De dansende broers Een verhaal van de Onondaga indianen
Lang geleden leefden er eens acht broers. Op een dag, laat in de herfst, gingen hun ouders naar een groot feest. De jongens smeekten of ze ook mee mochten, maar hun vader en moeder zeiden dat op het feest alleen maar volwassenen mochten komen. Dat vonden de jongens niet leuk, ze waren boos. Stiekem gingen ze naar de plek waar het feest gegeven werd. Ze zagen hoe de mensen rondom een groot vuur zaten en de Grote Geest bedankten. Er werd gedanst en gezongen, het was er ontzettend gezellig. De jongens wilden zelf ook wel zo’n groot feest. Ze liepen terug naar hun huis. Daar pakten ze de spullen die ze nodig hadden en gingen naar een open plek in het bos. Ze maakten een vuur. De oudste broer sloeg op een trommel. Ze begonnen met z’n allen te zingen en te dansen. Langzaam en voorzichtig op het ritme van de muziek. Ze dansten om het vuur, rond en rond. Plotseling verscheen er een oude man. Zijn haren waren zilverwit en hij droeg een hoofdtooi van witte veren. Hij waarschuwde de jongens. Als jullie niet stoppen met zingen en dansen dan zal er iets heel ergs met jullie gebeuren. De jongens gehoorzaamden de oude man en gingen weer terug naar hun hut. Maar de volgende nacht slopen ze opnieuw naar het bos en gingen weer zingen en dansen. Ze dansten om het vuur, rond en rond, tot ze er duizelig en hongerig van werden. Ze hadden helemaal geen eten meegebracht en ze bleven maar doordansen. De oudste broer begon sneller op zijn trommel te slaan en het was alsof hun voeten lichter werden. Voor ze het wisten raakten hun voeten de grond niet meer en gingen ze de lucht in. © Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
De oudste broer had het als eerste in de gaten. ‘Wat je ook doet kijk niet naar beneden want er is iets heel vreemds aan de hand.’ Precies op dat moment ontdekte hun moeder dat de jongens niet in bed lagen. Ze riep ze bij hun naam, één voor één, maar er kwam geen antwoord. Ze ging het bos in, naar de plek waar de jongens graag speelden. Daar brandde een vuurtje. Toen ze omhoog keek zag ze haar kinderen omhoog vliegen hoger en hoger. Ze riep ‘Kom terug.’ Alleen de jongste zoon hoorde zijn moeder roepen en keek naar beneden. Hij verloor zijn evenwicht en viel naar beneden. Hij viel op de grond en was meteen verdwenen. Zijn moeder zag alleen maar een klein kuiltje in de grond waar hij was neergekomen. De zeven andere broers vlogen steeds verder omhoog. Ze dansten sneller en sneller tot ze eruit zagen als een ring van vuur. Toen ze nog hoger kwamen werden ze sterren aan de hemel. Wij noemen ze de Pleiaden. Elke dag ging de moeder naar de plek waar haar jongste zoon op de aarde was gevallen. Daar huilde ze om haar kinderen. En in de lente begon er in het kuiltje in de grond een klein groen plantje te groeien. De jaren gingen voorbij en het plantje groeide en groeide. Het werd de eerste dennenboom. En omdat de geest van de jongste broer ernaar verlangde om bij zijn andere broers te zijn, groeide hij recht omhoog en probeerde hij de hemel te raken. Tot op de dag van vandaag groeit de dennenboom recht omhoog terwijl zijn zeven broers dansen in de hemel
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
De molen op de bodem van de zee Een verhaal uit Korea
Lang geleden leefde er eens een koning die een heel bijzondere handmolen had. Hij zag eruit net als elke andere molen maar hij had speciale krachten. Als je iets wilde hebben hoefde je het alleen maar tegen de molen te zeggen, aan het handvat te draaien en je kreeg precies wat je wilde. Als je vroeg om goud, dan kwam er goud uit de molen. Als je om rijst vroeg dan kwam er rijst uit. Wat je ook wilde, de molen gaf het aan je. Een dief kreeg het idee om de molen te stelen. Eerst moet hij te weten zien te komen waar de koning de handmolen bewaarde. Hij kleedde zich als een rijk man en ging bij een van de raadgevers van de koning op bezoek. Ze praatten over koetjes en kalfjes en uiteindelijk zei de dief: ‘Ik heb gehoord dat de koning zijn handmolen in de grond verstopt heeft omdat hij zijn raadgevers niet vertrouwt. ‘Waar heb je dat nou gehoord?’, vroeg de ambtenaar boos. ‘De koning vertrouwt mij en al zijn andere raadgevers helemaal.’ ‘Dat heb ik gehoord van de mensen op het platteland’, zei de dief, die stiekem blij was dat de man zo boos werd. ‘Ze zeggen dat de koning een heel diep gat heeft gegraven en daar de molen in heeft begraven omdat hij bang is dat iemand hem zal stelen.’ Wat een onzin zei de raadgever, De molen van de koning staat naast de lotusvijver in de binnenste paleistuin. ‘Echt waar?, zei de dief en hij probeerde heel kalm te blijven. ‘Er is niemand die de handmolen van de koning zou willen stelen’, zei de raadgever, ‘zeker niet omdat hij op een plek staat waar de hele dag mensen langskomen.’ De dief was nu zo opgewonden dat hij alleen nog maar kon zeggen: ‘Ja, natuurlijk’ en ‘U hebt helemaal gelijk’. Hij was blij toen hij eindelijk kon vertrekken. Dagenlang bleef hij bij het paleis kijken en wachten. Tot hij op een donkere nacht over de muur van het paleis klom en de handmolen van de © Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
koning bij de vijver wegnam. Maar toen hij weer buiten de paleismuur stond werd hij bang. Hij wist dat iedereen in de stad en op de wegen in het hele land zou worden aangehouden als de koning ontdekte dat zijn kostbare molen was verdwenen. Hij stal een boot en ging over het water ver weg om zich te verstoppen. Eenmaal op zee kon de dief zich eindelijk ontspannen. Hij begon op de boot te zingen en zelfs te dansen als hij eraan dacht hoe rijk hij zou gaan worden. Toen ging hij nadenken over wat hij de molen zou vragen. Hij wilde geen goud vragen want de mensen zouden achterdochtig worden als hij plotseling zo rijk werd. ‘Ik weet het! Ik vraag om zout. Iedereen heeft zout nodig. Dat verkoop ik dan gewoon en zo word ik rijk. Ik word de rijkste man in het hele land.’ Hij ging op zijn knieën liggen en begon aan de molen te draaien en zei: ‘Zout! Maak zout voor me!’ En natuurlijk stroomde er zout uit de molen. De dief begon te dansen van plezier. En hij dacht aan het grote huis en alle bedienden die binnenkort zou hebben. Hij vergat dat de molen nog steeds draaide en maar draaide. Het zout kwam al tot de rand van de boot. En voor de dief de molen kon stoppen, raakte de boot zo vol met zout en werd hij zo zwaar dat hij zonk. Naar de bodem van de zee. Omdat daar niemand is om de molen te vertellen dat hij moet stoppen, draait de molen nu nog steeds en het zout blijft maar stromen. Daarom is de zee zo zout. Over het verhaal Er zijn veel culturen die verhalen hebben waarin wordt verteld waarom het zeewater zout is. Allemaal vertellen ze over een molen die op de bodem van de zee ligt. Een heel bekend verhaal komt van Scandinavië. Maar waarom is het zeewater eigenlijk zout. Als de rivieren van de bergen naar beneden over het land stromen dan worden er mineralen uit de grond losgemaakt. De meeste daarvan zijn zoutig. Hoewel er in rivieren nooit genoeg zout zit om het water zout te laten smaken, hebben de rivieren wel miljoenen jaren lang grote hoeveelheden zout naar de zee gevoerd en daarom is het zeewater zout.
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
De schildpad die zijn mond niet kon houden Een verhaal uit India
Lang, lang geleden leefde er eens een schildpad in een vijver. Hij woonde daar samen met twee zwanen. De schildpad hield ervan om te babbelen. Hij had altijd wel wat te vertellen en hij hield ervan zichzelf te horen praten. Jarenlang hadden de zwanen en de schildpad in de vijver gewoond toen het een keer heel erg heet en droog werd. Weken achter elkaar viel er geen druppel regen. De vijver droogde helemaal uit. De zwanen wilden verhuizen naar een andere vijver die wel vol met water stond. Ze namen afscheid van hun vriend de schildpad. De schildpad jammerde. ‘Alsjeblieft laat me hier niet achter. Ik heb hier ook niks meer te eten en er is geen water meer waar ik in kan zwemmen. Ik ga dood als jullie me hier achterlaten.’ ‘Maar jij kunt toch niet vliegen’, zeiden de zwanen, ‘hoe kun je dan met ons mee?’ ‘Neem me mee! Alsjeblieft neem me mee’. smeekte de schildpad. De zwanen vonden het zo erg voor hun vriend dat ze een plannetje bedachten. ‘We hebben iets bedacht zodat je toch met ons mee kunt gaan. We nemen een lange tak. Wij tweeën houden ieder het uiteinde van de tak in onze bek. Jij moet je in het midden vastbijten en vooral niet loslaten. Je mag niets zeggen zolang we in de lucht vliegen. Als je je mond open doet dan donder je naar beneden.’ De schildpad beloofde om geen woord te zeggen. Zo gezegd, zo gedaan. De zwanen sloegen met hun vleugels, gingen de lucht in en droegen de schildpad aan een tak tussen hen in. Toen ze boven de bomen uitstegen © Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
wilde de schildpad zeggen: ‘Kijk toch eens hoe hoog we vliegen.’ Maar net op tijd dacht hij aan wat de zwanen hadden gezegd. Ze vlogen over een dorpje. De mensen keken omhoog en zeiden: ‘Kijk eens wat daar vliegt. Twee zwanen met een schilpad er tussenin. Wat een belachelijk gezicht.’ De schildpad dacht nog: ‘Waar bemoeien die mensen zich mee.’ Maar hij dacht er aan om het niet hardop te zeggen. De mensen in het dorp kwamen hun huizen uit en riepen: ‘Kijk toch eens wat belachelijk! Een vliegende schildpad. Heb je ooit zoiets gezien?’ De schildpad hield het niet meer. Hij deed zijn bek open om te zeggen: ‘Hou toch je mond.’ Maar toen hij dat deed liet hij de tak los en viel hij naar beneden. Hij landde op zijn rug en zijn schild brak in duizend stukjes. Aan het schild van de schildpad kun je nu nog steeds zien wat er met je gebeurd als teveel praat.
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
Donder en Bliksem Een verhaal van de Ibibio uit zuiden van Nigeria
Heel lang geleden leefden Donder en Bliksem in een klein dorpje gewoon hier op de aarde. Donder was een moederschaap. Haar zoon, Bliksem, was een jonge ram die heel vaak kwaaie zin had. Als hij boos werd, dan raasde hij door het dorp en over de wegen. Hij zette huizen in brand en duwde grote bomen omver. Met zijn vuur verschroeide hij de akkers van de boeren en iedereen die toevallig in de weg liep die maakte hij dood. Als zijn moeder zag dat hij weer eens tekeer ging, dan schreeuwde ze dat hij ermee moest stoppen. Haar donderende stem klonk zo hard dat de huizen in het dorp ervan stonden te schudden. De mensen hielden hun oren dicht, baby’s huilden, honden begonnen te janken. Het bulderende geschreeuw van moeder Donder was misschien de moeite waard geweest als ze Bliksem daarmee had kunnen stoppen. Maar niks hoor, haar geroep en getier maakte hem alleen nog maar bozer. Hij zette nog meer dingen in de fik. En zijn moeder begon nog harder te roepen. Toen de mensen in het dorp het niet langer meer konden verdragen gingen ze naar de koning. De koning luisterde naar hun
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
klachten en Donder en Bliksem moesten het dorp verlaten. Ze werden gedwongen om in het grote woud te gaan wonen, ver weg van iedereen. Maar daarmee was het probleem nog niet opgelost. Bliksem werd nog steeds kwaad. Hij zette de bomen in het woud in brand. Het vuur verspreidde zich en de akkers van de boeren vlogen in de fik. En al waren donder en bliksem ver weg, het oorverdovende geschreeuw van moeder Donder klonk nog bijna net zo hard als daarvoor. De mensen uit het dorp gingen opnieuw bij de koning klagen. De koning werd zo boos dat hij Donder en Bliksem van de aarde weg stuurde. Ze moesten maar in de lucht gaan wonen. Dan zouden de mensen geen last meer hebben van het vuur van Bliksem en ze zouden het geschreeuw van zijn moeder niet meer kunnen horen. In het begin leek deze straf een goede oplossing. Maar op een dag begon het te waaien. Het werd een storm zoals de mensen nog nooit eerder hadden meegemaakt. Enorme bliksemflitsen sloegen uit de hemel neer en van alles vloog in brand. En na elke bliksemflits klonk er een enorm gedonder. De mensen wisten dat de jonge ram en zijn moeder weer eens lekker bezig waren. Tot op de dag van vandaag, steeds als er een onweersbui losbarst, dan komt dat omdat Bliksem weer eens boos is geworden. Hij gooit zijn bliksemflitsen naar beneden. Niet lang daarna kun je Donder, zijn moeder, horen die met haar bulderende stem roept dat hij op moet houden. Over het verhaal Bliksem is een geweldige stroom elektriciteit in en wolk. Die elektriciteit kan zich verplaatsen van de ene wolk naar de andere of naar beneden naar de aarde. Een bliksemflits heeft een elektrische lading die meer dan een miljoen keer zo hoog is al de stroom die uit een stopcontact in je huis komt. Bliksemflitsen veroorzaken elk jaar heel wat bosbranden overal op de wereld Donder is een geluidsgolf die ontstaat wanneer de hete lucht langs een bliksemflits zich steeds verder uitbreid en tenslotte ontploft. Er zijn nog hele andere verhalen waarin verteld wordt hoe donder en bliksem zijn ontstaan.
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2007
Het konijn telt de krokodillen Een verhaal uit Japan
Heel lang geleden had het konijn nog een lange staart, net zo lang als die van een wasbeer. Net als nu, hield hij toen ook altijd iedereen al voor de gek. Een keer heeft hij bij zo’n grap zijn staart verloren. ik zal jullie vertellen hoe dat gebeurd is. Konijn leefde op het eiland Oki, net buiten de kust van Japan. Hij had een goed leven maar hij wilde toch wel eens wat meer van de wereld zien dan alleen het eiland waarop hij woonde. Urenlang staarde hij over de zee en zat hij te wensen dat hij kon zwemmen. Op een dag toen krokodil weer eens langs kwam zwemmen kreeg konijn een idee. Hij riep:’Hé krokodil, weet jij eigenlijk wel hoe groot mijn konijnenfamilie is. Ik zie jou altijd maar alleen. Heb jij geen familie? ‘Hoe kom je daar nou bij, zei de krokodil. Volgens mij is mijn familie zelfs nog groter dan die van jou.’ Dat was nou precies wat het Konijn gehoopt had dat de krokodil zou zeggen. Zo gaat het goed dacht het Konijn bij zichzelf, mijn plannetje werkt. Toen zei hij tegen de krokodil: ‘Als jouw familie zo groot is waarom zie ik dan alleen jou maar af en toe voorbijzwemmen. ‘’Dat is heel simpel’, zei de krokodil. ‘De rest van mijn familie zit altijd onder water.’’ ‘Eerst zien en dan geloven’, zei het konijn. Ik geloof het pas als ik je hele familie bij elkaar gezien heb en ze geteld heb.’ De krokodil was woest. Hij riep: ‘Hé pluizige haarbal dat je bent, blijf jij daar maar eens zitten dan zal ik je eens wat laten zien! De krokodil dook onder water en verdween. Na een tijdje kwamen er overal krokodillen boven water. Het waren er honderden en honderden. Konijn zei: ‘Ik moet toegeven dat jullie met een heleboel zijn. En als jul-
lie zo allemaal door elkaar gaan liggen kan ik jullie natuurlijk niet tellen. Maar als jullie nu eens mooi op een rij gaan liggen dan lukt dat wel.’ De krokodillen gingen netjes in een rechte lijn achter elkaar liggen helemaal tot aan de overkant van het water. Konijn sprong van de ene krokodil op de andere en telde: ‘Een, twee, drie, vier, vijf. Hij huppelde en telde net zo lang tot hij bijna aan de overkant was. Net toen hij op de laatste krokodil sprong, hield hij het niet meer van het lachen en zei: ‘Nou, bedankt stelletje domme krokodillen, dat jullie zo’n mooie brug voor me gemaakt hebben. Wat kan mij het nou schelen hoeveel krokodillen er zijn, ik wilde alleen maar naar de overkant.’ Toen de laatste krokodil dit hoorde deed hij zijn bek open om het konijn te grazen te nemen. Het enige wat hij te pakken kreeg was zijn staart. Daarom hebben alle konijnen vandaag de dag zo’n kort staartje.
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
Het verhaal van Arachnea Een verhaal uit het oude griekenland
Arachnea was een eenvoudig meisje van het platteland. Ze kon erg goed weven. Elke dag installeerde ze haar weefgetouw buiten in de openlucht zodat ze haar inspiratie uit de natuur kon halen. Ze werd beroemd en mensen van heinde en verre kwamen om haar aan het werk te zien. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Arachnea kan zo prachtig weven, dat zal ze wel van de godin Athene geleerd hebben’. Dat was ook zo. Arachnea had van Athene, de godin van de kunsten, leren pottenbakken en weven. Maar Arachnea wilde dit niet toegeven. Ze zei trots: ‘Niemand heeft mij geleerd hoe ik moet weven. Zelfs de godin Athene kan niet eens van die prachtige kleden maken zoals ik’. Haar vader waarschuwde haar, dat ze zichzelf niet moest vergelijken met een godin. Hij wist dat de goden boos werden als een mens zich met hen ging vergelijken. Maar Arachnea luisterde niet naar haar vader. Op een dag zat Arachnea weer eens flink op te scheppen tegen de mensen die naar haar kwamen kijken. Een oude vrouw stapte naar voren om Arachnea’s werkt te prijzen. ‘Jouw werk is echt geweldig’, zei de oude vrouw, ‘maar je moet niet zo brutaal zijn om te zeggen dat het beter is dan dat van Athene.’ Arachnea lachte alleen maar. ‘Ga toch weg oud mens. Ik ben niet bang voor Athene. Als de weefsels van Athene werkelijk zo mooi zijn, dan daag ik haar uit voor een wedstrijd.’ Nauwelijks had Arachnea die brutale woorden uitgesproken of de oude vrouw gooide haar mantel af en iedereen zag dat ze eigenlijk Athene was in een vermomming. Ze zei tegen Arachnea. ‘Kom maar op domme meid, dan zullen we eens een wedstrijdje houden.’
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
Ze waren het al gauw eens dat ze de goden als onderwerp van hun werk zouden nemen. Er kwamen heel veel mensen kijken toen de wedstrijd begon. Urenlang vlogen de weefspoelen van links naar rechts. Toen de wedstrijd voorbij was stond iedereen vol bewondering naar het kleed van Athene te kijken. Ze had een beeld geweven van de goden in al hun pracht en glorie. Het was adembenemend. Toen bekeken ze het kleed van Arachnea. Het was ook prachtig geweven. Het was schitterend en levendig van kleur. Elke draad van het weefsel was perfect. Zelfs Athene stond er van te kijken. Toen ontdekte Athene dat de goden afgebeeld stonden als gekken. Ze raakte buiten zinnen van woede. Ze nam haar spoel en scheurde het kleed van Arachnea in twee stukken. Toen raakte ze Arachnea aan met de spoel en Arachnea begon te verschrompelen. Haar haren vielen uit. Haar vingers werden kleine zwarte pootjes. Ze werd kleiner en kleiner tot ze nauwelijks groter was dan een vlieg. Toen sprak Athene: ‘Arachnea, je eigen trots heeft je onderuitgehaald. Maar je zult voor altijd doorgaan met weven. Jouw kinderen zullen de grootste dradenspinners en wevers worden van de hele wereld.’ En zo gebeurde het ook. Arachnea werd de moeder van alle spinnen. Tot op de dag van vandaag behoren haar spinnenwebben tot de mooiste weefsel die er ooit gemaakt zijn. Maar omdat ze vaak in donkere hoekjes hangen krijgen heel weinig mensen ze te zien.
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
Hoe de tijger aan zijn strepen komt Een verhaal uit Vietnam
Lang geleden had de tijger een prachtige gouden pels en daar was hij erg trots op. Jij mag het gestreepte velletje dat de tijger nu heeft dan wel erg mooi vinden, de tijger haat zijn strepen. Dit verhaal gaat over hoe de tijger aan die strepen komt. Op een mooie dag, toen de tijger op de helling van een heuvel een beetje rond lag te kijken, zag hij hoe beneden op een akker een waterbuffel de ploeg van zijn baas aan het trekken was. De tijger vroeg zich af waarom zo’n groot en sterk beest precies deed wat zijn baas van hem wilde. Dat moest hij maar eens gaan uitzoeken. Zodra de boer naar huis ging om wat te eten, liep de tijger naar beneden. De waterbuffel zag de tijger aankomen en ging al klaar staan om te vechten. Maar de tijger zei: ‘Niks aan de hand, ik kom niet om te vechten ik wil je alleen maar wat vragen. Ik snap het niet, jij bent veel groter en sterker dan die boer. Je zou hem makkelijk dood kunnen trappen. Waarom werk je voor hem?’ ‘Nou, zei de waterbuffel, in ruil voor mijn werk zorgt de boer heel goed voor mij. Ik heb een schuur om in te wonen en meer dan genoeg te eten. Maar zelfs al zou hij mij slecht behandelen, ik zou nooit kunnen ontsnappen. Hij heeft een soort van toverkracht waardoor hij de baas is over al zijn dieren. En die toverkracht dat heet wijsheid.’ ‘Wat is dat, wijsheid?, vroeg de tijger. ‘Ik heb geen flauw idee’, zei de waterbuffel, ‘maar ik heb gehoord dat je iemand die het heeft, niet kunt verslaan.’ © Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
‘Dan moet ik maar eens uit gaan zoeken wat dat is: wijsheid’, zei de tijger. Ik ben nu al een van de sterkste dieren van de hele wereld. Als ik dan ook nog eens wijsheid zou hebben, dan kan niemand mij meer verslaan.’ Meteen toen de boer terugkwam snelde de tijger op hem af en zei: ‘Beste boer, ik heb gehoord dat je wijsheid hebt. Daar zou ik ook wel wat van willen.’ De boer was natuurlijk verschrikkelijk bang van de tijger, maar hij dacht vlug na en zei: ‘Och wat jammer nou, dat had je me beter kunnen vragen voor ik naar huis ging om te eten. Ik heb mijn wijsheid thuis laten liggen. Maar ik wil het best even gaan halen zodat ik het met je kan delen.’ De boer draaide zich om en ging weer op weg naar huis. Maar na een paar stappen draaide hij zich weer om en zei: ‘Het is niet dat ik je niet vertrouw, beste tijger. Maar ik ben een beetje bang dat je misschien honger krijgt en dat je dan mijn buffel opvreet. Kijk, ik heb je beloofd dat ik mijn wijsheid met je zal delen. Vind je het dan goed dat ik je aan de boom vastbindt zodat ik met een gerust hart even thuis mijn wijsheid kan ophalen?’ De domme tijger wilde zo graag wijsheid dat hij het goed vond. De boer zei tegen de tijger dat hij rechtop tegen de boom moest gaan staan. Met een dik touw liep de boer een aantal rondjes om de boom en bond zo de tijger aan de boom vast. Toen ging de boer verder met ploegen. ‘Hé, wat doe je nou?, riep de tijger, ‘je had beloofd dat je je wijsheid zou gaan halen.’ De boer zei helemaal niks en ploegde de hele middag door terwijl de tijger trapte en schreeuwde en op allerlei manieren probeerde om los te komen. Vlak voor de zon onderging liep de boer zonder nog een woord te zeggen met zijn buffel naar huis. De tijger lag te janken van boosheid maar de boer keek niet eens meer om. De hele nacht probeerde te tijger los te komen. Hoe harder hij worstelde om los te komen, hoe meer het touw in zijn vel begon te schuren en te branden. Eindelijk wist de tijger zich met veel moeite los te wringen. Maar zijn prachtige gouden pels zat onder de zwarte strepen. Je kon precies zien waar het touw gezeten had. Tot aan de dag van vandaag heeft de tijger een verschrikkelijke hekel aan zijn strepen. Ze herinneren hem eraan dat hij nog steeds geen wijsheid heeft Over het verhaal De strepen van de tijger zorgen ervoor dat je hem bijna niet kunt zien als hij zich verstopt in het lange gras om zijn prooi te besluipen. Omdat de meeste dieren waar hij op jaagt geen kleuren kunnen zien hebben ze hem helemaal niet in de gaten, ook al heeft hij een goud-oranje pels. Er zijn wel eens kinderen die vragen: ‘We snappen wel hoe deze ene tijger zijn strepen heeft gekregen maar waarom hebben dan alle tijgers strepen?’ Dat is natuurlijk © Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
een hele slimme vraag. Meestal zegt de verhalenverteller dan zoiets als: ‘Zo gaat het verhaal nu eenmaal.’ Misschien kun jij nog een veel beter antwoord bedenken…
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2007
Waarom baby’s ‘Goe’ zeggen Een verhaal van de Penobscot indianen Gloeskabé was een slimme bedrieger en een held van de Penobscot indianen. Hij was nergens bang voor. Hij voerde de krijgers aan in de strijd, joeg de ijsreuzen weg in het noorden en versloeg de geesten die in de bergen leefden. Waar Gloeskabé ook kwam, de mensen loofden hem voor zijn grote daden. Daardoor werd Gloeskabé erg ijdel. Hij liep dan rond en zei opschepperig: ‘Ik kan iedereen verslaan.’ Een wijze oude vrouw hoorde wat hij zei en sprak: ‘Jij bent dan misschien wel erg moedig maar er bestaat iemand die je nog nooit hebt verslagen en ook nooit zult verslaan.’ ‘Grootmoeder waarom twijfel je aan mij’, antwoordde Gloeskabé. Wie is die machtige krijger.’ ‘Hij is hier in mijn Wigwam’, zei de oude vrouw. Ze trok de flap voor de ingang van haar kleine tent opzij. Er zat een baby in het midden van de tent, op de grond, te brabbelen en zuigen op een stukje ahornsuiker. Gloeskabé had geen vrouw en wist niets van baby’s. Hij moest lachen en zei: ‘Zeg oude vrouw ben je gek geworden, er zit alleen maar een baby in je wigwam. Die zal precies doen wat ik zeg.’ Toen zei Gloeskabé tegen de baby: ‘Kom dan, baby, kom dan.’ De baby lachte en bleef op zijn suikersnoepje zuigen. Gloeskabé wist niet wat hij moest doen. Iedereen deed altijd precies wat hij van ze wilde. Misschien had de baby hem niet goed gehoord. Hij zei nog een keer: ‘Kom dan, baby, kom dan.’ De baby lachte weer, maar Gloeskabé kon er niet om lachen. Toen schreeuwde hij: ‘KOM DAN, BABY, KOM DAN!’ Maar de baby kwam niet naar Gloeskabé. Nee, hij begon te huilen en gillen. Gloeskabé hield zijn handen over zijn © Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
oren en zei tegen de oude vrouw: ‘Die oorlogskreten van die baby zijn de ergste die ik ooit gehoord heb. Zelfs het geschreeuw van de ijsreuzen was niet zo erg als dit. Misschien kan ik deze kleine krijger stil krijgen met een toverkunst.’ Gloeskabé pakte zijn medicijnbuidel en schudde er mee voor de baby. De baby hield meteen op met huilen. Maar toen Gloeskabé zijn medicijnbuidel weer wegstopte ging de baby meteen weer tekeer. Gloeskabé probeerde het met dansen. Dat vond de baby erg leuk. Maar toen hij stopte en zei: ‘Kom dan, baby, kom dan’, begon de baby weer te jammeren. Dus ging Gloeskabé maar weer dansen. De baby klapte in zijn handen en lachte van plezier. Het zweet liep over Gloeskabé’s gezicht. Hij danste en danste tot hij er doodmoe van werd. Met een verslagen blik in zijn ogen ging hij zitten. De oude vrouw zei: ‘Houd moed, Gloeskabé. Niemand is machtiger dan de baby. Hij is de baas in de wigwam. Iedereen houdt van hem en iedereen doet precies wat de baby wil. Niemand kan tegen dat afschuwelijk gehuil.’ Gloeskabé zei niets Hij zuchtte heel diep en wilde weggaan. Hij keek naar de baby die daar op de grond zat. ‘Goe, goe’, zei de baby. Tot op de dag van vandaag zitten baby’s soms heel tevreden op de grond en zeggen Goe, goe. Zomaar. Nu weet je ook waarom. Ze denken dan terug aan het moment dat die ene baby liet zien dat hij sterker was dan Gloeskabé.
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
Waarom de beer en de boer vijanden zijn Een verhaal uit Rusland
Op een prachtige dag was een boer zijn grond aan het omploegen om er wortels in te planten, toen er een beer voorbij kwam. De beer rende op de boer af en wilde hem net te pakken nemen toen de boer op zijn knieën viel en smeekte: ‘Doe me alsjeblieft geen pijn Beer. Laten we samenwerken. Ik zal in mijn eentje al het werk doen. Jij mag alles hebben dat boven de grond uitsteekt en ik pak de wortels wel.’ ‘Dat klinkt heel redelijk’, zei de Beer. ‘Maar je moet niet proberen mij voor de gek te houden want dan ben je niet meer veilig in de bossen.’ De wortels die de boer had geplant werden erg groot. Het was tijd geworden om ze te oogsten. Toen de boer ze allemaal uit de grond had gehaald zei de boer tegen de beer: ‘Nou, laten we alles maar eerlijk verdelen. Wat hebben we afgesproken? Jij krijgt de bovenkant en ik de onderkant.’ De beer was erg blij met de hele berg bladeren en nam ze mee naar huis. Maar hij was helemaal blij toen hij ze proefde. Wat waren ze bitter. Hij ging terug naar de boer en eiste dat hij een van de wortels mocht proeven. De beer at een wortel op en zei: ‘Die zijn lekker zoet. Je hebt me bedrogen, boer. Je kunt maar beter wegblijven uit de bossen.’ ‘Sorry hoor, Beer Ik wilde je niet bedriegen. Volgend jaar mag jij alle wortels hebben en dan neem ik alles wat er boven de grond groeit. Eerlijk is eerlijk.’
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
Het volgende jaar plantte de boer geen wortels op de akker maar tarwe. Hij vond dat hij het beste deel mocht hebben, hij deed tenslotte al het werk. Toen het tijd was om de tarwe te oogsten,
kwam de beer weer op bezoek. De boer gaf alle wortels aan de beer laadde de tarwe op zijn kar. Toen de beer thuiskwam, wist hij niet wat hij met de wortels moest doen. Hij was woest. Hij ging naar het huis van de boer en waarschuwde hem. ‘Je hebt me laten zien hoe slim je bent, boer. Als je echt slim bent dan blijf je maar beter weg uit het bos.’ Tot op de dag van vandaag is de boer altijd een beetje zenuwachtig als hij het bos in gaat. En niet voor niets want de beer heeft de boer nog steeds niet vergeven dat hij hem heeft bedrogen.
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
Waarom de zon opkomt als de haan kraait Een verhaal uit China
Lang geleden toen de wereld nog jong was, stond er niet één zon aan de hemel maar het waren er negen. Ze verspreidden zoveel warmte dat ze de aarde verschroeiden. Het werd elke dag heter en heter op de aarde. De gewassen op het veld verschrompelden. Er gingen mensen dood. De boeren probeerden op allerlei manieren de hitte van de negen zonnen tegen te houden. Tenslotte vroegen ze aan de beste boogschutter om de zonnen uit de hemel te schieten. Hij luisterde naar hun plan en zei dat hij hen zou helpen. De volgende ochtend voor de zonnen opkwamen klom de boogschutter naar de top van de hoogste berg. Toen de zonnen verschenen, pakte hij een pijl, spande die op zijn boog en schoot ze één voor één uit de lucht. Hij schoot acht keer tot er nog maar één zon over was. Toen de laatste zon zag wat er met haar zusters gebeurde werd ze steeds banger. Ze verstopte zich achter een berg zodat de pijl haar niet zou kunnen raken. De mensen vierden hun overwinning. Ze prezen de boogschutter dat hij zo goed kon schieten. Maar al snel kwamen ze erachter dat ze niet konden leven zonder zon. Het werd ijskoud op de aarde. Er groeide niets meer. Ze riepen de zon die zich verstopt had, maar die kwam niet meer tevoorschijn. Er werd een vergadering belegd om te bespreken wat er moest gebeuren. ‘We moeten iemand vinden die de zon kan vertellen dat we haar geen kwaad willen doen.’
©Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
Enkele mensen stelden voor om de Tijger dat te laten doen. Ze zeiden: ‘De tijger is een machtig dier. De zon zal hem zeker geloven.’ Maar het gebrul van de Tijger klonk zo luid en angstaanjagend dat de zon nog banger werd. Een van de mensen zei: ‘Misschien hebben we een dier nodig met een zachte kalmerende stem. Waarom vragen we Wielewaal niet. Niemand zingt mooier dan Wielewaal.’ De Wielewaal zong haar mooiste lied. De zon vond het lied van de wielewaal wel mooi maar durfde nog steeds niet tevoorschijn te komen. Er waren nog een heleboel andere vogels die het wilden proberen, maar allemaal zonder succes. Tenslotte stelde iemand voor om het Haan te laten proberen. Hij zingt wel niet zo mooi als de wielewaal maar is onverschrokken en hij geeft het niet gauw op. Toen de mensen Haan vroegen twijfelde hij geen moment. Hij klom naar de top van de berg en riep: ‘Kukelekuu.’ De zon was nog steeds te bang om tevoorschijn te komen. Haan riep nog een keer ‘Kukelekuu’. Een klein stukje zon kwam vanachter de bergen tevoorschijn. Ze was nog steeds bang dat ze met een pijl neergeschoten zou worden. Toen de haan nog een derde keer kraaide was de zon er zeker van dat het veilig was. Ze was niet bang meer en ze kwam achter de bergen vandaan, in volle glorie. De mensen juichten. De zon was daar wel blij mee. Ze was de haan erg dankbaar dat hij haar had overtuigd om toch tevoorschijn te komen. Om hem te belonen pakte ze een stukje morgenrood en maakte er een kam van die ze op het hoofd van de haan zette. Tot op de dag van vandaag is de haan er erg trots op dat hij de wereld heeft gered. Als hij door kippenhok loopt, dan steekt hij zijn borst vooruit en laat hij zijn prachtige rode kam aan iedereen zien. En elke ochtend als de haan kraait dan komt de zon weer tevoorschijn.
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
Waarom honden achter katten aanzitten Een Afro-amerikaans verhaal
Hond en kat woonden vlak naast elkaar. Ze waren goede vrienden. Wat ze het liefste deden was eten. Hun lievelingseten was ham. Ze waren echt allebei dol op ham. Als ze wat geld over hadden dan kochten ze een groot stuk ham. Op een dag zei hond: ‘Zeg Kat we hebben allebei wel een beetje geld maar elk van ons heeft niet genoeg om een hele ham te kopen. Als we ons geld nu eens bij elkaar leggen, dan kunnen we samen een lekkere grote ham kopen.’ Dat vond Kat een goed idee en meteen ze gingen samen naar de stad. Ze kochten een enorme grote ham. De ham was zo groot, dat ze hem op weg naar huis om beurten moesten dragen. Toen Hond de ham droeg zong hij: ‘Onze ham, onze ham, onze ham’. Daarna was Kat aan de beurt. Ze rook de lekkere ham en dacht ‘Ik zou die ham wel helemaal alleen willen opeten’. Dus zonder erbij na te denken zong ze: ‘Mijn ham, mijn ham, mijn ham.’ Hond werd een beetje achterdochtig door het liedje van Kat, maar hij zei niets. Toen hij de ham weer moest dragen zong hij weer: ‘Onze ham, onze ham, onze ham.’ Ze kwamen in de buurt van hun huis. Kat was aan de beurt om de ham te dragen en zong: ‘Mijn ham, mijn ham, mijn ham.’ Plotseling ging ze er vandoor, klom in een boom en begon de ham op te vreten. Hond kon niet klimmen. Het enige wat hij kon doen was onderaan de boom blijven © Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
toekijken hoe Kat de hele ham opvrat. Hond werd bozer en bozer. Hij blafte harder en harder. Toen kat klaar was smakte met haar lippen en wreef eens over haar dikke buik. Hond riep: ‘Hé lelijke Kat dat je bent, als je weer honger krijgt en die boom uitkomt om te eten, reken er dan maar op, dat ik jou zal opvreten. Natuurlijk kreeg Kat weer honger en kwam ze de boom uit. En altijd nog rent Hond achter haar aan. Hij is nog steeds boos dat ze de hele ham heeft opgevreten.
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
Waarom je mieren overal kunt vinden Een verhaal uit Birma
Op een dag wilde Leeuw, die de koning is van de dieren, dat alle andere dieren hem kwamen eren. Een voor een kwamen Tijger, Olifant, Slang, Hagedis en een heleboel andere dieren een diepe buiging maken voor Leeuw. Zelfs de mier begon aan de lange reis. Dat was zeker niet makkelijk voor hem. Elke keer als hij een steen tegen kwam of een tak, dan moest hij er overheen klimmen. Hij was dan ook de laatste die aankwam. Toen de andere dieren de mier aan zagen komen, begonnen ze hem uit te lachen. Leeuw brulde ook van het lachen en zei: ‘Nou, het werd wel tijd, zeg.’ Mier schaamde zich diep en kroop weer naar huis. Hij vertelde de Koningin van de mieren hoe slecht hij door Leeuw behandeld was. De Koningin was woedend. Ze vroeg haar goede vriend Worm om in het oor van Leeuw te kruipen en daar eens flink te keer te gaan. Worm kroop in het oor van Leeuw. Hij draaide en wentelde, hij wiebelde en hij kriebelde. Leeuw die brulde. Hij schudde met zijn hoofd van links naar rechts en naar voren en naar achteren om Worm eruit te krijgen. De andere dieren wilden hem wel helpen maar niemand was klein genoeg. Leeuw wist dat hij gek zou worden als hij niet een manier zou vinden om Worm uit zijn oor te krijgen. Na een lange tijd besefte Leeuw dat er maar één dier was dat hem kon helpen. Hij stuurde een boodschapper naar de Koningin van de Mieren. Hij vroeg haar of ze iemand wilde sturen die in zijn oor kon kruipen om Worm eruit te halen. De Koning van de Mieren vond dat Leeuw genoeg gestraft was en stuurde Mier om Leeuw te helpen. © Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
Toen Mier eindelijk aankwam, lag Leeuw over de grond te rollen van de pijn. Mier kroop in het oor van Leeuw en zei tegen Worm: ‘Dank je wel vriend, kom maar weer naar buiten.’ Leeuw was zo opgelucht dat hij Mier beloonde. Hij zei: ‘Dank je wel Mier, van nu af aan mogen jij en je volk overal wonen waar jullie maar willen.’ Dat kun je zien tot op de dag van vandaag. Sommige dieren leven alleen maar in het oerwoud, anderen alleen maar in de woestijn. Maar mieren vind je bijna overal.
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
Waarom katten hun poten likken als ze gegeten hebben Een verhaal uit Europa
Kat had honger. Ze zag een vogeltje en dacht: die ga ik lekker opeten. Ze sloop er langzaam en heel zachtjes naartoe. Met haar buik bijna op de grond. Toen sprong ze er bovenop en hield het vogeltje vast tussen haar poten. Op het moment dat ze haar eerste hap wilde nemen zei het vogeltje: ‘Kat, ik sta echt van je te kijken. Ik heb nog nooit een kat gezien met zulke slechte manieren. Was jij nooit je handen voor je gaat eten?’ Kat wilde niet dat iemand, zelf geen klein vogeltje, dacht dat ze slechte manieren had. Dus begon ze haar poten te likken. Het vogeltje vloog natuurlijk snel weg en ging boven in een boom zitten. Sindsdien eten de katten eerst en wassen dan pas hun poten.
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2007
Waarom kippen met hun poten in het zand krabben Een verhaal uit de Filippijnen
De kip en de havik zijn vandaag de dag grote vijanden, maar dat was niet altijd het geval. Lang geleden vroeg de havik zelfs aan de kip of ze met hem wilde trouwen. De kip was dol op de havik dus ze wilde wel. De volgende dag bracht de havik haar een mooie ring. Niet lang daarna kwam de haan om de kip het hof te maken. Hij zag de mooie ring die ze droeg en vroeg: ‘Hoe kom jij aan die ring?’ De kip antwoordde: ‘Nou, die heb ik van de havik. We zijn verloofd, weet je, en binnenkort gaan we trouwen.’ De haan begon heel hard te lachen. ‘Als hij echt zoveel van je houdt dan had hij je wel een mooiere ring mogen geven. Hij heeft dat lelijke ding waarschijnlijk gewoon ergens in het zand gevonden.’ De kip had de ring erg mooi gevonden toen de havik die aan haar had gegeven. Maar nu ze de ring eens goed bekeek had de haan misschien toch wel gelijk. ‘Luister eens zei de haan, waarom gooi je die ring niet gewoon weg en dan trouw je met mij. De havik is niet goed genoeg voor jou. Wij samen zijn een veel beter stel.’ De haan ging maar door en ging maar door tot hij de kip overtuigd had dat de havik niet goed bij haar paste. Ze deed de ring af en gooide hem weg. Ze zou de havik wel een of ander verhaaltje op de mouw spelden. Maar een klein vogeltje had alles gezien en gehoord. Hij ging snel naar de havik om het allemaal door te vertellen. De volgende dag kwam de havik de kip opzoeken en vroeg: ‘Waarom draag je de ring niet die ik je heb gegeven?’ ‘Ik …uh…uh …ik ben hem kwijtgeraakt’, zei de kip. ‘Kwijtgeraakt? Hoe ben je die dan in hemelsnaam kwijtgeraakt’, vroeg de havik. © Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
‘Hij …uh…uh is gewoon gevallen. Ik rende weg voor een grote hagedis en toen ik weer op adem stond te komen was de ring gewoon… uh … weg.’ ‘Je liegt’, zei de havik. ‘Oh nee, ik zou toch nooit tegen je liegen?’ ‘Jawel, dat doe wel. Je hebt dat hele verhaal gewoon verzonnen. Ik weet dat je mijn ring hebt weggegooid zodat je je kon verloven met die betweter van een haan.’ De kip liet haar kop hangen toen ze besefte dat de havik alles wist. ‘Het klopt’, zei de havik, ‘dat ik geen dure ring kan betalen. Maar ik ben altijd eerlijk tegen je geweest. Ik wil niets meer met je te maken hebben want jouw vriendschap was niet echt.’ De kip zei niets. Ze bleef maar naar de grond kijken. De havik zei: ‘Ik wil mijn ring terug. Je kunt beter meteen gaan zoeken. En als ik honger heb dan kom ik je opzoeken en dan pak ik je kuikens, net zolang tot je mijn ring teruggevonden hebt.’ De kip voelde zich zo ellendig om wat ze had gedaan dat ze meteen begon te zoeken. Ze krabde en krabde met haar poten in het zand en zocht overal. Maar tot vandaag heeft ze de ring nog steeds niet teruggevonden. Als je ergens een groepje kippen bij elkaar ziet dan zijn ze altijd in het zand aan het krabben, nog steeds op zoek naar de ring. En de havik pakt nog steeds haar kuikens weg net zo lang tot de ring eindelijk gevonden is.
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
Waarom Slang en Kikker nooit samen spelen Een verhaal van de Ekoi een volk uit Kameroen en Nigeria
Op een dag ging een klein kikkertje op weg om te spelen. Terwijl hij door het bos sprong kwam hij iemand tegen die hij nog nooit eerder had gezien. Hij was lang en dun en hij had een velletje met heel veel verschillende kleuren. ‘Wie ben jij?’, vroeg de kikker. ‘Ik ben Slang. Wie ben jij?’ ‘Ik ben Kikker. Zullen we samen gaan spelen?’ ‘Dat is leuk’, siste de slang. Slang en Kikker hadden veel plezier die ochtend in het bos. Kikker leerde zijn nieuwe vriend hoe hij moest springen. Hij moest flink oefenen maar na een tijdje kon Slang bijna even goed springen als een kikker. Hij kon bijna niet wachten om de rest van zijn familie te laten zien wat hij geleerd had. En Slang leerde Kikker hoe hij op zijn buik over de grond moest kruipen. Kikker vond dat het leukste wat hij ooit had gedaan. Nu kon hij zijn vriendjes besluipen en plotseling tevoorschijn springen. Wat zouden ze schrikken, zeg. Toen het tijd was om naar huis te gaan om te eten zei Kikker tegen Slang: ‘Jij bent de beste vriend die ik ooit heb gehad.’ ‘Ja’, zei Slang, ‘wat hebben wij samen lol gehad. Morgen weer?’ Ze omhelsden elkaar en gingen toen vlug naar huis. Kikker zei tegen zijn moeder: ‘Ma, kijk eens wat ik kan. Hij ging op zijn buik liggen en gleed over de vloer. Moeder Kikker werd een beetje achterdochtig. ‘Waar heb je dat geleerd?’ © Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
‘Mijn nieuwe vriend Slang heeft me dat geleerd’, zei Kikker trots. De mond van moeder kikker viel open van verbazing. ‘Zei je Slang?’, vroeg ze. ‘Ja, dat klopt, hij is mijn nieuwe beste vriend.’ ‘Ben je helemaal gek geworden. Weet je niet dat slangen dol zijn op kikkers. Niet om mee te spelen maar om op te eten. Slangen en kikkers zijn altijd vijanden geweest. Je mag nooit meer met hem spelen, hoor je dat?’ ‘Ach moeder, mijn nieuwe beste vriend zou mij toch nooit opeten.’ ‘Oh ja, zeker wel’, waarschuwde zijn moeder. Hij is een slang en dat is wat slangen met ons kikkers doen. Opeten! Blijf uit zijn buurt en hou op met kruipen over de grond. Dat doen kikkers niet. Ik wil het hier in huis niet hebben.’ Kikker dacht eens goed na over wat zijn moeder had gezegd. Hij herinnerde zich dat Slang hem wel heel erg stevig had omhelsd. Intussen was Slang ook thuis gekomen. Tegen de rest van zijn familie zei hij heel trots: ‘Wedden dat jullie dit niet kunnen.’ En hij maakte een grote sprong in de lucht. Zijn broertjes en zusje lachten van plezier, maar zijn moeder vond het afschuwelijk. ‘Van wie heb je die flauwekul geleerd?’, vroeg ze. ‘Van mijn nieuwe vriend Kikker. Hij is geweldig. Wacht maar eens tot je hem ziet springen.’ Zijn moeder gilde: ‘Luister jij eens goed! Slangen springen niet. Hou daar onmiddellijk mee op. En slangen spelen niet met kikkers. Slangen eten kikkers op. Slangen zijn dol op kikkers. Niet om mee te spelen maar om op te eten. Volgende keer als je die vriend van je weer ziet dan pak je hem en dan vreet je hem op. Begrepen!’ Slang wist niet goed meer wat hij moest zeggen. ‘Dat zou ik nooit doen met een goede vriend’, zei hij. ‘Jazeker wel’, zei zijn moeder, ‘wij slangen hebben kikkers gevangen en opgegeten zolang als wij bestaan. Dat is onze natuur, dat is wat wij doen met kikkers.’ Slang dacht eens diep na over wat zijn moeder had gezegd. Toen hij kikker ging omhelzen voelde het wel erg lekker om hem stevig vast te houden. De volgende ochtend gleed Slang naar het huis van Kikker en riep: ‘Kom je mee buiten spelen?’ Kikker deed niet eens de deur open. Hij riep: ‘Nee dank je, ik heb vandaag andere dingen te doen. Eerlijk gezegd, ik kan nooit meer met je komen spelen.’ ‘Oh, heeft jouw moeder ook al met je gepraat. Nou mijn moeder heeft ook met mij gepraat. Dan zijn we dus geen vrienden meer.’ Bedroefd gleed Slang naar huis. Slang en Kikker hebben nooit meer met elkaar gespeeld. Maar vaak zitten zowel de slang als de kikker stilletjes te genieten van de zon. En als ze dat doen, dan zitten ze zich af te vragen wat er gebeurd zou zijn als het niet aan hun moeder hadden verteld. Misschien speelden ze dan nog steeds met elkaar. © Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
Waarom vleermuizen alleen in de nacht vliegen Een verhaal van de Modoc Indianen
Lang geleden was het oorlog tussen de dieren en de vogels. Er werd veel gevochten. Tijdens een van die gevechten vocht de vleermuis aan de kant van de vogels. Maar het gevecht ging niet zo goed voor ze en de vogels verloren op die dag. Toen vleermuis in de gaten kreeg dat de vogels misschien gingen verliezen, ging hij op zijn kop aan een tak van een boom hangen. Toen het gevecht voorbij was en de dieren hadden gewonnen, besloot vleermuis om met hen mee naar huis te gaan. De leeuw zag dat vleermuis met hen meeging en zei: ‘Hé vleermuis, waarom ga je met ons mee? Je hebt net nog tegen ons gevochten.’ ‘Oh nee’, zei de vleermuis, ‘dat zou ik nooit doen. Ik ben een van jullie. Ik ben toch geen vogel? Kijk maar eens goed. Ik heb tanden in mijn bek. Vogels hebben geen tanden.’ De dieren vonden dat vleermuis gelijk had, dus vleermuis mocht met hen mee. Niet lang daarna was er weer een gevecht. Toen het erop leek dat de vogels zouden gaan winnen verstopte vleermuis zich onder een stuk hout en wachtte tot het gevecht voorbij was. Toen de vogels naar huis vlogen, ging vleermuis met hen mee. ‘Wacht eens even’, zei de Adelaar, ‘jij bent onze vijand. Jij hebt met de dieren meegevochten.’ ‘Nee, dat is niet waar’, zei vleermuis. ‘Je vergist je. Ik ben toch geen dier. Kijk eens naar mijn vleugels. Heb je ooit een dier met vleugels gezien?’ De vogels moesten toegeven dat vleermuis gelijk had. Dus mocht vleermuis met hen mee. Zo lang de oorlog duurde ging vleermuis elke dag mee met de winnende partij. Toen de oorlog eindelijk voorbij was waren zowel de dieren als de vogels woedend op vleermuis.
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014
Ze belegden een vergadering om te bespreken wat ze met hem zouden doen. Uiteindelijk zeiden ze: ‘Vleermuis, je hebt tegen ons gelogen. We willen je nooit meer zien. Van nu af aan mag je alleen nog ’s nachts vliegen.’ Tot op de dag van vandaag hebben de dieren en de vogels het hem nog steeds niet vergeven. De vleermuis vliegt nog steeds alleen maar ’s nachts. Over het verhaal Er zijn honderden soorten vleermuizen op de wereld. Omdat het zulke vreemde wezens zijn, zijn er veel verhalen over waarom ze er zo uit zien en waarom ze zich zo gedragen. Vleermuizen zijn geen vogels, ook al hebben ze vleugels. Het zijn zoogdieren: ze hebben tanden, een vacht en een hart met vierkamers. Vleermuizen kunnen ’s nachts vliegen omdat ze kunnen horen waar ze vliegen in plaats van zien waar ze vliegen. Ze maken hele hoge geluiden die wij niet kunnen horen. Deze geluiden gaan door de lucht tot ze ergens tegenaan botsen. Bijvoorbeeld een rondvliegend insect. De geluiden kaatsen dan terug en vleermuizen kunnen dat horen met hun enorme oren. Zo weten vleermuizen precies waar ze vliegen zelfs in de donkerste nacht.
© Copyright Verteltheater Watverteljemenu 2014