Herfst
12
De crisis rond de dansende tafel Hans Hazebroek
M a s t e r o f C r i s i s a n d P u b l i c o r d e r M a n a g e m e n t – s t u d e n t n u m m e r 3 1 5 7 9 7
De crisis rond de dansende tafel -‐ van project naar proces in
crisismanagement
1. Samenvatting Deze thesis geeft antwoord op de vraag: ‘Kan er een alternatieve taakverdeling worden vastgesteld tussen COPI, ROT en (R)BT die beter aansluit bij de theorie van proces-‐ en projectmanagement?’ In theorie kan de doelstelling van besluitvorming in de teams COPI, ROT en (R)BT als volgt worden geformuleerd: • COPI: Het multidisciplinair bepalen van de te volgen tactiek om te komen tot een snelle, gecoördineerde en veilige hulpverlening en/of incidentbestrijding ter plaatse, waarbij leiding wordt gegeven aan de aan de crisisbestrijding deelnemende disciplines op en in de directe omgeving van de plaats incident. • ROT: Het multidisciplinair samenstellen en verspreiden van een overzichtsbeeld van de situatie, het bepalen van de tactiek die moet leiden tot snelle hulpverlening en/of incidentbestrijding in bron-‐ en effectgebied en het geven van operationele leiding aan de diensten deelnemend aan de crisisbestrijding door de coördinatie van de werkzaamheden van de betreffende actiecentra. • (R)BT: Het (R)BT maakt in de crisisbeheersing keuzes op het gebied van bestuurlijke knelpunten; ook wel strategische dilemma’s genoemd. Er blijkt echter een aanzienlijk verschil te zijn tussen de theoretische eenvoud waarbinnen taken en werkwijze van COPI, ROT en (R)BT helder zijn verdeeld, en de werkelijkheid die een stuk weerbarstiger is. Ik constateer dat er in theorie en praktijk een overlap is van taken tussen COPI en ROT en tussen ROT en (R)BT. Alles overziend kom ik tot de conclusie dat de huidige theoretische verdeling van taken tussen COPI, ROT en (R)BT niet aansluit bij de praktijk en derhalve herzien moet worden. Besluitvorming in het COPI dient als overwegend projectmatig te worden gekarakteriseerd. Besluitvorming in het (R)BT dient als procesmatig te worden aangeduid. Besluitvorming in het ROT is momenteel deels proces-‐ en deels projectmatig van aard. Men mag echter stellen dat het meerwaarde biedt om te verkennen of het ROT wellicht uitsluitend procesmatige taken uit zou moeten voeren en de projectmatige taken -‐ in ieder geval de eerste uren van een incident-‐ over te laten aan het COPI. Daarbij kan geconcludeerd worden dat de opkomst van het netcentrisch informatiemanagement de traditionele hiërarchische opbouw van de rampenbestrijding de facto afbreekt. Crisisbeheersing en rampenbestrijding blijken, enigszins afhankelijk van het incidenttype, veel minder een lokale/ regionale verantwoordelijkheid dan in de dagelijkse omgeving veelal wordt gesuggereerd. Dat impliceert dat het opperbevel van de burgemeester of voorzitter van de veiligheidsregio maar zeer beperkt van toepassing is: de burgemeester of voorzitter heeft weliswaar zeggenschap over de inzet van de (operationele) hulpdiensten en het gemeentelijk apparaat, maar alle andere partijen opereren onder eigen (politieke) verantwoordelijkheid. In de opschaling van de meeste veiligheidsregio’s is opgenomen dat bij relevante incidenten eventuele vertegenwoordigers van ministeries of ZBO’s zoals Rijkswaterstaat, Prorail en het 2
RIVM waar nodig worden opgenomen in het COPI of ROT als liaison. Bij opschaling naar GRIP-‐3 of -‐4 zouden er ook rijksheren opgenomen kunnen worden in het BT of RBT. Geconcludeerd kan worden dat: • de operationele incidentbestrijding op de plaats van het incident moet worden gedefinieerd als een project; • de incidentbestrijding ‘op afstand’ in het netwerk van ROT, (R)BT en andere betrokken (externe) partijen als een proces moet worden gedefinieerd. Uitgaande van bovenstaande conclusie zou men binnen het COPI hoofdzakelijk projectmanagement moeten toepassen en binnen ROT, (R)BT en andere betrokken partijen procesmanagement toe moeten passen. Dat betekent dat het begrip van de ‘dansende tafel’ wordt geïntroduceerd in de crisisbeheersing en rampenbestrijding. Dit betekent: erkennen dat crisismanagement onderdeel uitmaakt van de reguliere strategische beleidsarena en sturen op belangen – het uitwisselen van belangen-‐ en aansluiten van betrokken partijen. Op grond hiervan zou het COPI vooral verantwoordelijk moeten zijn voor de feitelijke hulpverlening en incidentbestrijding. Vanwege de opkomsttijd van ROT en (R)BT kan het COPI zich in de eerste uren van de feitelijke hulpverlening niet beperken tot het brongebied, maar zal zij ook praktische beslissingen moeten nemen over het effectgebied. Feitelijk moet het COPI denken in ‘klussen’, ongeacht de plek waar deze klus zich voordoet. Het ROT zou verantwoordelijk moeten zijn voor het aansluiten van relevante actoren ten behoeve van de operationele uitvoering en zou moeten sturen op informatiestromen. Dat betekent dat het ROT vooral de rol van centrale actor op het gebied van informatievoorziening verder moet ontwikkelen. Tegelijk moet de rol van ‘operationele bevelhebber’ worden afgebouwd. Leden van het ROT zouden moeten leren denken in het extrapoleren van de operationele inzet, informatie en behoeften naar het brede palet van de andere partijen die betrokken zijn of kunnen worden in crisisbeheersing. Dat impliceert vooruitdenken, het inschatten van bestuurlijke verhoudingen en ‘netwerken’ met partijen die tot nog toe weinig actief werden benaderd vanuit de veiligheidsregio’s. Het (R)BT moet verantwoordelijk worden voor het duiden van het incident naar de maatschappij, het bieden van een handelingsperspectief en het aanwijzen en afwegen van belangen in de rampenbestrijding cq crisisbeheersing. Dat betekent dat het (R)BT moet denken in belangen. Methoden om de belangen te sturen zijn onder andere het aansluiten of juist buitensluiten van actoren, het inzetten van netwerken en middelen en het ‘framen’ (oftewel het beïnvloeden van de beeldvorming) van een crisis of ramp. Om bovengenoemde conclusie in het juiste perspectief te plaatsen, dienen echter de volgende kanttekeningen te worden gemaakt: • De genoemde aanpassing van de hoofdstructuur is bedoeld als anticipatie om op hoofdlijnen verzekerd te zijn van een structuur die vervolgens binnen de eigen speelruimte op basis van veerkracht vrijuit kan acteren. • De taken van het COPI worden ten opzichte van de huidige situatie dus uitgebreid met het nemen van acute maatregelen in het effectgebied gedurende de eerste uren van een ‘flitsramp’. Bij een incident dat langer duurt, kan het ROT op basis van vooruitdenken de rol voor het effectgebied geleidelijk overnemen, mede omdat het in die fase zelden nog om praktische hulpverlening gaat en veel meer om informatie delen. • Uitgaande van procesmanagement op het bestuurlijke niveau van crisisbeheersing en rampenbestrijding, kunnen bestuurders veel meer op basis van hun dagelijkse praktijk, 3
•
• •
ervaring en intuïtie handelen dat dat er specifieke vaardigheden en routines aangeleerd moeten worden tijdens bestuurlijke oefeningen. Aangezien het (R)BT vooral bezig is met afwegen van belangen en beeldvorming naar de maatschappij, verdient het aanbeveling om te overwegen een vertegenwoordiging van de ‘getroffenen’ op te nemen in het (R)BT. Voorbeeld daarvan zou een wijkvereniging kunnen zijn, of een ander netwerk dat permanent actief is en waarmee bestuurders vaak ook regulier contacten hebben. Door uit te stralen dat een brede vertegenwoordiging betrokken is bij de crisisbeheersing, zal er uiteindelijk meer draagvlak en acceptatie ontstaan. Het actief benaderen van netwerkpartners voor hulp tijdens het bestrijden van een crisis of ramp lijkt een zeer adequate methode om zelf ‘in the lead’ te blijven. Netwerken kunnen nauwelijks worden opgebouwd tijdens een crisis; ze kunnen wel worden geëxploiteerd. Preparatie op rampenbestrijding moet dus vooral inhouden dat het netwerk wordt opgebouwd en beheerd. Dat betekent geen dikke plannen opstellen (want daar doen we toch niks mee), en meer energie en (staf)capaciteit inzetten op elkaar en elkaars belangen leren kennen. Dit op basis van gelijkwaardigheid, waarbij de veiligheidsregio de trekkersrol heeft, maar niet de baas is. Als alle partijen dit doen, kunnen wederzijdse netwerken worden ingezet waardoor de scope opeens erg groot is.
•
•
•
Hoewel in crisismanagement en rampenbestrijding dus hoofdzakelijk procesmanagement moet worden toegepast, vraagt de maatschappij gevoelsmatig niet om een netwerk van overheids-‐ en andere partijen dat een crisis gaat bestrijden. De maatschappij vraagt krachtig leiderschap dat daadkrachtige besluiten durft te nemen. Dat betekent dat men ‘achter de schermen’ procesmanagement toe moet passen en tegelijk voor het beeld daadkrachtig naar buiten moet communiceren. Dit is echter niet anders dan bestuurders gewend zijn te opereren in hun dagelijkse rol. Opleiden en oefenen speelt een cruciale rol in het verbeteren van de kwaliteit van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Dit omdat er tijdens opleidingen en oefeningen werkwijzen worden aangeboden die voor de deelnemers bepalend zijn in hun beeld van operationeel optreden en hun eigen rol daarin. Voorts geldt dat, doordat er zeer weinig echte rampen en crises zijn, oefeningen de enige ‘graadmeter’ zijn voor wat betreft de kwaliteit. Tegen deze achtergrond dient bij het organiseren van opleidingen en oefeningen derhalve zeer terughoudend te worden omgegaan met het aanpassen van factoren waardoor bij deelnemers een verkeerd beeld van de realiteit ontstaat. Onder de taken ‘belangen en beeldvorming naar de maatschappij’ van het (R)BT moet ook nadrukkelijk het beëindigen van de crisis worden vermeld. Het moment en de wijze waarop de crisis wordt beëindigd is immers een zeer zichtbare vorm van afweging van belangen en beeldvorming naar de maatschappij. Bovendien zullen bij het beëindigen van de crisis de ‘blame games’1 en de roep om verantwoording in hevigheid toenemen en dan zijn bestuurders ook nadrukkelijk aan zet.
1 Boin et al, 2010, p. 103
4
Inhoudsopgave
1. Samenvatting ...............................................................................................................................................................2 2. Inleiding en verkenning onderzoeksonderwerp ..........................................................................................6 3. Onderzoeksopzet........................................................................................................................................................7 Inleiding ...................................................................................................................................................................................7 Context ......................................................................................................................................................................................7 Onderzoeksdoelstelling......................................................................................................................................................8 Centrale onderzoeksvraag ...............................................................................................................................................8 Operationele onderzoeksvragen....................................................................................................................................8 Onderzoeksmodel.................................................................................................................................................................9 4. Doelstelling van besluitvorming in theorie en praktijk.......................................................................... 11 Inleiding ................................................................................................................................................................................11 Theorie...................................................................................................................................................................................11 Praktijk ..................................................................................................................................................................................15 Conclusie ...............................................................................................................................................................................16 5. Besluitvorming in het licht van project-‐ en procesmanagement ....................................................... 19 Inleiding ................................................................................................................................................................................19 Netwerken ............................................................................................................................................................................19 Wat is project- en wat is procesmanagement? ....................................................................................................21 Welke elementen zijn te verbinden aan project- en procesmanagement? ..............................................22 Conclusie ...............................................................................................................................................................................28 6. Invloed van netcentrisch informatiemanagement op besluitvorming ............................................ 33 Inleiding ................................................................................................................................................................................33 Informatie parallel aan besluitvorming/ hiërarchie ........................................................................................33 Wat is netcentrisch informatiemanagement?......................................................................................................35 Conclusie ...............................................................................................................................................................................36 7. Aansluiting van rijksheren en andere actoren ........................................................................................... 38 Inleiding ................................................................................................................................................................................38 Algemeen en functioneel bestuur tijdens crises ...................................................................................................38 De rol van de rijksheer ....................................................................................................................................................39 Vertegenwoordiging in COPI-ROT en (R)BT .........................................................................................................40 Effect op besluitvorming ................................................................................................................................................41 Conclusie ...............................................................................................................................................................................41 8. Conclusies en aanbevelingen ............................................................................................................................. 44 Inleiding ................................................................................................................................................................................44 Doelstelling van besluitvorming in theorie en praktijk....................................................................................44 Besluitvorming in het licht van project- en procesmanagement .................................................................46 Invloed van netcentrisch informatiemanagement .............................................................................................50 Aansluiting van rijksheren en andere actoren .....................................................................................................51 Eindconclusies en aanbevelingen...............................................................................................................................53 Bijlage: Literatuurlijst .................................................................................................................................................... 57 Bijlage: Vergelijking taken COPI-‐ROT-‐(R)BT ....................................................................................................... 59 Bijlage: Interviewvragen............................................................................................................................................... 62 Bijlage: afkortingenlijst.................................................................................................................................................. 63 Bijlage: onderzoeksvoorstel ........................................................................................................................................ 64
5
2. Inleiding en verkenning onderzoeksonderwerp Sinds mijn afstuderen tien jaar geleden aan de Radboud Universiteit op het onderwerp crisismanagement, heeft de operationele hoofdstructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing me bijzonder geïnteresseerd. Deze hoofdstructuur is gebaseerd op het principe van opschaling en hiërarchische leiding om de coördinatie van veel gelijktijdige en urgente activiteiten van veel verschillende organisaties in goede banen te leiden. In de praktijk blijkt dit echter slechts ten dele haalbaar: de dynamiek van een crisis en het aantal betrokken partijen is groot en dan blijkt het vaak onhaalbaar om alle activiteiten gecoördineerd plaats te laten vinden. Geen wonder dat er steeds meer vraagtekens worden gesteld bij het paradigma van coördinatie. De theorie over procesmanagement biedt nieuwe inzichten in de wijze hoe organisaties doelen formuleren en bereiken. Kernpunt hierbij is dat er voorafgaande aan de besluitvorming soms juist geen doel wordt gesteld, maar dat het proces een bepaalde uitkomst oplevert. De theorie van procesmanagement is sterk gericht op ‘normale’ organisaties onder ‘normale’ omstandigheden. Aangezien de complexiteit van de ‘normale’ beleidsomgeving in sterke mate vergelijkbaar lijkt met de complexiteit van rampenbestrijding, wil ik verkennen in hoeverre het toepassen van de theorie van procesmanagement zou helpen om de effectiviteit van besluitvorming in de rampenbestrijding, en in het bijzonder in ROT en (R)BT, te verhogen. In deze thesis wordt de problematiek van de besluitvorming en taakverdeling bij een ramp of crisis benaderd vanuit mijn bestuurs-‐ en organisatiewetenschappelijke achtergrond . De benadering vanuit bijvoorbeeld het psychologische of juridische gezichtspunt wordt dus grotendeels buiten beschouwing gelaten. Dit organisatiekundige betoog heeft echter als doel aan te tonen dat er naar mijn mening niet altijd sprake kan zijn van coördinatie door strak omlijnde structuren bij een crisis. Ik hoop uiteindelijk aan te tonen dat men niet het slachtoffer moet worden van een structuur maar dat men breed moet durven verkennen welke partners aangesloten moeten zijn in de gezamenlijke aanpak bij een crisis of ramp. Ter afsluiting van deze inleiding wil ik graag een woord van dank richten aan Van der Haar, Segers en Jehn voor het beschikbaar stellen van hun ‘working paper’. Reinier Boeree, Ricardo Weewer en Jos Post wil ik danken voor hun procesmatige en inhoudelijke reflectie.
6
3. Onderzoeksopzet Inleiding In dit hoofdstuk wordt de onderzoeksopzet toegelicht. Dat is niet mogelijk zonder eerst de context te schetsen waarbinnen het onderzoek zich zal afspelen: de organisatiestructuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing binnen de veiligheidsregio. Aangezien het onderzoek vanuit het regionale perspectief wordt uitgevoerd, is ervoor gekozen om de organisatie op landelijk niveau in deze eerste beschrijving buiten beschouwing te laten. Later in het onderzoek kom ik nog wel terug op de wijze waarop andere organisaties betrokken worden in de organisatie van de rampenbestrijding. Hierna wordt de onderzoeksdoelstelling besproken, waarna de hoofdonderzoeksvraag en operationele onderzoeksvragen worden uitgewerkt. Tot slot zal aangegeven worden welke theoretische kaders zullen worden toegepast in het onderzoek en zal het onderzoeksmodel worden gepresenteerd.
Context Bij een bijzonder dan wel grootschalig incident of ramp, waarbij in Nederland tenminste GRIP-‐ status 2 van toepassing is, wordt de bestrijding van het incident en de effecten in de brede zin gecoördineerd vanuit (tenminste) drie multidisciplinair samengestelde teams2: • Het Commandoteam Plaats Incident, vanaf hier aangeduid als COPI, verantwoordelijk voor de bestrijding van de bron van het incident. Een COPI is belast met de operationele leiding ter plaatse, de afstemming met andere betrokken partijen en het adviseren van het Regionaal Operationeel Team (indien ingesteld). • Het Regionaal Operationeel Team, vanaf hier aangeduid als ROT. Een ROT is belast met de algehele operationele leiding, maatregelen in het effectgebied, de afstemming met andere bij de ramp of crisis betrokken partijen en het adviseren van het gemeentelijk of regionaal beleidsteam. • Het (Regionaal) Beleidsteam, vanaf hier aangeduid als (R)BT. Het BT wordt ingesteld als een incident hoge impact heeft en bestuurlijke leiding vereist. Criterium hiervoor is het welzijn van (grote) groepen mensen, echter wel binnen de gemeentegrenzen. Indien gemeentegrenzen worden overschreden, wordt de bestuurlijke coördinatie verzorgt vanuit het Regionaal Beleidsteam. Genoemde drie teams hebben de gezamenlijke taak om de incident-‐ of rampenbestrijding gecoördineerd en zo effectief mogelijk te laten verlopen, waarbij de lokale burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio bestuurlijk eindverantwoordelijk is. In theorie is er een scheiding van taken: het COPI is verantwoordelijk voor de bronbestrijding, het ROT voor de effectbestrijding en bestuurlijke advisering en het BT is verantwoordelijk voor bestuurlijke coördinatie en bevolkingszorg. De context waarbinnen COPI, ROT en (R)BT hun werk doen, is echter sterk uiteenlopend. Het COPI is zoals gesteld bezig met de directe incidentbestrijding. Dat doen zij op een locatie dichtbij de ramp, zodat er sprake is van een concreet -‐ zichtbaar -‐ probleem dat gezamenlijk aangepakt moet worden. In het ROT en met name het (R)BT is dat anders: men is op afstand van het incident gevestigd, zodat men voor beeldvorming volledig afhankelijk is van situatierapportages van anderen. Het
2 Besluit veiligheidsregio’s, artikel 2
7
accent van de besluitvorming verschuift ook van het bestrijden van het incident naar het bestrijden van effecten en de beeldvorming naar bevolking en media. Dat impliceert ook veel meer contacten met (in)direct gelieerde organisaties.
Onderzoeksdoelstelling
Op het eerste oog verschilt de doelstelling en wijze van besluitvorming dus tussen COPI enerzijds en ROT/ (R)BT anderzijds. Dit komt in theorie (inclusief lesmateriaal) echter amper naar voren en er wordt feitelijk ook weinig aandacht aan besteed bij opleidingen en oefeningen. Dat laatste is een cruciaal punt. Van der Haar, Segers en Jehn concluderen: ‘We can investigate what factors are beneficial for adequate emergency management responses to improve emergency management structures, processes, approaches, and outcomes. This meets the fifth critical success factor for emergency management mentioned by Zhou, Huang, and Zhang (2010) stating it is necessary to evaluate the efficiency of emergency management operations for further improvement.’ Het is dus noodzakelijk om de daadwerkelijke uitvoering van crisisbeheersing en rampenbestrijding voortdurend kritisch te beoordelen, om deze zodoende bij te kunnen stellen naar aanleiding van praktijkervaring. Beoordelen of de wijze en doelstelling van besluitvorming in de drie multidisciplinaire teams uniform dan wel verschillend verloopt, kan derhalve een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van de rampenbestrijding, doordat teams beter voorbereid kunnen worden op een volgend incident. Hierbij is in dit kader de hypothese dat de theorieën van project-‐ en procesmanagement gelinkt kunnen worden aan de wijze en doelstelling van besluitvorming in de drie multidisciplinaire teams op regioniveau. Doelstelling van mijn onderzoek is: Onderzoeken of effectiviteit van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT kan worden verbeterd indien het COPI werkt volgens principes van projectmanagement en het ROT en (R)BT werken volgens principes van procesmanagement.
Centrale onderzoeksvraag De centrale onderzoeksvraag die binnen dit onderzoek wordt gehanteerd is: ‘Kan effectiviteit van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT worden verbeterd door het COPI te laten werken volgens principes van projectmanagement en het ROT en (R)BT te laten werken volgens principes van procesmanagement?’ Aangezien met genoemde centrale onderzoeksvraag gepoogd wordt de hierboven genoemde hypothese te onderbouwen, betreft het een toetsende onderzoeksvraag.
Operationele onderzoeksvragen
Het antwoord op de bovenstaande centrale onderzoeksvraag kan worden ingevuld nadat de volgende (operationele) onderzoeksvragen zijn beantwoord: • Waarop richt zich in theorie en praktijk de doelstelling van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT? (zie hoofdstuk 4) • Hoe kan de (huidige) wijze van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT worden gekarakteriseerd in het licht van de theorie over proces-‐ en projectmanagement? (zie hoofdstuk 5) 8
• • •
Welke invloed heeft netcentrisch informatiemanagement op de traditionele (hiërarchische) verhouding tussen COPI, ROT en (R)BT? (zie hoofdstuk 7) Hoe worden de rijksheren en andere actoren dan brandweer, politie, GHOR en gemeenten aangesloten bij de besluitvorming in rampenbestrijding? (zie hoofdstuk 8) Kan er een niet-‐hiërarchische taakverdeling worden vastgesteld die beter aansluit bij de theorie van proces-‐ en projectmanagement? (zie hoofdstuk 8)
Onderzoeksmodel Het model dat toegepast wordt om de hierboven genoemde onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, is als volgt. Voor ieder van de vier operationele onderzoeksvragen is literatuur geselecteerd en geanalyseerd. Daarnaast is voor het beantwoorden van de eerste onderzoeksvraag ook een aantal interviews afgenomen met (ervarings)deskundigen. Iedere (operationele) onderzoeksvraag wordt in een apart hoofdstuk beantwoord. Vervolgens worden de antwoorden op de verschillende operationele onderzoeksvragen in hoofdstuk 8 (conclusies) samengevat. In hetzelfde hoofdstuk zal de centrale onderzoeksvraag worden beantwoord.
Hfdst 4
Kernbegrippen Doelstelling van besluitvorming in theorie en praktijk
Theoretische kaders/ input • Promotie-‐onderzoek Van der Haar, Segers en Jehn • Operationele leidraden voor COPI, ROT en (R)BT • Interviews met (ervarings)deskundigen
5
Besluitvorming in het licht van project-‐ en procesmanagement
• • •
Projectmanagement Procesmanagement Netwerkmanagement
6
Netcentrisch informatiemanagement
• •
Organisatietheorie Informatiekunde
7
Aansluiting van rijksheren en andere actoren
•
Bestuurskunde/ wetgeving
•
8
Alternatieve taakverdeling vaststellen
•
Samenvoegen en bundelen eerdere conclusies
Doelstelling • Heldere omschrijving taken COPI, ROT en (R)BT volgens theorie • Kanttekeningen uit de praktijk over huidige taakverdeling • Conclusies over verschil tussen theorie en praktijk • Netwerken, proces-‐ en projectmanagement definiëren • Omschrijving taken COPI, ROT en (R)BT karakteriseren als proces-‐ of projectmanagement • Netcentrisch informatiemanagement omschrijven • Netcentrisch informatiemanagement linken aan procesmanagement • Omschrijven algemeen en functioneel bestuur tijdens crises • Taken en positie van rijksheren in crisisbeheersing weergeven • Effect op besluitvorming • Beantwoorden centrale onderzoeksvraag • Aanbevelingen doen
Het onderzoeksmodel is op de volgende pagina schematisch weergegeven: 9
!
Taken!COPI,!ROT!en!(R)BT! gedefinieerd!als!projectD!of! procesmanagement!
! ! Theorie!procesmanagement!
! Theorie!projectmanagement!
Hoe!is!besluitvorming!in! licht!van!projectD!en! procesmanagement?!
Invloed!netcentrisch! werken!op!traditionele! taakverdeling!
Algemeen!en! functioneel!bestuur!
Netcentrisch! informatiemanagement!
Aansluiting!andere! actoren!en!effect!op! besluitvorming!
! Taken!en!positie! rijksheren!
Hoe!is!aansluiting! andere!actoren! geregeld?!
Wat!is!invloed!netcentrisch! werken!op!traditionele! taakverdeling?!
Conclusie:!Kan!effectiviteit!omhoog!als!COPI!=!project!en!ROT!en!(R)BT!=!proces?!
Omschrijving! taken!in!praktijk!
Omschrijving!taken!in! theorie!
!
Diverse!literatuur!
Meetbare!criteria!COPI!
Conclusie!taken!in!!theorie!en!praktijk!
Interviews!met! deskundigen!
Hoe!is!taakverdeling!!COPI,!ROT!en! (R)BT!in!theorie!en!praktijk?!
Handleidingen!COPI,! ROT!en!(R)BT!
!
Onderzoeksvraag! Literatuur/!bron!
Conclusie!en/!of!doelstelling!
Kan!effectiviteit!omhoog!als!COPI!=!project!en!ROT!en!(R)BT!=!proces?!
10
4. Doelstelling van besluitvorming in theorie en praktijk Inleiding In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag ‘waarop richt zich in theorie en praktijk de doelstelling van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT?’ Dat gebeurt door eerst diverse theorie te verkennen over de doelstelling van de genoemde teams. Daarbij wordt uit gegaan van recent internationaal onderzoek naar criteria om de effectiviteit van een COPI te beoordelen. Deze criteria worden vervolgens geëxtrapoleerd naar ROT en (R)BT, zodat er een overzicht ontstaat van de criteria waaraan ieder van de teams COPI-‐ROT-‐(R)BT theoretisch zou moeten voldoen. Vervolgens probeer ik hier een kritische kanttekening bij te plaatsen door aan de hand van een aantal interviews met operationeel leidinggevenden en evaluatieverslagen de praktijk naast de theorie te plaatsen.
Theorie Van der Haar, Segers en Jehn hebben in 2012 internationaal onderzoek gedaan naar de effectiviteit van een ‘on site coordination team (OSCT)’, wat we in het Nederlands kennen als een COPI. In dit onderzoek in een 28-‐tal criteria vastgesteld om de effectiviteit van een COPI te kunnen meten. De lijst van indicatoren is tot stond gekomen op basis van een uitgebreide enquête onder medewerkers die operationeel zitting hebben in een COPI. Vervolgens is de set indicatoren getest en gevalideerd in 50 COPI-‐oefeningen. Er zijn geen daadwerkelijke incidenten gebruikt om de set indicatoren te testen. Aan de hand van de Leidraad Regionaal Operationeel Team en de Leidraad Regionaal Beleidsteam van de regio Utrecht zijn de taken van een ROT en (R)BT onderkend en vervolgens verdeeld over de doelstellingen zoals die in het onderzoek van Van der Haar, Segers en Jehn (voor een COPI) zijn opgesteld. Daartoe zijn de doelstellingen geëxtrapoleerd. Zo is ‘cooperation with the tactical team’ vertaald naar ‘cooperation with other teams’. COPI Hieronder zijn de criteria voor effectiviteit van een COPI weergegeven zoals die in het onderzoek van Van der Haar, Segers en Jehn in 2012 zijn geformuleerd:
Team meeting outcome Image of the situation
Decisions
1 2 3 4 1 2 3
The image reflected the situation and it’s dilemmas The image of the situation was unambiguous The image of the situation was realistic The team managed to create a shared image of the situation in a short period of time The decisions, advices and assignments for the units are based on the actual own image and the overall image of the situation The decisions are based on priorities The decisions are translated into an assignment for a certain professional or a team 11
4 5 1
The assignments are given to the relevant team or person Decisions are taken on time Information management The plot of the team at the end of the meetings was complete; an image, possible scenarios and matching frictions, decisions, actions 2 The information in the plot of the team at the end of the meetings was relevant: the development and effects of the incident, risks for the rescue services and others on scene, the approach, the people and material needed. Cooperation with the tactical 1 The team takes the operational decisions, not the tactical team (OT) team. 2 The team formulates a clear question to the tactical team about dilemma's and frictions. 3 Tuning with the tactical team works well. 4 The plot of the team is available for the tactical team and all other relevant teams. Results of the emergency response on the scene Quality of actions 1 The coordination of the own unit is tuned with the coordination of the other units. 2 The actions on scene are justified 3 The actions on scene are adequate 4 The actions on scene are coordinated Workplace safety 1 On scene safety of professionals is taken into account. 2 On scene safety of civilians / companies is taken into account. Goal achievement 1 The source is diminished efficiently and effectively. 2 The crisis is controlled 3 There is a fast stabilization 4 Stabilization happened safely Error rate 1 There are no unnecessary victims 2 There is no unnecessary damage 3 Based on what is happening and has happened, the media can report positively.
Op grond van de bovenstaande criteria en onder andere het handboek COPI van de Veiligheidsregio’s Rotterdam-‐Rijnmond en Utrecht3, definieer ik de taak van het COPI als volgt: ‘Het multidisciplinair bepalen van de te volgen tactiek om te komen tot een snelle, gecoördineerde en veilige hulpverlening en/of incidentbestrijding ter plaatse, waarbij leiding wordt gegeven aan de aan de crisisbestrijding deelnemende disciplines op en in de directe omgeving van de plaats incident.’ Regionaal Operationeel Team Op basis van het onderzoek van Van der Haar, Segers en Jehn zijn de taken zoals deze omschreven zijn in de Leidraad Regionaal Operationeel Team verdeeld over de diverse doelstellingen. Dit betekent dat de (Nederlandstalige) taken uit de leidraad ROT zijn gekoppeld aan de algemene (geëxtrapoleerde en Engelstalige) doelstellingen van Van der Haar, Segers en John:
Team meeting outcome Image of the situation
1 2 3
3 Leidraad COPI, p. 6
Het bepalen van het effectgebied. Het bepalen van de situatie in het effectgebied en de ontwikkeling daarvan. Voortdurende beoordeling van de toestand op het
12
rampterrein en de omgeving en hierover rapporteren binnen het ROT ten behoeve van de geïntegreerde informatievoorziening aan het bestuur. Decisions 1 Is belast met de operationele leiding over de crisisbeheersing. Het geven van de operationele leiding aan de diensten deelnemend aan de crisisbestrijding door de coördinatie van de werkzaamheden van de betreffende actiecentra. 2 Het bepalen van de tactiek die moet leiden tot snelle hulpverlening en/of incidentbestrijding. 3 Het geven van de operationele leiding aan de aan de crisisbestrijding deelnemende diensten door de coördinatie van de werkzaamheden van de betreffende actiecentra. 4 Tactische inrichting en aansturing crisisbeheersingsorganisatie/ Het nemen van tactische beslissingen. 5 Is belast met de operationele leiding over de crisisbeheersing. Het geven van de operationele leiding aan de diensten deelnemend aan de crisisbestrijding door de coördinatie van de werkzaamheden van de betreffende actiecentra. Information management 1 Laat de Operationeel Leider de prioriteiten en bijbehorende besluiten nummeren en zie toe dat bij eventuele aanpassing de OL deze herhaalt. Daar mag geen licht tussen zitten. Stuur bij waar nodig. Cooperation with other teams 1 Afstemming met andere betrokken partijen en adviseert het gemeentelijk of regionaal beleidsteam. 2 Het onderhouden van contacten met de bestuurlijke autoriteiten (PCC, NCC, LOCC, Waterschappen, omliggende gemeenten). 3 Het onderhouden van contacten met externe deskundigen. Results of the emergency response on the scene Quality of actions 1 Workplace safety
1
Goal achievement
1
Error rate
1 2
Het bepalen van de situatie in het effectgebied en de ontwikkeling daarvan. Het ROT dient te adviseren aan bestuurders over het wegnemen van maatschappelijke onrust door goede en eenduidige informatievoorziening aan de bevolking. Het geven van voorlichting ten aanzien van de operationele aspecten.
Op grond van de bovenstaande criteria, overgenomen uit de Leidraad Regionaal Operationeel Team4 van de Veiligheidsregio Utrecht, definieer ik de taak van het ROT als volgt: ‘Het multidisciplinair samenstellen en verspreiden van een overzichtsbeeld van de situatie, het bepalen van de tactiek die moet leiden tot snelle hulpverlening en/of incidentbestrijding in bron-‐ en effectgebied en het geven van operationele leiding aan de diensten deelnemend aan de crisisbestrijding door de coördinatie van de werkzaamheden van de betreffende actiecentra.’
4 Leidraad ROT, p. 6/ 7
13
(Regionaal) Beleidsteam Op basis van het onderzoek van Van der Haar, Segers en Jehn zijn de taken zoals deze omschreven zijn in de Leidraad Regionaal Regionaal Beleidsteam verdeeld over de diverse doelstellingen:
Team meeting outcome Image of the situation
1
Scenariodenken 2 Lange termijn denken Decisions 1 Is gedacht aan compensatie / “reparatie” voor partijen die de effecten van een besluit het meest gaan merken? 2 Vraag scherp door op de consequenties, soms zijn ze theoretisch en is er sprake van een gecalculeerd en uitlegbaar risico. Soms zijn het aannames waar niet lang over is doorgedacht. 3 Is bij de beslispunten duidelijk welke gemeenten per keuze eventueel in hun belang getroffen worden en of dat onevenredig is? 4 Sociale consequenties overzien van strategische besluiten 5 Handelingsperspectief schetsen Information management 1 Het verzamelen en verstrekken van relevante gegevens over de crisissituatie en de crisisbestrijding aan de bij de bestrijding van de crisis deelnemende organisaties. 2 Het overleg met en de informatievoorziening aan de Commissaris van de Koningin in de provincie. 3 Het vertalen van tactische knelpunten naar strategisch/ bestuurlijke beslispunten en vice versa. Het vertalen van beleidsbeslissingen, die genomen zijn in het GBT of RBT in samenhangende uitvoeringsopdrachten voor de regionale actiecentra brandweer/ politie, GHOR en gemeente en het COPI. Cooperation with other teams 1 Geef het ROT een ruim maar duidelijk gespecificeerd mandaat. Acute bestrijding en alle benodigde middelen daartoe in beginsel altijd accorderen. Vraag de OL of er dingen zijn waar het ROT meteen mee door wil en direct akkoord op behoeft. 2 Scheiden van operationele en bestuurlijke zaken 3 Betrekken van maatschappelijke en politiek-‐bestuurlijke netwerken 4 Overweeg om contact te zoeken met belangrijke stakeholders, maar wees terughoudend om deze in het RBT zitting te laten nemen Results of the emergency response on the scene Quality of actions 1 Stel u zelf de vraag of u de besluiten aan een willekeurige burger kunt uitleggen. Workplace safety 1 Risico’s voor bevolking bepalen
14
Goal achievement
1
Error rate
1
Woordvoering Bestuurlijke verantwoordelijkheid
2
Op grond van de bovenstaande criteria, overgenomen uit de Leidraad Regionaal Beleidsteam5 van de Veiligheidsregio Utrecht, definieer ik de taak van het (R)BT6 als volgt: ‘Het RBT maakt in de crisisbeheersing keuzes op het gebied van bestuurlijke knelpunten; ook wel strategische dilemma’s genoemd.’ Praktijk Om een beeld te krijgen van de wijze waarop in de praktijk wordt omgegaan met de taken van COPI, ROT en (R)BT zijn interviews gehouden met diverse functionarissen die in meerdere van genoemde teams hebben gefunctioneerd of deze hebben geobserveerd tijdens oefeningen en incidenten. Daardoor is aan de hand van een lijst met interviewvragen7 een beeld ontstaan van de praktijk. Dit betreft geen alomvattend en volledig wetenschappelijk onderbouwd beeld, maar geeft wel diverse interessante observaties ten aanzien van de theorie en de wijze waarop crisisbeheersers-‐in-‐spe in opleidingen en oefeningen worden voorbereid op hun operationele functie. De onderstaande constateringen zijn dus allemaal ontleend aan genoemde interviews. Hierbij dient nog vermeld te worden dat veel van deze constateringen niet nieuw zijn. In diverse incidentevaluaties zijn vergelijkbare conclusies getrokken. Iedere regio heeft veelal eigen beleid kent over de samenstelling van multidisciplinaire teams en meerdere respondenten geven aan dat de kwaliteit en exacte samenstelling van een team zeer bepalend is voor de wijze waarop het team zijn taakstelling beziet en de wijze waarop hier uiting aan wordt gegeven. De competenties van de teamleden zijn hierin cruciaal. In de praktijk lopen multidisciplinaire teams – en met name ROT en (R)BT-‐ veel achter de feiten aan. Men wil besluiten over zaken waar in een veel eerder stadium van het incident al op een lager niveau al over is besloten. Tegelijk loopt het incident door. In oefensituaties wordt veelal geoefend dat een ROT en (R)BT snel na alarmering operationeel is en in korte tijd de beeldvorming compleet heeft, waarna zij met besluitvorming aan kan vangen. De praktijk is meestal anders: ongeveer 1,5-‐2 uur na alarmering is een ROT of (R)BT operationeel8. Hierbij moet opgemerkt worden dat ‘operationeel’ in deze niet alleen betekent dat men compleet aanwezig is in de ROT-‐ruimte, maar ook dat de aanwezige bezetting de beeldvorming heeft afgerond. Dat betekent dat in de eerste twee uur van een incident eigenlijk alleen het COPI in staat is om in multidisciplinair verband beslissingen te nemen. Dat betekent dat het snel ‘wegzetten’ van bepaalde taken bij het ROT in de realiteit niet kan en dat men deze als COPI zelf zal moeten uitvoeren.
5 Leidraad RBT, p. 5 e.v. 6 Aangenomen wordt dat de taken van een BT gelijk zijn aan de taken van een RBT, waarbij enkel alleen een andere schaal wordt gehanteerd. 7 ongeveer gelijk aan de onderzoeksvragen, zie bijlage 8 Zie ook: Helsloot, p. 49, 2007
15
Het huidige concept van effectbestrijding is helemaal afgeleid van de traditionele ramp zoals een ongeval met gevaarlijke stoffen dat tot op grote afstand voor een gevaarlijke situatie zorgt. Daar is ook het concept van bron-‐ en effectgebied van afgeleid. Idee is dan dat het ROT zorgt draagt voor de operationele, acute maatregelen in het effectgebied. Wat we vervolgens zien is dat het ROT zich in veel gevallen erg operationeel gedraagt en zich opstelt als COPI-‐effectgebied. Tegelijk mist men in een ROT de informatie om te kunnen functioneren zoals een COPI dat doet. Veel functionarissen, vooral uit de operationele kolommen, denken dat rampenbestrijding wordt gedomineerd door de operationele processen. Het gegeven dat het overgrote deel van het proces van rampenbestrijding nog moet beginnen als de slachtoffers in het ziekenhuis zijn en de branden geblust, wordt gemakkelijk vergeten. Met name de bestuurlijke ‘bananenschillen’ doen zich niet zozeer voor in de acute, maar veel meer in de stabilisatie-‐ en herstelfase en hebben direct betrekking op de gemeentelijke processen.
Echte rampen en crises doen zich erg weinig voor. Dat betekent dat er slechts zeer weinig functionarissen zijn die echt ervaring opdoen in hun operationele functie tijdens rampenbestrijding of crisisbeheersing9. Het beeld van de operationele rol wordt dus in zeer grote mate bepaald door oefeningen. In deze oefeningen wordt om –voor de oefenleiding moverende redenen-‐ soms bewust gekozen om af te wijken van de werkelijkheid van crisisbeheersing: • De tijd-‐tempo factor wordt aangepast. Dit om extra druk te zetten op deelnemers. Gevolg is echter dat de toekomstige crisisbeheersers de indruk krijgen dat een crisis of ramp betekent dat van hen acuut verwacht wordt dat ze onder tijdsdruk beslissingen nemen. Zoals eerder vermeld, is dit niet de realiteit. • De evaluatie heeft zich veelal ontwikkeld naar het competentieniveau, waarbij de inhoud als secundair wordt gezien. Dat betekent dat –voor het beeld van de deelnemer-‐ de wijze van samenwerken en besluitvorming in een team bovengeschikt is geworden aan de haalbaarheid van beslissingen. Aangezien de haalbaarheid van beslissingen in oefeningen niet of nauwelijks ter discussie staat, zal pas bij een daadwerkelijk incident blijken of de gekozen oplossing daadwerkelijk gaat werken. • De indruk wordt gewekt dat als een ROT of (R)BT actief wordt, er voor hen een kant-‐en-‐ klaar, volledig betrouwbaar en actueel situatieoverzicht ligt te wachten inclusief knelpunten, vraagstellingen en prognoses. Daarbij is netcentrisch informatiemanagement als magische oplossing gelanceerd. In de praktijk zal men echter moeten accepteren dat volledig inzicht in de situatie enige tijd vergt.
Conclusie In dit hoofdstuk tracht ik een antwoord te formuleren op de vraag: ‘Waarop richt zich in theorie en praktijk de doelstelling van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT? In theorie kan de doelstelling van besluitvorming in de teams COPI, ROT en (R)BT als volgt worden geformuleerd: • COPI: Het multidisciplinair bepalen van de te volgen tactiek om te komen tot een snelle, gecoördineerde en veilige hulpverlening en/of incidentbestrijding ter plaatse, waarbij leiding wordt gegeven aan de aan de crisisbestrijding deelnemende disciplines op en in de directe omgeving van de plaats incident. • ROT: Het multidisciplinair samenstellen en verspreiden van een overzichtsbeeld van de situatie, het bepalen van de tactiek die moet leiden tot snelle hulpverlening en/of incidentbestrijding in bron-‐ en effectgebied en het geven van operationele leiding aan de
9 Zie ook: Van Duin, 2007, p. 39/ 40
16
•
diensten deelnemend aan de crisisbestrijding door de coördinatie van de werkzaamheden van de betreffende actiecentra. (R)BT: Het (R)BT maakt in de crisisbeheersing keuzes op het gebied van bestuurlijke knelpunten; ook wel strategische dilemma’s genoemd.
Er blijkt echter een aanzienlijk verschil te zijn tussen de theoretische eenvoud waarbinnen taken en werkwijze van COPI, ROT en (R)BT helder zijn verdeeld, en de werkelijkheid die een stuk weerbarstiger blijkt te zijn. Het rapport ‘Hoe doen we het effectiever en efficiënter in de regio Drenthe?’ constateert: ‘Wie nog wat dieper kijkt naar het functioneren van de regionale crisisorganisatie, en meer in het bijzonder naar de drie-‐ lagen commandostructuur CoPI – ROT – GBT, moet constateren dat er een discrepantie bestaat tussen het theoretische concept enerzijds en het daadwerkelijk functioneren in de praktijk anderzijds. Evaluaties van crises van de afgelopen 20 jaar laten zien dat in de (weerbarstige) praktijk van een crisis datgene dat vooraf bedacht en beoefend is op belangrijke onderdelen toch niet uit de verf komt. Een gevolg is dat na iedere (geëvalueerde) crisis een aantal dezelfde knelpunten zichtbaar is die variëren van de eerste beeldvorming die niet compleet en accuraat is, de moeizame informatievoorziening tussen de verschillende lagen, de operationele zuigkracht in de relatie tussen (G)BT en ROT tot de vertraging in het besluitvormingsproces.’10
Alsof dit nog niet voldoende is, wordt de bovenstaande conclusie nog aangevuld met: ‘ De evaluaties van feitelijk alle incidenten in Nederland waarbij sprake is van een opgeschaalde rampenbestrijdingsorganisatie wijzen op dezelfde knelpunten: • Het openbaar bestuur informeert (te) laat over de feitelijkheden • Het openbaar bestuur heeft problemen de crisis (tijdig) te duiden • Operationeel strategische en bestuurlijke besluitvorming kost teveel tijd (hetgeen voor incidenten met een hoge tijdsdruk betekent dat de genomen besluiten te laat komen om nog van betekenis te zijn).’11 Ik constateer dat er in theorie en praktijk een overlap is van taken tussen COPI en ROT en tussen ROT en (R)BT. Zo heeft het COPI de operationele leiding ter plaatse en heeft het ROT de ‘algehele’ operationele leiding: een dergelijke overlap moet er wel voor zorgen dat er op cruciale momenten verschil van inzicht ontstaat over wie exact verantwoordelijk is. Deze overlap zorgt tevens tijdens incidenten en oefeningen veelvuldig voor het gevoel ‘dat men hetzelfde doet’ en frustreert het proces. Tevens constateer ik dat er in de theorie over de inrichting van de rampenbestrijding weinig rekening wordt gehouden met de tijd-‐tempo factor: de meest cruciale beslissingen in de (operationele) bestrijding van een incident worden genomen door operationele medewerkers ruim voordat ROT en (R)BT operationeel zijn; vaak zelfs voordat het COPI operationeel is12. Bovendien wordt er in de verdeling van taken onvoldoende rekening gehouden met het gegeven dat ROT en (R)BT pas 1,5 tot 2 uur na alarmering pas in staat zijn om beslissingen te nemen. Het COPI staat er deze tijd dus alleen voor en zal dus integraal beslissingen moeten nemen –ook voor het effectgebied. Alles overziend kom ik evenals anderen als Van Duin, Scholtens en Helsloot tot de conclusie dat de huidige theoretische verdeling van taken tussen COPI, ROT en (R)BT niet aansluit bij de praktijk en derhalve herzien moet worden.
10 Hoe doen we het effectiever en efficiënter in de regio Drenthe, p. 3 11 Hoe doen we het effectiever en efficiënter in de regio Drenthe, p. 29 12 Zie voor een voorbeeld: Van Duin et al, 2012, p. 57 en 58
17
Voorts moet genoemd worden dat de kwaliteit van een multidisciplinair team (en dat is een zeer belangrijke indicator voor de effectiviteit), afhankelijk is van de samenstelling van het team. Kwaliteit dient in dit verband breed gedefinieerd te worden waarbij competenties en inhoudelijke deskundigheid van de afzonderlijke teamleden en het team als geheel. Dit lijkt een schot voor open doel, maar in de praktijk wordt (nog steeds) veelvuldig gesignaleerd dat (sleutel)functionarissen niet tegen hun taak zijn opgewassen. Dit frustreert de samenwerking en kwaliteit van het complete team, en kan niet gecompenseerd worden met opschaling, extra coördinatoren en hulpmiddelen als netcentrisch informatiemanagement. En tot slot: veel operationele functionarissen zijn door opleiding, oefening en praktijk op het verkeerde been gezet doordat de tijd-‐tempo factor voor oefeningen (teveel) wordt aangepast, competenties en niet meer de inhoud worden geëvalueerd en de indruk wordt gewekt dat men kan starten met een compleet en accuraat situatieoverzicht in plaats van met de chaos en tijdsdruk die een crisis karakteriseert.
18
5. Besluitvorming in het licht van project-‐ en procesmanagement Inleiding Traditioneel wordt de rampenbestrijding (en in mindere mate de crisisbeheersing) als een hiërarchische organisatie aangemerkt. En dat terwijl De Bruijn en Ten Heuvelhof terecht constateren ‘De literatuur over de noodzaak van non-‐hiërarchische organisatievormen is bijna niet te overzien’13. In dit hoofdstuk wordt aangetoond dat in de rampenbestrijding en crisisbeheersing de hiërarchische structuur niet meer als dominant moet worden beschouwd. In plaats daarvan moet gezocht worden naar andere methoden om ten tijde van crises en rampen alsnog sturing te kunnen toepassen. Hiertoe wordt in de eerste plaats het begrip ‘netwerken’ toegelicht. Daarna worden project-‐ en procesmanagement gedefinieerd. Hierdoor wordt het mogelijk om de in hoofdstuk vier genoemde taken van COPI, ROT en (R)BT te gaan karakteriseren als project-‐ of procesmanagement. Tot slot wordt in de paragraaf conclusies antwoord gegeven op de operationele onderzoeksvraag ‘Hoe kan de (huidige) wijze van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT worden gekarakteriseerd in het licht van de theorie over proces-‐ en projectmanagement?
Netwerken
In plaats van de hiërarchische organisatie wordt geconstateerd dat –in de rest van de maatschappij-‐ de netwerkorganisatie zijn intrede heeft gedaan. Hierbij wordt gesteld dat ‘wanneer een overheid haar beleid wil implementeren of een bedrijf een strategie wil ontwikkelen, zij hiervoor bijna altijd sterk afhankelijk zijn van andere partijen. Zij bevinden zich in een netwerk: een aantal actoren met verschillende belangen, die voor de realisatie van hun doelstellingen van elkaar afhankelijk zijn’. 14 Dit geldt ook voor overheden, die veel meer dan vroeger onderdeel uitmaken van de samenleving en voor haar effectiviteit en legitimiteit sterk afhankelijk is van de steun van andere actoren. Als we dit reflecteren op rampenbestrijding, roept deze netwerktheorie op veel onderdelen een gevoel van herkenning op: • Rampenbestrijding is al lang niet meer het exclusieve terrein van de operationele diensten; er zijn veel meer partijen bij betrokken die allemaal op een verschillende schaal werken; daarmee is de complexiteit van de besluitvorming enorm toegenomen; • De onderlinge verhouding tussen de betrokken partijen is sterk veranderd: 10 jaar geleden werd het begrip operationele leiding erg letterlijk genomen (hiërarchisch), en bovendien in beginsel aan de brandweer toe geschreven. Momenteel wordt meer op basis van gelijkwaardigheid opgetreden, en doet het beginsel ‘ontkleurde operationele leiding’ zijn intrede. Ook het opperbevel van de burgemeester wordt meer en meer in verhouding gezien tot bevoegdheden van andere bestuurders van overheids-‐, non-‐profit-‐ en zelfs profitpartijen. • Rampenbestrijding richt zich in verhouding tot het verleden (relatief) minder op het optreden in de acute-‐ en stabilisatiefase, en meer op de herstelfase; • Meer en meer worden er publieke vragen gesteld over de legitimiteit en effectiviteit van rampenbestrijding; de tijd dat een gunstige publieke opinie ‘afgedwongen’ kan worden door het imago van hulpdiensten en bestuurders, is verleden tijd. De betrokken partijen moeten hun keuzes en optreden actief verantwoorden en moeten actief op zoek naar (maatschappelijke) steun om de altijd aanwezige kritische vragen voor te blijven;
13 De Bruijn en Ten Heuvelhof, 2007, p. 14 14 De Bruijn en Ten Heuvelhof, 2007, p. 1
19
Als we de kenmerken van hiërarchie en netwerk tegenover elkaar plaatsen, zien we volgens De Bruijn en Ten Heuvelhof het volgende beeld:
Hiërarchie Uniformiteit Eenzijdige afhankelijkheden Openheid/ ontvankelijkheid voor hiërarchische signalen Stabiliteit
Netwerk Pluriformiteit Wederzijdse afhankelijkheden Geslotenheid voor hiërarchische signalen Dynamiek
Hieronder bespreek ik de bovengenoemde kenmerken in hun onderling verband ten aanzien van rampenbestrijding: • Uniformiteit – pluriformiteit Hoewel er een vaste basisstructuur is voor rampenbestrijding, waarin vaste partijen deelnemen aan de hoofdstructuur, zien we dat de kwaliteit van het optreden in belangrijke mate wordt bepaald door gelegenheidspartners: waterschappen, Rijkswaterstaat, prorail, nutsbedrijven, defensie etc. Dit maakt dat de organisatie van de rampenbestrijding per ramp verschillend is en dus een zeer pluriform karakter kent, zeker als men in het achterhoofd houdt dat alle gelegenheidspartners ook hun eigen netwerken en crisisorganisatie hebben. • Eenzijdige versus wederzijdse afhankelijkheden Binnen de rampenbestrijding wordt het succes bepaald door het eindresultaat: het heeft weinig zin als de brandweer slachtoffers snel bevrijd, als de geneeskundige hulpverlening deze slachtoffers vervolgens niet kan stabiliseren en naar een ziekenhuis kan vervoeren waar vervolgens ook voldoende IC-‐capaciteit beschikbaar moet zijn. En abstracter bezien: een ramp kan operationeel effectief bestreden worden, maar een simpele discussie rond asbest kan de geloofwaardigheid van het hele optreden afbreken als niet de juiste voorlichting wordt gedaan en betrokkenheid wordt geuit. Er is dus zeer zeker sprake van wederzijdse afhankelijkheden in de rampenbestrijding. • Openheid/ geslotenheid voor hiërarchische signalen In ‘het veld’, waar de operationele beslissingen worden genomen, kan gesteld worden dat dit veelal gebeurt op basis van ervaring, samenwerking en afstemming. Af en toe worden er echter daadwerkelijke hiërarchische beslissingen genomen, met name binnen de operationele kolommen. Vanaf ROT-‐niveau is er slechts zeer zelden sprake van daadwerkelijke hiërarchische besluitvorming. Sterker nog: waar deze plaatsvindt, is dat vrijwel uitsluitend tijdens oefeningen waar speciale dilemma’s worden voorbereid om deze vervolgens ‘de lijn’ in te kunnen brengen. • Stabiliteit versus dynamiek Rampenbestrijding wordt per definitie gekenmerkt door dynamiek. Niet zozeer door de hoge tijdsdruk (die men feitelijk alleen in het veld echt percipieert) maar meer door de snel wijzigende omstandigheden in de brede zin van het woord. Bovendien wijzigt de organisatie gedurende het incident van samenstelling: over het algemeen ‘starten’ de operationele diensten, die na verloop van tijd weer uittreden terwijl bijvoorbeeld woningbouwverenigingen en de GGD (niet te verwarren met de GHOR) later ‘instapt’.
Vanwege het grote aantal betrokken partijen en de onderlinge interdependentie in een netwerk, heeft hiërarchische sturing in een netwerk weinig kans van slagen. De Bruijn, Ten Heuvelhof en In ’t Veld constateren ‘Hiërarchische sturing kan (hiermee) sterk contraproductief zijn: de bestuurder lijkt daadkrachtig, maar creëert slechts weerstand. Hoe meer hiërarchie er is, des te sterker het verzet zal zijn in een netwerk. Doelen worden niet gehaald en planningen niet gerealiseerd.’15 Daarmee lijkt het oude adagium van hiërarchie in de rampenbestrijding, met een
15 De Bruijn et al, 2008, p. 13
20
daadkrachtige opperbevelhebber en operationeel leider als lichtend voorbeeld, definitief ontkracht.
Wat is project-‐ en wat is procesmanagement? Een project heeft volgens www.encyclo.nl meerdere mogelijke definities, zoals: • Geheel van samenhangende activiteiten met een duidelijk beginpunt en eindpunt in de tijd. Een vastomlijnde hoeveelheid werk ter realisatie van een bepaalde eenmalige opgave. • Een tijdelijke organisatie die door middel van een reeks activiteiten binnen gestelde condities een vooraf bepaald resultaat moet bereiken. • activiteit of samenstel van activiteiten gericht op een welomschreven resultaat. • activiteiten op het gebied van onderzoek of ontwikkeling met een specifieke doelstelling, een aanvangsdatum en een vermoedelijke einddatum, die binnen een bepaald onderzoekteam worden uitgevoerd en al dan niet extern worden gefinancierd Aangezien binnen deze thesis vooral gesproken wordt over de organisatie van de rampenbestrijding, kies ik voor de definitie: Een tijdelijke organisatie die door middel van een reeks activiteiten binnen gestelde condities een vooraf bepaald resultaat moet bereiken. De Bruijn et. al. vertalen de hierboven genoemde elementen naar de projectbenadering: ‘een duidelijke doelstelling, een tijdpad, duidelijke randvoorwaarden en een vooraf vastgesteld eindproduct. De besluitvorming verloopt daarmee lineair en gestructureerd.’16 Daarmee is er een belangrijke gelijkenis tussen een project en een hiërarchie: beide gaan uit van een gestructureerde omgeving en vooral van een duidelijk probleem/ doelstelling dat door middel van concrete en gestructureerde acties kan worden opgelost. Sturing in een netwerk verloopt echter anders: vanwege de specifieke kenmerken zoals die in de voorgaande paragraaf zijn genoemd, hebben traditionele (hiërarchische) besluitvormingsmethoden maar beperkt effect. In een netwerk blijkt processturing vele malen effectiever. In de rest van de thesis worden de termen proces-‐ en netwerkmanagement dan ook naast elkaar gebruikt. Hiërarchie (= project) Netwerk (= proces) Regelmatig Onregelmatig Fasen Ronden Actoren zijn stabiel, gedragen zich loyaal en Actoren treden in en uit, gedragen zich zijn betrokken bij de probleemformuleringen strategisch; bij de probleemformulering zijn en de keuze van een oplossing er vaak winnaars en verliezers Duidelijk begin-‐ en eindpunt Geen geïsoleerd begin-‐ en eindpunt Inhoud probleem stabiel Inhoud probleem verschuift Probleem → oplossing Oplossing → probleem
16 De Bruijn et al, 2008, p. 14
21
Welke elementen zijn te verbinden aan project-‐ en procesmanagement? Als we de hierboven genoemde kenmerken van een hiërarchie (project) en een netwerk (procesmanagement) naast elkaar zien en deze refereren aan de in hoofdstuk vier gedefinieerde taken van de drie multidisciplinaire teams COPI, ROT en (R)BT, kunnen we definiëren of een team volgens project-‐ dan wel procesmanagement dan wel een mix van beide werkt. Aangezien Van der Haar, Segers en John hun (internationale) analyse in het Engels hebben opgesteld en de leidraden voor COPI, ROT en (R)BT in het Nederlands zijn opgesteld, bevinden zich Nederlands-‐ en Engelstalige teksten in één tabel.
COPI:
Image of the situation
Decisions
Information management
Cooperation with the tactical team (OT)
Kenmerk The image reflected the situation and it’s dilemmas The image of the situation was unambiguous The image of the situation was realistic The team managed to create a shared image of the situation in a short period of time The decisions, advices and assignments for the units are based on the actual own image and the overall image of the situation The decisions are based on priorities The decisions are translated into an assignment for a certain professional or a team The assignments are given to the relevant team or person Decisions are taken on time The plot of the team at the end of the meetings was complete; an image, possible scenarios and matching frictions, decisions, actions The information in the plot of the team at the end of the meetings was relevant: the development and effects of the incident, risks for the rescue services and others on scene, the approach, the people and material needed. The team takes the operational decisions, not the tactical team. The team formulates a clear question to the tactical team about dilemma's and frictions. Tuning with the tactical team works well. The plot of the team is available for the tactical team and all
Analyse Het COPI stelt een gezamenlijk beeld van de situatie op en bepaalt de dilemma’s en prioriteiten op basis van vergaren van informatie en identificatie van doelen.
Conclusie Project
Het COPI neemt weloverwogen, geprioriteerde besluiten en geeft opdrachten en adviezen aan specifieke eenheden.
Project
Het beeld van de situatie moet compleet zijn aan het einde van het overleg. In het beeld moet aandacht zijn voor: • beeld • scenario’s en mogelijke complicaties • besluiten Informatiemanagement is dus erg gericht op rationele besluitvorming probleem →oplossing.
Project
Het COPI dient operationele besluiten te nemen op basis van het operationele beeld (zie boven), en moet aan het ROT duidelijke vragen stellen over dilemma’s en complicaties in de uitvoering van de rationeel genomen besluiten.
Project
22
other relevant teams.
Results of the emergency response on the scene Quality of The coordination of the own unit actions is tuned with the coordination of the other units. The actions on scene are justified The actions on scene are adequate The actions on scene are coordinated
Workplace safety
On scene safety of professionals is taken into account. On scene safety of civilians / companies is taken into account.
Goal achievement
The source is diminished efficiently and effectively. The crisis is controlled There is a fast stabilization Stabilization happened safely
Error rate
There are no unnecessary victims There is no unnecessary damage Based on what is happening and has happened, the media can report positively.
Het COPI (en de haar toegewezen eenheden) moet vooral gecoördineerd en gestructureerd verlopen met als doel een adequaat optreden. Dit is rationeel/ doelgericht handelen. Echter: acties moeten tevens gerechtvaardigd zijn; rechtvaardiging van acties vergt analyse en afweging van belangen en is daarmee meer procesmatig. Het COPI dient ervoor te zorgen dat er veilig opgetreden wordt; met andere woorden: de risico’s zijn in kaart gebracht en opgenomen in het plan van aanpak. Het COPI dient haar doel te bereiken: de bron moet bestreden worden, de situatie snel worden gestabiliseerd. Voor COPI is dit meestal een helder doel, dat bereikt wordt door projectmatig doelen/ oplossingen te stellen. De foutkans richt zich grotendeels op technische aspecten: er moeten zich geen onnodige slachtoffers en schade voordoen. Dit is onderdeel van de rationele (projectmatige) benadering. De mate waarin de media positief kunnen schrijven over het incident is deels project-‐ en deels procesmatig. De media maken immers expliciet deel uit van het grotere proces van de incidentbeheersing. Er wordt echter niet als criterium gesteld dat de media beïnvloed worden om positief te schrijven, hetgeen typisch procesmanagement zou zijn geweest.
Grotendeels projectmatig, beperkt procesmatig
Project
Project
Grotendeels projectmatig, beperkt procesmatig
Op basis van de hierboven beschreven analyse concludeer ik dat het COPI projectmatig werkt, en maar zeer beperkt procesmatig optreedt.
23
ROT
Image of the situation
Decisions
Kenmerk Het bepalen van het effectgebied. Het bepalen van de situatie in het effectgebied en de ontwikkeling daarvan. Voortdurende beoordeling van de toestand op het rampterrein en de omgeving en hierover rapporteren binnen het ROT ten behoeve van de geïntegreerde informatievoorziening aan het bestuur.
Analyse Conclusie Het ROT heeft en dient een goed Projectmatig beeld te krijgen over het incident. Het beeld van het brongebied zou aangeleverd moeten worden door het COPI, het beeld van het effectgebied dient door het ROT zelf in kaart gebracht moeten worden. Daarbij wordt over het algemeen veel aandacht geschonken aan de zichtbare/ meetbare effecten en slechts weinig aan de sociale gevolgen of consequenties van een incident. Overigens is dit ook zeer lastig: een ROT zit op afstand en heeft letterlijk en figuurlijk weinig zicht op wat de effecten zijn van een incident. Is belast met de operationele Van het ROT wordt verwacht Projectmatig leiding over de crisisbeheersing. dat zij de algehele operationele Het geven van de operationele leiding geeft. Zoals hierboven leiding aan de diensten aangegeven is deze taak voor deelnemend aan de het brongebied gedelegeerd aan crisisbestrijding door de het COPI, voor het effectgebied coördinatie van de is het ROT zelf verantwoordelijk werkzaamheden van de maar stuit dan op problemen betreffende rond effectieve beeldvorming. actiecentra. Daardoor worden er feitelijk weinig besluiten genomen Het bepalen van de tactiek die omdat er te weinig informatie is moet leiden tot snelle om verstrekkende besluiten op hulpverlening en/of te nemen. In plaats daarvan incidentbestrijding. worden er vragen teruggelegd Het geven van de operationele bij het COPI, en worden leiding aan de aan de beslissingen veelvuldig crisisbestrijding deelnemende diensten door coördinatie van de uitgesteld. werkzaamheden van de betreffende actiecentra. Tactische inrichting en aansturing crisisbeheersingsorganisatie/ Het nemen van tactische beslissingen. Het vertalen van tactische knelpunten naar strategisch/ bestuurlijke beslispunten en vice versa. Het vertalen van beleidsbeslissingen, die genomen zijn in het GBT of RBT in samenhangende uitvoeringsopdrachten voor de regionale actiecentra 24
brandweer/ politie, GHOR en gemeente en het COPI.
Information management
Het verzamelen en verstrekken van relevante gegevens over de crisissituatie en de crisisbestrijding aan de bij de bestrijding van de crisis deelnemende organisaties. Het overleg met en de informatievoorziening aan de Commissaris van de Koningin in de provincie.
Informatiemanagement en het aansluiten van bij de incidentbestrijding aanwezige of benodigde organisaties is een kerntaak van het ROT. Het is tevens een taak die adequaat kan worden uitgevoerd door een team dat op enige afstand (letterlijk en figuurlijk) naar het incident kan kijken.
Project
Cooperation
Afstemming met andere betrokken partijen en adviseert het gemeentelijk of regionaal beleidsteam. Het onderhouden van contacten met de bestuurlijke autoriteiten (PCC, NCC, LOCC, Waterschappen, omliggende gemeenten). Het onderhouden van contacten met externe deskundigen.
Het ROT is als de centrale actor Proces in het informatienetwerk en daardoor tevens in staat om te sturen door partijen wel of niet op te nemen in de rampbestrijdingsorganisatie, waarbij er nog onderscheid gemaakt moet worden tussen deel laten nemen aan activiteiten en daadwerkelijk meepraten/ -‐beslissen in bijvoorbeeld het ROT of voorstellen dat een actor wordt opgenomen in het beleidsteam.
Results of the emergency response on the scene Quality of actions
(Workplace) safety
Het bepalen van de situatie in het effectgebied en de ontwikkeling daarvan.
Het ROT is verantwoordelijk voor het effectgebied en daarmee ook de veiligheid van hulpverleners en burgers in het effectgebied.
Project
Goal achievement
Error rate
Het ROT dient te adviseren aan bestuurders over het wegnemen van maatschappelijke onrust door goede en eenduidige informatievoorziening aan de bevolking. Het geven van voorlichting ten aanzien van de operationele aspecten.
Adviseren over Proces maatschappelijke onrust heeft veel meer te maken met het inschatten van het effect van het incident op de bevolking; dat vergt procesmatig denken aangezien het publiek niet projectmatig denkt (AGW, LBW etc). De wijze waarop het incident wordt neergezet, kan de visie van het publiek op het incident aanzienlijk beïnvloeden. Dat is een vorm van processturing. 25
De conclusie op basis van het aantal malen ‘proces’ in verhouding tot het aantal malen ‘project’ in bovenstaande tabel is dat het ROT volgens de huidige literatuur/ theorie ongeveer 50% projectmatig en 50% procesmatig optreedt. (R)BT
Image of the situation
Kenmerk Scenariodenken Lange termijn denken
Decisions
Is gedacht aan compensatie / “reparatie” voor partijen die de effecten van een besluit het meest gaan merken? Vraag scherp door op de consequenties, soms zijn ze theoretisch en is er sprake van een gecalculeerd en uitlegbaar risico. Soms zijn het aannames waar niet lang over is doorgedacht. Is bij de beslispunten duidelijk welke gemeenten per keuze eventueel in hun belang getroffen worden en of dat onevenredig is? Sociale consequenties overzien van strategische besluiten Handelingsperspectief schetsen Laat de Operationeel Leider de prioriteiten en bijbehorende besluiten nummeren en zie toe dat bij eventuele aanpassing de OL deze herhaalt. Daar mag geen licht tussen zitten. Stuur bij waar nodig. Geef het ROT een ruim maar duidelijk gespecificeerd mandaat. Acute bestrijding en
Information management
Cooperation
Analyse Het RBT richt zij bij haar beeldvorming niet zozeer op de huidige situatie, maar op de situatie die zich over enkele uren of dagen voor gaat doen of zou kunnen gaan doen. Dit is in de kern niet perse project-‐dan wel procesmatig werken. In de praktijk gebeurt dit echter in combinatie met de stappen die onder besluitvorming staan vermeld en dan is er wel degelijk sprake van een procesmatige vorm van beeldvorming. Het RBT dient bij haar besluitvorming expliciet de betrokken partijen en hun belangen in beeld te brengen voordat een besluit wordt genomen. Hierbij wordt onevenredige verdeling van schade over de belanghebbenden als aandachtspunt meegegeven.
Conclusie Licht overwegend procesmatig
Proces
Het RBT moet duidelijke Project uitspraken doen over besluitvorming die door het ROT gevraagd wordt. Dit past binnen de projectmatige manier van werken: probleem, doel en oplossing formuleren, besluit (laten) nemen. De lijn is duidelijk: het RBT Proces moet feitelijk alle operationele besluitvorming overlaten aan 26
alle benodigde middelen daartoe in beginsel altijd accorderen. Vraag de OL of er dingen zijn waar het ROT meteen mee door wil en direct akkoord op behoeft. Scheiden van operationele en bestuurlijke zaken Betrekken van maatschappelijke en politiek-‐bestuurlijke netwerken Overweeg om contact te zoeken met belangrijke stakeholders, maar wees terughoudend om deze in het RBT zitting te laten nemen Results of the emergency response on the scene Quality of Stel u zelf de vraag of u de actions besluiten aan een willekeurige burger kunt uitleggen.
(Workplace) safety
Risico’s voor bevolking bepalen
Goal achievement
Error rate
Woordvoering Bestuurlijke verantwoordelijkheid
het ROT en desnoods door het ROT genomen besluiten achteraf sanctioneren. Voor de rest moet ze zich bezig houden met het betrekken en inzetten van maatschappelijke en politiek-‐bestuurlijke netwerken. Dat is sturen op belangen, hetgeen een belangrijk kenmerk is van procesmanagement.
Het RBT moet zich sterk afvragen in hoeverre de genomen besluiten legitiem en uitlegbaar zijn aan een willekeurige burger (in contrast tot hulpverleners of andere inhoudelijk betrokkenen). Dit gaat dus sterk over belangen en de (beïnvloeding van) de waardering van de diverse deelbelangen in de samenleving. In haar afwegingen en acties spelen de risico’s voor de bevolking een rol, maar het alarmeren van de bevolking bij acute risico’s is overgedragen aan het ROT. Het RBT is meer bezig met de perceptie van de risico’s onder de bevolking en dan wordt deze taak procesmatig van aard.
Proces
Proces
De foutkans spitst zich binnen Proces het RBT toe op twee aspecten: de wijze waarop het incident uiteindelijk in de media komt en het gegeven dat men bestuurlijk verantwoordelijk is voor iets dat nooit volledig controleerbaar is.
Op basis van de hierboven beschreven analyse concludeer ik dat het RBT overwegend procesmatig werkt, en maar zeer beperkt projectmatig optreedt.
27
Conclusie Eerder is al aangetoond dat het aantal partijen dat betrokken is bij rampenbestrijding en crisisbeheersing de afgelopen jaren enorm gegroeid is. Dit niet alleen: ook het aantal niveaus binnen de overheid dat zich (actief) bezig houdt met genoemde onderwerpen is aanzienlijk gestegen. Waar rampenbestrijding en crisisbeheersing enkele jaren terug het primaat waren van de burgemeester, hulpdiensten en de gemeente, is dat nu afhankelijk van het type crisis en kan de focus op nationaal, regionaal of lokaal niveau liggen. Daarbij dient dan ook nog te worden aangetekend dat ‘de overheid’ bestaat uit verschillende departementen met ieder zijn eigen verantwoordelijkheid en (soms nog) zijn eigen ZBO’s of regionale uitvoeringsorganen. Voorts is rampenbestrijding niet meer het exclusieve terrein van de overheid: private partijen leveren ook al jaren hun bijdrage, en ook andere organisaties zoals verenigingen en stichtingen maar ook individuele burgers zijn betrokken bij het brede scala aan activiteiten dat gezamenlijk bekend staat als rampenbestrijding. Een groot deel van deze partijen werkt op basis van eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden die wettelijk verankerd zijn en die vaak zelfs expliciete bevoegdheden toekennen tijdens een crisis of noodsituatie. Dit alles staat haaks op de traditionele beleving van de opperbevelhebber in de functie van burgemeester tijdens een ramp dan wel crisis.
Het resultaat is een groot netwerk aan betrokken partijen dat op basis van eigen wettelijke bevoegdheden en (politieke) verantwoordelijkheid betrokken is bij de rampenbestrijding of crisisbeheersing. Hierbij sluit ik aan bij Helsloot en Boin et. al. die constateerden: Crisis operations are multiorganizational, transjurisdictional, polycentric response networks. They demand lateral coordination, not top-‐down command and control17. Bij een daadwerkelijk grotere ramp of crisis zal er dus feitelijk geen sprake meer zijn van een opperbevelhebber in de letterlijke zin van het woord. Dat impliceert dat de gezagsverhoudingen en daarmee de wijze van besluitvorming in de rampbestrijdingsorganisatie sterk is veranderd. Tot nog toe werd besluitvorming tijdens een crisis gezien als een reeks van gecoördineerde activiteiten van diverse partijen om een vooraf vastgesteld doel te bereiken. Dit is echter een projectmatige benadering van besluitvorming, die in een netwerk echter maar weinig effect heeft. Helsloot constateert: ‘De centrale bevinding (over besluitvorming –red) is dat de ideaaltypische besluitvormingscyclus ‘informatieverzameling – analyse – optimaal besluit’ in de praktijk niet bestaat.’18 Want: ‘ Wie projectmatig tot besluitvorming wil komen in een netwerk, veronderstelt dat er overeenstemming is over problemen, doelen en oplossingen en dat is in een netwerk bijna per definitie niet het geval. ‘19 In netwerken zal men dus procesmanagement toe moeten passen: sturen op belangen – het uitwisselen van belangen-‐ en aansluiten van betrokken partijen. Dit is het fenomeen dat door De Bruijn en Ten Heuvelhof als ‘de dansende tafel’ is genoemd20. Boin et al stelden hierover: ‘In a liberal democracy, public leaders must manage a crisis in the context of a delicate political, legal and moral order that forces them to trade off considerations of effectiveness and efficiency against other embedded values – something leaders of non-‐ democracies do not have to worry about as much.’21 Overigens is dit voor bestuurders in feite ‘business as usual’: zij zijn gewend zich in een omgeving van meerdere en conflicterende belangen te handhaven. In zekere zin zijn bestuurders daarmee wellicht buitengewoon goed voorbereid op een ramp of crisis, in tegenstelling tot veel van de operationele functionarissen die slechts zelden in een dergelijke omgeving fungeren.
17 Boin et al, 2010, p. 547 en Helsloot, 2007, p. 61 18 Helsloot, 2007, p.61/ 62 19 De Bruijn en Ten Heuvelhof, 2007, p. 46 20 De Bruijn en Ten Heuvelhof, 2007, p. 32 21 Boin et al, 2010, p. 8
28
In onderstaande tabel is aangegeven hoe men komt tot probleemformulering in een netwerk volgens project-‐ versus procesmatige besluitvorming:
Projectmatige besluitvorming Er is een probleem, dus is inhoudelijke analyse vereist Probleem scherp afbakenen Complexiteitsreductie Probleem stuurt oplossing Een probleem wordt opgelost wanneer het zich voordoet
Procesmatige besluitvorming Er is een probleemperceptie, dus dient de perceptie te worden beïnvloed Probleem breed formuleren, probleemcomplexen, linkages, koppelingen Complexiteitsverhoging Oplossing stuurt probleem Het moment van probleemformulering is een strategische keuze. De window of opportunity22 moet openstaan.
Management in netwerken p. 76
Aangetoond is dat volgens de gangbare literatuur en lesstof over rampenbestrijding: • Het COPI hoofdzakelijk projectmatig optreedt; • Het ROT deels projectmatig en deels procesmatig optreedt; • Het (R)BT overwegend procesmatig optreedt. Bij deze conclusie dienen echter diverse kanttekeningen te worden gemaakt: Tijdsdruk Door de tijdsdruk die in het overgrote deel van de incidenten een typerend kenmerk is van een crisis, is het nooit mogelijk om de volledige netwerktheorie met al haar beïnvloedingsmogelijkheden toe te passen. Deze nemen vaak meerdere rondes in beslag. Wellicht het meest expliciete voorbeeld hiervan is het voortdurend toe-‐ en uittreden van actoren in de arena van de rampenbestrijding. Dit is in de normale netwerktheorie een gegeven dat passend is, aangezien beleidsrondes in de dagelijkse omgeving weken dan wel maanden (of jaren) in beslag nemen. Hoewel er in de rampenbestrijding wel degelijk rondes zouden kunnen worden gedefinieerd (de acute-‐, stabilisatie-‐ en nazorgfase), lopen deze in de praktijk snel in elkaar over. Bovendien duren de acute-‐ en stabilisatiefase over het algemeen maximaal een aantal uur. En in een crisissituatie die over het algemeen binnen een week of enkele weken bezworen is, is er dus simpelweg niet veel tijd om te beslissen of men wel of niet deelneemt aan het netwerk. Vanuit de negatieve kant bezien: men heeft (relatief) erg weinig tijd om te besluiten welke actoren men uit wil nodigen om de crisis23 effectief te kunnen bestrijden. Het risico dat men loopt, is dat er besluitvorming wordt bereikt die (achteraf) niet door alle actoren wordt gesteund die een belang hebben in de crisis. Het gevolg zijn kritische vragen in de publieke en politieke arena omdat men –ogenschijnlijk-‐ geen goede afwegingen heeft gemaakt bij de bestrijding van het incident/ de crisis. Er zal dus gekozen moeten worden voor methodieken die snel werken. Tegelijk kan gesteld worden dat men voor procesmanagement ook vooral afhankelijk is van het dagelijkse proces dat zich afspeelt binnen en tussen overheid en publieke sector: zijn relaties tussen overheidspartijen en andere actoren optimaal? Vertrouwt men elkaar? Wordt de onderlinge interdependentie erkend? In dat geval is de kans groter dat men onder crisisomstandigheden voor een gezamenlijke aanpak met wederzijdse winst-‐ en verliespunten gaat dan voor een eenzijdige aanpak.
22 Beleidsmatige kans voor 1 of meerdere van de betrokken partijen om een bepaald doel te behalen 23 De crisis in de brede zin van het woord; niet alleen de operationele maatregelen maar vooral ook het beheersen van de wijze waarop het incident door de bevolking wordt beleefd.
29
Project en proces in het ROT Als we de conclusies van hoofdstuk 5 naast de conclusie leggen dat het ROT zowel project-‐ als procesmatig optreedt, valt het volgende op: • De procesmatige taken (informatiemanagement, aansluiten externe partners) komen blijkens evaluaties en interviews in de praktijk goed uit de verf; • De projectmatige taken (het nemen van concrete maatregelen in het effectgebied, algehele operationele leiding over de incidentbestrijding) komen in de praktijk slecht uit de verf. Dit heeft alles te maken met de tijd-‐tempo factor waardoor de cruciale operationele beslissingen al zijn genomen, een tekort aan geschikte informatie en (daardoor) sense of urgency om adequate besluitvorming te bewerkstelligen. Feitelijk is het COPI het enige multidisciplinaire team dat de eerste 1,5-‐2 uur na de start van een incident is om daadwerkelijk te sturen. Op grond hiervan kan men stellen dat het meerwaarde biedt om te verkennen of het ROT wellicht uitsluitend procesmatige taken uit zou moeten voeren en de projectmatige taken –in ieder geval de eerste uren van een incident-‐ over te laten aan het COPI.
Geen enkel team werkt uitsluitend proces-‐ dan wel projectmatig:. In plaats daarvan zal er altijd sprake zijn van een mix die overwegend proces-‐ dan wel projectmatig is: • Een COPI moet zich realiseren dat operationele (projectmatige) besluiten grote impact kunnen hebben op de (procesmatige) beeldvorming. Omgekeerd kunnen beleidsmatige (procesmatige) besluiten eveneens gevolgen hebben voor de operationele uitvoering. De kunst is echter om de professionals in de uitvoering de ruimte te bieden die zij nodig hebben, en daarbij zo weinig mogelijk beleidsmatige invloed op uit te oefenen. Omgekeerd dienen de processtuurders ook ruimte te krijgen van de professionals om het proces te ‘laten gebeuren’ en daarbij te accepteren dat dit niet volgens de strakke regels verloopt zoals velen van hen dat wensen. • In de praktijk gebeurt het regelmatig dat een COPI functioneert zonder ROT en (R)BT. In die situaties zal van het COPI als hoogste besluitvormende orgaan gevraagd worden dat zij ook procesmatige gevolgen van haar optreden meeneemt in haar besluitvorming. Dat vergt flexibiliteit in het optreden: beperken tot operationele/ projectmatige activiteiten vanaf GRIP-‐2 en het betrekken van procesmatige aspecten bij GRIP-‐1. • Omgekeerd functioneert er soms ook een (R)BT en/ of ROT zonder COPI. Dit gebeurt in de praktijk bijvoorbeeld als er sprake is van incidenten zonder duidelijk brongebied. Evenals voor het COPI gold dat zij soms procesmatige elementen dient mee te nemen in haar besluitvorming, geldt in deze gevallen voor ROT en (R)BT dat zij dan ook operationele aspecten in de besluitvorming dienen af te wegen. Dit vraagt met name van de hoogst aanwezige operationele functionarissen en/ of de Operationeel Leider dat zij een helder beeld hebben wat operationeel wel en niet bereikt kan worden. Op die momenten wordt er van de operationele mensen duidelijk geen processturing maar een inhoudelijk operationele bijdrage gevraagd. Een volgende kanttekening betreft de ethische en soms zelfs juridische afweging die moet worden gemaakt op het moment dat men partijen verzoekt om deel te nemen aan het netwerk dat ‘rampenbestrijding’ heeft: in het licht van bijvoorbeeld hun beschikbare middelen kan het een effectieve tactiek lijken om belanghebbende partijen te verzoeken om deel te nemen aan het netwerk. Aan belangstelling meestal geen gebrek: ‘there are symbolic rewards to be reaped from being present at the core of the government response effort: participation demonstrates that one is deemed relevant.’24
24 Boin et al, 2010, p. 46
30
Tegelijk dient men in het achterhoofd te houden dat het beeld van de onpartijdige overheid wellicht geschaad kan worden als belanghebbenden worden opgenomen, en dat ook strafrechtelijke vervolging er niet eenvoudiger op wordt.
Een voorbeeld hiervan lijkt de ‘asbestcrisis’ in de Utrechtse wijk Kanaleneiland te zijn: als overheid wordt men geconfronteerd met een asbestbesmetting en veel onrust. Neemt het netwerk dan de woningbouwvereniging wel of niet op in COPI/ ROT en BT? • Wel opnemen biedt het voordeel dat maatregelen en communicatie kunnen worden afgestemd, waardoor eenduidige beeldvorming naar buiten gaat. Tegelijk is er het risico als de woningbouwvereniging normaal weinig aanzien heeft bij de bewoners, dat opname in het netwerk betekent dat daardoor het hele netwerk zal worden gewantrouwd door de bewoners. • Niet opnemen biedt het voordeel van het beeld van de ‘onpartijdige overheid’. Tegelijk wordt het risico heel groot dat ‘het netwerk’ en de woningbouwvereniging verschillende (wellicht zelfs conflicterende) berichtgeving naar buiten gaan doen. Resultaat zal dan zijn dat beide organisaties gewantrouwd gaan worden. Eén en ander kan natuurlijk nog complexer worden. Want wat als er naast de woningbouwvereniging (eigenaar/ verhuurder) ook een bewonersvereniging of een wijkvereniging blijkt te zijn? • Wel opnemen zou als groot voordeel kunnen bieden dat (uiteindelijk) gemeente, hulpdiensten, eigenaar en bewoners met dezelfde conclusie en berichtgeving naar buiten treden. Dat zou relatief weinig kritische vragen achteraf opleveren en de autoriteit van het netwerk enorm versterken. Risico is dat oude vetes tussen woningbouw en bewoners in een nieuwe arena uitgevochten wordt, waardoor er wellicht helemaal geen oplossing voor het voorliggende asbestprobleem ontstaat. • Niet opnemen of aansluiten van de bewonersvereniging geeft vooral risico: de kans dat een bewonersvereniging de conclusie en het advies van ‘de overheid’ niet één-‐op-‐één overneemt maar kritische vragen gaat stellen is levensgroot.
Een crisis is een kans voor diverse actoren die aan het netwerk deelnemen: hoge urgentie, veel aandacht en aanzienlijke verstoring van de dagelijkse machtsverhoudingen25. Aan de andere kant is een crisis dus ook een bedreiging: dezelfde factoren die een crisis voor sommigen aantrekkelijk maken, maken het voor anderen tot een bedreiging. Het benadrukken of het afzwakken van het crisiskarakter van een incident kan dus een bewuste strategie zijn om de eigen positie in het netwerk of in de samenleving te versterken of te bewaken. • ROT en/ of (R)BT eigenlijk niet kunnen functioneren als de belangen die een rol spelen voor de betrokken partijen, niet expliciet worden gemaakt. Het vergt vertrouwen en openheid om de belangen ‘op tafel’ te krijgen. Als de belangen niet worden uitgesproken, terwijl deze er vrijwel altijd wel degelijk zijn, komt er wantrouwen waardoor men minder geneigd is gezamenlijk belangen af te wegen. Kortweg: ontkennen dat belangen een rol spelen tijdens een crisis, werkt in de hand dat de belangen gaan domineren. • In een crisis komt men op leidinggevend en strategisch niveau dezelfde ‘spelers’ tegen als in de dagelijkse situatie. Daarbij hebben de dagelijkse contacten zeker hun invloed op de verstandhouding tijdens een crisis. Daar waar men in de dagelijkse situatie bereid is om wederzijds elkaars belangen te erkennen en respecteren, zal dat positief effect hebben tijdens een crisis of ramp. Omgekeerd: als men dagelijks amper door een deur kan, zal het tijdens een crisis zeker niet lukken. De samenstelling van een team -‐kennis, kunde, ervaring maar zeker ook de onderlinge verstandhouding-‐ heeft dus zeer nadrukkelijk invloed op de prestaties van een team.
25 Zo had een vroegere burgemeester waarvoor ik werkzaam was de uitspraak ‘een rampje op zijn tijd is een zegen voor het beleid’. In de wereld van de waterschappen geldt een gelijksoortig adagium: ‘geef ons heden ons dagelijks brood en af en toe een watersnood.’
31
Procesmanagement impliceert denken in belangen, en als alle belangen tijdens een crisis op tafel zijn geweest en tegen elkaar zijn afgewogen en uitgeruild, zorgt dit automatisch voor minder kritische vragen achteraf.
Concreet betekent het bovenstaande dat crisismanagement vanaf ROT-‐niveau veel meer als een proces dan als een project moet worden bezien. Automatisch betekent dat, dat voor sturingsmethoden in crisismanagement veel meer gekeken moet worden naar de procesbenadering. Daarbij kan onder andere gebruik gemaakt worden van de volgende kenmerken van netwerken: • In een netwerk is vrijwel altijd van conflicterende doelstellingen, waarbij door de netwerkpartners onderhandeld wordt om tot overeenstemming te komen; • In een proces (en crisis) is sprake van veel verschillende typen actoren met ieder eigen standpunten, netwerk, belangen en machtsbronnen. Het uitnodigen of juist het buitensluiten van bepaalde actoren is een belangrijke methode om de koers van het crisismanagement te bepalen; • Pas een multi-‐issue besluitvorming toe. Hierbij kan het crisiskarakter juist helpen, want in een crisis spelen vrijwel altijd meerdere belangen een rol, waardoor het relatief makkelijk is om een een multi-‐issue benadering te nemen. Meerdere belangen betekent immers dat belangen uitgeruild kunnen worden of men gezamenlijk een ‘package-‐deal’ kan nastreven waarbij alle belanghebbenden voordeel (of evenredig nadeel) hebben. • Om tot een gewenste oplossingsrichting te komen is het van belang dat geaccepteerd wordt dat meerdere belangen een rol spelen, en dat het dus meestal nodig is om trade offs toe te passen om de gewenste steun te krijgen van meerdere actoren. Dit geeft crisisbeheersing veel meer het karakter van ‘geven en nemen’ in plaats van de hiërarchische benadering waarbij de ‘opperbevelhebber’ simpelweg zijn opdrachten verstrekt. • Wil een actor zijn mede-‐actoren bewegen om het door hem onderkende belang of standpunt te steunen, zal hij prikkels voor coöperatief gedrag moeten afgeven. Als antwoord op de vraag “Hoe kan de (huidige) wijze van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT worden gekarakteriseerd in het licht van de theorie over proces-‐ en projectmanagement?” kan dus het volgende worden gesteld: Besluitvorming in het COPI dient als overwegend projectmatig te worden gekarakteriseerd. Besluitvorming in het (R)BT dient als procesmatig te worden aangeduid. Besluitvorming in het ROT is momenteel deels proces-‐ en deels projectmatig van aard. Men mag echter stellen dat het meerwaarde biedt om te verkennen of het ROT wellicht uitsluitend procesmatige taken uit zou moeten voeren en de projectmatige taken –in ieder geval de eerste uren van een incident-‐ over te laten aan het COPI.
32
6. Invloed van netcentrisch informatiemanagement op besluitvorming Inleiding
De snelle beschikbaarheid van accurate, betrouwbare informatie is cruciaal voor het proces van besluitvorming, ongeacht de vraag of men volgens proces-‐ dan wel projectmanagement acteert. Tot enkele jaren terug was informatievoorziening feitelijk geen apart ‘issue’ en verliep parallel aan de besluitvorming cq hiërarchische structuur. De laatste jaren is er echter een fundamentele wijziging in het belang van en de wijze waarop de informatievoorziening binnen de rampenbestrijding plaatsvindt. Informatievoorziening is gedefinieerd als een cruciaal Technische proces voor een succesvolle rampenbestrijding. Dit mede verbetering onder oplossingen kunnen op zichzelf geen significante van de druk van diverse incidentevaluaties, toegenomen complexiteit in de samenleving en de informatievoorziening opleveren. Informatie die ‘in ieder geval’ nodig is voor de betrokken rampenbestrijding en de wens om transparantie en moet openheid in informatie beschikbaar vanuit de en toegankelijk zijn. Bron: do hulpverleningsdiensten randvoorwaardelijk “Uitgangspunten voor informatievoorziening” (22 november 2011) aangesloten partners en bevolking. Voorts hebben natuurlijk dop e shttp://www.nifv.nl/web/show/id=100430 ociale media hun intrede gedaan; hetgeen een hele eigen dynamiek qua informatievoorziening genereert. Dit hoofdstuk Kabinetsstandpunt naar aanleiding van ACIR (juni 2005). In juni 2005 heeft de minist richt zich echter op de ‘officiële’ vorm van informatievoorziening en derhalve wordt er niet op reactie op het ACIR rapport ingestemd met een kwaliteitsslag van de informatievoorzienin de sociale media gereflecteerd. behoeve van de rampenbestrijding. Het kabinet is van mening dat de concrete uitwerking Gezien het belang van informatie oor het proces van bgezette esluitvorming, is het van elang om dTaken e moet vaansluiten bij in gang beleidstrajecten en binitiatieven. hiervoor worde wijziging van het informatieproces o p d e b esluitvorming t e r eflecteren. D at g ebeurt d oor e erst voorkeur belegd bij bestaande organisaties. Het kabinet wil de informatievoorziening niet de ‘traditionele’ wijze van informatievoorziening te vdoeltreffend, ermelden. Hbetrouwbaar ierna zal het en netcentrisch centraliseren, maar deze efficiënt inrichten. Alle betrokken b organisaties wordt gevraagd de functie informatiemanagement tenminste regionaal ni informatiemanagement worden toegelicht. Vervolgens wordt in de conclusie antwoord gop egeven betreft de eigen discipline in te richten. Er dienen op regionaal niveau gezamenlijke (mee op de onderzoeksvraag ‘Wat is de invloed van netcentrisch informatiemanagement op de disciplines) trainingen en opleidingen op het gebied van informatievoorziening te worden traditionele (hiërarchische) verhouding tussen COPI, ROT en (R)BT?’
om zo de competenties op het gebied van informatievoorziening en -uitwisseling te vergr Informatievoorziening moet als vast onderdeel opgenomen worden in het oefenprogramm
Bron: document “Uitgangspunten voor informatievoorziening” op http://www.nifv.nl/web/show/id=100430 (22 no
Informatie parallel aan besluitvorming/ hiërarchie
Uit diverse evaluaties bleekpdat de informatievoorziening op orde was. Het gaat dan Tot enkele jaren geleden verliep de informatiestroom arallel aan de hiërarchische niet structuur: evaluaties het verschijnen het ACIR rapport, van daarna. Situatierapportage het COPI informeerde het ROT en het Rvoor OT informeerde op van haar beurt het (R)BT. als Dat betekende zelfs niet verstuurd‘tot worden, leiden tot w situaties andere teams dat het nogal wat tijd kostte of voordat informatie de top’ of juist eer tot waardoor op de werkvloer was onvoldoende o zijn van de situatie waarop zij moeten acteren. Met name een goed inzicht in het aantal s doorgedrongen. Informatie werd in rondes –normaal gesproken de rondes waarop een sitrap een correct beeld van de situatie ontbreken vaak. Afstemming tussen teams verloopt daa werd verstuurd-‐ beschikbaar gesteld aan een hoger of lager niveau. soepel, en het gebeurt meer dan eens dat een ander team bezig is met besluitvorming ov vraagstukken die in de praktijk al opgelost (moeten) zijn. Andere (indirecte) gevolgen van In het Referentiekader netcentrische crisisbeheersing wordt het azijn ls vbijvoorbeeld olgt geformuleerd: orde zijn van de informatievoorziening de miscommunicatie naar andere • “Een deel van de problemen i n d e i nformatievoorziening i s t e w ijten a an d e burgers en het ontbreken van belangrijke ketenpartners aan de overlegtafel. hiërarchische weg die informatie aflegt, van de meldkamer (GMK), naar het CoPI, naar het ROT (en de actiecentra). Bij een GRIP 3 of 4 situatie volgt het beleidsteam daar nog achteraan. Hierdoor werken diverse teams met verouderde informatie over de situatie, en besluiten die genomen worden, worden niet tijdig gedeeld met de teams die op de besluiten wachten of de uitvoering op zich moeten nemen. Hoewel de hiërarchische structuur tussen teams (gedeeltelijk) op zijn plaats is met betrekking tot besluitvorming en verantwoording, is het aanhouden van die hiërarchie er juist de oorzaak van dat er problemen in de doorstroming ontstaan. Het informatieproces is een ander proces dan het 33
Figuur 2. Hiërarchisch informatievoorzieningsproces Er zijn vier belangrijke oorzaken die ten grondslag liggen aan deze problemen in de
•
•
•
leiding & coördinatieproces, en verdient daarom een andere aanpak. Onduidelijkheid over de (eigen) informatiebehoefte. Hierbij is het probleem gelegen in de contradictie dat teams veel informatie hebben en tegelijkertijd belangrijke informatie missen. Er is sprake van een informatie overload omdat onduidelijk is welke informatie men nodig heeft. De informatie die beschikbaar is, is niet voldoende om tot juiste inzichten en beslissingen te komen. Terwijl onduidelijk is waar de ontbrekende informatie verkregen kan worden, en of iemand daar al over beschikt. Onvoldoende samenwerking tussen ketenpartners. Dit komt voor bij zowel de traditionele partners (politie, brandweer en ambulancedienst/GHOR) als bijvoorbeeld de private partners. Een deel van het probleem is gelegen in het feit dat de samenwerking tussen de ketenpartners niet goed verloopt, bijvoorbeeld door onbekendheid met elkaars mogelijkheden en verantwoordelijkheden, en aanvullend de daaruit volgende informatiebehoeften. Hierdoor wordt er onvoldoende informatie uitgewisseld en blijven mensen verstoken van belangrijke informatie om tot juiste inzichten en beslissingen te komen. Ontbreken van rolvastheid. Rolvastheid duidt er op dat een team of teamlid weet wat zijn/haar eigen taken en verantwoordelijkheden zijn, welke dilemma's daar bij horen en welke informatie daar bij nodig is om tot een besluit te komen. Iedereen heeft behoefte aan informatie die aansluit bij eigen taken en verantwoordelijkheden. Omdat iemand zelf niet altijd een goed beeld heeft over die taken en verantwoordelijkheden en de informatie die men daarbij nodig heeft, ontbreekt het de 'leveranciers' van die informatie vaak ook aan een helder beeld hierover. Daardoor wordt bijvoorbeeld operationele informatie aangeleverd aan het beleidsteam door het operationele team. Beleidsteams gaan te operationeel handelen, want men heeft immers operationele informatie tot haar beschikking. Een andere valkuil is het gevoel 'zelf op zoek te moeten gaan' in een enorme vijver met informatie waar altijd wel iets interessant te vinden is. Hierdoor neemt niet alleen de hoeveelheid informatie toe, maar ook neemt het vertrouwen af dat er tussen teams en teamleden zou moeten bestaan.”26
De conclusie in het Referentiekader netcentrische crisisbeheersing is dan ook niet mals: “Uit diverse evaluaties bleek dat de informatievoorziening niet op orde was. (…). Situatierapportages die te laat of zelfs niet verstuurd worden, leiden tot situaties waardoor andere teams onvoldoende op de hoogte zijn van de situatie waarop zij moeten acteren. Met name een goed inzicht in het aantal slachtoffers en een correct beeld van de situatie ontbreken vaak. Afstemming tussen teams verloopt daardoor niet soepel, en het gebeurt meer dan eens dat een ander team bezig is met besluitvorming over vraagstukken die in de praktijk al opgelost (moeten) zijn. Andere (indirecte) gevolgen van het niet op orde zijn van de informatievoorziening zijn bijvoorbeeld de miscommunicatie naar andere partners en burgers en het ontbreken van belangrijke ketenpartners aan de overlegtafel.”27 Opvallend is dat er bijna even zoveel conclusies worden getrokken over de organisatiestructuur en de samenwerking tussen hulpdiensten en met de ketenpartners als over informatiemanagement. Dit verwijst nogmaals naar de cruciale link tussen informatie en besluitvorming. Want, omgekeerd gesteld: als de goede netwerkpartners niet aan tafel zitten of als onvoldoende dan wel verkeerde informatie wordt uitgewisseld, leidt dat onvermijdelijk tot geen of slechte besluitvorming. Of: soms worden goede besluiten genomen, maar niet of slecht gecommuniceerd naar andere teams, ketenpartners of burgers waardoor het effect van het goede besluit verloren gaat.
26 Van Buul, Treurniet en Van de Ven, 2012, p. 12/ 13 27 Van Buul, Treurniet en Van de Ven, 2012, p. 12
34
-
Wat is netcentrisch informatiemanagement?
Bij netcentrisch werken vormen de niveaus binnen een organisatie één informatienetwerk. Daarbinnen wisselen alle niveaus informatie met elkaar uit en wordt de samengevoegde informatie gelijktijdig met elkaar gedeeld. Hierarchisch versus Netcentrisch Netcentrisch werken is m et name een in de oefening Voyager in oktober 2007 en ondersteuning voor een multidisciplinaire manier van samenwerking, waarbij diverse partners kunnen bijdragen aan het begrip van de situatie, maar ook aan het gecoördineerd kunnen optreden. De mate waarin informatie gedeeld kan worden en de impact die dit heeft op de manier van samenwerken bepaalt wat haalbaar is in de Hierdoor waren alle betrokkenen beter in samenwerking. Mede door middel van netcentrisch informatiemanagement zou de multidisciplinaire samenwerking en besluitvorming in vier stappen naar een hoger niveau getild kunnen worden. Hierna volgt een korte beschrijving van de vier stappen in het groeimodel. de ibesluitvorming binnen het ministerie Stap 0: Samen Wijzigen: de traditionelere situatie tot waarin nformatie via situatierapportages gedeeld wordt. Deze situatie is beschreven in de voorgaande paragraaf. Stap 1. Samen Delen: een goede uitgangspositie – gedeeld beeld – om de operatie op te baseren. Stap 2. Samen Werken: alle teams in de keten kennen hun eigen taken, rollen en verantwoordelijkheden en die van anderen waardoor samenwerking – ook op afstand – eenvoudiger op elkaar af te stemmen wordt (samen met een gedeeld beeld). Stap 3. Samen Plannen: alle processen worden op elkaar afgestemd, waardoor de inzet het maximale effect bereikt. Stap 4. Samen Sturen: door verregaande vormen van ondersteuning en ervaring is het mogelijk om op ad-‐hoc basis een inzet uit te voeren, zonder uitgebreide planning en afspraken vooraf.
Netcentrisch informatiemanagement moet uiteindelijk leiden tot snellere en betere multidisciplinaire besluitvorming door: • “Versnelling van het proces van beeldvorming, oordeelsvorming en besluitvorming (het BOB proces). Deze versnelling wordt met name veroorzaakt door het feit dat beeldvorming minder tijd kost. Niet alleen binnen een team, maar ook in de keten van CoPI naar BT. Proactief delen van informatie en onderhouden van een totaalbeeld laat de organisatie meer tijd voor oordeelsvorming en besluitvorming: informatiegestuurd vergaderen. • Rijker beeld van de situatie en van het bestrijdingsproces. Door informatie-‐elementen afkomstig uit verschillende delen van de organisatie (en daarbuiten) proactief te delen, komen discrepanties, tegenstrijdigheden, ambiguïteiten en onzekerheden in zowel de situatie als de bestrijding sneller aan het licht. • Betere anticipatie op een zich ontwikkelende situatie. Dit geldt voor anticipatie van operationele eenheden maar ook voor anticipatie van bestuurders op het tijdige organiseren van bijvoorbeeld nazorg. • Beter onderbouwde en beter op elkaar afgestemde besluiten en inzet door samenwerking met ketenpartners.”28
28 Van Buul, Treurniet en Van de Ven, 2012, p. 6
35
-
Managementsa N
Hierarchisch versus Netcentrisch
in de oefening Voyager in okt
Hierdoor waren alle betrokke
tot de besluitvorming binnen
Conclusie In dit hoofdstuk wil ik antwoord geven op de vraag: Wat is de invloed van netcentrisch informatiemanagement op de traditionele (hiërarchische) verhouding tussen COPI, ROT en (R)BT? Sedert enkele jaren is netcentrisch informatiemanagement de standaard geworden in de rampenbestrijding. Netcentrische systemen zijn of worden ingevoerd, en de werkwijze van multidisciplinaire teams is hierop aangepast. Geconcludeerd mag worden dat netcentrisch informatiemanagement de traditionele hiërarchische opbouw van de rampenbestrijding de facto afbreekt: • doordat informatie voor iedereen toegankelijk is, is men niet meer afhankelijk van vragen dan wel opdrachten van andere niveaus. Alle teams kunnen –binnen hun eigen verantwoordelijkheid-‐ zonder hogere opdrachtgever aan het werk. Formeel heeft het BT daarbij de leiding, maar de praktijk is dat alle teams min of meer zelfstandig (dus zonder gerichte opdracht van bovenaf) functioneren en de informatie delen met de andere teams; • uitgaande van het principe ‘kennis is macht’ betekent netcentrisch informatiemanagement dat de kennis (en daarmee de macht) die voorheen bij een beperkt deel van de actoren beschikbaar was, nu voor iedereen toegankelijk is. Sterk is dat het netcentrische groeimodel expliciet tot doel heeft ‘de processen af te stemmen’, waardoor de inzet het maximale effect bereikt. Netcentrisch informatiemanagement moet uiteindelijk dus leiden tot (automatische) integratie en afstemming van processen in de rampenbestrijding. Aangezien hierboven al is geconcludeerd dat netcentrisch informatiemanagement teams meer ruimte geeft om zelfstandig aan het werk te gaan, moeten de processen, zoals die onder stap drie worden genoemd, breed worden geïnterpreteerd. Dat impliceert dat netcentrisch informatiemanagement uiteindelijk leidt tot een grotere noodzaak om procesmanagement toe te passen in verhouding tot projectmanagement.
Toch kunnen ook in het model van netcentrisch informatiemanagement tekortkomingen worden geconstateerd: in de eerste plaats gaat ook het netcentrische model toch uit van een volledig gecoördineerde inzet van hulpdiensten en ketenpartners. Dit suggereert mogelijkheden voor 36
controle en aansturing die er, in ieder geval in de acute fase, niet zijn. In de tweede plaats lijkt het netcentrische model vooral ontworpen voor de aansluiting van de vier multidisciplinaire teams die binnen een regio betrokken zijn bij rampenbestrijding. De aansluiting van andere (externe) partners lijkt minder aandacht te krijgen.
37
7. Aansluiting van rijksheren en andere actoren Inleiding Onderdeel van het toepassen van procesmanagement is het verkennen van het netwerk aan actoren en belanghebbenden waarmee men te maken krijgt. Tot nog toe is er vooral aandacht geweest voor de traditionele rampenbestrijding. Als echter het onderwerp crisisbeheersing nader bestudeerd wordt, valt op dat er een groot aantal potentiële crisistypen te onderscheiden is. Elk crisistype valt onder een bepaald beleidsterrein en dus onder een specifieke bevoegdheid en politieke verantwoordelijkheid op het regionale of nationale niveau. De rol van de overheid in de brede zin van het woord (nationaal dan wel lokaal of regionaal) verschilt per beleidsterrein. Soms staat men meer op afstand, soms is men nauw betrokken bij de aansturing of de uitvoering in dat beleidsveld. Het is evident dat deze overheden eigenlijk altijd een rol vervullen in de crisisbeheersing en vaak ook in rampenbestrijding. De verbinding met deze overheden wordt in de praktijk geregeld door het laten aansluiten van de ‘rijksheren’. Naast de overheidspartijen die een rol spelen in de crisisbeheersing en rampenbestrijding, zijn er ook semipublieke en soms zelfs profit actoren die een rol spelen bij de bestrijding van crises en rampen. In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de vraag: ‘Hoe worden de rijksheren en andere actoren dan brandweer, politie, GHOR en gemeenten aangesloten bij de besluitvorming in rampenbestrijding?’ Het antwoord op deze onderzoeksvraag wordt verkregen door allereerst het onderscheid tussen algemeen en functioneel bestuur tijdens crises te duiden. Vervolgens wordt specifiek ingegaan op de rol van de rijksheer en het effect op besluitvorming. In de conclusie wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvraag en wordt tevens gereflecteerd op de voor-‐ en nadelen van het opnemen van (semi-‐)profitpartijen in het netwerk van de crisisbeheersing of rampenbestrijding.
Algemeen en functioneel bestuur tijdens crises
Nederland kent algemeen en functioneel bestuur. Het algemeen bestuur bestaat uit het rijk, provincies en gemeenten. De regionale schaal is als verlengd lokaal (algemeen) bestuur tussen de gemeenten en de provincie geplaatst. Dit is in dit verband cruciaal, aangezien de Wet op de veiligheidsregio’s specifieke bevoegdheden belegt bij de burgemeester van de betrokken gemeente dan wel de voorzitter van de veiligheidsregio. Vanuit de traditionele visie op de rampenbestrijding zijn dit tevens de bestuurslagen en –organen die primair verantwoordelijk zijn voor rampenbestrijding. Overigens moet ook de bestuurslaag van de Europese Unie tot het algemeen bestuur gerekend worden, en ook deze was in de traditionele rampenbestrijding niet of slechts zelden in beeld. Dat terwijl bijvoorbeeld de economische crisis –met een grote impact op de samenleving-‐ vooral op Europees niveau wordt bestreden. Functioneel bestuur bestaat uit overheidsorganen die een specifieke (overheids)taak uitvoeren, zoals de waterschappen, Rijkswaterstaat en het RIVM. Ook bij functioneel bestuur kan er sprake zijn van meerdere niveaus per beleidsterrein: decentraal, centraal of Europees/ internationaal. De betrokken organisaties in een functioneel beleidsterrein vormen een keten: zij informeren elkaar, zo nodig is er sprake van hiërarchie.
Traditioneel vond de decentrale afstemming van het functioneel bestuur tijdens crises plaats op het provinciale niveau, namelijk het overleg van rijksheren onder leiding van de rijksheer van 38
V&J, de commissaris van de Koningin. Met inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s in 2010 is de afstemming tussen de ketens verschoven van het provinciale naar het regionale niveau. Niet elke keten is een functionele keten. Naast de functionele ketens is er de algemene keten. Daaronder vallen eigenlijk twee ketens, namelijk de algemene rampenbestrijding (‘generieke openbare veiligheid’) en de handhaving van de openbare orde. Algemeen, want deze keten omvat de algemene bevolkingszorg; in laatste instantie gaat dat voor alles. De burgemeester is primair bevoegd. Indien een probleem de openbare veiligheid of openbare orde niet raakt, is de algemene keten niet aan zet.
Indien een incident of crisis kan worden afgedaan binnen een functionele keten, hoeven de partijen in de algemene keten geen maatregelen te treffen (afgezien van mogelijk media-‐ aandacht en informeren van de bevolking), ook indien de openbare veiligheid in het geding is (dat is het verschil met ‘generieke openbare veiligheid’). De meeste functionele ketens zijn gecentraliseerd29. De algemene keten wijkt hier van af. Die is in beginsel decentraal opgezet waarbij de partijen deel uitmaken van de bestuurlijke hoofdstructuur: gemeente/regio -‐ cdK/ rijk. Daarbij is opschaling mogelijk (interventie van hogerhand), waarbij er nog aparte opschalingsmogelijkheden zijn voor evacuatie en handhaving van de openbare orde. In de meeste functionele ketens is een minister degene die in een sector van overheidswege ingrijpt. Brainich stelt hierover: “Samengevat: crisisbeheersing is dus niet in beginsel decentraal belegd, maar is voor de meeste crisistypen gecentraliseerd. De rol van decentrale overheden beperkt zich bij dergelijke crises tot de effecten voor de openbare orde en/of de openbare veiligheid (en in sommige gevallen tot uitvoering van / medewerking bij centrale maatregelen). Daarnaast is sprake van een tendens tot centralisatie van overheidsbemoeienis bij inbreuken op de openbare veiligheid die traditioneel vielen onder decentraal gezag.”30
De rol van de rijksheer “De veiligheidsregio’s vervullen nu een cruciale rol in de crisisbeheersing. Ze moeten in crises direct zaken kunnen doen met andere partijen. In concreto betekent dit dat voor gecentraliseerde ketens er op decentraal niveau vertegenwoordigers van de vakminister moeten zijn , liefst met een directe lijn naar hun minister, die op de hoogte zijn van wat er speelt in hun sector. Ze moeten het regionaal bestuur adequaat kunnen informeren en waar nodig mandaat hebben om maatregelen te nemen en deze af te stemmen met de betrokken decentrale overheden. Deze vertegenwoordigers worden rijksheren genoemd.”31 Het overleg van rijksheren vindt in de responsfase plaats in het RBT, het regionaal beleidsteam (naast betrokkenheid in de preparatiefase).
Wat betekent een centralistische aanpak van verschillende crisistypen voor de rol van een rijksheer? Kort gezegd, indien een minister de regie heeft (of op zich neemt bij een in beginsel decentrale aanpak), kan hij gebruik maken van zijn ‘vooruitgeschoven post’. Een rijksheer – geen wettelijke, maar een historische term – is een rijksorgaan in het veld die handelt in naam van
29 Brainich, 2011, p. 7/8 30 Brainich, 2011, p. 9 31 Brainich, 2011, p. 3
39
een minister. Primair betreft dat de informatiefunctie die deze rijksheer vervult, binnen zijn sector dus richting bedrijfsleven en verder naar de decentrale crisisteams en naar zijn of haar ministerie.
Daarbij is wel van belang zicht te houden op de kern van het netwerkdenken: van wie is de crisis eigenlijk? Zoals in de vorige paragraaf is uiteengezet, is bij veel crisistypen niet een burgemeester of voorzitter van een veiligheidsregio de spil, maar een vakminister. Er kan dus wel afstemming plaatsvinden in RBT-‐verband – zodat decentraal een integraal beeld bestaat – maar het zwaartepunt van de afhandeling kan elders liggen, centraal of zelfs Europees/internationaal. Dit staat haaks op de gedachte bij veel operationele rampenbestrijders –en bij veel bestuurders-‐ dat de burgemeester of de voorzitter van de veiligheidsregio het ‘opperbevel’ heeft.
Vertegenwoordiging in COPI-‐ROT en (R)BT Over het algemeen worden direct bij de incidentbestrijding betrokken partijen opgenomen in het COPI. Naast (H)OvD’s van de operationele diensten ziet men dus ook regelmatig vertegenwoordigers van bijvoorbeeld Prorail, Rijkswaterstaat, waterschappen en energiebedrijven aanschuiven in het COPI. De partijen die met regelmaat aanschuiven, noemen hun vertegenwoordigers inmiddels ook veelal OvD (OvD-‐rail ipv Algemeen Leider, OvD-‐RWS etc), mogelijk om de gelijkwaardigheid met de ‘operationele’ OvD’s te benadrukken. De samenwerking in het COPI verloopt ook op basis van gelijkwaardigheid, en de bereidwilligheid om gezamenlijk de operationele klus te klaren, is ook (vrijwel) altijd aanwezig. Deze opstelling past ook bij het type mens dat meestal aanwezig is in een COPI: doeners die op basis van hetgeen zij buiten op straat aantreffen beslissingen nemen om de incidentbestrijding zo goed mogelijk in gang te zetten. Besluitvorming in ROT of (R)BT wordt veelal als storend/ remmend ervaren; de focus ligt echt op de operationele klus. De OvD’s van RWS, Prorail etc zijn bevoegd om vergaande (operationele) beslissingen te nemen. Mocht opgeschaald worden naar een ROT, laten rijksheren, ZBO’s en ministeries zich binnen een ROT vertegenwoordigen door een liaison. Een liaison is daar, zoals de term aangeeft, als verbindende schakel en niet als beslisser. De beslissingen van de partij die zij vertegenwoordigen worden elders (op het eigen hoofdkantoor/ in de eigen crisisruimte) genomen. Dat impliceert dat liaisons zich niet aan een beleid van het ROT kunnen verbinden totdat zij dat hebben afgestemd met hun eigen organisatie. De vraag is zelfs terecht of andere organisaties zich moeten verbinden aan het beleid van het ROT, of dat het ROT zich moet verbinden aan het beleid van de gelieerde organisaties. Zo was het bij de extreme sneeuwval in november 2005 logisch dat ROT’s zich verbonden aan het landelijke beleid van RWS en Prorail die immers landelijk opereren. Vanzelfsprekend vindt binnen de gelieerde organisaties als Rijkswaterstaat, waterschappen en Prorail een eigen proces plaats. Dit betekent dus dat meerdere processen afgestemd moeten worden.
In het ROT verschijnen als liaison ook veelal medewerkers op middel management niveau, veelal betrokken bij de voorbereiding op crisismanagement. Deze zijn dagelijks gewend zijn om hun werkzaamheden af te stemmen met het hogere management, en zijn zich bewust zijn van de effecten van in het ROT voorgestelde maatregelen voor de eigen organisatie. Als er rijksheren daadwerkelijk aanschuiven in het BT of RBT, wordt het netwerk waarbinnen het proces plaatsvindt automatisch een stuk groter. Er wordt ook niet zomaar opgeschaald naar GRIP-‐3 of -‐4, dus is er ook een daadwerkelijk belang betrokken. De rijksheer is een vertegenwoordiger van de betreffende vakminister. Hij zal dus de belangen van de betreffende minister proberen te behartigen. Een rijksheer zal het crisismanagement vooral met politieke en 40
maatschappelijke ogen bezien. Een rijksheer is veelal regiodirecteur of directielid van een overheidsorgaan, gewend aan het spelen van het dagelijkse bureaupolitieke spel.
Effect op besluitvorming Voor het in kaart brengen van het netwerk waar men tijdens rampenbestrijding mee van doen heeft, is het essentieel dat niet alleen de betrokken ketens met de partijen daarin bekend zijn, maar ook op welk niveau besluiten worden genomen. Dat kan per keten verschillen, en het kan ook per situatie in een keten verschillen. Omdat de aansturing per keten verschilt – decentraal of centraal – kan het voorkomen dat bij één crisis over verschillende onderwerpen besluiten op verschillende niveaus worden genomen. Het is daarom voor het in kaart brengen van een netwerk cruciaal dat – naast duidelijkheid over het niveau waarop binnen een keten besluiten worden genomen – bekend is hoe de onderlinge relatie is tussen de ketens en hoe onderling wordt afgestemd. Rampenbestrijding en crisisbeheersing worden per definitie gekarakteriseerd door ongestructureerde problemen: er is meestal niet duidelijk wat er (beleidsmatig) nagestreefd moet worden. Deze beleidsafweging vindt bovendien plaats in een complex netwerk dat zich over meerdere overheidslagen uit kan spreiden. Hierdoor ontstaat onderhandelingsruimte voor de actoren die deel nemen aan het netwerk.
Conclusie Conclusie is dat crisisbeheersing en rampenbestrijding, enigszins afhankelijk van het incidenttype, veel minder een lokale/ regionale verantwoordelijkheid is dan in de dagelijkse omgeving veelal wordt gesuggereerd. Een aanzienlijk deel van de crisisbeheersing is een (directe) verantwoordelijkheid van een ministerie of een uitvoeringsorgaan van een ministerie. Dat impliceert dat het opperbevel van de burgemeester of voorzitter van de veiligheidsregio maar zeer beperkt van toepassing is: de burgemeester of voorzitter heeft weliswaar zeggenschap over de inzet van de (operationele) hulpdiensten en het gemeentelijk apparaat, maar alle andere partijen opereren onder eigen (politieke) verantwoordelijkheid. Aangezien deze partijen qua middelen, netwerk of kennis veelal cruciaal zijn voor het beëindigen van de crisis, zal er binnen het netwerk van de crisisbeheersing een afstemming plaats moeten vinden van acties. Het antwoord op de vraag ‘Hoe worden de rijksheren en andere actoren dan brandweer, politie, GHOR en gemeenten aangesloten bij de besluitvorming in rampenbestrijding?’ kan als volgt worden beantwoord: In de opschaling van de meeste veiligheidsregio’s is opgenomen dat bij relevante incidenten eventuele vertegenwoordigers van ministeries of ZBO’s zoals Rijkswaterstaat, Prorail en het RIVM waar nodig worden opgenomen in het COPI of ROT als liaison. Bij opschaling naar GRIP-‐3 of -‐4 zouden er ook rijksheren opgenomen kunnen worden in het BT of RBT.
Hierbij dienen echter kanttekeningen te worden gemaakt: • De betrokkenheid en vorm van netwerkvorming binnen de diverse overheidsorganisaties en overheidslagen verschilt per GRIP-‐fase: o Bij GRIP-‐1 wordt veelal een vertegenwoordiger/ OvD van een rijksdienst of een private onderneming opgenomen in het COPI. Besluitvorming verloopt dan veelal lineair en goed. Dit is ook logisch, aangezien het COPI bezig is met het oplossen van een praktische klus, waarvoor men simpelweg de inzet en middelen onderling 41
•
afstemt. Meestal zijn er weinig zwaarwegende (politiek-‐bestuurlijke) belangen die afgewogen dienen te worden. Uitzondering hierop is bijvoorbeeld de OvD-‐rail die als netwerkmanager van de ‘spoorse partijen’ al met zoveel belangen te maken heeft, dat het voor hem soms al procesmanagement wordt. o Bij GRIP-‐2 wordt er een liaison opgenomen in het ROT. De situatie wordt dan anders: de term liaison geeft al aan dat de betreffende rijksdienst of andere organisatie zelf haar eigen besluitvormende centrum heeft. Dat betekent dat voor de hulpdiensten en vaak de gemeenten de primaire besluitvorming plaats vindt in het ROT en voor de aangesloten partners in hun eigen hoofdkantoor of crisisteam. Vanaf dit moment zijn dus meerdere netwerken betrokken bij de bestrijding van een enkel incident. Zoals eerder omschreven kan in een netwerkomgeving het beste worden gestuurd door middel van procesmanagement. Dat betekent dat –indien netwerkpartners aanschuiven in het ROT of betrokken zijn bij de bestrijding van een incident-‐ procesmanagement de belangrijkste methode is om te komen tot incidentbestrijding waarbij er achteraf weinig kritische vragen worden gesteld. o Bij GRIP-‐3 of -‐4 worden veelal regiodirecteuren of directieleden van overheidsdiensten en ZBO’s als rijksheer opgenomen in het BT of RBT. Deze zitten feitelijk als vertegenwoordiger van een vakminister in het beleidsteam. Hierbij dient onderkend te worden dat er vanzelfsprekend politieke belangen op het spel staan. Het netwerk van betrokken partners bij de incidentbestrijding of crisisbeheersing neemt dan enorm toe. Het kan ook zijn dat een RBT betrokken wordt bij crisisbeheersing waarbij de regie duidelijk naar ‘Den Haag’ wordt getrokken. Hoe dan ook: afgezien van operationele afwegingen spelen er meer belangen in meerdere organisaties. De kunst wordt –nog veel sterker dan bij GRIP-‐2 en de opname van liaisons in het ROT-‐ om belangen te bundelen en te betrekken bij de crisisbeheersing. Traditioneel worden directeuren van private ondernemingen letterlijk buiten de deur gehouden bij vergaderingen van het beleidsteam. Dit omdat er anders publieke belangen zouden kunnen worden vermengd met private belangen. Hoewel deze zienswijze in sommige gevallen wel degelijk moet worden bevestigd, dient op grond van de theorie van procesmanagement een bredere afweging te worden gemaakt: o In de eerste plaats wordt het onderscheid publiek/ semipubliek/ privaat steeds vager. Er worden steeds meer netwerken en projecten opgebouwd waarbij deze partijen gezamenlijk optrekken. Naar de crisisbeheersing vertaald: soms kun je niet om private of semipublieke organisaties heen. Bijvoorbeeld bij een grootschalige uitval van elektriciteit, zullen naast het publieke Liander op een gegeven moment ook partijen als NUON en Essent in beeld komen. Dat zijn private organisaties waar de overheid vervolgens weer een (meerderheids)belang in heeft; verdeeld over diverse gemeenten en provincies. Ook woningbouwverenigingen zijn veelal semipubliek en incorporeren dus per definitie private en publieke belangen. In sommige gevallen zou men voor een eenduidige bestrijding en communicatie over het incident vooral gezamenlijk op moeten trekken. o In de tweede plaats dient afgewogen te worden of de eventuele strijdigheid van publieke en private belangen wel relevant is voor de betreffende crisis. Wellicht is er een andere –meer relevante-‐ strijdigheid die primair afgewogen dient te worden. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan de afweging van strafrechtelijke belangen versus het bestrijden van het incident. Overigens geldt dit laatste ook voor publieke organisaties die wel degelijk lijdend voorwerp van strafrechtelijk onderzoek zouden kunnen worden. Op grond van het bovenstaande dienen private partijen niet bij voorbaat te worden uitgesloten, maar zal per incident een zorgvuldige afweging moeten worden gemaakt –op strategisch niveau-‐ welke private partijen al dan niet worden opgenomen in het netwerk dat rampenbestrijding heet. Er zijn zowel voor-‐ als nadelen en men kan pas tijdens de betreffende crisis (en haar vermoedelijke oorzaak) bepalen welke van de twee zwaarder moeten wegen. 42
•
•
De mate invloed van netcentrisch informatiemanagement op de betrokkenheid van rijksdiensten en andere partners bij de crisisbeheersing is zo mogelijk nog groter dan de invloed op de regionale (operationele) aanpak van een incident. Want waar voorheen bij flitsrampen het incident al zowat voorbij was als de rijksheren van het incident hoorden, zijn deze nu direct op de hoogte. Dat impliceert dat de belangen en middelen van deze diensten veel eerder worden geactiveerd en men dus de facto meer invloed heeft of kan uitoefenen. Wil men de preparatie op daadwerkelijke multidisciplinaire crisisbeheersing (met partners zowel binnen als buiten de regio) versterken, zal men energie moeten inzetten op netwerken. Crisismanagement is –zoals gesteld-‐ buiten de daadwerkelijke operationele activiteiten immers vooral een kwestie van procesmanagement en daarin spelen netwerken een voorname rol. Netwerken bouwt men echter niet op tijdens crises; reeds opgebouwde netwerken kunnen wel gebruikt worden om tijdens een crisis met vertrouwen naar elkaar te kunnen reageren en om eventueel de netwerken van elkaars netwerk te kunnen activeren. Dat impliceert dat veiligheidsregio’s en andere partners die zich willen voorbereiden op crisisbeheersing zich niet moet inzetten op papieren plannen, maar dat ‘leren kennen’ door middel van gezamenlijke training meer effect zal sorteren. Daarbij moet bovenal benadrukt blijven worden dat er in de crisisbeheersing geen sprake meer is van opperbevelhebbers en operationeel leiders, maar van een netwerk waarin men samenwerkt.
43
8. Conclusies en aanbevelingen Inleiding In voorgaande hoofdstukken is vanuit diverse gezichtspunten getracht om een beeld te vormen dat kan helpen bij het bentwoorden van de centrale onderzoeksvraag: ‘Kan er een alternatieve taakverdeling worden vastgesteld tussen COPI, ROT en (R)BT die beter aansluit bij de theorie van proces-‐ en projectmanagement?’ Dit hoofdstuk is als volgt opgebouwd. Allereerst herhaal ik in de eerste paragrafen de belangrijkste deelconclusies uit de voorgaande hoofdstukken. Hierna ga ik over tot het formuleren van de hoofdconclusies en het beantwoorden van de centrale onderzoeksvraag.
Doelstelling van besluitvorming in theorie en praktijk In deze paragraaf wordt een antwoord geformuleerd op de vraag: ‘Waarop richt zich in theorie en praktijk de doelstelling van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT? In theorie kan de doelstelling van besluitvorming in de teams COPI, ROT en (R)BT als volgt worden geformuleerd: • COPI: Het multidisciplinair bepalen van de te volgen tactiek om te komen tot een snelle, gecoördineerde en veilige hulpverlening en/of incidentbestrijding ter plaatse, waarbij leiding wordt gegeven aan de aan de crisisbestrijding deelnemende disciplines op en in de directe omgeving van de plaats incident. • ROT: Het multidisciplinair samenstellen en verspreiden van een overzichtsbeeld van de situatie, het bepalen van de tactiek die moet leiden tot snelle hulpverlening en/of incidentbestrijding in bron-‐ en effectgebied en het geven van operationele leiding aan de diensten deelnemend aan de crisisbestrijding door de coördinatie van de werkzaamheden van de betreffende actiecentra. • (R)BT: Het (R)BT maakt in de crisisbeheersing keuzes op het gebied van bestuurlijke knelpunten; ook wel strategische dilemma’s genoemd. Er blijkt echter een aanzienlijk verschil te zijn tussen de theoretische eenvoud waarbinnen taken en werkwijze van COPI, ROT en (R)BT helder zijn verdeeld, en de werkelijkheid die een stuk weerbarstiger blijkt te zijn. Het rapport ‘Hoe doen we het effectiever en efficiënter in de regio Drenthe?’ constateert: ‘Wie nog wat dieper kijkt naar het functioneren van de regionale crisisorganisatie, en meer in het bijzonder naar de drie-‐ lagen commandostructuur CoPI – ROT – GBT, moet constateren dat er een discrepantie bestaat tussen het theoretische concept enerzijds en het daadwerkelijk functioneren in de praktijk anderzijds. Evaluaties van crises van de afgelopen 20 jaar laten zien dat in de (weerbarstige) praktijk van een crisis datgene dat vooraf bedacht en beoefend is op belangrijke onderdelen toch niet uit de verf komt. Een gevolg is dat na iedere (geëvalueerde) crisis een aantal dezelfde knelpunten zichtbaar is die variëren van de eerste beeldvorming die niet compleet en accuraat is, de moeizame informatievoorziening tussen de verschillende lagen, de operationele zuigkracht in de relatie tussen (G)BT en ROT tot de vertraging in het besluitvormingsproces.’32
32 Hoe doen we het effectiever en efficiënter in de regio Drenthe, p. 3
44
Alsof dit nog niet voldoende is, wordt de bovenstaande conclusie nog aangevuld met: ‘ De evaluaties van feitelijk alle incidenten in Nederland waarbij sprake is van een opgeschaalde rampenbestrijdingsorganisatie wijzen op dezelfde knelpunten: • Het openbaar bestuur informeert (te) laat over de feitelijkheden • Het openbaar bestuur heeft problemen de crisis (tijdig) te duiden • Operationeel strategische en bestuurlijke besluitvorming kost teveel tijd (hetgeen voor incidenten met een hoge tijdsdruk betekent dat de genomen besluiten te laat komen om nog van betekenis te zijn).’33 Ik constateer dat er in theorie en praktijk een overlap is van taken tussen COPI en ROT en tussen ROT en (R)BT. Zo heeft het COPI de operationele leiding ter plaatse en heeft het ROT de ‘algehele’ operationele leiding: een dergelijke overlap moet er wel voor zorgen dat er op cruciale momenten verschil van inzicht ontstaat over wie exact verantwoordelijk is. Deze overlap zorgt tevens tijdens incidenten en oefeningen veelvuldig voor het gevoel ‘dat men hetzelfde doet’ en frustreert het proces. Tevens constateer ik dat er in de theorie over de inrichting van de rampenbestrijding weinig rekening wordt gehouden met de tijd-‐tempo factor: de meest cruciale beslissingen in de (operationele) bestrijding van een incident worden genomen door operationele medewerkers ruim voordat ROT en (R)BT operationeel zijn; vaak zelfs voordat het COPI operationeel is. Bovendien wordt er in de verdeling van taken onvoldoende rekening gehouden met het gegeven dat ROT en (R)BT pas 1,5 tot 2 uur na alarmering pas in staat zijn om beslissingen te nemen. Het COPI staat er deze tijd dus alleen voor en zal dus integraal beslissingen moeten nemen –ook voor het effectgebied. Als antwoord op de onderzoeksvraag ‘Waarop richt zich in theorie en praktijk de doelstelling van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT? kan derhalve het volgende worden geformuleerd: • In theorie is er sprake van een taakverdeling COPI – ROT-‐ (R)BT; • Er blijkt echter een aanzienlijk verschil te zijn tussen de theoretische eenvoud waarbinnen taken en werkwijze van COPI, ROT en (R)BT helder zijn verdeeld, en de werkelijkheid die een stuk weerbarstiger blijkt te zijn; • De huidige theoretische verdeling van taken tussen COPI, ROT en (R)BT sluit niet aan bij de praktijk en moet derhalve herzien worden.
Voorts moet genoemd worden dat de kwaliteit van een multidisciplinair team (en dat is een zeer belangrijke indicator voor de effectiviteit), afhankelijk is van de samenstelling van het team. Kwaliteit dient in dit verband breed gedefinieerd te worden waarbij competenties en inhoudelijke deskundigheid van de afzonderlijke teamleden en het team als geheel. Dit lijkt een schot voor open doel, maar in de praktijk wordt (nog steeds) veelvuldig gesignaleerd dat (sleutel)functionarissen niet tegen hun taak zijn opgewassen. Dit frustreert de samenwerking en kwaliteit van het complete team, en kan niet gecompenseerd worden met opschaling, extra coördinatoren en hulpmiddelen als netcentrisch informatiemanagement. En tot slot: veel operationele functionarissen zijn door opleiding, oefening en praktijk op het verkeerde been gezet doordat de tijd-‐tempo factor (teveel) wordt aangepast, competenties en niet meer de inhoud worden geëvalueerd en de indruk wordt gewekt dat een kan starten met een compleet en accuraat situatie-‐overzicht in plaats van met de chaos en tijdsdruk die een crisis karakteriseert.
33 Hoe doen we het effectiever en efficiënter in de regio Drenthe, p. 29
45
Besluitvorming in het licht van project-‐ en procesmanagement Eerder is al aangetoond dat het aantal partijen dat betrokken is bij rampenbestrijding en crisisbeheersing de afgelopen jaren enorm gegroeid is. Dit niet alleen: ook het aantal niveaus binnen de overheid dat zich (actief) bezig houdt met genoemde onderwerpen is aanzienlijk gestegen. Waar rampenbestrijding en crisisbeheersing enkele jaren terug het primaat waren van de burgemeester, hulpdiensten en de gemeente, is dat nu afhankelijk van het type crisis en kan de focus op nationaal, regionaal of lokaal niveau liggen. Daarbij dient dan ook nog te worden aangetekend dat ‘de overheid’ bestaat uit verschillende departementen met ieder zijn eigen verantwoordelijkheid en (soms nog) zijn eigen ZBO’s of regionale uitvoeringsorganen. Voorts is rampenbestrijding niet meer het exclusieve terrein van de overheid: private partijen leveren ook al jaren hun bijdrage, en ook andere organisaties zoals verenigingen en stichtingen maar ook individuele burgers zijn betrokken bij het brede scala aan activiteiten dat gezamenlijk bekend staat als rampenbestrijding. Een groot deel van deze partijen werkt op basis van eigen verantwoordelijkheden en bevoegdheden die wettelijk verankerd zijn en die vaak zelfs expliciete bevoegdheden toekennen tijdens een crisis of noodsituatie. Dit alles staat haaks op de traditionele beleving van de opperbevelhebber in de functie van burgemeester tijdens een ramp dan wel crisis.
Het resultaat is een groot netwerk aan betrokken partijen dat op basis van eigen wettelijke bevoegdheden en (politieke) verantwoordelijkheid betrokken is bij de rampenbestrijding of crisisbeheersing. Bij een daadwerkelijk grotere ramp of crisis zal er dus feitelijk geen sprake meer zijn van een opperbevelhebber in de letterlijke zin van het woord. Dat impliceert dat de gezagsverhoudingen en daarmee de wijze van besluitvorming in de rampbestrijdingsorganisatie sterk is veranderd. Tot nog toe werd besluitvorming tijdens een crisis gezien als een reeks van gecoördineerde activiteiten van diverse partijen om een vooraf vastgesteld doel te bereiken. Dit is echter een projectmatige benadering van besluitvorming, die in een netwerk echter maar weinig effect heeft. Want: ‘ Wie projectmatig tot besluitvorming wil komen in een netwerk, veronderstelt dat er overeenstemming is over problemen, doelen en oplossingen en dat is in een netwerk bijna per definitie niet het geval. ‘34 In netwerken zal men dus procesmanagement toe moeten passen: sturen op belangen en aansluiten van betrokken partijen. Dit is het fenomeen dat door De Bruijn en Ten Heuvelhof als ‘de dansende tafel’ is genoemd35. In onderstaande tabel36 is aangegeven hoe men komt tot probleemformulering in een netwerk volgens project-‐ versus procesmatige besluitvorming:
Projectmatige besluitvorming Er is een probleem, dus is inhoudelijke analyse vereist Probleem scherp afbakenen Complexiteitsreductie Probleem stuurt oplossing Een probleem wordt opgelost wanneer het zich voordoet
Procesmatige besluitvorming Er is een probleemperceptie, dus dient de perceptie te worden beïnvloed Probleem breed formuleren, probleemcomplexen, linkages, koppelingen Complexiteitsverhoging Oplossing stuurt probleem Het moment van probleemformulering is een strategische keuze. De window of opportunity moet openstaan.
Aangetoond is dat volgens de gangbare literatuur en lesstof over rampenbestrijding:
34 De Bruijn en ten Heuvelhof, 2007, p. 46 35 De Bruijn en ten Heuvelhof, 2007, p. 32 36 De Bruijn en ten Heuvelhof, 2007, p. 76
46
• • •
Het COPI hoofdzakelijk projectmatig optreedt; Het ROT deels projectmatig en deels procesmatig optreedt; Het (R)BT overwegend procesmatig optreedt.
Bij deze conclusie dienen echter diverse kanttekeningen te worden gemaakt: Tijdsdruk Door de tijdsdruk die in het overgrote deel van de incidenten een typerend kenmerk is van een crisis, is het nooit mogelijk om de volledige netwerktheorie met al haar beïnvloedingsmogelijkheden toe te passen. Deze nemen vaak meerdere rondes in beslag. Wellicht het meest expliciete voorbeeld hiervan is het voortdurend toe-‐ en uittreden van actoren in de arena van de rampenbestrijding. Dit is in de normale netwerktheorie een gegeven dat passend is, aangezien beleidsrondes in de dagelijkse omgeving weken dan wel maanden (of jaren) in beslag nemen. Hoewel er in de rampenbestrijding wel degelijk rondes zouden kunnen worden gedefinieerd (de acute-‐, stabilisatie-‐ en nazorgfase), lopen deze in de praktijk snel in elkaar over. Bovendien duren de acute-‐ en stabilisatiefase over het algemeen maximaal een aantal uur. En in een crisissituatie die over het algemeen binnen een week of enkele weken bezworen is, is er dus simpelweg niet veel tijd om te beslissen of men wel of niet deelneemt aan het netwerk. Vanuit de negatieve kant bezien: men heeft (relatief) erg weinig tijd om te besluiten welke actoren men uit wil nodigen om de crisis37 effectief te kunnen bestrijden. Het risico dat men loopt, is dat er besluitvorming wordt bereikt die (achteraf) niet door alle actoren wordt gesteund die een belang hebben in de crisis. Het gevolg zijn kritische vragen in de publieke en politieke arena omdat men –ogenschijnlijk-‐ geen goede afwegingen heeft gemaakt bij de bestrijding van het incident/ de crisis. Er zal dus gekozen moeten worden voor methodieken die snel werken. Tegelijk kan gesteld worden dat men voor procesmanagement ook vooral afhankelijk is van het dagelijkse proces dat zich afspeelt binnen en tussen overheid en publieke sector: zijn relaties tussen overheidspartijen en andere actoren optimaal? Vertrouwt men elkaar? Wordt de onderlinge interdependentie erkend? In dat geval is de kans groter dat men onder crisisomstandigheden voor een gezamenlijke aanpak met wederzijdse winst-‐ en verliespunten gaat dan voor een eenzijdige aanpak.
Project en proces in het ROT Als we de conclusies van hoofdstuk 5 naast de conclusie leggen dat het ROT zowel project-‐ als procesmatig optreedt, valt het volgende op: • De procesmatige taken (informatiemanagement, aansluiten externe partners) komen in de praktijk goed uit de verf; • De projectmatige taken (het nemen van concrete maatregelen in het effectgebied, algehele operationele leiding over de incidentbestrijding) komen in de praktijk slecht uit de verf. Dit heeft alles te maken met de tijd-‐tempo factor waardoor de cruciale operationele beslissingen al zijn genomen, een tekort aan geschikte informatie en (daardoor) sense of urgency om adequate besluitvorming te bewerkstelligen. Feitelijk is het COPI het enige multidisciplinaire team dat de eerste 1,5-‐2 uur na de start van een incident is om daadwerkelijk te sturen. Op grond hiervan kan men stellen dat het meerwaarde biedt om te verkennen of het ROT wellicht uitsluitend procesmatige taken uit zou moeten voeren en de projectmatige taken –in ieder geval de eerste uren van een incident-‐ over te laten aan het COPI.
37 De crisis in de brede zin van het woord; niet alleen de operationele maatregelen maar vooral ook het beheersen van de wijze waarop het incident door de bevolking wordt beleefd.
47
Geen enkel team werkt uitsluitend proces-‐ dan wel projectmatig:. In plaats daarvan zal er altijd sprake zijn van een mix die overwegend proces-‐ dan wel projectmatig is: • Een COPI moet zich realiseren dat operationele (projectmatige) besluiten grote impact kunnen hebben op de (procesmatige) beeldvorming. Omgekeerd kunnen beleidsmatige (procesmatige) besluiten eveneens gevolgen hebben voor de operationele uitvoering. De kunst is echter om de professionals in de uitvoering de ruimte te bieden die zij nodig hebben, en daarbij zo weinig mogelijk beleidsmatige invloed op uit te oefenen. Omgekeerd dienen de processtuurders ook ruimte te krijgen van de professionals om het proces te ‘laten gebeuren’ en daarbij te accepteren dat dit niet volgens de strakke regels verloopt zoals velen van hen dat wensen. • In de praktijk gebeurt het regelmatig dat een COPI functioneert zonder ROT en (R)BT. In die situaties zal van het COPI als hoogste besluitvormende orgaan gevraagd worden dat zij ook procesmatige gevolgen van haar optreden meeneemt in haar besluitvorming. Dat vergt flexibiliteit in het optreden: beperken tot operationele/ projectmatige activiteiten vanaf GRIP-‐2 en het betrekken van procesmatige aspecten bij GRIP-‐1. • Omgekeerd functioneert er soms ook een (R)BT en/ of ROT zonder COPI. Dit gebeurt in de praktijk bijvoorbeeld als er sprake is van incidenten zonder duidelijk brongebied. Evenals voor het COPI gold dat zij soms procesmatige elementen meeneemt in haar besluitvorming, geldt in deze gevallen voor ROT en (R)BT dat zij dan ook operationele aspecten in de besluitvorming dienen af te wegen. Dit vraagt met name van de hoogst aanwezige operationele functionarissen en/ of de Operationeel Leider dat zij een helder beeld hebben wat operationeel wel en niet bereikt kan worden. Op die momenten wordt er van de operationele mensen duidelijk geen processturing maar een inhoudelijk operationele bijdrage gevraagd.
Een volgende kanttekening betreft de ethische en soms zelfs juridische afweging die moet worden gemaakt op het moment dat men partijen verzoekt om deel te nemen aan het netwerk dat ‘rampenbestrijding’ heeft: in het licht van bijvoorbeeld hun beschikbare middelen kan het een effectieve tactiek lijken om belanghebbende partijen te verzoeken om deel te nemen aan het netwerk. Aan belangstelling meestal geen gebrek: ‘there are symbolic rewards to be reaped from being present at the core of the government response effort: participation demonstrates that one is deemed relevant.’38 Tegelijk dient men in het achterhoofd te houden dat het beeld van de onpartijdige overheid wellicht geschaad kan worden als belanghebbenden worden opgenomen, en dat ook strafrechtelijke vervolging er niet eenvoudiger op wordt. Een voorbeeld hiervan lijkt de ‘asbestcrisis’ in de Utrechtse wijk Kanaleneiland te zijn: als overheid wordt men geconfronteerd met een asbestbesmetting en veel onrust. Neemt het netwerk dan de woningbouwvereniging wel of niet op in COPI/ ROT en BT? • Wel opnemen biedt het voordeel dat maatregelen en communicatie kunnen worden afgestemd, waardoor eenduidige beeldvorming naar buiten gaat. Tegelijk is er het risico als de woningbouwvereniging normaal weinig aanzien heeft bij de bewoners, dat opname in het netwerk betekent dat daardoor het hele netwerk zal worden gewantrouwd door de bewoners. • Niet opnemen biedt het voordeel van het beeld van de ‘onpartijdige overheid’. Tegelijk wordt het risico heel groot dat ‘het netwerk’ en de woningbouwvereniging verschillende (wellicht zelfs conflicterende) berichtgeving naar buiten gaan doen. Resultaat zal dan zijn dat beide organisaties gewantrouwd gaan worden. Eén en ander kan natuurlijk nog complexer worden. Want wat als er naast de woningbouwvereniging (eigenaar/ verhuurder) ook een bewonersvereniging of een wijkvereniging blijkt te zijn? • Wel opnemen zou als groot voordeel kunnen bieden dat (uiteindelijk) gemeente, hulpdiensten, eigenaar en bewoners met dezelfde conclusie en berichtgeving naar buiten
38 Boin et al, 2010, p. 46
48
•
treden. Dat zou relatief weinig kritische vragen achteraf opleveren en de autoriteit van het netwerk enorm versterken. Risico is dat oude vetes tussen woningbouw en bewoners in een nieuwe arena uitgevochten wordt, waardoor er wellicht helemaal geen oplossing voor het voorliggende asbestprobleem ontstaat. Niet opnemen of aansluiten van de bewonersvereniging geeft vooral risico: de kans dat een bewonersvereniging de conclusie en het advies van ‘de overheid’ niet 1-‐op-‐1 overneemt maar kritische vragen gaat stellen is levensgroot.
Een crisis is een kans voor diverse actoren die aan het netwerk deelnemen: hoge urgentie, veel aandacht en aanzienlijke verstoring van de dagelijkse machtsverhoudingen39. Aan de andere kant is een crisis dus ook een bedreiging: dezelfde factoren die een crisis voor sommigen aantrekkelijk maken, maken het voor anderen tot een bedreiging. Het benadrukken of het afzwakken van het crisiskarakter van een incident of een situatie kan dus een bewuste strategie zijn om de eigen positie in het netwerk of in de samenleving te versterken of te bewaken. • ROT en/ of (R)BT eigenlijk niet kunnen functioneren als de belangen die een rol spelen voor de betrokken partijen, niet expliciet worden gemaakt. Het vergt vertrouwen en openheid om de belangen ‘op tafel’ te krijgen. Als de belangen niet worden uitgesproken, terwijl deze er vrijwel altijd wel degelijk zijn, komt er wantrouwen waardoor men minder geneigd is gezamenlijk belangen af te wegen. Kortweg: ontkennen dat belangen een rol spelen tijdens een crisis, werkt in de hand dat de belangen gaan domineren. • In een crisis komt men op leidinggevend en strategisch niveau dezelfde ‘spelers’ tegen als in de dagelijkse situatie. Daarbij hebben de dagelijkse contacten zeker hun invloed op de verstandhouding tijdens een crisis. Daar waar men in de dagelijkse situatie bereid is om wederzijds elkaars belangen te erkennen en respecteren, zal dat positief effect hebben tijdens een crisis of ramp. Omgekeerd: als men dagelijks amper door een deur kan, zal het tijdens een crisis zeker niet lukken. De samenstelling van een team -‐kennis, kunde, ervaring maar zeker ook de onderlinge verstandhouding-‐ heeft dus zeer nadrukkelijk invloed op de prestaties van een team. Procesmanagement impliceert denken in belangen, en als alle belangen tijdens een crisis op tafel zijn geweest en tegen elkaar zijn afgewogen en uitgeruild, zorgt dit automatisch voor minder kritische vragen achteraf. Concreet betekent het bovenstaande dat crisismanagement vanaf ROT-‐niveau veel meer als een proces dan als een project moet worden bezien. Automatisch betekent dat, dat voor sturingsmethoden in crisismanagement veel meer gekeken moet worden naar de procesbenadering. Daarbij kan onder andere gebruik gemaakt worden van de volgende kenmerken van netwerken: • In een netwerk is vrijwel altijd van conflicterende doelstellingen, waarbij door de netwerkpartners onderhandeld wordt om tot overeenstemming te komen; • In een proces (en crisis) is sprake van veel verschillende typen actoren met ieder eigen standpunten, netwerk, belangen en machtsbronnen. Het uitnodigen of juist het buitensluiten van bepaalde actoren is een belangrijke methode om de koers van het crisismanagement te bepalen; • Pas een multi-‐issue besluitvorming toe. Hierbij kan het crisiskarakter juist helpen, want in een crisis spelen vrijwel altijd meerdere belangen een rol, waardoor het relatief makkelijk is om een een multi-‐issue benadering te nemen. • Om tot een gewenste oplossingsrichting te komen is het van belang dat geaccepteerd wordt dat meerdere belangen een rol spelen, en dat het dus meestal nodig is om trade offs toe te passen om de gewenste steun te krijgen van meerdere actoren. Dit geeft
39 Zo had een vroegere burgemeester waarvoor ik werkzaam was de uitspraak ‘een rampje op zijn tijd is een zegen voor het beleid’. In de wereld van de waterschappen geldt een gelijksoortig adagium: ‘geef ons heden ons dagelijks brood en af en toe een watersnood.’
49
•
crisisbeheersing veel meer het karakter van ‘geven en nemen’ in plaats van de hiërarchische benadering waarbij de ‘opperbevelhebber’ simpelweg zijn opdrachten verstrekt. Wil een actor zijn mede-‐actoren bewegen om het door hem onderkende belang of standpunt te steunen, zal hij prikkels voor coöperatief gedrag moeten afgeven.
Als antwoord op de vraag “Hoe kan de (huidige) wijze van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT worden gekarakteriseerd in het licht van de theorie over proces-‐ en projectmanagement?” kan dus het volgende worden gesteld:
Besluitvorming in het COPI dient als overwegend projectmatig te worden gekarakteriseerd. Besluitvorming in het (R)BT dient als procesmatig te worden aangeduid. Besluitvorming in het ROT is momenteel deels proces-‐ en deels projectmatig van aard. Men mag echter stellen dat het meerwaarde biedt om te verkennen of het ROT wellicht uitsluitend procesmatige taken uit zou moeten voeren en de projectmatige taken –in ieder geval de eerste uren van een incident-‐ over te laten aan het COPI.
Invloed van netcentrisch informatiemanagement Sedert enkele jaren is netcentrisch informatiemanagement de standaard geworden in de rampenbestrijding. Netcentrische systemen zijn of worden ingevoerd, en de werkwijze van multidisciplinaire teams is hierop aangepast. Geconcludeerd mag worden dat netcentrisch informatiemanagement de traditionele hiërarchische opbouw van de rampenbestrijding de facto afbreekt: • doordat informatie voor iedereen toegankelijk is, is men niet meer afhankelijk van vragen dan wel opdrachten van andere niveaus. Alle teams kunnen –binnen hun eigen verantwoordelijkheid-‐ zelfstandig aan het werk. Formeel heeft het BT daarbij de leiding, maar de praktijk is dat alle teams min of meer zelfstandig (dus zonder gerichte opdracht van bovenaf) functioneren en de informatie delen met de andere teams; • uitgaande van het principe ‘kennis is macht’ betekent netcentrisch informatiemanagement dat de kennis (en daarmee de macht) die voorheen bij een beperkt deel van de actoren beschikbaar was, nu voor iedereen toegankelijk is. Sterk is dat het netcentrische groeimodel expliciet tot doel heeft ‘de processen af te stemmen’, waardoor de inzet het maximale effect bereikt. Netcentrisch informatiemanagement moet uiteindelijk dus leiden tot (automatische) integratie en afstemming van processen in de rampenbestrijding. Aangezien hierboven al is geconcludeerd dat netcentrisch informatiemanagement teams meer ruimte geeft om zelfstandig aan het werk te gaan, moeten de processen, zoals die onder stap drie worden genoemd, breed worden geïnterpreteerd. Dat impliceert dat netcentrisch informatiemanagement uiteindelijk leidt tot een grotere noodzaak om procesmanagement toe te passen in verhouding tot projectmanagement. Toch kunnen ook in het model van netcentrisch informatiemanagement tekortkomingen worden geconstateerd: in de eerste plaats gaat ook het netcentrische model toch uit van een volledig gecoördineerde inzet van hulpdiensten en ketenpartners. Dit suggereert mogelijkheden voor controle en aansturing die er, in ieder geval in de acute fase, niet zijn. In de tweede plaats lijkt het netcentrische model vooral ontworpen voor de aansluiting van de vier multidisciplinaire teams die binnen een regio betrokken zijn bij rampenbestrijding. De aansluiting van andere partners lijkt minder aandacht te krijgen.
50
Aansluiting van rijksheren en andere actoren Conclusie is dat crisisbeheersing en rampenbestrijding, enigszins afhankelijk van het incidenttype, veel minder een lokale/ regionale verantwoordelijkheid is dan in de dagelijkse omgeving veelal wordt gesuggereerd. Een aanzienlijk deel van de crisisbeheersing is een (directe) verantwoordelijkheid van een ministerie of een uitvoeringsorgaan van een ministerie. Dat impliceert dat het opperbevel van de burgemeester of voorzitter van de veiligheidsregio maar zeer beperkt van toepassing is: de burgemeester of voorzitter heeft weliswaar zeggenschap over de inzet van de (operationele) hulpdiensten en het gemeentelijk apparaat, maar alle andere partijen opereren onder eigen (politieke) verantwoordelijkheid. Aangezien deze partijen qua middelen, netwerk of kennis veelal cruciaal zijn voor het beëindigen van de crisis, zal er binnen het netwerk van de crisisbeheersing een afstemming plaats moeten vinden van acties. Het antwoord op de vraag ‘Hoe worden de rijksheren en andere actoren dan brandweer, politie, GHOR en gemeenten aangesloten bij de besluitvorming in rampenbestrijding?’ kan dus als volgt worden beantwoord: In de opschaling van de meeste veiligheidsregio’s is opgenomen dat bij relevante incidenten eventuele vertegenwoordigers van ministeries of ZBO’s zoals Rijkswaterstaat, Prorail en het RIVM waar nodig worden opgenomen in het COPI of ROT als liaison. Bij opschaling naar GRIP-‐3 of -‐4 zouden er ook rijksheren opgenomen kunnen worden in het BT of RBT. Hierbij dienen echter kanttekeningen te worden gemaakt: • De betrokkenheid en vorm van netwerkvorming binnen de diverse overheidsorganisaties en overheidslagen verschilt per GRIP-‐fase: o Bij GRIP-‐1 wordt veelal een vertegenwoordiger/ OvD van een rijksdienst of een private onderneming opgenomen in het COPI. Besluitvorming verloopt dan veelal lineair en goed. Dit is ook logisch, aangezien het COPI bezig is met het oplossen van een praktische klus, waarvoor men simpelweg de inzet en middelen onderling afstemt. Meestal zijn er weinig zwaarwegende (politiek-‐bestuurlijke) belangen die afgewogen dienen te worden. Uitzondering hierop is bijvoorbeeld de OvD-‐rail die als netwerkmanager van de ‘spoorse partijen’ al met zoveel belangen te maken heeft, dat het voor hem soms al procesmanagement wordt. o Bij GRIP-‐2 wordt er een liaison opgenomen in het ROT. De situatie wordt dan anders: de term liaison geeft al aan dat de betreffende rijksdienst of andere organisatie zelf haar eigen besluitvormende centrum heeft. Dat betekent dat voor de hulpdiensten en vaak de gemeenten de primaire besluitvorming plaats vindt in het ROT en voor de aangesloten partners in hun eigen hoofdkantoor of crisisteam. Vanaf dit moment zijn dus meerdere netwerken betrokken bij de bestrijding van een enkel incident. Zoals eerder omschreven kan in een netwerkomgeving het beste worden gestuurd door middel van procesmanagement. Dat betekent dat –indien netwerkpartners aanschuiven in het ROT of betrokken zijn bij de bestrijding van een incident-‐ procesmanagement de belangrijkste methode is om te komen tot incidentbestrijding waarbij er achteraf weinig kritische vragen worden gesteld. o Bij GRIP-‐3 of -‐4 worden veelal regiodirecteuren of directieleden van overheidsdiensten en ZBO’s als rijksheer opgenomen in het BT of RBT. Deze zitten feitelijk als vertegenwoordiger van een vakminister in het beleidsteam. Hierbij dient onderkend te worden dat er vanzelfsprekend politieke belangen op het spel staan. Het netwerk van betrokken partners bij de incidentbestrijding of crisisbeheersing neemt dan enorm toe. Het kan ook zijn dat een RBT betrokken wordt bij crisisbeheersing waarbij de regie duidelijk naar ‘Den Haag’ wordt getrokken. Hoe dan ook: afgezien van operationele afwegingen spelen er meer belangen in meerdere 51
•
•
•
organisaties. De kunst wordt –nog veel sterker dan bij GRIP-‐2 en de opname van liaisons in het ROT-‐ om belangen te bundelen en te betrekken bij de crisisbeheersing. Traditioneel worden directeuren van private ondernemingen letterlijk buiten de deur gehouden bij vergaderingen van het beleidsteam. Dit omdat er anders publieke belangen zouden kunnen worden vermengd met private belangen. Hoewel deze zienswijze in sommige gevallen wel degelijk moet worden bevestigd, dient er naar mijn mening een bredere afweging te worden gemaakt: o In de eerste plaats wordt het onderscheid publiek/ semipubliek/ privaat steeds vager. Er worden steeds meer netwerken en projecten opgebouwd waarbij deze partijen gezamenlijk optrekken. Naar de crisisbeheersing vertaald: soms kun je niet om private of semipublieke organisaties heen. Bijvoorbeeld bij een grootschalige uitval van elektriciteit, zullen naast het publieke Liander op een gegeven moment ook partijen als NUON en Essent in beeld komen. Dat zijn private organisaties waar de overheid vervolgens weer een (meerderheids)belang in heeft; verdeeld over diverse gemeenten en provincies. Ook woningbouwverenigingen zijn veelal semi-‐ publiek en incorporeren dus per definitie private en publieke belangen. In sommige gevallen zou men voor een eenduidige bestrijding en communicatie over het incident vooral gezamenlijk op moeten trekken. o In de tweede plaats dient afgewogen te worden of de eventuele strijdigheid van publieke en private belangen wel relevant is voor de betreffende crisis. Wellicht is er een andere –meer relevante-‐ strijdigheid die primair afgewogen dient te worden. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan de afweging van strafrechtelijke belangen versus het bestrijden van het incident. Overigens geldt dit laatste ook voor publieke organisaties die wel degelijk lijdend voorwerp van strafrechtelijk onderzoek zouden kunnen worden. Op grond van het bovenstaande ben ik van mening dat private partijen niet bij voorbaat moeten worden uitgesloten, maar dat per incident een zorgvuldige afweging moet worden gemaakt –op strategisch niveau-‐ welke private partijen al dan niet worden opgenomen in het netwerk dat rampenbestrijding heet. Er zijn zowel voor-‐ als nadelen en men kan pas tijden de betreffende crisis (en bijvoorbeeld haar vermoedelijke oorzaak) bepalen welke van de twee zwaarder moeten wegen. De mate van invloed van netcentrisch informatiemanagement op de betrokkenheid van rijksdiensten en andere partners bij de crisisbeheersing is zo mogelijk nog groter dan de invloed op de regionale (operationele) aanpak van een incident. Want waar voorheen bij flitsrampen het incident al zowat voorbij was als de rijksheren van het incident hoorden, zijn deze nu direct op de hoogte. Dat impliceert dat de belangen en middelen van deze diensten veel eerder worden geactiveerd en men dus de facto meer invloed heeft of kan uitoefenen. Wil men de preparatie op daadwerkelijke multidisciplinaire crisisbeheersing (met partners zowel binnen als buiten de regio) versterken, zal men energie moeten inzetten op netwerken. Crisismanagement is –zoals gesteld-‐ buiten de daadwerkelijke operationele activiteiten immers vooral een kwestie van procesmanagement en daarin spelen netwerken een voorname rol. Netwerken bouwt men echter niet op tijdens crises; reeds opgebouwde netwerken kunnen wel gebruikt worden om tijdens een crisis met vertrouwen naar elkaar te kunnen reageren en om eventueel de netwerken van elkaars netwerk te kunnen activeren. Dat impliceert dat veiligheidsregio’s en andere partners die zich willen voorbereiden op crisisbeheersing zich niet moet inzetten op papieren plannen, maar dat ‘leren kennen’ door middel van gezamenlijke training meer effect zal sorteren. Daarbij moet bovenal benadrukt blijven worden dat er in de crisisbeheersing geen sprake meer is van opperbevelhebbers en operationeel leiders, maar van een netwerk waarin men samenwerkt.
52
Eindconclusies en aanbevelingen Nu antwoord is gegeven op de operationele onderzoeksvragen, is er voldoende basis om de centrale onderzoeksvraag te beantwoorden. Deze luidt: ‘Kan er een alternatieve taakverdeling worden vastgesteld tussen COPI, ROT en (R)BT die beter aansluit bij de theorie van proces-‐ en projectmanagement?’ Mijn conclusie is dat: • de operationele incidentbestrijding op de plaats van het incident moet worden gedefinieerd als een project; • de incidentbestrijding ‘op afstand’ in het netwerk van ROT, (R)BT en andere betrokken (externe) partijen als een proces moet worden gedefinieerd. Uitgaande van bovenstaande conclusie zou men binnen het COPI hoofdzakelijk projectmanagement moeten toepassen en binnen ROT, (R)BT en andere betrokken partijen procesmanagement toe moeten passen. Dat impliceert dat het begrip van de ‘dansende tafel’ wordt geïntroduceerd in de crisisbeheersing en rampenbestrijding. Dit betekent: erkennen dat crisismanagement onderdeel uitmaakt van de reguliere strategische beleidsarena en sturen op belangen – het uitwisselen van belangen-‐ en aansluiten van betrokken partijen. Op grond hiervan zou het COPI vooral verantwoordelijk moeten zijn voor de feitelijke hulpverlening en incidentbestrijding. Vanwege de opkomsttijd van ROT en (R)BT kan het COPI zich in de eerste uren van de feitelijke hulpverlening niet beperken tot het brongebied, maar zal zij ook praktische beslissingen moeten nemen over het effectgebied. Feitelijk moet het COPI denken in ‘klussen’, ongeacht de plek waar deze klus zich voordoet. Het ROT zou verantwoordelijk moeten zijn voor het aansluiten van relevante actoren ten behoeve van de operationele uitvoering en zou moeten sturen op informatiestromen. Dat betekent dat het ROT vooral de rol van centrale actor op het gebied van informatievoorziening verder moet ontwikkelen. Tegelijk moet de rol van ‘operationele bevelhebber’ worden afgebouwd. Leden van het ROT zouden moeten leren denken in het extrapoleren van de operationele inzet, informatie en behoeften naar het brede palet van de andere partijen die betrokken zijn of kunnen worden in crisisbeheersing. Dat impliceert vooruitdenken, het inschatten van bestuurlijke verhoudingen en ‘netwerken’ met partijen die tot nog toe weinig actief werden benaderd vanuit de veiligheidsregio’s. Het (R)BT moet verantwoordelijk worden voor het duiden van het incident naar de maatschappij, het bieden van een handelingsperspectief en het aanwijzen en afwegen van belangen in de rampenbestrijding cq crisisbeheersing. Dat betekent dat het (R)BT moet denken in belangen. Methoden om de belangen te sturen zijn onder andere het aansluiten of juist buitensluiten van actoren, het inzetten van netwerken en middelen en het ‘framen’ (oftewel het beïnvloeden van de beeldvorming) van een crisis of ramp. Schematisch weergegeven, zou men de ‘oude’ en ‘nieuwe’ taken van COPI, ROT en (R)BT als volgt kunnen weergeven:
53
COPI
ROT
Takenpakket ‘oud’ Het multidisciplinair bepalen van de te volgen tactiek om te komen tot een snelle, gecoördineerde en veilige hulpverlening en/of incidentbestrijding ter plaatse, waarbij leiding wordt gegeven aan de aan de crisisbestrijding deelnemende disciplines op en in de directe omgeving van de plaats incident. Het multidisciplinair samenstellen en verspreiden van een overzichtsbeeld van de situatie, het bepalen van de tactiek die moet leiden tot snelle hulpverlening en/of incidentbestrijding in bron-‐ en effectgebied en het geven van operationele leiding aan de diensten deelnemend aan de crisisbestrijding door de coördinatie van de werkzaamheden van de betreffende actiecentra.
(R)BT Het (R)BT maakt in de crisisbeheersing keuzes op het gebied van bestuurlijke knelpunten; ook wel strategische dilemma’s genoemd.
Takenpakket ‘nieuw’ Feitelijke hulpverlening en incidentbestrijding. Vanwege opkomsttijd van ROT en (R)BT kan het COPI zich in de eerste uren van de feitelijke hulpverlening niet beperken tot het brongebied, maar zal zij ook praktische beslissingen moeten nemen over het effectgebied. Het aansluiten van relevante actoren ten behoeve van de operationele uitvoering en sturen op informatiestromen. Leden van het ROT zouden moeten leren denken in het extrapoleren van de operationele inzet, informatie en behoeften naar het brede palet van de andere partijen die betrokken zijn of kunnen worden in crisisbeheersing. Dat impliceert vooruitdenken, het inschatten van bestuurlijke verhoudingen en ‘netwerken’ met partijen die tot nog toe weinig actief werden benaderd vanuit de veiligheidsregio’s. Het duiden van het incident naar de maatschappij, het bieden van een handelingsperspectief en het aanwijzen en afwegen van belangen in de rampenbestrijding cq crisisbeheersing.
Denken in Operationele klussen en benodigde middelen
Informatie en relevante actoren
Belangen en beeldvorming (meaning making)
Om bovengenoemde conclusie in het juiste perspectief te plaatsen, dienen echter de volgende kanttekeningen te worden gemaakt: • De genoemde aanpassing van de hoofdstructuur is bedoeld als anticipatie om op hoofdlijnen verzekerd te zijn van een structuur die vervolgens binnen de eigen speelruimte op basis van veerkracht vrijuit kan acteren. • De taken van het COPI worden ten opzichte van de huidige situatie dus uitgebreid met het nemen van acute maatregelen in het effectgebied gedurende de eerste uren van een ‘flitsramp’. Dit in de eerste plaats omdat qua tijd-‐tempo factor het COPI het enige multidisciplinaire team is dat de eerste uren operationeel is. In de tweede plaats is het COPI het enige team, door haar positionering bij het incident, dat daadwerkelijk zicht heeft op de acuut te nemen maatregelen. Uitgaande van dit principe dient bijvoorbeeld de Waarschuwings-‐ en Verkenningsdienst van de brandweer, verantwoordelijk voor het in kaart brengen van (mogelijke) risico’s in het effectgebied, primair aan het COPI te adviseren over directe maatregelen ten aanzien van het waarschuwen van de bevolking. Ook het instrument voorlichting zal dus in eerste instantie vergaand moeten worden aangestuurd door het COPI.
54
•
•
• •
•
•
Bij een incident dat langer duurt kan het ROT op basis van vooruitdenken en plannen de rol voor het effectgebied geleidelijk overnemen, mede omdat het in die fase zelden nog om praktische hulpverlening gaat en veel meer om informatie delen. Uitgaande van procesmanagement op het bestuurlijke niveau van crisisbeheersing en rampenbestrijding, kunnen bestuurders veel meer op basis van hun dagelijkse praktijk, ervaring en intuïtie handelen dat dat er specifieke vaardigheden en routines aangeleerd moeten worden tijdens bestuurlijke oefeningen. Aangezien het (R)BT vooral bezig is met afwegen van belangen en beeldvorming naar de maatschappij, verdient het aanbeveling om te overwegen een vertegenwoordiging van de ‘getroffenen’ op te nemen in het (R)BT. Voorbeeld daarvan zou een wijkvereniging kunnen zijn, of een ander netwerk dat permanent actief is en waarmee bestuurders vaak ook regulier contacten hebben. Door uit te stralen dat een brede vertegenwoordiging betrokken is bij de crisisbeheersing, zal er uiteindelijk meer draagvlak en acceptatie ontstaan. Het actief benaderen van netwerkpartners voor hulp tijdens het bestrijden van een crisis of ramp lijkt een zeer adequate methode om zelf ‘in the lead’ te blijven. Netwerken kunnen niet worden opgebouwd tijdens een crisis; ze kunnen wel worden geëxploiteerd. Preparatie op rampenbestrijding moet dus vooral inhouden dat het netwerk wordt opgebouwd en beheerd. Boin et al stellen hierover: ‘Team performance is enhanced if the pre-‐existing interpersonal and interorganizational relationships among the chief actors represented in the crisis group are marked by a reasonable degree of mutual trust.’40 Dat betekent geen dikke plannen opstellen (want daar doen we toch niks mee), en meer energie en (staf)capaciteit inzetten op elkaar en elkaars belangen leren kennen. Dit op basis van gelijkwaardigheid, waarbij de veiligheidsregio de trekkersrol heeft, maar niet de baas is. Als alle partijen dit doen, kun je elkaars netwerken inzetten waardoor de scope opeens erg groot is. Hoewel in crisismanagement en rampenbestrijding dus hoofdzakelijk procesmanagement moet worden toegepast, vraagt de maatschappij gevoelsmatig niet om een netwerk van overheids-‐ en andere partijen dat een crisis gaat bestrijden. De maatschappij vraagt krachtig leiderschap dat daadkrachtige besluiten durft te nemen. Dat betekent dat men ‘achter de schermen’ procesmanagement toe moet passen en tegelijk voor het beeld daadkrachtig naar buiten moet communiceren. Dit is echter niet anders dan bestuurders gewend zijn te opereren in hun dagelijkse rol. Opleiden en oefenen speelt een cruciale rol in het verbeteren van de kwaliteit van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Dit omdat er tijdens opleidingen en oefeningen werkwijzen worden aangeboden die voor de deelnemers bepalend zijn in hun beeld van operationeel optreden en hun eigen rol daarin. Voorts geldt dat, doordat er zeer weinig echte rampen en crises zijn, oefeningen de enige ‘graadmeter’ zijn voor wat betreft de kwaliteit. Tegen deze achtergrond dient bij het organiseren van opleidingen en oefeningen derhalve zeer terughoudend te worden omgegaan met het aanpassen van factoren waardoor bij deelnemers een verkeerd beeld van de realiteit ontstaat. Anders ‘draagt de oefening eerder bij aan het creëren van onjuiste gedragspatronen dan dat het een adequate voorbereiding is op de hectiek van echte rampomstandigheden’.41
40 Boin et al, 2010, p. 49 41 Helsloot, 2007, p. 49
55
•
Onder de taken ‘belangen en beeldvorming naar de maatschappij’ van het (R)BT moet ook nadrukkelijk het beëindigen van de crisis worden vermeld. Het moment en de wijze waarop de crisis wordt beëindigd is immers een zeer zichtbare vorm van afweging van belangen en beeldvorming naar de maatschappij. Bovendien zullen bij het beëindigen van de crisis de ‘blame games’42 en de roep om verantwoording in hevigheid toenemen en dan zijn de bestuurders ook nadrukkelijk aan zet.
42 Boin et al, 2010, p. 103
56
Bijlage: Literatuurlijst Ali, M, A. Kaouass en L. Van der Sluys Veer, Van rijksheer naar crisispartner, Cap Gemini, Utrecht, 2006. Baarde, D.B., M.P.M. de Goede en J. Teunissen, Basisboek Kwalitatief onderzoek, Stenfert Kroese, Groningen/ Houten, 2011. Baas, J.H. de, Bestuurskunde in hoofdlijnen – invloed op beleid, Wolters-‐Noordhoff, Groningen, 1995 Besluit veiligheidsregio’s, Den Haag, 2010 Boin, A, Paul ’t Hart, Eric Stern en Bengt Sundelius, The politics of crisis management – Public leadership under pressure, Cambridge University Press, Cambridge, 2010. Bots, R.T.M. en W. Jansen, Organisatie en informatie, Samsom uitgeverij bv, Alphen aan den Rijn, 1989. Bovens, M.A,P., P. ’t Hart en M.J.W. van Twist, Openbaar bestuur- Beleid, organisatie en politiek, Kluwer, Alphen aan den Rijn, 2007. Brainich, E., Van rampenbestrijding naar crisisbeheersing – de betekenis van rijksheren voor de veiligheidsregio, Provincie Noord-‐Holland, Haarlem, 2011. Bruijn, H. De en E. Ten Heuvelhof, Management in netwerken – over veranderen in een multi-actor context, Uitgeverij Lemma, Den Haag, 2007. Bruijn, H., E. Ten Heuvelhof en R. In ’t Veld (). Procesmanagement – over procesontwerp en besluitvorming. Den Haag : Sdu uitgevers. Buul, van K., W. Treurniet en J.W.G. van de Ven, Referentiekader netcentrische crisisbeheersing, TNO, 2008. Duin, M. Van., Veerkrachtige crisisbeheersing: nuchter over het bijzondere, Politieacademie en Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid, 2011. Duin, M. Van, P. Tops, V. Wijkhuis, O. Adang en N. Kop, Lessen in crisisbeheersing – dilemma’s uit het schietdrama in Alphen aan den Rijn, Boom Lemma uitgevers, Den Haag, 2012. Haar, S. Van der, M. Segers en K.E. Jehn, Measuring the performance outcome of emergency management teams: scale development and validation (working paper), Leiden University, Leiden, 2012. Hazebroek, J.C., Crisismanagement: drie dimensies van rampenbestrijding en grootschalig optreden bij crises, Nijmegen, 1999. Helsloot, I., Voorbij de symboliek – over de noodzaak van een rationeel perspectief op fysiek veiligheidsbeleid, Boom juridische uitgevers, Den Haag, 2007. 57
Infopunt veiligheid, De bestuurlijke aansturing van de crisisbeheersing, Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid, Arnhem, 2012. Kickert, W.J.M., E.H. Klijn en J.F.M. Koppenjan, Managing complex networks, SAGE Publications ltd, London, 1997. Ministerie van BZK, Nationaal handboek crisisbesluitvorming, Den Haag, 2009. Veiligheidsregio Drenthe, Hoe doen we het effectiever en efficiënter in de regio Drenthe?, 2011. Veiligheidsregio Utrecht, Leidraad Commando Plaats Incident, Utrecht, 2009. Veiligheidsregio Utrecht, Leidraad Regionaal Operationeel Team, Utrecht, 2009. Veiligheidsregio Utrecht, Leidraad Regionaal Beleidsteam, Utrecht, 2012.
58
Bijlage: Vergelijking taken COPI-‐ROT-‐(R)BT Image of the situation
Decisions
COPI The image reflected the situation and it’s dilemmas The image of the situation was unambiguous The image of the situation was realistic
The team managed to create a shared image of the situation in a short period of time The decisions, advices and assignments for the units are based on the actual own image and the overall image of the situation
The decisions are based on priorities
The decisions are translated into an assignment for a certain professional or a team
The assignments are given to the relevant team or person Decisions are taken on
ROT
(R)BT
Het bepalen van het effectgebied.
Scenariodenken
Het bepalen van de situatie in het effectgebied en de ontwikkeling daarvan. Voortdurende beoordeling van de toestand op het rampterrein en de omgeving en hierover rapporteren binnen het ROT ten behoeve van de geïntegreerde informatievoorziening aan het bestuur.
Lange termijn denken
Is belast met de operationele leiding over de crisisbeheersing. Het geven van de operationele leiding aan de diensten deelnemend aan de crisisbestrijding door de coördinatie van de werkzaamheden van de betreffende actiecentra. Het bepalen van de tactiek die moet leiden tot snelle hulpverlening en/of incidentbestrijding.
Is gedacht aan compensatie / “reparatie” voor partijen die de effecten van een besluit het meest gaan merken?
Het geven van de operationele leiding aan de aan de crisisbestrijding deelnemende diensten door de coördinatie van de werkzaamheden van de betreffende actiecentra. Tactische inrichting en aansturing crisisbeheersingsorganisati e/ Het nemen van tactische beslissingen.
Vraag scherp door op de consequenties, soms zijn ze theoretisch en is er sprake van een gecalculeerd en uitlegbaar risico. Soms zijn het aannames waar niet lang over is doorgedacht. Is bij de beslispunten duidelijk welke gemeenten per keuze eventueel in hun belang getroffen worden en of dat onevenredig is?
Sociale consequenties overzien van strategische besluiten Handelingsperspectief 59
time
Information management
The plot of the team at the end of the meetings was complete; an image, possible scenarios and matching frictions, decisions, actions
Het verzamelen en verstrekken van relevante gegevens over de crisissituatie en de crisisbestrijding aan de bij de bestrijding van de crisis deelnemende organisaties.
The information in the plot of the team at the end of the meetings was relevant: the development and effects of the incident, risks for the rescue services and others on scene, the approach, the people and material needed.
Het overleg met en de informatievoorziening aan de Commissaris van de Koningin in de provincie.
Cooperation with other teams
The team takes the operational decisions, not the tactical team.
The team formulates a clear question to the tactical team about dilemma's and frictions. Tuning with the tactical team works well.
The plot of the team is available for the tactical
Het vertalen van tactische knelpunten naar strategisch/ bestuurlijke beslispunten en vice versa. Het vertalen van beleidsbeslissingen, die genomen zijn in het GBT of RBT in samenhangende uitvoeringsopdrachten voor de regionale actiecentra brandweer/ politie, GHOR en gemeente en het COPI. Afstemming met andere betrokken partijen en adviseert het gemeentelijk of regionaal beleidsteam.
Het onderhouden van contacten met de bestuurlijke autoriteiten (PCC, NCC, LOCC, Waterschappen, omliggende gemeenten). Het onderhouden van contacten met externe deskundigen.
schetsen Laat de Operationeel Leider de prioriteiten en bijbehorende besluiten nummeren en zie toe dat bij eventuele aanpassing de OL deze herhaalt. Daar mag geen licht tussen zitten. Stuur bij waar nodig.
Geef het ROT een ruim maar duidelijk gespecificeerd mandaat. Acute bestrijding en alle benodigde middelen daartoe in beginsel altijd accorderen. Vraag de OL of er dingen zijn waar het ROT meteen mee door wil en direct akkoord op behoeft. Scheiden van operationele en bestuurlijke zaken
Betrekken van maatschappelijke en politiek-‐bestuurlijke netwerken Overweeg om contact te zoeken met belangrijke 60
team and all other relevant teams.
stakeholders, maar wees terughoudend om deze in het RBT zitting te laten nemen
Results of the emergency response on the scene Quality of The coordination of the actions own unit is tuned with the coordination of the other units. The actions on scene are justified
(Workplace) safety
Goal achievement
Error rate
The actions on scene are adequate The actions on scene are coordinated On scene safety of professionals is taken into account. On scene safety of civilians / companies is taken into account. The source is diminished efficiently and effectively. The crisis is controlled There is a fast stabilization Stabilization happened safely There are no unnecessary victims There is no unnecessary damage Based on what is happening and has happened, the media can report positively.
Stel u zelf de vraag of u de besluiten aan een willekeurige burger kunt uitleggen.
Het bepalen van de situatie in het effectgebied en de ontwikkeling daarvan.
Risico’s voor bevolking bepalen
Het ROT dient te adviseren aan bestuurders over het wegnemen van maatschappelijke onrust door goede en eenduidige informatievoorziening aan de bevolking.
Woordvoering
Het geven van voorlichting ten aanzien van de operationele aspecten.
Bestuurlijke verantwoordelijkheid
61
Bijlage: Interviewvragen
• • • • • • •
Wat is in uw visie de doelstelling van het optreden van COPI, ROT en (R)BT? Welke wijze van besluitvorming past u toe in ieder van de multidisciplinaire teams/ wordt naar uw mening toegepast? Welke andere partners moeten naar uw mening worden opgenomen in de structuur van crisisbeheersing? Hoe sluit u andere partners dan de operationele diensten en de gemeenten aan in het proces van besluitvorming? Heeft u ervaring met incidenten waarbij landelijke actoren waren betrokken bij de bestrijding van een incident? In welke mate houd u rekening met Welke overige kritische opmerkingen wilt u plaatsen bij het functioneren van de algehele structuur van de rampenbestrijding en crisisbeheersing op regionaal niveau?
62
Bijlage: afkortingenlijst BT COPI GGD GHOR GRIP HOvD OL OvD RBT RIVM ROT RWS Sitrap V&J ZBO
Beleidsteam (gemeentelijk) Commando Plaats Incident Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen Gecoördineerde Regionale Incidentenbestrijdingsprocedure Hoofdofficier van Dienst Operationeel Leider Officier van Dienst Regionaal Beleidsteam Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Regionaal Operationeel Team Rijkswaterstaat Situatierapport Ministerie van Veiligheid en Justitie Zelfstandig Bestuursorgaan
63
Bijlage: onderzoeksvoorstel 1. Aanleiding Toen ik na het afronden van de opleidingen tot brandweerofficier een operationele functie kreeg binnen COPI en ROT, bleek al snel dat de aangeleerde theorie in de praktijk slechts ten dele bruikbaar was. Met name de wijze waarop het ROT en (R)BT in de praktijk hun rol invullen, bleek sterk te verschillen van de theorie. Waar in de theorie zowel ROT als (R)BT enorm druk zijn met allerlei besluitvorming over effectgebieden en bevolkingszorg, was mijn observatie dat er in de praktijk weinig besluiten worden genomen. In plaats daarvan ligt er veel meer nadruk op informatiemanagement, voorlichting en het aansluiten van relevante partners in de hulpverlening. Dit paste niet in de theorie van besluitvorming die me tijdens mijn studie Bestuurs-‐ en organisatiewetenschappen was aangeboden. De gangbare theorie had daarbij veel meer weg van projectmanagement: uitgaan van een ‘ist’ en ‘soll’ situatie en daar simpelweg een lineair plan van aanpak op stellen. De module procesmanagement, die werd aangeboden in het kader van de opleiding MCPM, bood me echter nieuwe inzichten in de wijze hoe organisaties doelen formuleren en bereiken. Kernpunt hierbij was dat er voorafgaande aan de besluitvorming soms juist geen doel wordt gesteld, maar dat het proces een bepaalde uitkomst oplevert. De theorie van procesmanagement is sterk gericht op ‘normale’ organisaties onder ‘normale’ omstandigheden. Aangezien ik elementen van procesmanagement terug zie komen, wil ik verkennen in hoeverre het toepassen van de theorie van procesmanagement zou helpen om de effectiviteit van ROT en (R)BT te verhogen.
2. Doelstelling
Doelstelling van mijn onderzoek is: Aantonen dat effectiviteit van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT kan worden verbeterd indien het COPI werkt volgens principes van projectmanagement en het ROT en (R)BT werken volgens principes van procesmanagement.
3. Probleemstelling Kan effectiviteit van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT worden verbeterd door het COPI te laten werken volgens principes van projectmanagement en het ROT en (R)BT te laten werken volgens principes van procesmanagement? (betreft derhalve een toetsende onderzoeksvraag) De bovenstaande centrale onderzoeksvraag wil ik beantwoorden door antwoord te krijgen op de volgende (operationele) onderzoeksvragen: • Waarop richt zich in theorie en praktijk de doelstelling van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT? • Hoe kan de (huidige) wijze van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT worden gekarakteriseerd in het licht van de theorie over proces-‐ en projectmanagement? 64
• • • •
In welke mate wordt er tijdsdruk gevoeld bij het bereiken van besluitvorming in COPI, ROT en (R)BT? Welke invloed heeft netcentrisch informatiemanagement op de traditionele (hiërarchische) verhouding tussen COPI, ROT en (R)BT? Hoe worden de rijksheren en andere actoren dan brandweer, politie, GHOR en gemeenten aangesloten bij de besluitvorming in rampenbestrijding? Kan er een niet-‐hiërarchische taakverdeling worden vastgesteld die beter aansluit bij de theorie van proces-‐ en projectmanagement? o (Suggestie taakverdeling): COPI: projectmanagement, daadwerkelijk oplossen van de operationele klus ROT verantwoordelijk voor aansluiten relevante actoren tbv operationele uitvoering en sturen op informatiestromen, BT voor framen/ beeldvorming en aansluiten bestuurlijke actoren tbv eenduidig beeld naar buiten & geloofwaardigheid handelingsperspectief
4. Onderzoeksmethode(n) •
•
•
Literatuuronderzoek mbt proces-‐ en projectmanagement en deze afzetten tegen de gangbare theorieën mbt hiërarchische rampenbestrijding. Dit uitwerken in de volgende volgorde: 1. Aantal typerende criteria selecteren op het gebied van besluitvorming en sturing tijdens crises (nader onder te verdelen naar criteria op technisch, tactisch en strategisch niveau) 2. Theorie en praktijk van de traditionele (hiërarchische) besluitvorming naast elkaar zetten om aan te tonen dat er een groot verschil is tussen de theorie en praktijk. Hierbij onderscheid maken tussen werkwijze COPI, ROT en (R)BT. Dit doen aan de onder 1. genoemde criteria. 3. Dezelfde criteria ‘loslaten’ op de theorie van procesmanagement en ook hier onderscheid maken tussen de drie gangbare niveaus van incidentbestrijding Een aantal representatieve GRIP-‐3 of GRIP-‐4 inzetten bestuderen aan de hand van evaluatieverslagen. Aan de hand van evaluatieverslagen met de hoofdrolspelers uit die incidenten (leider COPI, leider ROT, OL, verantwoordelijk bestuurder) interviews houden om theorie mbt toepassen procesmanagement te toetsen. Met name de evaluatieverslagen gebruiken die door een externe zijn gemaakt (IOOV, onderzoeksraad) om objectiviteit te stimuleren. Toewerken naar conclusie/ beantwoorden onderzoeksvraag. Afhankelijk van de conclusie kunnen hier dus ook praktische tips aan worden gekoppeld inclusief selectie van medewerkers & trainingsmethodes.
Bronnen: •
• • • •
Onderzoek naar beeld-‐ en oordeelsvorming in het COPI; uitgevoerd door Selma van der Haar van instituut PLATO. Hierin zijn criteria vastgelegd voor COPI-‐effectiviteit, die nodig zijn om een onderscheid te maken tussen effectiviteit COPI en ROT. Evaluaties van GRIP-‐3 en GRIP-‐4 incidenten waarbij expliciet aandacht is voor de onderlinge rol(verdeling) tussen de betrokken teams. Theorie met procesmanagement (bijv De Bruijn en Ten heuvelhof) Basistheorie rampenbestrijding Interviews met leiders ROT en COPI, alsmede burgemeesters
65
5. Planning Selectie relevante criteria voor optreden COPI, ROT en (R)BT: Juni Literatuuronderzoek & selectie van relevante incidentevaluaties: Juli – half augustus Eerste analyse: Tweede helft augustus Uitwerken resultaten & aanvullend onderzoek: September Resultaten definitief op papier zetten: Oktober Insturen thesis naar examencommissie: Uiterlijk 13 november
6. Begeleidingsoverleg Jos Post 1. Begin juni voor bespreken concept-‐ plan van aanpak 2. Begin september voor bespreken eerste resultaten 3. Half oktober voor bespreken concept-‐thesis Tussendoor vanzelfsprekend indien noodzakelijk contact via mail/ telefoon. NIFV is ook niet ver weg, dus dat maakt adhoc overleg relatief makkelijk
NB: bovenstaande akkoordverklaring betreft een gescande kopie; origineel is desgewenst beschikbaar.
66