D
ressuur is al enkele jaren een delicaat onderwerp bij de Landelijke Rijverenigingen. Enerzijds geniet de discipline een grote, en nog altijd groeiende populariteit bij de LRV-achterban, maar anderzijds ligt de jurering regelmatig onder vuur. Op het nationaal tornooi ‘99 in Bassevelde werd een absoluut dieptepunt bereikt. De jurering van de klasse Zwaar II, waarin de nationale titel op het spel stond, liep compleet in het honderd. De emoties liepen hoog op, maar twee maand na datum zijn de gemoederen wat bedaard, en dat leek een geschikt moment om de zaak eens nuchter onder ogen te zien. PK organiseerde een ronde tafel gesprek, waarbij het antwoord werd gezocht op twee eenvoudige vragen. Wat loopt er verkeerd met de jurering van LRV dressuurwedstrijden in het algemeen, en in de klasse Zwaar II in het bijzonder ? Hoe kunnen de problemen worden opgelost ? Aan het gesprek namen deel Michel Steyvers, JeanPaul Lemmens, Louis Van Gestel, Herman Nyssen, en LRV-directeur Eddy Laeremans. Dit artikel is een uitgebreide samenvatting van het gesprek.
Het ronde tafel gesprek vond plaats in één van de lokalen van de Ruiterschool te Oud-Heverlee, waar de deelnemers gastvrij werden ontvangen door LRV-directeur Eddy Laeremans. De deelnemers, die door PK werden uitgenodigd, zijn stuk voor stuk LRV-mensen, die als ruiter, lesgever, of bestuurslid nauw zijn betrokken bij de dressuursport. Michel Steyvers (), uit Lommel (Limb.), kreeg zijn opleiding bij de cavalerie, waar hij een diploma instructeur specialisatie paardrijden (niveau St Georges) verwierf. Hij verdiepte zijn kennis van de dressuursport bij Chris en Jeannette Haazen. Michel reed zelf klasse Zwaar II, maar kreeg vooral bekendheid als lesgever en trainer. Onder zijn begeleiding veroverde Marleen Loomans de nationale Lrv-titel in ’ met Escudo (Mackenzen). Ondertussen hebben dochters Evy en Nele Steyvers opvallende resultaten neergezet, maar daarnaast begeleidt Michel nog vele andere LRV-combinaties. Jean-Paul Lemmens (), uit Oosterzele (O-Vl.), is bestuurslid van de rijvereniging Oosterzele, en gewestelijk LRV secretaris. Daarnaast is hij lid van de Oostvlaamse LRV dressuurcommissie, en in die hoedanigheid actief als organisator van clinics en de Aveve Dressuur Cup. Jean-Paul is actief als ruiter en fokker, en kwam tot voor kort uit in de klasse Zwaar II. Louis Van Gestel (), uit Meerhout (Antw.), is lid van de rijvereniging Vorst. Louis heeft als ruiter én fokker zijn
sporen verdiend. Hij rijdt individueel Zwaar II met het eigen fokproduct Le Primo van ‘t Gestelhof (Primo des Bruyères), en is één van de schakels in het achttal van Vorst, dat de afgelopen vijf jaar telkens de nationale titel veroverde. Louis is de fokker van de BWP-hengsten Turbo van ’t Gestelhof (Darco) en Saros van ’t Gestelhof (Ramiro). Saros werd goedgekeurd als dressuurhengst. Herman Nyssen (), uit Bredene (W-Vl.), is sinds jaar en dag een LRV boegbeeld. Herman is tweede commandant van de rijvereniging Bredene, een vereniging die de dressuursport hoog in het vaandel draagt. Met Vaillant hoorde Herman jaren bij de top in de klasse Zwaar II. Hij werd drie keer tweede (’-’-’), maar veroverde in ’ met Nector van het Carelshof (Randel Z) de nationale titel. Herman is nauw betrokken bij de achttallen-dressuur, een discipline waarin Bredene uitblinkt. Daarnaast heeft hij naam gemaakt als lesgever en trainer. Aan de andere kant van de tafel, alleen bij wijze van spreken dan, zat LRV-directeur Eddy Laeremans (36). Het gesprek werd geopend door Michel Steyvers. Michel Steyvers :
‘Volgens mij stelt zich in de Z2 het probleem dat er teveel mensen achter de tafel zitten, die rijtechnisch niet bekwaam zijn om zo’n proef te jureren. Stel dat er bijvoorbeeld een wissel moet gejureerd worden, dan is er een groot verschil tussen een wissel voor een twee, en een wissel voor een acht. Dat onderscheid wordt té weinig gemaakt, en op die manier krijg je die grote verschillen tussen de juryleden onderling. De mensen we-
r ond de taf el :
16
16
ten gewoon onvoldoende hoe een dressuurpaard hoort te lopen. Iedereen ziet wel of een paard bij de keertwending achter blijft staan, of blijft stappen, maar omtrent pure basisbegrippen is bij de juryleden dikwijls onvoldoende kennis aanwezig. Neem het scheef lopen. Een groot aantal paarden loopt scheef door de proef, maar dat wordt door de juryleden blijkbaar niet opgemerkt, en dus ook niet bestraft. Gebrek aan kennis en bekwaamheid, dát is het grote probleem. We moeten de juryleden beter rijtechnisch gaan scholen. Niet dat punten geven is in de eerste plaats belangrijk. Iedereen kan punten geven, maar eerst en vooral moet je weten hoe het beeld er hoort uit te zien. De mensen doen allemaal hun best, maar er zijn te weinig mensen die werkelijk weten, kijk, zo hoort een dressuurpaard te lopen. Dáár begint alles mee. Eén keer je dat goed weet, kun je ook die gradatie maken van twee naar acht, waar ik het daarnet over had.
december ’99,
PK
voorspellen dat een wissel zal verkeerd gaan, en ook nog eens waarom die wissel zal verkeerd gaan. De mensen weten dus hoe het moet, en dan vind ik het jammer dat we op een nationaal tornooi geen vijf mensen achter een tafel krijgen, die dat óók weten’. Jean-Paul Lemmens :
‘Ik kan Michel alleen maar bijtreden. Er zijn problemen met de jurering, en die moeten dringend opgelost worden. Ik geloof dat er werk moet gemaakt worden van een behoorlijke jury-opleiding. Twee jaar terug hebben we met de dressuurcommissie van Oost-Vlaanderen het voorstel gedaan om een
FOTO © NATALIE VEEKMANS
Als we spreken over de opleiding van juryleden, dan denken we aan iemand die een proef rijdt, en een groep juryleden of kandidaat-juryleden die punten geven. Die punten worden achteraf besproken, en eventueel verbeterd. Dat is op zich niet verkeerd, maar ik heb het al gezegd, het probleem zit veel dieper, en je moet het dan ook anders aanpakken. Zet iemand met kennis van zaken in het midden van de ring, en laat die maar eens les geven. Laat zo iemand maar eens vertellen wat buiging nu eigenlijk is. Wat over de rug lopen betekent. Hoe een paard er uitziet dat licht is in de hand. Dát soort zaken moeten juryleden leren zien. Het jureren op zich, het punten geven, dat kan iedereen leren, maar eerst moet je weten waar-
LRV jur ering nader bek ek en over het gaat. Als je dat niet weet, kun je nooit behoorlijk jureren. Plus, de juryleden moeten meer ervaring kunnen opdoen. Jureren is iets wat je bijna wekelijks moet doen, om het echt goed te doen. Graag nog dit. Algemeen, bij het grote publiek, groeit de kennis omtrent de dressuursport. Op het nationaal tornooi stond ik te kijken naar het overkampen. Op zo’n moment staan de toeschouwers vijf rijen dik aan de afsluiting, en dan hoor je dus allerhande opmerkingen. Ik stond erover verwonderd hoeveel mensen heel goed weten waarover het gaat. Inderdaad, je hoort opmerkingen die absoluut terecht zijn. Je hoort gewone mensen uit het publiek drie passen op voorhand
PK, december ’99
nationale jury-groep op te richten. Een groep die zou kunnen bestaan uit een achttal mensen per provincie, die liefst op een behoorlijk niveau hebben gereden, maar niet langer actief zijn, en zich kunnen vrijmaken om te jureren. Die zich niet alleen kunnen vrijmaken, maar die zich ook wérkelijk willen engageren om te jureren. Zo’n groep kun je op een deftige manier opleiden en begeleiden. Je kunt die mensen daarenboven de gelegenheid geven om regelmatig te jureren, doorheen het Vlaamse land. Goed, een deftige kilometervergoeding zul je natuurlijk moeten betalen, en liefst nog wat meer. Misschien zullen de organisatoren in eerste instantie steigeren bij dat idee, maar als blijkt dat de jurering er werkelijk op vooruit
17
17
Louis Van Gestel :
‘Jureren doe ik zelf niet echt dikwijls, maar als ruiter is mijn ervaring dat in de provincie Antwerpen de jurering in de klasse Z2 redelijk goed is. Ik ben daar al met al vrij tevreden over. Goed, je krijgt al eens wat meer, en al eens wat minder punten dan verwacht, maar globaal, en bijvoorbeeld in vergelijking met de federatie, vind ik de jurering bij ons in de LRV nog niet zo slecht. Ik ben akkoord, op het nationaal tornooi is één en ander gebeurd dat niet door de beugel kan, maar ik denk dat het een ongelukkig dieptepunt was. Het probleem zit volgens mij veel meer bij de lagere reeksen. Daar wordt bij ons in de provincie echt heel slecht gejureerd. In de klassen Z1 en Z2 valt de jurering mee. Eén opmerking wil ik wél maken, en dat is dat we af en toe ruiters uit ons eigen gewest moeten jureren. Daar ben ik niet gelukkig mee, en dat probleem zou in de toekomst moeten opgelost worden. Maar als we dat even terzijde laten, dan vind ik het LRV-systeem waarbij ruiters een paar keer per jaar hun collega’s in andere provincies, of desnoods in andere gewesten gaan jureren, op zich zeer positief. We kennen het nummer en we kennen de problemen, en we leren er heel veel mee. Wat het nationaal betreft, denk ik dat de fout is gemaakt om juryleden aan te stellen op basis van bewezen diensten. Ik weet
18
18
FOTO © NATALIE VEEKMANS
gaat, dan zullen ook de organisatoren met plezier wat extra’s op tafel leggen. Met de uitwerking van dat idee is door de LRV begonnen, maar voorlopig is het geen succes geworden. Waarom niet ? Ik denk dat je om goed werk te leveren een groep van maximaal veertig tot vijftig mensen kunt gebruiken. Zoals het nu werd georganiseerd zaten we met 150 tot 180 man naar een video van Jan Peeters te kijken. Jan Peeters doet prima werk, daar niet van, maar met 180 man in één zaal heeft dat natuurlijk geen enkel nut. Dat wordt een grijze bedoening, waar niemand echt iets van opsteekt. Organiseer zoiets met een maximum van vijftig mensen, en organiseer het regelmatig, en dan ben je misschien op de goede weg. Dan raakt iedereen alvast veel meer bij de zaak betrokken. Daarnaast zou het interessant zijn om ook eens wat anders te gaan doen, want met alle respect, diezelfde video hebben we nu al een keer of drie gezien. Laat de juryleden bijvoorbeeld eens samen een goede clinic volgen. Neem een wedstrijd op video, laat die jureren, én bespreek achteraf de verschillende scores. Goed, er wordt nu ook al gebruik gemaakt van video-materiaal, maar doorgaans blijft de bespreking steken bij een eenvoudige opsomming van de correcte scores bij de verschillende oefeningen. Wie toevallig met een andere score in zijn hoofd zat, krijgt onvoldoende uitleg over het hoe en het waarom. Je blijft gewoon met vragen achter, waar geen concreet antwoord op komt. Ik denk dat dáár vooral moet aan gewerkt worden. Op het nationaal tornooi heb ik het overkampen gezien, en ik geloof dat iedereen wel zal beseffen dat de situatie dringend genoeg is, om niet bij de pakken te blijven zitten’.
Michel Steyvers : ‘Juryleden moeten eerst en vooral weten hoe een goed gereden dressuurpaard er hoort uit te zien. Pas als je dat weet, kun je beginnen punten geven’.
niet hoe de keuze is gemaakt, maar ik zou in ieder geval voorstellen om volgend jaar eventueel gebruik te maken van buitenlandse juryleden, of eventueel van ex LRV-mensen, die bewezen hebben dat ze de sport kennen. Je zou kunnen denken aan drie oud LRV-kampioenen, aangevuld met een Duits en een Nederlands jurylid. Het zou misschien geen verkeerd idee zijn om die mensen eerst provinciaal als eens in te schakelen, zodat ze wat ervaring opdoen, en de proef al wat beter kennen. De exacte formule is niet zo belangrijk, maar dat is de richting waarin ik denk. Globaal gezien vind ik het LRV-systeem niet verkeerd. Met de jonge paarden starten we regelmatig eens nationaal, bij de federatie, en ik heb de indruk dat daar nog veel ergere dingen gebeuren. Het systeem van een nationaal jurycorps, met vaste juryleden, nee, daar ben ik helemaal geen voorstander van. Op die manier moet je het hele jaar door voor dezelfde mensen rijden, en als die toevallig je gezicht niet kunnen zien, sta je nergens. Je merkt het ook op federatiewedstrijden, waar nationale juryleden aanwezig zijn. Alle ruiters hangen om die mensen heen, pinten betalen en drinken, nee, daar word ik ziek van. Het LRV-systeem is een goed systeem, maar het moet verfijnd worden, zeker voor het nationaal tornooi, waar toch dé wedstrijd van het seizoen wordt verreden. Kijk, dressuur
december ’99,
PK
zal altijd een subjectieve sport blijven, maar als ik aan het eind van mijn seizoen mijn rekening maak, en ik ben een beetje eerlijk met mezelf, dan kloppen de resultaten vrij goed. In de provincie Antwerpen dan toch. De lagere reeksen, dat is een veel moeilijker probleem. Het zal alleen praktisch al buitengewoon moeilijk zijn om voldoende goede juryleden te vinden om die lagere reeksen te jureren’. Michel Steyvers :
‘Goed Louis, maar jij bent met je naam, en je fokkerij, een ruiter die in het oog springt. De mensen achter de tafel weten best dat je goede paarden bij hebt, en dat je regelmatig les volgt. Als jij de ring binnenkomt, dan letten ze al op. Zo is het
keken. Kijk, als Evy of Nele rijden, dan sta ik aan de zijlijn, en draai het of keer het zoals je wil, dat heeft zijn effect. Maar er zijn ook kinderen die niemand aan de zijlijn hebben staan, terwijl ze hun proef rijden’. Jean-Paul Lemmens :
‘Ik wil nog even reageren, want Louis maakt zich misschien een verkeerde voorstelling van het systeem met een nationale jury-groep. Het is absoluut niet de bedoeling dat dezelfde mensen telkens dezelfde ruiters gaan jureren. Dat hoeft ook niet, want als je een groep van zo’n veertig tot vijftig juryleden hebt, dan kun je op alle tornooien gemakkelijk de klassen Z1 en Z2 bedienen, zonder ooit dezelfde ruiters te hoeven jureren. Het voordeel daarbij is dat de juryleden de kans krijgen om regelmatig te jureren, liefst wekelijks. Alleen op die manier kunnen juryleden ervaring opdoen, en dat is zeer belangrijk. Het LRV-systeem is misschien niet slecht, maar een ruiter die twee of drie keer per jaar gaat jureren, kan nooit een ervaren jurylid worden. Natuurlijk, bij de lagere klassen ligt de zaak veel moeilijker. Daar spreken we over maximaal 60 tornooien op één zondag, met gemiddeld 30 ringen. Die allemaal van juryleden voorzien, zal altijd een praktisch probleem blijven. Toch is dat geen reden om alles zo-zo te laten. We moeten proberen om het niveau van de jurering algemeen omhoog te krikken, en minstens in de klassen Z1 en Z2 denk ik dat we met een nationale jury-groep moeten gaan werken’.
FOTO © NATALIE VEEKMANS
Herman Nyssen :
Jean-Paul Lemmens : ‘Minstens in de klassen Z1 en Z2 moeten we werken met een nationale jury-groep, zodat de juryleden de kans krijgen om regelmatig te jureren, en op die manier ervaring en routine op te doen’.
bij ons in Limburg net hetzelfde. Ons Evy is provinciaal kampioen geworden, en jawel, de paarden lopen gewoonlijk goed, maar zij kan zich al een dikke fout permitteren. Ja, echt waar, ik zeg het precies zoals het is. Terwijl er ook gewone ruitertjes zijn, die misschien geen begeleiding hebben, maar goed rijden, en niet aan de bak komen. Je moet dus voorzichtig zijn als je zegt dat je tevreden bent met de jurering, over een heel jaar be-
PK, december ’99
‘In Bassevelde was ik niet direct bij de ring Z2 betrokken. Ik was in hoofdzaak met de achttallen bezig, maar om half negen heb ik mijn zoon Wim binnen geloodst. Wim heeft zijn proef gereden, en dat kon beter, maar de ruiter na Wim had een pak problemen, en deed het nog minder goed. Toevallig was die ruiter Nick Van Laer. Als je dan vaststelt dat Nick Van Laer in de overkamping terecht komt, dan moet je je vragen gaan stellen. Er is een probleem, in die zin dat de LRV, of de LRV juryleden de neiging hebben zichzelf in nesten werken. Vorig jaar is Nick Van Laer alom genoemd als de coming man, de toekomstige kampioen. Goed, maar de coming man van vorig jaar kun je dit jaar niet als twaalfde plaatsen, bij wijze van spreken. Dat soort uitspraken zijn dus gevaarlijk, en moeten vermeden worden. Wat de jurering zelf betreft, kijk, ik zou aan alle juryleden willen vragen, wat zijn je referenties als jurylid ? Op welk niveau was je vroeger, en ben je vandaag met de dressuursport bezig ? Ik denk dat veel juryleden in gebreke zullen blijven, en daar moet serieus aan gesleuteld worden. Er lopen teveel mensen rond die gewoon niet bekwaam zijn. Dat kan misschien hard aankomen, maar het is de realiteit. We kunnen er blijven over praten, maar uiteindelijk denk ik dat we tot een algemene oproep moeten komen naar de juryleden toe. Die mensen moeten opgetrommeld worden, en bijvoorbeeld hier in de Ruiterschool gevraagd worden om een aantal paarden te be-
19
19
oordelen. Onder leiding van iemand die deskundig is, en de touwtjes in handen neemt. De paarden hoeven niet in een proef beoordeeld te worden, maar wel in stap, draf, galop, overgangen, appuyementen, wissels, en noem maar op. Alles moet eens grondig doorgenomen worden, en dan kun je de scores gaan vergelijken. Wie niet akkoord is, of niet kan volgen, moet gewoon het touw los laten, en toegeven dat de tijd gekomen is om afscheid te nemen.
kwaam zijn om hun taak als jurylid tot een goed einde te brengen. Als ik zie wat bepaalde juryleden in Bassevelde hebben uitgespookt, dan denk ik dat het toch tijd wordt voor een serieuze evaluatie. Ik geloof dat je daarbij best gewoon open kaart kunt spelen. De mensen contacteren, en hen vertellen dat ze verkeerd bezig zijn. Willy Van der Meerssche kan daarbij betrokken worden, eventueel met een ander jurylid, eventueel met een profruiter. Ik vind de jurering van Willy perfect. Het is een man die recht in zijn schoenen staat, en zijn job kent. Zijn uitslag op het nationaal was correct, maar hij zat dan ook bij C, en dat kan een groot verschil maken ’. Louis Van Gestel :
‘Goed, evalueren, maar toch moet je altijd beseffen dat jureren niet gemakkelijk is. Als je zelf eens een dag gaat jureren, en je wil het echt goed doen, dan ben je ‘s middags aan het eind van je latijn. Dan wordt het tijd dat het gedaan is’. Jean-Paul Lemmens :
‘Dat is ook zo, maar ik heb het idee dat vooral juryleden die niet zeker zijn van hun stuk, vrij grijs jureren. De wissel van een acht wordt een vijfje, en de wissel van een twee wordt een vier. Op die manier krijg je op het nationaal tornooi combinaties in de overkamping, die er niet echt thuis horen’.
FOTO © NATALIE VEEKMANS
Herman Nyssen :
Louis Van Gestel : ‘Het LRV-systeem is op zich een goed systeem, maar we moeten het verbeteren en verfijnen. Als er problemen zijn, dan liggen die niet bij de jurering in de klassen Z1 en Z2, maar wel bij de lagere klassen’.
Het gaat allemaal over kennis, en die kennis kun je alleen verwerven als je zelf dagelijks met de sport bezig bent. Hoe moet een paard lopen ? Eerst en vooral, hoeveel paarden lopen in verzameling in Z2 ? Hoeveel ruiters kunnen hun hand naar voor brengen, terwijl het paard toch nog klimt in die hand ? Worden de wissels op de voorhand, of bergop gesprongen ? Zoals Michel al zei, er is een groot verschil tussen een wissel voor een twee en een wissel voor een acht. Als jurylid moet je onmiddellijk kunnen zien wat er goed en eventueel fout gaat. Alle respect voor de mensen die hun tijd opofferen, en dan achteraf ook nog de kritiek te slikken krijgen, maar uiteindelijk moeten ze zich in eer en geweten afvragen of ze werkelijk be-
20
20
‘Dat kun je wel denken, maar je moet de uitslag van het nationaal eens goed bekijken. Ik geloof dat een aantal juryleden er zich toe hebben laten verleiden om op voorhand een pronostiek te maken. Kijk, individueel zijn er bij de juryleden enorme verschillen, maar toch komen exact dezelfde combinaties als vorig jaar terug voor de overkamping. Toeval ? Met Vaillant ben ik drie keer tweede geweest, en met Nector heb ik één keer het nationaal gewonnen. Geloof me, ik heb veel meer moeten doen om tweede te worden met Vaillant, dan om te winnen met Nector, en toch was Vaillant een beter paard. Alleen, over Nector werd op voorhand gepraat en geschreven. Een jaar vroeger waren we totaal onverwacht derde geworden in Herenthout, Nector liep goed, en hij stond in de belangstelling. Belgisch gefokt, deelgenomen aan de wedstrijden voor jonge paarden, dat soort zaken meer. Sommige juryleden, en daar kom ik op terug, laten zich door dergelijke factoren teveel beïnvloeden. Met de proef zelf heeft dat niets te maken. Ik moet wel toegeven, in vergelijking met vroeger is de situatie verbeterd. Vroeger was er één favoriet, en die werd kampioen. Peter Goossens kon niet verliezen. Kwamen Philippe Jorissen, of Marleen Loomans in de ring, dan was het al heel moelijk om tegen hen iets te beginnen. Dat zijn, of waren trouwens ook profs. Nu is het een open klasse, en voor de ruiters is dat niet slecht. Concreet naar jurering toe denk ik dat we een lijst moeten aanleggen, met mensen waarvan we denken dat ze bekwaam zijn, en voldoende kennis van zaken hebben. Mensen die zelf
december ’99,
PK
op een serieus niveau hebben gepresteerd. Uit die lijst moeten de juryleden voor het nationaal worden gekozen, en alleen kennis en bekwaamheid mogen bij de keuze een rol spelen. Op zo’n lijst hoort voor mij een man als Alfons Claessens thuis. Fons domineerde de klasse Zwaar aan het eind van de jaren ’70, begin van de jaren ’80, is nog altijd actief bij de sport betrokken, en weet bijzonder goed waarover het gaat. Ik noem Alfons Claessens als voorbeeld, maar er zijn nog mensen van hetzelfde kaliber, en die hebben we nodig’.
PK, december ’99
FOTO © NATALIE VEEKMANS
Eddy Laeremans :
‘Misschien is het een verrassing voor een aantal mensen, maar wat ik hier hoor is mij niet onbekend. Met de jurering dit jaar op het nationaal tornooi waren wij, en wij is dan zowel de technische commissie als de juryleden zelf, ook niet gelukkig. Een jurylid gaat achter de tafel zitten met de bedoeling zijn job correct te doen. Ik blijf er nog altijd bij dat niemand de bedoeling heeft om een ruiter omhoog of omlaag te punten. Wat die punten betreft, wil ik er trouwens op wijzen dat LRV een hele evolutie heeft doorgemaakt. Vroeger werden de punten niet bekend gemaakt, in Herenthout hebben we dat voor de eerste keer wél gedaan, en nu worden de resultaten gewoon in Het Warmbloedpaard gepubliceerd. Dat is een positieve evolutie, maar je stelt jezelf natuurlijk wel bloot aan kritiek. Mensen die cijfertjes gaan vergelijken krijgen op die manier koren op hun molen. Die hoeven zelfs niet meer op het nationaal tornooi te zijn geweest om kritiek te hebben op één of ander jurylid. Ik denk dat de juryleden bereid zijn om hun verantwoordelijkheid te nemen, maar het is niet de bedoeling om als schietschijf te gaan dienst doen. Okee goed, op welke manier worden juryleden voor het nationaal tornooi aangeduid ? Het is inderdaad zo dat x aantal jaar geleden, en dan spreken we over tien jaar en meer, een aantal mensen werden aangeduid uit hoofde van hun functie. Ondertussen klopt dat verhaal niet langer. Tot twee jaar terug vroegen we aan de provinciale besturen om ons namen te signaleren van mensen, die eventueel in aanmerking kwamen om op het nationaal tornooi te jureren. Dat gebeurde zo’n drie tot vier weken vóór het tornooi. Uit de mensen voorgedragen door de provincies, werd dan uiteindelijk een jury samengesteld. Sinds vorig jaar zijn we aan het werken met een zogenaamde nationale jury-pool. Ik geef toe, de eerste stappen in die richting zijn misschien niet altijd even vastberaden geweest, maar de aanzet is gemaakt. Dat betekent dat we hier inderdaad op een avond met zo’n 200 man zijn samengekomen, voor een eerste instructie met Jan Peeters. Naderhand hebben we de hele zaak naar de provincies toe proberen te vertalen, met de bedoeling dat de jury-opleiding in die provincies zou verder gaan. In iedere provincie zijn een drietal vergaderingen georganiseerd met Johan Van der Bracht. Ik wil zeker niet op de man schieten, maar achteraf kwam er uit verschillende hoeken stevige kritiek los. Okee goed, dan kom je voor de belangrijke vraag te staan, met wie wil je in deze zaak verder
Herman Nyssen : ‘De kwaliteit van de jurering hangt altijd af van de kennis en de bekwaamheid van de juryleden. Juryleden moeten zich in eer en geweten afvragen of ze bekwaam zijn om hun taak tot een goed einde te brengen’.
werken ? Aan wie wil je jurybegeleiding en opleiding toevertrouwen ? Het antwoord zou kunnen zijn dat we met Jan Peeters voor het hogere niveau, en Willy Van der Meerssche voor de lagere niveaus, de juiste mensen al in huis hebben. Wel, eerlijk gezegd, Jan Peeters is te duur*. Sorry, maar die kunnen we niet betalen. Hij zou in vijf provincies minstens vier keer moeten komen, en die rekening loopt op. Hetzelfde is waar voor Stefan Van Ingelgem, maar daar wil ik het straks nog over hebben. Uiteindelijk moeten we bekijken wat kan, en wat niet kan. Dat wil zeggen dat we nog altijd op zoek zijn naar de geschikte man. Een hele reeks kandidaten is de revue gepasseerd, maar voorlopig is de naam nog niet ingevuld. Dat is ook niet zo gemakkelijk. Je moet voor ogen houden dat de man in kwestie de lijnen uitzet, en dat hij als het ware een standaard wordt waar anderen zich aan kunnen toetsen. We hebben dus iemand nodig met een grote hoeveelheid kennis en ervaring, die terzelfdertijd voor zoveel mogelijk mensen aanvaardbaar is. Nu wil ik even terug naar het verhaal waar ik eigenlijk mee bezig was, namelijk de samenstelling van de jury op het nationaal tornooi. Dit jaar hebben we gebruik gemaakt van de na* Jan Peeters, internationaal jurylid voor Nederland, vraagt per lesavond een bedrag dat schommelt tussen tien- en twaalfduizend frank. Aan vier avonden in vijf provincies, zou dat voor LRV op jaarbasis een totaal van 240.000 BEF betekenen (NVDR).
21
21
tionale jury-pool, die groep van zo’n 180 tot 200 man waar we een eerste keer mee samen zijn geweest. Aan de provinciale besturen hebben we gevraagd om uit die groep jury-leden voor te dragen, en uit hun voordracht is de selectie gemaakt voor het nationaal tornooi. Dat is het systeem waarmee we dit jaar hebben gewerkt, en ik geloof niet dat er ook maar één jurylid is aangeduid omwille van eventuele vroegere verdiensten. Nee, het aanduiden van de juryleden is gebeurd, één door mensen die democratisch verkozen zijn in bepaalde functies, en twee op basis van een lijst die rekening houdt met kwalificaties, prestaties, en vorming. Kijk, als iemand me morgen vertelt dat het systeem verre van perfect is, dan heb ik daar geen moeite mee. Alleen, voorlopig bestaat er geen beter systeem. Het idee om buitenlandse juryleden uit te nodigen, of juryleden van de federatie, hebben we hier ook al besproken. Is dat een alternatief ? Nee. Akkoord, het nationaal tornooi is iets bijzonders, maar je kunt nooit verdedigen dat juryleden op een nationaal tornooi “beter” moeten zijn dan op een provinciaal tornooi, of zelfs op een gewoon gewestelijk tornooi. Hetzelfde is trouwens waar voor het onderscheid dat gemaakt wordt tussen de hogere en de lagere klassen. Betere en meer bekwame juryleden in de Z1 en de Z2 ? We kunnen het niet realiseren omwille van de grote aantallen bij LRV, maar eigenlijk zou het net omgekeerd moeten zijn. We zouden ervoor moeten zorgen dat net in de lagere klassen de meest bekwame juryleden zetelen. Ik zeg niet dat die hogere klassen geen goede juryleden verdienen, maar precies in de lagere klassen is een goede jurering uiterst belangrijk. Precies daar kom je ook nog eens een “moeter” tegen, iemand die moet jureren en tegen zijn zin achter de tafel zit, en dat is voor iederéén een ramp. Je moet ook de praktische achtergrond eens willen onder ogen nemen. Op topmomenten leveren we tot 500 juryleden op één zondag, terwijl we het tornooiseizoen alsmaar meer zien evolueren naar een piek in augustus. Juli wordt om allerhande redenen een rustige maand, terwijl iedereen wil rijden in augustus. Dat is geen excuus, maar het geeft wél een iets bredere kijk op de zaak. Uit de problemen die zich hebben voorgedaan, en uit de fouten die werden gemaakt, moet LRV lering trekken. Ik ben er van overtuigd dat we met het systeem van een nationale jurypool, en met regelmatige opleiding, een heel eind ver kunnen komen. Wat die opleiding betreft zullen we de provincies vragen om tot mei volgend jaar een reeks van vijf opleidingsavonden te voorzien. Zoals gezegd, de naam van de man in het midden is daarbij nog niet ingevuld. Met Stefan Van Ingelgem werken we voor het ogenblik samen voor begeleiding van een groep Z-combinaties. Daarnaast zijn nu een dertigtal beloftevolle, jongere combinaties geselecteerd, die eveneens voor begeleiding in aanmerking komen. LRV heeft voor die begeleiding dit jaar een budget van een half miljoen uitgetrokken. Dat is niet niks, maar als je iedereen zo’n zes tot acht keer per
22
22
jaar begeleiding wil aanbieden, dan kom je aan dat soort bedragen. Akkoord, opleiding en begeleiding van juryleden is een noodzaak, maar het moet ook financieel haalbaar blijven’. Louis Van Gestel :
‘Dat de financiële kant van de zaak belangrijk is, kan ik best begrijpen, maar daar moet toch een mouw aan te passen zijn. Als je nu eens aan de ruiters per startcoupon tien frank meer zou vragen, dan brengt die operatie over een seizoen gezien een dik miljoen op. Geen enkele ruiter zal er bezwaar tegen maken om tien frank extra te betalen, en met zo’n bedrag kun je toch al iets doen’. Michel Steyvers :
‘Ik denk dat Louis gelijk heeft. De mensen zullen geen problemen maken over het verschil tussen twintig en dertig frank voor een startcoupon, en de extra inkomsten kun je gebruiken voor de opleiding van de juryleden’. Eddy Laeremans :
‘Ik ben het daar niet mee eens. De democratisering van de paardesport is nog altijd één van de basisprincipes van LRV. Paardesport is hoe dan ook een dure sport, en bij LRV hanteren we het principe dat we de kosten zo laag mogelijk willen houden. Okee goed, als iemand buiten de vereniging les wil nemen aan duizend of vijftienhonderd frank per uur, dan hebben wij daar geen moeite mee. Wat iemand buiten de vereniging doet is zijn eigen keuze en verantwoordelijkheid. Binnen de vereniging daarentegen willen we bewust de sport voor iedereen betaalbaar houden. Trouwens, jullie zijn er dan wel van overtuigd dat iedereen enthousiast tien frank meer zal betalen, maar ik heb daar andere ervaringen mee. Mensen zijn gevoelig in hun portemonnee, en ik geloof dat de algemene reactie veel negatiever zou zijn dan jullie denken. Trouwens, er stelt zich nog een ander probleem. Je kunt op die manier wel extra inkomsten verwerven, maar het is niet zo evident dat die automatisch naar jury-opleiding gaan. Er zijn bijvoorbeeld genoeg mensen die vinden dat de infrastructuur van de Ruiterschool hoognodig moet aangepast en verbeterd worden, en dat zal óók handenvol geld kosten’. Louis Van Gestel :
‘Eddy, ik heb de indruk dat jij de financiële “gevoeligheid” toch wat overschat. Voor zover ik het kan inschatten zullen weinig LRV-ruiters moeilijk doen over een startcoupon aan dertig, in plaats van aan twintig frank. Maar ik wil eerst eens terug naar iets wat ik daarnet al heb aangestipt. Ik zou de suggestie willen maken dat we moeten proberen om competente juryleden te zoeken bij onze eigen mensen. Er zijn genoeg LRVruiters die sterk hebben gepresteerd, maar ondertussen niet langer als ruiter actief zijn. Dat soort mensen moeten we proberen te recupereren als jurylid. Neem nu een Paul Verschueren. Paul heeft twee nationale titels op zijn naam. Het is een
december ’99,
PK
man met ervaring en kennis van zaken, en het zou jammer zijn als zijn kennis voor de vereniging verloren zou gaan. Ik noem Paul Verschueren, Herman heeft het daarnet over Alfons Claessens gehad, en er zijn meer dergelijke mensen. Ik weet bijna zeker dat ze bereid zijn om als jurylid op te treden, als hen dat tenminste gevraagd wordt’. Eddy Laeremans :
Bij mensen die dagelijks met dressuur bezig zijn, die zelf op een behoorlijk niveau rijden, die les geven, en die midden in de sport staan, is dat zelden een probleem. Mensen die verder afstaan van de sport moeten zich afvragen of ze geschikt zijn om als jurylid te functioneren. Hoe dan ook, voor alle juryleden is het belangrijk dat ze op dezelfde golflengte zitten. Dat kan alleen door praktisch, in de rijbaan, aan scholing en begeleiding te doen’.
‘Ik ben bang dat zoiets tegenvalt. In het verleden hebben we het wel eens geprobeerd, maar het is buitengewoon moeilijk om de mensen te motiveren. Iemand die afgehaakt heeft als ruiter, krijg je niet zo gauw op een jurystoel’. Louis Van Gestel :
‘Toch moet dat met wat overtuigingskracht mogelijk zijn. Je moet die mensen ervan overtuigen dat hun kennis en ervaring werkelijk geapprecieerd worden, en dan stappen ze in de boot. Daar ben ik van overtuigd’.
Conclusies Op dit moment in het gesprek werd aan alle deelnemers gevraagd om een korte en duidelijke conclusie te maken. Opnieuw opende Michel Steyvers de rij. Michel Steyvers :
‘Ik blijf bij mijn standpunt. Juryleden moeten technisch beter geschoold worden. Daarmee bedoel ik dat ze eerst moeten leren hoe een goed gereden paard er uitziet, voor ze werkelijk kunnen gaan jureren. Laat ze eerst zien hoe het moet, en pas dan kun je denken aan het geven van punten’.
‘Akkoord, maar persoonlijk sta ik achter het idee van een nationale jury-groep. Eén opmerking nog. We hebben het over opleiding en begeleiding gehad, maar ook evaluatie hoort bij dat pakket. Het heeft geen zin om iemand avond na avond naar cursussen te sturen, zonder te controleren of hij dan inderdaad ook deftig jureert. Niet alleen moeten we de prestaties van onze juryleden durven evalueren, maar we moeten aan die evaluatie ook conclusies durven verbinden’.
FOTO © NATALIE VEEKMANS
Jean-Paul Lemmens :
Eddy Laeremans : ‘De bedenkingen die omtrent de jurering kunnen gemaakt worden, zijn ook bij de LRV-leiding bekend. Wat de vorming en begeleiding van juryleden betreft zijn we op de goede weg, maar het is een werk van lange adem’.
Eddy Laeremans : Louis Van Gestel :
‘Ik geloof dat het LRV-systeem waarbij ruiters elkaar jureren, een goed systeem is. Voor het provinciaal en het nationaal tornooi moeten we als juryleden mensen kiezen die de sport écht volgen en kennen, en liefst zelf op een behoorlijk niveau hebben gereden’. Herman Nyssen :
‘Dat kan ik bijtreden. Als we van de gebeurtenissen in Bassevelde een evaluatie maken, dan mogen we ook niet alle juryleden over dezelfde kam scheren. Juryleden moeten voldoende kennis en bekwaamheid hebben, daar komt het altijd op neer.
PK, december ’99
‘Wat opleiding en scholing van juryleden betreft zijn we op de goede weg, maar er moet nog veel gerealiseerd worden, en het is een zaak van lange adem. We proberen zo professioneel mogelijk te werken, maar LRV is op zich geen professionele organisatie, maar een beweging. Binnen een beweging kun je niet altijd doen wat binnen een professionele organisatie misschien wél kan. We hebben nog altijd geen functie-evaluatie gesprekken met juryleden. Als we daaraan beginnen... Nee, dat staat nog een heel eind van ons af ’.
23
23