem) Cd-rom
3051SMV Engineering Assistant 6.1 of hoger installeren 1. Verwijder alle bestaande versies van Engineering Assistant 6 die momenteel op de pc zijn geïnstalleerd. 2. Plaats de schijf met de nieuwe versie van Engineering Assistant in het cd-romstation. 3. Als het goed is detecteert Windows de aanwezigheid van een cd-rom en wordt het installatieprogramma vanzelf gestart. Volg de aanwijzingen op het scherm om de installatie te voltooien. Als Windows de cd-rom niet detecteert, bekijkt u de inhoud van de cd-rom met Windows Explorer of via Mijn Computer. Vervolgens dubbelklikt u op het programma SETUP.EXE. 4. Er wordt een reeks schermen weergegeven (de installatiewizard) die u door het installatieproces begeleiden. Voer de aanwijzingen op het scherm uit. Wij adviseren om de standaard installatie-instellingen te gebruiken. Opmerking
Voor Engineering Assistant versie 6.1 of hoger is het gebruik van Microsoft® .NET Framework versie 4.0 of hoger vereist. Als .NET versie 4.0 niet is geïnstalleerd, wordt deze software automatisch geïnstalleerd tijdens de installatie van Engineering Assistant. Voor Microsoft .NET versie 4.0 is nog eens 200 MB schijfruimte vereist.
14
Snelstartgids
December 2012
Aansluiten op een pc In Afbeelding 9 ziet u hoe u een computer aansluit op een 3051S MultiVariable transmitter. Afbeelding 9. Een pc aansluiten op de 3051S MultiVariable transmitter 3051SMV zonder optionele procestemperatuuraansluiting
3051SMV met optionele procestemperatuuraansluiting
Voeding
Voeding RL ≥ 250 Ω Modem
RL ≥ 250 Ω Modem
1. Verwijder het deksel van de kant van de behuizing met de veldaansluitklemmen. 2. Schakel het apparaat in zoals aangegeven onder “Stap 4: Sluit de bedrading aan en zet aan.” 3. Sluit de HART-modemkabel aan op de pc. 4. Aan de kant van de transmitter met de markering “Field Terminals” sluit u de miniknijpers van de modemkabel aan op de twee aansluitklemmen met de aanduiding “PWR/COMM”. 5. Start de 3051SMV Engineering Assistant. Raadpleeg voor meer informatie over het opstarten van de software “Engineering Assistant 6.1 of hoger opstarten” op pagina 18. 6. Nadat de configuratie voltooid is, brengt u het deksel weer aan en draait u het aan tot metaal-metaalcontact ontstaat om te voldoen aan de vereisten voor explosieveiligheid.
15
Snelstartgids
December 2012
Flowconfiguratie De 3051SMV Engineering Assistant is ontworpen om de gebruiker te begeleiden bij het instellen van de flowconfiguratie voor een 3051S MultiVariable transmitter. Op de flowconfiguratieschermen kan de gebruiker de vloeistof, de bedrijfsomstandigheden en informatie over het primaire element (waaronder de binnendiameter van de buis) opgeven. Op basis van deze informatie maakt de 3051SMV Engineering Assistant flowconfiguratieparameters aan die naar de transmitter worden verzonden, of worden opgeslagen voor toekomstig gebruik.
De online- en offline-modus De Engineering Assistant-software kan in twee modi worden gebruikt: online en offline. In de online-modus kan de gebruiker de configuratie van de transmitter ontvangen, de configuratie bewerken en vervolgens de gewijzigde configuratie naar de transmitter verzenden of opslaan in een bestand. In de offline-modus kan de gebruiker een nieuwe flowconfiguratie aanmaken en de configuratie opslaan in een bestand, of een bestaand bestand openen en wijzigen. Op de volgende bladzijden vindt u aanwijzingen voor het aanmaken van een nieuwe flowconfiguratie in de offline-modus. Zie de naslaghandleiding van de 3051S MultiVariable transmitter (00809-0100-4803) voor nadere informatie over andere functies.
Overzicht elementaire navigatie Afbeelding 10. Overzicht elementaire navigatie Engineering Assistant
16
December 2012
Snelstartgids
U kunt op verschillende manieren navigeren door Engineering Assistant. De onderstaande nummers komen overeen met de nummers in Afbeelding 10. 1. De navigatietabbladen bevatten de flowconfiguratiegegevens. In de offline-modus worden tabbladen pas actief als alle verplichte velden op het voorafgaande tabblad zijn ingevuld. In de online-modus werken deze tabbladen altijd. 2. Met de knop Reset worden alle velden op alle flowconfiguratietabbladen (Fluid Selection [selectie vloeistof], Fluid Properties [vloeistofeigenschappen] en Primary Element Selection [selectie primair element]) teruggezet naar de waarden die aan het begin van de configuratie werden weergegeven. a. In de online-modus worden alle waarden teruggezet naar de waarden die aanvankelijk, voordat de configuratie begon, van het apparaat zijn ontvangen. b. Bij het bewerken van een eerder opgeslagen configuratie worden de waarden teruggezet naar de laatst opgeslagen waarden. Bij het aanmaken van een nieuwe flowconfiguratie worden alle ingevoerde waarden gewist. 3. Met de knop Back (vorige) gaat u achteruit door de flowconfiguratietabbladen. 4. Met de knop Next (volgende) gaat u vooruit door de flowconfiguratietabbladen. In de offline-modus wordt de knop Next (volgende) pas actief als alle verplichte velden op de huidige pagina zijn ingevuld. 5. U kunt op elk gewenst moment op de knop Help klikken voor een gedetailleerde toelichting op de informatie waarom op het huidige configuratietabblad wordt gevraagd. 6. Alle configuratiegegevens die moeten worden ingevoerd of doorgenomen, worden in dit gedeelte van het scherm weergegeven. 7. Met deze menu’s navigeert u naar de tabbladen Configure Flow (flow configureren), Basic Setup (basisinstelling), Device (apparaat), Variables (variabelen), Calibration (kalibratie) en Save/Send Configuration (configuratie opslaan/verzenden). 8. Met deze knoppen navigeert u naar de hoofdstukken Config/Setup (configuratie/instelling), Device Diagnostics (diagnostiek apparaat) of Process Variables (procesvariabelen).
17
Snelstartgids
December 2012
Engineering Assistant 6.1 of hoger opstarten De flowconfiguratie voor de 3051S MultiVariable transmitter wordt bewerkstelligd door Engineering Assistant te starten vanuit het menu START. 1. Selecteer Start menu > All Programs > Engineering Assistant (startmenu, alle programma’s, Engineering Assistant). Engineering Assistant wordt geopend met het scherm dat wordt afgebeeld in Afbeelding 11. 2. Klik op de knop Offline rechtsonder op het scherm, zoals afgebeeld in Afbeelding 11. Afbeelding 11. Scherm voor apparaatverbinding van Engineering Assistant
18
December 2012
Snelstartgids
Voorkeuren Met het tabblad Preferences (voorkeuren), zoals afgebeeld in Afbeelding 12, kan de gebruiker de gewenste technische eenheden selecteren. 1. Selecteer de gewenste technische eenheden. 2. Als Custom Units (aangepaste eenheden) wordt geselecteerd, configureer dan de Individual Parameters (individuele parameters). 3. Schakel het selectievakje in als u de eenheidsvoorkeuren wilt bewaren voor toekomstige sessies met Engineering Assistant. Afbeelding 12. Tabblad Preferences (voorkeuren)
19
Snelstartgids
December 2012
Vloeistofselectie voor database vloeistof/gas Met het tabblad Fluid Selection (vloeistofselectie), zoals afgebeeld in Afbeelding 13 kan de gebruiker de procesvloeistof selecteren. Afbeelding 13. Tabblad Fluid Selection (vloeistofselectie)
Opmerking
Het onderstaande voorbeeld betreft de flowconfiguratie voor het databasegas Air (lucht) gebruikt met een 405C-conditioneringsmeetschijf als het primaire element. De configuratieprocedure voor een andere vloeistof met een ander primair element is in grote lijnen dezelfde als in dit voorbeeld. Voor natuurlijke gasmengsels, zelf samengestelde vloeistoffen en zelf samengestelde gasmengsels moeten tijdens de configuratie aanvullende stappen worden uitgevoerd. Zie hoofdstuk 3 van de naslaghandleiding van de 3051S MultiVariable transmitter (00809-0100-4803) voor nadere informatie.
1. Engineering Assistant gaat mogelijk open met het tabblad Preferences (voorkeuren). Met de tabs boven aan het scherm gaat u naar het tabblad Fluid Selection (vloeistofselectie). 2. Vouw de categorie Gas uit (klik op het pictogram +). 3. Vouw de categorie Database Gas (databasegas) uit. 4. Selecteer Air (lucht) in de lijst met databasevloeistoffen. 5. Voer de Nominal Operating Pressure (nominale werkdruk) in en druk op Enter (invoeren) of op de knop Tab. 6. Voer de Nominal Operating Temperature (nominale werktemperatuur) in en druk op Enter (invoeren) of op de knop Tab. Engineering Assistant vult automatisch suggesties voor bedrijfsbereiken in, zoals afgebeeld in Afbeelding 13. Deze waarden kunnen door de gebruiker naar wens worden bewerkt.
20
December 2012
Snelstartgids
7. Controleer of de Reference / Atmospheric Conditions (referentie-/atmosferische omstandigheden) correct zijn voor de toepassing. Deze waarden kunnen naar wens worden bewerkt. Opmerking
De referentiewaarden voor druk en temperatuur worden door Engineering Assistant gebruikt om de flowsnelheid van massa-eenheden om te rekenen in massa-eenheden uitgedrukt als standaard of normale volumetrische eenheden.
8. Klik op Next > (volgende) om verder te gaan naar het tabblad Fluid Properties (vloeistofeigenschappen).
Vloeistofeigenschappen Opmerking
Het tabblad Fluid Properties (vloeistofeigenschappen) is een optionele stap die niet vereist is voor het volbrengen van een flowconfiguratie.
Het tabblad Fluid Properties (vloeistofeigenschappen) voor het databasegas Lucht wordt afgebeeld in Afbeelding 14. De gebruiker kan nagaan of de eigenschappen van de gekozen vloeistof aanvaardbaar zijn. 1. Om de dichtheid, samendrukbaarheid en viscositeit van de geselecteerde vloeistof bij andere druk- en temperatuurwaarden na te gaan, vult u een Pressure (druk) en een Temperature (temperatuur) in en klikt u op Calculate (berekenen). Opmerking
Wijzigen van de druk- en temperatuurwaarde op het tabblad Fluid Properties (vloeistofeigenschappen) heeft geen gevolgen voor de vloeistofconfiguratie.
Afbeelding 14. Tabblad Fluid Properties (vloeistofeigenschappen)
21
Snelstartgids
December 2012
Selectie primair element Met het tabblad Primary Element Selection (selectie primair element), zoals afgebeeld in Afbeelding 15, kan de gebruiker het primaire element selecteren. Afbeelding 15. Tabblad Primary Element Selection (selectie primair element)
We gaan door met dezelfde voorbeeldconfiguratie: 1. Klap de categorie Conditioning Orifice Plate (conditioneringsmeetschijf) uit. 2. Selecteer 405C/3051SFC. 3. Voer de Measured Meter Tube Diameter (pipe ID) (gemeten diameter van de meterbuis, buis-ID) in met een Reference Temperature (referentietemperatuur). Als de diameter van de meetbuis niet kan worden gemeten, selecteert u een Nominal Pipe Size (nominale buismaat) en Pipe Schedule (buisschema) om een geschatte waarde voor de diameter van de meetbuis in te voeren (alleen Engelse maten). 4. Wijzig indien nodig het Meter Tube Material (materiaal meetbuis) aan. 5. Voer de Line Size (afmeting van de leiding) in en selecteer de Beta van de conditioneringsmeetschijf. Welke maatparameters van het primaire element vereist zijn, hangt ervan af welk primair element is geselecteerd. 6. Selecteer zo nodig een Primary Element Material (materiaal primair element) uit het vervolgkeuzemenu. 7. Klik op Next > (volgende) om verder te gaan naar het tabblad Save / Send Configuration (configuratie opslaan/verzenden). Opmerking
Om te voldoen aan de geldende nationale of internationale normen moeten de betaratio’s en de verschildruk producerende diameters binnen de grenzen liggen die zijn vermeld in de geldende normen. Engineering Assistant waarschuwt de gebruiker als een waarde van het primaire element buiten deze grenzen valt, maar laat de gebruiker wel doorgaan met de flowconfiguratie.
22
December 2012
Snelstartgids
Configuratie opslaan/verzenden Op het tabblad Save / Send Configuration (configuratie opslaan/verzenden), afgebeeld in Afbeelding 16, kan de gebruiker de configuratiegegevens controleren, opslaan en verzenden naar de 3051S MultiVariable transmitter met de functieprintplaat voor volledig gecompenseerde massa- en energieflow. 1. Raadpleeg de informatie onder Flow Configuration (flowconfiguratie) en Device Configuration (apparaatconfiguratie). Opmerking
Raadpleeg voor meer informatie over de apparaatconfiguratie “Stap 6: controleer apparaatconfiguratie.”
Afbeelding 16. Tabblad Save / Send Configuration (configuratie opslaan/verzenden)
2. Klik op het pictogram boven een venster als u de configuratiegegevens in het betreffende venster wilt bewerken. Als alle informatie correct is, gaat u door naar stap 3. Opmerking
De gebruiker wordt gewaarschuwd als de configuratie is gewijzigd sinds de laatste keer dat deze naar de transmitter is verzonden. Rechts van de selectievakjes Send Flow Data (flowgegevens verzenden) en/of Send Transmitter Data (transmittergegevens verzenden) wordt een waarschuwingsbericht weergegeven.
3. Klik op de knop Send To (verzenden naar) om de configuratie te verzenden.
23
Snelstartgids
December 2012
Opmerking
De selectievakjes Send Flow Data (flowgegevens verzenden) en Send Transmitter Data (transmittergegevens verzenden) kunnen worden gebruikt om te selecteren welke configuratiegegevens naar de transmitter worden verzonden. Als een van de selectievakjes niet is ingeschakeld, worden de betreffende gegevens niet verzonden.
4. Het scherm voor apparaatverbinding van Engineering Assistant wordt geopend. Zie Afbeelding 17. Afbeelding 17. Scherm voor apparaatverbinding van Engineering Assistant
5. Klik op de knop Search (zoeken) rechtsonder op het scherm Engineering Assistant begint naar aangesloten apparaten te zoeken. 6. Als de zoekbewerking voltooid is, kiest u het apparaat waarmee u wilt communiceren en klikt u op Send Configuration (configuratie verzenden). 7. Nadat de verzending van de configuratie naar het apparaat is voltooid, krijgt de gebruiker daarvan een melding in een dialoogvenster. Opmerking
Aanbevolen wordt om de configuratie na verzending naar het apparaat op te slaan. De gebruiker kan de knop Save (opslaan) in het scherm Save/Send (opslaan/verzenden) selecteren of Save (opslaan) selecteren in het programma Menu.
8. Nadat het configuratieproces is voltooid, kan de gebruiker Engineering Assistant sluiten.
24
Snelstartgids
December 2012
Stap 6: Controleer apparaatconfiguratie Gebruik 3051SMV Engineering Assistant of een HART-compatibele master voor communicatie met en controle van de configuratie van de 3051S MultiVariable transmitter. In Tabel 1 staan de sneltoetsen van de 375-veldcommunicator vermeld voor de volledig gecompenseerde massa- en energieflow. In Tabel 2 staan de sneltoetsen vermeld voor de directe uitgang voor procesvariabelen. Opmerking
Apparaatconfiguratieprocedures voor 3051SMV Engineering Assistant 6.1 of hoger en AMS Device Manager 9.0 of hoger zijn vermeld in de naslaghandleiding van de 3051S MultiVariable transmitter (00809-0100-4803).
Een vinkje ( ) duidt de basisparameters voor configuratie aan. Als onderdeel van de configuratie- en opstartprocedure moeten op zijn minst deze parameters worden gecontroleerd. Tabel 1. Sneltoetsen voor volledig gecompenseerde massa- en energieflow
Functie
Sneltoetscombinatie
Absolute Pressure Reading and Status (waarde en status absolute druk)
1,4,2,1,5
Absolute Pressure Sensor Limits (sensorlimieten absolute druk)
1,4,1,5,8
Absolute Pressure Units (eenheden absolute druk)
1,3,3,5
Alarm and Saturation Level Configuration (configuratie alarm- en verzadigingsniveau)
1,4,2,6,6
Alarm and Saturation Levels (alarm- en verzadigingsniveaus)
1,4,2,6
Analog Output Trim Options (opties analoge uitgangstrim)
1,2,5,2
Burst Mode Options (opties burstmodus)
1,4,3,3,4
Burst Mode Setup (configuratie burstmodus)
1,4,3,3,3
Callendar-van Dusen Sensor Matching (matchen Callendar-van Dusen sensor)
1,2,5,5,4
Configure Fixed Variables (vaste variabelen configureren)
1,2,4
Damping (demping)
1,3,7
Diaphragm Seals Information (informatie membraanafdichtingen)
1,4,4,5
Differential Pressure Low Flow Cutoff (lage-flowuitschakelpunt verschildruk)
1,4,1,1,6
Differential Pressure Reading and Status (waarde en status verschildruk)
1,4,2,1,4
Differential Pressure Sensor Trim Options (trimopties verschildruksensor)
1,2,5,3
Differential Pressure Units (eenheden verschildruk)
1,3,3,4
Differential Pressure Zero Trim (nulpuntstrim verschildruk)
1,2,5,3,1
Energy Rate Units (eenheden energiewaarde)
1,3,3,2
Energy Reading and Status (waarde en status energie)
1,4,2,1,2
Vervolg op de volgende bladzijde
25
Snelstartgids
December 2012
Tabel 1. Sneltoetsen voor volledig gecompenseerde massa- en energieflow
26
Functie
Sneltoetscombinatie
Equipped Sensors (aangebrachte sensors)
1,4,4,4
Field Device Information (veldinstrumentinformatie)
1,4,4,1
Flow Calculation Type (flowberekeningstype)
1,4,1,1,2
Flow Rate Units (eenheden flowsnelheid)
1,3,3,1
Flow Reading and Status (waarde en status flow)
1,4,2,1,1
Gage Pressure Reading and Status (waarde en status manometerdruk)
1,4,2,1,6
Gage Pressure Sensor Limits (sensorlimieten manometerdruk)
1,4,1,5,9
Gage Pressure Units (eenheden manometerdruk)
1,3,3,6
LCD Configuration (configuratie LCD-scherm)
1,3,8
Loop Test (kringtest)
1,2,2
Module Temperature Reading and Status (temperatuurwaarde en -status module)
1,4,2,1,8
Module Temperature Units (temperatuureenheden module)
1,3,3,8
Poll Address (poll-adres)
1,4,3,3,1
Process Temperature Reading and Status (waarde en status procestemperatuur)
1,4,2,1,7
Process Temperature Sensor Mode (modus procestemperatuursensor)
1,4,1,6,8
Process Temperature Sensor Trim Options (trimopties procestemperatuursensor)
1,2,5,5
Process Temperature Unit (eenheid procestemperatuur)
1,3,3,7
Ranging the Analog Output (bereik analoge uitgang instellen)
1,2,5,1
Recall Factory Trim Settings (fabrieks-triminstellingen ophalen)
1,2,5,2,3
Sensor Information (sensorinformatie)
1,4,4,2
Static Pressure Sensor Lower Trim (AP Sensor) (sensor-trim laag statischedruksensor [AP-sensor])
1,2,5,4,2
Static Pressure Sensor Trim Options (trimopties statischedruksensor)
1,2,5,4
Static Pressure Sensor Zero Trim (GP Sensor) (nulpuntstrim statischedruksensor [AP-sensor])
1,2,5,4,1
Status (status)
1,2,1
Tag (tag)
1,3,1
Test Flow Calculation (test flowberekening)
1,2,3
Totalizer Configuration (configuratie totaalteller)
1,4,1,3
Totalizer Reading and Status (waarde en status totaalteller)
1,4,2,1,3
Totalizer Units (eenheden totaalteller)
1,3,3,3
Variable Mapping (variabele-mapping)
1,4,3,4
Write Protect (schrijfbeveiliging)
1,3,5,4
Snelstartgids
December 2012
Tabel 2. Sneltoetsen voor directe uitgang voor procesvariabelen Functie
Sneltoetscombinatie
Absolute Pressure Reading and Status (waarde en status absolute druk)
1,4,2,1,2
Absolute Pressure Sensor Limits (sensorlimieten absolute druk)
1,4,1,2,8
Absolute Pressure Units (eenheden absolute druk)
1,3,3,2
Alarm and Saturation Level Configuration (configuratie alarmen verzadigingsniveau)
1,4,2,6,6
Alarm and Saturation Levels (alarm- en verzadigingsniveaus)
1,4,2,6
Analog Output Trim Options (opties analoge uitgangstrim)
1,2,4,2
Burst Mode Options (opties burstmodus)
1,4,3,3,4
Burst Mode Setup (configuratie burstmodus)
1,4,3,3,3
Callendar-van Dusen Sensor Matching (matchen Callendar-van Dusen sensor)
1,2,4,5,4
Damping (demping)
1,3,7
Diaphragm Seals Information (informatie membraanafdichtingen)
1,4,4,4
Differential Pressure Reading and Status (waarde en status verschildruk)
1,4,2,1,1
Differential Pressure Sensor Trim Options (trimopties verschildruksensor)
1,2,4,3
Differential Pressure Units (eenheden verschildruk)
1,3,3,1
Differential Pressure Zero Trim (nulpuntstrim verschildruk)
1,2,4,3,1
Equipped Sensors (aangebrachte sensors)
1,4,4,3
Field Device Information (veldinstrumentinformatie)
1,4,4,1
Gage Pressure Reading and Status (waarde en status manometerdruk)
1,4,2,1,3
Gage Pressure Sensor Limits (sensorlimieten manometerdruk)
1,4,1,2,9
Gage Pressure Units (eenheden manometerdruk)
1,3,3,3
LCD Configuration (configuratie LCD-scherm)
1,3,8
Loop Test (kringtest)
1,2,2
Module Temperature Reading and Status (temperatuurwaarde en -status module)
1,4,2,1,5
Module Temperature Units (temperatuureenheden module)
1,3,3,5
Poll Address (poll-adres)
1,4,3,3,1
Process Temperature Reading and Status (waarde en status procestemperatuur)
1,4,2,1,4
Process Temperature Sensor Trim Options (trimopties procestemperatuursensor)
1,2,4,5
Process Temperature Unit (eenheid procestemperatuur)
1,3,3,4
Ranging the Analog Output (bereik analoge uitgang instellen)
1,2,4,1
Recall Factory Trim Settings (fabrieks-triminstellingen ophalen)
1,2,4,2,3
Sensor Information (sensorinformatie)
1,4,4,2
Static Pressure Sensor Lower Trim (AP Sensor) (sensor-trim laag statischedruksensor [AP-sensor])
1,2,4,4,2
Static Pressure Sensor Trim Options (trimopties statischedruksensor)
1,2,4,4
Static Pressure Sensor Zero Trim (GP Sensor) (nulpuntstrim statischedruksensor [GP-sensor])
1,2,4,4,1
Status (status)
1,2,1
Vervolg op de volgende bladzijde
27
Snelstartgids
December 2012
Tabel 2. Sneltoetsen voor directe uitgang voor procesvariabelen
28
Functie
Sneltoetscombinatie
Tag (tag)
1,3,1
Transfer Function (transferfunctie)
1,3,6
Variable Mapping (variabele-mapping)
1,4,3,4
Write Protect (schrijfbeveiliging)
1,3,5,4
Snelstartgids
December 2012
Stap 7: Trim de transmitter Transmitters worden volledig gekalibreerd geleverd, volgens de gevraagde specificatie of volgens de fabrieksinstelling van een volledige schaal.
Nulpuntstrim Een nulpuntstrim is een afstelling op een enkel punt om te compenseren voor effecten met betrekking tot de invloed van montagestand en leidingdruk op sensors voor statische en verschildruk. Zorg bij het uitvoeren van een nulpuntstrim op dat de egalisatieklep openstaat en alle natte poten tot het juiste niveau zijn gevuld. U kunt de transmitter maximaal trimmen voor een bovenste-meetgrensnulfout van 5%.
Een nulpuntstrim uitvoeren met de 375-veldcommunicator 1. Vereffen de druk in de transmitter of zet hem open naar de lucht en sluit de 375 aan (zie Afbeelding 6 op pagina 11 voor nadere inlichtingen over het aansluiten van de 375). 2. Als het apparaat is uitgerust met een statischedruksensor, stelt u de sensor op nul door de volgende sneltoetscombinatie te gebruiken in het menu van de 3051S MultiVariable transmitter: Sneltoetsen flow
Sneltoetsen directe uitgang
1,2,5,4
1,2,4,4
Beschrijving Static Pressure Sensor Trim Options (trimopties statischedruksensor)
3. Gebruik de nulpuntstrim (selectie 1) voor een transmitter met een statischedruksensor met manometer of een sensortrim laag (selectie 2) voor een transmitter met een sensor voor absolute statische druk. Opmerking
Als een sensortrim laag wordt uitgevoerd op een absolutedruksensor kan de werking van de sensor worden aangetast als er onjuiste kalibratieapparatuur wordt gebruikt. Gebruik een barometer die minimaal drie keer zo nauwkeurig is als de absolute sensor van de 3051S MultiVariable transmitter.
4. Stel de verschildruksensor op nul met volgende sneltoetscombinatie in het menu van de 3051S MultiVariable transmitter: Sneltoetsen flow
Sneltoetsen directe uitgang
1,2,5,3,1
1,2,4,3,1
Beschrijving Differential Pressure Sensor Zero Trim (nulpuntstrim verschildruksensor)
29
Snelstartgids
December 2012
Productcertificeringen Goedgekeurde productielocaties Rosemount Inc. — Chanhassen, Minnesota, VS Emerson Process Management GmbH & Co. — Wessling, Duitsland Emerson Process Management Asia Pacific Private Limited — Singapore Beijing Rosemount Far East Instrument Co., LTD — Peking, China
Normale locatiecertificering voor FM De transmitter is volgens de standaardprocedure door FM onderzocht en getest waarbij vastgesteld is dat het ontwerp voldoet aan de elementaire elektrische, mechanische en brandbeschermingsvereisten. FM is een in de VS nationaal erkend onderzoekslaboratorium (nationally recognized testing laboratory; NRTL) dat is goedgekeurd door de Amerikaanse Occupational Safety and Health Administration (OSHA).
Informatie over Europese richtlijnen De Europese verklaring van overeenstemming voor alle vigerende Europese richtlijnen voor dit product kunt u vinden op www.emersonprocess.com/rosemount. Voor een gedrukt exemplaar kunt u zich wenden tot een vertegenwoordiger van Emerson Process Management. ATEX-richtlijn (94/9/EG) Emerson Process Management voldoet aan de ATEX-richtlijn. Europese richtlijn betreffende drukapparatuur (PED) (97/23/EG) Modellen met verschildrukbereik = 2 tot en met 5 met statische druk = alleen bereik 4. Tevens optie P9 en P0. Alle andere 3051SMV druktransmitters — Goed vakmanschap Hulpstukken transmitter: membraanafdichting — procesflens — kranenblok — Goed vakmanschap Primaire elementen, flowmeter — Zie de beknopte installatiegids van het betreffende primaire element Elektromagnetische compatibiliteit (EMC) (2004/108/EG)
EN 61326-1:2006 en EN 61326-2-3:2006
Certificeringen voor explosiegevaarlijke omgeving Certificeringen Noord-Amerika FM-goedkeuringen E5 Explosieveilig voor klasse I, divisie 1, groep B, C en D; stofontstekingsbestendig voor klasse II en klasse III, divisie 1, groep E, F en G; explosiegevaarlijke omgeving; behuizing van type 4X, doorvoerbuisafdichting niet vereist. I5 Intrinsiek veilig voor gebruik in klasse I, divisie 1, groep A, B, C, D; klasse II, divisie 1, groep E, F en G; klasse III, divisie 1, klasse I, zone 0 AEx ia IIC, indien aangesloten volgens Rosemount-tekening 03151-1206; niet-vonkend voor klasse I, divisie 2, groep A, B, C en D behuizing type 4X Zie controletekening 03151-1206 voor entiteitsparameters.
30
Snelstartgids
December 2012
Canadian Standards Association (CSA) Alle door CSA voor explosiegevaarlijke locaties goedgekeurde transmitters zijn gecertificeerd als dubbel afgedicht conform ANSI/ISA 12.27.01-2003. E6 Explosieveilig voor klasse I, divisie 1, groep B, C en D; stofontstekingsbestendig voor klasse II en klasse III, divisie 1, groep E, F en G; geschikt voor klasse I, divisie 2, groep A, B, C en D, CSA-behuizingstype 4X; doorvoerbuisafdichting niet vereist. I6 Intrinsiek veilig voor klasse I, divisie 1, groep A, B, C en D wanneer aangesloten conform Rosemount-tekeningen 03151-1207; Zie controletekening 03151-1207 voor entiteitsparameters.
Europese certificeringen I1 ATEX intrinsieke veiligheid Certificaatnr.: 08ATEX0064X II 1 G Ex ia IIC T4 (Ta = —60 °C tot 70 °C) — HART 1180 Ingangsparameters Kring/voeding
Groepen
Ui = 30 V
HART
Ii = 300 mA
HART
Pi = 1,0 W
HART
Ci = 14,8 nF
HART
Li = 0
HART
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (x)
Het apparaat is niet in staat de 500 V test zoals gedefinieerd in paragraaf 6.3.12 van EN 60079-11 te ondergaan. Houd hier rekening mee tijdens de installatie. N1 ATEX Type n Certificaatnr.: Baseefa 08ATEX0065X Ex nA nL IIC T4 (Ta = —40 °C tot 70 °C) Ui = max. 45 V d.c. IP66
II 3 G
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (x)
Het apparaat kan de 500 V-isolatietest die vereist is volgens bepaling 6.8.1 van EN 60079-15 niet doorstaan. Hier dient rekening mee te worden gehouden bij installatie van het apparaat. ND ATEX stof Certificaatnr.: BAS01ATEX1303X T105 °C (—20 °C ≤ Tamb ≤ 85 °C) Vmax = max. 42,4 volt A = 24 mA IP66 1180
II 1 D
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (x)
1. De gebruiker moet ervoor zorgen dat de maximale spanning en stroomsterkte zoals gespecificeerd (42,4 V, 22 mA, gelijkstroom) niet overschreden worden. Alle aansluitingen op andere apparatuur en alle aangesloten apparatuur moeten binnen deze specificaties voor spanning en stroomsterkte vallen, gelijkwaardig aan een circuit van categorie “ib” volgens EN 60079-11. 31
December 2012
Snelstartgids
2. Er moeten kabelingangen worden gebruikt die de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden. 3. Ongebruikte kabelingangen moeten worden afgesloten met geschikte afdichtpluggen die de beschermingsgraad van de behuizing op ten minste IP66 houden. 4. Kabelingangen en afdichtpluggen moeten geschikt zijn voor het omgevingstemperatuurbereik van de apparatuur en een 7J-slagproef kunnen doorstaan. 5. De 3051S-* moet stevig op zijn plaats worden bevestigd om de beschermingsgraad van de behuizing te handhaven. E1 ATEX drukvast Certificaatnr.: KEMA 00ATEX2143X Ex d IIC T6 (—50 °C ≤ Tamb ≤ 65 °C) Ex d IIC T5 (—50 °C ≤ Tamb ≤ 80 °C) Vmax = 42,4 V 1180
II 1/2 G
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (x)
1. Geschikte ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van 90 °C kunnen verdragen. 2. Dit apparaat bevat een membraan met dunne wand. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan onderworpen gaat worden. De instructies van de fabrikant voor onderhoud moeten nauwkeurig worden opgevolgd om de veiligheid gedurende de verwachte levensduur te garanderen. 3. De 3051SMV voldoet niet aan de vereisten van IEC 60079-1 artikel 5.2, tabel 2 voor alle verbindingen. Neem contact op met Emerson Process Management voor gegevens over de afmetingen van drukvaste verbindingen.
Certificeringen Japan E4 TIIS drukvast Neem contact op met de fabrikant voor beschikbaarheid. I4 TIIS intrinsieke veiligheid Neem contact op met de fabrikant voor beschikbaarheid.
INMETRO-certificeringen E2 INMETRO drukvast Certificaatnr.: NCC 12.1128 X Ex d IIC T6/T5 Ga/Gb T6 (—50 °C ≤ Tamb ≤ +65 °C) T5 (—50 °C ≤ Tamb ≤ +80 °C) Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (x)
1. Bij processen met temperaturen boven de 135 °C moet de gebruiker bepalen of de temperatuurklasse van de SuperModule geschikt is, aangezien bij deze toestellen het risico bestaat dat de temperatuur van de SuperModule boven temperatuurklasse T5 komt te liggen, waarbij in acht moet worden genomen dat deze temperatuur een functie is van het ventilatietype dat op deze apparatuur wordt gebruikt. 2. De Ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van 90 °C kunnen weerstaan. 32
Snelstartgids
December 2012
3. De 3051-transmitter bevat een dunwandig scheidingsmembraan. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan wordt blootgesteld. De instructies van de fabrikant voor onderhoud moeten nauwkeurig worden opgevolgd om de veiligheid gedurende de verwachte levensduur te garanderen. 4. Neem in geval van reparaties contact op met de fabrikant voor informatie over de afmetingen van de explosieveilige verbindingen. I2 INMETRO intrinsieke veiligheid Certificaatnr.: NCC 12.1158 X Ex ia IIC T4 Ga T4 (—60 °C ≤ Tamb ≤ +70 °C) Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (x) Als de apparatuur is voorzien van een optionele 90 V overspanningsbeveiliging, kan deze de 500 V-isolatietest niet doorstaan. Hierbij moet tijdens de installatie rekening worden gehouden.
Certificeringen China (NEPSI) E3 China drukvast Ex d II B+H2T3~T5 I3 Intrinsieke veiligheid China Ex ia IIC T3/T4
Certificeringen IECEx I7 IECEx intrinsieke veiligheid Certificaatnr.: IECExBAS08.0025X Ex ia IIC T4 (Ta = —60 °C tot 70 °C) — HART IP66 Ingangsparameters Kring/voeding
Groepen
Ui = 30 V
HART
Ii = 300 mA
HART
Pi = 1,0 W
HART
Ci = 14,8 nF
HART
Li = 0
HART
Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (x)
DE 3051SMV HART 4—20 mA is niet bestand tegen de 500 V isolatietest zoals vereist in paragraaf 6.3.12 van IEC 60079-11. Hiermee moet bij installatie rekening worden gehouden. N7 IECEx type n Certificaatnr.: IECExBAS08.0026X Ex nAnL IIC T4 (Ta = —40 °C tot 70 °C) Ui = max. 45 V d.c. IP66 Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (x)
De apparatuur kan de 500 V-isolatietest niet doorstaan die is vereist volgens artikel 6.8.1 van IEC 60079-15. 33
Snelstartgids
December 2012
E7 IECEx drukvast Certificaatnr.: IECExKEM08.0010X Ex d IIC T6 (—50 °C ≤ Tamb ≤ 65 °C) Ex d IIC T5 (—50 °C ≤ Tamb ≤ 80 °C) Vmax = 42,4 V Speciale voorwaarden voor veilig gebruik (x)
1. Geschikte ex d-afdichtpluggen, kabelwartels en bedrading moeten een temperatuur van 90 °C kunnen verdragen. 2. Dit apparaat bevat een membraan met dunne wand. Bij installatie, onderhoud en gebruik moet rekening worden gehouden met de omgevingsomstandigheden waaraan het membraan onderworpen gaat worden. De instructies van de fabrikant voor onderhoud moeten nauwkeurig worden opgevolgd om de veiligheid gedurende de verwachte levensduur te garanderen. 3. De 3051SMV voldoet niet aan de vereisten van IEC 60079-1 artikel 5.2, tabel 2 voor alle verbindingen. Neem contact op met Emerson Process Management voor gegevens over de afmetingen van drukvaste verbindingen.
Combinaties van certificeringen Er wordt een roestvaststalen certificeringsplaatje meegeleverd als optionele goedkeuring is voorgeschreven. Nadat een apparaat waarop meerdere goedkeuringstypes zijn vermeld, is geïnstalleerd, mag het niet opnieuw worden geïnstalleerd met gebruik van andere goedkeuringstypes. Breng een permanente markering aan op het goedkeuringslabel om de gebruikte goedkeuring te onderscheiden van de niet-gebruikte goedkeuringstypes. K1 K2 K4 K5 K6 K7 KA KB KC KD
34
Combinatie van E1, I1, N1 en ND Combinatie van E2 en I2 Combinatie van E4 en I4 Combinatie van E5 en I5 Combinatie van E6 en I6 Combinatie van E7, I7 en N7 Combinatie van E1, E6, I1 en I6 Combinatie van E5, E6, I5 en I6 Combinatie van E5, E1, I5 en I1 Combinatie van E5, E6, E1, I5, I6 en I1
Snelstartgids
December 2012
EC Declaration of Conformity No: RMD 1072 Rev. A We, Rosemount Inc. 8200 Market Boulevard Chanhassen, MN 55317-6985 declare under our sole responsibility that the product,
Models 3051SMV & 300SMV Pressure Transmitters manufactured by, Rosemount Inc. 12001 Technology Drive Eden Prairie, MN 55344-3695 USA
and
8200 Market Boulevard Chanhassen, MN 55317-9687 USA
to which this declaration relates, is in conformity with the provisions of the European Community Directives, including the latest amendments, as shown in the attached schedule. Assumption of conformity is based on the application of the harmonized standards and, when applicable or required, a European Community notified body certification, as shown in the attached schedule.
Vice President of Global Quality (signature)
Timothy J Layer (name - printed)
(function name - printed)
29- August- 08 (date of issue)
35
December 2012
Snelstartgids
EC Declaration of Conformity No: RMD 1072 Rev. A EMC Directive (2004/108/EC) All Models 3051SMV and 300SMV Pressure Transmitters EN 61326:2006
PED Directive (97/23/EC) Models 3051SMV with Static Pressure Range 4 only (also with P0 and P9 options) Pressure Transmitters QS Certificate of Assessment - EC No. PED-H-100 Module H Conformity Assessment All other model 3051SMV Pressure Transmitters Sound Engineering Practice Transmitter Attachments: Diaphragm Seal - Process Flange - Manifold Sound Engineering Practice
ATEX Directive (94/9/EC) Model 3051SMV/300SMV Pressure Transmitters Certificate: BAS08ATEX0064X Intrinsically Safe - Group II Category 1 G Ex ia IIC T4 (Ta =-60°C to +70°C) Harmonized Standards Used: EN60079-0:2006; EN60079-11:2007 Certificate: BAS08ATEX0065X Type n - Group II Category 3 G Ex nA nL IIC T4(Ta =-40°C to +70°C) Harmonized Standards Used: EN60079-0:2006; EN60079-15:2005 Certificate: BAS01ATEX1374X Type Dust - Group II Category 1 D T 105°C (Tamb -20°C to 85°C) Harmonized Standards Used: EN50281-1-1: 1998 + A1 Certificate: KEMA00ATEX2143X Flameproof - Group II Category 1/2 G Ex d IIC T6 (-50°C ≤ Ta ≤ +65°C) Ex d IIC T5 (-50°C ≤ Ta ≤ +80°C)
Harmonized Standards Used: EN60079-0:2006; EN60079-1:2007; EN60079-26:2007 File ID: 3051_ CE Marking
36
Page 2 of 3
3051SMV_RMD1072A_9-9-08.doc
Snelstartgids
December 2012
EC Declaration of Conformity No: RMD 1072 Rev. A PED Notified Body Det Norske Veritas (DNV) [Notified Body Number: 0575] Veritasveien 1, N-1322 Hovik, Norway
ATEX Notified Bodies for EC Type Examination Certificate KEMA (KEMA) [Notified Body Number: 0344] Utrechtseweg 310, 6812 AR Arnhem P.O. Box 5185, 6802 ED Arnhem The Netherlands Postbank 6794687 Baseefa. [Notified Body Number: 1180] Rockhead Business Park Staden Lane Buxton, Derbyshire SK17 9RZ United Kingdom
ATEX Notified Body for Quality Assurance Baseefa. [Notified Body Number: 1180] Rockhead Business Park Staden Lane Buxton, Derbyshire SK17 9RZ United Kingdom
File ID: 3051_ CE Marking
Page 3 of 3
3051SMV_RMD1072A_9-9-08.doc
37
December 2012
Snelstartgids
EU-verklaring van overeenstemming Nr.: RMD 1072 Rev. A Wij, Rosemount Inc. 8200 Market Boulevard Chanhassen, MN 55317-6985 verklaren onder onze volledige verantwoordelijkheid dat het product,
Druktransmitters modellen 3051SMV en 300SMV vervaardigd door, Rosemount Inc. 12001 Technology Drive Eden Prairie, MN 55344-3695 US
en
8200 Market Boulevard Chanhassen, MN 55317-9687 US
waarop deze verklaring betrekking heeft, in overeenstemming is met de bepalingen in de EU-richtlijnen, met inbegrip van de meest recente wijzigingen, zoals vermeld in bijgevoegd schema. Aanvaarding van de overeenstemming wordt gebaseerd op de toepassing van geharmoniseerde normen en, waar van toepassing of vereist, certificering door een aangemelde instantie in de EU zoals vermeld in onderstaand schema.
Vice President of Global Quality (functie in blokletters)
Timothy J Layer (naam in blokletters)
38
29 augustus 2008 (datum van uitgifte)
Snelstartgids
December 2012
EU-verklaring van overeenstemming Nr.: RMD 1072 Rev. A EMC-richtlijn (2004/108/EG) Alle modellen van de druktransmitters 3051SMV en 300SMV EN 61326:2006
PED-richtlijn (97/23/EG) Alleen druktransmitters van model 3051SMV met statischedrukbereik 4 (ook met opties P0 en P9) Beoordelingsbesluit kwaliteitssysteem EG Nr. PED-H-100 Module H overeenstemmingsbeoordeling Alle andere druktransmitters model 3051SMV Sound Engineering Practice (Goed vakmanschap) Hulpstukken transmitter: Membraanafdichting procesflens verdeelstuk Sound Engineering Practice (Goed vakmanschap)
ATEX-richtlijn (94/9/EG) Druktransmitters modellen 3051SMV/300SMV Certificaat: BAS08ATEX0064X Intrinsiek veilig Groep II categorie 1 G Ex ia IIC T4 (Ta = 60 °C tot +70 °C) Toegepaste geharmoniseerde normen: EN60079-0:2006; EN60079-11:2007 Certificaat: BAS08ATEX0065X Type n Groep II categorie 3 G Ex nA nL IIC T4 (Ta = 40 °C tot +70 °C) Toegepaste geharmoniseerde normen: EN60079-0:2006; EN60079-15:2005 Certificaat: BAS01ATEX1374X Type stof Groep II categorie 1 D T 105 °C (Tomg 20 °C tot 85 °C) Toegepaste geharmoniseerde normen: EN50281-1-1:1998 + A1 Certificaat: KEMA00ATEX2143X Drukvast Groep II categorie 1/2 G Ex d IIC T6 (50 °C Ta +65 °C) Ex d IIC T5 (50 °C Ta +80 °C) Toegepaste geharmoniseerde normen: EN60079-0:2006; EN60079-1:2007; EN60079-26:2007 Documentnaam: 3051_CE Marking
Pagina 2 van 3
3051smv_rmd1072a_9-9-08_dut.doc
39
December 2012
Snelstartgids
EU-verklaring van overeenstemming Nr.: RMD 1072 Rev. A Aangemelde instantie Europese Richtlijn voor Drukapparatuur Det Norske Veritas (DNV) [nr. aangemelde instantie: 0575] Veritasveien 1, N-1322 Hovik, Noorwegen
Aangemelde instanties voor ATEX-onderzoekscertificaat, type EG KEMA (KEMA) [nr. aangemelde instantie: 0344] Utrechtseweg 310, 6812 AR Arnhem Postbus 5185, 6802 ED Arnhem Nederland Postbank 6794687 Baseefa. [nr. aangemelde instantie: 1180] Rockhead Business Park Staden Lane Buxton, Derbyshire SK17 9RZ Verenigd Koninkrijk
ATEX aangemelde instantie voor kwaliteitswaarborg Baseefa. [nr. aangemelde instantie: 1180] Rockhead Business Park Staden Lane Buxton, Derbyshire SK17 9RZ Verenigd Koninkrijk
Documentnaam: 3051_CE Marking
40
Pagina 3 van 3
3051smv_rmd1072a_9-9-08_dut.doc
December 2012
Snelstartgids
AANTEKENINGEN
41
Snelstartgids 00825-0111-4803, Rev. CA December 2012
Rosemount Inc.
8200 Market Boulevard Chanhassen, MN 55317, VS T (VS) (800) 999-9307 T (overige landen) (952) 906-8888 F (952) 906-8889
Emerson Process Management bv Postbus 212 2280 AE Rijswijk Nederland T (31) 70 413 66 66 F (31) 70 390 68 15 E
[email protected] www.emersonprocess.nl
Emerson Process Management nv/sa De Kleetlaan, 4 B-1831 Diegem België T (32) 2 716 7711 F (32) 2 725 83 00 www.emersonprocess.be
Emerson Process Management Asia Pacific Private Limited 1 Pandan Crescent Singapore 128461 T (65) 6777 8211 F (65) 6777 0947/65 6777 0743
Emerson Process Management GmbH & Co. OHG Argelsrieder Feld 3 82234 Wessling, Duitsland T 49 (8153) 9390 F 49 (8153) 939172
Beijing Rosemount Far East Instrument Co., Limited No. 6 North Street, Hepingli Dong Cheng District Peking 100013, China T (86) (10) 6428 2233 F (86) (10) 6422 8586
© 2012 Rosemount Inc. Alle rechten voorbehouden. Alle merken eigendom van de merkhouder. Het Emerson-logo is een handelsmerk en dienstmerk van Emerson Electric Co. Rosemount en het Rosemount-logo zijn gedeponeerde handelsmerken van Rosemount Inc.