Ongevallen met speeltoestellen
J.A. Draisma
Uitgegeven door Stichting Consument en Veiligheid Postbus 75169 1070 AD Amsterdam
Oktober 2010
Bij de samenstelling van deze publicatie is de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht genomen. Consument en Veiligheid aanvaardt echter geen verantwoordelijkheid voor eventuele, in deze uitgave voorkomende, onjuistheden of onvolkomenheden. Overname van tekst of gedeelten van tekst is toegestaan, mits met de juiste bronvermelding.
Indien de tekst gebruikt wordt voor commerciële doelstellingen dient altijd vooraf schriftelijke toestemming verkregen te zijn.
1.2
Inleiding
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van de gebruikte registratiesystemen, de gehanteerde selectie en de analyse. In hoofdstuk 3 en 4 staan
1.1
Aanleiding
de resultaten van de analyse. Ten behoeve van de leesbaarheid zijn de tabellen opgenomen in de
Ten behoeve van het programma 'Andere Tijden' is
bijlage.
een analyse gedaan naar ongevallen met speeltoestellen.
2.1.2
Krantenknipselregistratie
In de Krantenknipselregistratie van Consument en
Methode
Veiligheid worden alle berichten over privé-, sporten arbeidsongevallen geregistreerd die in landelijke en regionale dagbladen zijn verschenen. De ongevallen waarover berichten in kranten
2.1
Gebruikte registratiesystemen
Voor de analyse is gebruik gemaakt van het Letsel Informatie Systeem en de Krantenknipselregistratie van Consument en Veiligheid, de Landelijke Medische Registratie van Prismant en de Doodsoorzakenstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek. 2.1.1
Letsel Informatie Systeem
In het Letsel Informatie Systeem (LIS) van Consument en Veiligheid staan slachtoffers geregistreerd die na een ongeval, geweld of automutilatie zijn behandeld op een Spoedeisende Hulpafdeling (SEH) van een selectie van ziekenhuizen in Nederland. Deze ziekenhuizen vormen een representatieve steekproef van ziekenhuizen in Nederland met een continu bezette SEH-afdeling. Dit maakt een schatting van cijfers op nationaal niveau mogelijk.
2010.206 /10.0029 / Consument en Veiligheid /11-10-2010
verschijnen, zijn in het algemeen ernstige ongevallen. De Krantenknipselregistratie vormt daarom geen basis om kwantitatieve uitspraken te doen over ongevallen, maar geeft wel veel achtergrondinformatie over de ongevallen die geregistreerd worden. 2.1.3
Landelijke Medische Registratie
Via de Landelijke Medische Registratie (LMR) worden alle ziekenhuisopnamen geregistreerd in nagenoeg alle ziekenhuizen in Nederland. Binnen de LMR worden de diagnose alsmede de uitwendige oorzaak van letsel gecodeerd volgens de ICD9 (International Classification of Diseases, 9th revision). De Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en de Orde van Medisch Specialisten zijn houders van de Landelijke Medische Registratie (vanaf 2006). Ziekenhuizen en medisch specialisten verstrekken
gezamenlijk ziekenhuisgegevens en medische
boksbal (kermis), uitrusting voor bungy jumpen,
gegevens aan Prismant. Prismant verwerkt en
doolhof, draaimolen, familieschommel, glijbaan,
verstrekt (onder voorwaarden) de gegevens aan
kabelbaan, klimhuisje, kettingbrug, klimpaal,
derden.
klimrek, klimtoestel, klimwand (niet sport), kunstwerk, loopschijf, loopton, luchtkussen,
2.1.4
Doodsoorzakenstatistiek
schommel, skateboardbaan, trampoline (niet sport),
De Doodsoorzakenstatistiek van het Centraal
wip, zandbak, zeephelling en niet nader
Bureau voor de Statistiek (CBS) bevat gegevens
gespecificeerde speeltoestellen. Ongevallen in en
over alle overledenen die in Nederland woonachtig
om huis zijn buiten beschouwing gelaten.
waren op het moment van overlijden. De
In LMR kan alleen geselecteerd worden op ‘val van
Doodsoorzakenstatistiek is gebaseerd op de
een speeltuinuitrusting’ (ICD9: E884.0). Er is
doodsoorzakenverklaring die door een arts wordt
geselecteerd op speeltoestellen die niet op de
afgegeven. De primaire doodsoorzaak wordt
locatie in en om huis staan. Ook in de
gecodeerd met behulp van de codes van de ICD10
Doodsoorzakenstatistiek kan alleen geselecteerd
(International Classification of Diseases, 10th
worden op ‘val waarbij een speeltoestel betrokken
revision).
is’ (ICD10: W09). De analyse is uitgevoerd over de jaren 2002 tot en
2.2
Selectie en analyse
met 2006. De gepresenteerde gegevens betreffen jaarlijkse gemiddelde aantallen en percentages.
In LIS is geselecteerd op alle (privé- en sport-)
Door afronding kan het voorkomen dat het totaal in
ongevallen waarbij een speeltoestel betrokken is
de tabellen afwijkt van de som van de afzonderlijke
geweest. De groep speeltoestellen bestaat in de
aantallen.
LIS-registratie uit de volgende toestellen: ballenbad,
Volgens de Landelijke Medische Registratie (LMR) zijn in de periode 2002-2006 jaarlijks 1.100 mensen
Resultaten
in het ziekenhuis opgenomen na een val uit een speeltoestel. In LIS staan geen slachtoffers geregistreerd die zijn overleden na de SEH-behandeling. In de
3.1
Omvang problematiek
Jaarlijks vinden naar schatting 12.0001 ongevallen plaats met een speeltoestel, waarbij het slachtoffers op een SEH-afdeling wordt behandeld. Negen procent van de slachtoffers wordt na de SEH-behandeling opgenomen in het ziekenhuis (1.100). 1
De landelijke schatting is gebaseerd op 7.182 in het Letsel
Informatie Systeem geregistreerde cases
2010.206 /10.0029 / Consument en Veiligheid /11-10-2010
Doodsoorzakenstatistiek is het niet mogelijk te selecteren op alle ongevallen met speeltoestellen. Alleen dodelijke ongevallen na een val van een speeltoestel zijn bekend. In de periode 2002-2006 zijn 2 volwassen vrouwen overleden na een val van een speeltoestel. Dit is minder dan één overledene per jaar. Uit de Krantenknipselregistratie zijn ook dodelijke ongevallen met een speeltoestel bekend. Vanaf 2002 zijn in Nederland in ieder geval twee
slachtoffers overleden na een ongeval waarbij een speeltoestel betrokken is geweest. Eenmaal ging
3.4
Scenario's
het om een dodelijk ongeval met een glijbaan (verstikking door touw van loopblokken; bij het van
Twee derde van de slachtoffers die na een ongeval
de glijbaan glijden bleef een blok haken en het
met een speeltoestel op een SEH-afdeling worden
touw kwam om de nek terecht), en eenmaal met
behandeld is gewond geraakt door een val uit of
een skateboardbaan (vermoedelijk door stunten op
van een speeltoestel (65%, 7.900). Zes procent
een fiets).
van de letsels is opgelopen door een sprong uit of van een speeltoestel. Zeven procent van de slachtoffers heeft letsel opgelopen na zich te
3.2
Toestellen
hebben gestoten (tabel 3, bijlage).
Bij meer dan een kwart van de ongevallen met speeltoestellen waarvoor het slachtoffer op een
3.5
Locatie
SEH-afdeling is behandeld is sprake van een ongeval met een klimrek (28%, 3.800). Daarna
Ongevallen met een speeltoestel gebeuren voor
volgen ongevallen met een glijbaan (19%, 2.500)
zover bekend in vier op de tien gevallen op een
en een schommel (11%, 1.500) (tabel 1, bijlage).
speelgelegenheid (43%). Een tiende van de ongevallen gebeurt op het schoolplein (10%). In een kwart van de gevallen is de locatie van het
3.3
Slachtoffers
ongeval niet bekend. In deze analyse zijn ongevallen met speeltoestellen in en om huis
Ongeveer evenveel jongens als meisjes worden
buiten beschouwing gelaten (tabel 4, bijlage).
behandeld op een SEH-afdeling vanwege een ongeval met een speeltoestel. De helft van de slachtoffers is in de leeftijd van 5 tot en met 9 jaar,
3.6
Letsels
een kwart is jonger dan 5 jaar. Kinderen van 5-9 jaar lopen de meeste kans op een SEH-
Zes op de tien slachtoffers lopen letsel op aan
behandeling na een ongeval met een speeltoestel:
schouder, arm of hand (figuur). Dit is vaak een
per jaar lopen 600 van de 100.000 kinderen van 5-
polsfractuur (18%) maar ook een fractuur aan de
9 jaar letsel op door een ongeval met een
onderarm komt relatief vaak voor. Bijna een kwart
speeltoestel. Voor kinderen van 0-4 jaar en 10-12
van de slachtoffers wordt behandeld aan letsel aan
jaar is dit bijna de helft minder (300, respectievelijk
heup, been of voet. Dit is vaak oppervlakkig letsel,
310 van 100.000 kinderen in deze leeftijdsgroepen)
bijvoorbeeld een kneuzing (tabel 5, bijlage).
(tabel 2, bijlage).
2010.206 /10.0029 / Consument en Veiligheid /11-10-2010
Figuur
Jaarlijks percentage SEH-behandelingen na een ongeval met een speeltoestel, naar getroffen lichaamsdeel en opgelopen letsel
Hoofd/hals/nek: 14% open wond hoofd: 6% oppervlakkig letsel/kneuzing hoofd: 4% Romp/wervelkolom: 3% Schouder/arm/hand: 60% polsfractuur: 18% oppervlakkig letsel/kneuzing: 13% fractuur onderarm: 10% fractuur elleboog: 6%
Heup/been/voet: 22% oppervlakkig letsel/kneuzing heup/been/voet: 9%
Bron: Letsel Informatie Systeem 2002-2006, Consument en Veiligheid
wip komen duidelijk vaker voor bij vrouwen/meisjes dan bij mannen/jongens. Bij de ongevallen met klimrekken (84%), glijbanen (83%), draaimolens
Vergelijking van enkele speeltoestellen
(77%), wippen (76%) en schommels (72%) is bijna driekwart of meer van de slachtoffers jonger dan 10 jaar. Bij ongevallen met kabelbanen en luchtkussens is de helft van de slachtoffers jonger dan 10 jaar.
4.1
Slachtoffers
Voor vrijwel alle nader bekeken toestellen (klimrekken, glijbanen, wippen, draaimolens,
4.2
Scenario's
kabelbanen, schommels en luchtkussens) geldt dat
Voor alle genoemde toestellen geldt dat meer dan
er ongeveer evenveel mannen/jongens als
twee derde van de letsels is ontstaan door een val.
vrouwen/meisjes slachtoffer zijn van een ongeval
Het aandeel valongevallen varieert van 70% (wip
met een speeltoestel waarbij letsel wordt
en draaimolen) tot 97% (klimrek). Men valt met
opgelopen waarvoor een behandeling op een SEH-
name uit of van het toestel. Daarnaast lopen
afdeling noodzakelijk is. Alleen ongevallen met een
slachtoffers letsel op doordat ze geraakt worden
2010.206 /10.0029 / Consument en Veiligheid /11-10-2010
door een toestel (wip 20%, schommel 13%), of zich
4.4
Letsels
stoten aan een toestel (glijbaan 12%). Slachtoffers van ongevallen met luchtkussens raken relatief
Ongeveer drie kwart van de ongevallen met
vaak gewond door lichamelijk contact (10%)
klimrekken leidt tot letsels aan schouder, arm of hand (73%). Voor ongevallen met schommels (61%), kabelbanen (60%), glijbanen (55%) en
4.3
Locatie
wippen (51%) geldt dit ook voor de helft of meer van de slachtoffers. Het gaat vaak om pols- en
Voor zover de locatie van het ongeval bekend is,
onderarmfracturen en oppervlakkige letsels aan de
gebeuren ongevallen met een speeltoestel in het
onderste ledematen. Bij ongevallen met een
algemeen op een speelgelegenheid en op het
klimrek loopt een kwart van de slachtoffers een
schoolplein. Ongevallen met een klimrek gebeuren
polsfractuur op. Bij luchtkussens is het aandeel
relatief vaak op het schoolplein. Ongevallen met
letsels aan heup, been of voet relatief hoog (39%)
een luchtkussen gebeuren relatief vaak in of bij een
ten opzichte van speeltoestellen in het algemeen.
sportaccommodatie. In deze analyse zijn
Bij draaimolens (35%), wippen (25%) en
ongevallen met speeltoestellen in en om huis
schommels (20%) is het aandeel hoofdletsels
buiten beschouwing gelaten.
(veelal open wonden) relatief hoog. Het aandeel ziekenhuisopnamen na de SEHbehandeling varieert van 13% bij ongevallen met kabelbanen en klimrekken tot 6% bij ongevallen met wippen.
2010.206 /10.0029 / Consument en Veiligheid /11-10-2010
Bijlage Tabel 1
Jaarlijks aantal SEH-behandelingen na een ongeval met een speeltoestel, naar type toestel Aantal Speeltoestel totaal
12.000
Klimrek
3.800
Glijbaan
2.500
Schommel
1.500
Luchtkussen
1.200
Skateboardbaan
470
Wip
400
Zandbak
300
Ballenbad
230
Boksbal (kermis)
220
Trampoline
210
Klimhuisje
200
Klimtoestel
120
Draaimolen, speelplaats
120
Kabelbaan
90
Zeephelling
60
Familieschommel Bron: Letsel Informatie Systeem 2002-2006, Consument en Veiligheid Toestellen met minder dan 30 SEH-behandelingen per jaar zijn niet in deze tabel opgenomen
30
2010.206 /10.0029 / Consument en Veiligheid /11-10-2010
Tabel 2
Jaarlijks aantal en percentage SEH-behandelingen na een ongeval met een speeltoestel, naar geslacht en leeftijd Aantal
%
Aantal per 100.0001
Man
6.600
54
81
Vrouw
5.700
46
69
0-4 jaar
3.000
24
300
5-9 jaar
5.900
49
600
10-12 jaar
1.800
15
310
13-14 jaar
480
4
120
15-19 jaar
370
3
38
20-24 jaar
170
1
18
25-39 jaar
270
2
7,7
40 jaar en ouder
160
1
2,0
100
75
Totaal 12.000 Bron: Letsel Informatie Systeem 2002-2006, Consument en Veiligheid * Aantal per 100.000 van de betreffende leeftijd-/geslacht groep
2010.206 /10.0029 / Consument en Veiligheid /11-10-2010
Tabel 3
Jaarlijks aantal en percentage SEH-behandelingen na een ongeval met een speeltoestel, naar ongevalscenario Aantal
%
10.000
84
7.900
65
van klimrek
3.500
29
van glijbaan
1.600
13
van schommel
1.100
9
van luchtkussen
480
4
van wip
260
2
70
<1
Val Val van hoogte, val uit, van
van draaimolen van trampoline
60
<1
790
6
van luchtkussen
200
2
van schommel
120
1
van klimrek
Val door sprong
100
<1
van trampoline
70
<1
van glijbaan
70
<1
Zwikken
320
3
Uitglijden
100
<1
Struikelen
70
<`1
Val, overig
1.100
9
tegen zandbak
110
<1
tegen glijbaan
90
<1
tegen luchtkussen
90
<1
1.400
12
Contact met object Stoten tegen stilstaand object
790
7
tegen glijbaan
280
2
tegen klimrek
60
<1
430
4
190
2
Geraakt door bewegend object door schommel door wip
80
<1
150
1
50
<1
500
4
290
2
90
<1
120
<1
Totaal 12.000 Bron: Letsel Informatie Systeem 2002-2006, Consument en Veiligheid Scenario’s kleiner dan 50 zijn niet in de tabel opgenomen
100
Beknelling Contact met object, overig
Overig scenario Lichamelijk contact Acute fysieke belasting Letselmechanisme overig/onbekend
2010.206 /10.0029 / Consument en Veiligheid /11-10-2010
Tabel 4
Jaarlijks aantal en percentage SEH-behandelingen na een ongeval met een speeltoestel, naar locatie van het ongeval Aantal
%
6.600
54
5.200
43
kampeerterrein
230
2
kermis
230
2
pretpark, attractiepark
110
<1
1.700
14
1.300
10
250
2
90
<1
Speelgelegenheden, attractie-, bungalowparken speelgelegenheid
Scholen en dagverblijven schoolplein school of universiteit kinderdagverblijf
Sportlocatie
670
5
100
<1
sportveld
60
<1
Natuurgebied
100
<1
Handel, dienstverlening
100
<1
90
<1
140
1
2.900
24
Totaal 12.000 Bron: Letsel Informatie Systeem 2002-2006, Consument en Veiligheid Locaties kleiner dan 50 zijn niet in de tabel opgenomen
100
sporthal, gymnastieklokaal
winkel
Overig
Onbekend
2010.206 /10.0029 / Consument en Veiligheid /11-10-2010
Tabel 5
Jaarlijks aantal en percentage SEH-behandelingen na een ongeval met een speeltoestel, naar getroffen lichaamsdeel en opgelopen letsel Aantal
%
1.700
14
open wond hoofd
770
6
oppervlakkig letsel/kneuzing hoofd
510
4
hersenschudding
150
1
schedel/hersenletsel, overig
110
<1
Romp/wervelkolom
410
3
oppervlakkig letsel/kneuzing romp
300
2
Schouder/arm/hand
7.300
60
polsfractuur
2.200
18
oppervlakkig letsel/kneuzing schouder/arm/hand/vinger
1.500
13
fractuur onderarm
Hoofd/hals/nek
1.200
10
fractuur elleboog
710
6
fractuur bovenarm
510
4
fractuur sleutelbeen/schouder
370
3
fractuur hand/vinger
350
3
luxatie elleboog
120
<1
80
<1
Heup/been/voet
2.700
22
oppervlakkig letsel/kneuzing heup/been/voet
1.000
9
fractuur voet/teen
390
3
fractuur onderbeen
390
3
enkeldistorsie
310
3
enkelfractuur
180
1
60
<1
140
1
12.000
100
open wond schouder/arm/hand/vinger
fractuur bovenbeen
Overig
Totaal Bron: Letsel Informatie Systeem 2002-2006, Consument en Veiligheid Letsels kleiner dan 50 zijn niet in de tabel opgenomen
2010.206 /10.0029 / Consument en Veiligheid /11-10-2010
Sterk in het voorkomen van ernstige ongevallen Bezoekadres Rijswijkstraat 2 1059 GK Amsterdam
Postadres Postbus 75169 1070 AD Amsterdam
Telefoon algemeen: Servicedesk: Faxnummer: E-mail:
020 511 45 11 020 511 45 67 (ma t/m vr 9.00 -13.00) 020 669 28 31
[email protected]
2010.206 /10.0029 / Consument en Veiligheid /11-10-2010
www.veiligheid.nl