Risico-indicatoren
2013 Basisset Geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg
Utrecht, november 2013
Voor u ligt de basisset risico-indicatoren Geestelijke Gezondheidszorg en Verslavingszorg, verslagjaar 2013. Deze set bevat vijf indicatoren (ernst problematiek, somatische screening, tijdig contact na ontslag uit kliniek, beschikbaarheid medicatieoverzicht, separeren) die voor de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: inspectie) essentieel zijn om op risicogerichte wijze toezicht te houden op de Geestelijke gezondheidszorg en Verslavingszorg. De basisset risico-indicatoren Geestelijke Gezondheidszorg en Verslavingszorg, is in nauw overleg met GGZ Nederland tot stand gekomen. Indicatoren als signaal voor toezicht van de inspectie De inspectie vraagt jaarlijks aan de hand van bovengenoemde indicatoren informatie uit in het kader van haar risico-indicatoren toezicht. Op grond van de informatie zoals aangeleverd door GGZ-instellingen zelf, maakt de inspectie een risico-inschatting en kan zij haar toezicht prioriteren. Door middel van een toezichtbezoek kan de inspectie de signalen verifiëren. Planning aanleveren indicatoren De basisset risico-indicatoren Geestelijke Gezondheidszorg en Verslavingszorg heeft betrekking op verslagjaar 2013 en moet tussen 15 januari en 1 maart 2014 aan de inspectie worden aangeleverd. GGZ-instellingen worden eind 2013 door de inspectie geïnformeerd over de wijze waarop zij de gevraagde gegevens kunnen aanleveren. De ontvangen informatie is zoals aangegeven van belang voor het risico-indicatoren toezicht van de inspectie. Echter, op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) zijn de gegevens zoals ingevuld door instellingen openbaar en derhalve voor iedereen toegankelijk. Voor algemene informatie over indicatoren verwijzen wij u naar www.igz.nl.
2
Inspectie voor de Gezondheidszorg
INLEIDING
Inleiding
•
Onderbouwing Uit literatuur blijkt dat de verandering van de ernst van de problematiek een centrale maat is voor het meten van het effect van de behandeling. De meetresultaten van herhaalde statusmeting kunnen gebruikt worden voor indicatiestelling, voor de evaluatie van de behandeling en bij de afstemming van informatie over cliënten in een teamvergadering of met de zorgverzekeraar.
Zowel de hulpverlener als de cliënt hebben een oordeel over de verandering van de ernst van de problematiek. Bij voorkeur komen deze beide oordelen overeen. Voor het in kaart brengen van deze indicator vanuit het cliënt- en hulpverlenersperspectief is een veelheid aan meetinstrumenten beschikbaar. De stuurgroep Zichtbare Zorg GGZ heeft besloten bij de indicator aan te sluiten bij de afspraken die in de GGZ gemaakt en vastgelegd zijn in de Minimale Dataset (MDS) van stichting Benchmark GGZ.
•
Beschrijving Percentage cliënten waarbij de ernst van de problematiek op systematische wijze is gemeten.
•
Noemer 1.2b Het aantal cliënten met een afgesloten DBC tussen 1/1/2013 en 31/12/2013.
•
Teller 1.2b Het aantal cliënten uit de noemer waarbij de ernst van de problematiek op systematische wijze is gemeten.
•
Zorgdomein De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen.
•
Exclusiecriteria – Cliënten waarbij geen sprake is geweest van behandeling (alleen DBC indirecte tijd; diagnostiek e/o crisis). – Cliënten uit de doelgroep psycho-geriatrie (voor dit zorgdomein zijn nog geen meetinstrumenten beschikbaar). – Cliënten in langdurige zorg (ZZP’s).
•
Definities
Systematische wijze: Voor- en nameting van de ernst van de problematiek met hetzelfde meetinstrument. Geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg 2013
3
INDICATOR 1.2B ERNST VAN DE PROBLEMATIEK
Indicator 1.2b Ernst van de problematiek
Voormeting: Meting rond de startdatum van een DBC (het verschil tussen eerste behandelsessie en datum ROM-meting mag maximaal drie maanden bedragen). Zie ook definitie voormeting SBG (www.sbggz.nl).
Nameting: Meting rond de einddatum van een DBC (Het verschil tussen laatste behandelsessie en datum ROM-meting mag maximaal drie maanden bedragen). Zie ook definitie nameting SBG (www.sbggz.nl).
•
Meetinstrument/ informatiebron – Aansluiten bij project “ROM GGZ”/SBG instrumentarium, zie website SBG (www.sbggz.nl) voor meer informatie. – Andere meetinstrumenten worden niet meegenomen in deze indicator.
De vragenlijst stap voor stap Indicator 1.2b
4
•
Bepalen van de noemer: – Aantal cliënten met een afgesloten DBC tussen 1/1/2013 en 31/12/2013. – Pas de exclusiecriteria toe. – Tel het aantal overgebleven cliënten op en zet dit aantal cliënten in de noemer.
•
Bepalen van de teller: – Ga uit van de populatie van de noemer. – Aantal cliënten waarbij op systematische wijze de ernst van de problematiek is gemeten. – Tel het aantal overgebleven cliënten op en zet dit aantal cliënten in de teller.
•
Bepalen van de indicatorwaarde: Deel de teller door de noemer en vermenigvuldig de uitkomst met 100%.
Inspectie voor de Gezondheidszorg
INDICATOR 1.2B ERNST VAN DE PROBLEMATIEK
•
Onderbouwing Bij veel psychiatrische stoornissen komen al dan niet opgemerkt (comorbide) somatische afwijkingen of stoornissen voor. Het is van belang dat comorbiditeit tijdig gesignaleerd wordt. Daarom is het noodzakelijk dat bij elke cliënt aandacht aan de somatiek wordt besteed.
Uit de nota ‘Kwaliteitsnormen in de somatische zorg in de GGZ’ (2004) blijkt dat er in de GGZ duidelijke tekortkomingen op het gebied van de somatische zorg zijn. Naar aanleiding van deze nota moeten zorgaanbieders in hun jaarverslag vermelden of en zo ja hoe de zorgaanbieder de in de nota geformuleerde kwaliteitsnormen toetst. In de praktijk blijkt dit nog niet door alle zorgaanbieders te gebeuren. Daarnaast blijkt dat er veel verschillen zijn in hoe de somatische screening wordt uitgevoerd, wie er verantwoordelijk voor is en hoe het proces vormgegeven is.
In de afgelopen vijf jaar heeft somatische comorbiditeit meer aandacht gekregen in de GGZ. Daarom is het van belang dat de instelling zelf per psychiatrisch ziektebeeld met bijbehorend zorgprogramma aangeeft: 1 op welke wijze de aandacht voor de somatiek is geregeld, 2 op welke wijze per ziektebeeld zorg wordt gedragen voor de uitvoering van de vigerende professionele richtlijnen.
Aan de hand van deze richtlijnen past de GGZ-instelling bij iedere klinisch op te nemen cliënt een adequate standaardprocedure toe. Daaruit vloeit voort welke somatische zorg voor de cliënt noodzakelijk is.
Zorgaanbieders moeten voor iedere ingeschreven cliënt persoonlijk bepalen welke somatische zorg hij of zij nodig heeft en op welke momenten. Het is belangrijk dat dit ook vastgelegd wordt in het dossier van de cliënt. De Werkgroep Somatische Complicaties bij Antipsychoticagebruik heeft een overzichtsartikel gepubliceerd met daarin adviezen voor zorgvuldige monitoring en preventie van de somatiek bij cliënten die antipsychotica gebruiken. In de Multidisciplinaire Richtlijn Schizofrenie 2012 (http://www.ggzrichtlijnen.nl/uploaded/docs/Multidisciplinaire%20richtlijn%20 Schizofrenie%202012.pdf). worden een jaarlijkse somatische screening en aandacht voor leefstijl als uitgangspunt genomen.
INDICATOR 1.8 SOMATISCHE SCREENING
Indicator 1.8 Somatische screening
Geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg 2013
5
Beschrijving Aanwezigheid van een standaardprocedure én Percentage cliënten dat tijdens opname somatisch gescreend is.
•
Noemer 1.8 Het aantal cliënten in de doelgroep tussen 01/01/2013 en 31/12/2013.
•
Teller 1.8 Het aantal cliënten in de doelgroep bij wie tussen 01/01/2013 en 31/12/2013 een somatische screening is uitgevoerd.
•
Zorgdomein De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen.
•
Exclusiecriteria Geen exclusiecriteria geformuleerd.
•
Definities
Doelgroep 1 Cliënten die opgenomen zijn of opgenomen zijn geweest in verslagjaar 2013.
Doelgroep 2 Langdurig Zorgafhankelijken (LZA) Zorgaanbieders hanteren definities die onderling weliswaar in beperkte mate variëren, maar belangrijke elementen gemeenschappelijk hebben: 1 Stoornis: Cliënten met schizofrenie, bipolaire stoornis of een andere stoornis met psychotische kenmerken. Veelal ook cliënten met een ernstige persoonlijkheids stoornis, en recidiverend depressieve cliënten. 2 Beperkingen: Het gaat om beperkingen in de zelfverzorging, het voeren van een huishouding en deelname aan het maatschappelijk leven, zoals sociale contacten en het verrichten van werk. 3 Duur van de zorg: Hier geldt een grens van minimaal één jaar contact met een GGZ-instelling, ongeacht de setting.
Bij de beantwoording van deze indicator per doelgroep dient u bij doelgroep 2 de al meegetelde cliënten in doelgroep 1 (cliënten die opgenomen zijn of zijn geweest in het verslagjaar) te excluderen, dit om dubbel telling te voorkomen. Doelgroep 1 bevat dus alle cliënten die opgenomen zijn of zijn geweest in het verslagjaar 2013 (inclusief de LZA die opgenomen zijn geweest in verslagjaar 2013).Doelgroep 2 bevat LZA die niet zijn opgenomen in verslagjaar 2013, maar die wel aan alle voorwaarden voldoen van doelgroep 2.
6
Inspectie voor de Gezondheidszorg
INDICATOR 1.8 SOMATISCHE SCREENING
•
Organisatorische eenheid waarover gerapporteerd wordt Iedere organisatie kent zogenoemde ‘resultaat verantwoordelijke eenheden’ (RVE). Deze eenheden zijn verantwoordelijk voor tal van organisatorische zaken als budgetbewaking, het opstellen van jaarplannen of gebruik van stuurinformatie. Sturing is binnen deze eenheden uniform georganiseerd.
•
Meetinstrument/ informatiebron Cliëntregistratiesysteem.
INDICATOR 1.8 SOMATISCHE SCREENING
De vragenlijst stap voor stap Indicator 1.8 Indien een vraag ontkennend beantwoord wordt, worden de vervolgvragen niet beantwoord. 1 Heeft de RVE cliënten in de doelgroep?
ja
nee
2 Is er een standaardprocedure voor somatische screening van cliënten binnen de doelgroep in de RVE?
ja
nee
3
Zo ja, wordt in het cliëntregistratie- systeem vastgelegd of een somatische screening heeft plaatsgevonden en is op basis van dit systeem een overzicht samen te stellen bij welke cliënten een screening heeft plaatsgevonden?
ja
nee
4
Zo ja, worden deze overzichten door de organisatie structureel gebruikt als (stuur-)informatie voor managers of professionals?
ja
nee
5 Welk deel van de cliënten is somatisch gescreend? Let op: De bovenstaande stap voor stap beschrijving geldt voor de volledige cliëntenpopulatie. De indicatorwaardes kunnen ook per zorgdomein en/of diagnosegroep worden opgevraagd.
Geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg 2013
7
8
•
Onderbouwing De meeste cliënten die klinisch behandeld worden voor een psychiatrische aandoening hebben ambulante/deeltijd vervolgzorg nodig na ontslag uit de kliniek om verder herstel te bevorderen en om terugval te voorkomen. Ongeveer 25 procent van de suïcides vindt plaats in de periode na ontslag uit een psychiatrisch ziekenhuis. Het is van belang om aandacht te schenken aan de continuïteit van zorg voor de cliënt die met ontslag gaat uit de kliniek. Uit praktijkervaring blijkt dat het hebben van een eerste nazorgcontact binnen twee weken na ontslag een voorwaarde is voor goede nazorg[1]. Het gaat hier om tijdige ambulante/deeltijd contacten na ontslag uit de kliniek, waarbij de klinische opname en de ambulante vervolgcontacten door dezelfde zorgaanbieder geboden worden.
•
Beschrijving Percentage cliënten dat na ontslag uit de kliniek bij dezelfde zorgaanbieder binnen twee weken een ambulant of deeltijdcontact heeft.
•
Noemer 1.11 Het aantal cliënten in de doelgroep, ontslagen uit een kliniek tussen 01/01/2013 en 31/12/2013.
•
Teller 1.11 Het aantal cliënten in de doelgroep dat tussen 01/01/2013 en 31/12/2013 tijdig vervolgcontact heeft gehad.
•
Zorgdomein De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen.
•
Exclusiecriteria Geen exclusiecriteria geformuleerd.
•
Definities
Doelgroep 1 Cliënten die opgenomen zijn geweest in verslagjaar 2013.
[1]
Als indicator ook opgenomen in OECD Health care indicator lijst: tijdig ambulant contacten na ontslag.
Inspectie voor de Gezondheidszorg
INDICATOR 1.11 TIJDIG CONTACT NA ONTSLAG UIT KLINIEK
Indicator 1.11 Tijdig contact na ontslag uit kliniek
Tijdig Vervolgcontact Binnen twee weken na ontslag uit de kliniek dient de cliënt weer in contact te zijn geweest met de zorgaanbieder. Contact kan zowel behandeling als begeleiding als terugkoppeling zijn bij dezelfde zorgaanbieder. Het gaat hier om persoonlijke faceto-face contact dat eventueel ook buiten de locatie van de kliniek plaatsvindt.
Organisatorische eenheid waarover gerapporteerd wordt Iedere organisatie kent zogenoemde ‘resultaat verantwoordelijke eenheden’ (RVE). Deze eenheden zijn verantwoordelijk voor tal van organisatorische zaken als budgetbewaking, het opstellen van jaarplannen of gebruik van stuurinformatie. Sturing is binnen deze eenheden uniform georganiseerd.
•
Meetinstrument/ informatiebron Cliëntregistratiesysteem.
Geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg 2013
9
INDICATOR 1.11 TIJDIG CONTACT NA ONTSLAG UIT KLINIEK
Indicator 1.11 Indien een vraag ontkennend beantwoord wordt, worden de vervolgvragen niet beantwoord. 1 Heeft de RVE cliënten in doelgroep 1?
ja
nee
2
Is de RVE verantwoordelijk voor tijdige ambulante of deeltijd contacten na ontslag uit de kliniek van cliënten in de doelgroep?
ja
nee
3
Zo ja, is op basis van het cliëntregi- stratiesysteem een overzicht samen te stellen bij welke cliënten een tijdig contact heeft plaatsgevonden?
ja
nee
4
Zo ja, worden deze overzichten door de organisatie structureel gebruikt als (stuur)informatie voor managers of professionals?
ja
nee
5 Welk deel van de cliënten heeft tijdig vervolgcontact gehad? Let op: De bovenstaande stap voor stap beschrijving geldt voor de volledige cliëntenpopulatie. De indicatorwaardes kunnen ook per zorgdomein en/of diagnosegroep worden opgevraagd.
10
Inspectie voor de Gezondheidszorg
INDICATOR 1.11 TIJDIG CONTACT NA ONTSLAG UIT KLINIEK
De vragenlijst stap voor stap
•
Onderbouwing Medicatieveiligheid is een breed begrip, waarbij het onder andere gaat om het op de juiste wijze voorschrijven en innemen van passende medicatie, rekening houdend met de voorgeschiedenis van de cliënt en afwijkingen van standaarden. De combinatie van verschillende soorten medicatie kan leiden tot ongewenste risico’s en schadelijke gevolgen.
Onderzoek in Nederland heeft aangetoond dat bij het voorschrijven van medicatie nog te vaak vermijdbare fouten worden gemaakt. Een belangrijk deel van de fouten is toe te schrijven aan de medicatieoverdracht tussen verschillende zorginstellingen, afdelingen en zorgprofessionals.
Bijvoorbeeld, in de ambulante ouderenpsychiatrie gebruiken cliënten vaak verschillende geneesmiddelen tegelijk en hebben zij met verschillende behandelaren te maken. Juist dan is een volledig en actueel medicatieoverzicht van belang.
Met ingang van 1 januari 2013 geldt ook voor deGGZ de zorgbrede richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens’ als veldnorm .
•
Beschrijving Percentage cliënten met voorgeschreven medicatie dat over een actueel medicatieoverzicht beschikt.
•
Noemer 2.1a Het aantal cliënten in de doelgroep tussen 01/01/2013 en 31/12/2013 die medicatie voorgeschreven kreeg.
•
Teller 2.1a Het aantal cliënten in de doelgroep waarvoor tussen 01/01/2013 en 31/12/2013 tijdens het voorschrijven van medicatie een actueel medicatieoverzicht aanwezig was.
•
Zorgdomein De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen.
•
Exclusiecriteria Geen exclusiecriteria geformuleerd.
Geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg 2013
11
INDICATOR 2.1A BESCHIKBAARHEID MEDICATIEOVERZICHT
Indicator 2.1a Beschikbaarheid medicatieoverzicht (klinische opname en verblijf)
Definities Doelgroep 1 Cliënten die opgenomen zijn of opgenomen zijn geweest in verslagjaar 2013.
Actueel Medicatieoverzicht Onder medicatieoverzicht wordt verstaan de registratie per cliënt van alle geneesmiddelen (al dan niet op recept) en relevante gegevens over het gebruik daarvan in een periode van tenminste drie maanden voorafgaand aan het moment van aanmaak en gebruik van dat medicatieoverzicht of zolang als nodig is voor verantwoorde zorg. Zie voor de volledige definitie en criteria van medicatieoverzicht de Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de Keten.
Organisatorische eenheid waarover gerapporteerd wordt Iedere organisatie kent zogenoemde ‘resultaat verantwoordelijke eenheden’ (RVE). Deze eenheden zijn verantwoordelijk voor tal van organisatorische zaken als budgetbewaking, het opstellen van jaarplannen of gebruik van stuurinformatie. Sturing is binnen deze eenheden uniform georganiseerd.
•
Meetinstrument/ informatiebron Cliëntregistratiesysteem.
Inspectie voor de Gezondheidszorg
INDICATOR 2.1A BESCHIKBAARHEID MEDICATIEOVERZICHT
12
•
INDICATOR 2.1A BESCHIKBAARHEID MEDICATIEOVERZICHT
De vragenlijst stap voor stap Indicator 2.1a Indien een vraag ontkennend beantwoord wordt, worden de vervolgvragen niet beantwoord. 1 Heeft de RVE cliënten in doelgroep 1?
ja
nee
2 Hanteert de RVE een voorschrijfsysteem voor medicatie?
ja
nee
3 Zo ja, biedt dit systeem de mogelijkheid per cliënt een actueel medicatieover zicht te genereren?
ja
nee
4
Zo ja, worden deze overzichten door de organisatie structureel gebruikt als (stuur)informatie voor managers of professionals?
ja
nee
5
Voor welk deel van de cliënten was een actueel medicatieoverzicht beschikbaar tijdens het voorschrijven van medicatie?
Let op: De bovenstaande stap voor stap beschrijving geldt voor de volledige cliëntenpopulatie. De indicatorwaardes kunnen ook per zorgdomein en/of diagnosegroep worden opgevraagd.
Geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg 2013
13
14
•
Noemer 2.1b Aantal ambulante en semi-ambulante cliënten tussen 1/1/2013 en 31/12/2013 waarvoor een medicatieopdracht is uitgeschreven.
•
Teller 2.1b Aantal ambulante en semi-ambulante cliënten tussen 1/1/2013 en 31/12/2013 van wie de voorschrijver op het moment van voorschrijven een actueel medicatieoverzicht tot zijn beschikking heeft.
•
Zorgdomein De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen.
•
Exclusiecriteria Zorgaanbieders die alleen begeleid zelfstandig wonen, beschermd wonen en/of dagactiviteiten bieden.
•
Definities
Actueel Medicatieoverzicht Onder medicatieoverzicht wordt verstaan de registratie per cliënt van alle geneesmiddelen (al dan niet op recept) en relevante gegevens over het gebruik daarvan in een periode van tenminste drie maanden voorafgaand aan het moment van aanmaak en gebruik van dat medicatieoverzicht of zolang als nodig is voor verantwoorde zorg. Zie voor de volledige definitie en criteria van medicatieoverzicht de Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de Keten.
Organisatorische eenheid waarover gerapporteerd wordt Iedere organisatie kent zogenoemde ‘resultaat verantwoordelijke eenheden’ (RVE). Deze eenheden zijn verantwoordelijk voor tal van organisatorische zaken als budgetbewaking, het opstellen van jaarplannen of gebruik van stuurinformatie. Sturing is binnen deze eenheden uniform georganiseerd.
•
Meetinstrument/ informatiebron Cliëntregistratiesysteem.
Inspectie voor de Gezondheidszorg
INDICATOR 2.1B BESCHIKBAARHEID MEDICATIEOVERZICHT
Indicator 2.1b Beschikbaarheid medicatieoverzicht (ambulante en semi-ambulante behandeling)
INDICATOR 2.1B BESCHIKBAARHEID MEDICATIEOVERZICHT
De vragenlijst stap voor stap Indicator 2.1b Indien een vraag ontkennend beantwoord wordt, worden de vervolgvragen niet beantwoord. 1 Heeft de RVE ambulante en/of semi- ambulante cliënten?
ja
nee
2 Hanteert de RVE een voorschrijfsysteem voor medicatie?
ja
nee
3 Zo ja, biedt dit systeem de mogelijkheid per cliënt een actueel medicatieover zicht te genereren?
ja
nee
4
ja
nee
Zo ja, worden deze overzichten door de organisatie structureel gebruikt als (stuur)informatie voor managers of professionals?
5 Voor welk deel van de cliënten was een actueel medicatieoverzicht beschikbaar tijdens het voorschrijven van medicatie?
Let op: De bovenstaande stap voor stap beschrijving geldt voor de volledige cliëntenpopulatie. De indicatorwaardes kunnen ook per zorgdomein en/of diagnosegroep worden opgevraagd.
Geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg 2013
15
16
•
Onderbouwing In de psychiatrie is het insluiten van cliënten in een separeerruimte een ingrijpende maatregel. Er zijn alternatieven beschikbaar die onvoldoende (tijdig) benut lijken te worden. In de GGZ worden cliënten ook in andere ruimtes ingesloten dan in een separeerruimte: bijvoorbeeld in een afzonderingsruimte, op de eigen kamer of in een intensive care- of comfortroom.
Sinds 2004 is het terugdringen van aantal en duur van separaties een van de speerpunten van GGZ Nederland. Bijna alle GGZ-instellingen maken of maakten hier actief werk van door deelname aan het project Dwang en Drang.
Deze indicator monitort de gemiddelde duur van de interventie, en de relatieve separatieduur ten opzichte van de opnameduur van de cliënt. Beide maten zijn een goede indicatie van de kwaliteit van zorg. Deze indicator wordt geregistreerd in Argus.
•
Beschrijving 2.4a Het gemiddeld aantal separaties (separatie-interventies). 2.4b De gemiddelde duur van de separaties (separatie-episodes) .
•
Noemer 2.4a Totaal aantal klinische verblijfsdagen per RVE.
•
Teller 2.4a Het aantal separatie-interventies in 2013 per RVE.
•
Noemer 2.4b Totaal aantal separatie-episodes per RVE.
•
Teller 2.4b Totale duur van de separatie-episodes per RVE.
•
Zorgdomein Cliënten uit alle zorgdomeinen die in een klinische setting zijn opgenomen.
•
Exclusiecriteria – Cliënten waarbij geen sprake is geweest van behandeling (alleen DBC indirecte tijd; diagnostiek e/o crisis). – Cliënten die alleen ambulante behandeling hebben ontvangen.
Inspectie voor de Gezondheidszorg
INDICATOR 2.4 SEPAREREN
Indicator 2.4 Separeren
Definities
Separatie: Het voor verzorging, verpleging en behandeling insluiten van een cliënt, in een speciaal daarvoor bestemde en door de minister als separeerverblijf goedgekeurde afzonderlijke ruimte. De dagelijkse verzorgingsmomenten van de cliënt die plaatsvinden in de voorruimte van van het separeerverblijf of in de sanitaire voorziening die erbij hoort worden beschouwd als onderdeel van de separatie en niet als een onderbreking ervan. NB: Verblijf van een cliënt in separeerverblijf met een open deur wordt niet aangemerkt als separatie.
Separatieduur: De duur wordt berekend op basis van de tijdsduur van alle episoden; het betreft hiermee de netto separatieduur. De duur wordt gerapporteerd in uren.
Interventie en episodes: Een episode vormt een ononderbroken periode waarin de cliënt daadwerkelijk in de separeerkamer verblijft. Een interventie kan één of meer episodes bevatten. Indien na beëindiging van een episode binnen 24 uur een nieuwe episode start, dan geldt deze als een episode binnen dezelfde interventie. Indien de onderbreking langer dan 24 uur duurt, start met de nieuwe episode tevens een nieuwe interventie. Te rapporteren aantallen separaties zijn gebaseerd op het aantal interventies.
•
Meetinstrument/ informatiebron ARGUS.
Geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg 2013
17
INDICATOR 2.4 SEPAREREN
•
Had de RVE in 2013 cliënten die opge- nomen zijn of opgenomen zijn geweest in een klinische setting?
ja
nee
Indien bovenstaande vraag ontkennend wordt beantwoord, worden de vervolgvragen voor 2.4a en 2.4b niet gesteld. Is indicator 2.4 op de RVE van toepassing?
ja
nee
Indien nee, toelichting: Indien deze vraag ontkennend wordt beantwoord, worden de vervolgvragen voor 2.4 a en 2.4b niet gesteld.
Indicator 2.4a •
Bepalen van de noemer (per RVE): – Selecteer alle cliënten die waren opgenomen tussen 01/01/2013 en 31/12/2013. – Pas de exclusiecriteria toe. – Tel de totale opnameduur van deze cliënten op = totaal aantal klinische verblijfplaatsen per RVE. – Zet dit getal in de noemer.
•
Bepalen van de teller (per RVE): – Ga uit van de populatie bij de noemer. – Selecteer het aantal separatie-interventies. – Tel het aantal separatie-interventies op en zet dit aantal in de teller.
• Bepalen van de indicatorwaarde: – Deel de teller door de noemer. Uitkomst is het aantal separatie-interventies per klinische verblijfsdag.
18
Inspectie voor de Gezondheidszorg
INDICATOR 2.4 SEPAREREN
De vragenlijst stap voor stap 2.4
INDICATOR 2.4 SEPAREREN
Indicator 2.4b •
Bepalen van de noemer (per RVE): – Selecteer alle cliënten die waren opgenomen tussen 01/01/2013 en 31/12/2013, en die een separatie-episode hebben meegemaakt. – Pas de exclusiecriteria toe. – Tel het aantal separatie-episodes van deze cliënten. – Zet dit getal in de noemer.
•
Bepalen van de teller (per RVE): – Ga uit van de populatie bij de noemer. – Selecteer de duur van de separatie-episodes. – Tel nu de totale duur van de separatie-episodes op. – Zet dit getal in de teller.
• Bepalen van de indicatorwaarde: – Deel de teller door de noemer. Let op: De bovenstaande stap voor stap beschrijving geldt voor de volledige cliëntenpopulatie. De indicatorwaardes kunnen ook per zorgdomein en/of diagnosegroep worden opgevraagd.
Geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg 2013
19