Omslag richtlijnen_Opmaak 1 14-03-11 08:48 Pagina 1
Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel
Postbus 584 9700 AN Groningen
Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel
Regionale Brandweer Groningen
Colofon Uitgave: Vastgesteld: Datum: Versie: Contactadres:
Opsteller:
Regionale Brandweer Groningen College Commandanten Regio Groningen (CCRG) 17-02-2011 1.0 Regionale Brandweer Groningen Afd. Operationele Voorbereiding Postbus 584 9700 AN Groningen telefoon (050) 3674777
[email protected] Afdeling Operationele Voorbereiding
Voorwoord Voor u ligt het document Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel. Dit document is een samenvoeging van het Protocol Ongevallen met eigen personeel (2009) en Richtlijnen Ernstige ongevallen en overlijden eigen personeel (2002), allebei opgesteld door de Regionale Brandweer Groningen. Bij het opstellen van het voorliggende document is ook gebruik gemaakt van de ervaringen die zijn opgedaan naar aanleiding van het tragische ongeval op 8 maart 2010 in Veendam, waarbij een collega van Brandweer Veendam om het leven is gekomen tijdens het bestrijden van een brand aan de Kerkstraat.
Leeswijzer In de inleiding wordt allereerst een toelichting gegeven op de inhoud van de verschillende checklisten die zijn opgesteld voor het geval zich een ongeval met eigen personeel heeft voorgedaan. Op de pagina’s daarna zijn de elf checklisten opgenomen. In de beslisboom op de volgende pagina kan worden afgelezen welke checklisten wanneer gebruikt kunnen worden. Checklist 4.1 en 4.2 kunnen overigens ook worden gebruikt in het geval brandweerpersoneel overlijdt zonder dat er een directe relatie is met het brandweerwerk.
Doel Wanneer een korps te maken krijgt met een ongeval met eigen personeel heeft dat vaak een grote impact op alle betrokkenen, zowel direct na het incident als ook in de dagen, weken en maanden daarna. Hoewel in zulke gevallen intuïtief vaak veel goede beslissingen worden genomen, kan het handig zijn om een naslagwerk te hebben waaraan deze beslissingen kunnen worden gespiegeld. Dit document, Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel, is zo’n naslagwerk. Het geeft, zoals de titel al aangeeft, richtlijnen die als handvat kunnen dienen na een ongeval met eigen personeel. Daarbij is er onderscheid gemaakt in richtlijnen op operationeel gebied, opvang en nazorg, communicatie en onderzoek. In het geval van overlijden van een brandweercollega, dient de wens van zijn of haar familie, maar bovenal die van de overledene zelf, leidend te zijn bij de uitvaartplechtigheid. Daarom kan overwogen worden om deze wensen van tevoren vast te leggen, bijvoorbeeld in (een besloten deel van) het personeelsdossier.
Doelgroep Dit document is in eerste instantie bedoeld voor leidinggevenden binnen de brandweer, zoals commandanten en leden van de commandovoering. Ook voor voorlichters biedt het document een aantal richtlijnen. Ten slotte biedt het document ook voor de Alarmcentrale een aantal handvatten. Een aantal zaken uit dit document is ook relevant voor manschappen en bevelvoerders. Aangezien niet verwacht mag worden dat al het brandweerpersoneel dit document op elk gewenst moment voorhanden heeft, zijn deze zaken op andere manieren bij hen kenbaar gemaakt. Bijvoorbeeld via het Aandachtskaartenboekje, het Operationeel Handboek, de werkinstructie duiken en het regionale oefenplan voor de noodprocedure.
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Voorwoord | pagina 3 |
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Schema | pagina 4 | Checklist 4.1
Checklist 5.1
Checklist 5.1
Communicatie
ja
Checklist 4.1
ja
Met privé-voertuig
Onderzoek
Checklist 6.1
Checklist 6.1
Checklist 4.1 en 4.2
Checklist 2.2
ja
Gewond personeel?
Checklist 5.1 en 5.2
nee
nee
Checklist 5.1 en 5.2
Checklist 4.1 en 4.2
Checklist 2.1
ja
Overleden personeel?
nee
Met brandweervoertuig?
Ongeval tijdens inzet?
ja
nee
ja
Aanrijding?
Opvang en nazorg
nee
Checklist 1.2
Operationeel
Checklist 3.1 of 3.2
ja
Vermissing / personeel in nood?
ja
Ongeval met eigen personeel
Checklist 1.1 (evt. 2.1 of 2.2)
na vinden/redden eigen personeel, schema opnieuw doorlopen
nee
Checklist 5.1
Checklist 4.1
Normale BOTprocedure.
Lokaal commandant, RCvD en voorlichter bepalen vervolgacties.
Inhoudsopgave Voorwoord . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Inhoudsopgave. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 1. Operationeel – aanrijding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 2. Operationeel – ongeval met letsel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 3. Operationeel – vermissing eigen personeel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 4. Opvang en nazorg . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 5. Communicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 6. Onderzoek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Checklisten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Checklist 1.1 Ongeval met brandweervoertuig . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 Checklist 1.2 Ongeval met privé-voertuig. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Checklist 2.1 Overleden personeel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 13 Checklist 2.2 Gewond personeel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14 Checklist 3.1a Noodprocedure brand, HV, OGS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 Checklist 3.1b Noodprocedure brand, HV, OGS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16 Checklist 3.2a Noodprocedure duiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Checklist 3.2b Noodprocedure duiken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 18 Checklist 4.1 Opvang en nazorg personeel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 Checklist 4.2 Opvang en nazorg familie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20 Checklist 5.1 Interne communicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 Checklist 5.2 Externe communicatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 22 Checklist 6.1 Coördinatieteam. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 23 Bijlage 1: Taken CoPI, OT en GBT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 24 Bijlage 2: Aandachtspunten bij reddingsactie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25 Bijlage 3: Begrafenis Bijstands Team . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Bijlage 4: Aanleveren dossier . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 Bijlage 5: Horen getuigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Inhoudsopgave | pagina 5 |
Inleiding Op de volgende pagina’s zijn elf checklisten opgenomen. Hieronder worden deze kort toegelicht. Bij alle checklisten dient te worden opgemerkt dat deze richtlijnen geven. Elke situatie is anders en daarom zullen de betrokkenen altijd zelf moeten afwegen of de aangegeven handvatten wel of niet van toepassing kunnen zijn. Dit geldt vooral voor de checklisten 4.1 t/m 6.1. Deze zijn grotendeels gericht op incidenten waarbij eigen personeel overlijdt. Er staan in deze checklisten echter ook voldoende richtlijnen genoemd die in geval van (ernstig) letsel bij eigen personeel gevolgd kunnen worden. De checklisten zijn verdeeld in vier categorieën, te weten Operationeel, Opvang en nazorg, Communicatie en Onderzoek. De categorie Operationeel is nog weer onderverdeeld in drie onderdelen, namelijk aanrijdingen, ongevallen waarbij eigen personeel overlijdt of gewond raakt en vermissing van eigen personeel (noodprocedure).
1. Operationeel – aanrijding Tussen het alarmeren en het ter plaatse komen bij een incident, lopen hulpverleners een verhoogd risico in het verkeer. Dit is niet alleen het geval bij een uitruk met een brandweervoertuig, maar ook tijdens het rijden met een privé-voertuig naar de kazerne na de alarmering. Hoewel men zich in zulke gevallen normaal aan alle verkeersregels dient te houden, is het niet ondenkbaar dat door adrenaline en spanning er meer risico’s worden genomen. Daarnaast kan een brandweervoertuig ook op de terugweg van een inzet, bij oefening of tijdens een gewone dienstrit betrokken raken bij een ongeval.
• Checklist 1.1 Ongeval met brandweervoertuig
2. Operationeel – ongeval met letsel Tijdens de inzet bij een incident lopen brandweermensen een verhoogd risico op de plaats van het incident. Voorbeelden daarvan zijn een plotselinge branduitbreiding, instorting, te water raken, desoriëntatie, bekneld raken, etc.. De risico’s zijn niet alleen beperkt tot incidenten op het land, maar gelden ook bij incidenten op of in het water. Het is niet ondenkbaar dat eigen personeel op de plaats van een incident gewond raakt of, erger nog, overlijdt. Dit hoeft trouwens niet altijd het gevolg te zijn van een ongeval. Ook een onwelwording of een hartaanval kan een oorzaak zijn. De richtlijnen uit de checklisten 2.1 en 2.2 zijn in principe gericht op die gevallen waarbij eigen personeel tijdens een repressieve inzet gewond raakt of overlijdt. Dit kan zich echter ook tijdens een opleiding, oefening of instructie voordoen. In zulke gevallen is de oefenleider of instructeur verantwoordelijk voor het alarmeren van benodigde medische hulp. De lokaal commandant, RCvD en voorlichter bepalen in onderling overleg de te nemen vervolgacties. Hierbij kan een aantal richtlijnen uit de checklisten 2.1 en 2.2 als handvat worden gebruikt.
• Checklist 2.1 Overleden personeel Van toepassing indien eigen personeel tijdens een inzet overlijdt.
• Checklist 2.2 Gewond personeel Van toepassing indien eigen personeel letsel heeft opgelopen tijdens een inzet én al in veiligheid is gebracht. Indien personeel nog niet in veiligheid is gebracht en dus nog gered moet worden, dan dient de ‘noodprocedure’ te worden opgestart (checklist 3.1 en 3.2).
Van toepassing indien een brandweereenheid1 in het verkeer een ongeval krijgt, Er is daarbij op een aantal punten onderscheid gemaakt tussen het feit of er wel of niet sprake is van lichamelijk letsel2.
• Checklist 1.2 Ongeval met privé-voertuig Van toepassing indien een hulpverlener een ongeval krijgt bij het rijden naar de kazerne na een alarmering. Opgemerkt moet worden dat het niet altijd direct bij de Alarmcentrale bekend zal zijn dat een hulpverlener met een privé-voertuig betrokken is bij een ongeval. De aangegeven richtlijnen voor de Alarmcentrale gelden dan ook pas zodra deze daarover is ingelicht.
1 2
Een brandweereenheid kan bijvoorbeeld zijn een TS, WO, een ondersteunend voertuig (HV, redvoertuig, haakarmvoertuig), maar ook een piket- of dienstvoertuig. Met letsel wordt hier, maar ook in de rest van het document, bedoeld: de persoon is dusdanig gewond dat hij/zij zich onder behandeling van een arts moet stellen.
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Inleiding | pagina 7 |
3. Operationeel – vermissing eigen personeel
4. Opvang en nazorg
In het geval eigen personeel tijdens een inzet, opleiding, oefening of instructie vermist wordt of als ze gered moeten worden, is het zaak om zo snel mogelijk de ‘noodprocedure’ op te starten. Het doel van de ‘noodprocedure’ is het zo snel mogelijk krijgen van voldoende extra hulp en het zo snel en veilig mogelijk redden van eigen personeel. Bij vermissing of redding van eigen personeel wordt de prioriteit verlegd van de incidentbestrijding naar de reddingsactie. Dit betekent echter niet dat de incidentbestrijding helemaal gestopt kan worden.Voor de veiligheid van het personeel dat de reddingsactie uitvoert, zal het vaak noodzakelijk zijn om ook aandacht te blijven besteden aan de incidentbestrijding.
Na een ongeval is, naast de medische hulp aan het slachtoffer, één van de belangrijkste taken dat de opvang en nazorg voor het eigen personeel en de familie van het slachtoffer wordt opgestart. In de checklisten 4.1 en 4.2 wordt op beide zaken ingegaan. Bij het opstellen van de richtlijnen is er een onderverdeling gemaakt in drie verschillende fasen: • Fase 1: de eerste 24 uur na het ongeval • Fase 2: de eerste week na het ongeval • Fase 3: na de eerste week
• Checklist 3.1(a en b) Noodprocedure brand, HV, OGS Van toepassing indien eigen personeel vermist wordt of gered moet worden bij brand, hulpverlening of ongevalbestrijding gevaarlijke stoffen.
• Checklist 3.2 (a en b) Noodprocedure duiken Van toepassing indien eigen personeel vermist wordt of gered moet worden bij duikwerkzaamheden.
Naast de richtlijnen in de checklisten is er voor de gevallen dat eigen personeel ernstig letsel oploopt of overlijdt meer informatie te vinden in de onderstaande documenten: • Richtlijn Psychosociale ondersteuning geüniformeerden – Impact • Protocol Uitvaartplechtigheid met beperkt ceremonieel – NVBR • Draaiboek Uitvaart met korpseer (Begrafenis Bijstands Team) – NVBR
• Checklist 4.1 Opvang en nazorg personeel Van toepassing indien er na een ongeval met letsel of dodelijke afloop met eigen personeel behoefte is aan opvang en nazorg van personeel.
• Checklist 4.2 Opvang en nazorg familie Van toepassing indien er na een ongeval met letsel of dodelijke afloop met eigen personeel behoefte is aan opvang en nazorg van familieleden van het slachtoffer.
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Inleiding | pagina 8 |
5. Communicatie
6. Onderzoek
Indien zich een ongeval voordoet, vooral tijdens repressief brandweeroptreden, dan is de kans groot dat de mediabelangstelling groot zal zijn. Niet alleen zij, maar ook veel andere partijen in de omgeving van het brandweerkorps zullen geïnformeerd willen en moeten worden. Daarbij valt te denken aan brandweercollega’s in de regio, het bestuur, omwonenden, onderzoeksinstanties, etc.. Het is dan ook belangrijk om de communicatie en voorlichting naar al deze partijen goed te organiseren.
Na een ongeval met brandweerpersoneel zal er vrijwel altijd een onderzoek of evaluatie worden ingesteld.Voorbeelden daarvan zijn: • Monodisciplinaire evaluatie door Regionale Brandweer Groningen • Multidisciplinaire evaluatie door Crisismanagement Groningen • Ongevalonderzoek door Arbeidsinspectie • Onderzoek door Inspectie Openbare Orde en Veiligheid • Onderzoek door Onderzoeksraad voor Veiligheid • Onderzoek door politie in opdracht van het Openbaar Ministerie
Ook op het gebied van communicatie is er een onderverdeling gemaakt in drie verschillende fasen: • Fase 1: de eerste 24 uur na het ongeval • Fase 2: de eerste week na het ongeval • Fase 3: na de eerste week
• Checklist 5.1 Interne communicatie Van toepassing indien er na een ongeval met letsel of dodelijke afloop met eigen personeel gecommuniceerd moet worden naar personen of instanties die een directe relatie hebben met de korpsen in de regio Groningen.
• Checklist 5.2 Externe communicatie Van toepassing indien er na een ongeval met letsel of dodelijke afloop met eigen personeel gecommuniceerd moet worden naar personen of instanties die geen relatie hebben met de korpsen in de regio Groningen.
Om te voorkomen dat al deze evaluatieteams en onderzoekscommissies zelf gaan zoeken naar relevante informatie, waardoor betrokkenen meerdere keren wordt gevraagd om informatie aan te leveren, is het aan te bevelen om een coördinatieteam aan te wijzen. Dit team heeft vooral als doel in kaart te brengen welke onderzoeken en evaluaties worden opgestart en welke informatie gevraagd wordt. Vervolgens zal het team zorgen dat er een eenduidige informatieverstrekking plaatsvindt naar alle evaluatieteams en onderzoekscommissies. Indien de betrokkenen bij het ongeval moeten worden gehoord of verhoord door bijvoorbeeld de Arbeidsinspectie, IOOV of politie dan zal het team daar de nodige voorbereidingen voor treffen. Het coördinatieteam bestaat tenminste uit de onderstaande personen. Eventueel kunnen er nog extra personen aan het team worden toegevoegd: • voorzitter • vertegenwoordiger korps • vertegenwoordiger gemeente • arbocoördinator • communicatieadviseur Hulpverleningsdienst / gemeente Ook op het gebied van onderzoek is er een onderverdeling gemaakt in drie verschillende fasen: • Fase 1: de eerste 24 uur na het ongeval • Fase 2: de eerste week na het ongeval • Fase 3: na de eerste week Opgemerkt dient te worden dat het niet de bedoeling is dat het coördinatieteam zelf een evaluatie van het ongeval gaat uitvoeren. Zowel voor de mono- als de multidisciplinaire evaluatie zijn regionaal afspraken gemaakt, die ook in dit geval gevolgd kunnen worden.
• Checklist 6.1 Coördinatieteam Van toepassing indien er na een ongeval met letsel of dodelijke afloop met eigen personeel evaluaties of onderzoeken worden opgestart
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Inleiding | pagina 9 |
Alarmcentrale Alarmeer conform de normale procedures de hulpdiensten die benodigd zijn voor het ongeval met het brandweervoertuig. Alarmeer, indien er geen sprake is van een brandweerinzet bij het ongeval, in ieder geval: OvD en, indien deze al is ingezet, een 2e OvD; lokaal commandant; RCvD; voorlichter. Alarmeer, indien de brandweereenheid niet kan doorrijden, ter vervanging een identieke eenheid voor het oorspronkelijke incident. Overwogen kan worden om, bijvoorbeeld bij een gebouwbrand, één extra niveau op te schalen i.v.m. het ontstane tijdsverlies. Handel de incidenten af conform de normale procedures.
Betrokken eenheid bij het ongeval
Meld de aanrijding aan de AC en geef aan: of er sprake is van letsel, wat de aard van het letsel is en om wie het gaat (eigen personeel en/of andere betrokkenen); welke hulpdiensten ter plaatse nodig zijn; of men zelf verder kan rijden; of er een vervangende eenheid voor het oorspronkelijke incident moet worden gealarmeerd. Indien er wel sprake is van letsel: blijf ter plaatse en verleen eerste hulp waar nodig. Indien er geen sprake is van letsel: maak de volgende gegevens bekend aan de andere partij: kenteken, naam en contactadres; geef aan dat de politie wordt gewaarschuwd; alleen indien er sprake was van een prioriteit 1 melding kan de weg worden vervolgd. In alle andere gevallen dient men altijd ter plaatse te blijven.
Checklist 1.1 – Ongeval met brandweervoertuig Indien er wel sprake is van een brandweerinzet bij het ongeval: coördineer conform de normale inzetprocedures; beoordeel of er een 2e OvD en/of HOvD moet worden gealarmeerd, zodat zowel het nazorgtraject als de inzet kan worden geregeld. bepaal of het nodig is op te schalen naar GRIP 1 of hoger ( bijlage 1: Taken CoPI, OT en GBT); draag zorg voor verslaglegging van het incident. Indien er geen sprake is van een brandweerinzet bij het ongeval wordt er van de OvD geen actie verwacht. De lokaal commandant bepaalt welke vervolgacties noodzakelijk zijn. Stem met de lokaal commandant, RCvD en voorlichter af welke vervolgacties noodzakelijk zijn m.b.t.: nazorg ( checklist 4.1 en 4.2); communicatie ( checklist 5.1 en 5.2).
OvD (of, indien deze is ingezet, 2e OvD)
Checklisten
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Checklisten | pagina 11 |
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Checklisten | pagina 12 |
Alarmcentrale Alarmeer conform de normale procedures de hulpdiensten die benodigd zijn voor het ongeval. Alarmeer, indien er geen sprake is van een brandweerinzet bij het ongeval, maar wel van letsel, in ieder geval de lokaal commandant. Handel het incident af conform de normale procedures.
Betrokkene
Handel in het geval er alleen sprake is van materiële schade het ongeval zelf af Alarmeer in geval er sprake is van letsel de benodigde hulp (via 112) of laat deze alarmeren. Blijf ter plaatse totdat het incident is afgehandeld. Licht de commandant in over het voorval.
Checklist 1.2 – Ongeval met privé-voertuig Indien er wel sprake is van een brandweerinzet bij het ongeval: coördineer conform de normale inzetprocedures; beoordeel of er een 2e OvD en/of HOvD moet worden gealarmeerd, zodat zowel het nazorgtraject als de inzet kan worden geregeld. Indien er geen sprake is van een brandweerinzet bij het ongeval wordt er van de OvD geen actie verwacht. De lokaal commandant bepaalt welke vervolgacties noodzakelijk zijn. Stem, in het geval van een brandweer-inzet, met de lokaal commandant, RCvD en voorlichter af welke vervolgacties noodzakelijk zijn m.b.t.: nazorg ( checklist 4.1 en 4.2); communicatie ( checklist 5.1 en 5.2).
OvD (of, indien deze is ingezet, 2e OvD)
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Checklisten | pagina 13 |
3
Alarmeer in ieder geval: OvD; lokaal commandant; regionaal commandant; RCvD; voorlichter. Handel het incident af conform de normale procedures.
Meld aan de Alarmcentrale, bij voorkeur telefonisch en pas nadat dit medisch is bevestigd, het overlijden. Indien het incident nog niet is afgerond: haal de betrokken eenheid/eenheden van het incident; geef aan de AC aan of en zo ja, welke extra eenheden noodzakelijk zijn.
Draag zorg voor verslaglegging van het incident. Beoordeel of aanwezige eenheden en functionarissen nog inzetbaar zijn3. Regel zonodig vervanging. Leg sporen vast, stel bewijsmateriaal veilig i.o.m. de politie (bijv. ademluchtapparatuur). Draag plaats incident over aan politie.
( bijlage 1: Taken CoPI, OT en GBT).
Ga, indien nog niet ter plaatse, naar het incident. Coördineer conform de normale inzetprocedures. Laat een 2e OvD en/of een HOvD alarmeren, zodat zowel het nazorgtraject als de inzet kan worden geregeld. Bepaal of het nodig is op te schalen naar GRIP 1 of hoger
OvD
Naast de vraag of men mentaal en fysiek nog in staat is een inzet te doen, dient er ook gekeken te worden naar het aantal inzetbare mensen. Voor een inzet zijn minimaal een bevelvoerder en vijf manschappen nodig. Zonder bevelvoerder is een eenheid niet inzetbaar.
Alarmcentrale
Hoogst leidinggevende ter plaatse
Checklist 2.1 – Overleden personeel
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Checklisten | pagina 14 |
5
4
Ga, indien nog niet ter plaatse, naar het incident. Coördineer conform de normale inzetprocedures. Beoordeel of er een 2e OvD en/of een HOvD moet worden gealarmeerd, zodat zowel het nazorgtraject als de inzet kan worden geregeld. Bepaal of het nodig is op te schalen naar GRIP 1 of hoger
Alarmeer medische hulp voor het gewonde personeel. Alarmeer in ieder geval: OvD; lokaal commandant; RCvD; voorlichter. Handel het incident af conform de normale procedures.
Meld aan de Alarmcentrale ‘gewond personeel’ en geeft daarbij aan wat de verwondingen zijn4. Beoordeel of de aanwezige mensen nog inzetbaar zijn, zowel mentaal als fysiek5. Indien de aanwezige ploeg niet meer inzetbaar is, geef aan de AC aan of en zo ja, welke extra eenheden noodzakelijk zijn. Overweeg om iemand van het korps mee te laten gaan naar het ziekenhuis.
Indien de bevelvoerder gewond is geraakt en er geen andere leidinggevenden ter plaatse zijn, verzorgt de chauffeur van de TS de communicatie met de AC. Naast de vraag of men mentaal en fysiek nog in staat is een inzet te doen, dient er ook gekeken te worden naar het aantal inzetbare mensen. Voor een inzet zijn minimaal een bevelvoerder en vijf manschappen nodig. Zonder bevelvoerder is een eenheid niet inzetbaar.
Draag zorg voor verslaglegging van het incident. Beoordeel of aanwezige eenheden en functionarissen nog inzetbaar zijn5. Regel zonodig vervanging. Leg sporen vast, stel bewijsmateriaal veilig i.o.m. de politie (bijv. ademluchtapparatuur). Draag plaats incident over aan politie.
( bijlage 1: Taken CoPI, OT en GBT).
OvD
Alarmcentrale
Hoogst leidinggevende ter plaatse
Checklist 2.2 – Gewond personeel
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Checklisten | pagina 15 |
Meld aan de AC ‘noodprocedure’ indien: personeel aangeeft dat het in nood verkeert; het noodsignaal van de bodyguard wordt gehoord en men geen contact krijgt; er personeel vermist wordt en er geen contact is. Verzamel de complete ploeg en houd appel, bij voorkeur bij de tankautospuit. Controleer wie vermist wordt en probeer contact op te nemen. Informeer, indien aanwezig, de OvD en overige bevelvoerders. Begin het bericht met de term ‘noodprocedure’. Controleer de hoeveelheid ademlucht bij de eenheid en bepaal of de hoeveelheid toereikend is voor een directe reddingsactie (min. 200 bar). Beoordeel of een reddingsactie veilig kan worden ingezet. Deel de redploegen in. Structureer de communicatie, zorg dat alle berichtgeving via één persoon loopt. Coördineer, totdat de OvD aanwezig is, de reddingsactie ( bijlage 2: Aandachtspunten bij een reddingsactie)6. Schaal de noodprocedure ook weer af op het moment dat vermist personeel weer terecht is. Begin het bericht met ‘einde noodprocedure’.
Stel, indien mogelijk, bevelvoerder of ploeg op de hoogte dat hij/zij in nood verkeert. Gebruik hiervoor de term ‘noodprocedure’ en geef daarbij aan wat er precies aan de hand is. Activeer, indien mogelijk, de noodknop van de bodyguard.
6
Controleer de beschikbare hoeveelheid ademlucht, denk hierbij ook aan reserveflessen. Hanteer een strakke portofoondiscipline, dus niet onnodig praten door de portofoon. Volg aanwijzingen van bevelvoerder op.
Bezetting TS
Indien de bevelvoerder zelf wordt vermist of in nood verkeert, is de chauffeur van de tankautospuit degene die de noodprocedure opstart. Na het verzamelen bij de tankautospuit zal de chauffeur, indien mogelijk, een eerste reddingsactie opstarten. Een eventueel aanwezige andere bevelvoerder (binnen de ploeg of een andere eenheid) zal zo snel mogelijk de reddingsactie coördineren. Indien dit niet het geval is, zal de eerst aankomende bevelvoerder of OvD de reddingsactie coördineren.
De taken voor de overige bevelvoerders, Alarmcentrale en OvD staan beschreven in checklist 3.1b.
Bevelvoerder
Persoon in nood
Checklist 3.1a – Noodprocedure brand, HV, OGS
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Checklisten | pagina 16 |
Ga, indien nog niet ter plaatse, naar het incident. Coördineer conform de normale inzetprocedures. Controleer of er een 2e OvD is gealarmeerd. Stem af dat de 1e OvD de redding coördineert en de 2e OvD de inzet. Draag er zorg voor dat het nazorgtraject al tijdens het incident wordt opgepakt. Hiervoor dient een aparte functionaris (OvD of HOvD) te worden gealarmeerd. Draag zorg voor verslaglegging van het incident. Beoordeel of aanwezige eenheden en functionarissen nog inzetbaar zijn7. Regel zonodig vervanging. Leg sporen vast, stel bewijsmateriaal veilig i.o.m. de politie. Draag in geval er sprake is van gewond of overleden personeel de plaats incident over aan politie. Schaal de noodprocedure ook weer af op het moment dat vermist personeel weer terecht is. Begin het bericht met ‘einde noodprocedure’.
Alarmeer conform het inzetvoorstel ‘noodprocedure’ in GMS. Schaal op naar GRIP 1. Een overzicht van te alarmeren eenheden en functionarissen is opgenomen in het Operationeel Handboek, A06 – Noodprocedure.
Verzamelen hun ploegleden bij de eigen tankautospuit. Indien de OvD nog niet ter plaatse is: gaan naar de verzamelplaats van de eenheid die de noodprocedure heeft opgestart en overleggen met de betrokken bevelvoerder over verdere acties. Indien de bevelvoerder wordt vermist, coördineert één van de overige bevelvoerders de reddingsactie. Indien de OvD wel ter plaatse is: gaan naar de verzamelplaats die door de OvD wordt aangegeven en overleggen met de OvD over verdere acties.
7
Naast de vraag of men mentaal en fysiek nog in staat is een inzet te doen, dient er ook gekeken te worden naar het aantal inzetbare mensen. Voor een inzet zijn minimaal een bevelvoerder en vijf manschappen nodig. Zonder bevelvoerder is een eenheid niet inzetbaar.
De taken voor de persoon in nood, bevelvoerder en bezetting TS staan beschreven in checklist 3.1a.
(H)OvD
Alarmcentrale
Overige bevelvoerders
Checklist 3.1b – Noodprocedure brand, HV, OGS
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Checklisten | pagina 17 |
Meld aan de AC ‘noodprocedure duiken’ indien: de duiker via seinlijn of communicatieapparatuur aangeeft dat hij in nood verkeert; de duiker consequent op een onverwachte manier op de lijnseinen reageert; de duiker de lijnseinen niet meer beantwoordt; de bellenbaan verdwenen is; het contact tussen de signaalhouder en de duikers geheel verloren is. Geef noodsituatie door aan OvD, bevelvoerder, reserveduiker en assistent-duikploeg. Begin het bericht met de term ‘noodprocedure duiken’. Onderhoud contact met de in nood geraakte duiker via seinlijn en communicatiesysteem of laat dit over aan de assistent duikploeg. Beoordeel of een reddingsactie veilig kan worden ingezet. Coördineer inzet van de reserveduiker. Schaal de noodprocedure ook weer af op het moment dat vermist personeel weer terecht is. Begin het bericht met ‘einde noodprocedure duiken’.
Stel, indien mogelijk, de signaalhouder op de hoogte door het geven van een noodsignaal (meer dan 5 korte rukken aan de seinlijn). Gebruik, indien mogelijk, de communicatieapparatuur om de signaalhouder te informeren over de aard van de noodsituatie.
De taken voor de bevelvoerder, Alarmcentrale en OvD staan beschreven in checklist 3.2b.
Duikploegleider
Duiker in nood
Checklist 3.2a – Noodprocedure duiken Breng reserveduiker in gereedheid om redding uit te voeren. De reserveduiker: gaat te water; zwemt/duikt aangelijnd naar de in nood verkerende duiker via de seinlijn van deze duiker; tracht duiker uit de noodsituatie te bevrijden en/of te ondersteunen met ademlucht; helpt duiker uit het water te komen. De assistent-duikploeg: assisteert de reserveduiker; brengt zuurstofkoffer en verbandtrommel naar de waterkant; onderhoudt contact met de reserveduiker via de seinlijn en communicatiesysteem of laat dit over aan de duikploegleider; verleent eerste medische hulp.
Bezetting duikploeg
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Checklisten | pagina 18 |
Alarmeer conform het inzetvoorstel ‘noodprocedure duiken’ in GMS. Schaal op naar GRIP 1. Een overzicht van te alarmeren eenheden en functionarissen is opgenomen in het Operationeel Handboek, A06 – Noodprocedure.
Meld aan de AC ‘noodprocedure duiken’ indien de duikploegleider dit nog niet heeft gedaan. Structureer de communicatie, zorg dat alle berichtgeving via één persoon loopt. Neem maatregelen ter ondersteuning van de redding door de bemanning TS: breng, indien nog niet gedaan, zuurstofkoffer en verbandtrommel naar de waterkant; plaats eventueel extra ladder; maak voldoende ruimte vrij voor ambulance en behandeling slachtoffer; begeleid ambulancepersoneel naar de waterkant; verleen op aanwijzing van de duikploegleider extra werkzaamheden.
8
Ga, indien nog niet ter plaatse, naar het incident. Coördineer conform de normale inzetprocedures. Controleer of er een 2e OvD is gealarmeerd. Draag er zorg voor dat het nazorgtraject al tijdens het incident wordt opgepakt. Hiervoor dient een aparte functionaris (OvD of HOvD) te worden gealarmeerd. Draag zorg voor verslaglegging van het incident. Beoordeel of aanwezige eenheden en functionarissen nog inzetbaar zijn8. Regel zonodig vervanging. Leg sporen vast, stel bewijsmateriaal veilig i.o.m. de politie. Draag in geval er sprake is van gewond of overleden personeel de plaats incident over aan politie. Schaal de noodprocedure ook weer af op het moment dat vermist personeel weer terecht is. Begin het bericht met ‘einde noodprocedure duiken’.
(H)OvD
Naast de vraag of men mentaal en fysiek nog in staat is een inzet te doen, dient er ook gekeken te worden naar het aantal inzetbare mensen. Voor een inzet zijn minimaal een bevelvoerder en vijf manschappen nodig. Zonder bevelvoerder is een eenheid niet inzetbaar. Een duikploeg bestaat minimaal uit een duikploegleider, een assistent-duikploeg, een duiker en een reserveduiker.
De taken voor de duiker in nood, duikploegleider en bezetting duikploeg staan beschreven in checklist 3.2a.
Alarmcentrale
Bevelvoerder
Checklist 3.2b – Noodprocedure duiken
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Checklisten | pagina 19 |
Fase 2: eerste week Licht alle korpsleden en overige betrokkenen in over hoe de komende week eruit gaat zien (uitvaart, onderzoeken, etc.). Regel bedrijfsopvang voor de direct betrokkenen voor de langere termijn. Maak eventueel gebruik van het BOT van de Brandweer Stad Groningen. Organiseer ook voor partners en kinderen een informatiebijeenkomst. Laat alle bij het incident betrokken collega’s op papier zetten hoe zij het incident hebben meegemaakt. Bespreek het incident na met alle betrokkenen, zodat er bij iedereen een eenduidig beeld ontstaat. Leg dit beeld vast op papier. Houd de kazerne een ‘veilige’ plek voor de korpsleden, partners en familie. Dwing mensen niet om te praten, maar zorg wel dat er continu één of twee BOT-leden in de kazerne aanwezig zijn. Besteed ook aandacht aan andere korpsen en functionarissen die op één of andere manier bij het incident betrokken zijn geweest. Richt in de kazerne een stiltehoek in. Houd een logboek bij waarin alle gebeurtenissen/activiteiten worden vastgelegd.
Fase 1: eerste 24 uur
Regel de eerste opvang voor de bij het incident betrokken collega’s. Start lokaal de bedrijfsopvang op. Licht overig personeel betrokken korps in, denk daarbij ook aan zieke collega’s en collega’s die op vakantie zijn, stagiairs, ex-collega’s, FLO’ers, etc.. Stel een kwartiermaker aan die randvoorwaarden (koffie, broodjes, etc.) regelt. Laat betrokken personeel, ter geruststelling, de eigen familie bellen. Wijs de kazerne aan als een ontmoetingsplek voor korpsleden, partners, familie, etc.. Zorg dat hier geen media, politie, onderzoeksinstanties, etc. rondlopen. Organiseer een debriefing voor andere korpsen, functionarissen en centralisten die bij het incident betrokken waren. Wijs iemand aan die het nazorgtraject voor de andere betrokken korpsen en functionarissen in de gaten houdt. Maak afspraken over hoe de bezetting van de uitruk de komende week wordt geregeld. Richt eventueel een noodpost in met een door andere korpsen geleverde bezetting. Laat het korps zonodig begeleiden door een ‘procesbegeleider’ uit de regio.
Checklist 4.1 – Opvang en nazorg personeel Blijf de korpsleden en overige betrokkenen inlichten over de voortgang en uitkomsten van onderzoeken. Houd aandacht voor de manier waarop brandweermensen het incident verwerken, zowel binnen als buiten het korps. Moedig mensen aan om contact te houden met de familie van het slachtoffer. Heb oog voor speciale data: datum overlijden, verjaardag slachtoffer, etc..
Fase 3: na de eerste week
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Checklisten | pagina 20 |
Fase 2: eerste week Vraag of de familie prijs stelt op een begrafenis met korpseer. Informeer de familie rechtstreeks over de voortgang van de onderzoeken. Voorkom dat de familie informatie eerder via de pers dan rechtstreeks te horen krijgt. Indien anderen informatie aan de familie geven (bijvoorbeeld de politie) laat de contactpersoon daar dan bij aanwezig zijn. Houd rekening met eventuele gevoeligheden binnen de familie. Heb afstemming met de familierechercheurs van de politie. De contactpersoon: is bereikbaar voor de familie; biedt een luisterend oor; neemt waar nodig taken over van de familie.
Fase 1: eerste 24 uur
Zo snel mogelijk na het ongeval aankondigen van het ongeval of overlijden: door de commandant of een door de commandant aangewezen persoon. Stem dit af met de politie. Zorg, bij meerdere slachtoffers, dat alle families tegelijkertijd worden ingelicht. Neem een contact- of vertrouwenspersoon mee die de familie goed kent. Doe de aankondiging niet bij de deur, maar vraag om binnen te mogen komen. Regel vervoer naar het ziekenhuis indien het slachtoffer daar naartoe is gebracht. Overweeg, indien het slachtoffer naar het ziekenhuis wordt gebracht, dat er iemand van het korps meegaat. Wees duidelijk over wat er gebeurd is, draai er niet omheen. Neem geen persoonlijke spullen van het slachtoffer mee. Denk niet alleen aan de partner en kinderen van een slachtoffer, maar ook aan de ouders. Blijf bij de familie en bied hulp aan voor: regelen vertrouwenspersoon (huisarts, dominee, pastoor, naaste familie, vrienden); informeren familie en vrienden; opvangen van familie en vrienden (thuis, in ziekenhuis, in aula); opvangen van kinderen; contact met de werkgever, zowel de gemeente als de hoofdwerkgever, en met de verzekering. Bescherm de familie tegen pers en opdringerige mensen. Wees bereikbaar voor de familie. Regel een contactpersoon (vast aanspreekpunt) bij de brandweer voor de familie.
Checklist 4.2 – Opvang en nazorg familie De contactpersoon blijft, indien de familie dit wenst, de spil tussen de brandweer en de familie. Blijf de familie informeren over het verloop van de diverse onderzoeken. Draag de persoonlijke bezittingen van het slachtoffer over aan de familie. Draag het condoleanceregister over aan de familie. Blijf de familie uitnodigen voor brandweeractiviteiten. Heb oog voor speciale data: datum overlijden, verjaardag slachtoffer, trouwdag, vader-/moederdag, etc.. Bied hulp aan bij financiële zaken. Denk ook aan de opvang van de contactpersoon.
Fase 3: na de eerste week
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Checklisten | pagina 21 |
Fase 3: na de eerste week Breng een extra nieuwsbrief uit op het moment dat daar nog behoefte aan is, bijvoorbeeld als de onderzoeksrapporten gereed zijn.
Fase 2: eerste week Informeer alle onder fase 1 genoemde partijen geregeld, bijvoorbeeld via een nieuwsbrief. Onderwerpen die daarbij aan bod kunnen komen, zijn: uitvaart; opgestarte onderzoeken; herbezetting kazerne; stiltehoek en condoleanceregister; afgelaste vergaderingen, oefeningen, etc.; opvang en nazorg voor betrokkenen; vlagvertoon; taken Begrafenis Bijstands Team; etc. Organiseer de dag na het ongeval een briefing voor het managementteam, zowel binnen de gemeente als de brandweer, om zaken af te stemmen. Ondersteun de betrokken leidinggevenden tijdens communicatiemomenten (zoals persconferenties en interviews).
Fase 1: eerste 24 uur
Informatievoorziening organiseren naar: korpsleden betrokken korps; overige brandweerkorpsen in de regio, incl. alarmcentrale; burgemeester en gemeentebestuur; BOT-team; leiding en medewerkers HVD. Kijk kritisch naar de juiste volgorde van communiceren naar de verschillende doelgroepen (familie, korps, overige betrokkenen). Blijf dit ook in de volgende fasen doen.
Checklist 5.1 – Interne communicatie
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Checklisten | pagina 22 |
9
Stel andere brandweerkorpsen/-regio’s en de NVBR op de hoogte van het overlijden en de gegevens over de uitvaart. Plaats rouwadvertenties in een regionaal dagblad, Brand&Brandweer en Noorderlicht. Overweeg of het gewenst is om een bewonersbijeenkomst te organiseren. Besteed aandacht aan communicatie rondom de uitvaart (uitnodigingen, programmaboekje, afspraken met media, informeren omwonenden). Besteed aandacht aan informatievoorziening naar scholen, instanties en verenigingen. Met name die waar kinderen of familieleden van betrokken brandweermensen naar toe gaan. Verzamel alle mediaberichten die een relatie hebben met het incident. Denk daarbij ook aan de internetberichten
Neem contact op met de voorlichters van de politie en de gemeente en stem af wie de woordvoering bij het incident verzorgt. Regel, indien het BBT ter plaatse komt, een eerste opvang en briefing (bijv. aan de Sontweg). Stem hun werkwijze eerst af met familie, lokaal bestuur, lokaal commandant, etc. voordat ze ter plaatse gaan ( bijlage 3: Begrafenis Bijstands
Er is sprake van een meldingsplichtig arbeidsongeval als het slachtoffer aan de gevolgen overlijdt, blijvend letsel oploopt, of in een ziekenhuis moet worden opgenomen. • Blijvend letsel is onder andere: amputatie, blindheid, of langdurige chronische - lichamelijke of psychische/traumatische klachten. • Ziekenhuisopname betekent dat een slachtoffer ook daadwerkelijk in een ziekenhuis wordt of is opgenomen. Poliklinische behandeling is geen ziekenhuisopname.
Wijs een korpscoördinator aan die afstemming met het BBT heeft. Stel een persbericht op. Regel een recente (pas)foto . Licht bestuurders in (burgemeester, CdK, Minister, etc.). Licht Arbeidsinspectie9, Inspectie Openbare Orde en Veiligheid en Onderzoeksraad voor Veiligheid in. Licht de verzekering in. Organiseer een persconferentie. Deze dient nooit in de brandweerkazerne te worden gehouden. Stel een condoleanceregister en/of stilteruimte open in het gemeentehuis.
Team).
Fase 2: eerste week
Fase 1: eerste 24 uur
Checklist 5.2 – Externe communicatie Regel een persbericht of persconferentie op het moment dat onderzoeksrapporten gereed zijn. Stel overige brandweerkorpsen/-regio’s en de NVBR op de hoogte van de uitkomsten van de onderzoeksrapporten.
Fase 3: na de eerste week
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Checklisten | pagina 23 |
Licht het betrokken korps, betrokken functionarissen en centralisten in over de werkzaamheden van het coördinatietieteam. Verzamel inzetverslagen van het korps, OvD, HOvD, etc.. Stel feitenrelaas op aan de hand van de verkregen inzetverslagen en meldkamergegevens. Maak afspraken met politie en onderzoeksinstanties over het aanleveren van gegevens en verzamel deze gegevens
Vastleggen meldkamergegevens: GMS-rapporten; geluidsbestanden. Vastleggen gegevens plaats incident (situatieschets, foto’s, etc.). Breng in kaart welke evaluaties en onderzoeken worden opgestart. Verzamel verslagen CoPI, OT, GBT. Houd vanaf de eerste dag een logboek bij waarin alle gebeurtenissen/activiteiten worden vastgelegd. Maak afspraken met politie en onderzoeksinstanties over het horen van getuigen ( bijlage 5: Horen getuigen).
( bijlage 4: Aanleveren dossier).
Fase 2: eerste week
Fase 1: eerste 24 uur
Checklist 6.1 – Coördinatieteam
Stel een tijdspad op voor het gehele traject (tijdstip rapporten klaar, presentatie rapport, persberichten, etc.). Regel de communicatie naar familie, betrokkenen, etc..
( bijlage 5: Horen getuigen).
Uitnodigen van personeel voor de getuigenverhoren. Regel de randvoorwaarden voor de getuigenverhoren
Fase 3: na de eerste week
Bijlage 1: Taken CoPI, OT en GBT In deze bijlage zijn een aantal belangrijke aandachtspunten beschreven, die de vertegenwoordiger van de brandweer kan inbrengen in het CoPI, OT en GBT in geval van: 1. een dodelijk slachtoffer onder brandweerpersoneel, of 2. vermissing van brandweerpersoneel, of 3. ernstig gewond brandweerpersoneel.
a verslaglegging en SITRAP’s archiveren; b voor zover de onderzoeksinstanties dit toestaan: afstemming activiteiten OM, Arbeidsinspectie, Onderzoeksraad voor Veiligheid en Inspectie Openbare Orde en Veiligheid.
Gemeentelijk Beleidsteam (GBT): Commando Plaats Incident (CoPI): 1. (Multidisciplinaire) veiligheidsmaatregelen (bij ongevallen onder eigen personeel wordt soms meer, mogelijk onverantwoord, risico genomen). 2. Wijzigen van de (multidisciplinaire) incidentbestrijdingstactiek. 3. Vastleggen sporen, veiligstellen bewijsmateriaal i.o.m. de politie (bijv. ademluchtapparatuur, SITRAP’s). 4. Voorzien in psychosociale zorg (GHOR). 5. Voorzien in opvang (gemeente). 6. (Multidisciplinaire) informatievoorziening OT. 7. Persbegeleiding ter plaatse. 8. Afstemming informatievoorziening OT en GBT m.b.t. het overleden of vermiste personeel. 9. Zorg dragen voor goede overdracht van het plaats incident tot plaats delict. 10. Zorg dragen voor het in stand houden van de ongevalsplek (i.v.m. rouwverwerking).
Operationeel Team (OT): 1. Maatregelen ter borging incidentbestrijding (opschaling / aflossing eenheden). 2. Ondersteuning CoPI door afstemming, facilitering en organisatie van de multidisciplinaire rampbestrijdingsprocessen. 3. Informatievoorziening bestuur. 4. Maatregelen op korte en middellange termijn: (multidisciplinaire) opvang eigen personeel en restdekking (het kan zijn dat korpsen enkele dagen niet, of verminderd, inzetbaar zijn). 5. Advisering bestuur over te nemen maatregelen i.o.m. lokaal commandant. 6. Bij overlijden: maatregelen ter bevordering van een waardige uitvaart (Begrafenis Bijstands Team indien een begrafenis met korpseer is gewenst). 7. Scenario denken. 8. Maatregelen nemen om het optreden van onderzoeksinstanties te bevorderen:
1. In geval van overlijden heeft het spoedig informeren van familieleden hoogste prioriteit. In geval van vermissing is dit situatieafhankelijk. 2. Opvang familie door gemeente. 3. Voorlichting pers/media. 4. Informatievoorziening interne organisatie (gemeente, hulpdiensten etc.). 5. Stroomlijnen onderzoeken. 6. Opstellen communicatieplan. 7. Voorzie in begeleiding van personeel dat gehoord wordt in de onderzoeken. 8. Stel een plan op maat op m.b.t. nazorg, zowel voor de korte als lange termijn. Betrek hierin zeker de familie en nabestaanden, het getroffen korps en de andere betrokkenen zoals omliggende korpsen, functionarissen, centralisten, etc.. 9. Inrichten gemeentelijke organisatie om de korte en lange termijneffecten te kunnen handelen: opvang, nazorg, interne en externe communicatie en onderzoeken. Denk hierbij aan een projectorganisatie. 10. In het kader van het proces Uitvaartverzorging overwegen om één of meerdere processen van het Begrafenis Bijstands Team in te zetten. Maak heldere afspraken met het BBT over de kosten die hun inzet met zich meebrengt ( bijlage 3: Begrafenis Bijstands Team).
11. Zorg dat er een coördinatieteam wordt opgestart. 12. Blijf continu zorgen voor afstemming met OT. 13. Scenario denken.
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Bijlagen | pagina 24 |
Bijlage 2: Aandachtspunten bij reddingsactie Indien er eigen personeel gered moet worden of vermist is, dient men zich er bewust van te zijn dat het niet altijd mogelijk is om nog een succesvolle redding uit te voeren. Aangezien elke situatie anders zal zijn, is het ondoenlijk om aan te geven wanneer een redding nog wel zinvol is en wanneer niet meer.Ter plaatse dient dit te worden bepaald door de bevelvoerder(s) en de OvD. Het is wel mogelijk om een aantal aandachtspunten aan te geven. Aan de hand daarvan kunnen leidinggevenden (bevelvoerders, OvD’en) nagaan of men een redding in kan zetten en waar men daarbij op moet letten. Uiteindelijk bepaalt de OvD, in samenspraak met de andere leidinggevenden, of een redding nog mogelijk is. Deze aandachtspunten zijn tevens opgenomen in Aandachtskaart 0.03 – Noodprocedure Algemeen.
• Maak voor de reddingsactie gebruik van de oorspronkelijk toegewezen incidentgroep. De incidentbestrijding dient op een andere incidentgroep te worden afgewikkeld. • Controleer of alle reddingsploegen hun portofoon op het juiste DMO-kanaal hebben en dus contact hebben met de bevelvoerder die hen aanstuurt. • Wijs een plotter aan voor het vastleggen van alle acties. • Zorg dat mensen die geen taak hebben uit het reddingsgebied worden verwijderd. • Regel voldoende aflossing. • Denk aan afscherming. • Assisteer het ambulancepersoneel bij het afzetten van het ademluchttoestel en -masker.
Aandachtspunten leidinggevenden: • Bewust en onbewust zal men meer risico’s nemen om collega’s te redden. Veiligheid van het eigen personeel blijft echter de hoogste prioriteit houden. • Appel houden bij het voertuig om te bepalen wie er vermist wordt. • Nagaan waar de vermiste persoon of personen zich (kunnen) bevinden. Maak een plattegrond. Houd rekening met het feit dat de vermiste personen mogelijk zijn gaan dwalen en dat men elkaar is kwijt geraakt. • Bepalen via welke ingang de reddingsploegen naar binnen gaan. • Bepalen van de grootte van en het aantal reddingsploegen. Indien er sprake is van moeilijk bereikbare of gevaarlijke plaatsen, overweeg dan om de reddingsploeg minimaal uit drie of vier personen en een bevelvoerder te laten bestaan. • Overweeg het inzetten van een stand-by ploeg. • Overweeg of er voldoende materiaal voorhanden is (HV-materiaal, hoogwerker, kraan, stempel- en stutmateriaal, overdrukventilatoren, verlichting). • Ga na of er voldoende ademlucht aanwezig is voor de reddingsploegen. Denk hierbij ook aan reserveflessen. Maak alleen gebruik van flessen met minimaal 200 bar ademlucht. • Maak gebruik van warmtebeeldcamera’s. • Reddingsploegen dienen gebruik te maken van een straal of lijn. • Overweeg inzet complexe gebouwen (bruggenhoofd, lijnenprocedure, etc.). • Besteed ook aandacht aan de incidentbestrijding, om in ieder geval te zorgen voor een veilige werkomgeving voor de in te zetten reddingsploegen.
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Bijlagen | pagina 25 |
Bijlage 3: Begrafenis Bijstands Team Bij overlijden van geüniformeerd brandweerpersoneel die in actieve dienst waren op het moment van overlijden en zijn overleden bij de uitvoering van brandweertaken, is ondersteuning van het Begrafenis Bijstands Team (BBT) mogelijk. Het BBT is een landelijke faciliteit van de NVBR. Een verzoek om ondersteuning door dit team kan door de voorzitter van de Veiligheidsregio, regionaal commandant, lokaal commandant of burgemeester worden gericht aan de Meldkamer Oost Nederland, via het telefoonnummer 055 - 53 99 648. De voorzitter van het BBT zal vervolgens terugbellen.
Voorzitter Secretariaat
Korpscoördinator
Begrafenisofficier(en)
Familiecontactpersonen
Protocollair
Secretariële ondersteuning
Communicatie
Huishoudelijke dienst
Logistiek Opvang & Nazorg Onderzoeksbegeleiding
Bij de organisatie en uitvoering van een begrafenis met korpseer komen vele, niet tot de dagelijkse routine behorende, zaken aan de orde. Het BBT kan desgevraagd hieraan een bijdrage leveren. Het team organiseert een plechtigheid in eerste aanleg voor de directe familie van de betrokkene(n). Voor zover het protocol dat toelaat zal met specifieke wensen van de nabestaande(n), het korps en het bestuur rekening worden gehouden. Het team kan, op basis van eerdere ervaringen, voorzien in één of meerdere van de volgende processen: • uitvaartleiding; • protocol; • onderzoeksbegeleiding; • opvang en nazorg; • communicatie; • logistiek; • secretariële ondersteuning.
Liaison Politie
In het Draaiboek Uitvaart met korpseer van de NVBR is meer informatie te vinden over hoe het BBT is georganiseerd, welke expertise en diensten worden aangeboden en over het protocol bij een uitvaart met korpseer.
Het BBT is samengesteld uit verschillende experts uit het land. Voor uitvoering van de taken wordt het team aangevuld met medewerkers van het brandweerkorps of de brandweerregio dat is getroffen door het ongeval. Daarnaast is aanvulling nodig vanuit de gemeentelijke organisatie en van de overige hulpdiensten. Onderstaand organogram geeft de totale organisatie van het BBT weer. Afhankelijk van de grootte en de complexiteit van het incident wordt bekeken hoeveel ondersteunende functionarissen noodzakelijk zijn om de werkzaamheden te kunnen regelen.
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Bijlagen | pagina 26 |
Bijlage 4: Aanleveren dossier Het verdient de voorkeur om één dossier op te stellen met daarin alle relevante informatie voor de onderzoeksinstanties. Hiermee wordt voorkomen dat er allerlei losse informatie wordt verspreid en op den duur het overzicht ontbreekt van welke informatie bij wie bekend is.
8. Relevante procedures • Eventueel voor het incident relevante regionale procedures
9. Lerend vermogen • Informatie over hoe in het verleden is geleerd van andere incidenten, zowel landelijke, regionale als lokale
Het dossier voor de onderzoeksinstanties kan de volgende informatie bevatten:
1. Rampbestrijdingsorganisatie • Situatieschets • Incidentrapportage meldkamer • Feitenrelaas • Inzetverslagen korps, OvD, HOvD, etc. • Verslagen CoPI, OT, GBT
2. Personeelsdossier slachtoffer(s) • Personeelsdossier met o.a. aanstellingsbesluit, medische keuringen, bevorderingen, diploma’s, etc.
3. Oefenregistratie • Lokaal opleiding- en oefenbeleidsplan • Regionaal oefenbeleidsplan • Oefenschema’s (lokaal en regionaal) • Oefenregistratie en aanwezigheidslijsten (lokaal en regionaal)
4. Les- en leerstof • Eventueel voor het incident relevante les- en leerstof
5. Registratie en keuringen materiaal • Registratie, keuringsbewijzen en certificaten van ademluchttoestel, -automaat en –masker en kleding • Registratie, keuringsbewijzen en certificaten van eventueel ander betrokken materiaal/materieel
6. Warme Risico-inventarisatie en -evaluatie • Warme RI&E en PvA (lokaal en regionaal) • Uitkomsten belevingsonderzoek korpsleden • Veiligheidschecklist korpsleiding
7. Bouwvergunning en -tekeningen • Eventueel voor het incident relevante bouwvergunningen en -tekeningen
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Bijlagen | pagina 27 |
Bijlage 5: Horen getuigen Zowel de onderzoeksinstanties als de politie zullen na een ongeval met brandweerpersoneel betrokken brandweermensen willen horen als getuige. Om ervoor te zorgen dat de betrokkenen niet meerdere keren hetzelfde verhaal hoeven te vertellen, wordt aanbevolen om de volgende afspraken met de onderzoeksinstanties en politie te maken: • Laat de onderzoeksinstanties het horen van getuigen gezamenlijk doen, zodat in één gesprek de getuige zijn hele verhaal kan doen. • Regel dat het proces-verbaal van de politie van een getuigenverhoor beschikbaar is voor de onderzoeksinstanties. • Stem af dat nooit iemand alleen wordt gehoord, maar dat er altijd een vertrouwenspersoon meegaat. • Krijg duidelijk in welke rol iemand gehoord wordt: als getuige of als verdachte. • Spreek af dat de getuigenverslagen in concept worden voorgelegd aan de betrokkenen. Houd hier centraal de regie op.
Randvoorwaarden Naast de hierboven genoemde inhoudelijke afspraken, zijn er ook qua proces veel zaken te regelen. Doel van het regelen van deze randvoorwaarden is dat de betrokkenen zo goed mogelijk worden begeleid en opgevangen, zowel voor, tijdens als na de gesprekken: • Nodig alle betrokkenen officieel uit via een brief. Geef daarin aan waar en wanneer de gesprekken plaatsvinden, wat het doel is van de gesprekken, hoe de verslaglegging plaatsvindt en op welke manier men begeleid wordt. • Regel voor de getuigenverhoren een locatie buiten de kazerne, bijvoorbeeld het gemeentehuis. In ieder geval dient het een locatie te zijn waar de getuigen zich op hun gemak voelen. Denk daarbij ook aan de inrichting van de ruimte waar de gesprekken plaatsvinden. • Zorg dat men voor het gesprek wordt opgevangen door een bekende. • Regel een vertrouwenspersoon die bij de gesprekken aanwezig is. De betrokkenen dienen hier natuurlijk wel akkoord mee te gaan. • Zorg dat men na het gesprek wordt opgevangen door bijvoorbeeld iemand van het BOT, zodat er even stoom kan worden afgeblazen.
| Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel | Regionale Brandweer Groningen | Bijlagen | pagina 28 |
Omslag richtlijnen_Opmaak 1 15-03-11 09:50 Pagina 1
Richtlijnen bij ongevallen met eigen personeel
Postbus 584 9700 AN Groningen