iir-' •
\.'/
DE
ROEPING DER
RIJKEN IN BETREKiaNG TOT DE ARMEN.
E e n woord over Colonisatïe,
H.
p.
SCH o L T E,
V. D. M.
TE AMSTERDAM, BIJ HOOGKAMER & C O M P E . 1846. Prijs 10 Cents.
i
DE
ROEPING RIJKEN m BETREKKING TOT DE ARMEN.
Ooewel in den Apostolischen tijd geschreven kon worden aan eene der voornaamste gemeenten: «niet vele raagtigen, niet vele edelen» (1 Cor. I: 26), en een ander Apostel zeggen kon: «hoort, mijne gehefde broeders! heeft God niet uitverkoren de armen dezer wereld, rijk ia het geloof, en erfgenamen des koningrijks, hetwelk Hij belooft dengenen, die Hem liefhebben ? » zoo waren er toch in dien tijd onder de belijders van den eenigen Naam, door welken wij zalig moeten worden, rijken en edelen. Hoewel nu de juiste verhouding van rijken tot die niet wordt opgegeven, 'zoo vertrouwen wij toch, dat Nederland ten minste wel eenigzins gelijk zal staan in die verhouding. Dit doet echter tot het wezen der zaak weinig. Toen waren er onder de Christenen weinig rijken en vele armen, en dit is nog het geval. Hoe in den eersten bloeitijd de Christenen, door den Heiligen Geest gedreven, zich openbaarden, daarvan hebben wij de duidelijkste getuigenissen. Wanneer er behoefte aanwezig was, dan verkochten degenen, die iets bezaten, goederen en have, en verdeelden dezelve aan
i
BE ROEPING DEK. IIUICEN , ENZ.
allen, naar dat elk van nooden had (Hand. U : 45), er was groote genade over hen allen. Want er was ook niemand onder hen , die gebrek had; want zoo velen als er bezitters waren van landen of huizen, die verkochten zij , ea bragten den prijs der verkochte goederen, en legden die aan de voeten der Apostelen. En aan een iegelijk werd uitgedeeld naar dat elk van noode had (IV: 33—35). Dit is de geschiedenis der eerste tijden, niemand onder hen had gebrek. Het willen bewaren van den schijn des Christendoms , met het gehecht blijven aan de goederen dezer wereld, werd op eene nadrukkelijke wijs als doodschuldig aangewezen door God, in het oordeel, hetwelk over AKA.wiAs en sAPPiiiRA kwam (V: 1 —10). Dit had eenen krachligen invloed , want er kwam groote vrees over de geheele gemeente, en over allen, die dit hoorden, en van do anderen durfde zich niemand bij hen voegen, maar het volk hield ze in groote achting (vs. 1 1 , 13). Gedurende het leven der Apostelen en bij de uitbreiding des Christendoms, verflaauwde de indruk door het oordeel van ANANiAs en SAPPHIRA teweeggcbragt; de liefde t o t , en de gehechtheid aan de goederen dezer wereld nam bij velen de overhand. Op velerlei wijze gaven de Apostelen getuigenis tegen deze verkcerdheid en toonden aan, dat zulk een toestand onbestaanbaar was met het wezen van den Christen. De Apostel JAGOBUS zegt uitdrukkelijk dat een onbarmhartig oordeel komen zal over dengene, die geen barmhartigheid gedaan heeft (Jac. I I : 13). Wanneer iemand zegt, dat hij het geloof heeft, en hij heeft de werken niet, dan ontkent de Apostel niet, dat zulk iemand een geloof heeft, maar hij toont dat zulk een geloof niemand kan zaligmaken (vs. 14), terwijl hij een weinig later zulk een geloof dood noemt (vs. 20). Wanneer wij derhalve de waarheid , de toepasselijkheid en verbindende
IN BEIKEKKIISG
TOT DE .VRMEX.
,y
kracht der Aposlolische Zendbrieven en Iiaiidelingeii erkennen, dan moeien wij als stelregel aannemen, ivanneer eenig Christen of Christin behoef/e heeft aan klecdiiig, of gebrek aan dagelijksch voedsel, dan zijn de andere Christenen geroepen om de nooddniftigheden des ligchaams te geven (vs, 15, 16). Wij vertrouwen dat geen Christen, of die er den naam van draagt, deze stelling zal tegenspreken. Wij zouden daarenboven wel durven aannemen, dat wanneer een Christen iemand ontmoelcde, die zouder kleederen was en die van honger in flaauwte viel, hij den zoodanige niet zou verslooten , maar eenig deksel en voedsel bezorgen. In het geval van zulke uiterste ellenden zal een Christen wel niet eens vragen, of de naakte en verhongerde een Christen is; al was de ellendige dit niet, de Christen zou toch helpen in zulken uitersten nood. Wij zouden wel wenschen , dat er geen Christenen gevonden konden worden , die de hulpvaardigheid tot zulke uiterste ellende beperkten , maar dat in tegendeel allen overtuigd waren, dat de Aposlolische vermaning de krachtigste drangreden bevat, om zulk eene onderlinge hulp en bijstand aan den hulpbehoevenden broeder en hulpbehoevende zuster te verleenen , dat zij tot zulk eene uiterste ellende niet vervallen , en dat alzoo allen loonden, dat het geloof, hetwelk men belijdl, niet dood , maar levendig is. WeUigt vraagt iemand, of er dan zulk een toestand aanwezig is, dat deze opmerking noodzakelijk is. Wij aarzelen niet om met keunis van zaken deze vraag bevestigend te beantwoorden. Algemeen is de klagt over het toenemendepauperismus, eenieder, dieeenigzinsmet den inwendigen toestand des lands bekend is, is van de juistheid dezer klagte overtuigd, en de Hooge Regering des lands heefier bewustheid van, en zoekteenigzinsin dien toestand te voorzien door eene nieuwe armenwet. Men moei zich
6
DE ROEPITVG DER
RIJKES
echter bedroeven, wanneer men hoog en laaggeplaatste personen over de oorzaken dier verarming hoort spreken. Wij zijn overtuigd, dat zonder eene algeheele omkeering van onzen maatschappelijken toestand, geen redding mogelijk is. Eene Grondwetsverandering kan hierin geen heil aanbrengen; derzelver voorstanders hebben niet onduidelijk te kennen gegeven, dat door zulk eene verandering geen aanzienlijke vermindering der Staatsuitgaven te verwachten is. En wat zal het den inwoners van Nederland baten, of zij al meer invloed kunnen verkrijgen op de verkiezingen der volksvertegenwoordigers, wanneer zij voortdurend verarmen? Zoo onnoozel zijn de inwoners van ons Vaderland nog niet geworden, dat zij van oordeel zijn zich met vrijheidswind te kunnen voeden. Daarom vinden de voorstanders eener Grondwetsherziening zoo weinig weerklank bij de menigte. Wanneer men aan het volk kon zeggen, door eene Grondwetsherziening zullen de belastingen afgeschaft worden , zullen alle binnenlandsche belemmeringen van neringen en handteriugen verdwijnen, zullen er middelenen wegen daargesteld worden , dat een ieder die werken wil, werk kan krijgen , dan zou men gewis algemeene belangstelling zien. Men zou dan zien, dat de manier van regering tamelijk onverschillig geworden is, aan het gros der natie, en dat men bij zulke wezenlijke en in het dagelijksche leven ingrijpende verandering, even goed een oppermagtig Vorst zou erkennen zonder representanten van het volk of van de aristocratie, als men eene republiek zou toejuichen met een president en eenige weinige leden van het uitvoerend bewind. Men zou echter in zulken toestand weder te kampen hebben met een ander volk, namelijk met het alsdan nutteloos geworden heir van groote en kleinwaardigheidsbekleeders en ambtenaren van allerlei rang. Dit
IN BETREKKING TOT D>E ARMEIT.
7
laatste volk, hetwelk nu eenmaal g^ewend is uit het budget te leven of zich rijk te maken, is echter in Nederland zoo magtig, dat wij zulk eenen gunstigen toestand niet eerder verwachten, dan wanneer het overige volk uitgeput zijnde, niet meer opbrengen kan, en door den nood geperst , tot het uiterste gedreven wordt, namelijk tot revolutie, waardoor de Staat gebragt wordt tot bankbreuk. Dan zal de beurt der vermindering en verarming aan de rijken komen, die alsdan te laat zullen ondervinden, dat zij zeer onverstandig handelden, toen zij opmerkingen als deze, in den wind sloegen als overdreven en dweepachtig. Eene naauwkeurige betrachting van den maatschappelijken toestand heeft ons de overtuiging verschaft, dat in eiken stand der maatschappij, op weinige uitzonderingen na, het grootste deel achteruit gaat, sommigen naauwelijks rondkomen, zeer weinigen vooruitgaan. Wij hebben tevens opgemerkt, dat de meeste Christenen, die in eenig beroep of bedrijf zijn, ten gevolge van den verdraaiden toestand der maatschappij tot handelingen gedrongen worden, die de wereld geoorloofd rekent, doch waardoor het Christelijk gemoed gedrukt en het geweten bezwaard wordt. En toch men moet voort, want dedagelijksche behoefte dringt, en weinigen zouden zich van hunne zaken kunnen ontdoen, en van hun vermogen leven, terwijl bovendien het leven van den luiaard allerminst den Christen voegt. Hierbij komt de zorg voor de kinderen. De meeste ouders zijn verlegen , tot welke betrekking in de maatschappij zij hunne kinderen moeten en kunnen voorbereiden. In verschillende standen zuchten de Christenen onder hunnen toestand, en zien met kommer op hun kroost neder. De zegen des Heeren, een talrijk nageslacht, kan bijna niet met vrijmoedigheid
8
DE ROEPING DER RIJKEN
worden afgebeden. Er zijn onder de Christenen sommigen, die rijk genoemd kunnen worden naar de wereld, en zoo hun Christendom niet alleen in woorden of belijdenis bestaat, dan zullen zij zich het lot hunner behoeftige broeders en zusters aantrekken, en daarmede niet wachten tot dat deze zonder kleederen en uitgehongerd op den Zendbrief van JAGOBUS wijzen, en om deksel en voedsel vragen. Men zal ons kunnen zeggen, dat er toch door de vermogenden veel gegeven wordt, doch dat men niet alles kan doen. Zoo lang er echter geloovigen gevonden worden, die gebrek lijden, dan hebben de meervermogenden nog niet alles gedaan, wat zij zouden kunnen doen. Zoo lang bij een Christen nog meer is dan het noodige, is het gebreklijden van andere Christenen onverschoonlijk. Doch schoon ook alle vermogende Christenen bereid waren, om zoo lang te geven, als zij iets hadden, dan nog zouden zij hunne roeping in betrekking tot de armen miskennen. Het is geen Christelijke liefde, wanneer men behoeftigen voedt, gelijk een vogel, die in eene kooi is opgesloten. De bestemming van den mensch is te werken met de handen wat goed is. In de eerste plaats komt in aanmerking de bewerking van den grond, en de gebruikmaking van de daarop zich bevindende dieren, de landbouw en veeteelt. Zoodra echter de grond vrucht voortbrengt en de dieren onder de menschelijke heerschappij staan, dan moeten die voortbrengsels bewerkt worden tot nutti^o-e einden voor den mensch; vandaar allerlei handwerken en fabrikaat. Daar niet overal hetzelfde en in dezelfde hoeveelheid wordt voortgebragt, en alzoo verwissehng noodig wordt der voortbrengselen van verschillende plaatsen, zoo ontstaat daardoor verwisseling of handel. Uit dit alles vloeit voort, dat sommigen tot vinding van de
IN BETREKKING TOT DE ARMEN,
9
geschiktste middelen, meer met hun verstand dan met hunne handen moeten werken , hoewel het verstand ook bij handenwerk niet ledig kan zijn, en het verstand zonder handenwerk niets kan voortbrengen; vandaar behoefte aan ontwikkeling des verstands of onderwijs. De menschen zijn als redelijke schepselen verpligt den Schepper en Onderhouder van alles te eeren en te dienen; vandaar de noodzakelijkheid van de Godsdienst. Deze orde van zaken is zoo zeer gegrond in de natuur der schepping, dat het bovengenoemde van de algemeenste toepassing is. De Christen nu heeft het \oooregt, het Woord van God te erkennen, hetwelk hem leert, hoe hij in alles naar Gods wil en tot Gods eer kan werkzaam zijn, en alzoo tevens arbeiden aan zijn eigen geluk. Wanneer wij dit Woord van God betrachten, dan zien wij dat de Heere de bovengenoemde natuurlijke orde niet omkeert, maar in tegendeel bevestigt. Daarom oordeelen wij , dat de rijken hunne roeping niet volgen, wanneer zij uit hunnen overvloed aan den armen voedsel en deksel verschaffen; de armen behoeven werkzaamheid, zij mogen het brood der ledigheid niet eten. In den tegenwoordigen toestand van Nederland is dus de roeping der rijken om aan de behoeftigen arbeid te verschaffen, ten einde deze aldus in hunne dagclijksche behoeften kunnen voorzien. Kan dit nu in Nederland geschieden, zoo veel ie beter; kan dit echter niet, dan moet de aandacht zich elders vestigen. Wij gelooven de waarheid niet te kort te doen, wanneer wij zeggen, dat het voorzien in aller behoeften in verschillende plaatsen, waar de Christenen verspreid zijn, onmogelijk is. Men moet in alle gevallen, bedacht worden op te zamentrekking der Christenen en dus op verplaatsing, of hetgeen helzelfde beteekent, Golonisatie. Het land-
10
DE ROEPIING DER RIJKE;!?
huiskundige Congres, onlangs te Zwolle bijeen , heefteene Commissie van onderzoek benoemd, om Ie zien of Colonisatie in Nederland mogelijk is. De zamenstelling van dat Congres is echter van dien aard, dat hetzelve alleen aan Colonisatie op algemeene gronden en niet aan Christelijke beginselen denkt. De Christenen behooren dus zelven om te zien, en wij twijfelen niet, of een ieder, die met den maatschappclijken toestand van nabij bekend is of wordt, zal de overtuiging verkrijgen, dat Christelijke Colonisatie op eenigzins uitgebreide schaal in Nederland onmogelijk is geworden. Wij wc/en daarom ook op Colonisatie buiten de grenzen van Nederland. Wanneer de vermogende Christenen nu willen medewerken , dan kan er eene Colonisatie op uitgebreide schaal tot stand komen. Dat alle vermogende Christenen dadelijk bereid zouden zijn om zelven te verhuizen, is niet denkelijk, het is ook niet noodig. Zij behoeven zich niet bloot te stellen aan de eerste moeijelijkheden eener nieuwe landontginning, zij kunnen grootendeels achterblijven, totdat de nieuwe Colonie eenige ontwikkeling verkregen heeft. Zal het echter goed gaan, dan moet men niet uitsluitend de armen wegzenden, er behooren dadelijk meergegoeden mede te gaan. Wij rekenen het echter aller Christenen pligt, om met hun tijdelijk vermogen te helpen, en wij zijn verzekerd, dat zoo men in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika wil coloniscren, de vermogenden niet alleen zonder hunne schade, maar tot hun voordeel kunnen helpen. Zij, die hunne bezittingen in schuldbrieven hebben, kunnen in den tegenwoordigen tijd niet rekenen op eene rente van vijf ten honderd; zij, die huizen of landerijen bezitten, ontvangen doorgaans nog minder rente. Nu zijn de effecten nog redelijk in prijs en de landerijen duur. Dit
l>' BETREKKING TOT DE ARMEN.
11
kan spoedig veranderen, en dan vermindert de hoofdsom der bezittingen. De toestand van Noord-Amerika is van dien aard, dat een iegelijk, die geld wil voorschieten, onder verband van eene aan te leggen Colonie, zich op alle redelijke gronden verzekerd kan houden, vijf ten honderd rente te zullen ontvangen , terwijl de Colonisten een goed bestaan zouden vinden. Zelfs alleen uit het oogpunt van geldplaatsing beschouwd, is het hulp verleenen aan te raden. De aan te koopen gronden en hetgeen daarop gebouwd wordt, leveren een' genoe^zamen waarborg voor de hoofdsom ; want door den aanbouw rijzen de akkers jaarlijk in waarde (^). Wij zijn derhalve gedrongen, om de vermogende Christenen ia Nederland ernstig op te wekken deze zaak tot een onderwerp van hunne ernstige, opregte en biddende onderzoeking te maken. Nu is er nog eene uitnemende uitredding mogelijk, maar de nood klimt hoe langer zoo hooger. Vele Christenen zijn reeds zoo veramd, dat zij genoegzaam niets meer bezitten, velen zijn \an jaar tot jaar aan het achteruitgaan en verminderen, met het uitzigt, dat zij binnen eenige jaren ook tot de behoeftigen zullen behooren. Wij overdrijven niet, maar spreken uit overtuiging na behoorlijk onderzoek, en de geheele toedragt van zaken heeft den ondergeteekende zoo gedrongen, dat hij zich volkomen bereid gevoelt en verklaart, om in het belang van zulk een groot aantal hulp(*) Wij hebben deze opmerking niet gemaakt om daardoor den specnlatiegeest op te vcekken, maar alleen om de opmerkzaamheid der meervermogenden te trekken. Men is doorgaans zoo traag in Nederland, wanneer het op handelen aankomt, dat er sterke prikkels npodig ïijn om gaande te worden. Wij vertrouwen echter van Christenen, dat zoo zij eenmaal wakker zijn, het beginsel des Christelijken levens, de liefde, ook de beweger zal zijn van het geloof, en dat dus de deelneming een arbeid der liefde zal worden.
VA
DE ROEPINd
DER RIJK.ES
behoevende Christenen, zijn Vaderland te verlaten en zich te vestigen in eene op te rigten Colonie. Hij kan daarom met vrijmoedigheid alle vermogende Christenen toeroepen: weest mijne navolgers, broeders, zoo niet dadelijk met eigen persoon, dan toch met tijdelijk vermogen. Honderden verlangen om overgevoerd te worden en zijn bereid en geschikt om te werken; dat wij hen hier niet in ellende en gebrek laten verkwijnen. Er is zelfs spoedige hulp noodig. De ondergeteekende verwacht vóór de maand Augustus opgave van een iegelijk, die iets of als gift, of als voorschot wil bijdragen. In die maand zal er dan eene Vergadering van die allen belegd worden om gezamenlijk te raadplegen en te besluiten. Behoeftigen zijn ons reeds voorgegaan, wij kunnen u wijzen op een voorbeeld, dat eenigen, hetgeen zij vermogten, bijeen bragten, opdat een paar der hunnen konden vertrekken. Dit is geschied, en deze hebben nu reeds hunne overwinst overgezonden, om daardoor weder een paar anderen in staat te stellen insgelijks over te komen. Op die wijs doen de arme Christenen; wat zullen de meervermogenden doen? H. P. SCHOLTE, r. D.
AI.
AANMERKINGEN BETBEKKK-ELIJK
DE LANDVERHUIZING NAAR NOORD-AMERIKA.
Oedert de aanmerking over de landverhuizicg: is het bevestigd , dat wij niet verkeerd geoordeeld hebben over den toestand van vele Christenen. Uit verschillende Provinciën van ons Vaderland heeft de ondergeteekeude brieven ontvangen met lijsten van menschen, die wenschen te vertrekken. Velen verlangen zoo spoedig mogelijk verplaatst te worden. Wij hebben opgave van eenige Christenen, die vermogen genoeg hebben , om zich zelven met de hunnen te verplaatsen, land aan te koopen en te laten bearbeiden. Wij hebben berigt van sommigen, die de middelen bezitten om zich zelven en de hunnen over te brengen, doch geen vermogen genoeg hebben om genoegzaam land ter bebouwing aan te koopen. Wij hebben van een zeer groot aantal berigt ontvangen, die geheel op kosten van anderen zouden moeten vervoerd worden. Deze behooren grootendeels tot den Boerenstand en tot de handwerkers. Van een burgerman hebben wij het aanbod ontvangen eeuer gift van honderd gulden , ter bevordering der Colonisatie. Zoo als dus de zaken op dit oogenblik staan, is er
14
AANBIERKINGEN BETREKKELIJK DE LANDVERHUIZING
mogelijkheid, dat er eene Colonisatie van kleinen omvang kan begonnen worden. Daardoor kunnen echter slechts een gering aantal behoeftigen geholpen worden ("*•}. De ondergeteekende gevoelt zich gedrongen, om ter algemeene beantwoording der veelvuldige brieven, de volgende opmerkingen te maken. 1°. Daar zich reeds een zeker aantal Christenen bereid verklaard heeft, om aan de Colonisatie deel te nemen, die zooveel vermogen bezitten, dat zij grootere en kleinere grondbezitters kunnen worden, zoo kan men er op rekenen, dat, zoo er geene bijzondere verhinderingen komen, de Colonisatie doorgaat. 2°. Ten gevolge hiervan zal aan die allen de raad worden gegeven, om met zooveel behoeftige huisgezinnen, als zij ter beaz-beiding van hunne landerijen zullen behoeven, contracten aan te gaan. Bij die contracten zal worden bepaald, dat de behoeftigen zich verbinden om voor eenigen tijd, b. v. vier jaren, voor dengenen, die hen voor zijne rekening neemt, te zullen werken, onder voorwaarde van redelijk loon naar de maatstaf van andere plaatsen in Noord-Amerika. Er zal echter tevens worden bepaald, dat zij gedurende den tijd van het contract alleen zullen ontvangen hetgeen tot hun onderhoud noodig is, terwijl het overige blijft staan, tot den afloop van den tijd bij contract bepaald. Na dien tijd zal het alzoo verschuldigde loon, na aftrek der kosten van de overtogt, aan de belanghebbenden worden uitbetaald. Er zal tevens (*) Wij moeten hierbij de opmerking maken, dat het grootste aantal der geheel behoeftigen, niet tot de Afgescheidenen behoort. Indien er onder de Afgescheidenen genoegzaam vermogen kan bijeengebragt worden, zullen zij arme geloovigen niet aan hun lot overlaten, doch in de eerste plaats zullen de leden der gemeente in aanmerking moeten komen.
>
j
\
i j 1 ' | i
NAAR
KOORB-AMERIKA.
15
worden zorg gedragen, dal de zoodanigen alsdau behoorlijke landerijen in eigendom kunnen verkrijgen. Zij , die voor den tijd , bij contract bepaald, hun werk verlaten, verliezen hunne aanspraak op het loon. 3°. Daar de toevloed van behoeftigen zoo groot is, zal er in de eerste plaats alleen gedacht worden aan de overbrenging van hen , die als opregteChristenen bekend zijn, dewijl naar Gods Woord bij het weldoen de huisgenooten des geloofs hel eerst in aanmerking mogen komen. 4°. Daar de beginselen der Colonisatie Christelijk zijn inden volstrektsten zin des Woords, zoo dient tot narigt van een iegelijk, die zou willen deelnemen, dat, wat betreft dekerkelijkegemeenschapen inrigtingin de Colonic, het Woord vau God de eenige regel, grondslag en toetssteen zal zijn , zonder binding aan vroegere of latere vormen, die God niet geboden heeft. 5°. Er bestaat alle waarschijnlijkheid, dat bij de eerste vestiging genoegzame verzorging zijn zal van Godsdienst en Onderwijs, terwijl er tevens genoegzaam vooruitzigt is, dat een bekwaam genees- heel- en vroedkundige zal medegaan , en bovendien vrouwelijke hulp niet zal ontbreken. 6". De gesteldheid der gronden, die gekozen zullen worden, zal van dien aard zijn, dat alle in ons land gewone arbeid zal kunnen uitgeoefend worden, als het bouwen van verschillend koorn, van vlas en hennip. De beide laatste gewassen kunnen inzonderheid door deskundige bouwers met groot voordeel bewerkt worden. Verder is er gelegenheid voor allerlei veeteelt. Hieraan zal zich bij eenige ontwikkeling kunnen aansluiten de verwerking der grondstoffen, hetgeen weder bevorderlijk is voor sommige handwerken. Er zal bovendien gezorgd worden voor eene gunstige ligging aan eene bevaarbare rivier, ten
16
AANMERKINCiEJf
BErREKkELI.IK
1)E LANDVERUUIZIKG
einde gelegenheid te geven voor de ontwikkeling van den handel. 7°. Christenen , die nu nog niet in de mogelijkheid zijn om te vertrekken, doch vermogen he])ben lot aankoop van landerijen en ter bewerking van den aaugekochten grond, zullen door hulp van dadelijk vertrekkende Colonisten terstond in de colonisatie kunnen deelnemen , met vooruitzigt om zich later op het voor hen aangekochte goed te komen vestigen. 8". Christenen, die zelven niet kunnen of willen gaan , kunnen echter bijdragen, ter bevordering der Colonisatie , en alzoo medewerken, dat aan behoeftige Christenen arbeid en onderhoud verschaft wordt. Elke gift zal mot dankbaarheid worden aangenomen en ten behoeve van arme Colonisten worden gebruikt, terwijl later verslag gedaan zal worden van dit gebruik. Het is echter te wenschen, dat vermogende Christenen zullen besluiten om eenig kapitaal op rente voor te schieten, onder verband van de aan te koopen gronden, en hetgeen daarop gebouwd zal worden. Deze waarborg is zeker; want eenmaal de landen bebouwd wordende, stijgt de waarde jaarlijks, terwijl de opbrengsten van dien aard zijn , dal niemand eenige vrees voor de rente behoeft te koesteren, wanneer er slechts vertrouwen gesteld wordt in de personen , die aan het hoofd der Colonisatie zullen staan. 9", Ten behoeve van degenen, die zouden willen vertrekken, dient lot narigt, dat het voor alle soort van werklieden voordeelig is om genoegzame gereedschappen mede Ie nemen, terwijl bovendien is aan te raden om zich hier te lande van eene behoorlijke uilrusting kleederen te voorzien. Men dient bij de berekening der kosten te stellen , dat men doorgaans honderdgiddens per persoon noodig heeft voor den overtogt, tot aan de plaats der bestemming.
WA4^R NOORD-AMERIKA.
17
10". Wat deu aankoop der gronden betreft, dat geschiedt in Noord-Auierika in sectiën van 640 akkers, die echter weder verdeeld worden in halven, kwarten en achtsten. Een achtste sectie voorziet ruim in de behoeften van een groot huisgezin, terwijl men alsdan nog meteenige vlijt onbekrompen kan bijdragen tot onderhoud van Godsdienst en Onderwijs, en ter bevordering van binnenen buitenlandsche zendingen, ter verspreiding van het Evangelie. Wanneer men de geschiedenis der ontwikkeling van de Vereenigde Staten van Noord-Amerika nagaat, dan is het bijna on geloofelijk, hoe spoedig men met eenige krachtinspanning tot eene tamelijke welvaart komen kan. Zelfs personen , die geschreven hebben om Noord-Amerika te bespotten en te vernederen , zoo als DIKKENS , geven zulke getuigenissen van hetgeen zij gezien en gehoord hebben, dat een onparlijdig lezer moet zeggen: dat land moet goed zijn. De ondergeteekende moet uit volle overtuiging de meervermogende Christenen opwekken, om ten behoeve van zoo vele verarmden en verarmende broeders en zusters met hun vermogen bij te staan , en zich daartoe voor de maand Augustus aan te melden, ten einde alsdan tot eene vergadering te kunnen opgeroepen worden, waarop de eerste grondslagen der Colonic zullen vastgesteld worden. utrecht, Junij 18 46.
jj
p
SCHOLTE , V. D.
M.