Rijksuniversiteit Groningen
Wetenschapswinkels
RuG
JAARBERICHT 2000
Wetenschapswinkels Rijksuniversiteit Groningen
Jaarbericht 2000
Biologie
Geneesmiddelen
Chemie
Geschiedenis
Economie
Natuurkunde
Geneeskunde & Volksgezondheid
Onderwijs Talen
Colofon Het Jaarbericht 2000 is een gezamenlijke produktie van de wetenschapswinkels van de Rijksuniversiteit Groningen. Samenstelling en redactie zijn verzorgd door Karin Ree en Henk janssen, op basis van door de coördinatoren aangeleverde informatie. Nadere inlichtingen omtrent projecten, voorwaarden, vragen en publicaties zijn te verkrijgen bij de afzonderlijke winkels; zie de adressenlijst achterin deze uitgave.
Groningen, november 2001
foto omslag: Een vroege herfst? zie p. 15
foto’s: Manja Rijzinga
INHOUD
1.
Algemene beschouwingen .........................................................................1 Nieuwe inspiratie .........................................................................................1 Publiciteit .....................................................................................................2 Internationalisering ......................................................................................3 Personeel en organisatie...............................................................................3
2.
De winkels..................................................................................................5 Biologie........................................................................................................5 Chemie .........................................................................................................6 Economie .....................................................................................................7 Geneeskunde en Volksgezondheid ..............................................................8 Geneesmiddelen...........................................................................................9 Natuurkunde...............................................................................................10 Onderwijs...................................................................................................11 Talen ..........................................................................................................11 Vragen en projecten ...................................................................................12
3.
Projectvoorbeelden ..................................................................................15 Een vroege herfst op Langwijck ................................................................15 Milieuvergunningen, voetstuk of wassen neus? ........................................16 Komt EKO van de grond?..........................................................................18 Tens bij bevallingen...................................................................................20 Geneesmiddelenvoorlichting aan kinderen................................................22 Treinlawaai bij de Oosterpoort ..................................................................24 Werkdruk in het onderwijs?.......................................................................26
4.
Publicaties.................................................................................................29 Biologiewinkel...........................................................................................29 Chemiewinkel ............................................................................................29 Economiewinkel ........................................................................................30 Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid ...........................32 Wetenschapswinkel Geneesmiddelen........................................................33 Natuurkundewinkel....................................................................................34 Wetenschapswinkel voor Onderwijs .........................................................35
5.
Adressen Wetenschapswinkels RuG......................................................37
1.
ALGEMENE BESCHOUWINGEN
De wetenschapswinkels verzorgen al 20 jaar de verbinding tussen de universiteit en niet-commerciële groeperingen in de samenleving. Ook in de 21e eeuw zijn wetenschapswinkels hard nodig. Nog steeds zijn er maatschappelijke organisaties die ideële doelen nastreven, of op basis van wetenschappelijke argumenten willen meepraten in democratische besluit-vormingsprocessen. Door gebrek aan financiële draagkracht en tekortschietend inzicht in de (on)mogelijkheden van wetenschap en techniek, zouden zij zonder wetenschapswinkels buiten spel staan. Dat de wetenschapswinkels onverminderd in een behoefte voorzien is eveneens af te leiden uit het aantal gestelde vragen en publicaties. De vragen worden zo veel mogelijk beantwoord door middel van studentenprojecten. Op deze manier krijgen studenten de kans om zich tijdens hun studie te verdiepen in maatschappijgericht onderzoek en contacten te leggen met organisaties buiten de universiteit.
Nieuwe inspiratie De activiteiten ter gelegenheid van het lustrumjaar 1999 bleken voor de wetenschapswinkels een uitstekende inspiratiebron te zijn voor het jaar 2000. Zoals voorgaande jaren namen de reguliere taken in het jaar 2000 de nodige tijd en energie in beslag. Maar daarnaast is dit jaar vooral gebruikt om met elkaar vast te stellen op welke terreinen nieuw beleid gewenst is, welke stappen daarvoor moeten worden gezet, welke ontwikkelingen gezamenlijk aangepakt moeten worden, welke externe organisaties daarbij nodig zijn en wat de financiële en personele consequenties zullen zijn. Gedurende de Visiedag die daartoe op 23 juni 2000 in Kloosterburen werd georganiseerd kwam een groot aantal onderwerpen aan bod, variërend van onderwijs, automatisering tot centraal loket en internationalisering. Uiteindelijk kwam duidelijk naar voren dat drie thema’s prioriteit moeten hebben. Ten eerste de verbetering van de interne en externe positie van de wetenschapswinkels. Met name de interne organisatie, de herkenbaarheid, de positie en beeldvorming binnen de universiteit. Door de decentrale organisatie van de wetenschapswinkels is er onvoldoende contact met het centrale bestuur. Nu wordt
Jaarbericht 2000
1
gewerkt aan een nieuwe structuur hiervoor. Ten tweede het onderwijs. Daarbij gaat het om een betere inbedding in het onderwijs, evaluatie van studentenprojecten en betere informatie voor studenten. De doelstellingen en ervaring van de wetenschapswinkels bieden naast de disciplinaire onderwijsprojecten veel elementen voor algemeen vormend onderwijs. Dit wordt in het kader van de onderwijsvernieuwing steeds belangrijker. Het derde thema betreft de interdisciplinaire activiteiten en projecten. Hoe kunnen deze worden verbeterd en zijn nieuwe wetenschapswinkels nodig? Besloten werd om drie werkgroepen in te stellen: 1) Werkgroep Onderwijs, 2) Werkgroep Interne/Externe Organisatie en Communicatie en 3) Werkgroep Interdisciplinaire Samenwerking. De werkgroepen krijgen tot taak om zich in bovenstaande materie te verdiepen en in het komende jaar met concrete voorstellen te komen.
Publiciteit In het jaar 2000 is de Wetenschapswinkel Courant drie keer uitgebracht. De thema’s waren achtereenvolgend: het 20-jarig bestaan van de wetenschaps-winkels met een voorwoord van Frank van Eijkern (directeur CITO), Duurzame Ontwikkeling, met een voorwoord van Hans Alders (CdK in de provincie Groningen) en Onderwijs, met een voorwoord van de voorzitter van het College van Bestuur van de RUG, Simon Kuipers. De Wetenschapswinkel Courant informeert zowel de studenten en stafleden alsmede klantgroepen en het brede publiek. In het verleden zijn de meeste publicaties in rapportvorm of als artikel in een (vak)tijdschrift uitgegeven. Het komt echter in toenemende mate voor dat de publicaties daarnaast via Internet beschikbaar worden gesteld. Toch is het belangrijk om te realiseren dat juist wetenschapswinkels een breed publiek willen bereiken en geschreven teksten daarom onmisbaar zijn. Niet alle mensen beschikken over een computer. Dankzij de moderne electronische communicatiemiddelen neemt de bereikbaarheid van de wetenschapswinkels merkbaar toe. Door onze website weten nieuwe klanten, ook uit het verre buitenland, de wetenschapswinkels beter te bereiken. De contacten met collega’s van wetenschapswinkels buiten Nederland nemen eveneens toe en kunnen gemakkelijker worden onderhouden.
Wetenschapswinkels RuG
2
Internationalisering Het twee jaar durende MATRA-project met Roemenië is dit jaar afgerond. Aan de beoogde doelstellingen is ruimschoots voldaan. Er zijn vier wetenschaps-winkels opgericht: een bij de Technische Universiteit in Galati, een bij de Technische Universiteit in Iasi, een bij de Cuza-Universiteit in Iasi en een bij de Universiteit van Bacau. Er zijn gezamenlijke studentenprojecten uitgevoerd waarbij zowel Roemeense als Nederlandse studenten bij betrokken waren. Dit resulteerde in twee engelstalige rapporten bij de Wetenschapswinkel Biologie en bij de Chemiewinkel. De internationalisering van wetenschapswinkels zet zich door in de voorbereiding van het internationale netwerk “Living-knowledge”.
Personeel en organisatie De wetenschapswinkels van de RuG zijn decentraal georganiseerd, in de faculteiten en afdelingen, op de “werkvloer” van het onderzoek en onderwijs. Elke winkel kent een of twee coördinatoren en daarnaast een wisselend aantal studenten, projectmedewerkers (in dienstverband, freelance of vrijwillig) en medewerkers voor de administratie en algemene werkzaamheden in de winkel. In de bezetting van de wetenschapswinkels hebben zich wat de coördinatoren betreft enkele wijzigingen voorgedaan. Nynke van der Schaaf is vertrokken bij de Talenwinkel. Ze werd opgevolgd door Annette Scheepstra. De Economie-winkel werd versterkt met de aanstelling van Elise Kamphuis. In dit Jaarbericht ontbreken de gegevens van de Geschiedeniswinkel. Deze winkel ondergaat een ingrijpende organisatie. Volgend jaar hopen we weer op een volledig Jaarbericht. Op 31 december 2000 was de bezetting van de wetenschapswinkels als volgt: Attie Bos/Maureen Butter Henk Mulder/Karin Ree Elise Kamphuis/Frans Sijtsma Jelte Bouma Evelyn Schaafsma Klaas Gert Lugtenborg Frits van den Berg Manja Rijzinga Annette Scheepstra
Biologie Chemie Economie Geneeskunde en Volksgezondheid Geneesmiddelen Geschiedenis Natuurkunde Onderwijs Talen/Etoc
Jaarbericht 2000
3
Het voorzitterschap van het Coördinatorenoverleg was gedurende het jaar 2000 in handen van Attie Bos en Manja Rijzinga. In het Landelijk Overleg Wetenschapswinkels is de Rijksuniversiteit Groningen vertegenwoordigd door Henk Mulder.
Wetenschapswinkels RuG
4
2.
DE
WINKELS
Dit hoofdstuk geeft een beknopt overzicht van de ontwikkelingen in de winkels. Meer informatie is te vinden in de afzonderlijke jaarverslagen van de diverse winkels en op de websites (www.rug.nl/wetenschapswinkels).
Biologie De Biologiewinkel kan terugkijken op een succesvol jaar met veel enthousiaste studenten en een heleboel vragen die geschikt bleken te zijn voor nieuwe projecten. In 1999 verrichten vier Roemeense studenten samen met twee Nederlandse studenten onderzoek naar verontreiniging in een Nederlands meer en twee Roemeense meren, voor beide partijen een verrijkende ervaring. Het verslag van hun bevindingen hebben zij in 2000 afgerond. Een nieuw langdurend project, dat in 2000 van start is gegaan, betreft onderzoek naar de gebruikte monitoringsmethoden die de effectiviteit van het anti-verdrogingsbeleid in de provincie Drenthe meten. Voor de betreffende student een uitgelezen kans om met vertegenwoordigers van waterschappen, provincie en terreinbeheerders van natuurgebieden in contact te komen. Ook hielden studenten zich bezig met uiteenlopende onderwerpen zoals de rol van kraaiachtigen als predator van weidevogels, de Chinese wolhandkrab als exoot, algenoverlast in kunstgras, orthomoleculaire geneeskunde en houtaantastende insecten die veel schade in (oude) gebouwen veroorzaken. De Biologiewinkel is gestart met een initiatief om in het medisch biologisch onderwijs meer aandacht te schenken aan de vrouwelijke fysiologie. De verhouding tussen het aantal mannelijke en vrouwelijke proefdieren in het medisch biologisch onderzoek is de afgelopen 20 jaar steeds schever komen te liggen. In onderzoek naar de reactie op medicijnen, chemische stoffen of voedingsmiddelen zijn vrouwen, kinderen en bejaarden vaak niet of ondervertegenwoordigd. Als het automatisme, om voor proefdieronderzoek vooral mannetjesratten te gebruiken doorbroken moet worden, lijkt het verstandig om bij het onderwijs te beginnen. Een projectmedewerkster is Jaarbericht 2000
5
daartoe, met subsidie van de universiteit, aangesteld om de mogelijkheden hiervoor te verkennen.
Chemie Het palet van de vragen aan de Chemiewinkel vormde in 2000 weer een bonte mengeling van actuele milieuproblemen in de regio en vragen van een meer bespiegelend kaliber over duurzame ontwikkeling. Een aantal rampen en ongevallen (Enschedé) richtte de aandacht van de samenleving op de risico’s van calamiteiten in de (chemische) industrie en bij het transport van chemicaliën. De discussie over het transport van chloor per spoor kreeg zowel onder omwonenden van het traject als in de landelijke politiek een opleving. De brand bij een inzamelingsbedrijf van gevaarlijk afval in Drachten bracht een groot deel van Friesland in beroering vanwege de mogelijke verspreiding van giftige stoffen. Zulke gebeurtenissen gaan de Chemiewinkel niet onopgemerkt voorbij. Ten eerste komen er vragen om snelle informatie (pers), advies en contra-expertise. Ten tweede roepen dergelijke gebeurtenissen vragen op over regelgeving, handhaving en mogelijkheden tot preventie. De oplevende aandacht voor de kwaliteit van milieuvergunningen, zowel bij de overheid als in de milieubeweging, levert projecten van langere adem. Een voorbeeld vormt het project voor de Noordelijke milieufederaties over mogelijke strategieën in de inspraak; dit project is uitgevoerd met KNN Milieu. Milieuvergunningen zijn ook aan de orde bij vragen over industriële bedrijven die niet zozeer de aandacht vragen vanwege incidentele risico’s alswel vanwege langdurige (stank)overlast voor de omgeving. Regelmatig roepen omwonenden hierbij de expertise in van de Chemiewinkel. Een aantal van deze vragen leidt tot onderwijsprojecten, zowel in keuzepunten als in afstudeeronderzoek (het laatste in samenwerking met het Centrum voor Energie en Milieukunde IVEM). Op het gebied van duurzame ontwikkeling zet het project ‘Bioraffinage’ (met o.a. het Ministerie van LNV) zich succesvol voort; dit project beoogt de inzet van plantaardige grondstoffen in de (chemische) industrie. Door het wetenschappelijk onderwijs trekt de laatste jaren een trein van modernisering, met de introductie van nieuwe programma’s en nieuwe onderwijsvormen. In de opleiding Scheikunde in Groningen wordt deze vernieuwing rigoureus aangepakt, om steeds zorg te dragen voor een opleiding met aantrekkingskracht en toekomstperspectief voor studenten. De Chemiewinkel heeft expertise in maatschappelijke aspecten van de chemie en in het werken met activerende onderwijsvormen; ze levert dan ook een substantiële 6
Wetenschapswinkels RuG
bijdrage aan deze ontwikkeling. Het gaat hier zowel om nieuwe vakken in de bachelorsfase als om de ontwikkeling van een mastersprogramma voor de Maatschappelijke afstudeervariant.
Economie Het jaar 2000 was een uniek jaar voor de Economiewinkel. Vanaf de oprichting in 1979 werkte de winkel altijd met één coördinator. In 2000 is de faculteit akkoord gegaan met het volgen van een nieuwe strategie voor de wetenschapswinkel. Het doel van deze nieuwe strategie is het betrekken van meer studenten en meer maatschappelijke partijen bij wetenschapswinkelwerk. Om de strategie vorm te geven is sinds april 2000 Elise Kamphuis als tweede coördinator in de Economiewinkel aangesteld. De achtergrond van deze uitbreiding is dat de Economiewinkel twee taken combineert. De winkel heeft enerzijds de “klassieke” taak van onderzoeksbureau, anderzijds is de winkel sinds een aantal jaren stageloket van de faculteit. De onderzoeksbureautaak geeft een intensieve betrokkenheid aan een gering aantal studenten. De stagelokettaak is algemeen informerend naar alle economiestudenten. De mogelijke synergie tussen beide taken viel niet goed te benutten door te geringe menskracht. Door de aanstelling van een tweede coördinator zou dit wel moeten lukken. Mede met het oog op de krappe financiële situatie van de faculteit leidt een en ander hopelijk ook tot aanzienlijke extra inkomsten bij de winkel. Belangrijk onderdeel van de nieuwe strategie is het werken met groepen studenten begeleid door meerdere betrokken maatschappelijke organisaties. De eerste van de in 2000 afgeronde projecten is "De verwerkingscapaciteit van biologische landbouwproducten in Noord-Nederland", waarover elders in dit jaarverslag meer. De tweede is het project "Vermarkting van dorps-landschappen (in Groningen)". De klankbordgroep bestond uit Milieudefensie, Vereniging Kleine Dorpen Groningen en de Provincie Groningen. Verder zijn in 2000 twee projecten opgestart die doorlopen tot in 2001. Dit zijn "Het succes van micro-krediet als financieringsvorm in ontwikkelingslanden" en "De transparantie en maatschappelijke verantwoordelijkheid van de farmaceutische industrie". In het micro-krediet project zijn vier economiestudenten actief, die binnen het project op stage gaan naar Indonesië en Nigeria. Betrokken maatschappelijke organisaties zijn Novib en de Rabobank. In het project transparantie farmaceutische industrie zijn zeven studenten actief (vier economiestudenten en drie farmaciestudenten), waarvan een deel op stage gaat naar Zuid-Afrika. Betrokken maatschappelijke organisaties zijn Wemos en
Jaarbericht 2000
7
Health Action International en een zorgverzekeraar.
Geneeskunde en Volksgezondheid Het streven om op beperkte schaal betaald onderzoek uit te voeren kon ook in 2000 met succes worden gerealiseerd. Er doen zich daarbij twee varianten voor: er wordt een onderzoeker aangesteld of de coördinator voert zelf het onderzoek uit. De eerste variant heeft als voordeel dat de coördinator al zijn tijd aan het reguliere winkelwerk kan besteden. Het nadeel van een betaalde onderzoeker is dat er geen (minder) geld wordt inverdiend. Daarnaast zijn er praktische bezwaren zoals de krappe arbeidsmarkt en het aanstellingsbeleid van de Universiteit, waardoor het, als het om kortdurende projecten gaat, vrijwel niet mogelijk is om iemand aan te stellen. Het voordeel van het tweede variant is, zoals gezegd, het financiële voordeel. Het gevaar is evident: bij teveel betaald onderzoek en/of bij tegenvallende voortgang ervan gaat dit ten koste van het reguliere winkelwerk. Daarnaast blijkt er nog een derde variant te bestaan: een onderzoeker die door ziekte langdurig is uitgeschakeld, waardoor de coördinator onvoorzien een groot deel van zijn tijd aan onderzoekswerkzaamheden moet besteden. Deze derde variant heeft dit jaar zijn stempel gedrukt op de Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid. De reden is dat de subsidieverlener (Provincie Fryslân) eisen heeft gesteld aan de einddatum van het project. Niettemin is er ook in 2000, in samenwerking met de afdeling Andragogiek, een bescheiden betaald project (1 dag per week) 'binnengehaald'. Bovendien snijdt dit mes aan twee kanten. De opdrachtgevers zijn de 9 noordelijke Provinciale Patiënten/Consumenten Platforms, de overkoepelende organisatie van (vrijwel) alle patiëntenverenigingen, van oudsher een belangrijke doelgroep van de Wetenschapswinkel. De PR heeft dit jaar weer de nodige prioriteit gekregen. In de Polsslag, het periodiek van de Medische Faculteit en AZG, is in een artikel aandacht besteed aan de wetenschapswinkel. En zoals ieder jaar waren we weer vertegenwoordigd met een poster en projectbeschrijvingen op het Studenten Congres Geneeskunde, van oudsher de meest succesvolle manier om met geïnteresseerde studenten in contact te komen. En dan is eindelijk een oude wens in vervulling gegaan. Sinds augustus 2000 heeft de winkel een eigen website, zij het dat deze nog niet is voltooid. Tot op dit moment zijn er ruim 1100 bezoekers geregistreerd. Het streven is om alle beschikbare rapporten integraal via het internet toegankelijk te maken. Via de website kan ook op eenvoudige wijze een vraag worden ingediend. Het is onzeker of deze 8
Wetenschapswinkels RuG
laagdrempeligheid van invloed is op de aard en hoeveelheid van de gestelde vragen. De indruk is dat het aantal individuele hulpvragen (dus geen echte onderzoeksvragen) toeneemt. Vaak betreft het schrijnende problemen, bijvoorbeeld van mensen met een zeldzame aandoening waarover moeilijk informatie te krijgen is. Op zich past dat goed in de doelstelling van de wetenschapswinkel. Indien echter de beantwoording van dergelijke (individuele) vragen een te groot deel van de tijd op gaat slokken lijkt een herbezinning op taken en werkwijze onvermijdelijk. Naar aanleiding van het bovenstaande is het goed nog eens te wijzen op de signaleringsfunctie van de Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid. Veel vragen of problemen die in het reguliere zorgcircuit om uiteenlopende reden niet beantwoord kunnen worden, komen vaak wel bij de Wetenschapswinkel terecht. Met name als het gaat om (nog) niet erkende of omstreden ziekten of therapieën. Het moge duidelijk zijn dat dat niet de gemakkelijkste vragen zijn die echter wel met de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid behandeld moeten worden.
Geneesmiddelen De Wetenschapswinkel heeft twee parttime medewerkers, deels gefinancierd uit externe bronnen. In de eerste helft van 2000 heeft een projectmedewerker tijdelijk taken overgenomen van de coördinator, die deels andere functies heeft vervuld binnen farmacie. De inzet van drie medewerkers, ergo meer vrouwkracht, heeft duidelijke impact op het aantal externe publicaties, de PR, de interne organisatie en beleidsontwikkeling. Het aantal vragen is dit jaar licht gestegen ten opzichte van vorig jaar (38 vs. 47). Het aantal projecten dat hier uit voort gekomen is is met 30% ook flink gestegen. De grootste stijging deed zich relatief gezien echter voor bij participatie van studenten bij projecten. Maar liefst 17 studenten (t.o.v. 10 het jaar ervoor) zetten zich in voor keuzeprojecten of afstudeerprojecten. Hieruit blijkt dat de belangstelling onder studenten en opdrachtgevers onverminderd groot is. Na een lustrumjaar is het goed om fris naar de toekomst te kijken. De uitgangspunten van de wetenschapswinkels zijn weliswaar nog springlevend, maar veranderingen in de samenleving maken dat de dagelijkse praktijk soms aangepast moet worden. Daarom zijn we in 2000 begonnen nieuwe beleidsvoornemens te formuleren. Een van de nieuwe strategieën is dat we meer aandacht willen besteden aan signaleringsprojecten. Dit betekent dat we proactief onderzoeksprojecten formuleren naar aanleiding van maatschappelijke ontwikkelingen. De komende jaren willen we in dat kader meer aandacht
Jaarbericht 2000
9
besteden aan kinderen en minderheden. Op het gebied van vrouwengezondheid blijven we actief. Over kinderen kunt u verderop meer lezen. Ondanks de goed lopende projecten, enthousiaste studenten en tevreden klanten zijn er ook een paar knelpunten te signaleren. De interne organisatie van de winkel is niet ingericht op schaalvergroting en meer bestellingen, opdrachtgevers of studenten kunnen we op dit moment organisatorisch niet aan. Dat is jammer, want de behoefte is bij alle partijen aanwezig. Verder blijft het lastig externe fondsen te werven voor de realisatie van complexere projecten die wel passen binnen de missie van de winkel, maar niet door studenten kunnen worden uitgevoerd. Twee projectvoorstellen zijn bij verschillende subsidiegevers afgewezen. Het blijkt moeilijk een passende subsidiegever te vinden voor wetenschapswinkelonderzoek.
Natuurkunde Bij de Groningse Natuurkundewinkel (NW) is Hans Kaper, vanwege een halftijdsbetrekking elders, met ingang van juni minder gaan werken (40%). Per september is student-assistent Peter Veenstra voor twee dagen per week bij de winkel aangesteld. Dit is ter compensatie van de tijd die de coördinator besteedt aan het college en project Milieutechniek bij de Faculteit Ruimtelijke Wetenschappen. Naast de beantwoording van grote en kleine vragen waren er diverse gelegenheden de opgedane ervaringen uit te dragen, zoals een bijdrage aan de jaarlijkse mondiale Internoise conferentie of, voor het tweede jaar, een college 'geluid' voor studenten van het Leidse Centrum voor Milieukunde. De coördinator heeft deelgenomen aan de werkgroep die het geluidsdeel van het NMP4 (vierde Nationaal Milieubeleidsplan) heeft voorbereid. En we hebben voor akoestische adviseurs en ambtenaren een workshop over Laagfrequent Geluid georganiseerd. De wetenschapswinkels in Nederland die geheel of gedeeltelijk verbonden zijn aan een Opleiding Natuurkunde zijn op uitnodiging van de Utrechtse Wetenschapswinkel Natuurkunde op 25 oktober 2000 bijeen geweest om ervaringen uit te wisselen. Van deze dag is een verslag beschikbaar. Voor het eerst hebben studenten Natuurkunde stage gelopen bij de NW. Deze Korte Stage (4 studiepunten) is een nog relatief nieuw studieonderdeel dat voor de NW perspectieven biedt. Rudolf Uitham heeft metingen gedaan van het 10
Wetenschapswinkels RuG
omgevingsgeluid in de Oostvaardersplassen en in de Wieringerwaard, Jelmer Jongsma heeft uitgerekend hoe ver losgescheurde wieken en ijsbrokken door een draaiende windturbine kunnen worden weggeslingerd. Daarnaast hebben weer, zoals in voorgaande jaren, twee stagiairs uit het HBO hun derdejaarsstage bij de NW gelopen. Helaas moest een van hen de stage voortijdig afbreken.
Onderwijs Het aantal vragen in 2000 voorgelegd aan de Wetenschapswinkel voor Onderwijs valt lager uit dan normaal. Dit valt te verklaren uit het feit dat de winkel vanaf oktober stil lag vanwege ziekte van de coördinator. Organisaties en personen die daarna nog contact hebben gezocht zullen in 2001 alsnog benaderd worden: wellicht kunnen enkele vragen nog in behandeling genomen worden. Ook in 2000 werd er vanuit de winkel weer samengewerkt met (pas) afgestudeerden die een betaalde opdracht uitvoerden; het aantal beschikbare studenten was wederom zeer beperkt. Inhoudelijk werd de lijn uit 1999 voortgezet. Onderzoeken over het VMBO en de integratie met het Speciaal Voortgezet Onderwijs vonden ook in dit jaar plaats; helaas konden niet alle aanvragen gehonoreerd worden. Interessant waren de onderzoeken over de aansluiting van de opleidingen tot architect of bouwkundig tekenaar op de beroepspraktijk in de architectenbureaus. Bijzonder was de betrokkenheid bij een samenwerkingsproject tussen RUG en Hanzehogeschool, specifieker, tussen de Faculteit Letteren (onder andere Kunstgeschiedenis) enerzijds en de Academie Minerva en het Conservatorium anderzijds. In het project "Vernieuwing Theorieaanbod Kunstonderwijs" zijn, in vruchtbare samenwerking, nieuwe modules ontwikkeld die door docenten van beide onderwijsinstellingen gezamenlijk gegeven en door studenten van beide instellingen gezamenlijk gevolgd gaan worden. In een later stadium zullen hierover publicaties verschijnen.
Talen De Talenwinkel heeft in september 2000 met de aanstelling van Annette Scheepstra een nieuwe coördinator gekregen. Zij heeft voorlopig een
Jaarbericht 2000
11
aanstelling voor de winkel van 0,3 fte. Daarnaast is zij coördinator van het Expertisecentrum voor taal, onderwijs en communicatie (Etoc). Het Etoc is een zelfstandige organisatie behorend bij de Letterenfaculteit die zichzelf financiert door diverse projecten. De Talenwinkel is ondergebracht bij het Etoc. Annette heeft de laatste maanden van 2000 vooral gebruikt om zich in te werken, om nieuwe contacten te leggen, om oude contacten te vernieuwen en om plannen te maken voor een nieuwe impuls voor de Talenwinkel. Wanneer de Talenwinkel weer meer bekendheid heeft en nieuwe vragen ontvangt, wordt gekeken naar de mogelijkheden om 0,2 fte extra in te zetten voor de Talenwinkel. Belangrijke aandachtsgebieden op dit moment zijn interculturele communicatie en allochtonen in het onderwijs.
Vragen en projecten De tabel op de volgende pagina geeft een overzicht van de aantallen vragen die de winkels in 2000 ontvingen (kolom 1) en afhandelden (kolom 2 en kolom 3). Kolom 4 geeft een overzicht van de aantallen studenten die meegewerkt hebben aan wetenschapswinkelprojecten, kolom 5 en 6 van de medewerkers van de winkels. Kolom 7 vermeldt het aantal externe publicaties; de titels en andere gegevens hiervan zijn te vinden in hoofdstuk 4.
12
Wetenschapswinkels RuG
Jaarbericht 2000
vragen 2000
afgehandelde vragen 2000
afgehandelde vragen incl. < 2000
studenten
projectmedewerkers in dienstverband
projectmedewerkers onbetaald of free-lance
externe publicaties
Biologie
33
21
30
14
1
-
3
Chemie
47
24
28
17
2
1
10
Economie
42
6
10
45
1
-
14
Geneeskunde & Volksgezondheid
72
64
69
14
2
-
6
Geneesmiddelen
47
40
48
17
1
-
10
Natuurkunde
49
37
44
19
1
-
10
Onderwijs
17
4
19
18
1
-
7
13 Jaarbericht 2000
13
Wetenschapswinkels RuG
14
3.
PROJECTVOORBEELDEN
Biologiewinkel
EEN VROEGE HERFST OP LANGWIJCK Bewoners van het dorpje Westerbroek zijn het zat dat de bomen in hun tuin ieder jaar voortijdig verdorren. Oorzaak is de fluoride-uitstoot door de nabijgelegen glasvezelfabriek. Eind 1999 riepen de bewoners de hulp in van de Biologiewinkel, omdat noch het bedrijf, noch de provincie bereid leken om het probleem daadwerkelijk aan te pakken. In 1998 had de provincie door een Wagenings instituut de problemen van vervroegde herfst laten onderzoeken. Het bureau kwam tot de conclusie dat de verschijnselen niet geweten konden worden aan fluoridevergiftiging. De oorzaak zouden het natte seizoen en de hoge grondwaterstanden zijn. Het probleem was echter dat de bomen al
Jaarbericht 2000
15
jarenlang in het voorjaar deze verschijnselen vertoonden en dat ze de laatste vijf jaar verergerd waren. Er werd een werkgroep ingesteld en de provincie zegde nader onderzoek toe. Omdat het onderzoek nogal traag op gang kwam en het wantrouwen en ongenoegen bij de bewoners inmiddels hoog was opgelopen, vroegen zij de Biologiewinkel om een onafhankelijke evaluatie. Het rapport deed veel stof opwaaien, ook omdat de Biologiewinkel gezondheidseffecten op mensen niet uitsloot. Het bedrijf heeft maatregelen toegezegd, maar deze maatregelen gaan de bewoners niet ver genoeg, omdat het probleem van de plantenschade wel verminderd, maar niet opgelost lijkt te worden.
Butter, M.E., Een vroege herfst op Langwijck. Schade aan vegetatie en gezondheidsklachten rondom een glasvezelfabriek in Westerbroek, Groningen, isbn 90 367 13 31 5, Haren, 2000 (Biologiewinkelrapport 54)
Chemiewinkel
MILIEUVERGUNNINGEN, VOETSTUK OF WASSEN NEUS? De procedure van de aanvraag en de verlening van een milieuvergunning is een van de weinige momenten waarop milieu- en bewonersorganisaties formeel bezwaar kunnen maken tegen de uitstoot van schadelijke stoffen of de overlast van een industrieel bedrijf. Daarvoor moet je echter wel sterk in je schoenen staan, want een vergunningaanvraag is vaak een omvangrijk en ingewikkeld dossier en de bezwaarprocedure vraagt snel en adequaat commentaar. De ervaring leert dat het merendeel van de bezwaren niet tot aanwijsbare maatregelen leidt. Over deze vorm van inspraak lopen de meningen in de milieubeweging dan ook uiteen: sommige organisaties maken er nauwelijks gebruik van, anderen steken er systematisch veel tijd in. Bezwaren hoeven immers niet tot directe maatregelen te leiden, maar houden een probleem wel op de agenda, de ambtenarij alert en de kwaliteit van de aanvragen hoog. De provinciale milieufederaties bezinnen zich in 2000 gezamenlijk over hun strategie op dit gebied. De drie Noordelijke federaties vragen de Chemiewinkel, samen met KNN Milieu, hiervoor een strategische analyse te schrijven. Ten eerste is de vraag of de industrie ‘de moeite waard is’. Milieufederaties hebben het immers ook druk met landbouw, ruimtelijke ordening, huishoudens en dergelijke. Levert de Noordelijke industrie een substantiële bijdrage aan de Wetenschapswinkels RuG
16
vervuiling? Voor veel stoffen is dat wel het geval. Vervolgens is de vraag of de federaties via de vergunningprocedure daaraan iets kunnen verbeteren. Die invloed is waarschijnlijk vooral indirect. Wanneer een nieuw bedrijf een vergunning aanvraagt, is het productieproces al vastgelegd en meestal is de fabriek al gebouwd. Fundamentele veranderingen zijn dan niet meer mogelijk. Wil men daarop aansturen, dan is langdurige aandacht voor de plannen en het milieubeleid van een bedrijf nodig. Dat is voor de overheid ook de gedachte achter de verplichting van milieujaarplannen en –verslagen. Echter, de invloed van inspraak op de aandacht die de overheid aan vergunningen geeft, moet waarschijnlijk niet worden onderschat. Situaties met sterk verouderde vergunningen en onvoldoende of verouderde regels komen meer dan eens voor. Strategische vragen zijn dan of de federaties hun pijlen moeten richten op de bedrijven of juist op de vergunningverleners, op de vergunning (het geduldige papier) of meer op de handhaving, op de grote bedrijven of juist meer op de kleinere.
Naar aanleiding van het rapport is in april een workshop georganiseerd voor de milieuorganisaties in het Noorden. De strategische keuzes die daar naar voren kwamen vinden hun uitwerking in elk van de federaties en in het landelijk overleg. Kamminga, K.J. en C.M. Ree, Milieuvergunningen en Bedrijvenbeleid bij de Noordelijke Milieufederaties, Chemiewinkel RU Groningen/KNN-Milieu BV, Groningen, 2000 (Rapport C92)
Jaarbericht 2000
17
Economiewinkel
KOMT EKO VAN DE GROND? Dioxinekippen, BSE, de varkenspest, giftige aardbeien bij Albert Heijn. Rampen die bijdroegen aan de sterke groei van de biologische landbouw in de jaren negentig. Een biologische boer, H. Hidding, vreest dat deze groei in Noord Nederland stuipen gaat vertonen vanwege de slechte aansluiting tussen de biologische boeren en de verwerkingsbedrijven. Hij vroeg de Economiewinkel om dit te onderzoeken. Dit leidde tot de conclusie dat voor sommige sectoren de knelpunten dusdanig groot zijn dat deze niet van de grond kunnen komen, maar dat er in Noord Nederland wel kansen zijn voor biologische aardappelen, groenten, zuivel en vlees.
Het onderzoek werd opgezet volgens de nieuwe formule van de wetenschapswinkel: een groep studenten voert het onderzoek uit onder begeleiding van een klankbordgroep. De vraag van Hidding werd onderzocht voor de biologische markt van zacht-fruit, aardappelen, groenten, suikerbieten, vlees, aardappelzetmeel en zuivel. Met behulp van de zogenaamde Triple Plus methode vormden de studenten een beeld van relevante netwerken, productie, vermarketing, verwerking, handel, belangrijkste actoren en eventuele knelpunten. Dit leidde tot het definiëren van een aantal kansrijke en minder kansrijke sectoren voor de biologische landbouw in Noord Nederland. Minder kansrijk zijn aardappelzetmeel (Oost-Duitsland is concurrerender), suiker (te kapitaalsintensief om in Noord Nederland op te starten) en zacht-fruit (kleinschalig en ongunstig klimaat). De kansrijke sectoren bespreken we in Wetenschapswinkels RuG
18
meer detail. Aardappelen. De verwerkende industrie heeft de biologische aardappel ‘herontdekt’. Desondanks voldeed het aanbod niet aan de vraag en werden in 2000 aardappelen geïmporteerd. De vraag naar biologische frites is gering maar stijgt snel. Het aanbod van frites wordt nu nog geëxporteerd. De grote reguliere fritesproducenten willen nog niet aan de biologische frites. Groenten. In heel Europa stijgt de vraag. Nederland exporteert 60 % naar het buitenland. Reguliere snijderijen nemen steeds vaker het snijden van biologische groenten op in het productieproces. Zuivel. Deze sector vetoont een geleidelijke vraagstijging. De belangrijkste verwerkers hebben in Noord Nederland veel macht. Zij laten producenten soms in de wacht staan. De producenten hebben moeite om ingang te krijgen bij de grote coöperaties, waar hun zeggenschap gering is. Vlees. De sector is nog kleinschalig en onvolwassen waardoor de logistieke kosten hoog zijn. Het grootste knelpunt vormt het verkrijgen van biologisch veevoer. Affaires zoals BSE en de varkenspest hebben de afzet van biologisch vlees eind jaren negentig flink doen stijgen. De verwachting is dat de vraag naar biologisch rundvlees en varkensvlees zal groeien, mede dankzij de gunstige economische situatie. Conclusie: de biologische sector staat nog in haar kinderschoenen. De primaire productie, de verwerkende bedrijven en de handel zijn nog in opbouw. Veel verwerkende bedrijven zijn kleinschalig of doen de biologische producten ‘erbij’. De relaties tussen primaire producenten en verwerkers zijn vaak instabiel. Dat leidt tot hoge kosten, logistieke problemen en onzekerheid. Bovendien is de vraag van Nederlandse consumenten naar biologische producten in verhouding met het buitenland (Scandinavië en Duitsland) gering. Om de kansen voor de biologische landbouw en verwerking in Noord Nederland beter te benutten dient vooral de vraag te worden gestimuleerd. Hierbij valt de denken aan: stimulering van de marktontwikkeling via de gangbare en de in ontwikkeling zijnde afzetkanalen, een betere positionering van het EKO-imago en het voorlichten van consumenten over de voordelen en werkwijze van biologische producten. Kamphuis, E. (red.) Komt Eko van de grond? De verwerkingscapaciteit van biologische landbouwproducten in Noord Nederland, WD 2000/2 Begeleiding: prof. dr. D.J.F. Kamann en dr. D. Strijker. Klankbordgroep: Noordelijke Biologische Landbouw Vereniging en LNV Noord. Het onderzoek is uitgevoerd door: Bianca van Kester, Frank Bos, Lars Heutink, Robert Huiskamp, Henk Eisenga, Ron van der Wal, Arlo Prins, Roel de Vries, Sander Jansen, Mariska Kasper, Marjolein Reinders, Erik Tjabberinks, Tinet Bosch, Jolanda de Jong, GerritJan Lanting, Dirk Jan van der Meij, Duy Pham, Michiel Derksen en Erwin van der Staten.
Jaarbericht 2000
19
Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid
TENS BIJ BEVALLINGEN De effecten van Transcutane Elektrische Neuro-Stimulatie (TENS) bij de baring en uitkomsten van een enquête onder Nederlandse verloskundigen TENS is een pijnverlichtings-methode die berust op de Gate Control Theory van Melzack en Wall. Door middel van elektrische pulsen via de huid zou de geleiding van pijnprikkels worden beïnvloed en zou het lichaam endorfinen aanmaken: lichaamseigen pijnstillers. Pijngewaarwording is het resultaat van een complex van factoren: nociceptie, beleving en gedrag. In Groot-Brittannië zijn positieve resultaten beschreven over TENS als pijnverlichtingsmethode bij de bevalling. In Nederland is het niet gebruikelijk, zoals in veel omringende landen, om tijdens de baring pijnverlichtingsmethoden toe te passen. Exacte gegevens over de frequentie van gebruik zijn (nog) niet bekend. Ongecompliceerde bevallingen worden in Nederland door een verloskundige of huisarts begeleid. Dit betreft ongeveer 43% van het totaal. Het voorschrijven van farmacologische middelen is voorbehouden aan artsen, dus een grote groep van begeleiders van ongecompliceerde bevallingen kan hier niet zelf over beschikken. In dit onderzoek is geanalyseerd wat er in de wetenschappelijke literatuur is beschreven over de toepassing van TENS bij bevallingen en wat de bekendheid en ervaringen van Nederlandse verloskundigen hiermee zijn. In het literatuuronderzoek is onderscheid gemaakt tussen verschillende vormen van onderzoek: niet-gecontroleerde, placebo-gecontroleerde en anderszinsgecontroleerde studies. Gekeken is of er pijnverlichtend effect is waargenomen en of er sprake is van placebo-effect. De uitkomst is dat hoe beter de studies zijn opgezet, des te minder pijnverlichtend effect er wordt waargenomen. Het effect dat in placebo-gecontroleerde studies optreedt bij functionerende TENSapparaten is niet significant verschillend met effecten waargenomen bij placebo-TENS-apparatuur. Op grond van de literatuuranalyse wordt geconcludeerd dat pijnverlichtend effect van TENS berust op placebo-effect. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat TENS schadelijke gevolgen heeft voor de moeder of het kind.
Wetenschapswinkels RuG
20
In een representatieve aselecte steekproef (n=250) van Nederlandse verloskundigen is door middel van een schriftelijke enquête onderzocht in hoeverre er in Nederland ervaring is met de toepassing van TENS bij bevallingen. Vrijwel iedere verloskundige heeft ooit van de methode gehoord uit
verscheidene bronnen. Ongeveer éénderde heeft vanuit de praktijk ervaring met het gebruik van TENS. De meesten van hen hebben slecht één of tweemaal TENS toegepast zien worden door een vrouw, vrijwel altijd tijdens de ontsluitingsfase. Als positieve effecten werden in lichte mate pijnverlichting, vermindering van angst en toegenomen gevoel van zelfcontrole waargenomen. Er werden echter ook negatieve effecten gezien, die voornamelijk storend waren op de begeleidende taak van de verloskundige. Uit de enquête blijkt dat 72% van de verloskundigen een toegenomen wens naar pijnverlichting rond de bevalling signaleert. In principe staat een groot deel van de Nederlandse verloskundigen neutraal tot positief ten opzichte van TENS, met name na enige ervaring met de toepassing ervan. Het draagvlak voor brede toepassing in de huidige verloskundige zorg lijkt echter niet groot.
Tuin, E, Tens bij bevallingen, verslag van een literatuuronderzoek naar de effecten van TENS bij de baring en uitkomsten van een enquête onder Nederlandse Jaarbericht 2000
21
verloskundigen, Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid, mei 2000
Wetenschapswinkel Geneesmiddelen “Ik heb astma, nou en…?!” GENEESMIDDELENVOORLICHTING AAN KINDEREN In het kader van het nieuw beleid ontwikkelt de Wetenschapswinkel Geneesmiddelen een nieuw thema: kinderen & geneesmiddelen. Studente farmacie Roos Heikoop heeft, in samenwerking met de basiseenheid Sociale Farmacie & Farmaco-epidemiologie, onderzocht wat er gebeurt op het gebied van geneesmiddelenvoorlichting aan kinderen. Ook heeft ze patiëntenverenigingen benaderd met de vraag welke behoeften er leven op het gebied van kinderen en geneesmiddelenvoorlichting. Ten eerste heeft ze literatuur bestudeerd over activiteiten in het buitenland op dit gebied. In de VS zet een werkgroep zich in voor het bevorderen van geneesmiddelenvoorlichting aan kinderen, niet alleen voor de ouders, maar ook rechtstreeks aan kinderen zelf. De werkgroep vindt het belangrijk dat kinderen zelf gemotiveerd zijn om geneesmiddelen te gebruiken, zeker als ze chronisch ziek zijn. Daarom moet voorlichting dus gericht zijn op kinderen. Hiervoor zijn “Ten Principles for Teaching Children and Adolescents About Medicines” opgesteld om hulpverleners, ouders en anderen ondersteuning te bieden bij communicatie met kinderen over geneesmiddelen. Uit het onderzoek van Heikoop blijkt dat zowel hulpverleners als patiënten- of consumentenorganisaties voorlichting over geneesmiddelen voor of aan kinderen wel belangrijk vinden, maar dat dit niet altijd gebeurt. Als het niet gebeurt is dit vaak te wijten aan gebrek aan tijd of expertise op dit gebied. Om te kijken in hoeverre de wetenschapswinkel een bijdrage kan leveren aan geneesmiddelenvoorlichting aan kinderen is gevraagd om ideeën voor een pilotproject.
Wetenschapswinkels RuG
22
Uit de ideeën die de betrokkenen aangedragen hebben voor een pilotproject bij de wetenschapswinkel heeft Heikoop gekozen voor het maken van een kinderfolder voor de Astma Patiëntenvereniging. Het doel van de folder is meer onderling begrip te kweken bij kinderen met en zonder astma. Ondanks het feit dat ongeveer 20% van de Nederlandse kinderen aan astma lijdt, hebben ze nog veel last van onbegrip. Kinderen met astma zien er niet ziek uit en worden vaak als aanstellers gezien. Onbegrip leidt tot schaamte, waardoor kinderen bijvoorbeeld minder makkelijk hun medicijnen gebruiken op school. De Astma Patiëntenvereniging is zeer tevreden over het resultaat. Ze hebben fondsen geworven om de brochure in kleur te kunnen drukken. De folder wordt in 2001 in een oplage van 30.000 stuks gedrukt en verspreid bij alle ziekenhuizen in Nederland en aan allerlei andere belangstellenden. Een mooie afsluiting van een eerste geslaagd project. Als wetenschapswinkel hopen we dat dit er één zal worden in een reeks van nieuwe projecten, allemaal rondom het thema kinderen en geneesmiddelen.
Jaarbericht 2000
23
Natuurkundewinkel
TREINLAWAAI BIJ DE OOSTERPOORT Bewoners van de Lodewijkstraat in de wijk Oosterpoort te Groningen wilden een onderzoek naar de geluidsbelasting van hun woningen door treinverkeer. Aan de overzijde van de spoorbaan was een flat gepland die, meenden zij, het treingeluid zou weerkaatsen waardoor de toch al aanzienlijke geluidsbelasting nog verder verhoogd zou worden. Overigens waren de bewoners niet erg tevreden over de geplande flat: een relatief smalle en hoge woontoren die zij niet in de omgeving vonden passen. De Lodewijkstraat ligt direct langs de spoorbaan richting Hoogezand/Assen. Er passeren overdag tenminste 10 reizigerstreinen per uur, daarnaast passeren er goederentreinen; rangerende treinen keren ongeveer ter hoogte van de woningen. Adviesbureau Haskoning heeft de geluidsbelasting (precies gezegd: het equivalente geluidsniveau op de gevel tengevolge van het treinverkeer) van de geplande flat al onderzocht. De conclusie was dat deze tot 74 dB(A) zal bedragen. Het rapport stelt dat technische maatregelen de geluidsbelasting in de flat zullen kunnen verlagen. Onderzoek van de geluidsbelasting is in de praktijk niet eenvoudig. Het aantal reizigerstreinen kan weliswaar uit het spoorboekje worden gehaald, maar de lengtes van die treinen niet (de geluidsproductie van een trein is evenredig met de lengte). Bovendien staan rangerende en goederentreinen niet in het spoorboekje. Volgens NS te Groningen waren bovendien gegevens van rangerende treinen niet beschikbaar. De geluidsbelasting langs de vrije baan kan volgens wettelijke voorschriften alleen berekend worden, er is geen voorschrift om het te meten. ‘Gelukkig’ is de spoorbaan ter hoogte van de Lodewijkstraat nog emplacement en daardoor ook bedrijfsterrein. Daarvan mag de geluidsbelasting wel weer door meting worden bepaald. De geluidsbelasting is gemeten door vier studenten in het Vrij Project in hun (eerstejaars) practicum. Van een groot aantal treinen werd gemeten hoeveel geluid elke trein veroorzaakte op de gevel. Die hoeveelheid werd vervolgens gemiddeld over de totale meettijd om de geluidsimmissie te bepalen. Ook werd de geluidsimmissie berekend tijdens een ‘gewoon’ dienstregelingsuur, hetgeen vrijwel hetzelfde resultaat opleverde. Voor de avond werden aldus waarden van 72 à 73 dB(A) berekend, overdag bedraagt de geluidsimmissie 67 à 68 dB(A). Goederentreinen hebben een belangrijke invloed op het resultaat.
Wetenschapswinkels RuG
24
De geluidsimmissie ligt daarmee boven alle wettelijk toegelaten waarden. De bouw van de flat is inmiddels afgeblazen en er wordt nu gestudeerd op alternatieve ontwerpen. De bewoners van de Lodewijkstraat zouden liever een lagere bouw hebben. Hoewel dat de geluidsbelasting voor hen niet hoeft te verbeteren zou een langgerekte bouw voor de woningen achter het gebouw een grote verbetering zijn: het gebouw fungeert dan als een effectief geluidsscherm voor die buurt. Overigens bleek uit de metingen dat vertrekkende treinen stiller zijn dan aankomende treinen, vermoedelijk vooral door de lagere snelheid bij vertrek. Ook veroorzaken treinen een hoog, snerpend geluid in de bocht. Dat geeft perspectief op geluidsreducerende maatregelen: laat binnenkomende treinen zachter rijden en smeer de rails in de bocht.
Meulen, A. van der, M. Steneker en L. Wansbeek, Geluidsbelasting van treinen in de Lodewijkstraat, Groningen - metingen, augustus 2000 (NWU-99)
Jaarbericht 2000
25
Wetenschapswinkel voor Onderwijs
WERKDRUK IN HET ONDERWIJS? De aanleiding voor het hieronder beschreven onderzoek waren de structurele klachten over werkdruk van docenten op de vestiging Leon van Gelder, exmiddenschool, van het Reitdiep College in Groningen. De directie heeft voor het onderzoek de Wetenschapswinkel voor Onderwijs van de RuG ingeschakeld. De student-onderzoeker heeft het onderzoek verricht in het kader van haar scriptie. Het doel van het onderzoek was een algemeen beeld te geven van de werkdruk op de Leon van Gelderschool. Uitgangspunt hierbij was de ervaringen van de docenten. De directie wil de resultaten van het onderzoek gebruiken als handvat voor het nemen van maatregelen. Centraal in het onderzoek stonden de vragen naar de mate waarin docenten werkdruk ervaren, waardoor en waarbij zij deze werkdruk ervaren en hoe zij daarmee omgaan. Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, is gebruik gemaakt van twee instrumenten: de enquête en het interview. De enquête is zodanig opgesteld dat een algemeen beeld van de werkdruk op de Leon van Gelderschool kan worden verkregen. De ervaring van werkdruk werd uitgesplitst in belasting door werkomstandigheden, belasting in de klas, en verschillende manieren waarop de docent tijdens de uitvoering van verschillende taken belast kan worden. Daarnaast is gevraagd naar zowel docentkenmerken (bijvoorbeeld taakopvatting, mate van overwerk, ervaring in het onderwijs) als schoolkenmerken (sociale steun). Het interview is ontwikkeld op basis van de resultaten van de enquête en is gebruikt om wat dieper op sommige zaken in te kunnen gaan, om zo een nog helderder beeld te krijgen.
Wetenschapswinkels RuG
26
Het is gebleken dat er inderdaad sprake is van een hoge werkdruk op de Leon van Gelderschool. Men heeft last van een gevoel van werkdruk, en de verschillende taken kosten de docent veel energie en aandacht. Dit laatste geldt vooral de mentortaken. De ervaring van werkdruk is echter voor elke docent anders. De persoonskenmerken van een docent hangen nauwelijks samen met de werkdruk. Verder is gebleken dat privé-omstandigheden voor een aanzienlijke groep docenten een belemmering vormen in het werk en zorgen voor een grotere belasting.
De sociale steun wordt als hoog ervaren. Als belangrijkste resultaat komt naar voren dat er een hoge samenhang is tussen het aantal taken buiten het lesgeven en het ervaren van sociale steun. De docenten waarvoor dit geldt worden significant minder belast. Mogelijk verschaffen extra taken een docent een bepaalde status, een eigen rol, en zwakt sociale steun de werkdruk af. Uit de interviews is gebleken dat de genoemde samenhang tussen extra taken, sociale steun en belasting vooral te maken heeft met de cultuur van 'hard werken' die op de school heerst. De Leon van Gelderschool heeft een achtergrond van idealisme, inzet voor de leerling en voor nieuwe ontwikkelingen. Docenten leggen elkaar (en zichzelf) een bepaalde norm op. Als je hier als docent niet aan voldoet ervaar je minder sociale steun op school. Het is zaak voor de vestiging Leon van Gelder, dat docenten elkaar onderling
Jaarbericht 2000
27
duidelijkheid verschaffen over de oorzaken van hun werkdruk. Dit kunnen bijvoorbeeld onregelmatige werktijden zijn, of onzekerheid over het functioneren als mentor. Deze duidelijkheid kan aanknopingspunten bieden om de werkdruk te verminderen en zorgt er bovendien voor dat de sociale steun en het onderlinge contact beter gewaarborgd worden voor docenten die minder extra taken vervullen. N. Hakkers.: Werkdruk bij docenten van de Leon van Gelderschool, 2000
Wetenschapswinkels RuG
28
4.
PUBLICATIES
Biologiewinkel Butter, M.E., Een vroege herfst op Langwijck. Schade aan vegetatie en gezondheidsklachten rondom een glasvezelfabriek in Westerbroek, Groningen, isbn 90 367 1331 5, Haren, 2000 (Biologiewinkelrapport 54) Feddema, L.H., M. Harteveld, A.F. Bos, Water Pollution in lakes in The Netherlands and Romania, isbn 90 367 1295 5, Haren, 2000 (Biologiewinkelrapport 53) Sims, J., M.E. Butter, Gender Equity and environmental health, Harvard Center for Population and Development Studies, Working Paper Series, Vol. 10, Number 6, Cambridge, Mass., 2000
Chemiewinkel Ciobanu, D., M. Hristea, D. Jansen, S. Odijk, F. Rabbering, B. Sluser, P. Tanck and G.A. Tudorache (edited by H.A.J. Mulder, C. Teodosiu, L. Georgescu en P. L. Georgescu), EMS in factories. The introduction of Environmental Management Systems in the metalprocessing and ceramic industry in Romania and The Netherlands, Chemiewinkel RU Groningen, 2000 (Rapport C94) Kamminga, K.J. en C.M. Ree, Milieuvergunningen en Bedrijvenbeleid bij de Noordelijke Milieufederaties, Chemiewinkel RU Groningen/KNN-Milieu BV, Groningen, 2000 (Rapport C92) Kamperman, M., Chemische en Fysische Brandweermannen. Brandvertragers in kunststoffen, Chemiewinkel RU Groningen, 2000 (Rapport C96) Lürsen, M., H. Mulder en M. Lieshout, Kronkelpaden of afslagen. Ontwikkelingen in en om wetenschapswinkels, in: Gewina - Tijdschrift voor de Jaarbericht 2000
29
geschiedenis der geneeskunde, natuurwetenschappen, wiskunde en techniek, 2000 Vol. 23 (3), pp. 207-213 Mulder, H.A.J., Internationalisering van wetenschapswinkels: universiteiten als maatschappelijk verantwoord ondernemer, in: De vraag naar maatschappelijk verantwoord ondernemen. Congrespublicatie 2000 (ed. Maran B. Kniese), Wetenschapswinkel Vrije Universiteit, Amsterdam, pp. 59-63 Mulder, H.A.J., Value Science Shops, presentation at the 4S/EASST Conference “Worlds in Transition – Technoscience, citizenship and culture in the 21st century”, Vienna, 29-9-2000 Ree, C.M., Verspreiding van gevaarlijke stoffen ten gevolge van de brand in de opslag van gevaarlijk afval bij ATF Drachten, 12 Mei 2000, Chemiewinkel RU Groningen, 2000 (Rapport C95) Ree, K. en A.-J. Abma: Plantaardige toekomst: Science of fiction?, in: Chemisch Weekblad 2, 29 januari 2000, p. 11 Ree, K. en F. Sijtsma: Magnesiumproductie in Delfzijl, in: Waddenbulletin, 35e jaargang nr. 1, februari 2000, pp. 42-43 Wiersma, G. en H.A.J. Mulder, Stofdocumenten broomhoudende brandvertragers, ftalaten, musk xyleen, tri en per en zink, Chemiewinkel RU Groningen/KNN-Milieu BV, Groningen, 2000 (Rapport C93)
Economiewinkel Boer, Th. de en E. Kamphuis, Skills. Vaardig in communicatie, Nieuwezijds Amsterdam, 2000 Brouwer, R.P. en O.P. Smid, Magnesiumproductie in de Eemsmond – Vorming van clusters van bedrijvigheid rondom magnesiumproductie, Economiewinkel, 2000 (EC 115) Kamminga, K.J., K.J. Noorman en F.J. Sijtsma, Werkbijeenkomst gemeentelijke milieumonitoring, KNN Milieu BV, 16 mei 2000 Kamphuis, E., Komt EKO van de grond? De verwerkingscapaciteit van Wetenschapswinkels RuG
30
biologische landbouwproducten in Noord Nederland (WD 2000-2) Kamphuis, E., KPN, Reeks: Bedrijfseconomische cases, Wolters-Noordhoff, Groningen, 2000 Kamphuis, E. and F.J. Sijtsma, New Research Partnerships: A Dutch experiment to increase community participation and commitment, gepresenteerd op de LOKA-conferentie in Atlanta, juni 2000 Postma, A.P., Ecologische voetafdruk – Betekenis en bruikbaarheid, Economiewinkel, 2000 (EC 116) Sijtsma, F.J., Ware woorden of schone schijn? De betrouwbaarheid van uitlatingen over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. In: Maran B. Kniese (red.): De maatschappelijke vraag naar Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, Vrije Universiteit, Amsterdam, 2000, pp. 25-33 Sijtsma, F.J. en D. Strijker, Quick scan van activiteiten coöperatie duurzame landbouw op Terschelling, Notitie Wetenschapswinkel, 2000 Sijtsma, F.J., P.H. Pellenbarg, K.G. Lugtenborg, Naar een goed besluit over vier Friese musea, Wetenschapswinkel voor Economie, Groningen (WD 20001) Sijtsma, F.J. en K. Ree, Magnesiumproductie in Delfzijl, in: Waddenbulletin, 35e jaargang nummer 1, februari 2000, pp. 42-43 Strijker, D., F.J. Sijtsma and K. Bettels, Evaluating nature Conservation – The case of Meadow birds in the Netherlands, in: Agricultural Economics Review, Volume 1 No.2, aug 2000, pp. 57-70 Strijker, D., F.J. Sijtsma and D. Wiersma, Evaluation of nature conservation - An application to the Dutch Ecological Network, in: Environmental and Resource Economics, Vol. 16, No. 4 (aug), 2000, pp. 363-373 Strijker, D., D.-J.F. Kamann, F.J. Sijtsma, Bioraffinage in Noord-Nederland, Augustus 2000 (WD 2000-3)
Jaarbericht 2000
31
Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid Bakker, R.H, B. Krol, J. Bouma, J.W. Groothoff, Knelpunten in het ambulante zorgaanbod aan lichamelijk en verstandelijk gehandicapten in de provincie Groningen, Quick Scan in het kader van het Uitvoeringsprogramma Regiovisie Versterking Ambulante Zorg, Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken, sectie Toegepast Onderzoek (NCG/TO) RuG, Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid RuG, Disciplinegroep Gezondheidswetenschappen, Sociale Geneeskunde RuG, september 2000 Haas, H. de, H. van Bemmel, Lever, alvleesklier en SLE, verslag van een literatuurstudie, Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid, 2e druk, juni 2000 Sewbaransingh, A., Laserbehandeling bij psoriasis, verslag van een literatuurstudie naar de stand van zaken, Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid, juni 2000 Tuin, E, Tens bij bevallingen, verslag van een literatuuronderzoek naar de effecten van TENS bij de baring en uitkomsten van een enquête onder Nederlandse verloskundigen, Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid, mei 2000 Wissink Y., M. Zatout, M. Lamberts, M. Jager, J. Hogendorp en C. van der Wal, De verborgen erfenis, een onderzoek naar de psychosociale gevolgen van het hebben van een kind met een stofwisselingsziekte, verslag van de Vakgroep Sociologie in samenwerking met de Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid, juli 2000 Hart & Lust (brochure; uitgave van de Federatie Hartezorg, gesubsidieerd door de Nederlandse Hartstichting),Vereniging Voor- en Nazorg bij Hartziekten, regio Noord, de Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid RuG, Polikliniek psycho-somatische gynaecologie/seksuologie AZG, 2000
Wetenschapswinkels RuG
32
Wetenschapswinkel Geneesmiddelen Brouwershaven, Y. van, J.H. Hoven en E.S. Schaafsma, NADH, energiebron voor de ME/CVS patiënt?, Groningen, Wetenschapswinkel Geneesmiddelen, juni 2000* Keijser, E., M. ‘l Hoir, E. Schirm, E.S. Schaafsma en L.T.W. de Jong-Van den Berg, Wiegendood en geneesmiddelen. De onbekende relatie? Pharm. Weekblad nr. 20 (19 mei) 2000 (135), pp. 720-723* Schaafsma, E.S., Nautische farmacie, in: Pharm. Weekblad nr. 45 (okt) 2000 (135), p. 1680 Schaafsma, E.S. en J. Bouma, Afstuderen bij de wetenschapswinkels, in: Themanummer wetenschapswinkels en onderwijs aan studenten, Wetenschapswinkel Courant nr 5, winter 2000/2001, jrgng 2 Schaafsma, E.S. en J.H. Hoven, Borstvoeding: slikken of stuwen? Brochure, Groningen, Wetenschapswinkel Geneesmiddelen, sept. 2000 Simons, M.H., M. Morsink en E.S. Schaafsma, Gebruik van voedingssupplementen bij zwangerschap, in: Tijds. Verloskunde, okt. 2000, pp. 681-687 Veen, G. van der, E.S. Schaafsma en J.H. Hoven, Mogelijke complicaties van een ruggeprik, Groningen, Wetenschapswinkel Geneesmiddelen, maart 2000* Wemmenhove, L.M., Groeiremming bij lange meisjes, Internetpublicatie (www.farm.rug.nl/wewi), sept. 2000* Wemmenhove, L.M., Growth Stunt in the Netherlands, in: Tall Girls Inc. Newsletter, dec. 2000, p. 7 Borstvoeding: slikken of stuwen? Pharma Selecta nr. 26 (19 dec.) 2000, p. 142 * incl. engelstalige samenvatting
Jaarbericht 2000
33
Natuurkundewinkel Berg, F. (G.P.) van den, Measurements and analysis of natural ambient sound levels and weather parameters, proc. Internoise 2000, Nice Berg, F. (G.P.) van den, Low Frequency Sounds in Dwellings: a Case Control Study, in: Journal of Low Frequency Noise, Vibration and Active Control, Vol. 19 No. 2, 2000, pp. 59-71 Berg, G.P. van den, Wiens brood men eet.... Een pleidooi voor onafhankelijke geluidsadviseurs, in: Geluid, juli 2000, pp. 103-105 Berg, G.P. van den, Metingen laagfrequent geluid te Deventer, oktober 2000 (NWU-102) Berg, G.P. van den en H.J. Kaper, Achtergrondgeluid te Noordwolde (Gn): meting van het L95, oktober 2000 (NWU-101) Kaper, H.J., Karakterisering van natuurlijk achtergrondgeluid: metingen in stiltegebied de Oostvaardersplassen, oktober 2000 (NWU-103) Kaper, H.J., Metingen laagfrequent geluid te Drachten, mei 2000 (NWU-98) Lanting, C., B. Schaap, F. de Smit en E. Smit; Onderzoek naar verkeerstrillingen aan het Lage der A, Groningen, augustus 2000 (NWU-100) Meulen, A. van der, M. Steneker en L. Wansbeek, Geluidsbelasting van treinen in de Lodewijkstraat, Groningen - metingen, augustus 2000 (NWU-99) Uitham, R. en G.P. van den Berg; Karakterisering van natuurlijk achtergrondgeluid: metingen in de Wieringerwaard, november 2000 (NWU-104)
Wetenschapswinkels RuG
34
Wetenschapswinkel voor Onderwijs Albers, M., De functie van het innovatiebudget in de gemeente Groningen. Een vervolgonderzoek, 2000 Bolt, S.M. en A.H.A. Dollenkamp, Basismodule energiebesparing en Docentenhandleiding basismodule energiebesparing, 2000 Gijlers, H., Nascholingsbehoeften op de Leon Van Gelderschool. Een inventarisatie, 2000 Hakkers, N., Werkdruk bij docenten van de Leon van Gelderschool, 2000 Hercules, L.M., Aansluiting beroepspraktijk? Een onderzoek naar de aansluiting van de opleidingen die opleiden tot architect of bouwkundig tekenaar op de beroepspraktijk in de architectenbureaus, 2000 Kwantes, A., Individualisering binnen het NT1-onderwijs in de basiseducatie. Een eerste verkenning, 2000 Pelt, W.G. van, De Verlengde Schooldag in de gemeente Enschede, 2000
Jaarbericht 2000
35
Wetenschapswinkels RuG
36
5.
ADRESSEN WETENSCHAPSWINKELS RUG
Biologiewinkel
Biologisch Centrum, Kerklaan 30, 9751 NN Haren Attie Bos, tel. 050 - 363 2385 e-mail:
[email protected] Maureen Butter, tel. 050 - 363 2385
[email protected] fax. 050-3635205 www.biol.rug.nl/biowinkel/
Chemiewinkel
Nijenborgh 4, 9747 AG Groningen Henk Mulder, tel. 050 - 363 4436 e-mail:
[email protected] Karin Ree, tel. 050 - 363 4132 e-mail:
[email protected] fax. 050-363 7526 www.fwn.rug.nl/chemshop/
Wetenschapswinkel Economie
Landleven 5 Postbus 800, 9700 AV Groningen Elise Kamphuis, tel. 050 - 363 7182 e-mail:
[email protected] Frans Sijtsma, tel. 050 - 363 3754 e-mail:
[email protected] fax. 050-363 3720 www.eco.rug.nl/wewi/
Wetenschapswinkel Geneeskunde en Volksgezondheid
Antonius Deusinglaan 1, 9713 AV Groningen Jelte Bouma, tel. 050-363 3174 e-mail:
[email protected] fax. 050-363 3082 http://coo.med.rug.nl/fmw/b3.htm
Wetenschapswinkel Geneesmiddelen
Antonius Deusinglaan 1, 9713 AV Groningen Evelyn Schaafsma, tel. 050-363 3332 e-mail:
[email protected] fax. 050-363 2772 www.farm.rug.nl/wewi/
Jaarbericht 2000
37
Geschiedeniswinkel
St. Jansstraat 2 Postbus 716, 9700 AS Groningen Klaas Gert Lugtenborg, tel. 050-363 7048/363 5800 e-mail:
[email protected] fax. 050-363 5912 www.geschiedeniswinkel.nl
Natuurkundewinkel
Nijenborgh 4, 9747 AG Groningen Frits van den Berg, tel. 050-363 4867 e-mail:
[email protected] fax. 050-363 4727 www.phys.rug.nl/scienceshop.physics
Wetenschapswinkel Onderwijs
Grote Rozenstraat 38, 9712 TJ Groningen Manja Rijzinga, tel. 050-363 6545 e-mail:
[email protected] fax. 050-363 6521
Talenwinkel, Etoc
Oude Boteringestraat 34 Postbus 716, 9700 AS Groningen Annette Scheepstra, tel. 050-363 5826 / 363 7277 e-mail:
[email protected] fax. 050-363 3169 www.etoc.n
Wetenschapswinkels RuG
38