Risico-minimalisatiemateriaal betreffende Tasigna® (nilotinib) voor voorschrijvers en apothekers
Introductie De risico-minimalisatiematerialen voor Tasigna® (nilotinib) zijn beoordeeld door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Deze materialen beschrijven aanbevelingen om belangrijke risico’s van het geneesmiddel te beperken of te voorkomen.
Samenvatting Het gebruik van Tasigna (nilotinib) kan cardiale bijwerkingen veroorzaken. Aanbevelingen voor voorschrijvers luiden als volgt:
met sterke remmers of inductoren van dit enzym kan de biologische beschikbaarheid van Tasigna beïnvloeden. Aanbevelingen voor voorschrijvers luiden als volgt:
■ Tasigna kan een verlenging van het QT-interval
■ CYP3A4-remmers kunnen de kans op bijwerkingen
veroorzaken. Tasigna moet met voorzichtigheid gebruikt worden bij patiënten met een QTc-verlenging of een risico op het ontwikkelen hiervan. ■ Uiterste zorgvuldigheid is geboden bij gelijktijdig gebruik
van Tasigna met anti-aritmica of andere geneesmiddelen die het QT-interval kunnen verlengen. ■ Men dient voorzichtig te zijn met het voorschrijven van
Tasigna aan patiënten met een geschiedenis van, of risicofactoren voor een coronaire hartziekte. ■ Tasigna kan vochtretentie, hartfalen en pulmonaal
oedeem veroorzaken. Tasigna wordt gemetaboliseerd door CYP3A4. Comedicatie
2
verhogen, met name verlenging van het QT-interval. ■ Voorschrijvers wordt aangeraden patiënten te
waarschuwen voor gebruik van geneesmiddelen die zonder medisch voorschrift verkregen kunnen worden, in het bijzonder sint-janskruid. Voorschrijvers wordt aanbevolen patiënten te informeren over de effecten van voedsel op Tasigna: ■ De patiënt mag niet eten binnen twee uur vóór en één uur
ná inname van Tasigna. ■ De patiënt moet voedingsmiddelen vermijden die
CYP3A4-enzymen kunnen remmen, zoals grapefruit(sap) en pompelmoes(sap).
Indicatie en dosering Tasigna Tasigna is geïndiceerd voor de behandeling van volwassen patiënten met: ■
nieuw gediagnosticeerde Philadelphia-chromosoom positieve (Ph+) chronische myeloïde leukemie (CML) in de chronische fase;
■
Ph+ CML in de chronische fase of acceleratiefase na falen van andere geneesmiddelen, waaronder imatinib, vanwege resistentie of intolerantie.
Gegevens op het gebied van de werkzaamheid bij patiënten met Ph+ CML in blastaire crisis zijn niet beschikbaar. De aanbevolen dosering voor nieuw gediagnosticeerde patiënten met Ph+ CML is tweemaal daags 300 mg (tweemaal 2 capsules van 150 mg). Voor patiënten met Ph+ CML in de chronische of acceleratiefase die een andere behandeling niet (meer) kunnen verdragen of hier onvoldoende baat bij hebben, is de aanbevolen dosering tweemaal daags 400 mg (tweemaal 2 capsules van 200 mg). De capsules moeten in zijn geheel worden doorgeslikt met water.
3
De noodzaak om patiënten te informeren over de effecten van voedsel op Tasigna Voedsel verhoogt de biologische beschikbaarheid van nilotinib. Tasigna mag daarom niet gelijktijdig met voedsel worden ingenomen. Het wordt voorschrijvers aanbevolen om patiënten te informeren over de effecten van voedsel op Tasigna: ■ TIJDSTIP
INNAME CAPSULES 2 UUR GEEN VOEDSEL
1 UUR GEEN VOEDSEL
1:00
2:00
3:00
4:00
5:00
6:00
7:00
8:00
9:00
10:00
11:00
12:00
12:00
13:00
14:00
15:00
16:00
17:00
18:00
19:00
20:00
21:00
22:00
23:00
24:00
2 UUR GEEN VOEDSEL
TIJDSTIP
00:00
Patiënten mogen niet eten of drinken (uitgezonderd water) binnen 2 uur voor de inname van Tasigna en 1 uur na de inname van Tasigna.
1 UUR GEEN VOEDSEL
INNAME CAPSULES
2 ✕ daags
■
4
Patiënten dienen voedingsmiddelen die CYP3A4-enzymen kunnen remmen, zoals grapefruit(sap) en pompelmoes(sap), te vermijden.
Cardiale bijwerkingen QTc-verlenging In preklinische en klinische studies is aangetoond dat Tasigna een verlenging van het QTc-interval kan veroorzaken. Vanwege dit risico op QT-verlenging is voorzichtigheid geboden wanneer Tasigna gebruikt wordt bij patiënten die al een verlenging van het QTc-interval hebben of die een risico hebben op de ontwikkeling hiervan zoals: ■
patiënten met congenitaal lange QT-tijd;
■
patiënten met een voorgeschiedenis van ongecontroleerde of relevante hartaandoeningen, bijvoorbeeld een recent myocardinfarct, congestief hartfalen, instabiele angina pectoris of klinisch significante bradycardie;
■
patiënten die anti-aritmica krijgen voorgeschreven (zoals, maar niet beperkt tot: amiodaron, disopyramide, procaïnamide, kinidine en sotalol) of andere geneesmiddelen die kunnen leiden tot een verlenging van het QTc-interval (zoals, maar niet beperkt tot: chloroquine, halofantrine, claritromycine, haloperidol, methadon en moxifloxacine).
Zorgvuldige controle van effecten op het QTc-interval is wenselijk en aanbevolen wordt een ECG te laten maken voor start van behandeling met Tasigna en indien klinisch geïndiceerd tijdens de behandeling. Een eventuele hypokaliëmie of hypomagnesiëmie dient te worden gecorrigeerd voor start van behandeling met Tasigna, en serum kalium en serum magnesium dienen periodiek te worden gecontroleerd tijdens de behandeling.
5
Geschiedenis van of risicofactoren voor coronaire hartziekte Cardiovasculaire bijwerkingen, waaronder perifere arteriële occlusieve ziekte, ischemische hartziekte en ischemische cerebrovasculaire voorvallen, zijn gemeld in klinisch onderzoek en tijdens postmarketingervaring. Patiënten moet worden geadviseerd om direct medische hulp te zoeken als ze acute verschijnselen of klachten evaren die kunnen wijzen op cardiovasculaire bijwerkingen. Voorschrijvers worden verzocht de cardiovasculaire status van patiënten te beoordelen. Tijdens de behandeling met Tasigna dient er regelmatig gecontroleerd te worden op cardiovasculaire risicofactoren welke actief behandeld moeten worden volgens standaard richtlijnen. Patiënten met ongecontroleerde of relevante hartaandoeningen (bijvoorbeeld, maar niet beperkt tot, een recent myocardinfarct, congestief hartfalen, instabiele angina pectoris of klinisch significante bradycardie) werden uitgesloten van deelname aan klinische onderzoeken. Omdat deze patiënten een significant risico lopen op het ontwikkelen van een verlenging van het QTc-interval, is voorzichtigheid geboden bij behandeling met Tasigna.
Risico op vochtretentie, hartfalen en pulmonaal oedeem In een fase III-studie met nilotinib bij nieuw gediagnosticeerde CML-patiënten werden soms (0.1% tot 1%) ernstige vormen van vochtretentie gezien zoals pleurale effusie, pulmonaal oedeem en pericardiale effusie. Postmarketing werden vergelijkbare voorvallen gemeld. Een onverwacht snelle toename in gewicht tijdens de behandeling met Tasigna moet dan ook zorgvuldig worden onderzocht en bij tekenen van ernstige vochtretentie dient de oorzaak te worden onderzocht en dient de patiënt overeenkomstig te worden behandeld.
6
Metabolisme door CYP3A4 Tasigna wordt hoofdzakelijk gemetaboliseerd door CYP3A4. Comedicatie met sterke remmers of inductoren van dit enzym kan de biologische beschikbaarheid van Tasigna beïnvloeden.
Comedicatie met CYP3A4-remmers Gelijktijdig gebruik van Tasigna met stoffen die sterke CYP3A4-remmers zijn (bijvoorbeeld ketoconazol, itraconazol, voriconazol, claritromycine, telitromycine, ritonavir) moet worden vermeden. CYP3A4-remmers kunnen de kans op bijwerkingen van Tasigna, met name de kans op QTc-interval verlenging, verhogen. Mocht behandeling met een van deze middelen nodig zijn, dan wordt aanbevolen om de behandeling met Tasigna, indien mogelijk, tijdelijk te onderbreken. Indien dit niet mogelijk is, is strenge controle van de patiënt op verlenging van het QTc-interval aangewezen. Ook voedsel met bekende CYP3A4-remming moet worden vermeden.
Comedicatie met CYP3A4-inductoren Gelijktijdig gebruik van Tasigna met stoffen die krachtige CYP3A4-inductoren zijn (bijvoorbeeld fenytoïne, rifampicine, carbamazepine, fenorbarbital en sint-janskruid) moet worden vermeden omdat dit de bloedspiegel van nilotinib waarschijnlijk in klinisch relevante mate verlaagt. Bij patiënten bij wie CYP3A4-inductoren zijn geïndiceerd, dienen andere middelen met een lager inductiepotentieel te worden gekozen. Het wordt voorschrijvers aangeraden patiënten te waarschuwen voor gebruik van geneesmiddelen die zonder medisch voorschrift verkregen kunnen worden, in het bijzonder sint-janskruid.
7
Informatie en melden van bijwerkingen Aanvullende informatie betreffende Tasigna (nilotinib) is beschikbaar in de Samenvatting van productkenmerken (SmPC) en bijsluiter op www.cbg-meb.nl. De risico-minimalisatiematerialen zijn beschikbaar op www.novartis.nl/medicijnen. Mocht u nog medisch inhoudelijke vragen hebben of nieuwe brochures willen opvragen dan kunt u contact opnemen met de medische informatiedienst van Novartis Oncology (
[email protected]; telefoon: 026-3782555). Voor het snel onderkennen van bijwerkingen blijven spontane meldingen van groot belang. In Nederland kunt u vermoede bijwerkingen melden bij Nationaal Bijwerkingen Centrum Lareb. U kunt daarvoor gebruik maken van het meldingsformulier dat u op internet kunt vinden (www.lareb.nl). Bijwerkingen kunnen ook altijd gemeld worden bij de houder van de handelsvergunning van het product:
Novartis Pharma B.V. Postbus 241 6800 LZ Arnhem Tel. 026 - 378 21 00 www.novartisoncology.nl
0 8 1 5 TA S 4 2 8 3 4 1
Novartis Pharma B.V. Telefoon: 026-3782243. E-mail:
[email protected].