Kernset prestatieindicatoren 2013 Geestelijke Gezondheidszorg & Verslavingszorg
In het project Zichtbare Zorg GGZ/ VZ werkten de volgende partijen samen: • • • • • • • • • •
GGZ Nederland; Landelijk Platform GGz (LPGGz); Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP); Nederlandse Vereniging voor Psychotherapie (NVP); Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP); Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN); Zorgverzekeraars Nederland (ZN); Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ); Platform MEER GGZ; Ministerie van VWS.
Tot stand gekomen onder eindverantwoordelijkheid van de stuurgroep Zichtbare Zorg GGZ/ VZ Den Haag, december 2013
1
Voorwoord Voor u ligt de Kernset prestatie-indicatoren voor de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg (GGZ/ VZ). Na afgelopen uitvraag is gebleken dat het mogelijk is om de gevraagde kwaliteitsgegevens nog beter aan te kunnen laten sluiten op de praktijk. Hiermee sluiten de indicatoren ook direct beter aan op de wensen van vragende partijen, dus zo als cliëntenvertegenwoordigers, zorgverzekeraars en toezichthouders. De indicatorengids Kernset 2013 is op de volgende punten gewijzigd: • •
• •
Duidelijker taalgebruik voor de effectiviteitsindicatoren; Betere aansluiting van indicatoren op de eigen dataregistraties via Stichting Benchmark GGZ (SBG) (indicatoren 1.2 tot en met 1.4). Hierdoor worden de administratieve lasten verlaagd en de registratiebetrouwbaarheid vergroot; Aanpassingen op de indicatoren 1.8/1.11/2.1 en 2.4; Voor de cliëntervaringsindicatoren binnen het zorgdomein kortdurend ambulant is het toegestaan om gebruik te maken van het nieuw ontwikkelde meetinstrument voor cliëntervaringen (“verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o.”).
De uitvraag over verslagjaar 2013 zal niet langer meer bij Zichtbare Zorg zijn belegd. De betrokken partijen in de Stuurgroep GGZ/ VZ zijn gezamenlijk in overleg om de uitvraag elders (in het veld) te beleggen. Hierover wordt u na de zomer 2013 geïnformeerd. De Kernset 2013 is net als andere jaren onderdeel van het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording. Wij wensen u allen veel succes met het verdere gebruik van de prestatie-indicatoren. Namens alle betrokken partijen, Jan M. Tromp, arts Voorzitter Stuurgroep Zichtbare Zorg GGZ
2
Inhoudsopgave Voorwoord ......................................................................................................................................... 2
1. Inleiding .................................................................................................................................... 5 Meerjarenproces ................................................................................................................................... 5 Wie gebruikt de indicatorensets? .......................................................................................................... 5 2. Meetinstrumenten ................................................................................................................. 6 De CQ-‐index ........................................................................................................................................... 6 Thermometer Cliëntwaardering ............................................................................................................ 7 Routine Outcome Monitoring ............................................................................................................... 7 3. Aanlevering .............................................................................................................................. 8 Terminologie en definities ..................................................................................................................... 8 Effectiviteit, Veiligheid, Cliëntgerichtheid en Kwaliteit van zorg ........................................................... 8 Structuur-‐, proces-‐ of uitkomstindicator ............................................................................................... 8 Instelling of concern .............................................................................................................................. 8 Organisatorische eenheid waarover gerapporteerd wordt ................................................................... 8 Behandeling of begeleiding ................................................................................................................... 8 Cliënt of patiënt ..................................................................................................................................... 8 GEGEVENS AANLEVEREN ....................................................................................................................... 8 Aanlevering met behulp van BRaM (SBG) .......................................................................................... 9 Aanlevering overig ............................................................................................................................. 9 Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording (JMV) ................................................................. 9 4. Uitgangspunten van de Kernset GGZ/VZ ...................................................................... 10 Waar mogelijk uitkomstindicatoren hanteren. ................................................................................ 11 Indicatoren zijn uniform te meten ................................................................................................... 11 Opbouw indicatoren ............................................................................................................................ 11 Vragenlijst ........................................................................................................................................ 11 Indicatoren ....................................................................................................................................... 11 Aansluiten bij DBC en ZZP systematiek. ........................................................................................... 12 5. Thema Effectiviteit van zorg ............................................................................................. 13 Indicator 1.2a Cliëntperspectief/oordeel van de cliënt over verandering van ernst van de problematiek ....................................................................................................................................... 14 1.2.b Het op systematische wijze meten van de verandering van de ernst van de problematiek bij cliënten ................................................................................................................................................ 15 Indicator 1.3 Verandering in het dagelijks functioneren van cliënten ................................................. 17 Indicator 1.4 Verandering in de ervaren kwaliteit van leven van cliënten .......................................... 19 Indicator 1.7 Drop out ......................................................................................................................... 21 Indicator 1.8 Somatische screening ..................................................................................................... 22 Indicator 1.11 Tijdig contact na ontslag uit kliniek .............................................................................. 24
6. Thema Veiligheid ................................................................................................................. 26 Indicator 2.1.a Beschikbaarheid medicatie overzicht (klinische opname en verblijf) ......................... 27 Indicator 2.1.b Beschikbaarheid medicatie overzicht (ambulante en semi-‐ambulante behandeling) 29 Indicator 2.2 Informatie over bijwerkingen medicijnen ...................................................................... 30 3
Indicator 2.4 Insluiting ......................................................................................................................... 31 Indicator 2.6 Incidenten cliëntenzorg .................................................................................................. 33
7. Thema 3 Cliëntervaring ..................................................................................................... 34 Indicator 3.3 Informed consent ........................................................................................................... 35 Indicator 3.4 Keuzevrijheid .................................................................................................................. 36 Indicator 3.5 Vervulling zorgwensen: het ervaren verloop van het behandel-‐ begeleidingsproces ... 37 Indicator 3.6 Evaluatie van behandel-‐ en begeleidingsplannen .......................................................... 38 Indicator 3.7 Continuïteit van zorg: goede samenwerking en afstemming met ketenpartners .......... 39 Indicator 3.9 Woon-‐ en leefomstandigheden: Cliëntoordeel over de woon-‐ en leefomstandigheden in een klinische setting of RIBW-‐instelling ............................................................................................... 40 Indicator 3.10 Adequate bejegening door hulpverleners .................................................................... 41 Indicator 3.11 Adequate informatieverstrekking door de hulpverlener ............................................. 42
4
1. Inleiding De geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg zijn al enkele jaren aan het werk om de resultaten van de kwaliteit van de zorg die zij leveren meetbaar en inzichtelijk te maken en deze gegevens openbaar te publiceren. De Kernset GGZ/VZ ondersteunt hen daarbij.
Meerjarenproces Vanaf 2006 zijn instellingen binnen de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg bezig met het registreren en rapporteren van zorgresultaten. Zij zijn in 2006 gestart met de zogenaamde basisset prestatie-indicatoren GGZ/ VZ. Deze basisset is een aantal jaar doorontwikkeld om de kwaliteit van de indicatoren te verbeteren. In 2010 is door alle betrokken partijen binnen Stuurgroep Zichtbare Zorg GGZ/ VZ besloten tot een reductie van de basisset naar een kernset. Doel van dit besluit was om alleen die indicatoren in de set te op te nemen die voldoende bruikbaar zijn en voldoende zeggingskracht hebben. Dit heeft geresulteerd in de Kernset verslagjaar 2010. In de afgelopen jaren zijn de indicatoren van de Kernset verder doorontwikkeld. Dit heeft geleidt tot de Kernset 2013. De Kernset 2013 is op een aantal punten aangepast ten opzichte van de Kernset 2012. De aanpassingen hebben plaatsgevonden in afstemming met de bilaterale activiteiten van Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en GGZ Nederland, alsmede GGZ Nederland en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Wijzigingen ten opzichte van de Kernset GGZ/VZ 2012: • •
• •
Duidelijker taalgebruik voor de effectiviteitsindicatoren; Betere aansluiting van indicatoren op de eigen dataregistraties via Stichting Benchmark GGZ (SBG) (indicatoren 1.2 tot en met 1.4). Hierdoor worden de administratieve lasten verlaagd en de registratiebetrouwbaarheid vergroot; Aanpassingen op de indicatoren 1.8/1.11/2.1 en 2.4; Voor de cliëntervaringsindicatoren binnen het zorgdomein kortdurend ambulant is het toegestaan om gebruik te maken van het nieuw ontwikkelde meetinstrument voor cliëntervaringen (“verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o.”).
Wie gebruikt de indicatorensets? De informatie uit de set wordt door verschillende doelgroepen voor verschillende doeleinden gebruikt: •
• •
Zorgaanbieders en professionals in de geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg geven op basis van deze Kernset informatie aan cliënten, zorgverzekeraars en inspectie over de kwaliteit van de zorg en begeleiding die ze leveren. Ook gebruiken ze de informatie als stuurinformatie in hun interne (kwaliteits) beleid en cyclus. De Inspectie voor de Gezondheidszorg gebruikt deze informatie bij haar toezichtstaak. Cliënten kunnen de informatie gebruiken bij het maken van een keuze voor een instelling of behandeling (de informatie uit de indicatoren moet nog vertaald worden naar keuzeinformatie die gepubliceerd kan worden, bijvoorbeeld op www.kiesbeter.nl). Ook kunnen cliëntenorganisaties de informatie gebruiken voor belangenbehartiging. Zorgverzekeraars gebruiken de informatie bij de zorginkoop.
5
2. Meetinstrumenten Om de kwaliteit van de gezondheidszorg te verhogen, meten zorgaanbieders de cliëntervaringen. Ook voor GGZ/ VZ-instellingen geldt deze verplichting. De cliëntervaringen kunnen worden gemeten met drie soorten instrumenten. Deze zijn: -
De CQ-index; Verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o; Thermometer Cliëntwaardering.
De CQ-index De CQ-index is een gevalideerd meetinstrument dat het mogelijk maakt om instellingen met elkaar te vergelijken. Uiteraard moet het wel op de juiste wijze worden afgenomen. Het Centrum Klantervaring Zorg (CKZ) geeft hier richtlijnen voor; bijvoorbeeld dat geaccrediteerde meetbureaus de meting moeten uitvoeren (zie www.centrumklantervaringzorg.nl). Voor het meten van de cliëntervaringen met de Kernset GGZ/ VZ zijn drie bestaande CQ-index (CQI) vragenlijsten beschikbaar en voor de kortdurende ambulante GGZ en vz is het afgelopen jaar een nieuw instrument ontwikkeld: • • • •
CQI Beschermd wonen GGZ; CQI Begeleid zelfstandig wonen GGZ; CQI Klinische GGZ en VZ. Verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o.
De resultaten van de CQI kunnen op twee manieren worden gebruikt: • •
Instellingen kunnen de scores op alle vragen gebruiken als stuurinformatie voor interne verbetering. Instellingen kunnen de scores op een deel van de vragen uit de CQI-meting gebruiken bij hun meting van de prestatie-indicatoren.
Activiteiten rondom de afname van de CQI1: • •
De instelling schakelt een geaccrediteerd meetbureau in voor de CQI-meting. De instelling ontvangt de resultaten van deze CQI-meting voor interne verbetering.
Een deel van de resultaten kan worden gebruikt voor de PI-meting, de meting van prestatieindicatoren uit de Kernset GGZ/ VZ. Er worden nadere afspraken gemaakt hoe de CQI-data voor de prestatie-indicatoren aangeleverd kunnen worden. • •
De instelling krijgt een rapportage van de met de CQI gemeten prestatie-indicatoren. Met de resultaten uit de PI-meting kan de instelling in haar totaliteit in het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording rapporteren over haar zorgkwaliteit.
Verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o. De verschillende meetinstrumenten kunnen voor verschillende doelgroepen worden gebruikt en hebben een eigen manier van uitvragen. Voor de Kortdurende ambulante GGZ & VZ is de CQI Kortdurend ambulante GGZ & VZ doorontwikkeld tot een verkorte CQI Kortdurend ambulante GGZ en vz i.o. De wijze van gebruik van dit meetinstrument zal in januari 2013 op de website van Stichting Benchmark GGZ, Stichting Miletus en het Centrum Klantervaring Zorg verder worden omschreven. 1
Voor de verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o. zie de alinea die hier betrekking op heeft.
6
Thermometer Cliëntwaardering Voor (delen van) indicatoren waarvoor geen CQI beschikbaar is, mag de Thermometer Cliëntwaardering worden gebruikt. Per indicator staat aangegeven welke vraag uit de Thermometer Cliëntwaardering gebruikt kan worden. Andere instrumenten zijn niet toegestaan.
Routine Outcome Monitoring In 2012 is de aanlevering gestart van Routine Outcome Monitoring (ROM) gegevens aan de Stichting Benchmark GGZ (SBG), de rechtsopvolger van Kenniscentrum Zorg Nederland (KZN) opgericht door GGZ Nederland en Zorgverzekeraars Nederland. Instellingen kunnen volgens een gefaseerde implementatie uitkomsten van hun behandeling aanleveren bij de SBG. Dit instituut is een zogenaamde Trusted Third Party (TTP) voor databewerking en beheer. SBG gebruikt de gegevens voor benchmarkdoeleinden voor haar gebruikers. De opgeslagen data kunnen vervolgens ook worden gebruikt voor de vulling van een aantal prestatie-indicatoren, namelijk 1.2 a-d, 1.3a,b, 1.4a,b en 1.7. Op de website van SBG (www.sbggz.nl) zal in de loop van 2013 informatie worden geplaatst op welke wijze de indicatoren kunnen worden berekend wanneer deze niet rechtstreeks uit BRaM worden gehaald. Door GGZ Nederland en SBG zijn per indicator en per zorgdomein meetinstrumenten vastgesteld. Een overzicht van deze meetinstrumenten staat in tabel 1. Voor de meest actuele versie van het overzicht verwijzen we u naar de website van de Stichting Benchmark GGZ (www.sbggz.nl).
7
3. Aanlevering Terminologie en definities Benodigde definities voor het vullen van de prestatie-indicatoren zijn opgenomen in de factsheets per indicator. Onderstaande paragraaf beschrijft enkele overkoepelende definities.
Effectiviteit, Veiligheid, Cliëntgerichtheid en Kwaliteit van zorg De Kernset GGZ/ VZ is ingedeeld in drie hoofdstukken: effectiviteit, veiligheid en cliëntgerichtheid. Deze drie onderdelen zijn een operationalisatie van kwaliteit van zorg zoals beschreven in de Kwaliteitswet zorginstellingen (1996). Daarin staat dat kwalitatief goede zorg doeltreffend, doelmatig, cliëntgericht en afgestemd moet zijn op de reële behoefte van de cliënt.
Structuur-, proces- of uitkomstindicator In de Kernset GGZ/ VZ worden drie soorten indicatoren onderscheiden: structuur-, proces- en uitkomstindicatoren. Structuurindicatoren geven informatie over de organisatorische voorwaarden waarbinnen een aanbieder verantwoorde zorg kan leveren. Bijvoorbeeld de beschikbaarheid van een standaardprocedure voor somatische zorg. Procesindicatoren geven een indicatie over het verloop van (zorg)processen in een organisatie, die invloed hebben op de kwaliteit van zorg. Bijvoorbeeld de wacht- tijd voor het starten van de behandeling. Uitkomstindicatoren geven een indicatie over de uitkomst van de zorg. Bijvoorbeeld de mate waarin de cliënt vindt dat de behandeling geholpen heeft voor zijn klachten.
Instelling of concern Een instelling of concern is een zorgaanbieder of een organisatorisch verband van individuele zorgaanbieders die een toelating heeft in het kader van de WTZi. Een uitzondering hierop vormen instellingen die wel in financieel-administratieve zin samenwerken, maar niet samen zorg verlenen.
Organisatorische eenheid waarover gerapporteerd wordt Iedere organisatie kent zogenoemde ‘resultaat verantwoordelijke eenheden’ (RVE). Deze eenheden zijn verantwoordelijk voor tal van organisatorische zaken als budgetbewaking, het opstellen van jaarplannen of gebruik van stuurinformatie. Sturing is binnen deze eenheden uniform georganiseerd. Voor indicatoren 1.8, 1.11, 2.1 en 2.4 is aanlevering op RVE niveau een vereiste.
Behandeling of begeleiding Het gaat in deze indicatorgids om het meten van de zorgkwaliteit, of dat nu behandeling of begeleiding is.
Cliënt of patiënt In de GGZ is er regelmatig discussie over het gebruik van het woord ‘cliënt’ of ‘patiënt’. Over het algemeen spreken we bij een behandeling van ‘patiënt’ en bij begeleiding of in de langdurende zorg van ‘cliënt’. Om niet te blijven steken in deze discussie, is gekozen voor de term ‘cliënt’ (al valt er natuurlijk ook wat te zeggen voor de term ‘patiënt’). Dus waar ‘cliënt’ staat, kunt u ook ‘patiënt’ lezen.
GEGEVENS AANLEVEREN De aanlevering en berekening van de indicatoren kan op meerdere manieren verlopen. Enerzijds is het voor een deel als zorgaanbieder mogelijk om informatie uit BRaM van Stichting Benchmark GGZ te gebruiken en anderzijds is er de mogelijkheid om zelf de indicatoren te berekenen. Hieronder worden beide onder toegelicht.
8
Aanlevering met behulp van BRaM (SBG) Voor instellingen die bij SBG gegevens aanleveren komt een instructie beschikbaar hoe de reeds via SBG aangeleverde gegevens ook gebruikt kunnen worden voor de data aanlevering ten behoeve van het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording. Stichting Benchmark GGZ zal in de loop van 2013 informatie plaatsen over het proces. Aanlevering overig Zorgaanbieders leveren hun indicatorgegevens (de tellers en noemers) aan door een digitale vragenlijst in te vullen. In de loop van 2013 wordt bekend gemaakt waar deze vragenlijst ingevuld kan worden. Tijdens het aanleveren van de data worden de ingevoerde data door middel van ‘waarschuwings’ pop-ups gecontroleerd op onwaarschijnlijke waarden. Het is de verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder om data eventueel aan te passen. Ook worden er per (uitkomst)indicator, m.u.v. indicatoren die gebaseerd zijn op de CQI mogelijk, verificatievragen gesteld. Dit zijn vragen over de wijze van registratie. Antwoorden hierop geven inzicht in de wijze waarop gegevens in de instelling worden bijgehouden en geregistreerd. Bij de aanlevering en de berekening van de indicatoren zal er deels gebruik worden gemaakt van tscores. Meer informatie over de berekening hiervan vindt u op: http://wiki.sbggz.nl/index.php/tscore_conversie. Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording (JMV) Na aanlevering wordt de zorgaanbieder gevraagd de data te autoriseren voor openbaarheid. Vervolgens worden de data doorgegeven aan het CIBG ten behoeve van het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording (JMV). De set vormt in het JMV een van de sectorspecifieke bijlagen.
9
4. Uitgangspunten van de Kernset GGZ/VZ De indicatoren zijn in eerste instantie ontwikkeld om te zorgen dat zorgaanbieders extern verantwoording kunnen afleggen over kwaliteit van zorg. Die verantwoording wordt betrouwbaarder en effectiever, als zij dezelfde informatie kunnen gebruiken voor hun interne kwaliteitsverbetering. Indicatoren worden gespecificeerd naar zorgdomein en diagnose. De prestatie-indicatoren dienen verschillende doelen en hebben verschillende gebruikers. De bruikbaarheid van de informatie uit de prestatie-indicatoren voor de externe gebruikers (cliënten, IGZ, zorgverzekeraars en overheid) is leidend. De stuurgroep GGZ/ VZ heeft gekozen om de indicatoren te presenteren naar zorgdomein, meetdomein en diagnose. Op deze wijze worden herkenbare en vergelijkbare cliëntgroepen gecreëerd. De volgende zorgdomeinen worden onderscheiden: • • • • • • • • •
Volwassenen kort Volwassenen lang Kinderen en jeugd Verslaving cure Verslaving care Ouderen Gerontopsychiatrie. Ouderen Psychogeriatrie Forensisch Dyslexie
De volgende meetdomeinen worden onderscheiden: • • • •
Ernst problematiek Functioneren Kwaliteit van leven Anders
De volgende diagnosegroepen worden onderscheiden: • • • • • • • •
Stoornissen in de kindertijd Schizofrenie en andere psychotische stoornissen Stemmingsstoornissen Angststoornissen Persoonlijkheidsstoornissen Delirium, dementie, amnestische en andere cognitieve stoornissen Aan een middel gebonden stoornissen Overige, te specificeren
De Stuurgroep GGZ/ VZ verwacht dat in de toekomst, bij het beschikbaar komen van meer landelijke betrouwbare en vergelijkbare data, de zorgdomeinen (en diagnoses) verder te kunnen verfijnen door middel van data-analyse en patronen in deze gegevens. Hierdoor worden meer herkenbare en vergelijkbare groepen gecreëerd. Een indicator is geen minimumnorm Een indicator is een meetbaar aspect van de kwaliteit van zorg. Het geeft een indicatie van de kwaliteit van zorg. Maar daarmee zegt het nog niet wat goede zorg is; daarvoor zijn norm- of vergelijkingsgegevens nodig. Deze laatste zijn er (nog) niet.
10
Waar mogelijk uitkomstindicatoren hanteren. De prestatie-indicatoren meten zoveel mogelijk op uitkomstniveau: het gaat om het resultaat, niet om de manier waarop een resultaat tot stand komt. Een uitkomst is bijvoorbeeld het percentage cliënten dat aangeeft geholpen te zijn door de interventie. Zijn er echter nog geen uitkomstindicatoren beschikbaar, dan worden structuur- of procesindicatoren gebruikt. Dit wordt alleen gedaan in situaties waarin een structuur- of procesindicator daadwerkelijk iets kan zeggen over de kwaliteit van de zorg. Indicatoren zijn uniform te meten Voor extern gebruik is het van belang dat de resultaten onderling vergelijkbaar zijn. Daarom moeten resultaten uniform gemeten worden. Hoewel het nog niet overal haalbaar is gebleken, wordt gestreefd naar consensus over het meetinstrument /de schaal per indicator. Door data-aanlevering via een Trusted Third Party(TTP), als SBG, wordt dit doel al grotendeels bereikt. Tabel 1 Overzicht van zorgdomeinen en meetdomeinen met voorbeelden van meetinstrumenten2. Meetdomein Ernst problematiek Functioneren Kwaliteit van leven Anders Zorgdomein: Volwassenen kort
Primair (SCL90, OQ, etc.)
Volwassenen lang
Secundair (PANNS, etc.) CBCL/SDQ MATE-10 MATE-10 GDS15, HADS-A
Kinderen en jeugd Verslaving cure Verslaving care Ouderen Gerontopsychiatrie. Ouderen Psychogeriatrie Forensisch Dyslexie
Secundair (instrument nog niet bepaald) Primair (HoNOS)
Secundair (SF36, etc.)
HoNOSCA MATE-7 MATE-7 HoNOS65+
Kidscreen27 MANSA MANSA
Primair (MANSA)
Gebruik Gebruik
EDIZ, SSCQ Risicotaxatie n.v.t Lees- en schrijfvaardigheid *Voor de meest actuele versie van de meetinstrumenten dient u de website van SBG (www.sbggz.nl) te raadplegen
Opbouw indicatoren Met de Kernset GGZ/VZ prestatie-indicatoren verantwoordt u de kwaliteit en resultaten van de zorg die u levert. Deze kwaliteitsgegevens worden gepubliceerd in het Jaardocument Maatschappelijke Verantwoording. Vragenlijst De prestatie-indicatoren worden vertaald naar een digitale vragenlijst. U ziet daarbij soms nadere specificaties van zorgdomein en /of diagnose. Bij iedere indicator kunt u eventueel uw antwoord toelichten. Indicatoren Iedere indicator is op dezelfde manier opgebouwd. De werkinstructie voor het aanleveren van gegevens bestaat bij elke indicator telkens uit negen onderdelen: Indicator nr. Titel van de indicator Onderbouwing
Hier wordt beschreven wat de relatie is tussen de indicator en de kwaliteit van zorg op basis van (wetenschappelijke) literatuur en onderzoek.
Beschrijving
Hier staat de definitie van de indicator uitgeschreven. Sommige indicatoren zijn opgesplitst in subindicatoren. Deze sub-indicatoren staan ieder apart beschreven.
Teller
De teller is het getal boven de streep van een breuk. Daarnaast is de teller een deelverzameling van de noemer.
2
Voor een volledig actueel overzicht van meetinstrumenten verwijzen we naar het MDS van SBG (www.sbggz.nl)
11
Noemer
Nauwkeurige beschrijving van de cliëntenpopulatie. Indien sprake is van een structuurindicator, dan is de noemer niet van toepassing.
Zorgdomein
Om een reëel beeld te geven van het behandeleffect of de uitkomsten van behandeling bij een zorgaanbieder is het noodzakelijk de cliëntenpopulatie GGZ/VZ onder te verdelen in relatief homogene groepen van behandelingen met vergelijkbare doelstellingen. Deze groepen worden zorgdomeinen genoemd: Volwassenen kort (cure), Kinderen en Jeugd, Verslavingszorg, Volwassenen lang (care: EPA en RIBW), Psychogeriatrie & Gerontopsychiatrie4. Binnen deze zorgdomeinen dient nog steeds de diagnose aangegeven te worden.
Exclusiecriteria
Hier staat aangegeven voor welk type zorg en/of welke cliënten wel of geen gegevens hoeven te worden aangeleverd. Dit is een verfijning van het zorgdomein.
Definities
In de definities worden de voor de indicator gebruikte begrippen nader omschreven, zodat eenduidige interpretatie mogelijk is.
Meetinstrument/ informatiebron
Hier wordt beschreven waar de benodigde informatie voor de indicator moet worden verzameld.
De vragenlijst stap voor stap Aanvullende vragen: Voor enkele indicatoren zijn hier op verzoek van IGZ enkele structuurvragen opgenomen. Bepalen van de noemer: Hier staat stapsgewijs omschreven hoe de cliëntenpopulatie (welke zorgdomeinen) voor de indicator moet worden geselecteerd. Indien relevant wordt ook beschreven welke cliënten moeten worden verwijderd uit de geselecteerde populatie (exclusiecriteria). Bepalen van de teller: De groep cliënten uit de teller is een deelpopulatie van de noemer. Bepalen indicatorwaarde: Hier staat beschreven hoe de indicatorwaarde bepaald moet worden.
Aansluiten bij DBC en ZZP systematiek. In deze Kernset is gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de DBC en /of ZZP-systematiek. Dit betekent dat de meeste indicatoren (1.2b,d, 1.3b, 1.4b en 1.7) worden uitgedrukt in: het aantal DBC’s /ZZP’s waarbij de meting op systematisch wijze heeft plaatsgevonden, en de gemeten verbetering per DBC/ZZP. Uiteraard is het niet de bedoeling dat een cliënt, met meerdere DBC’s binnen een instelling, meerdere malen hetzelfde meetinstrument invult. Mocht dit het geval zijn dan wordt de uitkomst van de vragenlijst toegerekend aan de verschillende DBC’s. Op termijn kan het een keuze zijn om aan te sluiten bij een cliënt en zijn/ haar behandeltraject in plaats van DBC/ ZZP. Hierdoor ontstaat een zuiverder beeld. Deze definities worden nu echter nog niet eenduidig gebruikt tussen instellingen.
12
5. Thema Effectiviteit van zorg
13
Indicator 1.2a Cliëntperspectief/oordeel van de cliënt over verandering van ernst van de problematiek Onderbouwing
Uit literatuur blijkt dat de verandering van de ernst van de problematiek een centrale maat is voor het meten van het effect van de behandeling. De meetresultaten van herhaalde statusmeting kunnen gebruikt worden voor indicatiestelling, voor de evaluatie van de behandeling en bij de afstemming van informatie over cliënten in een teamvergadering of met de zorgverzekeraar. Zowel de hulpverlener als de cliënt hebben een oordeel over de verandering van de ernst van de problematiek. Bij voorkeur komen deze beide oordelen overeen. Voor het in kaart brengen van het cliëntenperspectief van deze indicator wordt de CQ-index of de verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o. gebruikt of indien geen CQ-index beschikbaar de Thermometer Cliëntwaardering.
Beschrijving
Cliëntperspectief: het percentage cliënten waarbij de behandeling naar het oordeel van de cliënt heeft geleid tot verbetering en/of stabilisatie van de klachten.
Teller
CQ-index of verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o.: Het aantal cliënten dat de noodzakelijke vragen positief heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen). Thermometer Cliëntwaardering: Het aantal cliënten dat vraag 13 “Heeft u door de behandeling meer greep op uw problemen of klachten (gekregen)?” én 14 “Bent u door de behandeling voldoende vooruit gegaan?” met ‘ ja’ heeft beantwoord. Indien de combinatie van positieve antwoorden niet te berekenen is (geldt voor zorgaanbieders die de GGZ Thermometer hebben uitbesteed en die tabellen met antwoorden per vraag krijgen gerapporteerd), dient u uit te gaan van de vraag met het kleinste aantal positieve antwoorden.
Noemer
CQ-index of verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o.: Het aantal cliënten dat alle noodzakelijke vragen heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen). Thermometer Cliëntwaardering: Het aantal cliënten dat vragen 13 én 14 heeft beantwoord. In het geval van een missende waarde telt de cliënt niet mee.
Zorgdomein Exclusiecriteria
De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen. • • •
Definities Meetinstrument/ informatiebron
Cliënten waarbij geen sprake is geweest van behandeling (alleen DBC indirecte tijd; diagnostiek en/of crisis). Cliënten uit de doelgroep psycho-geriatrie (voor dit zorgdomein zijn nog geen meetinstrumenten beschikbaar). Cliënten in langdurige zorg, Beschermd wonen, begeleid zelfstandig wonen en dagactiviteiten (ZZP’s).
Geen definities geformuleerd. • • •
Verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o. CQI’s Cliëntervaringsinstrument ontwikkeld door Stichting Miletus
De vragenlijst stap voor stap CQ-index en Cliëntervaringsinstrument ontwikkeld door Stichting Miletus De noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen. Gegevens die worden verzameld met de CQI hoeft u niet in te vullen. Thermometer Cliëntwaardering: • Selecteer alle cliënten die de Thermometer Cliëntwaardering hebben ingevuld. Tel het aantal cliënten op dat op beide vragen een positief antwoord (‘ja’) heeft gegeven. Neem een cliënt dus niet mee als deze één van de vragen met ‘nee’ heeft beantwoord, of een vraag heeft overgeslagen. • Zet dit aantal in teller 1. • Tel het aantal cliënten op dat op beide vragen een antwoord heeft gegeven (zowel ‘ja’ als ‘nee’). In het geval van een missende waarde telt de cliënt niet mee. • Zet dit aantal in noemer 1.
14
1.2.b Het op systematische wijze meten van de verandering van de ernst van de problematiek bij cliënten Onderbouwing
Uit literatuur blijkt dat de verandering van de ernst van de problematiek een centrale maat is voor het meten van het effect van de behandeling. De meetresultaten van herhaalde statusmeting kunnen gebruikt worden voor indicatiestelling, voor de evaluatie van de behandeling en bij de afstemming van informatie over cliënten in een teamvergadering of met de zorgverzekeraar. Zowel de hulpverlener als de cliënt hebben een oordeel over de verandering van de ernst van de problematiek. Bij voorkeur komen deze beide oordelen overeen. Voor het in kaart brengen van deze indicator vanuit het cliënt- en hulpverlenersperspectief is een veelheid aan meetinstrumenten beschikbaar. De Stuurgroep Zichtbare Zorg GGZ heeft besloten bij deze indicator aan te sluiten bij de afspraken die in de ggz gemaakt zijn en zijn vastgelegd in de Minimale Dataset (MDS) van Stichting Benchmark GGZ.
Beschrijving
• •
1.2b: Het percentage cliënten waarbij de ernst van de problematiek op systematische wijze is gemeten. 1.2d: De mate van verandering in de ernst van de problematiek bij systematisch gemeten cliënten.
Teller 1.2.b
Het aantal cliënten uit de noemer (1.2b) waarbij de ernst van de problematiek op systematische wijze is gemeten.
Noemer 1.2.b
Het aantal cliënten met een afgesloten DBC tussen 1/1/2013 en 31/12/2013.
Indicatorwaarde 1.2.d
De gemiddelde delta t-score van alle evalueerbare DBC’s die in de periode 1/1/2013 tot en met 31/12/2013 zijn afgesloten.
Aantal waarnemingen 1.2.d
Het aantal waarnemingen (evalueerbare DBC’s) waarop het gemiddelde (delta t) is vastgesteld.
Zorgdomein
De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen.
Exclusiecriteria
• • •
Definities
Cliënten waarbij geen sprake is geweest van behandeling (alleen DBC indirecte tijd; diagnostiek e/o crisis). Cliënten uit de doelgroep psycho-geriatrie (voor dit zorgdomein zijn nog geen meetinstrumenten beschikbaar). Cliënten in langdurige zorg (ZZP’s).
Systematische wijze: Voor- en nameting van de ernst van de problematiek met hetzelfde meetinstrument. Voormeting: Meting rond de startdatum van een DBC (het verschil tussen eerste behandelsessie en datum ROM-meting mag maximaal drie maanden bedragen). Zie ook definitie voormeting SBG. Nameting: Meting rond de einddatum van een DBC (Het verschil tussen laatste behandelsessie en datum ROM-meting mag maximaal drie maanden bedragen). Zie ook definitie nameting SBG (www.sbggz.nl). Delta-t score: De delta t-score is de verschilscore van de voor- en de nameting, na omzetting van de ruwe score op het meetinstrument in een genormaliseerde gestandaardiseerde T-score. Op de website van www.sbggz.nl is meer te vinden over de berekening van de delta t-score per instrument. Voor de omzetting van ruwe scores naar genormaliseerde T-scores geeft SBG de formules weer.
Meetinstrument/ informatiebron
• •
Aansluiten bij project “ROM GGZ” / SBG instrumentarium, zie website SBG (www.sbggz.nl) voor meer informatie Andere meetinstrumenten worden niet meegenomen in deze indicator.
15
De vragenlijst stap voor stap 1.2b Bepalen van de noemer: • Aantal cliënten (met een afgesloten DBC tussen 1/1/2013 en 31/12/2013, of waarvan de ZZP liep tussen 1/1/2013 en 31/12/2013). • Pas de exclusiecriteria toe. • Tel het aantal overgebleven cliënten op en zet dit aantal cliënten in de noemer. Bepalen van de teller: • Ga uit van de populatie van de noemer. • Aantal cliënten waarbij op systematische wijze (zie definitie) de ernst van de problematiek is gemeten. • Tel het aantal overgebleven cliënten op en zet dit aantal cliënten in de teller. Bepalen van de indicatorwaarde: • Deel de teller door de noemer en vermenigvuldig de uitkomst met 100%. Algemeen • Indien aanlevering van data via SBG dan de resultaten per zorgdomein, zoals BRaM ze rapporteert over de periode 1/1/2013 tot en met 31/12/2013 gebruiken. • Indien aanlevering niet via SBG dan volgens het hiervoor beschreven aanwijzingen. Aanlevering van de indicator 1.2.d zal per zorgdomein plaats vinden. Daarbij moet u tevens invullen welk meetinstrument er is gebruikt en of deze indicator (meetdomein) uw primaire meetdomein is voor dit zorgdomein. Voor meer uitleg over de zorgdomeinen en meetdomeinen verwijzen we u naar de website van SBG (www.sbggz.nl). . 1.2d Bepalen van het aantal waarnemingen: • Aantal cliënten (met een afgesloten DBC tussen 1/1/2013 en 31/12/2013) waarbij een voor- en nameting met hetzelfde meetinstrument heeft plaatsgevonden. • Pas de exclusiecriteria toe. • Tel het aantal overgebleven cliënten op en zet dit aantal cliënten in de noemer. Bepalen van de indicatorwaarde • Bepalen indicatorwaarde • Selecteer alle DBC’s met zowel een voor- als een nameting met hetzelfde instrument. • Zet ruwe scores op het meetinstrument om naar een genormaliseerde T-score. • Bereken het verschil “voormeting min nameting”. • De verschilscore is de delta-t score. . *De T-score formule is per meetinstrument beschikbaar gesteld door SBG. Zie hiervoor http://wiki.sbggz.nl/index.php/t-score_conversie.
16
Indicator 1.3 Verandering in het dagelijks functioneren van cliënten Onderbouwing
Beschrijving
De Stuurgroep Zichtbare Zorg GGZ heeft besloten bij deze indicator aan te sluiten bij de afspraken die in de ggz gemaakt zijn en zijn vastgelegd in de Minimale Dataset (MDS) van Stichting Benchmark GGZ. Voor de ZZP’s wordt verwezen naar de landelijke afspraken over ROMinstrumenten. • •
1.3a Het percentage cliënten waarbij het dagelijks functioneren op systematische wijze is gemeten. 1.3b De mate van verandering in het dagelijks functioneren bij systematisch gemeten cliënten.
Teller 1.3.a
Het aantal cliënten uit noemer waarbij het dagelijks functioneren op systematische wijze is gemeten.
Noemer 1.3.a
Het aantal cliënten met een afgesloten DBC tussen 1/1/2013 en 31/12/2013, of waarvan de ZZP liep tussen 1/1/2013 en 31/12/2013.
Indicatorwaarde 1.3.b
De gemiddelde delta t-score van alle ZZP’s of evalueerbare DBC’s die in de periode 1/1/2013 tot en met 31/12/2013 zijn afgesloten.
Aantal waarnemingen 1.3.b
Het aantal waarnemingen ( ZZP’s of evalueerbare DBC’s) waarop het gemiddelde (delta t) is vastgesteld.
Zorgdomein
De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen.
Exclusiecriteria
• •
Definities
Cliënten waarbij geen sprake is geweest van behandeling (alleen DBC indirecte tijd; diagnostiek en/of crisis). Cliënten uit de doelgroep psychogeriatrie.
Systematische wijze: • Voor cliënten met ZVW zorg (DBC’s): Voor- en nameting van mate van dagelijks functioneren met hetzelfde meetinstrument. • Voor cliënten met AWBZ zorg (ZZP’s): Jaarlijkse meting van mate van dagelijks functioneren met hetzelfde meetinstrument. Voormeting: Meting rond de startdatum van een DBC (het verschil tussen eerste behandelsessie en datum ROMmeting mag maximaal drie maanden bedragen). Zie ook definitie voormeting SBG. Nameting: Meting rond de einddatum van een DBC (het verschil tussen laatste behandelsessie en datum ROMmeting mag maximaal drie maanden bedragen). Zie ook definitie nameting SBG(www.sbggz.nl). Delta-t score: De delta t-score is de verschilscore van de voor- en de nameting, na omzetting van de ruwe score op het meetinstrument in een genormaliseerde gestandaardiseerde T-score. Op de website van www.sbggz.nl is meer te vinden over de berekening van de delta t-score per instrument. Voor de omzetting van ruwe scores naar genormaliseerde T-scores geeft SBG de formules weer.
Meetinstrument/ informatiebron
• •
Aansluiten bij project “ROM GGZ” / SBG instrumentarium, zie website SBG (www.sbggz.nl) voor meer informatie Voor ZZP’s wordt verwezen naar de branchebrede standaarden inzake instrumenten a.g.v. ROM GGZ.
17
De vragenlijst stap voor stap Algemeen • Indien aanlevering van data via SBG dan de resultaten per zorgdomein, zoals BRaM ze rapporteert over de periode 1/1/2013 tot en met 31/12/2013 gebruiken. • Indien aanlevering niet via SBG dan volgens het hiervoor beschreven aanwijzingen. Aanlevering van de indicator 1.3 zal per zorgdomein plaats vinden. Daarbij moet u tevens invullen welk meetinstrument er is gebruikt en of deze indicator (meetdomein) uw primaire meetdomein is voor dit zorgdomein. Voor meer uitleg over de zorgdomeinen en meetdomeinen verwijzen we u naar de website van SBG (www.sbggz.nl). . 1.3.b Bepalen van het aantal waarnemingen: • Aantal cliënten (met een afgesloten DBC tussen 1/1/2013 en 31/12/2013 of waarvan de ZZP liep tussen 1/1/2013 en 31/12/2013) waarbij een voor- en nameting met hetzelfde meetinstrument heeft plaatsgevonden. • Pas de exclusiecriteria toe. • Tel het aantal overgebleven cliënten op en zet dit aantal cliënten in de noemer. Bepalen van de indicatorwaarde • Bepalen indicatorwaarde • Selecteer alle DBC’s of ZZP’s met zowel een voor- als een nameting met hetzelfde instrument. • Zet ruwe scores op het meetinstrument om naar een genormaliseerde T-score. • Bereken het verschil “voormeting min nameting”. • De verschilscore is de delta-t score. *De T-score formule is per meetinstrument beschikbaar gesteld door SBG. Zie hiervoor http://wiki.sbggz.nl/index.php/t-score_conversie.
18
Indicator 1.4 Verandering in de ervaren kwaliteit van leven van cliënten Onderbouwing
Beschrijving
Sinds 1980 wordt kwaliteit van leven steeds vaker gebruikt als maat om het resultaat van psychiatrische behandeling in kaart te brengen. Studies tonen een robuuste relatie aan tussen hoge aantallen onvervulde behoeftes en een lage subjectieve kwaliteit van leven. Ervaren kwaliteit van leven geeft iemands persoonlijke beoordeling weer van de objectieve levensomstandigheden. Vaak wordt dit gemeten door meetinstrumenten (rating scales) voor tevredenheid van verschillende levensdomeinen of het leven op zich. Deze levensdomeinen omvatten werk, woonaccommodatie, familie, sociale relaties, vrije tijd, veiligheid, financiën en lichamelijke en geestelijke gezondheid. Hoe iemand zijn kwaliteit van leven ervaart wordt beïnvloed door drie belangrijke processen: vergelijking met originele verwachtingen en wensen, vergelijking met de levenssituatie en wat anderen bereikt hebben en aanpassing over tijd. Voor het in kaart brengen van deze indicator is een veelheid aan meetinstrumenten beschikbaar. De Stuurgroep Zichtbare Zorg GGZ heeft besloten bij deze indicator aan te sluiten bij de afspraken die in de ggz gemaakt zijn en zijn vastgelegd in de Minimale Dataset (MDS) van Stichting Benchmark GGZ. Op basis van dit advies, heeft de stuurgroep per domein geschikte meetinstrumenten voor kwaliteit van leven gekozen. • •
1.4a Het percentage cliënten waarbij het dagelijks functioneren op systematische wijze is gemeten. 1.4c De mate van ervaren kwaliteit van leven bij systematisch gemeten cliënten.
Teller 1.4.a
Het aantal cliënten uit de noemer waarbij de ervaren kwaliteit van leven op systematische wijze is gemeten.
Noemer 1.4.a
Het aantal cliënten met een afgesloten DBC tussen 1/1/2013 en 31/12/2013, of waarvan de ZZP liep tussen 1/1/2013 en 31/12/2013.
Indicatorwaarde 1.4.c.
De gemiddelde delta t-score van alle ZZP’s of evalueerbare DBC’s die in de periode 1/1/2013 tot en met 31/12/2013 zijn afgesloten.
Aantal waarnemingen 1.4.c.
Het aantal waarnemingen (ZZP’s of evalueerbare DBC’s) waarop het gemiddelde (delta t) is vastgesteld.
Zorgdomein
De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen.
Exclusiecriteria
• •
Definities
Cliënten waarbij geen sprake is geweest van behandeling (alleen DBC indirecte tijd; diagnostiek en/of crisis). Cliënten uit de doelgroep psychogeriatrie.
Systematische wijze: • Voor cliënten met ZVW zorg (DBC’s): Voor- en nameting van mate van ervaren kwaliteit van leven met hetzelfde meetinstrument. • Voor cliënten met AWBZ zorg (ZZP’s): Jaarlijkse meting van mate van ervaren kwaliteit van leven met hetzelfde meetinstrument. Voormeting: Meting rond de startdatum van een DBC (het verschil tussen eerste behandelsessie en datum ROMmeting mag maximaal drie maanden bedragen). Zie ook definitie voormeting SBG. Nameting: Meting rond de einddatum van een DBC (het verschil tussen laatste behandelsessie en datum ROMmeting mag maximaal drie maanden bedragen). Zie ook definitie nameting SBG(www.sbggz.nl). Delta-t score: De delta t-score is de verschilscore van de voor- en de nameting, na omzetting van de ruwe score op het meetinstrument in een genormaliseerde gestandaardiseerde T-score. Op de website van www.sbggz.nl is meer te vinden over de berekening van de delta t-score per instrument. Voor de omzetting van ruwe scores naar genormaliseerde T-scores geeft SBG de formules weer.
Meetinstrument/ informatiebron
• •
Aansluiten bij project “ROM GGZ” / SBG instrumentarium, zie website SBG (www.sbggz.nl) voor meer informatie Andere meetinstrumenten worden niet meegenomen in deze indicator.
19
De vragenlijst stap voor stap 1.4.a Bepalen van de noemer: • Aantal cliënten (met een afgesloten DBC tussen 1/1/2013 en 31/12/2013, of waarvan de ZZP liep tussen 1/1/2013 en 31/12/2013). • Pas de exclusiecriteria toe. • Tel het aantal overgebleven cliënten op en zet dit aantal cliënten in de noemer. Bepalen van de teller: • Ga uit van de populatie van de noemer. • Aantal cliënten waarbij op systematische wijze (zie definitie) de ervaren kwaliteit van leven is gemeten. • Tel het aantal overgebleven cliënten op en zet dit aantal cliënten in de teller. Bepalen van de indicatorwaarde: • Deel de teller door de noemer en vermenigvuldig de uitkomst met 100%. Algemeen • Indien aanlevering van data via SBG dan de resultaten per zorgdomein, zoals BRaM ze rapporteert over de periode 1/1/2013 tot en met 31/12/2013 gebruiken. • Indien aanlevering niet via SBG dan volgens het hiervoor beschreven aanwijzingen. Aanlevering van de indicator 1.4.c zal per zorgdomein plaats vinden. Daarbij moet u tevens invullen welk meetinstrument er is gebruikt en of deze indicator (meetdomein) uw primaire meetdomein is voor dit zorgdomein. Voor meer uitleg over de zorgdomeinen en meetdomeinen verwijzen we u naar de website van SBG (www.sbggz.nl). . 1.4.c Bepalen van het aantal waarnemingen: • Aantal cliënten (met een afgesloten DBC tussen 1/1/2013 en 31/12/2013 of waarvan de ZZP liep tussen 1/1/2013 en 31/12/2013) waarbij een voor- en nameting met hetzelfde meetinstrument heeft plaatsgevonden. • Pas de exclusiecriteria toe. • Tel het aantal overgebleven cliënten op en zet dit aantal cliënten in de noemer. Bepalen van de indicatorwaarde • Bepalen indicatorwaarde • Selecteer alle ZZP’s of DBC’s met zowel een voor- als een nameting met hetzelfde instrument. • Zet ruwe scores op het meetinstrument om naar een genormaliseerde T-score. • Bereken het verschil “voormeting min nameting”. • De verschilscore is de delta-t score. . *De T-score formule is per meetinstrument beschikbaar gesteld door SBG. Zie hiervoor http://wiki.sbggz.nl/index.php/t-score_conversie.
20
Indicator 1.7 Drop out Onderbouwing
Het terugvalrisico bij een afgebroken behandeling is ruim twee keer zo groot als bij een voortgezette behandeling. Dit staat ook bekend onder de term drop-out: een door de cliënt, tegen advies van de behandelaar, vroegtijdige eenzijdige beëindiging van behandeling of begeleiding. Het percentage drop-out is als indicator in de praktijk geschikt gebleken voor interne kwaliteitsbewaking en –verbetering. Ook wordt deze maat in clinical trials gebruikt om het effect van behandelingen te meten. Uit onderzoek is gebleken dat het percentage drop-outs samenhangt met het al dan niet hebben van een persoonlijkheidsstoornis. Op termijn kan het zo zijn dat de type stoornis (bijv. persoonlijkheidsstoornis) als een maat voor zorgzwaartecorrectie wordt gebruikt.
Beschrijving
Het percentage behandeltrajecten (uitgedrukt in DBC of ZZP) dat eenzijdig door cliënt (tegen het advies van de behandelaar) werd beëindigd.
Teller
Het aantal behandeltrajecten (uitgedrukt in DBC of ZZP) uit de noemer dat eenzijdig door de cliënt werd beëindigd.
Noemer
Het aantal afgesloten DBC’s tussen 1/1/2013 en 31/12/2013, of ZZP’s die liepen tussen 1/1/2013 en 31/12/2013.
Zorgdomein
De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen.
Exclusiecriteria
• •
Definities
Cliënten waarbij geen sprake is geweest van behandeling (alleen DBC indirecte tijd; diagnostiek en/of crisis). Cliënten waarbij het behandeltraject en DBC is beëindigd met als reden overlijden van de cliënt.
Drop-out: eenzijdige beëindiging (tegen het advies van de behandelaar) van de behandeling/ begeleiding door de cliënt. Overlijden valt hier niet onder.
Meetinstrument/ informatiebron
• •
Geen meetinstrument of informatiebron voorgeschreven. De stap voor stap beschrijving dient te worden gevolgd, zodat cliënten op eenduidige wijze worden geteld.
De vragenlijst stap voor stap Bepalen van de noemer • Selecteer alle DBC’s (behandeltrajecten:behandeling-/begeleidingstraject) die zijn afgesloten tussen 01/01/2013 en 31/12/2013, of waarbij de ZZP liep tussen 01/01/2013 en 31/12/2013. • Pas de exclusiecriteria toe. • Tel het aantal trajecten (DBC’s en ZZP’s) op en zet dit aantal in de noemer. Bepalen van de teller • Ga uit van de populatie bij de noemer. • Selecteer het aantal behandeltrajecten waarbij het DBC-DBC of ZZP traject is afgesloten met als reden: ‘reden voor afsluiting bij cliënt, niet bij behandelaar’. • Tel nu het aantal behandeltrajecten en zet dit aantal in de teller. Bepalen van de indicatorwaarde • Deel de teller door de noemer en vermenigvuldig deze uitkomst met 100%.
21
Indicator 1.8 Somatische screening Onderbouwing
Bij veel psychiatrische stoornissen komen al dan niet opgemerkt (co-morbide) somatische afwijkingen of stoornissen voor. Het is van belang dat co-morbiditeit tijdig gesignaleerd wordt. Daarom is het noodzakelijk dat bij elke cliënt aandacht aan de somatiek wordt besteed. Uit de nota ‘Kwaliteitsnormen in de somatische zorg in de GGZ’ (2004) blijkt dat er in de ggz duidelijke tekortkomingen op het gebied van de somatische zorg zijn. Naar aanleiding van deze nota moeten zorgaanbieders in hun jaarverslag vermelden of en zo ja hoe de zorgaanbieder de in de nota geformuleerde kwaliteitsnormen toetst. In de praktijk blijkt dit nog niet door alle zorgaanbieders te gebeuren. Daarnaast blijkt dat er veel verschillen zijn in hoe de somatische screening wordt uitgevoerd, wie er verantwoordelijk voor is en hoe het proces vormgegeven is. In de afgelopen vijf jaar heeft somatische co-morbiditeit meer aandacht gekregen in de ggz. Daarom is het van belang dat de instelling zelf per psychiatrisch ziektebeeld met bijbehorend zorgprogramma aangeeft: 1. 2.
op welke wijze de aandacht voor de somatiek is geregeld, op welke wijze per ziektebeeld zorg wordt gedragen voor de uitvoering van de vigerende professionele richtlijnen.
Aan de hand van deze richtlijnen past de ggz-instelling bij iedere klinisch op te nemen cliënt een adequate standaardprocedure toe. Daaruit vloeit voort welke somatische zorg voor de cliënt noodzakelijk is. Zorgaanbieders moeten voor iedere ingeschreven cliënt persoonlijk bepalen welke somatische zorg hij of zij nodig heeft en op welke momenten. Het is belangrijk dat dit ook vastgelegd wordt in het dossier van de cliënt. De Werkgroep Somatische Complicaties bij Antipsychoticagebruik heeft een overzichtsartikel gepubliceerd met daarin adviezen voor zorgvuldige monitoring en preventie van de somatiek bij cliënten die antipsychotica gebruiken. Momenteel werkt de landelijke werkgroep, o.l.v. LEVV aan het opstellen van een richtlijn voor somatische screening in de GGZ. Beschrijving
• •
De aanwezigheid van een standaardprocedure voor het uitvoeren van een somatische screening bij cliënten die opgenomen zijn of opgenomen zijn geweest en LZA cliënten. Uitkomst is het percentage cliënten dat tijdens opname somatisch gescreend is.
Teller
Het aantal cliënten in de doelgroep bij wie tussen 01/01/2013 en 31/12/2013 een somatische screening is uitgevoerd.
Noemer
Het aantal cliënten in de doelgroep tussen 01/01/2013 en 31/12/2013.
Zorgdomein
De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen.
Exclusiecriteria
Geen exclusiecriteria geformuleerd.
Definities
Doelgroep 1 Cliënten die opgenomen zijn of opgenomen zijn geweest. Doelgroep 2 Langdurig Zorgafhankelijken (LZA) Zorgaanbieders hanteren definities die onderling weliswaar in beperkte mate variëren, maar belangrijke elementen gemeenschappelijk hebben: 1. Stoornis. Cliënten met schizofrenie, bipolaire stoornis of een andere stoornis met psychotische kenmerken. Veelal ook cliënten met een ernstige persoonlijkheidsstoornis, en recidiverend depressieve cliënten. 2. Beperkingen. Het gaat om beperkingen in de zelfverzorging, het voeren van een huishouding en deelname aan het maatschappelijk leven, zoals sociale contacten en het verrichten van werk. 3. Duur van de zorg. Hier geldt een grens van minimaal één jaar contact met een GGZ-instelling, ongeacht de setting. Organisatorische eenheid waarover gerapporteerd wordt Iedere organisatie kent zogenoemde ‘resultaat verantwoordelijke eenheden’ (RVE). Deze eenheden
22
Meetinstrument/ informatiebron
zijn verantwoordelijk voor tal van organisatorische zaken als budgetbewaking, het opstellen van jaarplannen of gebruik van stuurinformatie. Sturing is binnen deze eenheden uniform georganiseerd. Cliëntregistratiesysteem
De vragenlijst stap voor stap Indien een vraag ontkennend beantwoord wordt, worden de vervolgvragen niet beantwoord. 1. 2. 3.
4. 5.
Heeft de RVE cliënten in de doelgroep (ja/nee)? Is er een standaardprocedure voor somatische screening van cliënten binnen de doelgroep in de RVE (ja/nee)? Zo ja, wordt in het cliëntregistratiesysteem vastgelegd of een somatische screening heeft plaatsgevonden en is op basis van dit systeem een overzicht samen te stellen bij welke cliënten een screening heeft plaatsgevonden? (ja/nee)? Zo ja, worden deze overzichten door de organisatie structureel gebruikt als (stuur-)informatie voor managers of professionals (ja/nee)? Zo ja, welk deel van de cliënten is somatisch gescreend?
LET OP: De bovenstaande stap voor stap beschrijving geldt voor de volledige cliëntenpopulatie. De indicatorwaardes kunnen ook per zorgdomein en/of diagnosegroep worden opgevraagd.
23
Indicator 1.11 Tijdig contact na ontslag uit kliniek Onderbouwing
De meeste cliënten die klinisch behandeld worden voor een psychiatrische aandoening hebben ambulante/deeltijd vervolgzorg nodig na ontslag uit de kliniek om verder herstel te bevorderen en om terugval te voorkomen. Ongeveer 25 procent van de suïcides vindt plaats in de periode na ontslag uit een psychiatrisch ziekenhuis. Het is van belang om aandacht te schenken aan de continuïteit van zorg voor de cliënt die met ontslag gaat uit de kliniek. Uit praktijkervaring blijkt dat het hebben van een eerste nazorgcontact binnen twee weken na ontslag een voorwaarde is voor goede nazorg.3 Het gaat hier om tijdige ambulante/deeltijd contacten na ontslag uit de kliniek, waarbij de klinische opname en de ambulante vervolgcontacten door dezelfde zorgaanbieder geboden worden.
Beschrijving
•
Het percentage cliënten dat na ontslag uit de kliniek bij dezelfde zorgaanbieder binnen twee weken een ambulant of deeltijdcontact heeft.
Dit geldt voor alle contacten na ontslag uit kliniek. Teller
Het aantal cliënten in de doelgroep dat tussen 01/01/2013 en 31/12/2013 tijdig vervolgcontact heeft gehad.
Noemer
Het aantal cliënten in de doelgroep, ontslagen uit een kliniek tussen 01/01/2013 en 31/12/2013.
Zorgdomein
De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen.
Exclusiecriteria
Geen exclusiecriteria geformuleerd.
Definities
Doelgroep 1 Cliënten die opgenomen zijn geweest. Doelgroep 2 Langdurig Zorgafhankelijken (LZA) Zorgaanbieders hanteren definities die onderling weliswaar in beperkte mate variëren, maar belangrijke elementen gemeenschappelijk hebben: 1. Stoornis. Cliënten met schizofrenie, bipolaire stoornis of een andere stoornis met psychotische kenmerken. Veelal ook cliënten met een ernstige persoonlijkheidsstoornis, en recidiverend depressieve cliënten. 2. Beperkingen. Het gaat om beperkingen in de zelfverzorging, het voeren van een huishouding en deelname aan het maatschappelijk leven, zoals sociale contacten en het verrichten van werk. 3. Duur van de zorg. Hier geldt een grens van minimaal één jaar contact met een GGZ-instelling, ongeacht de setting. Tijdig vervolgcontact. Contact met de zorgaanbieder binnen 2 weken na ontslag uit de kliniek. Contact kan zowel behandeling als begeleiding als terugkoppeling zijn bij dezelfde zorgaanbieder. Het gaat hier om persoonlijk face-to-face contact, dat eventueel ook buiten de locatie van de kliniek plaatsvindt.
Organisatorische eenheid waarover gerapporteerd wordt Iedere organisatie kent zogenoemde ‘resultaat verantwoordelijke eenheden’ (RVE). Deze eenheden zijn verantwoordelijk voor tal van organisatorische zaken als budgetbewaking, het opstellen van jaarplannen of gebruik van stuurinformatie. Sturing is binnen deze eenheden uniform georganiseerd. Meetinstrument/ informatiebron
Cliëntregistratiesysteem
3
Als indicator ook opgenomen in OECD Health care indicator lijst: tijdig ambulant contacten na ontslag.
24
De vragenlijst stap voor stap Indien een vraag ontkennend beantwoord wordt, worden de vervolgvragen niet beantwoord. 1. 2. 3. 4. 5.
Heeft de RVE cliënten in de doelgroep (ja/nee)? Is de RVE verantwoordelijk voor tijdige ambulante of deeltijdcontacten na ontslag uit de kliniek van cliënten in de doelgroep (ja/nee)? Zo ja, is op basis van het cliëntregistratiesysteem een overzicht samen te stellen bij welke cliënten een tijdig contact heeft plaatsgevonden? (ja/nee)? Zo ja, worden deze overzichten door de organisatie structureel gebruikt als (stuur) informatie voor managers of professionals (ja/nee)? Zo ja, welk deel van de cliënten heeft een tijdig vervolgcontact gehad?
LET OP: De bovenstaande stap voor stap beschrijving is voor de volledige cliëntenpopulatie. De indicatorwaardes kunnen ook per zorgdomein en/of diagnosegroep worden opgevraagd.
25
6. Thema Veiligheid
26
Indicator 2.1.a Beschikbaarheid medicatie overzicht (klinische opname en verblijf) Onderbouwing
Medicatieveiligheid is een breed begrip, waarbij het onder andere gaat om het op de juiste wijze voorschrijven en innemen van passende medicatie, rekening houdend met de voorgeschiedenis van de cliënt en afwijkingen van standaarden. De combinatie van verschillende soorten medicatie kan leiden tot ongewenste risico’s en schadelijke gevolgen. Onderzoek in Nederland heeft aangetoond dat bij het voorschrijven van medicatie nog te vaak vermijdbare fouten worden gemaakt. Een belangrijk deel van de fouten is toe te schrijven aan de medicatieoverdracht tussen verschillende zorginstellingen, afdelingen en zorgprofessionals. Bijvoorbeeld, in de ambulante ouderenpsychiatrie gebruiken cliënten vaak verschillende geneesmiddelen tegelijk en hebben zij met verschillende behandelaren te maken. Juist dan is een volledig en actueel medicatieoverzicht van belang. Met ingang van 1 januari 2013 geldt ook voor de ggz de zorgbrede richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens’ als veldnorm.
Beschrijving
• •
In het kader van risicotaxatie is van belang of bij het voorschrijven van medicijnen een actueel medicatieoverzicht beschikbaar is. Uitkomst is het percentage cliënten met voorgeschreven medicatie dat over een actueel medicatieoverzicht beschikt.
Teller
Het aantal cliënten in de doelgroep waarvoor tussen 01/01/2013 en 31/12/2013 tijdens het voorschrijven van medicatie een actueel medicatieoverzicht aanwezig was.
Noemer
Het aantal cliënten in de doelgroep tussen 01/01/2013 en 31/12/2013 die medicatie voorgeschreven kregen.
Zorgdomein
De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen.
Exclusiecriteria
Geen exclusiecriteria geformuleerd.
Definities
Doelgroep 1 Cliënten die opgenomen zijn of opgenomen zijn geweest. Doelgroep 2 Langdurig Zorgafhankelijken (LZA) Zorgaanbieders hanteren definities die onderling weliswaar in beperkte mate variëren, maar belangrijke elementen gemeenschappelijk hebben: 1. Stoornis. Cliënten met schizofrenie, bipolaire stoornis of een andere stoornis met psychotische kenmerken. Veelal ook cliënten met een ernstige persoonlijkheidsstoornis, en recidiverend depressieve cliënten. 2. Beperkingen. Het gaat om beperkingen in de zelfverzorging, het voeren van een huishouding en deelname aan het maatschappelijk leven, zoals sociale contacten en het verrichten van werk. 3. Duur van de zorg. Hier geldt een grens van minimaal één jaar contact met een GGZ-instelling, ongeacht de setting. Actueel Medicatieoverzicht Onder medicatieoverzicht wordt verstaan de registratie per cliënt van alle geneesmiddelen (al dan niet op recept) en relevante gegevens over het gebruik daarvan in een periode van tenminste drie maanden voorafgaand aan het moment van aanmaak en gebruik van dat medicatieoverzicht of zolang als nodig is voor verantwoorde zorg. Zie voor de volledige definitie en criteria van medicatieoverzicht de Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de Keten. Organisatorische eenheid waarover gerapporteerd wordt Iedere organisatie kent zogenoemde ‘resultaat verantwoordelijke eenheden’ (RVE). Deze eenheden zijn verantwoordelijk voor tal van organisatorische zaken als budgetbewaking, het opstellen van jaarplannen of gebruik van stuurinformatie. Sturing is binnen deze eenheden uniform georganiseerd.
Meetinstrument/ informatiebron
Cliëntregistratiesysteem
27
De vragenlijst stap voor stap Indien een vraag ontkennend beantwoord wordt, worden de vervolgvragen niet beantwoord. 1. 2. 3. 4. 5.
Heeft de RVE cliënten in de doelgroep (ja/nee)? Hanteert de RVE een voorschrijfsysteem voor medicatie (ja/nee)? Zo ja, biedt dit systeem de mogelijkheid per cliënt een actueel medicatieoverzicht te genereren (ja/nee)? Zo ja, worden deze overzichten door de organisatie structureel gebruikt als (stuur)informatie voor managers of professionals (ja/nee)? Zo ja, voor welk deel van de cliënten was een actueel medicatieoverzicht beschikbaar tijdens het voorschrijven van medicatie?
LET OP: De bovenstaande stap voor stap beschrijving is voor de volledige cliëntenpopulatie. De indicatorwaardes kunnen ook per zorgdomein en/of diagnosegroep worden opgevraagd.
28
Indicator 2.1.b Beschikbaarheid medicatie overzicht (ambulante en semi-ambulante behandeling) Onderbouwing Beschrijving Teller
Aantal ambulante en semi-ambulante cliënten van wie de voorschrijver op het moment van voorschrijven een actueel medicatieoverzicht tot zijn beschikking heeft.
Noemer
Aantal ambulante en semi-ambulante cliënten waarvoor een medicatieopdracht wordt uitgeschreven.
Zorgdomein
De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen.
Exclusiecriteria
Zorgaanbieders die alleen begeleid zelfstandig wonen, beschermd wonen en/of dagactiviteiten bieden.
Definities
Actueel Medicatieoverzicht Onder medicatieoverzicht wordt verstaan de registratie per cliënt van alle geneesmiddelen (al dan niet op recept) en relevante gegevens over het gebruik daarvan in een periode van tenminste drie maanden voorafgaand aan het moment van aanmaak en gebruik van dat medicatieoverzicht of zolang als nodig is voor verantwoorde zorg. Zie voor de volledige definitie en criteria van medicatieoverzicht de Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de Keten. Organisatorische eenheid waarover gerapporteerd wordt Iedere organisatie kent zogenoemde ‘resultaat verantwoordelijke eenheden’ (RVE). Deze eenheden zijn verantwoordelijk voor tal van organisatorische zaken als budgetbewaking, het opstellen van jaarplannen of gebruik van stuurinformatie. Sturing is binnen deze eenheden uniform georganiseerd.
Meetinstrument/ informatiebron
Cliëntregistratiesysteem
De vragenlijst stap voor stap Indien een vraag ontkennend beantwoord wordt, worden de vervolgvragen niet beantwoord. 1. 2. 3. 4. 5.
Heeft de RVE ambulante en/of semi-ambulante cliënten (ja/nee)? Hanteert de RVE een voorschrijfsysteem voor medicatie (ja/nee)? Zo ja, biedt dit systeem de mogelijkheid per cliënt een actueel medicatieoverzicht te genereren (ja/nee)? Zo ja, worden deze overzichten door de organisatie structureel gebruikt als (stuur)informatie voor managers of professionals (ja/nee)? Zo ja, voor welk deel van de cliënten was een actueel medicatieoverzicht beschikbaar tijdens het voorschrijven van medicatie?
LET OP: De bovenstaande stap voor stap beschrijving is voor de volledige cliëntenpopulatie. De indicatorwaardes kunnen ook per zorgdomein en/of diagnosegroep worden opgevraagd.
29
Indicator 2.2 Informatie over bijwerkingen medicijnen Onderbouwing
Beschrijving
Er is voldoende onderbouwing in de literatuur voor het belang van goede algemene informatieverstrekking aan de cliënt over de behandeling en in het bijzonder over bijwerkingen van medicijnen. Zowel in de multidisciplinaire richtlijnen voor depressie als voor angststoornissen neemt uitgebreide voorlichting over de medicamenten en hun bijwerkingen vooraf en frequente controle tijdens de behandeling een belangrijke rol in. •
Deze indicator heeft betrekking op de mate waarin cliënten naar eigen oordeel geïnformeerd zijn over mogelijke bijwerkingen van medicatie.
Teller
CQ-index: Het aantal cliënten dat de noodzakelijke vragen positief heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen).
Noemer
CQ-index: Het aantal cliënten dat alle noodzakelijke vragen heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen).
Zorgdomein
Cliënten uit alle zorgdomeinen includeren.
Exclusiecriteria
•
• • Definities Meetinstrument/ informatiebron
Deze vraag is niet van toepassing op cliënten die geen medicatie hebben voorgeschreven gekregen. Echter, op dit moment kan dit niet uit de respons op de CQ-index worden opgemaakt, waardoor deze groep op dit moment niet is uit te sluiten. Zorgaanbieders die alleen begeleid zelfstandig wonen, beschermd wonen en/of dagactiviteiten aanbieden. Zorgaanbieders die geen CQ-index gebruiken als meetinstrument.
Geen definities geformuleerd. •
CQI’s
De vragenlijst stap voor stap CQ-index De noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen. Gegevens die worden verzameld met de CQI hoeft u niet in te vullen.
30
Indicator 2.4 Insluiting Onderbouwing
In de psychiatrie is het insluiten van cliënten in een separeerruimte een ingrijpende maatregel. Er zijn alternatieven beschikbaar die onvoldoende (tijdig) benut lijken te worden. In de GGZ worden cliënten ook in andere ruimtes ingesloten dan in een separeerruimte: bijvoorbeeld in een afzonderingsruimte, op de eigen kamer of in een intensive care- of comfortroom. Sinds 2004 is het terugdringen van aantal en duur van separaties een van de speerpunten van GGZ Nederland. Bijna alle GGZ-instellingen maken of maakten hier actief werk van door deelname aan het project Dwang en Drang. Deze indicator monitort de gemiddelde duur van de interventie, en de relatieve separatieduur ten opzichte van de opnameduur van de cliënt. Beide maten zijn een goede indicatie van de kwaliteit van zorg. Deze indicator sluit aan bij de ARGUS-werkgroep van GGZ-Nederland.
Beschrijving
• •
2.4a. Het gemiddeld aantal separaties (separatie-interventies) 2.4b. De gemiddelde duur van de separaties (separatie-episodes)
Teller 2.4.a
Het aantal separatie-interventies in 2013 per RVE.
Noemer 2.4.a
Totaal aantal klinische verblijfsdagen per RVE.
Teller 2.4.b
Totale duur van de separatie-episodes per RVE.
Noemer 2.4.b
Totaal aantal separatie-episodes per RVE.
Zorgdomein
Cliënten uit alle zorgdomeinen die in een klinische setting zijn opgenomen.
Exclusiecriteria
• •
Definities
Cliënten waarbij geen sprake is geweest van behandeling (alleen DBC indirecte tijd; diagnostiek e/o crisis). Cliënten die alleen ambulante behandeling hebben ontvangen.
Separatie: Het voor verzorging, verpleging en behandeling insluiten van een cliënt, in een speciaal daarvoor bestemde en door de minister als separeerverblijf goedgekeurde afzonderlijke ruimte. De dagelijkse verzorgingsmomenten van de cliënt die plaatsvinden in de voorruimte van van het separeerverblijf of in de sanitaire voorziening die erbij hoort worden beschouwd als onderdeel van de separatie en niet als een onderbreking ervan. NB: Verblijf van een cliënt in separeerverblijf met een open deur wordt niet aangemerkt als separatie. Separatieduur: De duur wordt berekend op basis van de tijdsduur van alle episoden; het betreft hiermee de netto separatieduur. De duur wordt gerapporteerd in uren. Interventie en episodes: Een episode vormt een ononderbroken periode waarin de cliënt daadwerkelijk in de separeerkamer verblijft. Een interventie kan één of meer episodes bevatten. Indien na beëindiging van een episode binnen 24 uur een nieuwe episode start, dan geldt deze als een episode binnen dezelfde interventie. Indien de onderbreking langer dan 24 uur duurt, start met de nieuwe episode tevens een nieuwe interventie. Te rapporteren aantallen separaties zijn gebaseerd op het aantal interventies.
Meetinstrument/ informatiebron
ARGUS
31
De vragenlijst stap voor stap 2.4a Bepalen van de noemer: Per RVE: • Selecteer alle cliënten die waren opgenomen tussen 01/01/2013 en 31/12/2013. • Pas de exclusiecriteria toe. • Tel de totale opnameduur van deze cliënten op. • Zet dit getal in de noemer. Bepalen van de teller: Per RVE: • Ga uit van de populatie bij de noemer. • Selecteer het aantal separatie-interventies. • Tel het aantal separatie-interventies op en zet dit aantal in de teller. Bepalen van de indicatorwaarde A: • Deel de teller door de noemer en vermenigvuldig de uitkomst met 100%. 2.4b Bepalen van de noemer: Per RVE: • Selecteer alle cliënten die waren opgenomen tussen 01/01/2013 en 31/12/2013, en die een separatie-episode hebben meegemaakt. • Pas de exclusiecriteria toe. • Tel het aantal separatie-episodes van deze cliënten. • Zet dit getal in de noemer. Bepalen van de teller: Per RVE: • Ga uit van de populatie bij de noemer. • Selecteer de duur van de separatie-episodes. • Tel nu de totale duur van de separatie-episodes op. • Zet dit getal in de teller. Bepalen van de indicatorwaarde B: • Deel de teller door de noemer.
32
Indicator 2.6 Incidenten cliëntenzorg Onderbouwing
Uit de literatuur blijkt dat agressieve incidenten in de (acute) GGZ een frequent en serieus probleem vormen. In de literatuur is geen onderbouwing gevonden voor de wijze waarop het aantal cliëntincidenten (gerelateerd aan de grootte van de instelling) samenhangt met de geleverde kwaliteit van zorg. Bij omgevingsveiligheid gaat het primair om de mate waarin de cliënt zich veilig voelt binnen de muren van een zorgaanbieder. Dit is een subjectieve maat en zegt niet zoveel over het feitelijk aantal incidenten dat binnen de zorgaanbieder heeft plaatsgevonden. Daarom wordt hier het perspectief van de zorgaanbieder tegenover het perspectief van de cliënt gezet middels de objectieve maat van het relatief aantal gemelde incidenten. Door verbetertrajecten in het kader van het ontwikkelen van een Veiligheidsmanagementsysteem en Veilig Incidenten Melden zullen er in de toekomst meer betrouwbare cijfers zijn.
Beschrijving
•
De mate waarin cliënten zich veilig voelen tijdens een behandeling in een kliniek, of verblijf in een beschermde woonvorm.
Teller
CQ-index: Het aantal cliënten dat de noodzakelijke vragen positief heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen).
Noemer
CQ-index: Het aantal cliënten dat alle noodzakelijke vragen heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen).
Zorgdomein
Cliënten uit alle zorgdomeinen includeren.
Exclusiecriteria Definities
Meetinstrument/ informatiebron
•
Ambulante behandeling.
Langdurend klinisch verblijf: Cliënten die zijn opgenomen op langverblijf afdelingen van psychiatrische ziekenhuizen of verpleeghuizen. •
CQI’s
De vragenlijst stap voor stap CQ-index De noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen. Gegevens die worden verzameld met de CQI hoeft u niet in te vullen.
33
7. Thema 3 Cliëntervaring
34
Indicator 3.3 Informed consent Onderbouwing
Uit de literatuur blijkt dat het hebben van een behandelovereenkomst een van de belangrijke aspecten is van cliëntgerichtheid van de zorg. ‘Informed consent’, de vastgelegde toestemming van de cliënt met het behandelplan/begeleidingsplan, kan gezien worden als het sluitstuk van het informeren van de cliënt en het in samenspraak opstellen van het behandelplan.
Beschrijving
Percentage cliënten dat informed consent ervaart, tot uiting komend in: • Een vastgelegd behandelplan/begeleidingsplan. • Een vastgelegde toestemming van de cliënt.
Teller
CQ-index of verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o.:: Het aantal cliënten dat de noodzakelijke vragen positief heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen). Thermometer Cliëntwaardering: Het aantal cliënten dat de vraag: “Heeft u ingestemd met uw behandel- of begeleidingsplan?” met ‘ ja’ heeft beantwoord.
Noemer
CQ-index of verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o.: Het aantal cliënten dat alle noodzakelijke vragen heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen). Thermometer Cliëntwaardering: Het aantal cliënten dat de betreffende vraag in de Thermometer Cliëntwaardering heeft beantwoord.
Zorgdomein
Cliënten uit alle zorgdomeinen includeren.
Exclusiecriteria
Zorgaanbieders die alleen dagactiviteiten aanbieden.
Definities
Geen definities geformuleerd.
Meetinstrument/ informatiebron
• • •
Verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o. CQI’s Cliëntervaringsinstrument ontwikkeld door Stichting Miletus
De vragenlijst stap voor stap CQ-index/ Cliëntervaringsinstrument ontwikkeld door Stichting Miletus De noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen. Gegevens die worden verzameld met de CQI hoeft u niet in te vullen. Thermometer Cliëntwaardering • Tel alle cliënten die vraag 6 van de Thermometer Cliëntwaardering hebben beantwoord. • Zet dit aantal in de noemer. • Tel alle cliënten die vraag 6 met ‘ja’ hebben beantwoord. • Zet dit aantal in de teller.
35
Indicator 3.4 Keuzevrijheid Onderbouwing
Keuzevrijheid is een belangrijk onderdeel van cliëntgerichtheid binnen de ggz.
Beschrijving
Deze indicator geeft het percentage cliënten weer dat keuzevrijheid ervaart. Hierbij zijn twee componenten van belang: • De aangeboden mogelijkheid tot het kiezen van de eigen behandelaar. • De aangeboden mogelijkheid tot het kiezen uit het geboden zorgaanbod.
Teller
CQ-index of verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o.: Het aantal cliënten dat de noodzakelijke vragen positief heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen). Thermometer Cliëntwaardering: Het aantal cliënten dat de vraag “Kon (kunt) u meebeslissen over de behandeling of begeleiding die u zou krijgen (krijgt)?” met ‘ja’ heeft beantwoord.
Noemer
CQ-index of verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o.: Het aantal cliënten dat alle noodzakelijke vragen heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen). Thermometer Cliëntwaardering: Het aantal cliënten dat de betreffende vraag uit de Thermometer Cliëntwaardering heeft beantwoord.
Zorgdomein Exclusiecriteria
Definities Meetinstrument/ informatiebron
Cliënten uit alle zorgdomeinen includeren. •
Deze vraag is niet van toepassing op cliënten die dwangbehandeling ondergaan. Echter, op dit moment kan dit niet uit de respons op de Thermometer Cliëntwaardering worden opgemaakt, waardoor deze groep op dit moment niet is uit te sluiten.
Geen definities geformuleerd. • • •
Verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o. CQI’s Cliëntervaringsinstrument ontwikkeld door Stichting Miletus
De vragenlijst stap voor stap CQ-index/ Cliëntervaringsinstrument ontwikkeld door Stichting Miletus De noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen. Gegevens die worden verzameld met de CQI hoeft u niet in te vullen. Thermometer Cliëntwaardering • Tel alle cliënten die vraag 4 hebben beantwoord. • Zet dit aantal in de noemer. • Tel alle cliënten die de betreffende vraag met ‘ja’ hebben beantwoord. • Zet aantal in de teller.
36
Indicator 3.5 Vervulling zorgwensen: het ervaren verloop van het behandel- begeleidingsproces Onderbouwing
Het doornemen van, en het tegemoetkomen aan, verwachtingen van de cliënt heeft een positief effect op het behandel-/begeleidingsresultaat en de cliëntwaardering. Uit onderzoek blijkt dat cliënten vaak onvervulde zorg- en begeleidingsbehoeften hebben op de gebieden van: gezelschap, zingeving/herstel, activiteiten overdag, betaald werk en intieme relaties. De meeste onvervulde zorgbehoeften worden gevonden op de gebieden dagbesteding en sociale contacten. Het gaat derhalve vaak over behoeften die te maken hebben met rehabilitatie en integratie.
Beschrijving
Het percentage cliënten dat aangeeft dat de behandeling/begeleiding voldoet aan de eigen zorgwensen. Hierbij zijn twee componenten van belang: • Juiste aanpak van de behandeling/begeleiding voor de klachten van de cliënt. • Het naar wens van de cliënt uitvoeren van het behandel- of begeleidingsplan. De vervulling van zorgwensen geeft aan of de geleverde behandeling/ begeleiding in de ogen van de cliënt het juiste antwoord is op zijn/haar zorgvraag. Het is de maat voor de ervaren vraaggerichtheid van de zorg.
Teller
CQ-index of verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o.: Het aantal cliënten dat de noodzakelijke vragen positief heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen). Thermometer Cliëntwaardering: Het aantal cliënten dat de volgende twee vragen allebei met ‘ja’ heeft beantwoord: • “Werd (wordt) het behandel- of begeleidingsplan naar uw wens uitgevoerd?” • “Vond (vindt) u de behandeling of begeleiding de juiste aanpak voor uw problemen of klachten?” Indien de combinatie van positieve antwoorden niet te berekenen is (geldt voor zorgaanbieders die de Thermometer Cliëntwaardering hebben uitbesteed en die tabellen met antwoorden per vraag krijgen gerapporteerd), dient u uit te gaan van de vraag met het kleinste aantal positieve antwoorden.
Noemer
CQ-index of verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o.: Het aantal cliënten dat alle noodzakelijke vragen heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen). Thermometer Cliëntwaardering: Het aantal cliënten dat beide vragen van de Thermometer Cliëntwaardering heeft beantwoord.
Zorgdomein Exclusiecriteria
Definities Meetinstrument/ informatiebron
Cliënten uit alle zorgdomeinen includeren. •
Cliënten die dwangbehandeling ondergaan. Echter, op dit moment kan dit niet uit de respons op de CQ-index en Thermometer Cliëntwaardering worden opgemaakt, waardoor deze groep op dit moment niet is uit te sluiten.
Geen definities geformuleerd. • • •
Verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o. CQI’s Cliëntervaringsinstrument ontwikkeld door Stichting Miletus
De vragenlijst stap voor stap CQ-index/ Cliëntervaringsinstrument ontwikkeld door Stichting Miletus De noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen. Gegevens die worden verzameld met de CQI hoeft u niet in te vullen. Thermometer Cliëntwaardering • Tel alle cliënten die zowel vraag 11 als vraag 12 hebben ingevuld • Zet dit aantal in de noemer. • Tel alle cliënten die een positief antwoord hebben gegeven op zowel vraag 11 als vraag 12. Let op: Neem een cliënt niet mee als deze één van de vragen negatief heeft beantwoord.
37
•
Zet aantal in de teller.
Indicator 3.6 Evaluatie van behandel- en begeleidingsplannen Onderbouwing
Beschrijving
Aangezien de gezondheidstoestand van een cliënt kan veranderen, is evaluatie en bijstelling van het behandel- of begeleidingsplan noodzakelijk. Als dit niet gebeurt, is er een verhoogd risico op onvoldoende of inadequate behandeling of begeleiding. Daarom schrijft de WGBO jaarlijkse evaluatie van behandel/begeleidingsplannen voor. Er is een relatie aangetoond tussen behandeltrouw en het begrip en bewustzijn van cliënten t.a.v. hun voortgang in de behandeling. Op basis daarvan kan gesteld worden dat evaluatie van behandel-/ begeleidingsplannen bijdraagt aan het blijven volgen van de behandeling door de cliënt. •
Het percentage cliënten dat positief oordeelt over de evaluatie en eventuele bijstelling van het behandel- of begeleidingsplan.
Teller
CQ-index: Het aantal cliënten dat de noodzakelijke vragen positief heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen).
Noemer
CQ-index: Het aantal cliënten dat alle noodzakelijke vragen heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen).
Zorgdomein
Cliënten uit alle zorgdomeinen includeren.
Exclusiecriteria Definities
Meetinstrument/ informatiebron
• •
Klinische en ambulante behandelingen korter dan één jaar. Zorgaanbieders die alleen dagactiviteiten aanbieden.
Langdurige zorg: Behandeling of begeleiding van mensen die op 31/12 /2013 langer dan 365 dagen in zorg zijn, zowel ambulant als klinisch. Als er een periode van meer dan 30 dagen geen zorg is geweest wordt deze cliënt alleen meegeteld als de DBC niet is afgesloten. •
CQI’s
De vragenlijst stap voor stap CQ-index De noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen. Gegevens die worden verzameld met de CQI hoeft u niet in te vullen.
38
Indicator 3.7 Continuïteit van zorg: goede samenwerking en afstemming met ketenpartners Onderbouwing
Kwalitatief goede zorg houdt niet op bij de muren van de organisatie. Van hulpverleners wordt verwacht dat zij een goed lopend ketentraject voor de cliënt organiseren. Ketenzorg gaat over de samenwerking tussen verschillende instituten en instellingen die betrokken zijn bij de zorg zoals GGZ, RIBW, OGGZ, arbeidsrehabilitatiecentra, zelfhulporganisaties etc.
Beschrijving
Het percentage cliënten dat een goede afstemming tussen de bij de behandeling/ begeleiding betrokken hulpverleners ervaart. Dit betreft: 1. Adequate informatieoverdracht tussen behandelaars 2. Eenduidige behandelafspraken De keten is hier gedefinieerd als de situatie waarin één cliënt behandeling/ begeleiding ontvangt van meerdere hulpverleners.
Teller
CQ-index: Het aantal cliënten dat de noodzakelijke vragen positief heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen).
Noemer
CQ-index: Het aantal cliënten dat alle noodzakelijke vragen heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen).
Zorgdomein
Cliënten uit alle zorgdomeinen includeren.
Exclusiecriteria
Zorgaanbieders die geen CQ-index gebruiken.
Definities
Geen definities geformuleerd.
Meetinstrument/ informatiebron
•
CQI’s
De vragenlijst stap voor stap CQ-index De noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen. Gegevens die worden verzameld met de CQI hoeft u niet in te vullen.
39
Indicator 3.9 Woon- en leefomstandigheden: Cliëntoordeel over de woon- en leefomstandigheden in een klinische setting of RIBW-instelling Onderbouwing
Bij deze indicator gaat het om de cliëntwaardering voor de woon- en leefomstandigheden bij langdurig verblijf in een kliniek of het wonen in het kader van een RIBW.
Beschrijving
Deze indicator is van toepassing op twee typen cliënten: 1. Cliënten die zijn opgenomen op een afdeling voorklinische GGZ of VZ. 2. Cliënten in langdurende zorg die gebruik maken van een woonvoorziening (Beschermd Wonen). Beide groepen cliënten geven een oordeel over hun verblijfs- of woonsituatie.
Teller
CQ-index: Het aantal cliënten dat de noodzakelijke vragen positief heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen). Thermometer Cliëntwaardering (versie Alliantie RIBW): Het aantal cliënten in Beschermd Wonen dat de vraag “Bent u tevreden over uw woonsituatie/woonomstandigheden” met ‘ ja’ heeft beantwoord.
Noemer
CQ-index: Het aantal cliënten dat alle noodzakelijke vragen heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen). Thermometer Cliëntwaardering (versie Alliantie RIBW): Het aantal cliënten dat de betreffende vraag heeft beantwoord.
Zorgdomein Exclusiecriteria Definities Meetinstrument/ informatiebron
Cliënten uit alle zorgdomeinen includeren. • •
Ambulante behandeling. Begeleid Zelfstandig Wonen.
Geen definities geformuleerd. • •
Thermometer Cliëntwaardering (versie Alliantie RIBW) CQI’s
De vragenlijst stap voor stap CQ-index • De noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen. • Gegevens die worden verzameld met de CQI hoeft u niet in te vullen. Thermometer Cliëntwaardering (versie Alliantie RIBW) • Tel de cliënten die vraag 17 hebben beantwoord. • Zet dit aantal in de noemer. • Tel alle cliënten die een positief antwoord hebben gegeven op vraag 17. • Zet dit aantal in de teller.
40
Indicator 3.10 Adequate bejegening door hulpverleners Onderbouwing
Adequate bejegening is een van de meest belangrijke randvoorwaarden voor goede zorg- en dienstverlening aan cliënten in de ggz.
Beschrijving
Het percentage cliënten dat aangeeft een adequate bejegening door de hulpverleners te ervaren.
Teller
CQ-index of verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o.: Het aantal cliënten dat de noodzakelijke vragen positief heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen). Thermometer Cliëntwaardering: Het aantal cliënten dat de volgende twee vragen allebei met ‘ ja’ heeft beantwoord: • “Toonde (toont) de hulpverlener voldoende respect voor u?” • “Vond (vindt) u de hulpverlener voldoende geïnteresseerd in u en uw mening?” Indien de combinatie van positieve antwoorden niet te berekenen is (geldt voor zorgaanbieders die de Thermometer Cliëntwaardering hebben uitbesteed en die tabellen met antwoorden per vraag krijgen gerapporteerd), dient u uit te gaan van de vraag met het kleinste aantal positieve antwoorden.
Noemer
CQ-index of verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o.: Het aantal cliënten dat alle noodzakelijke vragen heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen). Thermometer Cliëntwaardering: Het aantal cliënten dat beide vragen uit de Thermometer Cliëntwaardering beantwoord heeft.
Zorgdomein
De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen.
Exclusiecriteria
Geen exclusiecriteria geformuleerd.
Definities
Geen definities geformuleerd.
Meetinstrument/ informatiebron
• • •
Verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o. CQI’s Cliëntervaringsinstrument ontwikkeld door Stichting Miletus
De vragenlijst stap voor stap CQ-index/ Cliëntervaringsinstrument ontwikkeld door Stichting Miletus De noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen. Gegevens die worden verzameld met de CQI hoeft u niet in te vullen. Thermometer Cliëntwaardering • Tel alle cliënten op die zowel vraag 9 als vraag 10 beantwoord hebben. • Zet dit aantal in noemer 1. • Tel het aantal cliënten op dat zowel vraag 9 als 10 positief heeft beantwoord. Let op: Neem een cliënt niet mee als deze één van de vragen negatief heeft beantwoord. • Zet dit aantal in teller 1.
41
Indicator 3.11 Adequate informatieverstrekking door de hulpverlener Onderbouwing
Adequate informatieverstrekking is een van de meest belangrijke randvoorwaarden voor goede zorg- en dienst verlening aan cliënten in de ggz.
Beschrijving
Het percentage cliënten dat aangeeft een adequate informatie- verstrekking door hulpverleners te ervaren.
Teller
CQ-index of verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o.: Het aantal cliënten dat de noodzakelijke vragen positief heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen). Thermometer Cliëntwaardering: Het aantal cliënten dat de volgende drie vragen met ‘ ja’ heeft beantwoord : • “Heeft u voldoende informatie gekregen over de behandel- en begeleidingsmogelijkheden van de instelling?” • “Heeft u voldoende informatie gekregen over de aanpak van uw behandeling of begeleiding?” • “Heeft u voldoende informatie gekregen over het te verwachten resultaat van uw behandeling of begeleiding?” Indien de combinatie van positieve antwoorden niet te berekenen is (geldt voor zorgaanbieders die de Thermometer Cliënt waardering hebben uitbesteed en die tabellen met antwoorden per vraag krijgen gerapporteerd) , dient u uit te gaan van de vraag met het kleinste aantal positieve antwoorden.
Noemer
CQ-index of verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o.: Het aantal cliënten dat alle noodzakelijke vragen heeft beantwoord (de noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen). Thermometer Cliëntwaardering: Het aantal cliënten dat beide vragen uit de Thermometer Cliëntwaardering beantwoord heeft.
Zorgdomein
De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen.
Exclusiecriteria
Geen exclusiecriteria geformuleerd.
Definities
Geen definities geformuleerd.
Meetinstrument/ informatiebron
• • •
Verkorte CQI Kortdurende ambulante GGZ en vz i.o. CQI’s Cliëntervaringsinstrument ontwikkeld door Stichting Miletus
De vragenlijst stap voor stap CQ-index/ Cliëntervaringsinstrument ontwikkeld door Stichting Miletus De noodzakelijke vragen kunnen per CQI verschillen. Gegevens die worden verzameld met de CQI hoeft u niet in te vullen. Thermometer Cliëntwaardering • Tel alle cliënten op die zowel vraag de vragen beschreven bij de teller beantwoord hebben. • Zet dit aantal in noemer 1. • Tel het aantal cliënten op dat alle drie de vragen positief heeft beantwoord. Let op: Neem een cliënt niet mee als deze één van de vragen negatief heeft beantwoord. • Zet dit aantal in teller 1.
42