Rijksuniversiteit Groningen
Wetenschapswinkels
RuG
JAARBERICHT 2003
Wetenschapswinkels Rijksuniversiteit Groningen
Jaarbericht 2003
Biologie Chemie Economie & Bedrijfskunde Geneeskunde & Volksgezondheid
Geneesmiddelen Geschiedenis Natuurkunde Onderwijs Talen
Colofon Het Jaarbericht 2003 is een gezamenlijke produktie van de wetenschapswinkels van de Rijksuniversiteit Groningen. Samenstelling en redactie zijn verzorgd door Jelte Bouma en Henk Janssen, op basis van door de coördinatoren aangeleverde informatie. Nadere inlichtingen omtrent projecten, voorwaarden, vragen en publicaties zijn te verkrijgen bij de afzonderlijke winkels; zie de adressenlijst achterin deze uitgave.
Groningen, september 2004
Inhoud
Inhoud
1. Algemene Beschouwingen ................................................................................................ 5 Algemeen........................................................................................................................... 5 Internationaal ..................................................................................................................... 6 2. De winkels Biologie ............................................................................................................................. 7 Chemie............................................................................................................................... 8 Economie en Bedrijfskunde................................................................................................ 9 Geneeskunde .................................................................................................................... 12 Geneesmiddelen ............................................................................................................... 13 Geschiedenis .................................................................................................................... 15 Natuurkunde..................................................................................................................... 17 Onderwijs......................................................................................................................... 18 Talen................................................................................................................................ 19 Vragen en projecten ......................................................................................................... 20 3. Projectvoorbeelden.........................................................................................................23 Hoofdluis, een blijvende kopzorg? ................................................................................... 23 Het duurzaam ontwerpen van chemie ............................................................................... 24 GATS plaatst ontwikkelingslanden voor moeilijke dilemma’s.......................................... 26 Linda Brussee: Tinnitus een “permanente stoorzender”. De invloed van Tinnitus op het dagelijks functioneren en de kwaliteit van leven. ..............................................................28 Ramadan en medicijngebruik ........................................................................................... 29 Verkeerslawaai: mag het een beetje meer zijn?................................................................. 30 Internationale Schakelklassen, Bouwsteen of Baksteen?................................................... 32 Communicatie Stichting Down’s syndroom doorgelicht ................................................... 34 4. Publicaties en presentaties ............................................................................................. 37 5. Adressen Wetenschapswinkels RUG ............................................................................. 43
Wetenschapswinkels RUG
3
Jaarbericht 2003
4
Wetenschapswinkels RUG
Algemene beschouwingen
1.
Algemene beschouwingen
Algemeen Terugblikkend op 2003 lijkt het een jaar waar veel in gang is gezet om in 2004 zijn beslag te krijgen….. In 2003 heeft de RuG een heus webplatform gekregen. Eén uniforme huisstijl met een beperkt aantal toegangsdeuren de zogenaamde ‘portals’. Dankzij de inspanningen van Henk Mulder werden de wetenschapwinkels ook de gelukkige eigenaren van een eigen ‘portal’. Het maken van een goede menustructuur en het ‘vullen’ van de site viel niet altijd mee, maar het resultaat mag er zijn. Op www.rug.nl/wewi is informatie te vinden over tal van overkoepelende wetenschapswinkelzaken en zijn ook de negen winkels zelf aangesloten. Ook zijn bijvoorbeeld de wetenschapswinkelcouranten nu down te loaden op de website. Dankzij een nieuw jasje en de toegenomen omvang is de courant in 2003 verder uitgegroeid tot een professioneler blad. Hoewel het nieuwe webplatform er mooi uitzag vonden de winkels het jammer dat er zo weinig inhoudelijke informatie op het webplatform te vinden was. En dan gaat het niet alleen over het wetenschapswinkeldeel maar over de hele site van de RuG. Dat is natuurlijk wat vreemd voor een bolwerk van kennis. Daarom hebben Annette Scheepstra (voorzitter) en Frans Sijtsma (vice-voorzitter) contact opgenomen met Studium Generale en de afdeling Interne en Externe Betrekkingen (IEB) om samen een nieuw project op te starten: ‘de Kennisbron’. Doel van dit project is om op het webplatform steeds 10 maatschappelijk actuele thema’s uit te werken op basis van de binnen de RuG aanwezige kennis. Op het webplatform kan er door belangstellenden steeds op een dieper niveau kennis verkregen worden op zo’n thema. Zowel Studium Generale als de wetenschapswinkels hebben vervolgens geld geïnvesteerd in een pilot waarbij twee journalisten zijn ingezet die elk een thema hebben uitgewerkt: Milieu en Huishouden en Schoolkwaliteit. Deze pilot liep door in 2004, dus in het volgende jaarbericht meer informatie hierover. Naast het nieuwe webplatform was er ook een andere algemene ontwikkeling die ook de wetenschapswinkels trof: de invoering van het nieuwe functiewaarderingssysteem volgens het Hay-groep model, ook wel UFO-genoemd. Omdat het wetenschapswinkel werk op verschillende manieren ingevuld wordt, zowel bij de verschillende universiteiten als binnen de RuG, is een algemeen functieprofiel erg lastig. Na overleg met mensen van P&O en Jaap Kamp van …..? (Henk weet jij dat???) heeft Frans Sijtsma een notitie geschreven hoe de wetenschapswinkeliers het best om kunnen gaan met de nieuwe indeling. De materie bleek te complex om in een jaar in te kunnen voeren zodat ook dit verhaal een vervolg krijgt in 2004. Het jaar 2004 wordt in ieder geval een belangrijk jaar voor de Groningse wetenschapswinkels, omdat het vijfde lustrum gevierd gaat worden. Deze viering bestaat uit tal van activiteiten waarvan de voorbereidingen grotendeels al in 2003 zijn gestart. Om te
Wetenschapswinkels RUG
5
Jaarbericht 2003
zorgen dat deze activiteiten voldoende aandacht krijgen bij een breder publiek is de samenwerking gezocht en gevonden met het Dagblad van het Noorden. En ook hier eindigen we met de zin… in het volgende jaarbericht meer informatie hierover!
Internationaal In februari 2003 is het door de EU met 400.000 euro gefinancierde project Improving Science Shop Networking van start gegaan. Henk Mulder speelt een belangrijke rol in dit project, waar 13 partners uit 9 landen de verdere ontwikkeling van het internationale wetenschapswinkelnetwerk "Living Knowledge" vormgeven. In het kader van dit project heeft Henk een groot aantal presentaties in het buitenland gegeven. Henk Mulder heeft ook veel tijd als projectleider besteed aan het project "Problembased learning through science shops in Romania", gefinancierd door het Ministerie van Buitenlandse Zaken (2002-2005). In 2003 werden drie nieuwe wetenschapswinkels opgericht, in Boekarest, Oradea en Ploiesti.Tevens werd in Roemenië de Landelijke Vereniging van Wetenschapswinkels "IntermediuNet Romania" een feit.
6
Wetenschapswinkels RUG
De winkels
2.
De winkels
Biologie Per 1 maart 2003 is de wetenschapswinkel verhuisd en bevindt zich nu in de nieuwe Hartmanvleugel op het Biologisch Centrum. In ruimte is de wetenschapswinkel er op vooruit gegaan 1) de coördinatoren beschikken ieder over een eigen kamer, 2) er is een studentenruimte en 3) een gezamenlijk te gebruiken vergaderruimte. Aan de personele bezetting is niets veranderd in vergelijking met voorgaande jaren, de winkel heeft nog steeds twee coördinatoren die ieder op parttime basis samenwerken. Daarnaast is klinisch chemicus Maarten Lasthuizen op vrijwillige basis begonnen aan een verkennend onderzoek naar de problemen die gevoelige groepen ondervinden van belastende milieufactoren. Dit onderzoek wordt gedaan naar aanleiding van vragen van de Stichting Meldpuntennetwerk Gezondheid en Milieu. De stichting heeft op basis van meldingen de indruk dat het huidige milieu- en gezondheidsbeleid onvoldoende rekening houdt met de problemen van gevoelige groepen in de samenleving. Naar verwachting zal het onderzoek in 2004 worden afgerond. In 2003 werden heel wat vragen (44!) aan de wetenschapswinkel gesteld. Een aantal was geschikt voor studentenprojecten, het merendeel werd door de coördinatoren beantwoord. Dat had tot gevolg dat er minder tijd was om studentenverslagen te redigeren tot externe rapporten. De rapporten die verschenen kregen veel publiciteit in de media. Zowel bij het verschijnen van het rapport “Hoofdluis, een blijvende kopzorg” als bij de publicatie van het rapport “Draadslachtoffers in de Westerbroekstermadepolder” werden onderzoekers en coördinatoren uitgenodigd de resultaten van de publicaties toe te lichten tijdens het “persuurtje” van de voorzitter van het College van Bestuur. Het gevolg was dat RTV-Noord het onderwerp hoofdluis koos als thema voor het programma Adams Appel waarbij opnames werden gemaakt in het Biologisch Centrum en in een basisschool in Bedum. Hierop kregen we veel reacties. Inmiddels is Christa Dijkhuizen gestart met een vervolgonderzoek naar de wijze waarop scholen met de hoofdluisproblematiek omgaan. Dit was niet het enige rapport waar de programmamakers van Adams Appel belangstelling voor hadden. Bij de publicatie van “Massale hommelsterfte onder lindes” in oktober 2002 bleek het seizoen niet geschikt voor het maken van opnames en was afgesproken dit aan het einde van het zomerseizoen 2003 alsnog te doen. Het resultaat was een boeiend programma waarin studentonderzoeker Willemien Kleefsman een imker die het niet met haar conclusies eens was van repliek diende. Namens de Wetenschapswinkel
Wetenschapswinkels RUG
7
Jaarbericht 2003
Biologie werd het hommelonderzoek voorgedragen voor de Landelijke Wetenschapswinkelprijs 2003. Het project werd echter niet gehonoreerd met de prijs.
Chemie Thema’s Een aantal oudgedienden en een aantal nieuwkomers, dat is het beeld van de vragen aan de Chemiewinkel in 2003. Bedrijven als ESD (siliciumcarbide, Delfzijl) en PPG (glasvezels, Westerbroek) blijven aandacht vragen, vooral wanneer de milieuvergunning weer in discussie is. Nieuwkomers in dit veld zijn bijvoorbeeld de nieuwe fabrieken voor chloor en chloorazijnzuur van Akzo Nobel en vooral de voorgenomen vuilverbrandingsinstallaties bij Coevorden, die aan beide zijden van de grens veel onrust en bezwaren van omwonenden oproepen. Naar dit initiatief deed student Egon Rijpkema een voorstudie, die in 2004 wordt voortgezet in een afstudeerproject. Vooral het internationale karakter en derhalve de complexe regelgeving vormen een uitdaging. Een pregnant item in probleemsituaties is nog steeds geurhinder. Om de problemen van burgers hiermee breder onder de aandacht te brengen heeft de Chemiewinkel deelgenomen aan de organisatie van het congres “Geurhinder en Ruimtelijke Ontwikkeling”. Het tweejaarlijkse geurhindercongres onder auspiciën van de Vereniging van Milieukundigen had daardoor dit jaar een minder meet- en rekentechnische focus; er waren nu ook sprekers van een buurtgroep, de GGD en de Chemiewinkel. Een tweede belangrijk thema is consumentenproblematiek. Dit zijn veelal korte vragen over een scala van producten die tot milieu- of gezondheidsschade kunnen leiden, zoals cosmetica, bestrijdingsmiddelen (weer in opkomst in openbaar groen), smeermiddelen en vlamvertragers. Maarten Lasthuizen, vrijwilliger vanuit de Seniorenacademie, actualiseerde een rapport over de gezondheidsrisico’s van haarverf. Ook dit type problemen vraagt niet alleen een ad-hoc antwoord, maar ook reflectie op de noden van en de informatievoorziening aan burgers. De Chemiewinkel was in 2003 actief in meerdere paneldiscussies en inventarisaties over burgerparticipatie, veelal binnen opdrachten van het Ministerie van VROM aan organisatiebureaus ter ‘herijking’ van het milieubeleid en de -regelgeving. Onderwijs Ook in het onderwijs laat 2003 een mengeling zien van oude en nieuwe taken. Als vanouds verzorgde de Chemiewinkel een groot deel van het maatschappijgericht onderwijs in de opleiding Scheikunde. Dat betekent de organisatie van of participatie in ca. 6 cursussen in de bachelorfase. Nieuw is de coaching van een cursus wetenschap en samenleving in de nieuwe opleiding Life Science & Technology, met de sectie Biologie en Samenleving. Max Nuijens gaf de cursus vorm en verzorgde de organisatie en begeleiding. Nieuw is ook de rol in de masteropleiding ‘Educatie en Communicatie in de Wiskunde en Natuurwetenschappen’. Henk Mulder is sinds 2003
8
Wetenschapswinkels RUG
De winkels
voor 0.3 fte bij deze opleiding gedetacheerd en verzorgt onder meer het vak ‘Wetenschap, Communicatie en Maatschappij’. Voor de wetenschapswinkels biedt deze opleiding een goede mogelijkheid om studenten te werven voor communicatieve opdrachten. Zo kwamen publiciteitsplannen tot stand voor rapporten over haarverf en milieuaspecten van nertsenbont vs. nepbont, alsmede de ‘milieuprestaties’ (verbruik van energie en water en productie van afval) van de RU Groningen. De samenwerking met een aantal van deze studenten werd voortgezet in een betaalde opdracht tot het maken van een facultaire website ‘veiligheid, gezondheid en milieu’. De betrokkenheid van de Chemiewinkel bij de vormgeving van de maatschappijgerichte M-variant ‘Bèta, Beleid en Bedrijf’ van de facultaire masteropleidingen werd voortgezet. Albert-Jan Abma, stagecoördinator bij de M-variant, kon een deel van zijn tijd besteden aan het verkennen van de mogelijkheden om opdrachten uit de bètawetenschapswinkels uit te voeren in stages en projecten van de M-variant. Hij was hiervoor gestationeerd bij de Chemiewinkel (tot 1-10-2003). Dit leidde bijvoorbeeld tot een project over innovaties en beleidsontwikkeling voor de behandeling van ballastwater. Ballastwater, ter stabilisatie van zeeschepen, veroorzaakt mondiale verspreiding van schadelijke organismen en ‘exoten’, van wolhandkrab tot cholerabacterie.
Economie en Bedrijfskunde Beleid De belangrijkste beleidsontwikkeling in 2003 is het feit dat de uitbreiding naar de Faculteit Bedrijfskunde een feit is geworden. De winkel heeft in het jaar 2003 ook al volop als winkel voor Economie en Bedrijfskunde kunnen werken. In het toezichthoudend orgaan van de winkel, de contactraad, is Bedrijfskunde nu ook vertegenwoordigd; zowel met een student als met een staflid. De betrokkenheid van studenten bij winkelprojecten was gelijk in het eerste jaar succesvol. Van het totaal van 36 studenten die in winkelprojecten actief waren (waarvan 32 als afstudeerder) kwamen 10 van Bedrijfskunde. Omdat de schaal van de winkel toeneemt is begonnen met het stroomlijnen van de interne en externe administratieve processen. Zaken die hierbij spelen zijn bijvoorbeeld het databasebeheer van de winkelprojecten, de algemene voorwaarden voor winkelonderzoek en de evaluatie van studentervaringen. Een deel hiervan vindt plaats in nauwe afstemming met de andere Groninger winkels. In dit jaar is ook gewerkt aan een voorstel om te komen tot een Gammasteunpunt; een steunpunt waar middelbare scholieren inspiratie en advies kunnen krijgen voor het doen van hun zogenaamde profielwerkstuk. De RUG heeft reeds een Alfa- en een Bètasteunpunt. Het Gammasteunpunt zou moeten werken voor de faculteiten Economie, Bedrijfskunde, Rechten, PPSW en FRW. Aan dit voorstel is gewerkt samen met Alie van Arragon van het Bureau van de Universiteit, Geert Hoevers van het Gammaproject en Annemiek Koning van de interne en externe communicatie van de Economische Faculteit.
Wetenschapswinkels RUG
9
Jaarbericht 2003
Coördinator Frans Sijtsma was in 2003 één van de twee vice-voorzitters van het coördinatorenoverleg van de Groninger winkels (zie over zijn activiteiten uit dien hoofde de verslaggeving in hoofdstuk 1). Stageloket Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen Het stageloket voor Ruimtelijke Wetenschappen heeft in 2003 naar tevredenheid gefunctioneerd. De stagegids vond goed aftrek onder studenten en de mailinglist kende gemiddeld zo’n 40 stage/afstudeeropdracht zoekende studenten. Elke maand was er via de mailinglist wel een stage of afstudeerplek beschikbaar. Belangrijke projecten Hieronder bespreken we belangrijke projecten die in 2003 door de winkel zijn afgerond. Financiering woningbouw in Nicaragua Op verzoek van de Stedenband Groningen-San Carlos onderzocht de Wetenschapswinkel of in San Carlos (Nicaragua) een microkredietprogramma voor woningbouw en renovatie kan worden opgezet. Daarom gingen twee studenten, Melchior Bauer (economie) en Elisa Staal (bedrijfskunde), naar Nicaragua om ter plekke de verstrekking van zogeheten ‘microkredieten’ te bestuderen. Microkredieten zijn kleine leningen, zonder borgstelling, aan arme ondernemers. De kredieten worden vaak verstrekt in de vorm van groepsleningen waarbij groepsleden aansprakelijk zijn voor elkaars aflossingen en interestbetalingen. Echter geen van de onderzochte microkredietinstellingen maakte gebruik van groepsleningen. Bij woningbouw werd gebruik gemaakt van een hypotheek en bij woningrenovatie van een medeondertekenaar; een goede bekende van de geldlener, die zich borg stelt voor de geldlener. De voorkeur voor een systeem met een medeondertekenaar kan liggen in het individualistische karakter van de Nicaraguaanse bevolking of in de eenvoudige toepassing van het systeem in vergelijking met groepsleningen. Het onderzoek heeft de burgemeester van San Carlos ertoe gebracht om Groningen te bezoeken en een plan te presenteren om 100 woningen voor arme inwoners van zijn stad te laten bouwen. Die wonen nu soms met drie of vier families in één huis. Woningbouwcorporatie Nijestee pakte die uitdaging op en werkt samen met KAW-architecten aan het opzetten van een Netwerk San Carlos, waarin Groningse ondernemers uit de bouw- en volkshuisvestingswereld participeren. Daarnaast is men van plan om een materiaaldepot op te zetten voor de allerarmsten die te weinig inkomen hebben voor een krediet. Duurzaam hout uit ontwikkelingslanden Het Centrum voor Internationale Samenwerking (COS) in Groningen wil graag dat Groninger bedrijven meer gebruik maken van gecertificeerd duurzaam hout uit ontwikkelingslanden, zodat een ‘nieuwe’ bron van inkomsten voor deze landen ontstaat, die gepaard gaat met duurzame ontwikkeling. Bedrijven, gemeentelijke en provinciale overheden uit het noorden van Nederland kunnen zich hiermee profileren als milieubewust en maatschappelijk verantwoord. Het is uitgevoerd door sociologiestudent Auke Jan Martens en bedrijfskundestudent Paul van der Laan.
10
Wetenschapswinkels RUG
De winkels
Martens heeft het besluitvormingproces geanalyseerd en Van der Laan heeft de toepassing van gecertificeerd hout in de praktijk, met name door de Groningse bouwsector (aannemers, timmerfabrieken en groothandel) onderzocht. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de mogelijkheden om het aandeel van dit hout op de Nederlandse markt te vergroten worden belemmerd door de volgende factoren: een sterk gepolariseerde discussie over de vraag hoe de kwaliteitscontrole op certificaten er uit moet zien, een nogal passieve houding van de overheid tot dusverre en tot slot onwil, vooral van de zachthoutbranche. De belemmeringen zouden kunnen worden opgeheven als een poortwachter wordt ingesteld die beoordeelt of de certificaten van de in Nederland aangeboden partijen hout voldoen aan de minimumeisen van de overheid. Het beoordelingssysteem moet de ontwikkelingslanden, de houthandel en de consumenten motiveren om duurzaam hout te gebruiken. Het onderzoek leverde input voor een expertmeeting op 11 juni 2003 waar de Noordelijke bouwwereld, milieuorganisaties en overheden discussieerden over het duurzaam houtbeleid en rol van een poortwachter. Inmiddels hebben de branche organisaties van de Nederlandse houtsector het concept van de poortwachter geïntroduceerd. Toegevoegde waarde overzicht in het jaarverslag Bij het bepalen van de grootte van een onderneming en bij het bepalen van de groeiprestaties van een onderneming wordt vaak gekeken naar de omzet van dat bedrijf. De omzet gegevens zijn dan ook gemakkelijk te vinden in het jaarverslag. Zo had Philips bijvoorbeeld over 2001 een omzet van € 32.339 mln, Ahold een omzet van € 66.593 mln en Shell een omzet van € 135.211mln. Deze omzet bestaat echter voor een groot deel uit producten en diensten die niet door de onderneming zelf maar door andere ondernemingen zijn geproduceerd of verleend. Het deel van de omzet dat de onderneming zelf voortbrengt wordt de toegevoegde waarde genoemd; dat wat een onderneming zelf toevoegt aan de omzet. Je zou kunnen zeggen, de toegevoegde waarde is dus de kern van de bedrijfsomvang en dus ook van de groei. Maar deze toegevoegde waarde is niet zo gemakkelijk te ontlenen aan het jaarverslag. Met enig rekenwerk kan een ervaren iemand wel een schatting maken: bij Philips bedroeg de toegevoegde waarde bij benadering 34% van de omzet, bij Ahold 19% en bij Shell zo’n 21%. Was het niet beter deze gegevens helder en duidelijk in het jaarverslag op te nemen? Dat zou kunnen door een zogenaamd toegevoegde waarde overzicht te publiceren. Als spin-off van het Ahold project over duurzaam ondernemen is door de Evert Jan Veldkamp een onderzoek verricht naar het nut van het toegevoegde waarde overzicht in de jaarverslaggeving van grote bedrijven. In de jaren zeventig werd het publiceren van een dergelijk overzicht al aanbevolen als een element van een meer maatschappelijke verslaggeving door bedrijven. Na een aanvankelijke groei is het publiceren echter weer in onbruik geraakt. In de recente aandacht voor maatschappelijke verslaggeving wordt het element van de toegevoegde waarde echter weer regelmatig genoemd. Evert Jan deed onderzoek onder verschillende gebruikersgroepen van jaarverslagen. Uit het onderzoek bleek dat het publiceren van het overzicht wel degelijk nuttig is: echter niet voor iedereen en niet voor alle redenen die daar wel voor worden aangedragen. Het is met name nuttig voor financieel
Wetenschapswinkels RUG
11
Jaarbericht 2003
georiënteerde mensen en voor het berekenen van ratio’s over bijvoorbeeld de integratiegraad of de arbeidsproductiviteit. Economische gevolgen van de PKB Waddenzee in de Kop van Noord-Holland In 2003 is door de Wetenschapswinkel een interessante contra-expertise uitgevoerd, in opdracht van de Waddenvereniging. Het ECORYS-NEI, een gerenommeerd onderzoeksbureau, had eind 2002 de sociaal-economische effecten van de Planologische KernBeslissing Waddenzee (PKB) berekend voor de gemeenten in de Kop van Noord-Holland. Dit onderzoek is verricht in opdracht van het Project Bureau Kop en Munt waarin Den Helder en drie omliggende gemeenten samenwerken. Het rapport becijfert dat de PKB leidt tot een verlies van ruim 4000 arbeidsplaatsen. De Wetenschapswinkel heeft op dit rapport een contra-expertise uitgevoerd, waarbij de belangrijkste onderzoekstechniek bestond uit het kritisch lezen van het rapport. In de ogen van de winkel was er heel veel mis met het rapport. Deze contra-expertise liet zien dat maximaal 111 arbeidsplaatsen onderbouwd zijn in het ECORYS-NEI rapport: een groot verschil. De provincie Noord-Holland heeft de “strijdende partijen”, onderzoekers en opdrachtgevers, uitgenodigd voor een bijeenkomst om de verschillen helderder te krijgen. Hiervan is een eerste verslag gemaakt, dat door de verschillende partijen is becommentarieerd, en vervolgens definitief is gemaakt. Inhoudelijk zijn het Ecorys-NEI en de Wetenschapswinkel elkaar maar marginaal genaderd. De beide opdrachtgevers daarentegen lijken elkaar wel nader te zijn gekomen, en hebben vervolgafspraken gemaakt voor gezamenlijk overleg. Promotieonderzoek Kosten-Baten Analyse In de eerste helft van 2003 is coördinator Frans Sijtsma opnieuw door de Faculteit Economie voor één dag in de week vrijgesteld om te werken aan zijn promotieonderzoek. Het onderzoek gaat over het gebruik van het evaluatie-instrument van de kosten-baten analyse in een “duurzaamheidscontext”, een context waarbij naast economische effecten ook milieueffecten en sociale effecten van belang zijn. Het theoretische deel is in 2003 afgerond. In 2004 zal het tweede empirische deel worden geschreven (grotendeels op basis van reeds verricht onderzoek). Het schrijven van dit deel is minder tijdsintensief en gebeurt “tussen de bedrijven door”.
Geneeskunde Jaarlijks komt een aantal vragen bij de Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid binnen uit ‘de alternatieve hoek’. De afgelopen jaren waren dat vrij veel vragen betreffende de heilzame werking van ademhalingstechnieken. Indien de ambities dermate hoog zijn, bijvoorbeeld dat een betere ademhalingstechniek een probaat middel zou zijn tegen vrijwel alle kwalen, dan weet je op voorhand al vrijwel zeker dat je beter niet kunt beginnen aan een onderzoek met als doel dat empirisch te onderbouwen. Soms is er twijfel zoals in het geval van de vraag naar de effectiviteit
12
Wetenschapswinkels RUG
De winkels
van de zogenaamde Bhuteyko ademhalingstechniek (genoemd naar een Russische arts die deze methode heeft gepropageerd). De animo wordt hoger indien de vraagindiener beweert over een uitgebreide documentatie te beschikken waaruit onomstotelijk naar voren zou komen dat de methode effectief is en ten onrechte in Nederland niet wordt erkend. Zoals zovaak blijkt de oogst tegen te vallen. Veel interviews met enthousiaste personen, die beweren er veel baat bij te hebben gehad. Interviews met Russische artsen die hun beweringen niet empirisch onderbouwen maar wel ‘harde’uitspraken doen. Maar er was ook hoop. Een heus wetenschappelijk artikel, gepubliceerd in een erkend Australisch tijdschrift. Kortom, in ieder geval een reden om alle materiaal eens tegen het licht te houden. Uiteindelijk bleef er weinig van over. Het artikel rammelde aan veel kanten. Hetgeen overigens ook door de auteurs in de Discussie wordt erkend, maar waar ‘de aanhangers’ in hun publicaties niet over reppen. Wat overbleef was in feite de conclusie dat mensen er mogelijk wel baat bij kunnen hebben maar dat niet duidelijk is hoe of dat kan. En zeker is dat de ademhalingstechniek dus niet astma kan genezen, zoals sommigen beweren. Toch weten we iets meer dan voorheen, dus het was geen verspilde moeite. En dat iets al dan niet tijdelijk helpt zonder dat we precies weten hoe dat kan, is geen onbekend verschijnsel in de geneeskunde. Alleen is het belangrijk om dat als zodanig te poneren in plaats van drogredeneringen en pseudobewijzen te gebruiken om iets te ‘bewijzen’. Ook dankbaar maar ogenschijnlijk nutteloos lijkt het om onderzoek te doen naar de (psycho-sociale) gevolgen van een aandoening waar (nog) niets aan te doen is. Bijvoorbeeld Tinnitus (oorsuizen). Linda Brussee, studente Sociologie, heeft daar een aardig onderzoek naar gedaan (Tinnitus een “permanente stoorzender”. De invloed van Tinnitus op het dagelijks functioneren en de kwaliteit van leven. Zie voorbeeldprojekt). Gezien de vele aanvragen (internet) en plaatsing van gedeelten van de scriptie in periodieken van Nederlandse en Belgische patiëntenverenigingen, lijkt het rapport in een behoefte te voorzien. Waar die behoefte precies uit bestaat is niet helemaal duidelijk, maar uit gesprekken met betrokkenen komt vaak naar voren dat het mensen helpt te vernemen dat ze niet de enigen zijn die hier aan lijden, dat het op de een of andere manier plezierig is te horen/lezen dat ook anderen last hebben van dezelfde symptomen en daar ook wel eens somber van worden enz.. En ook bijvoorbeeld patiëntenverenigingen en artsen vinden het vaak plezierig dat een aandoening op deze wijze ‘op de agenda’ komt te staan. Het kan er mede voor zorgen dat er bij beleidsmakers en politici meer aandacht dus geld dus onderzoek (dus oplossing??) voor dit probleem zal komen. Kortom, hoewel er met een dergelijk rapport nog geen ‘echte’ bijdrage is geleverd aan de genezing van patiënten, kan niet worden uitgesloten dat er een positieve bijdrage is geleverd aan de kwaliteit van leven van (sommige) Tinnitus patiënten. En dat is al heel wat.
Geneesmiddelen In 2003 is verder gewerkt aan de thema’s “geneesmiddelenvoorlichting aan minderheden” en “kinderen en geneesmiddelen”. Vooral de focus op minderheden
Wetenschapswinkels RUG
13
Jaarbericht 2003
komt steeds meer uit de verf, waardoor dit thema ook voor buitenwacht zichtbaarder wordt. Zo hebben we op verzoek voor het Handboek Intercultureel Zorg een artikel over de ramadan & geneesmiddelengebruik uit het Pharmaceutisch Weekblad1 bewerkt voor hulpverleners in de praktijk.2 Daarnaast zijn we verder gegaan met het uitdenken van implementeren van adviezen over het gebruik van geneesmiddelen tijdens vasten in de praktijk. Hierin werken we samen met SAL apotheken en STIOM. Een belangrijke aanloop naar deze implementatie was het aanvragen van subsidies. De vruchten daarvan konden in 2003 worden geplukt. Stichting PRISMA financierde de pilot in 2003 en het Fonds Openbare Gezondheidszorg stelt voor de implementatie in 2004 & 2005 €240.000 ter beschikking. Ook een reisbeurs voor een tegenbezoek aan de Hacettepe University van Ankara is gefinancierd door ZonMw. Samen met Dr. Yegenoglu –die in november 2002 in Groningen op bezoek was- zullen we werken aan gezamenlijk onderzoek naar ramadan en geneesmiddelengebruik. Naast de ‘ramadan’, is geneesmiddelenvoorlichting aan vluchtelingen een ander project binnen het thema minderheden. Met dit onderwerp zijn al enkele studenten bezig geweest. In 2003 heeft Lidewij Sekhuis haar afstudeeronderzoek afgesloten waarbij ze een probleemanalyse heeft gemaakt van geneesmiddelenvoorlichting aan vluchtelingen met spanningsklachten. Halverwege het project werden we echter geconfronteerd met flinke bezuinigingen binnen de AZC’s in Noord-Nederland, waardoor vele centra waar het onderzoek zou plaatsvinden werden gesloten. Twee nieuwe studenten zijn door Sekhuis ingewerkt om haar bevindingen te vergelijken met apotheek en AZC in een andere regio. Hierbij hebben we samengewerkt met het ETOC en communicatiekunde van de faculteit letteren. Een student communicatiekunde en een student farmacie hebben samen aan dit project gewerkt, allebei vanuit hun eigen expertise. Deze interdisciplinaire aanpak was zeer succesvol. Alle partijen hebben hier veel van geleerd. Deze interdisciplinaire aanpak van twee studenten, (interculturele) communicatie en farmacie is daarom ook gevolgd in het project “geneesmiddelenvoorlichting aan doven”. Op verzoek van het doventeam van de regio Noord-Nederland is onderzoek gedaan hoe doven beter voorgelicht kunnen worden over hun geneesmiddelen. Voor doven is de Nederlandse (geschreven) taal eigenlijk ook een tweede taal is, naast hun ‘eerste’ gebarentaal. Tijdens het onderzoek bleek dat problemen die allochtonen ervaren met geneesmiddelenvoorlichting vergelijkbaar waren met die van doven. Op die manier past het project over doven dus bij het thema “geneesmiddelenvoorlichting aan minderheden”. Aangezien de landelijke dagen wetenschapswinkels als thema “jongeren” hadden gekozen, hebben we een workshop verzorgd waarbij ons tweede thema centraal stond: “kinderen en geneesmiddelen”. De casus over bijwerkingen en vaccinatie – naar een rapport van Kappert & Hoven3- was een goed aanknopingspunt voor een discussie over het belang van de onafhankelijk rol van wetenschapswinkels bij maatschappijgericht onderzoek. Voor het project “zelfzorg tijdens de zwangerschap” is naast de KNOV (organisatie voor verloskundigen) een nieuwe samenwerkingspartner nodig, om de informatie bij de doelgroep te kunnen krijgen. Wel blijkt dat er onverminderd belangstelling blijft voor dit thema, gezien de vragen van individuen en hulpverleners over dit onderwerp.
14
Wetenschapswinkels RUG
De winkels
De ene helft van de vragen gesteld door individuen gaat over geneesmiddelen en zwangerschap, de andere helft gaat over persoonlijke vragen naar aanleiding van rapporten zoals melatonine. We slagen er goed meer onderzoeksvragen te genereren en individuele vragen na een kort advies zo goed mogelijk door te verwijzen. Drie vragen leidden niet tot een onderzoeksvraag, maar gaven wel aanleiding tot uitgebreid advies. Daarvoor hebben we dit jaar een nieuwe onderwijs toegepast. Binnen het vak GIMMICS simuleren studenten farmacie een openbare apotheekpraktijk na. De genoemde vragen zijn aan alle vier simulatie apotheken onafhankelijk van elkaar voorgelegd. De antwoorden zijn vergeleken gebundeld en teruggekoppeld naar de vraagstellers. Uit een stukje in het Dagblad van Noorden blijkt dat rapporten en brochures niet snel in de vergetelheid raken. In een stuk over de patientenvereniging NVSCM werd een veel opgevraagde brochure uit 20004 aangehaald. Andere onderwerpen die in de lekenpers aandacht kregen waren bijwerkingen van melatonine5-7 en de participatie van ouderen bij geneesmiddelenonderzoek8;9 In de tweede helft van 2003 was coördinator Evelyn Schaafsma met zwangerschapsverlof. Zij is vervangen door Janet Hoven (algemene coördinatie en thema kinderen) en Renee Lutke (thema minderheden). De totale formatie bedroeg dit jaar 1fte (1,1 in 2002). Binnen deze formatie is Janet Hoven de tweede helft van 2003 gedeeltelijk gedetacheerd naar de medische faculteit ten behoeve van de organisatie van een Europese meeting over kwaliteitsindicatoren voor voorschrijven. Deze detachering zal in 2004 worden gecontinueerd. Desondanks hebben we het aantal afgeronde projecten gelijk kunnen houden aan 2002.
Geschiedenis Voor de jonge bv Geschiedeniswinkel was 2003 een spannend en druk tweede jaar. De ontwikkelingen in de richting van het maken van tentoonstellingen resulteerden in zeven exposities. Als partner binnen MeT bv (straks meer) realiseerde Geschiedeniswinkel RUG diverse projecten voor het Militaire Luchtvaartmuseum in Soesterberg. Wij schreven het concept voor de Vreeburghal, waarin de nadruk ligt op de militaire luchtvaart vanaf de Tweede Wereldoorlog. Binnen dit concept werden drie tentoonstellingen gerealiseerd: Grondige Luchtverdediging, Phantasy in blue en de jubileumexpositie Vijftig jaar Koninklijke Luchtmacht. Van collectieve verdediging tot mondiaal maatwerk . Deze laatste expositie werd in december 2003 door Prins Bernhard geopend. Voor het Streekmuseum Opsterland in Gorredijk werd een tijdelijke expositie gemaakt over de eind -19de eeuwse filantroop P.W. Janssen onder de titel Zegenrijk werk van een tabaksmiljonair. Het Academisch Ziekenhuis was de opdrachtgever voor de tijdelijke tentoonstelling 100 jaar Verpleegkunde in het AZG. Voor Museum Het Hoogeland in Warffum werd een Archeologisch Informatiepunt ingericht, een permanente expositie waarvan er verspreid door de provincie verschillende zullen komen.
Wetenschapswinkels RUG
15
Jaarbericht 2003
Onderzoek en advies nam een belangrijke plaats in. Er werden onderzoeken verricht voor Museum Willem van Haren (Heerenveen) en Museum MeermannoWestreenianum (Den Haag) over voorgenomen tentoonstellingen. In opdracht van de gemeente Schiermonnikoog werd het erfgoed van Schiermonnikoog op het eiland en op de vaste wal geinventariseerd en van adviezen voorzien. De Gemeente Dongeradeel werd geadviseerd inzake een beoogde congres over de heilige Bonifatius. Voor het Hengelo's Educatief en Industrieel Museum techniekmuseum HEIM (Hengelo) werd een werknota geschreven over het educatief beleid. Dit viel binnen het kader van interim-conservatorfunctie die Geschiedeniswinkel sinds september 2003 vervult in het techniekmuseum. Bovendien is Geschiedeniswinkel verantwoordelijk voor de herinrichting van de vaste tentoonstelling (1600 m2) en het ontwikkelen van een aparte educatieve lijn. De non-profit advisering ging ook door, want Geschiedeniswinkel RUG vervult nog steeds de rol van wetenschapswinkel geschiedenis. Met de Faculteit der Letteren is een overeenkomst afgesloten waarin de begeleiding van stagiaires en het aantal declarabele uren is vastgelegd. Geschiedeniswinkel RUG bv adviseerde binnen dit kader diverse historische verenigingen, kleine musea, particulieren etc. Voor een onderzoek naar de Widde Meul’n in Ten Boer werd een stagiaire aangetrokken. Naast dit alles is Geschiedeniswinkel RUG betrokken bij het Alfasteunpunt van de Faculteit. Multimedia en internet raken steeds vaster geworteld in de informatiestromen. In 2003 werd de site www.oorlogsschriften.nl voltooid, waarin Geschiedeniswinkel een adviserende en begeleidende functie had bij het onderzoek en de samenstelling van de site. Het AZG kreeg een powerpointpresentatie over 100 jaar Opleiding Verpleegkunde in het AZG. Voor het basisonderwijs is de educatieve website over het Westerkwartier www.eenkwartierindetijd.nl samengesteld. Geschiedeniswinkel RUG bv was vanaf 2001 nauw betrokken bij de activiteiten van de Stichting 1000 jaar Westerkwartier. Willy van der Schuit was projectleider bij de uitvoering van talrijke cultuurhistorische en landschapshistorische projecten die werden opgezet in samenwerking met lokale en regionale historische verenigingen. De door Geschiedeniswinkel RUG bv in samenwerking met Q-modus bv ontwikkelde website www.eenkwartierindetijd.nl vormt de educatieve op basisscholen gerichte component van dit omvangrijke project. Op dir moment wordt er gewerkt aan een uitbreiding van de site. Maar ook de traditionele media blijven onverminderd populair. Het Noordelijk Afvaloverleg (een ambtelijk overlegorgaan van de vier nnoordelijke provincies), het Comité Weleveld 700 jaar en de Stichting Beatrixoord Noord-Nederland kregen ieder hun eigen boek. Museumzaken kreeg een nieuwe, meer toepasselijke naam: MeT (Museum- en Tentoonstellingszaken). Binnen MeT werkt Geschiedeniswinkel (mee) aan het realiseren van tentoonstellingen, herinrichtingsplannen, audiovisuele producties en multimedia, vanaf het allereerste concept tot en met de presentatie van het eindproduct. De opdrachtgevers zijn musea, bezoekerscentra, bedrijven en overheden.
16
Wetenschapswinkels RUG
De winkels
In augustus verhuisde Geschiedeniswinkel naar de Puddingfabriek aan de Viaductstraat, het nieuwe media centrum van Noord-Nederland. De Puddingfabriek is de werkplek van kunstenaars, filmmakers, webdesigners, architecten, schrijvers en (theater)vormgevers en Geschiedeniswinkel voelt zich er uitstekend thuis. De ruimte wordt gedeeld met interieurarchitect en grafisch vormgever Annemieke Fictoor, met wie binnen MeT veel wordt samengewerkt. De eerste samenwerkingsprojecten tussen Geschiedeniswinkel en bedrijven in de Puddingfabriek verliepen prettig, goed en snel
Natuurkunde Per september is Derek Land, student Sterrenkunde, voor één dag per week benoemd tot student-assistent bij de Natuurkundewinkel. Derek compenseert daarmee voor een deel de tijd die de coordinator, Frits van den Berg, sinds najaar 2003 minder aan winkelwerk besteedt. Van den Berg is begonnen aan een promotietraject waarbinnen hij zijn kennis over het monitoren van geluid in relatief stille gebieden wil completeren door diepgaandere analyses van alle eerdere onderzoek, en deze kennis vastleggen in een publicatie. De bedoeling is dat hij daarbij twee dagen per week ten behoeve van de NW blijft werken en de rest van de week aan het eigen onderzoek. Dit wordt niet helemaal gehaald omdat het winkelwerk veel aandacht bleef eisen. Naast Derek werkt Peter Veenstra voor het derde jaar als student-assistent in de winkel. Cris Lanting heeft als free-lancer, betaald door Stichting Natuur en Milieu (SNM) en onder begeleiding van de NW, gedurende de zomer een onderzoek naar (verstoringen van) stilte uitgevoerd in een viertal door SNM aangewezen gebieden. Henk Veenhoven heeft per 13 oktober 2003 een werkkring elders gevonden. Henk was bijna een jaar management-assistent bij de NW en heeft er vooral voor gezorgd dat de archivering van onze bibliotheek en van bestellingen van rapporten, alsook bestanden met adressen en vragen overgezet zijn van verschillende typen bestanden naar één softwarepakket (Reference Manager). Annita Tromp, die bij de NW werkte in het kader van haar opleiding tot administratief medewerkster, kreeg in september 2003 een contract van één jaar, gekoppeld aan de leerlingplaats. Zij heeft echter door ziekte en ander verzuim veel verstek laten gaan in 2003. Tenslotte heeft Philip Schonenberg, student Elektrotechniek van de Hanzehogeschool, in de eerste helft van 2003 zijn stage doorgebracht bij de NW. Inhoudelijk werd een belangrijk deel van het werk bepaald door vervolgvragen op ons onderzoek naar het geluid van windturbines, waarvan inmiddels (begin 2004) ook een artikel is verschenen in een wetenschappelijk tijdschrift en in het vakblad ‘Geluid’. Door de vele initiatieven voor windparken in ons land, gevolg van de Bestuursovereenkomst Landelijke Ontwikkeling Windenergie (BLOW), vragen veel burgers zich af wat dat voor consequenties heeft voor hun leefomgeving. Helaas is de voorlichting over de mogelijke geluidshinder daarover strijdig: op grond van
Wetenschapswinkels RUG
17
Jaarbericht 2003
onderzoek beweren wij dat de geluidsbelasting hoger is dan volgens eerdere kennis werd verwacht, maar dit blijkt niet uit informatie van voorstanders van windenergie (waaronder de overheid en overheidsorganisaties) of wordt zelfs bestreden. Dat is ondanks een gesprek dat hierover heeft plaatsgevonden met het Ministerie VROM, Infomil, NOVEM en adviesbureau LBP (dat onze bevindingen heeft bestreden), en waarbij werd erkend dat het onderzoek inderdaad een hogere geluidsbelasting aantoonde. Oprichting van een windpark met moderne, grote windturbines (waarvan er in Nederland nu nog geen zijn aangelegd) betekent o.i. een risico als er geen rekening wordt gehouden met de hogere geluidsbelasting ‘s nachts: of de bewoners krijgen meer last dan hen is voorgehouden wat zeker tot klachten zal leiden, of de turbines moeten minder draaien wat ten koste gaat van de verwachte rentabiliteit.
Onderwijs In het jaarbericht 2002 werd al uiteengezet dat er een veranderingsproces aan de gang is m.b.t. de taken van de Wetenschapswinkel voor Onderwijs, alsook van de coördinator, ten gevolge van de invoering van de Ba-Ma structuur. Onderzoeksopdrachten blijven liggen tot augustus/september, omdat studenten dan pas aan hun afstudeeropdracht beginnen. Naast het (mee)begeleiden van wetenschapswinkelonderzoeken, begeleidt de coördinator, samen met een collega, ook nog een afstudeerkring van studenten; een groep studenten die, elk met hun eigen stage/scriptieopdracht, in gezamenlijkheid hun afstudeerjaar volbrengen. In deze groep zitten ook studenten die hun onderzoek niet vanuit de wetenschapswinkel doen, zoals er in een andere groep een student zit die een wetenschapswinkelonderzoek uitvoert. Daarnaast bevindt zich binnen de muren van de Winkel het STIP, het stage-informatiepunt (i.o) voor pedagogiek en onderwijskunde. (Pedok). In het vorige jaarbericht is hier al melding van gemaakt. In 2003 is bij de medewerkers van Pedok geinventariseerd welke wensen er ten aanzien van een dergelijk info-punt zoal leven en ook zijn van de medewerkers de gegevens verzameld over onderzoekopdrachtgevers en stage-instellingen waar (regelmatig) contact mee is. Sommige zaken de BaMa betreffende zijn nog niet duidelijk, maar wat wel duidelijk is geworden is dat men , in het algemeen, een beperkte functie ziet voor het STIP, vergelijkbaar met het stageloket bij de Economiewinkel. De Groninger Onderwijsdag waar de wetenschapswinkel ook intensief bij betrokken is, staat in 2004 in het teken van ‘het nieuwe leren’ en belooft zeer interessant te worden. Het onderzoek naar de werkplekkenstructuur in het VMBO (intern rapportje), naar maatschappelijke vorming in het voortgezet onderwijs, toegespitst op een project over duurzaamheid en uitgevoerd door minderjarige asielzoekers, en het onderzoek naar de aansluiting tussen ISK’s (internationale schakelklassen) en het reguliere onderwijs (zie projectvoorbeeld) zijn alle afgerond.
18
Wetenschapswinkels RUG
De winkels
Ook het onderzoek naar taalproblematiek van autochtone leerlingen is afgerond, maar het onderzoeksrapport verschijnt pas in 2004. De geplande onderzoeken over een opvangproject voor voortijdig schoolverlaters, over leerroutes VMBO-ROC, èn de uitval, en over het schoolsucces van leerlingen uit het speciaal-basisonderwijs in het VMBO zijn alle in september gestart. Daarnaast zijn er onderzoeken gestart naar kunsteducatie in het basisonderwijs, naar schoolkeuzemotieven van ouders van Gereformeerd VO, en naar motieven van ouders om voor de nieuwe onderwijsvorm Iederwijs te kiezen en de verwachtingen die zij van de school hadden en hebben . Het onderzoek naar het ontstaan van zogeheten zwarte scholen in Groningen nadert zijn voltooiing; de resultaten zullen worden gebruikt voor het uitstippelen van beleid. Ondertussen ligt een diversiteit aan nieuwe vragen te wachten op nieuwe studenten/onderzoekers, zijn er medewerkers binnen Pedok gemotiveerd voor bepaalde wetenschapswinkelonderzoeken (zoals bijvoorbeeld over diplomaloos doorstromen van VMBO maar MBO) en zijn er al studenten die interesse hebben getoond voor een start in september of zelfs al in mei/juni. Voor 2004 tenslotte, wordt weer een flink aantal onderzoeksrapporten verwacht.
Talen In november 2002 is de formatie van de Talenwinkel weer teruggebracht van 0,3 fte naar de oorspronkelijke 0,5 fte, daarbij is de 0,2 fte die de twee jaar daarvoor niet is gebruikt ingezet in het pilot-project Alfasteunpunt. 2003 was het eerste volledige jaar waarop deze nieuwe situatie van kracht was. De Talenwinkel heeft hierdoor kunnen investeren in meer projecten en het professionaliseren van de winkel. Daartoe is een notitie opgesteld over toekomst van de Talenwinkel. Daarin is aangegeven op welke aandachtsgebieden de Talenwinkel zich de komende tijd wil richten. De Talenwinkel spreekt de voorkeur uit voor multidisciplinair onderzoek op met name de gebieden onderwijs, gezondheidszorg en recht voor communicatief zwakkere groepen, te denken valt dan aan anderstaligen, communicatief gehandicapten en kinderen. Daarnaast is er een plan opgesteld voor het professionaliseren van onze werkwijze. De eerste punten daarvan zijn inmiddels ten uitvoer gebracht: het opstellen van algemene voorwaarden en het aanleggen van een digitaal archief. Enkele belangrijke projecten in 2003 waren het doorlopende project van het Noordelijk Taalplatform en een tweetal projecten in samenwerking met de wetenschapswinkel geneesmiddelen: geneesmiddelenvoorlichting aan vroegdoven en geneesmiddelenvoorlichting aan asielzoekers. Beide projecten zullen in 2004 afgerond worden. Daarnaast zijn er in 2003 nog een klein aantal kleinere projecten gestart.
Wetenschapswinkels RUG
19
Jaarbericht 2003
Het eerste jaar van de pilot Alfasteunpunt is succesvol verlopen. Bij het Alfasteunpunt kunnen middelbare scholieren terecht met vragen op het gebied van taal, geschiedenis, kunst en filosofie. Er is een netwerk opgebouwd van contacten binnen de universiteit in de faculteiten Letteren, Godgeleerdheid en godsdienstwetenschap en Wijsbegeerte. Ook de Geschiedeniswinkel verleent haar medewerking. Veel energie is gestoken in de opbouw van een uitgebreide website (www.rug.nl/let/alfasteunpunt). Dit is voornamelijk op het conto te schrijven van de student-assistent Roelien Linthorst, 0,2 fte. In november 2003 is deze taak overgenomen door Sanne van der Kaaij. Begin mei 2003 is het Alfasteunpunt officieel geopend en vanaf dat moment tot 1 november 2003 zijn er 50 vragen binnengekomen, die alle beantwoord konden worden.
Vragen en projecten De tabel op de volgende pagina geeft een overzicht van de aantallen vragen die de winkels in 2001 ontvingen (kolom 1) en afhandelden (kolom 2 en kolom 3). Kolom 4 geeft een overzicht van de aantallen studenten die meegewerkt hebben aan wetenschapswinkelprojecten, kolom 5 en 6 van de medewerkers van de winkels. Kolom 7 en 8 vermelden het aantal externe publicaties en presentaties; de titels en andere gegevens hiervan zijn te vinden in hoofdstuk 4.
20
Wetenschapswinkels RUG
Wetenschapswinkels RUG
afgehandelde vragen 2003
afgehandelde vragen incl. < 2003
studenten
projectmedewerkers in dienstverband
projectmedewerkers onbetaald / freelance
externe publicaties
presentaties
Biologie
44
29
34
10
0
1
4
0
Chemie
37
26
36
10
8
1
6
12
Economie & Bedrijfskunde
11
1
5
36
0
0
9
4
Geneeskunde & Volksgezondheid
44
36
39
8
0
0
7
1
Geneesmiddelen
24
20
30
11
3
0
5
0
Geschiedenis
24
11
0
0
3
0
8
3
Natuurkunde
29
21
27
19
2
2
7
0
Onderwijs
29
5
20
10
1
1
3
0
Talen
12
6
12
8
2
0
3
1
Totaal
254
155
203
112
16
5
52
21
Jaarbericht 2003
21 vragen 2003
Jaarbericht 2003
22
Wetenschapswinkels RUG
Projectvoorbeelden
3.
Projectvoorbeelden
Biologie
Hoofdluis, een blijvende kopzorg? In Nederland wordt hoofdluisbesmetting als een groeiend probleem beschouwd. Veel ouders zijn dan ook wanhopig op zoek naar deugdelijk en eenduidig advies over bestrijding, controle en preventie van hoofdluisbesmettingen. Hoofdluizen zijn parasieten die uitsluitend van het bloed van hun gastheer leven. Hun wetenschappelijke naam luidt Pediculus humanus capitis. Deze insecten komen voornamelijk tussen en op de hoofdharen voor. De eieren of neten worden met een snel hardende kitstof op korte afstand van de schedel op de haren afgezet, bij voorkeur achter de oren en in de nek. Hoofdluizen verspreiden zich voornamelijk door van de ene op de andere persoon over te stappen. Schoolkinderen worden het meest getroffen, meisjes meer dan jongens. Hoe langer het haar en hoe meer mensen in elkaars nabijheid leven, hoe groter de kans op besmetting. Chemische bestrijdingsmiddelen In voorlichtingsfolders wordt altijd geadviseerd neten en hoofdluizen met chemische middelen te verdelgen. Deze zijn als shampoo, spray of lotion bij iedere drogist en apotheek vrij te verkrijgen. Schoolgaande kinderen worden soms meerdere keren per jaar besmet en worden dan ook meerdere keren met insecticiden behandeld. De middelen worden bovendien steeds vaker preventief toegepast. Deze gang van zaken kan ernstige gevolgen hebben voor de gezondheid van (kleine) kinderen. Meer onderzoek is nodig naar de effectiviteit van insecticiden tegen hoofdluis, naar de hoeveelheid insecticide die wordt opgenomen via de hoofdhuid van de gebruikers en naar de gezondheidsrisico's van (chronische) blootstelling van kinderen aan deze stoffen. Vermoed wordt dat de hoofdluizen in Nederland resistent raken tegen de meest gebruikte middelen. Een veilig alternatief voor het gebruik van insecticiden is het haar dagelijks, gedurende meerdere weken, systematisch kammen met een goede (elektrische) luizenkam. Knelpunten De diagnose "hoofdluis" wordt praktisch altijd op school gesteld. Er zijn steeds meer scholen waar een ouderwerkgroep is belast met de controle van hoofdluis. De traditionele
Wetenschapswinkels RUG
23
Jaarbericht 2003
methode is met het blote oog de hoofdhuid en haren te onderzoeken op levende luizen en neten. Deze methode is niet erg betrouwbaar. Voor een leek is het moeilijk de verschillende stadia van hoofdluisontwikkeling (ei, larve, volwassen luis) te herkennen. Levende volwassen luizen en larven worden lang niet altijd gezien en neten hoeven niet altijd uit te komen. Gebrek aan juiste informatie en het niet consequent uitvoeren van een overeengekomen beleid vormen de belangrijkste knelpunten bij de controle en preventie van hoofdluis. Individuele behandeling is nodig, maar alleen een massale en gelijktijdige behandeling leidt tot een significante afname van het aantal besmettingen. Scholen zouden verplicht moeten worden het aantal leerlingen met hoofdluisbesmetting te melden. Periodieke registratie is noodzakelijk om inzicht te krijgen in het aantal besmettingen per jaar, in geografische verschillen en in fluctuaties per seizoen. Sociale en psychologische effecten Tot nu toe is voornamelijk onderzoek verricht naar de fysieke verschijnselen van hoofdluisbesmetting en nauwelijks naar de psychologische en sociale effecten hiervan. Deze moeten echter niet worden onderschat. Pogingen op landelijk niveau via tijdelijke acties de hoofdluis te bestrijden zijn tot nu toe op niets uitgelopen. Het is noodzakelijk dat de hoofdluisproblematiek onder de verantwoordelijkheid van één overkoepelende instelling valt. Aanbevolen wordt een Landelijk Meldpunt Hoofdluis op te richten die, in samenwerking met de Gemeenschappelijke Gezondheidsdiensten (GGD), de hoofdluisbestrijding centraal aanstuurt en coördineert. Bos, Atttie F. & Kees den Otter (2003). Hoofdluis, een blijvende kopzorg? Literatuurstudie naar de biologie van de hoofdluis, de besmettingsfactoren, de risico’s van chemische bestrijding en de huidige inspanningen op het gebied van controle en preventie. 55 pp. Haren, Wetenschapswinkel Biologie (RUG). ISBN 90 367 1681 0
Chemie
Het duurzaam ontwerpen van chemie Voorkómen is beter dan genezen. Dat gaat ook op voor chemische milieuproblemen. Een reden voor de Chemiewinkel om zich niet te beperken tot puinruimen, maar vooruit te kijken naar de chemie van de toekomst. Laten ontwerpers van nieuwe chemische producten zich sturen door het principe van duurzaamheid? Hebben ze daar goede methoden voor? En wat kunnen we verwachten van technologiestudenten, de ontwerpers van de toekomst? In Groningen gaat de masteropleiding Producttechnologie van start. Chemisch technologen verleggen daarin hun werkterrein van het draaiend houden van fabrieken en processen naar het ontwerpen van chemische producten, die aan allerlei functionele eisen moeten voldoen. Duurzaamheid zou daar prima in passen. Prof. Hans Wesselingh, geestelijk vader van de opleiding, beseft dit terdege, maar hoe?
24
Wetenschapswinkels RUG
Projectvoorbeelden
Chemiestudente Corry de Keizer ging in een leeronderzoek Milieukunde op zoek naar de mogelijkheden en de praktijk. Verven, lijmen, wasmiddelen, dragermateriaal voor geneesmiddelen, voedingsmiddelen, verpakkingsmaterialen: in het dagelijks gebruik lijken het simpele producten, maar de samenstelling is vaak complex en het resultaat van (of liever: een momentopname in) een lang ontwikkelingstraject. Ontwerpers moeten hierin met van alles rekening houden: beschikbaarheid van grondstoffen, uitvoerbaarheid van productieprocessen, verwerkbaarheid van de ingrediënten tot eindproducten, bruikbaarheid in allerlei situaties en door allerlei soorten consumenten, kosten, noem maar op. Het ontwerpproces is een gestructureerde zoektocht naar optimale producteigenschappen en manieren om deze te realiseren. Het denken over duurzaamheid past in die zoektocht. Kies je hernieuwbare grondstoffen (bijvoorbeeld plantaardige) of grondstoffen uit ‘eindige’ voorraden? Hoe voorkom je afval en emissies bij de productie- en verwerkingsprocessen? Op welke manier minimaliseer je het energiegebruik in de hele keten? Hoe maak je het product herbruikbaar of recyclebaar of, als dat niet kan, biologisch afbreekbaar in het milieu zonder schadelijke restanten? En ook: hoe houd je rekening met allerlei sociale en economische aspecten, want duurzaamheid is meer dan milieu? Corry de Keizer heeft een aantal stappen ondernomen om te analyseren of duurzaamheid een plaats heeft in het ontwerpen van nieuwe chemische producten en zo nee, of daar iets aan te doen valt. Haar studie is te kenmerken als een terreinverkenning: het vakgebied is jong, allerlei methoden en wetenschappelijke dwarsverbanden moeten zich nog ontwikkelen en ‘er is nog veel te doen’. De eerste vraag is dan: wat gebeurt er in de praktijk? Corry onderwierp een steekproef van zeven professionele productontwerpers in diverse industriële bedrijven aan een interview. Dat bood een zeer divers beeld, van ‘geen item van betekenis’ via ‘rekening houden met wettelijke eisen’ tot ‘eigen duurzaamheidscriteria aan grondstoffen en hulpbronnen’. Echter ook voor de meest vooruitstrevende ontwerpers is duurzaamheid geen eenduidig begrip en zijn de criteria en methoden voor het ontwerpen en beoordelen steeds in ontwikkeling. Een vergelijkbaar divers beeld bood een serie van vier interviews met studenten die producten hebben ontwikkeld in de opleiding Producttechnologie. Voor de meesten speelden milieuaspecten geen rol van betekenis in het ontwerpproces. Sommigen vinden dat deze aspecten pas bij de daadwerkelijke productie aan de orde zijn en dat de regels en kosten van milieuvervuiling dan een garantie zijn voor een schoon proces. Eén ontwerpgroep (voor een wasactieve stof) had wel uitvoerig met milieuaspecten rekening gehouden, onder meer door het hanteren van de principes van groene chemie (een aantal stelregels voor het ontwerpen van een chemische synthese) en het opstellen van een levenscyclusanalyse. (Hierin breng je de milieuaspecten van wieg tot graf in kaart). Evenals professionele ontwerpers stuitten zij op het probleem ‘methode’ en het ontbreken van een gestructureerd procédé. De inventarisatie die Corry maakte naar literatuur over methoden voor duurzaamheid in het ontwerpproces bevestigde dit. Sommige methoden zijn niet kwantitatief, maar meer een lijstje principes (zoals Groene Chemie). Anderen zijn vooral geschikt voor het ontwerpen van bijvoorbeeld
Wetenschapswinkels RUG
25
Jaarbericht 2003
apparaten, maar minder voor chemische producten. Methoden zoals levenscyclusanalyse zijn complex en vergen erg veel gegevens die in het ontwerpproces nog niet voorhanden zijn. Toch kan een combinatie van methoden met enige aanpassing goede aanknopingspunten bieden. Praktische hanteerbaarheid is een belangrijk criterium. Toepassing in verschillende projecten en evaluaties kan tot verbetering van de methoden leiden. Voor de opleiding Producttechnologie is er de taak om ‘duurzaamheid’ op een theoretisch en praktisch niveau te integreren. Producten, studenten en vakgebied zouden daarbij aan waarde winnen. Keizer, Corry de (2003), Duurzaamheid binnen productontwerp, Chemiewinkelrapport C 109 / IVEM Doctoraalverslag 157
Economie & Bedrijfskunde
GATS plaatst ontwikkelingslanden voor moeilijke dilemma’s Van 10 - 14 september 2003 vond in Cancún een ministeriële conferentie over GATS (General Agreement on Trade in Services) plaats die in het teken van de ontwikkelingslanden stond. Het heersende uitgangspunt van de WTO, Wereldbank en zelfs UNCTAD is dat liberalisering van de dienstensector in beginsel goed is voor de ontwikkelingslanden. De Wereldbank berekende dat liberalisering van diensten in ontwikkelingslanden op termijn 6.000 miljard dollar aan additionele inkomsten voor deze landen opleveren. Echter, volgens de ontwikkelingslanden en allerlei non governementele organisaties profiteren de industriële landen het meest van de liberalisatie, omdat hun dienstensectoren het meest ontwikkeld en concurrerend zijn. Het resultaat is dat de ontwikkelingslanden weinig interesse toonden in de onderhandelingen, behalve in de sectoren waarin ze een comparatief voordeel hebben, zoals het toerisme en de bouw. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft daarom de wetenschapswinkel Economie & Bedrijfskunde gevraagd om de gevolgen van GATS voor ontwikkelingslanden te analyseren. Zeven studenten van verschillende afstudeerrichtingen en faculteiten schreven, elk vanuit hun eigen vakgebied, een eindscriptie over de mogelijke gevolgen van GATS voor ontwikkelingslanden. Ze voerden case-studies uit naar: telecommunicatie in Mexico, software in India, gezondheidszorg in de Filippijnen en in Cuba, water in Zuid-Afrika, banken in Latijns Amerika en financiële markten in Chili. Dit zijn sectoren van internationale dienstverlening die voor ontwikkelingslanden controversieel kunnen zijn.
26
Wetenschapswinkels RUG
Projectvoorbeelden
Volgens het onderzoek zijn de voordelen van vrijhandel in diensten voor ontwikkelingslanden vaak niet zo duidelijk als wordt beweerd en stelt de vrijhandel ontwikkelingslanden soms voor grote dilemma’s. Voorbeelden van dergelijke dilemma’s zijn: 1. Zorgverlening aan rijke buitenlandse patiënten of aan arme binnenlandse patiënten. Ontwikkelingslanden kunnen bij meer vrijhandel in dienstverlening aan buitenlandse consumenten geld verdienen, bijvoorbeeld aan rijke buitenlandse patiënten die zich in hun land willen laten behandelen. De inkomsten nemen toe als ziektekostenverzekeringen veel meer dan nu behandelingen in deze landen gaan dekken. Het gevaar is dat een tweedeling in de gezondheidszorg in het ontvangende land ontstaat, of dat de behandeling van rijke buitenlandse patiënten ten koste gaat van die van binnenlandse patiënten. De case study over Cuba liet zien dat er wel sprake was van een tweedeling: buitenlandse patiënten werden apart van binnenlandse behandeld, met een veel betere kwaliteit van bedden, kamers e.d. Maar er waren geen aanwijzingen dat de behandeling van de buitenlanders ten koste ging van de Cubaanse patiënten. Dit gold niet voor de Filippijnen waar én buitenlandse patiënten worden behandeld én de ziekenhuizen geprivatiseerd zijn. Hier doen de extra patiënten een beroep op de beperkte capaciteit in de gezondheidszorg en vertrekken de betere artsen vanwege de hoge salarissen naar de particuliere ziekenhuizen. 2. Liberalisering telecommunicatiesector of de eigen bedrijven beschermen. De case study over de liberalisering van de telecommunicatiemarkt in Mexico liet zien dat de liberalisering leidt tot grote investeringen in het netwerk, daling van de tarieven en een hogere kwaliteit. Echter: de verbeteringen golden met name voor gebieden in Mexico die winstgevend waren voor de telecomsector. Hierdoor ontstond een ‘digitale’ tweedeling tussen het dichtbevolkte noorden en de plattelandsgebieden in het zuiden. Met name multinationals bleken te profiteren, terwijl kleine en middelgrote ondernemingen werden geconfronteerd met hogere tarieven. 3. Verdienen aan hooggeschoolde emigranten of kennis in huis houden. In 2001 stuurden arbeidsmigranten uit ontwikkelingslanden zo’n 72 miljard dollar naar het moederland terug, een belangrijke bron van inkomsten voor deze landen. Dat hier haken en ogen aan vastzitten laten de casestudies van Filippijnen en van India zien. Het emigratiebeleid van de Filippijnse overheid is inderdaad gebaseerd op het terugsturen van lonen. Een grote groep emigranten zijn hooggeschoolde Engelstalige verpleegsters, waarvan er een overschot lijkt te zijn. Het ‘overschot’ aan verpleegsters is echter niet de oorzaak, maar het gevolg van migratiemogelijkheden. Zelfs artsen laten zich omscholen tot verpleegster om hun kansen op de internationale arbeidsmarkt te vergroten. Het is daarom niet zeker of voor de Filippijnen de baten van de teruggezonden lonen opwegen tegen de voor het buitenland gemaakte opleidingskosten en het daardoor ontstane tekort aan hooggeschoolden. Conclusie Uit de cases blijkt duidelijk dat de GATS voor ontwikkelingslanden zowel grote winst als dramatisch verlies kan brengen. Generalisaties blijken hierbij weinig behulpzaam,
Wetenschapswinkels RUG
27
Jaarbericht 2003
omdat de gevolgen van dienstenliberalisatie per sector, per handelsvorm en per land zullen moeten worden geanalyseerd. Nederland zou daarom bij de WTO moeten pleiten voor het versterken van de analysecapaciteit in ontwikkelingslanden om preciezer de welvaartseffecten van liberalisatie per sector, per ontwikkelingsland en per liberaliseringsvorm te kunnen bepalen. Catrinus Jepma and Elise Kamphuis (editors), Developing Countrties and GATS, EC 134, 2003. C.J. Jepma en E. Kamphuis, ‘De Doha-ronde: vrijhandel van arbeid?’ ESB, nr. 4416, jrg. 88, blz. 490492, 2003. Friso de Jong en Sigrid Weitenberg, ‘General Agreement on Trade in Services, dilemma’s om rekening mee te houden’, Internationale Spectator, nr. 11, jrg. 57, nov. 2003. Friso de Jong, Telecommunications reform in Mexico. An in-depth analysis on the socio-economic consequenses of liberalisation of Mexico’s telecom services industry, 2003.
Geneeskunde en Volksgezondheid
Linda Brussee: Tinnitus een “permanente stoorzender”. De invloed van Tinnitus op het dagelijks functioneren en de kwaliteit van leven. Tinnitus (oorsuizen) kan de kwaliteit van leven van iemand ernstig aantasten. Het voortdurende lawaai in het hoofd is voor velen een zware geestelijke belasting die het plezier in het leven behoorlijk kan beïnvloeden en het normaal functioneren –soms ernstig- kan belemmeren. Mensen in de omgeving reageren vaak met onbegrip. Het is moeilijk te begrijpen voor de omgeving dat iemand een geluid hoort dat er niet is. Ook dat draagt bij aan de geestelijke belasting van de patiënt. Om een beeld te krijgen van de psychosociale gevolgen van Tinnitus op het dagelijks leven van de patiënt, is door de KNO-kliniek van het AZG gevraagd sociaal-wetenschappelijk onderzoek op dit terrein uit te voeren. De respondenten zijn verkregen uit het patiëntenbestand van de KNO artsen uit het AZG. Patiënten die gedurende het onderzoek (mei t/m december 2002) op consult kwamen bij een KNO arts in het AZG, hebben deze enquête ontvangen. Uiteindelijke hebben zestig van de vierenzeventig mensen de enquête teruggestuurd. De respons van dit onderzoek komt daarmee op 81,1 %. Uit het onderzoek komt naar voren dat als Tinnitus verergert bij lawaai, eentonig geluid of stress dit van negatieve invloed is op de beoordeling van de kwaliteit van leven. Een lagere mate van tevredenheid over verkregen sociale steun blijkt ook samen te hangen met een lagere beoordeling van de kwaliteit van leven. Over het algemeen genomen hebben mensen met Tinnitus minder contact met vrienden of goede kennissen en houden ze zich minder bezig met bepaalde
28
Wetenschapswinkels RUG
Projectvoorbeelden
vrijetijdsactiviteiten vergeleken met de periode voordat ze Tinnitus hadden. Het hebben van minder contact met vrienden of goede kennissen en het minder deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten hangt ook samen met een lagere beoordeling van de kwaliteit van leven. Daarnaast blijkt ook dat een slechtere kwaliteit van de gezins/partnerrelatie, en een grote mate van eenzaamheid samenhangen met een lagere beoordeling van de kwaliteit van leven. Uit dit onderzoek blijkt dat een neurotische persoonlijkheid een negatieve invloed heeft op het sociaal en psychisch functioneren. De respondenten uit dit onderzoek zijn over het algemeen tevreden over hun KNO arts. Dit onderzoek laat zien dat Tinnitus wel degelijk van invloed is op het dagelijks functioneren en de kwaliteit van leven. Bij meer dan de helft van de respondenten treden er veranderingen op ten aanzien van hun werk (parttime werken i.p.v. fulltime bijvoorbeeld ). Dit veroorzaakt persoonlijk leed en leidt ook tot hoge kosten voor de maatschappij. De zogenaamde “Tinnitus gewenningstherapieën” lijken voorshands enig soelaas te kunnen bieden. Een voorbeeld van een therapie waarmee goede resultaten zijn geboekt is de Tinnitus Retraining Therapy. Uit onderzoek is gebleken dat er bij 70 tot 80 % van de mensen met Tinnitus die meededen aan deze therapie significante verbeteringen optraden. Zolang de medische wetenschap Tinnitus patiënten weinig tot niets heeft te bieden, lijkt op dit moment een dergelijke therapie de enige remedie voor hun klachten. Het volledige rapport is via de website van de Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid in pdf formaat verkrijgbaar
Geneesmiddelen
Ramadan en medicijngebruik Tijdens de ramadan worden de circa 700.000 moslims in Nederland geacht tussen zonopgang en zonsondergang te vasten. Alhoewel de koran stelt dat voor zieken en zwangeren een uitzondering kan worden gemaakt, willen veel islamitische patiënten toch zo veel mogelijk meedoen aan de vastentijd in het kader van hun religieuze beleving. Gedurende de vastentijd betekent dit dat sommigen hun geneesmiddelen niet volgens voorschrift innemen, afhankelijk van hun uitleg van de koran. SAL apotheken, in samenwerking met Stichting er ondersteuning van de gezondheidszorg en maatschappelijk dienstverlening in Den Haag (STIOM) en de Wetenschapswinkel Geneesmiddelen van de Rijksuniversiteit Groningen (RuG) hebben een project opgezet om onjuist en risicovol medicijngebruik bij vastende moslimpatiënten te verminderen. In samenwerking met zorgverleners en migrantenvoorlichters zullen hiervoor een specifiek op de doelgroepen afgestemde interventies worden ontwikkeld en geëvalueerd. De zelfredzaamheid van de doelgroepen heeft hierin een belangrijke plaats. Het Albert Bakker fonds heeft het pilot project tijdens de ramadan 2003 gesubsidieerd. Wetenschapswinkels RUG
29
Jaarbericht 2003
Doel van de pilot in 2003 was inzicht krijgen in de risico’s die patiënten lopen wanneer ze vasten en geneesmiddelen gebruiken. Daarnaast wilde de projectgroep mogelijke interventies exploreren. In twee Haagse apotheken hebben assistenten en apothekers daarom actief gevraagd naar de ramadan en medicijngebruik aan moslimpatiënten. Indien nodig is een interventie gepleegd door assistent of apotheker. Daarnaast zijn twee groepsvoorlichtingen georganiseerd in wijkcentra. Van de in totaal 118 gevoerde adviesgesprekken blijkt dat ruim de helft van de islamitische cliënten (55%) graag aan de ramadan mee wil doen, ondanks het feit dat de meest gangbare uitleg van de koran is dat zieken en ouderen niet hoeven te vasten. In ruim een kwart van de onderzochte gevallen (27%) blijkt dat patiënten in meer of mindere mate bloot staan aan risicovol geneesmiddelengebruik. Het blijkt dat met relatief eenvoudige interventies, zoals extra voorlichting of aanpassen van een doseringsschema in overleg met patiënt of arts deze risico’s verminderd kunnen worden. Deze interventies werden voor het overgrote deel zelfstandig afgehandeld door assistentes. Zij ervoeren dit project als erg positief. De patiënten zelf reageerden zonder uitzondering aangenaam verrast op de vragen en adviezen vanuit de apotheek. Ook het Fonds Openbare GezondheidsZorg ziet de noodzaak van dit FPZ project. Zij hebben daarom subsidie verleend voor de uitvoering van het project in meerdere Haagse apotheken vlak voor en tijdens de ramadan 2004 met daaraan gekoppeld een effectmeting (2004). Daarbij zal samenwerking met andere disciplines uit eerste en tweede lijn een belangrijk onderdeel zijn. Daarnaast is ook voorzien in een verdere uitbreiding van het project naar andere steden (2005).
Natuurkunde
Verkeerslawaai: mag het een beetje meer zijn? De Ceintuurbaan in Meppel is een vrij drukke straat en onderdeel van een stadsring. Volgens de gemeente werd voldaan aan de wettelijke geluidsnormen, maar volgens hewoners van net gebouwde woningen was dat niet zo. Ze vroegen de Natuurkundewinkel dat uit te zoeken. Wat de woordvoerder van de bewoners stoorde was dat er niet was gemeld dat voor deze woningen een ontheffing was aangevraagd voor een geluidsbelasting van 65 dB(A): pas achteraf bleek dat dat de wettelijk allerhoogst toelaatbare ontheffingswaarde was en die alleen onder speciale voorwaarden is toegestaan. Een concrete vraag van de bewoners was of de geluidwering van de gevel wel voldoende is: de ramen bevatten gewoon, thermisch isolerend dubbel glas, dus geen speciaal geluidswerend glas. Een tweede vraag was of de verkeersintensiteit waarmee de geluidsbelasting was berekend, wel correct was. Volgens een telling door de
30
Wetenschapswinkels RUG
Projectvoorbeelden
bewoners zelf werd de voor de toekomst voorspelde verkeersintensiteit al overschreden.
Foto: Woonconcept
In de zomer van 2003 is een onderzoek uitgevoerd, deels door studenten van Technische Planologie van de Rijksuniversiteit Groningen, aangevuld door de coördinator van de Natuurkundewinkel. Een dossieronderzoek, dat achteraf wel wenselijk leek, was helaas niet mogelijk. Het door ons berekende zowel als gemeten geluidsniveau (deze kwamen onderling exact of vrijwel exact overeen) was op de eerste verdieping 1 decibel (dB) hoger dan aanvankelijk was berekend door een adviesbureau. Het bleek dat een kleine toename (1 decimeter!) van de afstand van de weg tot de gevel, na afronding, net die ene decibel kon verklaren. Bovendien bleek tijdens het onderzoek de verkeersintensiteit ca. 30% hoger dan die voor de toekomst was voorspeld. Op grond van onze tellingen zou het geluidsniveau 1,0 dB daardoor hoger zijn dan bij de maatgevende hoeveelheid verkeer. Gezien de groei van het verkeer lijkt de tot nog toe aangehouden verkeersintensiteit geen reële prognose en is het waarschijnlijk dat de geluidsbelasting in de toekomst nog verder zal stijgen. Bij de geluidsisolatie waren de resultaten ongeveer gelijkluidend. De vereiste geluidsisolatie werd maar net gehaald -als alles goed was gebouwd. Maar door bijvoorbeeld kieren werd deze soms ook niet gehaald en was het binnenniveau hoger dan wettelijk toegestaan. Overigens was dit al eerder door een ander bureau geconstateerd en werden woningen al onder handen genomen. Het gaat om kleine verschillen, maar deze leidden wel tot overschrijdingen van de hoogst toelaatbare waarde in Nederland, waar dus helemaal geen rek meer in zat. De klachten vcan bewoners waren dan ook niet onverwacht:
Wetenschapswinkels RUG
31
Jaarbericht 2003
Juist bij een zo hoge geluidsbelasting is een zorgvuldige bouwwijze geboden. Het 'Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen' vereist daarom dat de geluidsgevoelige ruimten binnen (woonkamer en slaapkamers) zowel als buiten (balkons) vooral aan de geluidsluwe kant moeten worden gesitueerd, dus aan de achterkant van de woningen. Toch liggen de woonkamer en twee van de drie slaapkamers juist aan de voorkant en liggen de minder geluidgevoelige keuken en badkamer juist aan de stillere achterkant. Verder heeft de tweede verdieping aan de voorkant een gevel met veel (relatief slecht geluidwerend) glas en een balkon dat in de verkoopbrochure wordt aangeprezen als een 'zonnig dakterras' en dus kennelijk ook als verblijfsruimte buiten is bedoeld. Een dergelijke bouwwijze moet bij een zo hoge geluidsbelasting expliciet zijn gemotiveerd en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd. Het is de vraag of dat wel zorgvuldig genoeg is gedaan. Door de veelheid aan voorschriften is de situatie tamelijk complex en voor een gewone bewoner bijna niet te volgen. Maar de bewoner zit wel met de brokken. Een door ons voorgestelde oplossing is het toepassen van een nieuw 'stil' wegdek dat de geluidemissie reduceert. Dit is in overeenstemming met het rijksbeleid om maatregelen zoveel mogelijk aan de bron te nemen en met het zoveel mogelijk reduceren van de hinder. Dit is, tezamen met de maatregelen die al in de woningen worden genomen (verbetering afwerking detaillering), voldoende om zowel binnen als buiten aan de grenswaarden te voldoen, ook in de toekomst. Voor de tweede verdieping is, als deze als verblijfsruimte wordt erkend, dan nog wel extra geluidwering nodig.
Onderwijs
Internationale Schakelklassen, Bouwsteen of Baksteen? De vraag: ”Op welke wijze is de ISK in de provincie Groningen vormgegeven en is de doorstroming naar een vorm van vervolgonderwijs georganiseerd” stond centraal in het onderzoek dat Nienke Dekker verrichtte op verzoek van het Regionaal Platform ISK, een onderdeel van het samenwerkingsverband VO-VSO Noord- en OostGroningen, (het geheel van voormalige scholen voor VSO-LOM en VSO-MLK en scholen voor Voortgezet Onderwijs). Om een beeld te krijgen van hoe het gesteld is met de doorstroming van leerlingen van ISK naar vervolgonderwijs en welke knelpunten zich daarbij voordoen zijn uitgebreide interviews gehouden met zorgcoördinatoren en mentoren (docenten) op zeven ISK’s. Ook werden door deze personen uitgebreide vragenlijsten ingevuld, waarbij o.a. de volgende zaken aan de orde kwamen: de didactiek, de doelstelling van het onderwijs, de doorstroming en de mogelijke knelpunten etc. De zorgcoördinatoren zijn nog specifiek bevraagd over de intake en de schakeling c.q. specifieke schakelingstrajecten naar de vervolgscholen.
32
Wetenschapswinkels RUG
Projectvoorbeelden
De huidige ontwikkelingen rondom het ISK-onderwijs - verminderde instroom van leerlingen-, benadrukken het tijdelijke karakter van dit type onderwijs, hetgeen vooral vaak aan de huisvesting is te zien. Door deze, mede door de nieuwe Vreemdelingenwet veroorzaakte daling van leerlingenaantallen, dreigt veel van de bij docenten en andere betrokkenen opgebouwde kennis en expertise verloren te gaan. De belangrijkste doelstelling van het ISK-onderwijs is dat leerlingen, na een vaste intakeprocedure, zo snel mogelijk de Nederlandse taal leren; de meeste leerlingen doen hier 1½ à 2 jaar over. Veel leerlingen hebben lichamelijke, cognitieve en/of praktische problemen. Naast de taal moeten de leerlingen voldoende sociale vaardigheden leren om zich staande te kunnen houden op het vervolgonderwijs en in de maatschappij. Door de docenten en zorgcoördinatoren wordt hier met hart en ziel aan gewerkt, waarbij niet zelden eigen lesmateriaal ontwikkeld wordt. Wat betreft de aantallen leerlingen; op sommige scholen zijn de aantallen van meer dan 100 teruggelopen naar de helft, en de prognoses waren dat enkele ISK’s gesloten zouden worden en andere gemiddeld tussen de 20 en 30 leerlingen groot zouden worden. De meeste scholen houden het einde van Zebra-4 (de methode om de Nederlandse taal te leren) aan om een leerling in aanmerking te laten komen voor doorstroming naar het vervolgonderwijs. Een CITO-score en het niveau Nederlands bepalen het niveau van een leerling voor de vervolgschool. Hoewel er veel zorg aan de leerling besteed wordt door de ISK’s en de leerlingen vaak ook nog extra ondersteuning krijgen (CUMIlessen) kan er toch nog wel het een en ander verbeterd worden met betrekking tot de doorstroming. Een veilige leeromgeving bieden in de ISK-periode staat voor veel docenten centraal, maar de leerlingen voldoende (sociale) vaardigheden bijbrengen zodat ze verder kunnen in het vervolgonderwijs en op de arbeidsmarkt is minstens zo belangrijk, reden waarom velen er voor pleiten voldoende aandacht te blijven schenken aan andere vakken dan het Nederands, zoals Engels, gezondheidskunde, wiskunde, wereldorientatie etc, zelfs als hier geen geschikte methoden voor bestaan. De knelpunten in het ISK zijn zeer divers en komen op zowel het beleidsmatige niveau als op het gebied van het onderwijs en de doorstroming naar het vervolgonderwijs voor. En hoewel de wetgeving rond ISK-onderwijs summier is, de financiele middelen gering zijn en er te weinig geschikte leermiddelen zijn , worden in het rapport diverse oplossingen voor de gesignaleerde knelpunten aangedragen. Door het opzetten van toeleidingstrajecten en ROC-klassen voor met name de oudere leerlingen (16 en ouder) kan het onderwijs binnen de ISK verbeteren en de schakeling naar het vervolgonderwijs succesvoller worden. Ook kan deelschakelen van leerlingen de overgang naar het VMBO vergemakkelijken, evenals het aanbieden van CUMIlessen. Bij deze laatste zouden docenten uit het reguliere onderwijs zaken kunnen aandragen, zoals ISK-docenten op het reguliere onderwijs zaken aan de orde zouden kunnen stellen. De mogelijkheid tot deelschakelen naar het MBO zou nader onderzocht moeten worden. Zo zijn er vele suggesties voor verbetering gedaan, waar alle betrokken scholen ondertussen hun voordeel mee gedaan hebben.
Wetenschapswinkels RUG
33
Jaarbericht 2003 Dekker, N.R. (2003). Internationale schakelklassen: Bouwsteen of Baksteen. Een onderzoek naar de vormgeving van het ISK-onderwijs en de doorstroming naar het vervolgonderwijs in de provincie Groningen.
Talen
Communicatie Stichting Down’s syndroom doorgelicht Sommige vormen van communicatie lijken wel voornamelijk eenrichtingsverkeer. Een organisatie maakt een brochure, een website of een CD-rom om een groter publiek te informeren en de lezers nemen die informatie tot zich en worden niet geacht uitgebreid te reageren. Daarom is het ook moeilijker om de kwaliteit en effectiviteit van deze communicatievormen in te schatten. In een gesprek zie je onmiddellijk dat de luisteraar iets niet begrijpt en je meer uitleg moet geven. Bij een lage opkomst na een uitnodiging kun je waarschijnlijk conclusies trekken over de toon van de uitnodiging. Toch is het ook voor een brochure of informerende website van belang om te weten hoe effectief die communicatie is. De doelstelling is immers om de doelgroep te informeren en dan zijn zaken als begrijpelijkheid, overzichtelijkheid, hoeveelheid informatie en toon van groot belang. De Stichting Down’s syndroom (SDS) onderkent het belang van deze zaken en legde de Talenwinkel deze vraag voor: Voldoen het informatiepakket, de website en de CDrom van de Stichting Downsyndroom aan de behoefte van ouders van kinderen met Downsyndroom en zijn er aspecten die verbeterd kunnen worden? Een van de doelstellingen van de SDS is namelijk het informeren, steunen en op weg helpen van ouders van kinderen met het syndroom van Down. Speciaal voor ouders die net een kind met Downsyndroom hebben gekregen stelde de Stichting een informatiepakket samen met een uitgebreid scala aan informatie, folders van wetenschappelijk en praktische aard, een persoonlijke brief en een cd-rom. Het Talenwinkelonderzoek werd uitgevoerd door twee studenten communicatie- en informatiewetenschappen. Daarbij werd gebruik gemaakt van twee verschillende onderzoeksmethoden, namelijk een theoretisch onderzoek en een evaluatieonderzoek in de vorm van een enquête. CD-rom en website onder de loep Het theoretisch onderzoek richtte zich op de website en de CD-rom. Met kennis en inzichten uit hun studie, wisten de studenten deze middelen op een aantal belangrijke punten te beoordelen. Daarbij stond het gebruikersperspectief voorop. Hoe gebruikt een lezer deze middelen en wat voor conclusies kun je daaruit trekken? Te denken valt daarbij aan het kleurgebruik, de lengte van de teksten, de overzichtelijkheid, mogelijkheden voor interactie en de verhouding tussen tekst en illustraties. Een belangrijke bevinding uit dit onderzoek betrof de aanwezigheid van servicelinks. Dit zijn belangrijke hulpmiddelen om het zoeken van informatie makkelijker te maken en 34
Wetenschapswinkels RUG
Projectvoorbeelden
het gebruik van deze multimediale middelen aan te passen aan de eigen behoefte. Doorschakelen naar andere delen van de informatie, zoekfuncties en mogelijkheden om terug te komen bij de vorige pagina werden door de SDS nog niet ten volle benut. In het adviesrapport zijn daarvoor duidelijke verbetervoorstellen gedaan, die ook al gedeeltelijk door de SDS zijn geïmplementeerd. Ouders geven hun mening In het andere deel van het onderzoek werden 295 enquêtes uitgezet bij ouders die in de afgelopen drie jaar een kind met Downsyndroom hebben gekregen en in contact kwamen met de stichting. Om een representatief beeld te krijgen werden zowel SDSdonateurs als niet-donateurs aangeschreven. Het responspercentage bedroeg 44 procent. In de enquête werden de oordelen gepeild over de algemene kwaliteit van het informatiepakket en de verschillende onderdelen (folders, brochures, tijdschrift, CDrom). Maar ook werden er vragen gesteld over de inhoud, de overzichtelijkheid, de begrijpelijkheid en de toon van de communicatiemiddelen en de informatiebehoefte van de ouders. Uit dit onderzoek bleek dat de ouders de totale kwaliteit van het informatiepakket een hoge waardering geven. Maar er waren ook duidelijk nog verbeteringen aan te geven. Een van deze verbeterpunten betrof het door 20 % van de ouders gevoelde gebrek aan samenhang in het informatiepakket en het feit dat sommige ouders zelfs niet hadden begrepen dat het informatiepakket van de SDS afkomstig was. Dit was een punt van kritiek dat ook door stichting zelf al duidelijk werd gevoeld. Het tijdschrift Down+Up werd daarentegen door ouders erg gewaardeerd. Deze twee bevindingen samen leiden tot de suggestie om een special van het tijdschrift uit te brengen voor nieuwe ouders, waarin het totale aanbod verduidelijkt, toegelicht en uitgebreid kan worden. De SDS gaf aan dit een heldere, concrete conclusie te vinden, die momenteel al in uitvoering is. Een andere opvallende uitkomst van het onderzoek was het feit dat 80% van de ouders aangaf geen behoefte te hebben aan positieve informatie over Downsyndroom. Ze willen graag reële informatie, zowel positief als negatief. De SDS kiest er echter bewust voor om positieve informatie te geven, de SDS wil “het beeld van kinderen met Downsyndroom juist oprekken. Het gaat er bij de SDS dus nadrukkelijk niet om via het intakepakket een doorsnee beeld van een representatieve steekproef nieuwe ouders neer te zetten. Nee, de SDS wil – waar nodig – dat beeld in positieve zin beïnvloeden” , aldus Erik de Graaf van de SDS in een reactie op het onderzoek. Hierin gaat de stichting dus zijn eigen weg en legt de informatiebehoefte van de ouders op dit punt naast zich neer. Dat twee onderzoeken samen meer opleveren dan elk onderzoek apart, blijkt wel uit het advies voor het introduceren van een discussieforum of chatprogramma op de website. Uit de enquête kwam namelijk naar voren dat ouders vooral veel behoefte hebben aan contact met andere ouders. Daarom gaven de studenten in hun rapport ook uitgebreid aan hoe een discussieforum of chatprogramma op de website opgezet zou kunnen worden, wat de verschillende mogelijkheden daarvan zijn en hoe dat zou kunnen
Wetenschapswinkels RUG
35
Jaarbericht 2003
functioneren. Ook dit is een advies waarvan de SDS de komende tijd de mogelijkheden wil onderzoeken. Dit zijn enkele voorbeelden van de bevindingen van de student-onderzoekers. Dat de Stichting Downsyndroom het onderzoek zeer serieus neemt blijkt uit het 3 pagina’s tellende artikel van Erik de Graaf in Down+Update. Zijn conclusie is: “De onderzoekers hebben een voor de SDS zeer waardevol onderzoek uitgevoerd.”
Meijnen, M. en F. Boekhorst , Adviesrapport Stichting Downsyndroom - Onderzoek naar Website, cdrom en Informatiepakket Stichting Downsyndroom , Talenwinkel, 2003
36
Wetenschapswinkels RUG
Publicaties en presentaties
4.
Publicaties en presentaties
Biologiewinkel Margriet M.Th. van der Pol-Meijer, Maureen E.Butter: Hersenen en gedrag: Aandacht voor genderverschillen in medisch biologisch onderzoek en onderwijs aan de RUG. Literatuuronderoek naar gender in neurofysiologisch onderzoek en verslag van een mainstreaming project van het biologie-onderwijs aan de RUG. Haren, januari 2003, ISBN 90 367 1703 5. Nynke Halbesma, Maureen E.Butter (eindred.): Milieu, stiefkindje van het lokale gezondheidsbeleid? Eerste ervaringen met de gemeentelijke nota's volksgezondheid ingevolge de Wet Collectieve Preventie. Haren, 2003, ISBN 90 367 1804 x. Attie F. Bos & Kees den Otter: Hoofdluis, een voortdurende kopzorg? Literatuurstudie naar de biologie van de hoofdluis, de besmettingsfactoren, de risico’s van chemische bestrijding en de huidige inspanningen op het gebied van controle en preventie. Haren, 2003, ISBN 90 367 1681 0. Maaike J. de Vlas en Maureen Butter: Draadslachtoffers in de Westerbroekstermadepolder. Schatting van het aantal dode vogels als gevolg van een hoogspanningslijn in een natuurgebied. Haren. 2003, ISBN 90 387 1822 8.
Chemiewinkel C. Abma: Veiligheid en milieueffecten rond twee inzamelingsbedrijven voor gevaarlijk afval. Rapport C 106, Chemiewinkel RU Groningen. A.C. de Keizer: Duurzaamheid binnen productontwerp, verkenning van integratie van duurzaamheid binnen onderwijs gericht op het ontwerpproces van gestructureerde chemische producten. Rapport C 108, Chemiewinkel RU Groningen. H.A.J. Mulder: Enkele discussiepunten met betrekking tot de geurhinder rond Rendac, Bergum. Rapport C109, Chemiewinkel RU Groningen. C.M Ree: Gedrag en effect van siliconen in aquatisch milieu; Hydrofiel, juli 2003.
Wetenschapswinkels RUG
37
Jaarbericht 2003
C.M. Ree: Banden vullen met stikstof, is dat zinvol en zo ja, waarom?; www.smokkelhoek.nl C.M Ree, A. Noort: Emissies van chemicaliën uit laboratoria naar lucht en water; Handboek voor de Arbo- en Milieucoördinator V-5600 pp 1-48, Kluwer Deventer.
Presentaties: Arie Fokkink and Henk A. J. Mulder: Problem based learning through Science Shops in Romania - putting wisdom into practice, paper for ‘Education on Sustainable Development’ (Materials, Product, Environment) in the New Information and Communication Society, Bramat, Brasov, Romania, 14 March 2003. Henk Mulder: Science shops in general, presentation at the workshop “University research offices for NGOs – How does it work?”, European Social Forum, Paris, 1411-2003. Henk Mulder: Science Shops as science-society interfaces, invited presentation, Colloquium Generale “Les Jeudis de l’IST”, Institut Supérieur de Technologie, Luxembourg, 22 May 2003. Henk Mulder: Science Shops as University – Society Interfaces, presentation at International Conference “Interfaces between Science and Society”, organised by European commission/Joint research Institute, Milan, 27-28 November 2003. Henk A.J. Mulder: Communicatie met een bewonersgroep, presentatie op het VVMCongres “Geurhinder en Ruimtelijke Ordening”, Utrecht, 30-11-2003. Henk A.J. Mulder: Science Shops as a University – Society Interface, paper presented at “University in Society” - UNISO 2003, Curtea de Arges, Romania, 15-20 July 2003. Henk Mulder and Peter Levesque: Boutique de sciences à l’ENS Cachan, presentation at Ecole Normale Superieure de Cachan, Paris, 17-11-2003. Karin Ree: Gevaarlijke stoffen en milieu, Brainstorm Kluwer Handboek Gevaarlijke Stoffen, Alphen a/d Rijn, 11-02-2003. Karin Ree: Een gat in de lucht, inleiding in de scheikunde van de ozonlaag, Lezing Eén dag student, Scheikunde RU Groningen, 28-03-2003. Karin Ree: Arbo en milieu in het laboratorium, Lezing workshop Arbo- en milieucontactpersonen FWN RU Groningen, 10-04-2003. Karin Ree: Herijking milieuregelgeving en de burger, Panel Org-ID, Utrecht, 24-042003.
38
Wetenschapswinkels RUG
Publicaties en presentaties
Karin Ree: Informatiesystemen Gevaarlijke Stoffen, Panel DHV, Nijmegen, 07-102003.
Wetenschapswinkel Economie & Bedrijfskunde drs. Frans J. Sijtsma, Economische gevolgen van de PKB Waddenzee in de Kop van Noord-Holland. Een beoordeling van het ECORYS-NEI rapport, WD 2003-3, 2003. Jacob de Vries, Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in Fryslân. Een analyse van bedrijfscodes, EC 130, isbn 90-5803-026-1, 2003. Renate Bieleman, Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in Fryslân. Een analyse van de berichtgeving over bedrijven in de krant, EC 131, isbn 90-5803-027-X, 2002. Elisa Ninke Staal, Microfinance of Housing. The Case of Nicaragua, EC 132, isbn 905803-028-8, 2003. Auke Jan Martens, Paul van der Laan, Elise Kamphuis (red.), Goed gekeurd hout. Hoe kan het marktaandeel van gecertificeerd hout worden vergroot?, EC 133, isbn 905803-029-6, 2003. Catrinus J. Jepma, Elise Kamphuis (eds.), Developing Countries and GATS, EC 134, isbn 90-5803-030-X, 2003. Friso de Jong, Telecommunications reform in Mexico. An in-depth analysis on the socio-economic consequenses of liberalisation of Mexico’s telecom services industry, EC 135, isbn 90-5803-031-8, 2003. Evert-Jan Veldkamp, Het toegevoegde waarde overzicht in het jaarverslag. Een analyse van het maatschappelijk nut, EC 140, isbn 90-5803-033-4, 2003. C.J. Jepma en E. Kamphuis, De Doha-ronde: vrijhandel van arbeid?, in: Economisch Statistische Berichten, 17-10-2003, pp. 490-491. Friso de Jong en Sigrid Weitenberg, General Agreement on Trade in Services: dilemma’s om rekening mee te houden, in: Internationale Samenwerking, november 2003, LVII nr. 11, pp. 532-535.
Wetenschapswinkels RUG
39
Jaarbericht 2003
Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid H.G., Wegdam, J. Bouma, H.R. Knol, Th.P.B.M Suurmeijer: Groningse Studenten slaaf van internet? Een onderzoek naar excessief internetgebruik onder studenten aan de Rijksuniversiteit Groningen, Gedrag & Gezondheid 2003; 2: 99 – 112. F.E. Langendam: De Bhuteyko ademhalingstechniek. Een onderzoek naar de wetenschappelijke houdbaarheid van de Buteyko ademhalingstechniek bij astmapatiënten, Groningen, Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid, maart 2003. S.J.J. Logtenberg: Handeczeem en kwaliteit van leven, Groningen, Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid, maart 2003. S.J.J. Logtenberg: De effecten van twee behandelmethoden van chronisch handeczeem op de kwaliteit van leven, Groningen, maart 2003. Linda Brussee: Tinnitus een “permanente stoorzender”. De invloed van tinnitus op het dagelijks functioneren en de kwaliteit van leven, Groningen, Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid, mei 2003. Melha Zatout: Project Vrouwenopvang Gewoon Weg. Een evaluatieonderzoek, Groningen, Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid, december 2003. Brochure over het Chronisch Vermoeidheidssyndroom. Wetenschapswinkel Geneesmiddelen i.s.m. Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid. Presentaties: S.J.J.Logtenberg, J. Bouma, P.J. Coenraads: Quality of life in chronic hand eczema, Poster presentation 10th Student Congress of Medicine, June 12th 2003, Groningen.
Wetenschapswinkel Geneesmiddelen Evelyn Schaafsma, Roel Fijn, Tammy Maduro en Koos Brouwers: Farmacotherapie en ramadan. Handboek Interculturele zorg, III 4.5:1-20. Elsevier, Maarsen 2003. E S Schaafsma, D.K. Raynor and L.T.W. De Jong-van den Berg: Accessing medication information by ethnic minorities: barriers and possible solutions. Pharm World Sci 2003;25(5):185-190. M. Kappert, J.L. Hoven: Vaccinatie van kinderen. Voorkomen beter dan genezen?! Maart 2003.
40
Wetenschapswinkels RUG
Publicaties en presentaties
M. Gillissen: Ouderen en geneesmiddelen onderzoek. Informatie voor voorschrijvers en patiënten. Juni 2003. M. Mantel, E.S. Schaafsma: Articaine. Samenvatting van onderzoek naar bijwerkingen. Juni 2003.
Natuurkundewinkel Frits G.P. van den Berg: Wind turbines at night: acoustical practice and sound research, proceedings Euronoise2003, Naples. G.P. van den Berg: Effects of the wind pro?le at night on wind turbine sound, Journal of Sound and Vibration (in press). Frits van den Berg: Karakterisering van het omgevingsgeluid: verstoring en monitoring in het Horsterwold, rapport NWU-111, februari 2003. Frits van den Berg: Verkeerslawaai Ceintuurbaan Meppel, rapport NWU-113, juli 2003. C.P. Lanting en G.P. van den Berg: Op zoek naar stilte: indicatoren van stilte in De Wieden/Weerribben, NP Utrechtse Heuvelrug en de Zak van Zuid-Beveland, rapport NWU-114, november 2003. Frits van den Berg: Reactie op 'second opinion' van A.J. Kerkers (LBP) op ons rapport "Hoge molens vangen veel wind II - geluidsbelasting door windturbines in de nacht", notitie NWN 14-2-2003. G.P. van den Berg: Geluidsbelasting tengevolge van een windturbine bij Suderdyk 2 te Boazum, notitie NWN 14-1-2004.
Wetenschapswinkel voor Onderwijs N.R. Dekker: Internationale Schakelklassen: Bouwsteen of Baksteen. Een onderzoek naar de vormgeving van het ISK-onderwijs en de doorstroming naar het vervolgonderwijs in de provincie Groningen, 2003. J. Teuben: Maatschappelijke vorming in het VO. Een onderzoek naar de vormgeving van onderwijs en curriculumontwikkeling over maatschappelijke vorming, 2003. S. de Groot: De werkplekkenstructuur op het VMBO. (intern rapport), 2003.
Wetenschapswinkels RUG
41
Jaarbericht 2003
Talenwinkel A. Nieborg: Wie proatn plat. Scriptie Nederlandse Taalbeheersing, RuG, 2003. M. Meijnen en F. Boekhorst: Adviesrapport Stichting Downsyndroom - Onderzoek naar Website, cd-rom en Informatiepakket Stichting Downsyndroom, 2003. M. Meijnen en F. Boekhorst: Adviesrapport Stichting Downsyndroom – Bijlagen, 2003. Presentatie van project Geneesmiddelenvoorlichting aan vroegdoven in het kader van de profielwerkstukweek op het Piter Jelles Gymnasium, Leeuwarden, oktober 2003.
42
Wetenschapswinkels RUG
Adressen
5.
Adressen Wetenschapswinkel RUG
Biologiewinkel Biologisch Centrum, Kerklaan 30, 9751 NN Haren Attie Bos;
[email protected] tel. 050 - 363 2385 Maureen Butter;
[email protected] tel. 050 - 363 7657 fax. 050 - 363 5205 Chemiewinkel Nijenborgh 4, 9747 AG Groningen Henk Mulder;
[email protected] tel. 050 - 363 4436 Karin Ree;
[email protected] tel. 050 - 363 4132 Wetenschapswinkel Economie & Bedrijfskunde Postbus 800, 9700 AV Groningen Elise Kamphuis; tel. 050 - 363 7182 Frans Sijtsma; tel. 050 - 363 3754
[email protected] Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid Antonius Deusinglaan 1, 9713 AV Groningen Jelte Bouma;
[email protected] tel. 050 - 363 3174 fax. 050 - 363 2406 Wetenschapswinkel Geneesmiddelen Antonius Deusinglaan 1, 9713 AV Groningen Evelyn Schaafsma; Janet Hoven
[email protected]; tel. 050 - 363 3332 Geschiedeniswinkel Postbus 716, 9700 AS Groningen Klaas Gert Lugtenborg;
[email protected];l tel. 050 -5261616 fax. 050 - 363 5912
Wetenschapswinkels RUG
43
Jaarbericht 2003
Natuurkundewinkel Nijenborgh 4, 9747 AG Groningen Frits van den Berg;
[email protected] tel. 050 - 363 4867 Wetenschapswinkel voor Onderwijs Grote Rozenstraat 38, 9712 TJ Groningen Manja Rijzinga;
[email protected] tel. 050 - 363 6545 Talenwinkel Etoc, Postbus 716, 9700 AS Groningen Annette Scheepstra;
[email protected] tel. 050 - 363 5826 / 363 7277 Saskia Visser;
[email protected] tel. 050 - 363 5271 De wetenschapswinkels op internet: www.rug.nl/wewi
44
Wetenschapswinkels RUG