BeNeLux-Conferentie Brussel, 25 juni 2008
Jan Michiel Meeuwsen, TNO
Risico-evaluatie in de Nederlandse praktijk De risico-inventarisatie en –evaluatie in Nederland; van papier naar digitaal De Nederlandse Arbeidsomstandighedenwet vereist van alle werkgevers het uitvoeren van een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Een verplichting die voortkomt uit de Europese Kaderrichtlijn, maar voor veel werkgevers tot enkele jaren geleden geen eenvoudige taak was. In de jaren negentig van de vorige eeuw verschenen er meer en meer uitgebreide handboeken en gidsen voor de uitvoering van de RI&E op papier. Soms erg specialistisch, soms bedoeld voor leken, maar dan met veel uitleg en toelichting. Vanaf 2004 stimuleerde de Nederlandse overheid op grote schaal de introductie van gedigitaliseerde RI&E’s. Deze bijdrage beschrijft kort de achtergrond en ontwikkeling van deze digitale revolutie. Hierbij staan we vooral stil bij het midden- en kleinbedrijf. We gaan ook kort in op belangrijke factoren waar rekening mee gehouden moet worden bij de opzet en implementatie van een dergelijke aanpak op nationaal niveau. Wettelijk kader Op grond van artikel 5 van de Nederlandse Arbeidsomstandighedenwet dient iedere werkgever een inventarisatie uit te voeren naar, en een evaluatie van de risico’s die de te verrichten arbeid voor de werknemer(s) met zich meebrengt. Deze verplichting vloeit voort vanuit de Europese Kaderrichtlijn (89/391/EEG) en de daarop gebaseerde Europese individuele richtlijnen die betrekking hebben op arbeidsomstandigheden. Artikel 6 van de Kaderrichtlijn bepaalt dat de werkgever de nodige maatregelen moet treffen voor de bescherming van de veiligheid en gezondheid van de werknemers. De risico-inventarisatie vormt de basis van preventieve activiteiten ter bescherming van werknemers. Volgens artikel 9 van de Kaderrichtlijn dient iedere werkgever te beschikken over een risico-inventarisatie en dienen de beschermende maatregelen en te gebruiken beschermingsmiddelen te worden vastgelegd. In Nederland dienen de resultaten te worden neergelegd in de RI&E. Met een RI&E worden de arborisico’s in een bedrijf in kaart gebracht en geëvalueerd. In het bijbehorende plan van aanpak wordt aangegeven welke maatregelen concreet worden genomen in een bepaalde planperiode en wie deze uitvoert (wie-wat-wanneer). De RI&E en het plan van aanpak dienen actueel te zijn. Om bedrijven te helpen hun wettelijke plicht tot het opstellen van een RI&E te vervullen, zijn hulpmiddelen ontwikkeld: de zogenaamde RI&E instrumenten. Aan de hand daarvan kunnen risico’s op het werk in kaart gebracht worden en kan gericht gewerkt worden aan oplossingen daarvan.
1
BeNeLux-Conferentie Brussel, 25 juni 2008
In beginsel dient een RI&E getoetst te zijn door een arbodienst. Echter, vanaf 1 juli 2005 is er in Nederland een alternatieve keuzemogelijkheid voor inschakeling van een arbodienst ingevoerd onder de titel ‘maatwerkregeling’. Een individuele arbodeskundige, die aan bepaalde eisen voldoet, kan eveneens de RI&E toetsen, mits hier overeenstemming over is bereikt via de CAO of overeenstemming op bedrijfsniveau tussen werkgever en gekozen medezeggenschapsorgaan. Aan de toetsing zijn uiteraard kosten verbonden. In een aantal gevallen is echter geen of een ‘lichte’ toetsing nodig: • Bedrijven die voor 40 of minder uren per week arbeid laten verrichten, hoeven hun RI&E niet te laten toetsen • Ook voor bedrijven met minder dan 25 werknemers zijn uitzonderingen van toepassing; bij die bedrijven kan een toets achterwege blijven, wanneer het RI&E instrument ontwikkeld is door een arbodeskundige en sociale partners in hun CAO of volgens afspraak bij hun CAO het instrument voor hun specifieke branche geaccordeerd hebben • Indien het RI&E-instrument niet in de CAO staat, kunnen werkgevers- en werknemersorganisaties in Nederland het RI&E instrument voor hun branche ook aanmelden bij hun Steunpunt RI&E-instrumenten via www.rie.nl. Als dat RI&E-instrument wordt erkend, kunnen bedrijven met 25 of minder werknemers gebruik maken van een zogenaamde ‘lichte’ toets door de arbodienst. De toetsing wordt daarmee een administratieve handeling. De ‘lichte toets’ is gebaseerd op afspraken tussen arbodiensten en sociale partners, die zijn vastgelegd in de certificatieregeling arbodiensten.
De praktijk in de jaren negentig van de vorige eeuw In de jaren negentig van de vorige eeuw verschenen er in Nederland vele tientallen RI&E instrumenten op papier die de werkgever en werknemer hulp boden bij het maken van de RI&E. Vaak waren deze instrumenten dusdanig complex en omvangrijk dat ze door een deskundige uitgevoerd dienden te worden. Soms waren ze ook bedoeld om echt door de werkgever en zijn werknemers zelf ingevuld te worden. Echter, onvermijdelijk moest er dan veel uitleg en toelichting gegeven worden over allerlei mogelijke risico’s en complexe preventiemaatregelen waar die risico’s mee te beheersen zijn. Voor de Nederlandse werkgever was het soms een behoorlijk doolhof. Daarnaast schrokken de kosten die destijds gemoeid waren met de verplichte deskundige toetsing veel ondernemers af. Later is daar, zoals hiervoor beschreven, wel verlichting in gekomen, vooral voor de kleine bedrijven. Deze papieren RI&E instrumenten waren ook moeizaam te actualiseren en onderhouden. Veranderingen in wetgeving of verbeteringen in de stand der techniek konden pas in volgende uitgaven opgenomen worden.
2
BeNeLux-Conferentie Brussel, 25 juni 2008
Een digitale revolutie In 2003 wendde de ondernemersvereniging MKB-Nederland zich tot TNO en gaf de opdracht een digitale RI&E te ontwikkelen voor het midden- en kleinbedrijf. Dit was een generieke RI&E waarmee vele risico’s geïnventariseerd konden worden. Het Nederlandse Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ondersteunde deze ontwikkeling voluit. Voor het eerst ontstond er op grote schaal een digitaal RI&E instrument dat door werkgevers en werknemers gedownload kon worden voor eigen gebruik. Deze digitale versie bracht enkele grote voordelen met zich mee: • Met behulp van zogenaamde filtervragen werd een werkgever slechts geconfronteerd met risico’s en onderwerpen die echt binnen zijn bedrijf aanwezig waren; een bevestigend antwoord op de stelling ‘Er is een magazijn’ zorgt voor enkele stellingen over dit onderwerp; bij een ontkennend antwoord, krijgt de gebruiker deze stellingen niet meer te zien • Aanvullende informatie over een risico of preventiemaatregelen kon eenvoudig toegevoegd en geactualiseerd worden; in die zin zorgde dit instrument ook voor kennisoverdracht • Actielijsten en plannen konden automatisch gegenereerd worden • Het digitale instrument bood allerlei handige hyperlinks naar andere websites of oplossingen • Het onderhoud en de actualisering zijn zeer eenvoudig; een nieuwe versie van de digitale RI&E werd geplaatst op het web en kon weer gedownload worden door de gebruikers Als een vervolg hierop werden vanaf 2004 op grotere schaal digitale RI&E instrumenten ontwikkeld voor verschillende branches in Nederland. Daarbij werkten werkgevers, werknemers en arbodiensten samen. Opnieuw was dit een project waarbij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de branches ondersteunde. Inmiddels zijn er in verschillende branches meer dan 100 digitale RI&E instrumenten ontwikkeld. Deze digitale RI&E instrumenten zijn branchespecifiek en hebben enkele bijzondere extra voordelen ten opzichte van de eerdere generieke digitale RI&E van MKBNederland, namelijk: • Vanwege het specifieke karakter kon een instrument geheel toegespitst worden op de veelal uniforme werkprocessen in een branche • Samen met de sociale partners werden de belangrijkste vijf risico’s geïdentificeerd en met de oplossingen meteen opgenomen in het digitale instrument; hierdoor hoefden werkgevers niet steeds opnieuw het wiel uit te vinden bij het zoeken naar preventiemaatregelen • De evaluatie van de risico’s om tot prioritering te komen werd door een automatisch software protocol overgenomen en kostte veel minder tijd
3
BeNeLux-Conferentie Brussel, 25 juni 2008
Aanpak De ontwikkeling van al deze digitale RI&E instrumenten vond plaats met steun van de Nederlandse overheid. De aanpak verliep via de vele branches die Nederland kent. Als een branche meedeed, moest het instrument ook ter beschikking komen aan nietleden van de branche-organisatie. Bij de ontwikkeling werd bovendien nauw overlegd en samengewerkt tussen de sociale partners: werkgevers en werknemers. Die moesten beide instemmen met de opzet van de digitale RI&E en de selectie van de belangrijkste vijf risico’s in een branche. Hiermee werd een proces in gang gezet waarbij op een hoger aggregatieniveau in een branche de risico-evaluatie plaatsvindt. Dit laat onverlet dat een individuele werkgever nog steeds de RI&E moet uitvoeren, maar veel voorwerk is dus al gedaan op brancheniveau. De digitale RI&E instrumenten zijn op sommige websites van branches zelf geplaatst, maar ze zijn ook allemaal verzameld en beschikbaar via een speciale website www.rie.nl . Op deze website en op de website www.arboportaal.nl kunnen werkgevers en werknemers zoeken naar beschikbare digitale RI&E instrumenten passend bij de branche waarin ze werkzaam zijn. Daarnaast geven deze websites veel informatie, onder meer naar brancheorganisaties. Bijvoorbeeld: hoe het beste de ontwikkeling en implementatie van een digitaal RI&E instrument aangepakt kan worden. Er bestaat ook een steunpunt RI&E – onder leiding van werkgevers en werknemers - waar brancheorganisaties informatie kunnen krijgen over het onderhoud van hun digitale RI&E’s. Dit steunpunt wordt gefaciliteerd door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het steunpunt RI&E-instrumenten vervult een belangrijke rol in het verder aanjagen van de toename van het aantal digitale RI&Einstrumenten. Daarnaast wil het de toepassing van digitale RI&E instrumenten in bedrijven verder bevorderen. Impact In evaluaties vermelden ondernemers die actief het instrument gebruiken dat ze de vereenvoudiging en automatisering positief waarderen. Het bespaart tijd en de digitale RI&E instrumenten sluiten goed aan bij de bedrijfspraktijk. Echter, niet alle ondernemers zijn goed op de hoogte van het nieuwe aanbod en soms, blijkt, is er nog enige computervrees in enkele branches, waardoor nog steeds gebruik gemaakt wordt van de oude papieren RI&E’s. Er zijn nu ruim 100 digitale RI&E instrumenten beschikbaar. Hiermee wordt een substantieel deel van het bedrijfsleven bediend en geholpen bij het voldoen aan een belangrijke verplichting. In een eigen recente evaluatie1 van TNO geven werkgevers aan dat het downloaden en opvragen van de digitale RI&E instrumenten niet altijd goed mogelijk is van een website. Daarnaast geven bedrijven aan dat het zoeken naar het juiste instrument of de toelichting op de genoemde websites kan worden verbeterd. De overheid en 1
Bonnet Y, Brouwers A, Kwantes J.H., Lavell C. Brancheorganisaties en de rol van AB-NL. Hoofddorp: TNO Kwaliteit van Leven, 2007.
4
BeNeLux-Conferentie Brussel, 25 juni 2008
brancheorganisaties wijzigen ook regelmatig hun websites en dat bevordert niet een efficiënt zoekproces voor gebruikers van digitale instrumenten. Van 35 onderzochte branchesites bieden slechts 7 sites extra informatie en ondersteuning voor de uitvoering van de RI&E. Op 12 van de 35 sites is een link naar www.rie.nl te vinden. Niet alle onderzochte brancheorganisaties besteden dus uitgebreid aandacht aan de RI&E op hun site. De implementatieproblematiek blijft dus aandacht houden en dit stelt eisen aan de sociale partners in een branche. De resultaten vormen uiteraard een indicatie aangezien niet alle brancheorganisaties zijn onderzocht. Daarnaast kunnen deze organisaties ook via een andere weg informatie en ondersteuning aan de bedrijven bieden. Kortom, het aanbod aan digitale RI&E’s in Nederland is imposant en het gebruik heeft in sommige branches geleid tot substantiële daling van administratieve lasten en toename van goede arbeidsomstandigheden. Een grote stap voorwaarts is gezet met de digitalisering en met een ontwikkelproces waarbij op een hoger aggregatieniveau in een branche, risico’s in kaart zijn gebracht en verbetermaatregelen zijn voorgesteld. In de toekomst zullen de overheid en de brancheorganisaties in Nederland hun communicatie-inspanningen moeten blijven richten op een grotere bekendheid van deze instrumenten en op daadwerkelijke toepassing. Tevens is het nodig de ontsluiting op het web eenvoudig te houden en te zorgen voor regelmatig onderhoud van de digitale RI&E instrumenten. Met het steunpunt RI&E zijn de sociale partners in Nederland op de goede weg. Toekomst In de komende jaren is natuurlijk onderhoud nodig van bestaande digitale RI&E instrumenten. Daarnaast kan de digitale RI&E een rol gaan spelen bij de ontwikkelingen rondom de zogenaamde arbocatologus in Nederland. In de arbocatalogus staan verschillende methoden en oplossingen beschreven waarmee werkgevers en werknemers kunnen voldoen aan de regels die de Nederlandse overheid stelt. Bijvoorbeeld: beschrijvingen van technieken en methoden, goede praktijken, normen en praktische handleidingen. Met de digitale RIE krijgt men een overzicht van de risico’s, oplossingen en goede praktijken; kortom, een preventieaanpak. Dit kan een belangrijke basis vormen voor een arbocatalogus. Zowel bij de digitale RIE als de arbocatalogus overleggen sociale partners op een hoger aggregatieniveau in de branche met elkaar over de oplossingen van risico’s in hun branche. Die oplossingen komen vervolgens ter beschikking aan alle werkgevers en werknemers in die branche.
5