Risico-indicatoren
2014
Basisset Geestelijke gezondheidszorg, Verslavingszorg en Forensische zorg
Utrecht, december 2014
2
Inspectie voor de Gezondheidszorg
INLEIDING
Inleiding Voor u ligt de basisset risico-indicatoren Geestelijke gezondheidszorg, Verslavingszorg en Forensische zorg, verslagjaar 2014. Dit zijn de indicatoren die voor de Inspectie voor de Gezondheidszorg (hierna: inspectie) essentieel zijn om op risicogerichte wijze toezicht te houden op de Geestelijke gezondheidszorg, Verslavingszorg en Forensische zorg. De basisset risico-indicatoren 2014 is ten opzichte van de basisset verslagjaar 2013 op enkele punten gewijzigd. De grootste wijzigingen zijn: – De basisset Geestelijke gezondheidszorg en Verslavingzorg (GGZ/VZ) en de basisset Forensische zorg (FZ) inhoudelijk geharmoniseerd in één basisset. De basisset over verslagjaar 2014 bestaat uit de volgende indicatoren: - Indicator Somatisch Screening (voorheen GGZ/VZ 1.8 en FZ 2.3) - Indicator Tijdig contact na ontslag uit kliniek (voorheen GGZ/VZ 1.11) - Indicator Beschikbaarheid medicatieoverzicht (voorheen GGZ/VZ 2.1 en FZ 2.1). Hier wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen klinische opname en verblijf en ambulante behandeling) - Indicator Separaties (voorheen GGZ/VZ 2.4 en FZ 2.2.1 en 2.2.2) – De indicator Ernst van de problematiek, als onderdeel van de IGZ indicatoren, komt te vervallen. – De indicatoren worden op concern niveau uitgevraagd, niet per resultaat verantwoorde lijke eenheden (RVE). – De indicatoren worden niet meer onderverdeeld naar doelgroepen. Net als voorgaande jaren dienen deze indicatoren apart aangeleverd te worden voor de GGZ/VZ-afdelingen en de forensische zorgafdelingen. Instellingen die zowel GGZ/VZ als forensische zorg leveren, dienen dus 2 indicatorensets in te vullen. Instellingen die zowel in het kader van de WMO beschermd/begeleid wonen of opvang aanbieden (RIBW en Federatie Opvang instellingen) zijn niet verplicht deze veiligheids indicatoren over het jaar 2014 aan te leveren. De veiligheidsindicatoren uitvraag is niet op deze instellingen van toepassing. Indicatoren als signaal voor toezicht van de inspectie Op grond van de informatie zoals aangeleverd door GGZ-instellingen zelf, maakt de inspectie een risico-inschatting en kan zij haar toezicht prioriteren. Door middel van een toezichtbezoek kan de inspectie de signalen verifiëren.
Geestelijke gezondheidszorg, Verslavingszorg en Forensische zorg 2014
3
4
•
Onderbouwing Bij veel psychiatrische stoornissen (inclusief verslaving) komen al dan niet opgemerkt (co-morbide) somatische afwijkingen of stoornissen voor. Het is van belang dat co- morbiditeit tijdig gesignaleerd wordt. Ook voor cliënten die gedetineerd zijn of voor een behandeling op psychiatrisch forensische zorg zijn aangewezen is het van groot belang deze co-morbiditeit te signaleren en zo goed mogelijk bij de behandeling te betrekken.
Binnen de Geestelijke gezondheidszorg (GGZ), Verslavingszorg (VZ) en de Forensische zorg (FZ) is de laatste jaren steeds meer aandacht gekomen voor co-morbiditeit, diagnostiek en behandeling van somatische aandoeningen. In de praktijk blijkt een somatische screening echter nog niet altijd standaard plaats te vinden. Daarnaast is niet altijd duidelijk wie verantwoordelijk is voor de uitvoering en controle.
Aangezien cliënten met psychotische stoornissen vaak langdurig (antipsychotische) medicatie gebruiken, bestaat bij hen een verhoogd risico op co-morbide somatische afwijkingen of stoornissen. Het is dan ook noodzakelijk dat bij elke cliënt aandacht aan de somatiek wordt besteed en een jaarlijkse screening plaatsvindt.
Zorgaanbieders moeten voor iedere ingeschreven cliënt persoonlijk bepalen welke somatische zorg hij of zij nodig heeft en op welke momenten hier aandacht aan moet worden besteed. Dit dient vervolgens te worden vastgelegd in het dossier. Indien bij opname de screening door de verwijzer was verricht, dan kan deze screening – met vastgelegde conclusies in het dossier – meegeteld worden.
De Werkgroep Somatische Complicaties bij Antipsychoticagebruik heeft een overzichtsartikel gepubliceerd met daarin adviezen voor zorgvuldige monitoring en preventie van de somatiek bij cliënten die antipsychotica gebruiken. Zie ook de Multidisciplinaire Richtlijn Schizofrenie 2012 (NVvP en Trimbosinstituut, Tijdstroom).
•
Beschrijving 1.a Percentage cliënten dat bij aanvang van de opname[2] binnen één maand aantoonbaar somatisch gescreend is volgens een vastgelegde procedure.
[1] [2]
Voorheen indicator 1.8 in basisset GGZ/VZ; indicator 2.3 in basisset FZ. Met opname wordt ook een heropname bedoeld. Ook bij een heropname dient een somatische screening plaats te vinden.
Inspectie voor de Gezondheidszorg
INDICATOR 1 SOMATISCHE SCREENING
Indicator 1 Somatische screening[1]
Beschrijving 1.b Percentage langdurig opgenomen cliënten dat jaarlijks aantoonbaar somatisch gescreend is volgens een vastgelegde procedure.
•
Noemer 1.a Het totaal aantal klinische cliënten dat tussen 01/01/2014 en 31/12/2014 opgenomen werd in de instelling.
•
Teller 1.a Het aantal klinische cliënten dat tussen 01/01/2014 en 31/12/2014 bij aanvang van de opname binnen één maand aantoonbaar somatisch gescreend werd volgens een vastgestelde procedure.
•
Noemer 1.b Het totaal aantal klinische cliënten dat op enig moment tussen 01/01/2014 en 31/12/2014 langer dan een jaar opgenomen was.
•
Teller 1.b Het totaal aantal klinische cliënten dat voldoet aan de volgende criteria: – Op enig moment gedurende het verslagjaar in behandeling. – Langer dan één jaar opgenomen. – Niet langer dan één jaar geleden aantoonbaar somatisch gescreend volgens een vastgelegde procedure.
•
Exclusiecriteria – Instellingen die alleen dagactiviteiten leveren (zonder verblijfscomponent). – Cliënten die begeleid wonen of beschermd zelfstandig wonen. – Instellingen die alleen ambulante zorg leveren.
•
Zorgdomein De indicator is relevant voor de klinische zorg.
•
Meetinstrument/informatiebron Cliëntregistratiesysteem
Geestelijke gezondheidszorg, Verslavingszorg en Forensische zorg 2014
INDICATOR 1 SOMATISCHE SCREENING
•
5
De vragenlijst stap voor stap Indien een vraag ontkennend beantwoord wordt, hoeven de vervolgvragen niet beantwoord te worden (behalve vraag 4 bij indicator 1a en 1b). Indicator 1a 1 Heeft de instelling klinische cliënten die tussen 01/01/2014 en 31/12/2014 opge nomen werden in de instelling?
ja
nee
2 Is er een standaardprocedure voor somatische screening van klinische cliënten?
ja
nee
3
Zo ja, wordt in het cliëntregistratie- systeem vastgelegd of een somatische screening heeft plaatsgevonden en is op basis van dit systeem een overzicht samen te stellen bij welke klinische cliënten een screening heeft plaatsgevonden?
ja
nee
4
Zo ja, worden deze overzichten door de organisatie structureel gebruikt als (stuur-) informatie voor managers of professionals?
ja
nee
5 Welk deel van de klinische cliënten is somatisch gescreend?
a Noemer 1a b Teller 1a
6 Toelichting
• Indicator 1b 1
6
Heeft de instelling cliënten die op enig moment tussen 01/01/2014 en 31/12/2014 in behandeling en langer dan een jaar opgenomen waren?
ja
nee
2 Is er een standaardprocedure voor somatische screening van klinische cliënten?
ja
nee
Inspectie voor de Gezondheidszorg
Zo ja, wordt in het cliëntregistratie- systeem vastgelegd of een somatische screening heeft plaatsgevonden en is op basis van dit systeem een overzicht samen te stellen bij welke klinische cliënten een screening heeft plaatsgevonden?
ja
nee
4
Zo ja, worden deze overzichten door de organisatie structureel gebruikt als (stuur-) informatie voor managers of professionals?
ja
nee
5 Welk deel van de langdurig opgenomen cliënten is jaarlijks aantoonbaar somatisch gescreend?
a Noemer 1b b Teller 1b
INDICATOR 1 SOMATISCHE SCREENING
3
6 Toelichting
Geestelijke gezondheidszorg, Verslavingszorg en Forensische zorg 2014
7
8
•
Onderbouwing De meeste cliënten die klinisch behandeld worden voor een psychiatrische aandoening hebben ambulante/deeltijd vervolgzorg nodig na ontslag uit de kliniek om verder herstel te bevorderen en om terugval te voorkomen.
Ongeveer 25 procent van de suïcides vindt plaats in de periode na ontslag uit een psychiatrisch ziekenhuis. Het is van belang om aandacht te schenken aan de continuïteit van zorg voor de cliënt die met ontslag gaat uit de kliniek. Uit praktijkervaring blijkt dat het hebben van een eerste nazorgcontact binnen 2 weken na ontslag een voorwaarde is voor goede nazorg.
Het gaat hier om tijdig contact (ambulant/deeltijd) na ontslag uit de kliniek, waarbij de klinische opname en de ambulante vervolgcontacten door dezelfde zorgaanbieder geboden worden.
•
Beschrijving Percentage cliënten dat na ontslag uit de kliniek bij dezelfde zorgaanbieder binnen 2 weken contact heeft.
•
Noemer 2 Het aantal cliënten dat tussen 01/01/2014 en 31/12/2014 ontslagen is uit de kliniek en binnen dezelfde instelling ambulant onder behandeling bleef.
•
Teller 2 Het aantal cliënten dat tussen 01/01/2014 en 31/12/2014 tijdig vervolgcontact vanuit de eigen instelling heeft gehad.
•
Zorgdomein De indicator is relevant voor de overgang van cliënten van klinische (intramurale) naar ambulante (of deeltijd) zorg.
•
Exclusiecriteria Cliënten die naar de huisarts (POH), de basis/generalistische GGZ of een andere dan de eigen (geïntegreerde) instelling zijn terug- of doorverwezen.
[3]
Voorheen indicator 1.11 in basisset GGZ/VZ; in de basisset FZ werd deze indicator niet uitgevraagd.
Inspectie voor de Gezondheidszorg
INDICATOR 2 TIJDIG CONTACT NA ONTSLAG UIT KLINIEK
Indicator 2 Tijdig contact na ontslag uit kliniek[3]
Definitie Tijdig vervolgcontact Binnen 2 weken na ontslag uit de kliniek dient de cliënt weer in contact te zijn geweest met de zorgaanbieder. Contact kan zowel behandeling als begeleiding als terugkoppeling zijn bij dezelfde zorgaanbieder. Het gaat hier om persoonlijk face-to-face contact, dat eventueel ook buiten de locatie van de instelling plaatsvindt.
De vragenlijst stap voor stap Indien een vraag ontkennend beantwoord wordt, hoeven de vervolgvragen niet b eantwoord te worden (behalve bij vraag 4).
•
Indicator 2
1
Heeft de instelling klinische cliënten die tussen 01/01/2014 en 31/12/2014 ontslagen werden uit de instelling?
ja
nee
2
Is de instelling verantwoordelijk voor tijdige ambulante of deeltijdcontacten na ontslag uit de kliniek van de klinische cliënten?
ja
nee
3
Zo ja, is op basis van het cliëntregistratie- systeem een overzicht samen te stellen bij welke cliënten een tijdig contact heeft plaatsgevonden?
ja
nee
4
Zo ja, worden deze overzichten door de organisatie structureel gebruikt als (stuur-) informatie voor managers of professionals?
ja
nee
5
Welk deel van de cliënten heeft tijdig vervolgcontact gehad?
a Noemer 2 b Teller 2
6
Toelichting
Geestelijke gezondheidszorg, Verslavingszorg en Forensische zorg 2014
9
INDICATOR 2 TIJDIG CONTACT NA ONTSLAG UIT KLINIEK
•
•
Onderbouwing Medicatieveiligheid is een breed begrip, waarbij het onder andere gaat om het op juiste wijze voorschrijven, uitgeven en innemen van passende medicatie, rekening houdend met de voorgeschiedenis van de cliënt, interacties van geneesmiddelen en afwijkingen van standaarden. De combinatie van verschillende soorten medicatie kan leiden tot risico’s op schadelijke gevolgen.
Onderzoek in Nederland heeft aangetoond dat bij het voorschrijven van medicatie nog te vaak vermijdbare fouten worden gemaakt. Een belangrijk deel van de fouten is toe te schrijven aan de medicatieoverdracht tussen de verschillende zorgaanbieders, afdelingen en professionals.
Bij het voorschrijven van medicatie is het juist belangrijk dat er geen gevaarlijke combinaties ontstaan en dat geneesmiddelen in de juiste dosering worden voorgeschreven. Een medicatiebewakingssysteem geeft aan wanneer gevaarlijke doseringen en/of combinaties van medicijnen worden voorgeschreven.
Met ingang van 1 januari 2011 geldt ook voor de GGZ de richtlijn ‘Overdracht van medicatiegegevens in de keten’. Het doel is dat men bij iedere cliënt beschikt over een actueel medicatieoverzicht met zicht op de risico’s, mogelijke interacties en eventuele contra-indicaties.
•
Beschrijving 3.a Percentage cliënten met voorgeschreven medicatie dat over een actueel medicatieoverzicht beschikt.
•
Beschrijving 3.b Type medicatiebewakingssysteem.
•
Noemer 3.a Het aantal cliënten dat tussen 01/01/2014 en 31/12/2014 medicatie voorgeschreven kreeg.
•
Teller 3.a Het aantal cliënten van wie tijdens het voorschrijven van medicatie een actueel medicatieoverzicht aanwezig was.
[4] Voorheen indicator 2.1 in basisset GGZ/VZ; indicator 2.1 in de basisset FZ.
10
Inspectie voor de Gezondheidszorg
INDICATOR 3 BESCHIKBAARHEID MEDICATIEOVERZICHT
Indicator 3 Beschikbaarheid medicatieoverzicht[4]
Zorgdomein De indicator is relevant voor alle zorgdomeinen (zowel klinisch als ambulant).
•
Exclusiecriteria Geen exclusiecriteria geformuleerd.
•
Definitie Actueel medicatieoverzicht Onder medicatieoverzicht wordt verstaan de registratie per cliënt van alle geneesmiddelen (al dan niet op recept) en relevante gegevens over het gebruik daarvan in een periode van tenminste drie maanden voorafgaand aan het moment van aanmaak en gebruik van dat medicatieoverzicht of zolang als nodig is voor verantwoorde zorg. Zie voor de volledige definitie en criteria van medicatieoverzicht de Richtlijn Overdracht van Medicatiegegevens in de Keten.
•
Definitie Elektronisch voorschrijfsysteem Een Elektronisch voorschrijfsysteem is een deel van een informatiesysteem dat aan een arts suggesties doet voor het voorschrijven van geneesmiddelen en andere therapie aan cliënten, en bij het voorschrijven van een geneesmiddel direct interacties met andere geneesmiddelen en mogelijke overgevoeligheidsreacties signaleert.
Het systeem baseert zich op: – de gegevens van de cliënt; – de gestelde diagnose; – een lijst met geneesmiddelen die horen bij een bepaalde diagnose.
Door gebruik te maken van deze informatie kan het systeem rekening houden met interacties, contra-indicaties, leeftijd etc. en kan de dosering van geneesmiddelen worden aangepast aan de specifieke kenmerken van de cliënt.
De vragenlijst stap voor stap Indien een vraag ontkennend beantwoord wordt, hoeven de vervolgvragen niet beantwoord te worden (behalve vraag 4 bij indicator 3a).
•
Indicator 3a
1
Heeft de instelling cliënten die tussen 01/01/2014 en 31/12/2014 medicatie voorgeschreven kregen?
ja
nee
2
Hanteert de instelling een voorschrijf- systeem voor medicatie?
ja
nee
Geestelijke gezondheidszorg, Verslavingszorg en Forensische zorg 2014
INDICATOR 3 BESCHIKBAARHEID MEDICATIEOVERZICHT
•
11
3
Zo ja, biedt dit systeem de mogelijk- heid per cliënt een actueel medicatieoverzicht te genereren?
ja
nee
4
Zo ja, worden deze overzichten door de organisatie structureel gebruikt als (stuur-) informatie voor managers of professionals?
ja
nee
5
Voor welk deel van de cliënten was een actueel medicatieoverzicht beschikbaar tijdens het voorschrijven van medicatie.
a Noemer 3a b Teller 3a
6
Toelichting
•
Vraag 3.b
a b c d
Over welke type medicatiesysteem beschikt u? Indien optie b of c van toepassing is: welk bewakingssysteem wordt door de instelling gebruikt? Toelichting
12
Inspectie voor de Gezondheidszorg
Elektronisch voorschrijfsysteem Niet-elektronisch voorschrijfsysteem (geen elektronische voorschriften, maar wel een elektronische bewakingssysteem) Niet-geautomatiseerd (elektronisch) bewakingssysteem Geen bewakingssysteem
•
Onderbouwing Tijdens een (klinische) behandeling komt het voor dat bij cliënten separatie wordt toegepast. Deze interventie wordt ingezet wanneer cliënten dusdanig ontregeld zijn dat zij een gevaar voor zichzelf en/ of hun omgeving vormen. De mate waarin separatie wordt toegepast, geeft een indicatie van de kwaliteit van een behandeling. Het geeft immers aan hoe vaak er sprake is van een ontregelde cliënt. Daarnaast is een separatie een risicovolle maatregel met mogelijk veel negatieve gevolgen voor de cliënt. Het streven van GGZ-instellingen is er al jaren op gericht het aantal separaties en de separatieduur terug te brengen.
Deze indicator monitort het aantal en de duur van de interventies, hierna separaties genoemd. Beide maten zijn een goede indicatie van de kwaliteit van zorg. Deze indicator sluit aan bij de Argusregistratie van GGZ Nederland. Voor de Forensische zorg betreft het separaties welke vanuit de zorg worden geïndiceerd en niet als sanctiemaatregel. Ook uit de Forensische zorg verwacht de inspectie deze indicator (al dan niet uit Argus) aangeleverd te krijgen.
•
Beschrijving 4.a Het gemiddeld aantal separaties per verblijfsdag.
•
Beschrijving 4.b De separatieduur per opnameduur.
•
Noemer 4.a Totaal aantal klinische verblijfsdagen in het verslagjaar.
•
Teller 4.a Totaal aantal separaties in het verslagjaar.
•
Noemer 4.b Totaal aantal opname-uren[6] in het verslagjaar.
•
Teller 4.b Totaal aantal separatie-uren in het verslagjaar.
[5] Voorheen indicator 2.4 in basisset GGZ/VZ; indicator 2.2 in de basisset FZ. [6] Indien het niet mogelijk is om opname-uren te registreren, kan bij deze indicator het aantal verblijfsdagen maal 24 uur worden genoteerd.
Geestelijke gezondheidszorg, Verslavingszorg en Forensische zorg 2014
13
INDICATOR 4 SEPARATIES
Indicator 4 Separaties[5]
•
Zorgdomein De indicator is relevant voor de klinische (intramurale) zorg.
•
Exclusiecriteria Voor de Forensische zorg: de separaties/afzonderingen opgelegd vanuit het oogpunt van sanctie.
•
Definitie Separatie Het voor verzorging, verpleging en behandeling insluiten van een cliënt, in een speciaal daarvoor bestemde afzonderlijke ruimte die aan de wettelijke eisen voldoet. De dagelijkse verzorgingsmomenten van de cliënt die plaatsvinden in de voorruimte van het separeerverblijf of in de sanitaire voorziening die erbij hoort worden beschouwd als onderdeel van de separatie en niet als een onderbreking ervan. NB: Verblijf van een cliënt in separeerverblijf met een open deur wordt niet aangemerkt als separatie.
Een separatie kan één of meer episodes bevatten. Indien na beëindiging van een episode binnen 24 uur een nieuwe episode start, dan geldt deze als een episode binnen dezelfde separatie. Indien de onderbreking langer dan 24 uur duurt, start met de nieuwe episode tevens een nieuwe separatie.
•
Definitie Separatieduur De duur wordt berekend op basis van de totale tijdsduur in uren.
•
Meetinstrument/informatiebron ARGUS of voor Forensische Zorg (FPC’s en PPC’s) een met ARGUS vergelijkbaar registratiesysteem.
De vragenlijst stap voor stap Indien een vraag ontkennend beantwoord wordt, hoeven de vervolgvragen niet beantwoord te worden.
14
1
Had de instelling tussen 01/01/2014 en 31/12/2014 cliënten die opgenomen zijn of opgenomen zijn geweest in een klinische setting?
ja
nee
2
Vinden er in uw instelling separaties plaats?
ja
nee
•
Indicator 4.a
3
Wat is het gemiddeld aantal separaties per verblijfsdag?
Inspectie voor de Gezondheidszorg
INDICATOR 4 SEPARATIES
a Noemer 4a – Selecteer alle cliënten die waren opgenomen tussen 01/01/2014 en 31/12/2014. – Tel de totale opnameduur in verblijfsdagen van deze cliënten op. – Zet dit getal in de noemer. b
Teller 4a – Ga uit van de populatie bij noemer 4a. – Selecteer het aantal separaties. – Tel het aantal separaties op en zet dit aantal in de teller.
4
Toelichting
•
Indicator 4.b
5
Wat is de separatieduur per opnameduur?
a Noemer 4b – Selecteer alle cliënten die waren opgenomen tussen 01/01/2014 en 31/12/2014. – Tel de totale opnameduur in opname-uren* van deze cliënten op. – Zet dit getal in de noemer.
b
Teller 4b – Ga uit van de populatie bij noemer 4b. – Selecteer de duur van de separaties in uren. – Tel de totale duur van de separaties op – Zet dit getal in de teller.
6
Toelichting
*
Indien het niet mogelijk is om opname-uren te registreren, kan bij deze indicator het aantal
verblijfsdagen maal 24 uur worden genoteerd. Geestelijke gezondheidszorg, Verslavingszorg en Forensische zorg 2014
15